Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2025, juli/augustus

Oe

Zondag 31 augustus, Cadouin

 

in een vorig blog mopperde ik wat op Anne omdat ze nog regelmatig midden in de nacht op de fiets naar huis rijdt, zoals onlangs nog van Ruigoord naar Amsterdam. Zie het blog van 27 augustus. Hoe vaak heb ik haar daar niet voor gewaarschuwd. We weten toch allemaal dat de nacht en dat fietsen voor vrouwen geen goede combinatie zijn. Door die combinatie kunnen de verschrikkelijke dingen gebeuren, zoals onlangs nog bleek. En ik eindigde het blog met de verzuchting: waarom luisteren sommige dochters toch zo slecht naar hun vader?

Van Peter kreeg ik daarop de volgende reactie:
‘Jouw vraag betreffende Anne wil ik beantwoorden met een wedervraag. Waarom heb jij zo slecht geluisterd naar je moeder?’

Over het antwoord hoefde ik niet lang na te denken. Ik schreef: ‘Ik hoefde niet te luisteren omdat mijn moeder mij in niets corrigeerde. Ze had een mateloos vertrouwen in me. En ik liep niet midden in de nacht over een industrieterrein van mijn werk naar huis. En ik was geen dochter die ‘s nachts alleen op de fiets van Ruigoord naar Amsterdam fietste.’

Uiteindelijk is het in dit blog te doen om de reactie van Peter, die je een ode aan het absurdisme kunt noemen. In ieder geval werd de rationele discussie hierdoor doodgeslagen en gaf ik mij met plezier over.

‘Toen waren er nog geeneens industrieterreinen, man. De Waalkade was een grasveld waar een paard liep te grazen. Het was de tijd dat de klompen nog veters hadden en poep nog met een lange oe geschreven werd. Alles was onschuldig. Het dorp van Wim Sonneveld. In Wijchen had je nog een veldwachter en als iemand hier tegen een verkeersbord plaste, stak hij daarna de verkeerde paal in zijn broek. Van Ruigoord en de weg ernaartoe had niemand weet.’

Journal d’images

Tip

Zaterdag 30 augustus, Cadouin

 

In de roman Vernietigen van Michel Houellebecq loopt de hoofdpersoon, Paul, lange tijd met een kiespijn rond zonder naar de tandarts te gaan. Als hij wel gaat, wordt hij meteen doorverwezen naar een kaakspecialist. Die vertelt hem dat hij kankergezwellen in zijn kaak en tong heeft. Na onderzoek blijkt dat het horizontale deel van zijn kaak moet worden verwijderd en dat hij daarvoor in de plaats een prothese krijgt. Maar nog erger: zijn tong moet worden geamputeerd, waardoor hij niet meer kan praten en zijn smaak ernstig wordt aangetast. Paul besluit dat hij deze operaties niet wil ondergaan, dat hij liever doodgaat dan ernstig aangetast verder leven. Wel ondergaat hij nog een chemokuur waarvoor hij zeven weken lang zes uur per dag, vijf dagen per week, aan een infuus moet liggen.

Hoe kan hij dit doorstaan? Hij besluit dat hij boeken nodig heeft om het te kunnen verdragen, die hem afleiden van het eindeloze liggen en zijn ziekte. ‘Per slot van rekening stond zijn leven op het spel, hij moest boeken hebben die tegen die taak opgewassen waren.’

‘In de boekenkast vond hij makkelijk de volledige Sherlock Holmes-verhalen, in twee delen uitgegeven in de Bouquins-reeks, maar hij was de volgende middag toch verbaasd dat hij zich zo snel wist los te maken van zijn eigen bestaan en warm wist te lopen voor de gevolgtrekkingen van de geniale detective en de duistere manoeuvres van professor Moriarty; wat anders dan een boek zou zo’n effect kunnen hebben? Een film niet, een muziekstuk nog veel minder, muziek was voor gezonde mensen gemaakt. Maar zelfs filosofie zou niet hebben gewerkt, net zomin als poëzie, poëzie was ook niet voor stervende gemaakt, alleen fictie was geschikt, er moesten andere levens dan het zijne worden verteld. En in feite, dacht hij, hoefde die andere levens niet eens boeiend te zijn, er was niet eens het voorstellingsvermogen en verteltrant van een Arthur Conan Doyle voor nodig, de vertelde levens hadden zonder enig bezwaar net zo saai, net zo oninteressant mogen zijn als zijn eigen leven; ze hoefden alleen maar anders te zijn. Om mysterieuze redenen moesten ze overigens wel zijn verzonnen; noch een biografie, noch een autobiografie zouden volstaan.’

Ik dacht: laat ik hier eens een blog aan wijden. Het lijkt me een goede tip mocht je stervende zijn. Enkel de roman zorgt ervoor dat je meteen en lange tijd in een andere wereld terecht komt, ik vind de roman de ideale escape-mogelijkheid.

