Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2016, september

Sigaret

Donderdag 29 september, Lhee

 

Bij de aankondiging dat ik ging scheiden, deelde een vriend mij mee dat dit niet alleen de helft van mijn bezittingen zou gaan kosten, maar ook de helft van mijn vrienden. Die mededeling bleek te kloppen. Als je te veel vrienden hebt, is een scheiding een prima manier om het kaf van het koren te scheiden.

Een zo’n vriend die ik verloor was een belangrijk directeur in de tabaksindustrie. Hij gaf leiding aan een werelddeel tabaksproductie. Ik heb nog vaak aan hem gedacht. Hij was iets jonger dan ik, maar moet nu toch ook aan het eindspel van zijn carrière bezig zijn.

Hoe kijkt hij terug op zijn zeer succesvolle loopbaan? Alhoewel, succesvol. In financiële zin was het zeer succesvol. In ethisch opzicht was het natuurlijk bagger. Hij is medeschuldig aan vele slachtoffers door het roken. Mede door hem zijn miljoenen levens substantieel verkort en vernield.

In de tijd dat we elkaar regelmatig zagen, leek het er niet op dat hij daarmee zat. Hij had een baan, was succesvol, voldeed aan de vraag van miljoenen mensen. Toch kan het bijna niet anders of op deze leeftijd moet hij met enige zelfreflectie op zijn verleden terugkijken en zich realiseren dat hij, doelbewust, met volledige kennis van de gevolgen, op grote schaal kanker heeft veroorzaakt. Ich habe es nicht gewusst gaat voor hem niet op.

Sterker nog. De tabaksindustrie heeft de sigaret tot een geraffineerd verslavingsinstrument gemaakt. Allerlei middelen worden aan de tabak toegevoegd om de sigaret zo verslavend mogelijk te laten zijn. Advocate Bernadette Ficq deed gisteren aangifte van moord, poging tot doodslag en ernstige mishandeling tegen de tabaksfabrikanten.

Bij Pauw vertelde ze gisteravond dat de fabrikanten hele kleine gaatjes in het sigarettenfilter maken waardoor de roker vele malen meer schadelijke stoffen binnenkrijgt dan door de controlerende instanties wordt gemeten. Dat komt omdat de roker de gaatjes bij het vasthouden dichthoudt en bij de meting de sigaret in een machine wordt gestopt en dan veel schadelijke stoffen door de gaatjes ontsnappen voordat ze gemeten worden. Een roker krijgt hierdoor twee keer meer nicotine binnen dan op het pakje is aangegeven.

Eigen schuld dikke bult kun je zeggen, ware het niet dat de verslaafde voor een groot deel willoos is en de fabrikant willens en wetens de verslaafde in zijn greep houdt. Het is natuurlijk van de pot gerukt dat we in de samenleving alle ruimte aan een product geven waarvan we weten dat het op grote schaal mensen doodt en verminkt.

Mijn oude vriend moet nu toch ook lezen dat aangifte tegen hem wordt gedaan. Hij zal het voor zichzelf goedpraten. Zoals daders vaak een rechtvaardiging vinden. Zou het terecht zijn als mijn oude vriend ooit voor het gerecht moet verschijnen? Ik vind van wel. Hij heeft meer doden op zijn geweten dan menige oorlogsmisdadiger die voor een tribunaal wordt gedaagd en levenslang kreeg.

Trump

Woensdag 28 september, Lhee

Trump

Wrong
wrong
wrong

wrong
wrong
wrong

wrong
wrong.

Oppas

Zondag 25 september, Lhee

 

Wyb en ik staan bekend als hondenliefhebber. Dat is wel duidelijk als ik afga op de meest gestelde vraag aan ons: wanneer nemen jullie nou weer een hond? Zeker als mensen bij ons op bezoek zijn geweest, is de vraag onvermijdelijk, lijkt het.
Ik moet zeggen dat ik ook nog nooit zo ideaal heb gewoond voor een hond. Grote tuin, daarachter een oneindig bos. Toch moet ik er niet aan denken. Al was het alleen maar omdat we niet weten hoe lang we hier wonen. Het kan zomaar zijn dat de huiseigenaar terugkomt en dan moeten we binnen drie maanden dit kostbare bezit verlaten. En waar komen we dan terecht? Nu al kijken we soms stiekem naar een huis in Groningen.

Dat is trouwens niet de enige reden om geen hond te nemen. Belangrijkste reden is dat we nu maximale vrijheid hebben. Ik herinner me nog goed de voortdurende zorg om Dickens, het gesleep van het arme beest van het ene naar het andere adres. Nu hoeven we met niets en niemand rekening te houden, als je daarmee kunt leven is het een groot goed.

Dat alles wil niet zeggen dat we nu niet de beschikking over een hond hebben. Vandaag hebben we er zelfs twee. We passen vandaag op Chuck en Franka. Chuck is de Friese stabij van onze rechterburen, Franka is de hond van de eigenaren van de Bospub, in feite onze achterburen. Beide buren zijn vandaag niet thuis en hebben gevraagd of we op de honden willen passen. Geen probleem. Voor de afwisseling zijn wij nu wel eens thuis.

Chuck slaapt vannacht in een luxe buitenverblijf op het enorme erf van de buren. Franka slaapt vannacht bij ons in huis. Beide honden hebben een diep respect voor Gijs en laten hem wijselijk met rust. Gijs heeft dat inmiddels door en negeert beide honden met superieure hooghartigheid.

Mochten we ooit moeten verhuizen, dan zullen we vooral Franka erg missen. Hij beschouwt onze tuin als onderdeel van de Bospub en komt daardoor dagelijks bij ons buurten. Hij weet dat hij bij ons aan het goede adres is voor lange wandelingen, dus Franka is net zo gek op ons als wij op hem.

Een tijd geleden kwamen we erachter dat ik maar even hoef te hoesten of Franka komt blij op ons afrennen. Onze visite leveren we op die manier een onvergetelijke ervaring.
‘Weet je dat de honden hier op je afkomen als je hoest?’ vraag ik als we met ze gaan wandelen.
Op de hoogte van de Bospub hoest ik en dan komt uit het niets een berner senner op ons afstuiven. Wonderen bestaan niet, maar je kunt ze wel zelf creëren. Als je het leven zelf niet wat opleukt, is het verdomde saai.

Matthijs

Vrijdag 23 september, Lhee

 

Ik heb Marlous aan de lijn om een afspraak voor volgende week te maken. Ik hang op en als ik de telefoon op het tafeltje wil leggen, hoor ik de toon dat ik iemand bel. Op zich niets bijzonders, gebeurt vaker. Het is een soort broekzaktelefoontje. Nadat je iemand hebt opgehangen, heb je per ongeluk een ander nummer ingedrukt.

Ik kijk wie ik aan het bellen ben. Op het scherm staat de naam van Matthijs. Ik schrik ervan en druk mijn oproep snel weg. Het is iets meer dan een jaar geleden dat zijn naam voor het laatst op mijn scherm stond. Een ingrijpend einde want meer dan tien jaar verscheen zijn naam elke dag op mijn scherm en vaak meerdere keren per dag.

Ik heb de naam van Matthijs tot nu toe niet kunnen wissen uit mijn lijst telefoonfavorieten. Ik vind het prettig dat ik zo nu en dan de naam van Matthijs nog zie staan. Hij heeft dan gedwongen afscheid van ons moeten nemen, wil niet zeggen dat ik hem uit mijn telefoonlijst moet wissen. Op deze manier heb ik de illusie dat hij niet ver weg is, dat ik hem zo weer zou kunnen bellen.