Muziek is te emotioneel. Zo heb ik zelf twee jaar lang in een moeilijke periode niet naar muziek kunnen luisteren, ik vond het te heftig – van Bach tot Bram Vermeulen. Poëzie is concentratie en eist concentratie. Poëzie eist lezen en dan weer afstand nemen, het is te vermoeiend voor een stervende. Theater? Zie als stervende maar eens ontspannen in een theaterzaal te gaan zitten. Film dan? Het kan je even afleiden. Maar hoe lang duurt een film nou? Een roman kan je uren, dagen meenemen in een andere wereld, zeker de zes uur waarin Paul aan het infuus lag.

Journal d’images

Slapers

Vrijdag 29 augustus, Cadouin

 

‘Ik verlang naar de stilte,’ zegt Wyb, terwijl we langs Rotterdam rijden.
Als we tien uur later de autodeuren opendoen, horen we de stilte.

Omdat we moe zijn – een tocht van Delft naar Cadouin gaat je toch niet in de koude kleren zitten – besluiten we te gaan eten in het restaurant dat sinds dit jaar op de binnenplaats van het dertienhonderd jaar oude klooster zit. Specialiteit: eerlijk, biologisch voedsel uit de streek. Eenvoudig, maar lekker. We genieten van een zwoele avond.

Als we deze ochtend wakker worden, ziet de wereld er anders uit. Geen zon: de regen komt met bakken uit de hemel. We waren erop voorbereid, want na een lange, prachtige zomer in de Dordogne, zou vandaag de omslag zijn. Het mooie weer is ons niet gegund, maar wat maakt het uit, Delft heeft ons dit jaar ook uitstekend bediend als het om mooi weer gaat.

Over regen hoor je mij niet klagen. Er zijn tamelijk veel mensen die denken dat het in de Dordogne altijd mooi weer is – en dat is toch een vergissing. De Dordogne is niet voor niets zo groen. Het wordt alleen zo groen als er ook water uit de hemel komt. In tegenstelling tot andere zuidelijke delen in Frankrijk gebeurt dat nog wel eens in de Dordogne. Het is de reden, volgens mijn Franse Nichten die huizen verkopen, dat er een kleine vlucht vanuit Spanje naar hier is. Hier is de hitte nog te temmen, de weelderige bomen zorgen sowieso voor verkoeling. Ons huis geniet er een hele zomer van.

Wyb doet het raam open: grauwe lucht, regen, alles druipt. Op dit soort ochtenden moet ik altijd aan het boek De ontaarde slapers van Ward Ruyslinck denken. Een echtpaar dat besluit niet meer op te staan en het leven verder op bed door te brengen. Het idee vind ik verleidelijk. Stoppen met alles. Waarom elke dag een blog schrijven, ik lijk wel gek. Een stapel boeken naast het bed en gewoon blijven liggen en op die manier langzaam naar de dood leven.

Inmiddels weten Wyb en ik wel dat het een leuk idee is om mee te spelen. Het punt is echter dat wij veel te beweeglijk zijn. Het lukt ons niet eens om langer dan tot negen uur op bed te blijven liggen. Dan slaat de onrust alweer toe. Dus hoe dat echtpaar uit De ontaarde slapers dat flikte, kan ik me niet meer herinneren. Wij zijn er niet voor gemaakt.

‘Kom Gerard, we moeten boodschappen doen.’
‘Ja, ik kom eraan.’

Enz.

Schuldig

Woensdag 27 augustus, Delft

 

Gisteren belde Anne onthutst op. Ze fietste langs de plek waar het 17-jarige meisje Lisa uit Abcoude is vermoord. Ze fietst er vaak langs, want het kantoor van RTL is daar vlakbij. Ze vertelt me dat op de plek waar Lisa is gevonden een zee van bloemen ligt. ‘Ik vind het zo raar,’ zegt Anne. ‘Het is een heel vervelende, saaie plek, die ik zo goed ken, en waar ik zo vaak fiets en opeens is daar iemand vermoord, dat kun je je toch niet voorstellen?’

Ik vraag of ze de dichter Armando kent. Nee, die kent ze niet. Ik vertel haar dat hij een goede naam voor dit soort plekken heeft bedacht. Hij noemde dat ooit: ‘Een schuldig landschap.’ Het gaat dan over plekken die er onschuldig uitzien, maar waar verschrikkelijke dingen zijn gebeurd. Het is een landschap dat een zwart verleden met zich meetorst.

Het was begin jaren zeventig toen Armando, die ook beeldend kunstenaar was, een drieluik maakte. De luiken aan beide zijden waren wit. Op het middelste luik stond een foto van toppen van bomen. Het waren bomen die in of bij het Duitse concentratiekamp in Amersfoort hadden gestaan. Hij noemde dat drieluik Schuldig landschap.

Hij kwam op het idee omdat hij die omgeving goed kende. De oorlogsjaren bracht hij door in Amersfoort, waar hij het concentratiekamp gezien. Het was een herinnering die een belangrijke inspiratiebron voor zijn artistieke werk vormde.
Jaren later was er niets meer zichtbaar van het kamp. Het was afgebroken en het landschap had zijn oude vorm weer aangenomen. Maar daarmee was het geen gewoon landschap meer: het was een schuldig landschap, een landschap met een vreselijk verleden.

Anne vindt het wel een goede benaming voor wat ze ervaart. Ze vraagt of ik er wel eens een blog over heb geschreven. Volgens mij niet, laat ik haar weten, maar ik beloof haar dat binnenkort te doen.

Dan praten we nog over Lisa. Hoe zij daar in de nacht alleen fietste. Het is een onderwerp dat Anne niet onberoerd laat, want ze doet dat zelf ook regelmatig. Al mijn waarschuwingen heeft ze altijd in de wind geslagen.

Ik weet nog dat ze een keer, lang geleden, van het kantoor van De Telegraaf naar huis moest lopen omdat haar fiets kapot was. Ik wist dat het een sinistere weg is, want hij gaat dwars door een industriegebied waar niemand woont. Het zal tegen elf uur ’s avonds, in de winter zijn geweest toen ze mij opbelde en zei dat ik aan de lijn moest blijven omdat ze naar huis liep en er soms van die verdachte auto’s langs reden. Ik voelde mij totaal machteloos, want stel dat er iets gebeurde, wat kon ik, die toen nog in Den Bosch woonde, doen? Ik kon de politie waarschuwen, maar als ze aankwamen, kon het te laat zijn. Je ziet het bij Lisa: in zes of zeven minuten kan het vreselijke gebeuren.

Gisteren vierden we de 38e verjaardag van Anne en als je dan denkt dat je dochter verstandiger is geworden, dan heb je het als vader toch mis. Een week geleden kwam Anne midden in de nacht, na het festival Landjuweel, uit Ruigoord. Op de fiets. Halverwege stonden er midden op de weg twee dronken mannen die haar wilden tegenhouden. Ze lieten haar door omdat ze een vriendin aan de lijn had. Maar voor hetzelfde geld… Waarom luisteren sommige dochters toch zo slecht naar hun vader?

Journal d’images

Broos

Dinsdag 26 augustus, Delft

 

De eerste weken dat we in Delft woonden, voelde ik me een kat in een vreemd pakhuis. Waar waren we nu weer terechtgekomen? Ik kende Delft niet, laat staan de buurt waar we woonden. Gelukkig hebben we Dies, waardoor ik al wandelend enigszins de omgeving leerde kennen. Het voordeel van een hond is ook dat je andere hondenbezitters tegenkomt en soms een praatje maakt.

Zo kwam ik in contact met een meneer die aan de overkant van het Rijn-Scheldekanaal op hetzelfde tijdstip als ik zijn hond uitliet. Eerst begroetten we elkaar vriendelijk, daarna knoopte de man een praatje aan en kwam ik erachter dat hij een huisje in de Ardennen had. Hij ging er liever niet heen, maar zijn vrouw was gek op tuinieren en wilde er tot zijn spijt steeds heen.

Dichter bij huis kwam ik in contact met een meneer die een verfrommeld bruin hondje had. De man zag er broos uit. Dies moet over het algemeen niets van honden hebben, maar op dit hondje was hij op slag verliefd. Hij jankte als hij het hondje zag.
Terwijl de honden een beetje met elkaar speelden, maakten de man en ik kort een praatje. Hij hield zich dan altijd aan een lantaarnpaal vast omdat hij bang was dat de honden hem omver liepen.

We kwamen elkaar vrijwel elke dag tegen, waardoor we steeds vertrouwelijker werden. Hij vertelde me dat hij aan leukemie leed en dat het niet goed met hem ging.
Vaak verbaasden wij ons over de vriendschap van de honden. We hadden geen idee waarom ze elkaar zo leuk vonden, want zijn hondje kon erg snibbig tegen andere honden zijn.

Eind april zaten Wyb en ik in Frankrijk en daarna zag ik beide mannen niet meer. De man van het Rijn-Scheldekanaal zag ik voor het eerst weer in juli. Het was niet zo dat hij steeds in de Ardennen had gezeten, vertelde hij me. Ik sprak het vermoeden uit dat we elkaar niet meer tegenkwamen omdat ik inmiddels luier was geworden, Dies later uitliet.

De meneer met de leukemie kwam ik helemaal niet meer tegen. Ik vreesde het ergste, hij was al zo broos. Maar het gekke is dat ik zijn hondje ook niet meer tegenkwam. Er moest toch iemand zijn die het hondje nu uitliet? Of hadden ze het hondje naar een asiel gebracht omdat er niemand meer op hem kon passen?