Ik durfde de telefoon niet te laten overgaan. Ik zou er niet tegen kunnen om de overbekende stem te horen die dan zegt dat hij momenteel niet bereikbaar is maar dat hij mij zo snel mogelijk zal terugbellen.
Grote kans trouwens dat het nummer inmiddels van iemand anders is. Laat ik hem overgaan, krijg ik een jonge vrouw aan de lijn die net met een heel nieuw nummer begint. Zou ik ook niet kunnen verdragen.

Ik vind het wel mooi dat ik uitgerekend nu per ongeluk zijn nummer bel. Het is vorige week een jaar geleden dat hij werd begraven, op 12 september is Matthijs overleden. Daarom vond ik het zo ontzettend fijn dat vorige week Mieke, de vrouw van Matthijs liet weten dat ze met haar zus in Drenthe in een huisje zat en graag even langs wilde komen voor een kop koffie en wat sterke drank.

Van alle doden die ik om mij heen heb verzameld, mis ik Matthijs het meest. Mijn vader is te lang overleden om hem nog te missen, bovendien was hij zo ziek dat zijn overlijden ook een opluchting was. Dat laatste gold voor mijn moeder niet anders. Als iemand niet meer weet waar ze zit en wie ze is dan is de dood een bevrijding. Bij Matthijs was dat anders. Met Matthijs had ik nog veel voorstellingen willen maken, kijken of al die maffe en grote ideeën van hem op de een of andere manier verwezenlijkt konden worden. Als we dan oud en uitgeleefd in het bejaardenhuis zaten, we scheelden drie maanden, hadden we herinneringen kunnen ophalen. Helaas.

Over die telefoons van ons gesproken, waar Vodafone ongelooflijk veel aan heeft verdiend, met het volgende gedicht nam ik twee dagen voor zijn overlijden afscheid van hem.

 

 

Verbroken

Kijk, onze telefoons liggen sinds
lange tijd weer samen op een tafel.

Er zijn weinig telefoons die zoveel
met elkaar belden als de onze.

We weten inmiddels beiden dat ze
elkaar nooit meer zullen bellen.

Dit is de voicemail van…
We zullen het dadelijk nooit meer horen.

Over een paar dagen wordt de verbinding
definitief verbroken. Voor altijd afgesneden.

Pleur op

Donderdag 22 september, Lhee

 

Heb ik nog iets toe te voegen aan het pleur-op-debat in de Tweede Kamer? Eigenlijk niet. Met verbazing sloeg ik gisteren gade hoe honderdvijftig zeer goed betaalde en hoog opgeleide jongens en meisjes volksvertegenwoordigers zich buitengewoon druk maakte over een uitspraak van de premier. Ik denk dat er alles over is gezegd.

Maar ik zit er wel een beetje mee in mijn maag. Ik weet namelijk dat ik voor de televisie zat en die Turken uitzinnig met die vlaggen zag zwaaien, dat de Journaal verslaggever in beeld kwam en dat er toen een Turk te keer ging tegen de verslaggever en hem het werken onmogelijk maakte. Er kwam bij mij een PVV-achtige woede boven. Een woede waarvan ik meteen weet dat ik er voor op moet passen. Voordat je het weet zit je in een kamp waar je niet wilt zitten.

Diezelfde woede voelde ik toen ik in Zaandam een Turk voor het oog van een treitervlogger op het dak van een politieauto zag dansen. Bij mij kwamen precies de woorden boven die Rutte een paar dagen later in Zomergasten uitsprak naar aanleiding van dat gedrag: pleur op.
Bij die Zomergasten zat ik ook weer voor de televisie en het luchtte me ontzettend op dat een premier die woorden uitsprak: pleur op, genoeg is genoeg. Hè, hè, dacht ik, eindelijk iemand die klip en klaar (Van Agt-taal) zegt waar het op staat.

Nu zit ik met de gebakken peren (alweer Van Agt-taal) al mijn linkse vriendjes zijn boos op Mark omdat hij pleur op zei. Sta ik opeens aan de andere kant van het politieke spectrum. Mea Culpa: ik ben het vrijwel nooit eens met Mark.
Heb ik spijt van mijn waardering voor dat pleur op? Nu komt het: nog steeds niet.

Ik vond en vind het uitstekend dat de premier die woorden uitsprak. Altijd die omfloerste, slappe Haagse politicitaal, die begrijpt een dansenden Turk op een politieauto echt niet. Pleur op, en dat uitgesproken door een corpsbal, zelfs een Turk denkt dan: oei, nu is er iets wezenlijks aan de hand, misschien moet ik toch eens van die politieauto afkomen. Die Turk dacht, maar veel Nederlanders, waaronder ik, dachten ook. De duidelijkheid die uit zijn woorden sprak, vond ik tamelijk weldadig.

‘Allemaal verkiezingsretoriek, een premier onwaardig,’ zei Sybrand Buma, die ik overigens een prima parlementariër vind. Dat is een andere reden waarom ik dat pleur op wel prima vond. Waarom zouden we alleen Wilders het copyright op duidelijke taal geven? Laat Rutte zich maar een beetje die richting uit bewegen, mogelijk dat hij wat kiezers weet terug te winnen van het blonde gevaar. Ik heb toch vele malen meer vertrouwen in HEAO-liberalen dan in onderbuiken.

Kortom, een verwarrende dag voor me. Opeens vind ik niet meer wat mijn politieke vrienden vinden, laten ze me zomaar in de steek. Of laat ik hen in de steek. Het is mij vandaag niet duidelijk geworden hoe mijn politieke vrienden gereageerd hebben op het belagen van journalisten en dansen op politieauto’s. Ik zat even aan mogelijke alternatieven te denken.
‘Jongen, doe nou eens niet zo flauw, kom eens van die politieauto af.’
‘Laat die journalist nou alstublieft eens met rust. Wat jullie doen is buitengewoon maatschappelijk onwenselijk. Jullie schaden de integratie van de Turkse gemeenschap in Nederland en daarmee de totstandkoming van de multiculturele samenleving.’
Pleur op.

Kloof

Dinsdag 20 september, Lhee

 

Wyb en ik rijden aan het begin van de avond naar de schouwburg waar voor het eerst door een filmhuis een film wordt gedraaid. Voortaan is Ogterop hun onderkomen. Ben ik wel blij mee, ik vind de film vaak zoveel beter dan het toneelstuk.
‘Moet je daar kijken,’ zegt Wyb en ze wijst op een McDonalds die bij binnenkomst van Meppel aan de weg staat. Voor de McDonalds staat een lange rij auto’s te wachten voordat ze aan de beurt zijn.
‘Moet je je voorstellen dat je in de rij gaat staan voor McDonalds,’ zeg ik. Ik ben zo benieuwd wat voor mensen dat zijn. Ik ken geloof ik niemand die naar McDonalds gaat. Het zijn in feite mensen die in een ander land wonen.

Het is trouwens toch zo’n dag die mij diep laat beseffen dat ik weliswaar fysiek in dit land woon, maar dat ik nauwelijks binding heb met de mede-bewoners van dit land. Voor McDonalds in de rij gaan staan is al onbegrijpelijk, maar nog veel onbegrijpelijker is dat je langs de kant van de weg gaat staan om naar een glazen koets te kijken en vervolgens heel enthousiast naar een koning en koningin gaat zwaaien. Dat soort mensen hoort voor mij toch echt in de categorie: meteen opnemen. Als je op deze dag met een oranje hoedje naar Den Haag afreist, ben je toch echt mesjogge. Ik voel dan vooral plaatsvervangende schaamte, onbegrijpelijk dat er in dit tamelijk ontwikkelde land mensen zijn die daartoe in staat zijn.