Vandaag wandel ik door ons parkje en ik zie Dies dolblij op een bruin hondje aflopen. Het kon niet anders of dit moest het hondje van de man zijn. Hij werd nu uitgelaten door een vrouw. Ik kon het niet laten om naar haar toe te gaan. Ik vroeg haar of dit het hondje was dat vroeger meestal door een man werd uitgelaten. Dat bevestigde ze en ik vertelde haar dat wij regelmatig met elkaar spraken en dat ik me allang afvroeg hoe het met hem ging.

Ze vertelde me dat hij was overleden aan leukemie. Op een gegeven moment kon ze hem thuis niet meer verzorgen en was hij naar een hospice gegaan. Op de dag dat hij daarheen ging, 6 mei, is hij ’s avonds gestorven. ‘Ik had dat totaal niet verwacht, het was zo abrupt.’

Ik vroeg of het hondje hem miste, maar dat was niet het geval. Soms zag ze hem blij zijn als ze iemand tegenkwamen die iets van haar man weghad. Maar verder niet. Ondertussen rende Dies en het hondje door de bosjes hard achter elkaar aan, blij als altijd.

Journal d’images

Hack

Maandag 25 augustus, Delft

 

‘We sturen u deze brief vanwege een recent datalek met betrekking tot uw persoonsgegevens. U heeft in het verleden deelgenomen aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Uw zelftest is verwerkt in laboratorium Clinical Diagnostics NMDL (dochter van Eurofins) in Rijswijk. Hackers hebben toegang weten te krijgen tot de ICT-systemen van dit laboratorium. De gegevens van ruim 485.000 deelnemers aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker zijn bij dit datalek bekeken en gekopieerd. Daar zitten ook uw persoonsgegevens bij,’ aldus een brief die Wyb vorige week kreeg. Ze vinden het verschrikkelijk, schrijven ze nog, maar excuses blijven uit. Mijn vraag: hoe is het mogelijk dat deze gegevens, waaronder alle belangrijke persoonlijke gegevens zoals BSN-nummer, telefoonnummer en e-mailadres, niet op het hoogste niveau zijn beveiligd?

Ik denk dat ik het antwoord wel weet. De dochter van Eurofins (alsof wij weten wie of wat dat is) is gewoon een commercieel bedrijf en daar wordt op alles bezuinigd wat de winst kan drukken. Dus die beveiliging kan wel een graadje minder; wie is er nou geïnteresseerd in de testresultaten van baarmoederhalskanker? En dan het aantal: 485.000 gedupeerde deelnemers. De dochter van Eurofins is toch wel ernstig tekortgeschoten.
De brief eindigt met de zin: ‘We begrijpen de bezorgdheid die dit kan veroorzaken en we betreuren het ongemak dat dit mogelijk voor u betekent. We doen er alles aan om dit in de toekomst te voorkomen.’ Ja, dank je de koekoek, het moest er nog bijkomen van niet.

Een uur later krijgt Wyb een mailtje dat ze meteen contact met haar bank moet opnemen omdat men vermoedt dat iemand op valse voorwendselen geld wilde opnemen. Of dat ze met spoed het volgende telefoonnummer wil bellen. Wyb kijkt niet eens naar het telefoonnummer, want goede kans dat ze er wordt ingeluisd. Ze belt direct naar haar bank. Het mailtje is inderdaad afkomstig van haar bank. Iemand heeft omstreeks kwart voor twee geld geprobeerd op te nemen in een plaats die Wyb niet eens kent. Of zij het is geweest? ‘Nee, ik was thuis aan het werk.’ Ze hebben de poging kunnen blokkeren; maar Wyb moet voor de zekerheid wel een nieuwe pas aanvragen.

Ik leg het blog van die dag voor aan ChatGPT, op zich een nuttige bezigheid want hij (of is het een zij, volgens Trump zijn er maar twee genders) haalt er menig slordigheidje uit dat ik zelf over het hoofd zag.
Terwijl ik dat doe bedenk ik dat ik me mogelijk vrijwillig overgeef aan Big Brother. Zoals de lezer van Dossiermoddergat weet, kan ik soms gepeperde blogjes schrijven waarin ik Trump bijvoorbeeld een debiel noem en zo. Het is natuurlijk goed mogelijk dat deze gegevens door ChatGPT worden opgeslagen en gebruikt worden, mochten hier in Nederland de razzia’s beginnen, zoals die in Amerika al aan de gang zijn. Ik moet kiezen tussen de kwaliteit van Dossiermoddergat of het voorkomen van mijn mogelijk toekomstige vervolging. Vooralsnog kies ik voor de kwaliteit van Dossiermoddergat, kies ik voor het vrije (foutloze) woord. Alles voor de lezer!

Journal d’images

Schoenenparadijs

Zondag 24 augustus, Delft

 

De foto hieronder van onze kamervloer heb ik vanochtend genomen. Je kunt zeggen dat het een willekeurige dag is, wat niet helemaal het geval is, want uitgerekend vandaag viel me de uitstalling van onze schoenen op en Dies, die daar tevreden tussen ligt. Het is lang niet altijd zo’n troep, maar eigenlijk toch best vaak. Schoenen spelen in ons leven namelijk best een belangrijke rol.

Voor Dies zijn schoenen ook belangrijk. Door de schoenen die wij aantrekken, kan hij ons lezen. Hij weet dan precies of we gaan wandelen, boodschappen gaan doen of de stad ingaan. Voor elke gelegenheid hebben we een verschillend paar schoenen. Of dit een rare gewoonte is, weet ik niet. Geen idee hoe andere gezinnen hiermee omgaan. Als ik bij anderen op bezoek ga, zie ik nooit zo’n verzameling schoenen op de vloer. Dat zegt niets, realiseer ik me, want iemand die bij ons op bezoek komt, ziet zo’n troep ook niet.

Maar zo heb ik bijvoorbeeld schoenen om te wandelen. Het vervelende van die schoenen is dat ik ermee heb geschilderd, waardoor ze onder de witte verfvlekken zitten. Vroeger kon ik mijn wandelschoenen de hele dag dragen, maar omdat ze zo vies zijn, durf ik ze alleen bij het wandelen aan te doen.
Daarnaast heb ik nog twee paar sneakers. Het ene paar is al jaren oud en is eigenlijk volledig ‘op’. Het fijne is dat ze zo lekker zitten, ik kan er geen afscheid van nemen. Vooral niet omdat een nieuw paar sneakers juist heel beroerd zit.
Het is het eerste paar schoenen dat ik via internet heb gekocht. Het paar is exact hetzelfde als een paar dat ik daarvoor had en perfect zat. Ik dacht: ik kan die schoenen wel via internet kopen, ik weet dat het fijne schoenen zijn. Nee dus. Hoewel ze dezelfde maat hebben als het vorige paar, zijn ze me eigenlijk te klein. Ik hoop dat ze door het inlopen een beetje oprekken.

Op de foto zie ik ook nog twee sokjes van Wyb liggen. Dat gebeurt vrijwel dagelijks, want ’s avonds doet Wyb meestal haar schoenen en sokken uit en loopt ze op blote voeten. Het kan toch niet anders of elk gezin moet zo zijn eigen gewoontes hebben. Ik ga er wel vanuit dat de meeste mensen een dergelijke troep niet laten ontstaan. Daarvoor is het gemiddelde Nederlandse gezin toch gewoon te netjes aangelegd.

Wie mocht denken dat wij dit nu meteen gaan opruimen, heeft het mis. Het zal hier nog wel even liggen. In de loop van de ochtend pas rapen we de boel bij elkaar en kan ik een foto maken van een lege vloer, gesteld dat ik dat zou willen – wat niet het geval is. Rommelige vloeren zijn fotografisch interessanter dan opgeruimde.

Gelukzoekers

Zaterdag 23 augustus, Delft

Hieronder de achtste brief die ik aan Rokus schreef. Onder mijn brief vind je de brief die Rokus aan mij schreef en waar ik nu dus op reageer. Daarom misschien goed dat je eerst de brief van Rokus leest en daarna die van mij.

 

Zaterdag 23 augustus, 2025

 

Beste Rokus,

Sorry dat deze brief op zich heeft laten wachten. Maar eerlijk gezegd moest ik even op adem komen na onze laatste twee brieven. Het is best een intensieve bezigheid, dat briefschrijven. Normaal schrijf ik blogs, maar het schrijven van een brief is toch andere koek: een brief is niet alleen langer, maar je gaat ook de diepte in. In blogs raak ik onderwerpen aan, in brieven snijd ik ze open.
Het schrijven van een brief doet een beroep op je conditie, merk ik, zowel fysiek als mentaal. Het dwingt je tot serieus nadenken. Toch raar dat de moderne, door internet geregeerde mens nooit meer van dit soort lange lappen hoeft te schrijven. De snelheid van internet en de kortheid van de berichten ondergraven, denk ik, de conditie die je voor een brief nodig hebt. Wat dat betreft is onze briefwisseling toch een mooie training. Zoals je tegenwoordig overal sportscholen hebt om je fysieke conditie een boost te geven, moeten wij misschien een briefschrijfschool beginnen om de geestelijke conditie een oppepper te geven.