Uit een onderzoek van RTL blijkt dat een kwart van de mensen die eenzelfde paspoort als ik hebben op de belangrijkste dag van het parlementaire jaar alleen naar de hoedjes kijkt. Zij geven aan verder niets van deze dag te begrijpen. Interessant om te kijken of er nou een grote overlap is met de PVV-kiezer, ik vermoed van wel.
Uit hetzelfde onderzoek komt naar voren dat 66% van de mensen geen idee heeft wat de gevolgen zijn van de kabinetsplannen op hun persoonlijke situatie. Er schijnt tussen de burger en de politiek een kloof te bestaan. De politiek is altijd zo ruimhartig om de schuld van die kloof op zich te nemen en neemt zich altijd weer voor die kloof te dichten.

Ik denk dat ‘de burger’ de oorzaak is van die kloof. Als je geen kranten leest, op televisie alleen naar bagger kijkt, alleen geïnteresseerd bent in hoedjes en niet in de plannen waar het werkelijk om gaat op prinsjesdag, ja, dan houdt alles op. Dan zet je jezelf buitenspel. Als je jezelf reduceert tot iemand die te stom is om voor de duvel te dansen, dan verspeel je je recht dat er iemand naar je luistert. Wat moeten we met mensen die niks weten, maar wel een grote bek hebben. Waarom zou ik naar ze luisteren?

Het vervelende is dat ze in Nederland inmiddels de meerderheid van de bevolking vormen. Zit ik dus in dit land opgescheept met een stelletje oelewappers, die dadelijk ook nog eens hun stem mogen uitbrengen, een stem die eigenlijk geen waarde heeft omdat ze van niks weten. Ik stel voor dat we het land splitsen in mensen die niks weten, dus eigenlijk geen stem hebben, en mensen die zich wel enigszins verdiepen in maatschappelijke en politieke vraagstukken. Nu is het zo dat ik afhankelijk ben van mensen die van toeten noch blazen weten, een ernstig maatschappelijke misstand, vind ik.

Lightroom

Maandag 19 september, Lhee

 

Jarenlang had ik bij mijn ouders een donkere kamer. Zelfs nadat ik al jaren met Lies samenwoonde, was de donkere kamer nog in tact. Wonderlijk dat mijn ouders dat zo maar goed vonden, ik moet er eerlijk gezegd niet aan denken dat Anne of Esmee dezelfde hobby hadden en bij ons thuis een donkere kamer bezet hielden.

Ik moet eerlijk bekennen dat er soms best een jaar voorbij ging zonder dat ik iets met die donkere kamer deed. Mijn liefde voor de fotografie kwam in die tijd in golven. Waar die golven precies door werden veroorzaakt, geen idee. Maar ja, waar komen de golven in de oceaan vandaan, dat is een wetenschap op zich.

Ik denk dat mijn belangstelling voor de fotografie is aangewakkerd door Ed van der Elsken. Al heel jong volgde ik hem, ik vond zijn foto’s prachtig en had diverse boeken van hem. Goed mogelijk dat ik een eerste druk had van het fotografieboek van de jaren zeventig Eye love you. Geen idee waar het is gebleven, vermoedelijk een keer uitgeleend en nooit meer teruggekregen.

Vandaag liep ik in Arnhem een boekhandel in en zag een herdruk van het boek liggen. Voor het eerst sinds lang hield ik het boek weer in handen, dat document dat het vrije leven, de vrije geest van de jaren zestig en zeventig in beeld brengt. Voor het eerst viel me het primitieve van veel van zijn foto’s op, wat absoluut geen diskwalificatie is, integendeel, het sluit prima aan bij de geest van spontaniteit, directheid, en nonchalance van die jaren. De fotografie van nu, en zeker de fotografen die artistieke ambities hebben, gaan vaak ten onder, vind ik, aan conceptueel denken, waardoor het het vaak wat bloedeloos is.

Sinds vorige week heb ik weer een donkere kamer. Alleen hoef ik die niet meer, zoals bij mijn ouders thuis, de verduisteren met landbouwplastic. Er ben niet meer met chemicaliën in de weer, ik hoef niet meer bang te zijn dat rolletjes belicht worden en er is ook geen lijn meer waaraan foto’s hangen te drogen.

De donkere kamer van nu bevindt zich in mijn laptop en heet Lightroom. Van donkere kamer naar licht kamer. De donkere kamer was een fysieke ruimte, Lightroom een fotobewerkingsprogramma in een computer waar ik oneindig veel meer mee kan dan die verduisterde ruimte met die wonderlijke apparatuur, zoals vergrotingskokers.

Het plezier is hetzelfde gebleven. Het gaat nog steeds om de essentie: een treffend beeld tot leven brengen. De huidige methode past trouwens veel beter bij me dan de vroegere methode. Vroeger moest je best wel handig zijn, letterlijk, er moesten allerlei handelingen worden uitgevoerd en ik met mijn slechte kleine motoriek vond het vaak gepiemel. Ik vind het heerlijk om op zo’n klinische computer te werken. Al decennia is dat een apparaat waar ik met plezier op werk. Mocht, bijvoorbeeld, tuinieren zich ooit op een computer gaan afspelen, denk ik dat zelfs ik groene vingers zou kunnen krijgen.

Zo’n computer lijkt er voor gemaakt om met foto’s te werken. Hoeveel meer helder, scherper, levendiger, preciezer zijn de foto’s die ik nu, na wat gepiel met Lightroom, tevoorschijn tover. Vroeger moest ik met baden vol enge chemische troep schommelen voordat er langzaam een beeld tevoorschijn kwam en dat beeld was vaak verre van volmaakt. Al leken die foto’s van toen veel meer op de foto’s van Els van der Elsken dan nu.

Mooie titel trouwens, Eye love you. Ik denk wel dat ik het boek voor de tweede keer ga kopen.

Vogelaars

Zondag 18 september, Lhee

 

Ik ben niet adequaat geweest. Terwijl juist een blogger uiterst adequaat moet zijn. Er zijn al zoveel misverstanden op deze wereld.

Afgelopen week schreef ik dat Wyb en ik maar één ding op onze bucketlist hadden staan. Namelijk met volle maan over het Dwingelderveld fietsen. In een blog deed ik verslag van die fietstocht. Die tocht heb ik zo waarheidsgetrouw mogelijk beschreven.
Wat niet klopte was de mededeling dat wij maar één ding op onze bucketlist hadden. Het waren er namelijk twee. Voor de goede orde: Wyb en ik hebben helemaal geen bucketlist want wij hebben de pest aan dat woord. Met bucketlist bedoel ik gewoon dat wij twee voornemens hadden.

Naast die fietstocht hebben wij al jarenlang het voornemen om zeer vroeg op te staan en dan naar het Dwingelderveld te wandelen. Met vroeg bedoel ik tussen zes en half zeven in de ochtend. Elke ornitholoog weet dat dit een goede tijd is om naar vogels te kijken en te luisteren.

Laat ik eerlijk zijn: ons is dat tot nu toe niet gelukt. Wat mij betreft komt dat omdat ik een nachtmens ben. Wat ook alweer niet helemaal waar is want het beste werk lever ik in de ochtend af. In de middag word ik lui. Op de vroege avond wil ik televisie kijken en op het einde van de avond en in de nacht kom ik echt tot leven. De vroege ochtend hoor je in bed door te brengen. Hierdoor kan de terechte conclusie worden getrokken dat ik een waardeloze vogelaar ben.