Om nog even op jouw brief terug te komen. In de brief bied je jouw excuses aan, maar eigenlijk vind ik dat wij elkaar geen excuses hoeven te maken. Wij schrijven volgens mij met de beste intenties en zitten er geen kwaadaardige bedoelingen achter. Wij verschillen van mening, wij wisselen argumenten uit, wij wegen elkaars woorden en bij dat verschillen, dat uitwisselen en wegen, kunnen wij het niet met elkaar eens zijn. So what? Dat is toch inherent aan communiceren met elkaar? Zeker zoals wij dat doen, soms op het scherpst van de snede.
Ik vind dat wij onszelf aardig blootgeven. Ik vind het nogal wat. Zeker op een platform als LinkedIn, waar mensen elkaar vooral lof toezwaaien en laten zien hoe succesvol ze wel zijn. LinkedIn is eigenlijk niet meer dan een etalage voor carrièresucces. Ik heb het altijd een wat armoedig medium gevonden. Met het gevolg dat, als ik mijn persoonlijke ontboezemingen op LinkedIn gepubliceerd zie, ik me een beetje een dwaalgast voel, in ieder geval iemand met afwijkend gedrag en met een misplaatst bericht. Al heb ik er inmiddels schijt aan, onze briefwisseling is belangrijker dan de plaats waar het te lezen is. Maar de brieven kloppen pas echt als we het op onze eigen sites publiceren, vind ik.

Er is één zin in jouw brief die er voor mij uitsprong en dat is de volgende: ‘En toch, er zijn ook momenten, flitsen, zeldzame tedere momenten, waarin we geluk kunnen ervaren.’ Zeker. En laten we daar niet te geringschattend over doen en niet te benauwd. Want ik denk dat als iets jou en mij bindt, het de gretigheid is waarin wij voor geluk openstaan. Hoewel ik mij een misantroop noem, houd ik mij niet in als het gaat om het omarmen van geluk. En jij evenmin, als ik het goed heb gezien. Sterker nog: ik denk dat wij beiden tamelijk succesvolle gelukzoekers zijn, dat wij zelfs tamelijk mateloos van het leven kunnen genieten en daar nogal veel hulpmiddelen voor hebben gevonden. Het klinkt paradoxaal om als misantroop te zeggen dat het leven mij veelvuldig toelacht, toch is het waar. Waarom zou ik bij de pakken neerzitten als het leven in de basis klote is en de mensen hardleers, dom en (vaak) kwaadwillend? Ik zie de waarde wel in van het anticyclisch handelen. Wij zijn ook niet voor niets in Frankrijk gaan wonen, toch? Het savoir-vivre valt bij ons wel in vruchtbare aarde, heb ik het idee. Als we nu tegenover elkaar zouden zitten met een glas wijn voor ons, zou ik zeggen: ‘Laten we daar op proosten. Santé!’

Ik heb ook even met deze brief gewacht omdat ik zelf het idee heb dat ik op een splitsing in mijn leven sta. De afgelopen jaren waren best hectisch door verhuizen en veranderingen. Sinds we in Delft wonen, voel ik dat ik een soort duurzame stabiliteit heb bereikt. Voor mij is dat even wennen. Wat doet een mens met duurzame stabiliteit? Ik ben daar gewoon niet zo goed in, vrees ik. Aan de andere kant, ik geniet er nu volop van. Overigens: ik heb eigenlijk de pest aan het woord duurzaam, het is een van de meest misbruikte woorden van de Nederlandse taal. Je kunt het werkelijk aan elk begrip plakken. Maar dit terzijde.
Na ons avontuur in de Cevennen had ik mijzelf voorgenomen twee projecten te realiseren. Project 1: een fotoboek uitbrengen met de foto’s die ik in Frankrijk heb gemaakt. Dat project realiseerde ik twee jaar geleden met het uitbrengen van Rues de France. Project 2: het kaf van het koren scheiden van alle gedichten die ik in mijn leven heb geschreven, en bundelen met een titel die allang vaststond: Het huis van het weekdier. Dat project heb ik vorige maand afgerond. Dat wil zeggen dat mijn projecten afgerond zijn. Wat nu?
Daarnaast merk ik dat ik mij steeds meer richt op fotografie in plaats van schrijverij. Ik weet niet hoe het bij jou is, maar soms heb ik een hekel aan mijn eigen woorden. Altijd maar die woorden, het kan zo’n last op mijn schouders zijn. Ik denk dat ik gewoon te veel woorden in mijn leven heb geproduceerd. Ik vind het welletjes zo, denk ik dan.
Ik heb inmiddels een respectabel fotoarchief en uit dat archief zou ik graag een nieuw fotoboek samenstellen. Al sinds jaar en dag heb ik daar een titel voor: ‘People, places, signs & other things’. Het zou weer een lekker onbeschaamd dik fotoboek moeten worden, maar ja, zie dat maar eens te bekostigen. Een grove selectie heb ik al gemaakt. Ik geloof erg in dat boek, heb alleen geen zin aan een project te werken dat niet is te realiseren. Daar komt bij dat mijn Franse Nicht, met wie ik in de vorige projecten samenwerkte, het edele vak van grafisch vormgeven aan de wilgen heeft gehangen en sinds enige tijd als makelaar door het leven gaat. Op dit gebied is het best lastig om een nieuw maatje te vinden waar je vertrouwen in hebt. Nou ja, zo blijf ik een beetje dubben.