‘Gerard, nu moet het er eindelijk eens van komen,’ zei Wyb gisteren en eergisteren. ‘We kunnen verdorie toch wel een keer vroeg opstaan? Zondagochtend staan we om half zeven op. We wassen ons niet, ontbijten doen we later, we gaan gewoon meteen het bos in.’

Wyb en ik zijn goed in het maken van voornemens. De meeste voornemens maken we waar. Als het om de vroege ochtend gaat, weet ik het niet. Wyb sprak resolute woorden, ik had meteen mijn twijfels. Ik geloof sowieso niet in te resolute woorden, alhoewel ik wel goed ben om ze uit te spreken.

Zaterdagavond begon ik helemaal te twijfelen. Wyb was na een voorstelling laat thuis. We zaten gezellig en er ging zeker een fles wijn op.
‘Hoe laat moet ik de wekker zetten?’ vroeg ik toen we naar bed gingen.
‘Half zeven. Kom op, Gerard, we kunnen toch wel één keer vroeg opstaan?’ Aan haar stem hoorde ik dat Wyb misschien een wijntje te veel op had. Ze viel ook meteen in slaap.
Ik zette trouw de wekker om half zeven. De kans dat we daadwerkelijk zo vroeg zouden opstaan, was deze avond minder dan 30% geworden, schatte ik in.

Vanochtend ging keurig om half zeven de wekker.
‘Wyb, de wekker.’
‘Hmm.’
‘Wil je nog vroeg opstaan?’
Ik hoopte zo op een ontkennend antwoord, maar ik wilde me niet laten kennen.
‘Wat wil jij?’
‘Nee, jij wilde graag vroeg opstaan. Jij mag het zeggen. Ik pas me aan bij jouw beslissing.’
Oh, god, laat ons alsjeblief lekker uitslapen.
‘Hoe is het weer buiten?’
‘Het weer is volgens mij prima.’
‘Zullen we toch maar blijven liggen?’
Gelukkig!
‘Lijkt me heerlijk om te blijven liggen. Maar als jij wilt gaan wandelen, vind ik het prima.’
‘We blijven gewoon lekker liggen.’
Yes! Het gevaar is bezworen. We zijn waardeloze vogelaars.

Instagram

Vrijdag 16 september, Lhee

 

Het is zo jammer dat ik over een paar maanden 62 word. Niet alleen omdat je elk dag dichter je eigen dood nadert, maar ook omdat ik tot een rare generatie behoor. Ik probeer via internet mijn oude klasgenoten van de lagere school (oud begrip) te vinden. Het blijkt een mission impossible te zijn want meer dan de helft is onvindbaar, doet blijkbaar niet aan internet.

Mijn generatie moet eigenlijk niks hebben van internet. Ze zijn er halverwege hun leven mee geconfronteerd, maar vinden het eigenlijk maar niks. Ze zijn er bang voor of weten niet hoe het werkt. Wat zou ik graag twintig of dertig zijn en tot een generatie behoren die zonder terughoudendheid alles uit internet haalt wat erin zit.

Zo zag ik mijn lieve schoonmoeder zich vandaag op Facebook verontschuldigen omdat ze, geheel tegen haar gewoonte in, deze week twee berichten op Facebook heeft gezet in plaats van één. Waarom die verontschuldiging? Wie heeft haar gezegd dat één post de maatstaf is? Waarom niet twee posts, of vijftien posts? Niemand die daar op toeziet of iemand die het zou opvallen. Bovendien wil ik best de mooie foto’s zien die ze van haar tuin maakt. Het heeft denk ik alles te maken met de ingebakken terughoudendheid van een generatie die niet met internet is opgegroeid.

Vind ik jammer want ik zou best willen vloggen. Ik weet alleen dat dit geen enkele zin heeft. Het overgrote deel van mijn generatiegenoten heeft er niets mee, volgt geen vlogs, als ze al weten wat dat zijn. En wie van de jonge generatie is nou geïnteresseerd in een vlogger van 62, wat ik goed begrijp. Gaat die man het misschien over lite… liter… litera… -wat staat daar nou?- oh ja, over literatuur hebben. Is geen mens onder de veertig in geïnteresseerd.

Zo geniet ik zelf op het ogenblik erg van Instagram. Instagram? Nooit van gehoord? Wat heb je daar nou aan? Ik heb toch al Facebook? Nog iets erbij, ik word er gek van, ik hoor mijn generatiegenoten alweer sputteren.
Instagram, lieve leeftijdgenoten, geeft je de kans om de mooiste foto’s van de wereld te zien en, als je daar zin in hebt, uit te wisselen. Veel mensen beleven daar ontzettend veel plezier aan, vooral jongere mensen.

Ik zelf wil het aankomende jaar elke dag een foto op Instagram plaatsen, ben daar deze week mee begonnen. Ik wil kijken hoeveel volgers ik daarmee kan krijgen. Op het ogenblik heb ik er zeventien, helemaal niks, want een beetje goede Instagramfotograaf heeft er honderdduizenden. Maar ja, wie zitten er op Instagram? Niet mijn generatiegenoten.

Hieronder een afbeelding van Instagram van een foto die ik er gisteren opzette. Wie mij wil volgen, even op gerardtonen zoeken en je krijgt elke dag zo’n prachtfoto op je beeldscherm.

Tweesprong

Donderdag 15 september, Lhee

 

De evolutie raast maar voort. De ene specie komt, de andere gaat. Van de witte neushoorn zijn nu nog vier exemplaren over, de specie mens vermenigvuldigt zichzelf als een onuitroeibare schimmel. Waar je ook komt, overal zijn de sporen van de homo sapiens aanwezig. Niet eerder had een specie zo’n invloed op Moeder Aarde, dat kwetsbare zuurstofbubbeltje dat eenzaam door het heelal tolt.

De mens, de homo sapiens, is een vrij nieuwe soort. Slechts een paar honderdduizenden jaren geleden kondigde hij zich aan met een paar primitieve voorzaten. Eén ding is zeker: de homo sapiens zal nooit tot in de eeuwigheid homo sapiens blijven. De evolutie zorgt ervoor dat hier weer nieuwe soorten uit zullen voortkomen.

Ik denk dat we de eerste tekenen daarvan al zien. Als ik het goed zie, staat de homo sapiens op een tweesprong. In alle landen laat zich een scherpe tweedeling zien, de Trumps tegen de Clintons, de Wilders tegen de Pechtolds, de Le Pens tegenover Hollande. Langzaam zie ik een ondersoort ontstaan waarvan de hersens zich meer in de onderbuik ontwikkelen dan in het hoofd.

Het is een subspecie die weinig waarde hecht aan goed nadenken, gek is op emotie, graag grote waarde hecht aan complotten en de pest heeft aan elites. Dat de een nou eenmaal beter nadenkt dan de ander maakt voor hen niets meer uit. Naar mijn weten heeft deze ondersoort nog geen naam. Ik stel voor hem homo abdominis te noemen, de onderbuik mens.

Tenminste, als abdominis inderdaad onderbuik in het latijn betekent. Met mijn eenvoudige opleiding heb ik geen latijn gehad en ik kom op de naam door het gebruik van een vertaal app. Je weet hoe onbetrouwbaar sommige apps zijn. Terug naar het onderwerp.

Mocht de strijd tussen de homo sapiens en de homo abdominis zich extrapoleren, dan sluit ik, zoals altijd in de evolutie, een struggle of the fittest, niet uit. Ik vrees dan voor de homo sapiens. Het beroerde is dat deze soort veel te veel nadenkt, veel te verantwoord is, behept met ethisch en esthetisch denken. Bij de homo abdominis ontbreken al deze zwakheden. Dit soort is veel onverschilliger, is puur uit op eigen belang en eigen beleving, het sociale aspect is alleen belangrijk als puur het eigenbelang wordt gediend. Gezien de evolutie waren dit vaak doorslaggevende succesfactoren.

De eerste tekenen van de homo abdominis waren misschien wel te zien in het midden van de vorige eeuw. Zonder scrupules en op grote schaal werden mensen vermoord en gedeporteerd. Het had niet eens veel gescheeld of deze voorvader van de homo abdominis had grote delen van de wereld, waaronder Europa definitief in handen gehad.

Ik ben zo benieuwd welke soort het aankomend millennium dominant zal worden. En dominantie betekent in de evolutieleer vaak de volledige uitschakeling van de concurrent. Ik voorspel de homo abdominis een grote toekomst. Hopen heeft de evolutie nog nooit verder gebracht. In de evolutieleer is hopen, denk ik, een zwakheid.

Vurrukkulluk

Woensdag 14 september, Lhee

 

Het leven is vurrukkulluk. Ik vind het een van de mooiste boektitels in de Nederlandse literatuur. Voor wie het niet weet: de titel staat op naam van Remco Campert, die het boek in 1961 schreef.
Het is mede zo’n goede titel omdat het leven in het boek helemaal niet zo vurrukkulluk is. Als ik me het goed herinner, is er nogal wat ellende in het boek.

De titel zou ook afkomstig kunnen zijn van Toon Hermans. Goed dat hij de titel niet heeft gekaapt, in zijn boek zou het leven vast echt vurrukkulluk zijn geweest. En iedereen die het leven leeft, weet dat het leven helemaal niet zo vurrukkulluk is. Overigens niets ten nadele van Toon Hermans. Ik heb vroeger mateloos van hem genoten en zonder hem was ik waarschijnlijk nooit in het theater beland.

Ook ik gebruik de titel overigens regelmatig in niet-cynische zin. Vandaag kwam de zin weer zomaar uit mijn mond. Ik zat te lezen, de deuren wagenwijd open. Al dagen hangt er een lomige stilte in Lhee. Rond elf uur hoorde ik opeens een trekker het weiland naast ons huis op rijden. Oh nee, dacht ik, dat betekent weer de hele dag lawaai van landbouwmachines, dat gebeurt namelijk regelmatig als je op het platteland woont.
Mis. Want na een half uur was de trekker klaar met het maaien van het weiland. Ik liep naar buiten om te kijken wat hij nu precies had gedaan en verdomd, meteen zat de geur van gras in mijn neus.

De geur van vers gemaaid gras, ik weet niet wat het is, al sinds mijn jeugd maakt het me gelukkig, het is de lekkerste geur die ik ken. Vandaag rook het gemaaide gras helemaal heerlijk, vermoedelijk omdat het lang niet was gemaaid en het gras vol bloemen en kruiden zat. De geur van gras maakt me weemoedig, ik ruik weer even ons voetbalveldje aan de Couwenberghstraat in Hatert.

Ik rook het gras en zei tegen mijzelf, want ik heb verder niemand om tegen te praten: ‘Het leven is vurrukkulluk.’ En ik meende het ook. De dag begon al zo mooi. ‘Kom eens kijken,’ riep Wyb terwijl ik een boterham smeerde. Ik rende naar buiten en zag nog net de staart van de eekhoorn die vanuit de eikenboom naar de kastanje was gesprongen en van daaruit naar de wilg.

Even later zag ik hem achter in de tuin bij de vijver lopen. Het was een groot exemplaar, veel donkerder dan de meeste eekhoorns. Hij liet zich uitgebreid door mij met de verrekijker bewonderen. Gemaaid gras en een eekhoorn zijn genoeg om het leven vurrukkulluk te noemen. Vurrukkulluk, Vurrukkulluker, Vurrukkullukst. Die hogere staat van Vurrukkullukheid werd bereikt door het weer. Ik hou van warme nazomerdagen, ook al zijn ze verrekte warm. Dat komt omdat ze duidelijk verschillen van warme zomerdagen. Warme zomerdagen gaan op je zitten, warme nazomerdagen omarmen je.

Wat mij betreft mag deze dag in de categorie vurrukkullukst vallen. Laat op de avond zitten Wyb en ik achter het huis met een Corona in ons hand naar de sterren te kijken. De maan wordt al dagen alsmaar groter, steeds prominenter laat hij zijn licht over ons schijnen. Het ene na het andere vliegtuig vliegt over. Elke avond roepen de uilen naar ons, vliegen er ganzen over en horen we ver weg kinderen spelen. Zoals je vroeger een foto fixeerde zo zou je ook zo’n dag moeten kunnen fixeren.

Om de dichter J.C. Bloem te parafraseren:

De jaren gaan zoals zij gingen,
Er is allengs geen onderscheid
Meer tussen mooie erinneringen
En wat geleefd wordt en verbeid.

Gelukkig zijn er de prille wegen
Om te ontkomen aan den tijd:
Altijd september, altijd zon,
Altijd dit volle hart, altijd.

Het leven is vurrukkulluk.

Landschapspijn

Zaterdag 10 september, Lhee

 

Het was een feestweek voor me wat de Nederlandse taal betreft. Doemde zomaar opeens het woord bloedroes op. Een dag daarna maakte ik kennis met het woord landschapspijn. Het woord riep meteen een wereld bij me op. Ik moest aan Vlaardingen en Spijkenisse denken, het gebied daar omheen: landschapspijn. Het is daar trouwens de pijn voorbij, het is daar het totale martelen van het landschap. Maar niemand in Nederland schijnt zich daar erg druk over te maken. Ik hoor er nooit iemand over. Het is een van de melkkoeien van de Nederlandse economie en dan is alles veroorloofd.

Dat zie je ook in Friesland, waar het woord landschapspijn is geboren. Volgens mij was de Leeuwarder Courant de kraamkamer van het woord. De landschapspijn in Friesland heeft trouwens ook met melkkoeien te maken. De afgelopen tien jaar is Friesland een soort industrieterrein voor melkproductie geworden, de fabrieken die er opstaan heten megastallen, de vloer van het industrieterrein bestaat uit groen asfalt, gras dat maar één ding kan: groeien als een gek, zodat het keer op keer gemaaid kan worden.

Vroeger waren de weilanden kraamkamers voor de weidevogels, maar de boeren zorgen er systematisch voor dat die geen kansen meer krijgen om te broeden. Maaien, onkruidverdelgers, kunstmest, verbannen de vogels en de biodiversiteit. In Friesland hebben de koeien en het gras definitief gewonnen. Zelden dat je nog een vogel boven de weilanden ziet vliegen die zijn nest verdedigt. Landschapspijn. Vooral in de lente, als de vogels zouden moeten broeden en het onkruid bloeien, voel je die pijn.

Even een zijlijntje. Een cynisch zijlijntje. Een paar weken geleden vroeg de Rabo Bank aan de overheid of die de melkboeren te hulp wilde komen omdat de melkprijs structureel onder de kostprijs ligt. Het aanbod van melk is vele malen groter dan de vraag. Ik zeg cynisch omdat iedereen dit al jaren aan zag komen. Niet voor niets werd gesproken over de melkbubbel of de koeienbubbel, ook mooie woorden trouwens. Uitgerekend de Rabo Bank is de grote financier van deze overproductie. Eerst verdiende de bank ongeremd aan de investeringen, het verstrekken van hypotheken, vervolgens houdt ze de hand bij de belastingbetaler op als het fout gaat. Het bankwezen ten voeten uit.