Wat betreft die duurzame stabiliteit. Misschien is dat wel onzin. Wyb en ik kwamen gisteren terug van de garage, in het ventiel van een van onze autobanden zat een miniem gaatje. We parkeren onze auto altijd op een pleintje dat aan een zwaaikom in het Rijn-Scheldekanaal ligt. We stappen uit en zien een prachtig bootje komen aanvaren, een wat ouderwets bootje, een kajuitboot van pakweg tien meter lang, waarvan de rondingen iets weg hadden van een kottertje. Ik kreeg hetzelfde gretige gevoel als toen we naar ons huis in Frankrijk gingen kijken. Zo’n gevoel van: ‘wat zou ik dat graag willen hebben.’
‘Het is te koop,’ zei Wyb.
‘Hoe duur?’ riep ik naar de oude vrouw die op de boeg zat.
‘35.000 euro.’
Toen ging de brug van de zwaaikom open en voer het bootje door.
Ik ben helemaal geen bootjesman, nooit iets mee gehad. Maar opeens had ik weer zo’n romantische bevlieging van varen door Nederland. De boot aanleggen bij een eiland op een Fries meer en dan daar, op zo’n eilandje, in alle rust te gaan schrijven. Ken je dit soort bevliegingen? Voor mij vormen ze al mijn hele leven een gevaar omdat ze de consistentie in mijn leven bedreigen. En het beroerde is, zowel Wyb als ik zijn ermee behept, waardoor we elkaar daarin nauwelijks corrigeren. Dus als ik in deze brief de woorden duurzame stabiliteit in mijn mond durf te nemen, weet ik eerlijk gezegd niet hoe lang die staat van zijn duurt.
Zo zei Wyb onlangs al dat ze wel zou willen worden uitgezonden naar een ambassade in het buitenland, liefst India. Ik zou daar ook wel voor voelen, maar niet langer dan een jaar, want één ding heb ik na onze avonturen wel ontdekt, ondanks mijn vele kritiek op Nederland, kan ik er toch verrekte van genieten. Gezien mijn leeftijd zou ik er niet zomaar nog eens drie jaar tussenuit willen.

Ik lees momenteel een boek van Michel Houellebecq, een schrijver waar ik vermoedelijk alle boeken wel van heb gelezen. Ik lees nu het boek Vernietigen, dat ik nog niet had gelezen. Onlangs las ik trouwens dat mannen nauwelijks nog fictie lezen. Bij vrouwen tussen 35 jaar en ouder heeft fictie nog niet afgedaan, maar bij mannen wel. Ik ben een fanatiek lezer, maar ik kan me er wel iets bij voorstellen. Ik ervaar bij het theater denk ik hetzelfde euvel. Door de afstand die ik van het theater heb genomen, ervaar ik het nu als een gemarginaliseerd fenomeen, vooral het Nederlandse toneel. Terug in Nederland zijn we nog vier keer naar een toneelvoorstelling geweest en ik vond het een koude douche. Wat hebben wij, die de mooiste films hebben gezien, de spannendste series, de beste televisieprogramma’s, daar nog te zoeken? Het Nederlandse toneel is zo houterig, zo niet van deze tijd, zoveel woorden op een gemaniëreerde manier uitgesproken. Ik dacht alleen maar: dit is zo ontluisterend slecht, het is gewoon passé, zoals ook de poëzie passé is, zegt iemand die zojuist een dichtbundel heeft uitgebracht.
De tijd, gesteund door nieuwe ontwikkelingen, vermaalt oude culturele uitingen. En met het fictionele boek is dat misschien ook wel het geval, al houdt het mij voor een groot deel op de been, de behoefte aan verhalen zal altijd blijven bestaan, maar of dat noodzakelijk in de vorm van een boek met heel veel pagina’s en woorden moet, dat begin ik steeds meer te betwijfelen – mij voldoet het gelukkig dus nog steeds prima. Maar met wie kan ik over mijn leesmanie praten? Vrijwel niemand, omdat in mijn omgeving nog nauwelijks mensen lezen, wat genoeg zegt over de maatschappelijke positie die het boek inneemt. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de brief, dat door emails en apps vernietigde medium waar wij ons mee bezighouden.

In Vernietigen van Houellebecq lees ik de volgende passage: ‘In de beroemde beginpagina’s van La Fille aux yeux d’or, waar Balzac de mens afschildert als gedreven door de zucht naar genot en goud, mag het verbazing wekken dat hij niets zegt over een derde hartstocht van totaal andere aard, ambitie, waaraan hij zelf in sterke mate onderhevig was.’
Bij het lezen van die passage vroeg ik mij af of er inderdaad maar drie hartstochten zijn. Wellust is een hartstocht die ik goed ken. Met geld heb ik niets. Ik verdiende goed en dat vond ik meer dan voldoende. Ik ben niet, zoals mijn toenmalige vriend, gaan beleggen of mij bezig gaan houden met vastgoed. Dat vond ik zonde van de tijd. Ambitie daarentegen heb ik volop gehad, ik denk dat dit mijn werkelijke drijfveer was. Als het om ambitie gaat was ik een tamelijk gedreven mannetje. Maar dat heb ik nu achter me gelaten. Wat is mijn hartstocht nu? Misschien moeten we aan die drie een nieuwe toevoegen. Ik neem aan dat jij hem herkent: geluk zoeken. En zoeken is natuurlijk niet voldoende. Het is nog belangrijker om geluk te herkennen en ervan te kunnen en durven te genieten. Voor veel mensen is dat een onbereikbaar doel.