En dan is er nog het prachtige woord treitervlogger. Wat genoot ik toen ik het woord voor het eerst hoorde. Bij Pauw zag ik hem zitten. Een vlogger die geld verdient met het sarren van de politie en zijn mede-buurtbewoners. Het leverde een confronterend beeld op bij Pauw, waar een stuk of zeven treiterkoppen met zonnebrillen op zaten, brutaal vergoelijkten ze hun kutgedrag.
Ik ben erg voor de multiculturele samenleving, die betekent alleen maar een verrijking van de zelfingenomen en bange zeurcultuur van de blanke burgerman, maar dan moeten we dit soort tuig wel meteen aanpakken. Onze premier noemde de etterballetjes zelfs tuig van de richel, moest ik het verdomme eindelijk eens met hem eens zijn.

Wat zal Pauw trouwens blij zijn geweest met deze representanten van de tweede en derde generatie Turken in Nederland. Eindelijk weer eens televisie waarover werd gesproken. Ik zag dat hij zich al tijdens de uitzending zat te verkneukelen. Hij gaf het Nederlandse volk precies wat ze zo graag willen zien.

Bloedroes

Donderdag 8 september, Lhee

 

Anneke en Jan-Enne zijn op bezoek omdat ze in Drenthe gaan fietsen. Wij zijn voor hen de OV-fiets van Lhee. Goed dat ze het doen, komen onze fietsen ook eens in beweging.
Anneke vertelt dat eergisteren nacht een vos in het kippenhok huis heeft gehouden. De ochtend daarop vond ze drie dode kippen in het hok. De buren hadden het geblaf van de vos gehoord die door een klein gat in het gaas naar binnen was gegaan.

De kippen waren niet aangevreten. Een een paar kleine gaatjes in hun lijven getuigden van de dodelijke tanden van de vos. De buren waren door het geblaf van de vos wakker geworden, hadden het licht aangedaan om te kijken wat er aan de hand was. Als ze niet wakker waren geworden had de vos alle kippen gedood.

‘Dat noem je bloedroes,’ zegt Jan-Enne. Jan-Enne is een voormalige boer en weet hoe koeien hazen vangen en vossen kippen. Mooi woord: bloedroes. Je ziet opeens de vos in blinde wellust achter de kippen jagen en zijn tanden in hun nekken zetten.
‘Honden kunnen het ook hebben,’ zegt Jan-Enne, ‘met schapen. Sommige honden hebben er plezier in om schapen te doden. Dat noem je ook bloedroes.’

Ik ken nog iemand die aan bloedroes lijdt, hij woont bij ons in huis en heet Gijs. Met groot plezier bespringt hij muizen en springt hij vogeltjes uit de lucht. Je ziet het plezier van het doden en dan laat hij de kleine kadavertjes ongeïnteresseerd liggen omdat, daar zorgen Wyb en ik voor, hij sowieso al volgevreten is. Het doden heeft geen enkel praktisch nut, hij doodt voor zijn plezier.

Bloedroes, het woord zingt de hele dag in mijn hoofd. Nu ik dit blog schrijf, realiseer ik me dat ik het over vossen, honden en katten heb. Tot nu toe had ik niet gedacht aan mijn eigen dierensoort: de mens. Als één soort aan bloedroes lijdt dan is het wel de mens. Er is geen dierensoort die zoveel mede-soortgenoten heeft vermoord als de mens.

Al sinds het ontstaan van de soort was er moord, doodslag en oorlog. Was er sprake van een roes? Ik moet denken aan het macho marcheren van de Duitse legers, vol ongeduld om ten oorlog te trekken en eens lekker tekeer te gaan. Waar hebben geen legers gemarcheerd? Ik denk aan de hitsigheid waarmee IS mensen oproept om niet-gelovigen te doden, de triomf als het lukt. De beelden van mensen die superieur en zonder scrupules de kelen van andere mensen doorsnijden.

Vossen, bloedroes? Ik ken een soort die op een ultieme manier aan bloedroes lijdt. Ik moet op mijzelf wijzen.

Uilenplaag

Woensdag 7 september, Lhee

 

Even zijn we weer in de oerstaat. We zitten rond een knapperend kampvuur, boven ons het overweldigend heelal waarin de sterren in spiralen de wereld omspannen.
‘Wat was ook weer die app waarmee je kon zien welke sterren boven ons staan? Die app die mij door André Kuipers was aangeraden, weet je nog wel?’ zegt Wyb. Klink snobish, alsof André Kuipers dagelijks bij ons over de vloer komt. Hij is wel een paar keer in Ogterop geweest, vandaar.

Ik vind de app en laat mijn iPhone het heelal zien. En inderdaad trekt de app lijnen tussen sterren en verschijnen er sterrenbeelden. Het schijnt dat we in Lhee zo’n beetje onder stier en kreeft leven. Een mens moet heel wat fantasie hebben gehad om tussen die oneindige wirwar van sterren een stier en een kreeft te herkennen. Maar zoals Tom Waits al dichtte: ‘There is no such thing as non-fiction.’ Met andere woorden: non-fiction bestaat niet. Alles is fictie. Alles op deze aarde is een door de mens verzonnen verhaal.

We hebben de lichten in huis uitgedaan. Nergens rond ons huis staan lantaarnpalen. Op de Nederlandse kaart van het donker leven wij in een van de donkerste gebieden van ons land. Zo kan ik me goed voorstellen hoe onze voorvaderen in de pre-historie de avonden en de nachten hebben doorgebracht. Zo werd alles door de zon beschenen, zo werden ze omsloten door het donker en verdwenen alle vertrouwde dingen, verdween de wereld.

Wij leven in Lhee trouwens op de resten van de oudste voorvaderen. In onze achtertuin liggen in heuveltjes hun graven. Een halve kilometer verderop is zelfs een oude begraafplaats, een verzamelplaats van doden. Een paar honderd meter de andere kant op zijn vuurplaatsen en resten van bewoning uit de bronstijd gevonden.

Het dierenrijk maakte het ’s nachts voor die onwetende mens lang niet altijd makkelijk. De mens is geen diersoort dat met veel moed is behept. De angst is in ons lijf gebakken. Zelfs wij voelen ons dit donker unheimisch als we het in de struiken onbestemd horen ritselen. Wij weten dat het vermoedelijk wat scharrelende egeltjes zijn. Ik acht het niet uitgesloten dat onze voorvaderen sidderden van angst omdat ze meenden bezocht te worden door de geesten van hun voorouders.

De inspiratie voor dit blog heb ik door de uilen. Ik weet niet wat er vanavond met ze aan de hand is, maar ik heb ze nog nooit zo druk gehoord. Er zitten hier veel uilen, jammer genoeg zijn het meesterverstoppers. Slechts drie keer heb ik er een gezien. Vanavond laten ze zich massaal horen. Het begint met een roepen ver weg, daarna volgt het ene na het andere roepen. Het zou me niet verbazen als er over een half jaar verkiezingen in de uilengemeenschap plaatsvinden. Ik hoop niet dat er een sneeuwuil op het Dwingelderveld is neergestreken die propageert dat alle alpenuilen het land uit moeten. Wij mensen weten wat voor een gedonder dat geeft.

Uiteindelijk doven we het vuur. De muggen jagen ons naar binnen. De uilen gaan de hele nacht door, weet ik. Ons slaapkamerraam staat open en met verbazing luister ik naar hun onophoudelijk roepen. Ik val er zelfs moeilijk door in slaap. Ik hoop niet dat we een uilenplaag hebben.

Tweedegraads

Dinsdag 6 september, Lhee

 

Lang, heel lang geleden, een paar vorige levens geleden, heb ik ooit eens de lerarenopleiding gedaan. Ik studeerde tussen een heleboel bezettingen door nederlands en geschiedenis. Voor die studies kreeg ik zowaar na vier jaar, keurig de tijd die er voor stond, een diploma. Ik schrok me te pletter toen ik dat diploma kreeg, want opeens was ik geen student meer, het echte leven zou beginnen en ik geloof dat ik in die tijd helemaal niet hield van het echte leven, zoals ik ook nu nog niet houd van het echte leven. Daar kwam bij: ik wilde helemaal geen leraar worden.

Ik was nog niet afgestudeerd of ik kreeg een baan op een school voor Middelbaar Sociaal en Pedagogisch Onderwijs, een opleiding voor gezins- en bejaardenverzorgenden. Ik gaf er nederlands en geestelijke stromingen, was verantwoordelijk voor de schoolbibliotheek en moest een keer in de veertien dagen op honderd meiden passen die drie jaar jonger waren dan ik. Die meiden zaten intern en een keer in de veertien dagen was ik vader van de jeugdherberg.

Mijn onderwijscarrière heeft niet lang geduurd. Welgeteld drie maanden. Ik kon uit het onderwijs ontsnappen omdat ik mij in mijn studietijd voornamelijk bezig hield met het organiseren van culturele activiteiten. Het Stedelijk Cultureel Overleg vroeg of ik daar wilde komen werken. Ik deed niets liever.

Het is inmiddels veertig jaar later. In die tussentijd heb ik nooit meer middelbare scholen van binnen gezien. Het afgelopen jaar, terwijl ik eenzaam thuis zat te schrijven, bedacht ik in de allereenzaamste uren dat het misschien best aardig zou zijn als ik op een middelbare school, of nog liever op een mbo zo af en toe les zou kunnen geven.

Punt is natuurlijk dat ik volstrekt niet weet of ik dat echt leuk vind, of überhaupt wel kan, het onderwijs zal enorm zijn veranderd. Ik besprak het idee hier en daar en vroeg of ik eens een dagje mee kon lopen, ik wilde wel weer eens aan het onderwijs proeven. Wie weet, kwam er een heilig vuur over me.

De keren dat ik het met iemand besprak, was de vraag: “Welke bevoegdheden heb je precies?” Goede vraag. Ik had alleen geen idee meer op welk vak ik nu op tweedegraads niveau was afgestudeerd en welk op derdegraads. Was dat nu geschiedenis, of toch nederlands? Veertig jaar lang had ik geen onderwijsdiploma nodig gehad. Bij de laatste verhuizing had ik het wel gezien, maar niet naar gekeken. Ik wist dat het in een van de duizend dozen moest staan in de opslag, gewoon omdat er in ons huidige huis voor al die troep geen plaats is. Een diploma prima, maar daarmee is het een soort speld in een hooiberg geworden.

Vandaag komen Meta en Reinier eten. Een uur voordat ze komen, krijgen we een telefoontje dat Reinier zojuist aan zijn knie is geblesseerd en op de bank moet blijven zitten. Geen punt, dan gaan we gewoon met het eten dat al klaar is naar hun huis, dat honderdvijftig meter van ons huis vandaan ligt.
‘Hebben we een doos waarin we het eten kunnen meenemen?’ vraagt Wyb. Ik kijk in de schuur. Niets. Op zolder zie ik een mooie plastic box staan. Er zitten papieren in, maar die kunnen er voor deze gelegenheid wel uit. Ik neem de box mee naar beneden, pak de mappen eruit. En dan zie ik het: mijn map met diploma’s. Die ligt dus helemaal niet in de opslag in een van die duizend dozen.

Ik pak mijn diploma van de Lerarenopleiding en lees het volgende: ‘Akte van bekwaamheid van de tweede graad tot het geven van voortgezet onderwijs in Geschiedenis en Nederlands.’ Verdomd. Ik ben dus hoger opgeleid dan ik dacht. Niks tweede- en derdegraads, voor beide vakken ben ik tweedegraads bevoegd, dat ik daar na veertig jaar pas achter moet komen. Binnenkort toch maar eens stage lopen op een school, wie weet, eindig ik nog eens waar ik begon.

Sorry

Zondag 4 september, Lhee

 

Misschien, heel misschien, is er toch enige vooruitgang te bespeuren in de geschiedenis van de mensheid. Door Mark Rutte, die vanavond te gast was in het televisieprogramma Zomergasten, moest ik opeens aan Hans Wiegel denken. Mark Rutte en Hans Wiegel, toch een wereld van verschil. Hans Wiegel teisterde in de jaren zeventig en tachtig de Nederlandse politiek, een tijd van grote polarisatie.

Heel vaak krijgt Joop den Uyl de schuld van die polarisatie. Ik denk eerlijk gezegd dat Hans Wiegel daar debet aan was. Wiegel was een echte treiteraar, die er een sardonisch genoegen in schepte om zijn politieke tegenstanders het bloed onder de nagels te halen.

Aangezien ik zo’n politieke tegenstander was, ben ik in de jaren zeventig nog eens met een groepje vrienden -hoe oud waren we? zestien, zeventien jaar- naar Cultureel Centrum De Lindenberg in Nijmegen getogen waar Wiegel een toespraak hield. Voordat we gingen hadden we een flinke hoeveelheid eieren gekocht. Natuurlijk begon de man in het linkse Nijmegen meteen te zuigen. Als je onmachtig bent, moet je wat verzinnen. Onder een regen van eieren moest hij zijn verhaal afmaken. Vooral Luus, een goede vriendin, was nogal opgewonden. In diverse kranten werd ze de volgende dag aangeduid als ‘de hysterische balkonjuffrouw’ en met de eieren werd ze zwaar veroordeeld. Ik zelf heb trouwens geen eieren gegooid, daar was ik te laf voor.

Met hoeveel meer sympathie kijk ik nou naar Mark Rutte die in alle redelijkheid zijn politieke verhaal vertelt. De spindoctors hebben goed hun werk gedaan en ik ben nog steeds niet zijn politieke vriend, neemt niet weg dat het tijdperk Rutte me vele malen liever is dan het tijdperk Wiegel.

Ik vind het wel wonderlijk dat Rutte zo weinig wordt gekapitteld over het feit dat hij nu sorry heeft gezegd voor alle strikte beloftes die hij bij de vorige verkiezingen deed en die hij tijdens zijn regeringsperiode niet is nagekomen.

Zijn verhaal in alle interviews, in kranten en op televisie, leve de spindoctors!, is dat hij afgelopen zomer goed heeft nagedacht en dat hij tot het inzicht is gekomen dat hij een aantal dingen niet goed heeft gedaan. Natuurlijk had hij niet moeten zeggen dat de hypotheek aftrek beslist niet zou worden aangetast, dat er absoluut geen geld meer naar Griekenland zou gaan en dat alle werkenden duizend euro zouden krijgen. Enzovoort, enzovoort.

In alle interviews vroeg niemand hoe het nou kan dat hij pas na vier jaar daarover is gaan nadenken en sorry heeft gezegd. Geen interviewer stelde hem de vraag of hij dat niet eerder had bedacht. Mark komt steeds met het vaste statement dat hij daar deze zomer eens goed over heeft nagedacht. Wat dus betekent dat hij de afgelopen vier jaar hierover niet heeft nagedacht en het hem blijkbaar niet is opgevallen dat hij al die beloftes heeft verbroken.

Ik heb dan de stille hoop dat de achteloze kijker meteen wel door heeft dat hij nu pas met die excuses komt omdat hij deze zomer heeft besloten weer mee te doen met de volgende verkiezingen. Als hij uit de politiek was gegaan, hadden we vermoedelijk nooit dat sorry te horen gekregen. In dit soort gevallen herinner ik me weer die eieren. Maar meteen realiseer ik me dat ik het nooit over mijn hart zou kunnen krijgen om Mark Rutte met eieren te bekogelen. Daarvoor is hij te redelijk en zegt hij, in tegenstelling tot die Wiegel, verstandige dingen. Vooruitgang bij de VVD, vooruitgang bij mij.

Wildgroei

Vrijdag 2 september, Moddergat

 

Gisteren zag ik voor het eerst de passage achter het Centraal Station in Amsterdam. De afgelopen jaren heb ik er ontelbaar keer gelopen en altijd werd er gebroken en gebouwd en stonden er schuttingen die de werkzaamheden aan het oog onttrokken. Eindelijk is de passage nu klaar.

Het bijzondere aan de passage is dat het een voetgangers- en fietsgebied is en dat er geen enkele streep of aanwijzing op de weg staat, er zijn geen regels die het verkeer stroomlijnen. Het mooie is, ondanks het gebrek aan regels, dat alles goed verloopt. Wat dat betreft is het net het Keizer Karelplein in Nijmegen, een van de drukste rotondes van Nederland. Eenmaal op het plein zoekt de automobilist het maar uit en het wonderlijke is dat er eigenlijk heel weinig fout gaat.

Dat soort feiten hoor ik graag want ik vind dat er veel te veel regels in Nederland zijn. Onder andere door de overdaad aan ambtenaren die wij hebben, is het land dicht gesmeerd met regels en ik ben er vast van overtuigd dat regels geluk smoren.
Dat werd vandaag nog eens onderstreept door het prachtige programma van Coen Verbraak, Kijken in de ziel, waarin hij dit seizoen wetenschappers interviewt. Uit gesprekken die ik vorig jaar met wetenschappers voerde, was me al duidelijk dat ook wetenschappers gebukt gaan onder een overload aan regels en procedures, het gaat zover dat er in Nederland eigenlijk geen vrije wetenschap meer wordt beoefend.

De regels zorgen ervoor dat wetenschappers vaak geheel of gedeeltelijk in dienst zijn van de industrie en eigenlijk alleen bezig zijn met praktisch onderzoek dat gericht is op direct resultaat. Het komt erop neer dat mensen als Darwin en Einstein in het huidige Nederland nooit wetenschap hadden kunnen beoefenen. Voor het eigenzinnige individu, de uitzondering, de mensen die een geheel zelfstandig pad bewandelen en zich misschien met een op het eerste oog volledig onnuttig onderwerp bezighouden, is in de huidige wetenschap geen plaats meer. Dom, want vaak blijkt dat die onnuttige onderwerpen, die niet direct resultaat opleveren, juist buitengewoon nuttig zijn om de wetenschap en de techniek verder te brengen. Het komt er op neer dat ook in de wetenschap de regels de creativiteit smoren.

Geheel toevallig pakte ik vandaag het boek Wunengzi (Nietskunner) uit de kast. Het is een taoïstische tekst die tussen 618 en 907 na Christus is geschreven. Een paar jaar geleden heb ik het boek voor 80% gelezen, geen idee waarom ik het niet helemaal uit heb gelezen want de oude tekst fascineerde me zeer, herinner ik me. Ik sla het boek op een willekeurige pagina open en lees het volgende:

“Oude Langoor zei: ‘Kijk, een groot land regeren is net als kleine visjes bakken: ga je ze te lijf met mes en hakblok, dan herleid je ze tot moes. Sinds de wijzen vanouds dingen zijn gaan uitvinden en instellingen zijn gaan ontwikkelen hebben ze de emoties van de mensen in de war gebracht. De menselijke emoties zijn hun natuurlijkheid kwijtgeraakt, en de gevallen van levens die vroegtijdig worden afgebroken zijn ontelbaar! Nu ga jij nog verder met beschaven en complexer maken, waardoor er een wildgroei in de menselijke emoties plaatsvindt. Zo’n emotionele wildgroei leidt tot nalatigheid, nalatigheid leidt tot hypocrisie en hypocrisie betekent nog meer wanorde. We noemen dat: de natuurlijke waarachtigheid vernietigen en toch prat gaan op jezelf. De hemel zal je zeker tot rampspoed brengen.”

Zwijgen

Donderdag 1 september, Lhee

 

Gisteren vertelde een vriendin tegen me dat haar man, als ze ruzie hadden, dagen kon zwijgen. De langste periode dat hij niets had gezegd, was dertien dagen. Door haar verhaal was ik opeens terug in mijn jeugd. Op dit gebied ben ik namelijk een ervaringsdeskundige, ik weet maar al te goed hoe het is om dagenlang in zwijgen te leven.

Mijn vader hanteerde hetzelfde wapen. Als mijn vader en moeder ruzie hadden dan eindigde die meestal niet in hard schreeuwen of goedmaken, mijn vader besloot op een gegeven moment om niets meer te zeggen. Vanaf dat moment vulde ons huis zich met het gif van het zwijgen. Ik zeg gif omdat zwijgen langzaam een huis vult en vervolgens in een lichaam kruipt.
Het huis kan op een moment zo vol met zwijgen lopen dat je je nauwelijks durft te bewegen. Het symptoom van het gif is dat alles een elektrische lading krijgt en overal kortsluiting ontstaat. Mensen die het zwijgen moeten ondergaan krijgen het onaangenaam benauwd en verkeren in een staat van permanent onbehagen.

Soms verlangde ik vroeger naar een knetterende ruzie. Dan wenste ik dat mijn vader en moeder een potje met elkaar gingen knokken om te kijken wie de sterkste was. Als ze dat samen hadden beslecht, moest de ruzie over zijn. Zo’n heftige uitbarsting leek me vele malen meer te prevaleren dan het dagenlange zwijgen waar ik in werd ondergedompeld en dat lange tijd de sfeer in huis verpestte.

Ik heb veel van mijn vader geleerd. Hij gaf me vooral lessen in hoe ik de dingen niet moest aanpakken. Het zwijgen hoorde daar bij. Ik nam me voor later nooit het wapen van mijn vader te gebruiken, ik wist maar al te goed hoe het mensen kon raken. Met dat zwijgen ontken je de mensen waar je van houdt, dat mocht mij niet gebeuren. Gelukkig heb ik met dat gewelddadige zwijgen na mijn jeugd nooit meer te maken gehad.

Mijn vriendin vraagt wat ze moet doen. Moeilijke vraag. Is er wat tegen te doen? Als we tegen mijn vader spraken, deed hij alsof we lucht waren. Hij was letterlijk niet meer voor rede vatbaar. Maar stel dat het mij zou overkomen, dat Wyb het zwijgen ertoe zou doen. Ik kan het me gelukkig niet eens voorstellen, maar ik zou met alle middelen dat zwijgen willen doorbreken. In mijn huis geen gezwijg. Eigenlijk hebben mijn moeder en ik nooit een methode gevonden waarmee we dat zwijgen konden elimineren.

Mocht het zich ooit nog eens in mijn huis voordoen, dan zou ik, tot het zwijgen voor altijd ophield, nooit meer over een ander onderwerp willen hebben dan het zwijgen. Ik denk toch dat zwijgen alleen met woorden is te verdrijven. Keer op keer praten met de dader over het zwijgen, tijdens het zwijgen, als de dader ophoudt met zwijgen, praten, praten, tot er nooit meer wordt gezwegen.

Alle rechten voorbehouden © Gerard Tonen 2016