Rokus, nogmaals: Santé. Ongeduldig wacht ik op je volgende brief.

Hartelijke groet uit Delft,
volgende week zijn we weer in Frankrijk,
savoir-vivre!,
Gerard.

PS 1 Ik stel voor deze brief Gelukzoekers te noemen.

PS 2 Volgens het commentaar van Chat GPT is deze brief erg lang, zelfs voor ‘geoefende brieflezers zoals Rokus’. Als dat zo is, Rokus, kun je gewoon een of meerdere alinea’s overslaan. Waar bemoeit dat Chat GPT zich verdomme mee.

PS 3 Dit is de langste brief die ik naar je schrijf. Hierna zijn alle brieven korter. Beloofd.

 

 

Brief van Rokus met de titel Over Condordia, Piccolo’s en Polemiek

 

 

Beste Gerard,

Je mag een brief of verhaal nooit beginnen met ‘Ik’. Maar ik ga mij er nu toch schuldig aan maken.

Ik was er al bang voor, dat hetgeen ik zeg polemiek oplevert.

Natuurlijk kan ik zeggen dat het niet zo bedoeld was. Dat ik beter over mezelf had moeten spreken, en niet voor een ander. Dat ik, in de geest van Rutger Bregman, had moeten schrijven dat het met de meeste mensen goed komt. Misschien is zelfs dat niet waar. Ik woon in een comfortabele bubbel. Ik heb makkelijk praten.

Daarom, allereerst mijn excuses voor die opmerking Gerard. Ik wil je graag raken, maar ik wil nooit op de man spelen. Misschien laat ik me te vaak leiden door de vorm. Ik maak de wereld graag mooier dan hij is en dat trek ik dan door naar onze brieven. Een verwijt dat ik vaker hoor.

Of misschien werd ik geleid door het blinde vertrouwen dat ik in mensen heb. Niet als een feitelijke bewering, maar als een talisman tegen het duister. Ik weet ook dat het niet klopt. Maar ik leef contenter als ik dat wél geloof. Het is mijn coping, mijn bijgeloof.

In de twintig jaar dat ik straatwerk deed in Amsterdam heb ik me nooit druk gemaakt over al die fietsen die van me gestolen werden. Anderen hadden hem harder nodig. Ik wil begrijpen waarom mensen doen wat ze doen. Ga ver genoeg terug in iemands voorgeschiedenis en je vindt altijd een reden.

Mensen in extreme omstandigheden (of lees: de wereld), vertonen extreem gedrag. Eckhard Tolle spreekt in zijn boek Een Nieuwe Aarde van het pijnlichaam (pain-body). Dat is het bestel van trauma’s dat zich in ons lichaam heeft opgeslagen, zonder dat je daar bewust van bent. Hij stelt dat extreem gedrag bepaald wordt door dat pijnlichaam en niet omdat mensen een bewuste keuze hebben gemaakt om narrig, vijandig en wreed te zijn. Hij beweert dat mensen die delicten plegen soms geen herinnering hebben aan wat ze gedaan hebben.

Ik wist niet wat over me kwam. Dat is totaal mijn karakter niet.

Ik beschik ook over zo’n pijnlichaam. Ik heb het gelukkig leren duiden en ik weet wanneer het de kop opsteekt. Dan zeg ik liever niets, hul mij in stilzwijgen en ga iedereen uit de weg. Als je geschoren wordt, moet je stilzitten.

Net als de meeste mensen weet ik dat lijden onvermijdelijk is en dat er mensen zijn die meer lijden dan anderen.

Ik heb wegkwijnende mensen gezien in goedbedoelde verpleeghuizen in het achterland van Kroatië, hoog op een berg, aan het einde van een doodlopende weg. – De straatkinderen in Boekarest, die in holen in de grond leven. – De dakloze mensen in verre en nabije steden, in kommervolle, anonieme omstandigheden. – De psychiatrische klinieken in Montenegro en Moldavië, waar 25 mensen slapen op een oppervlakte van 10 bij 10 meter, op doorgezakte en volgepiste bedden. – Waar mensen niet in een kamer, maar in een kooi woonden en dat 24 uur per dag. – Afdelingen die door camera’s gemonitord werden, omdat niemand er naar binnen durfde te gaan. – De psychiatrische klinieken in Nederland, waar ik gewerkt heb en waar mensen in hoge en lange gestichtsgangen schreeuwden om aandacht en ageerden tegen het systeem. – Meer persoonlijk: een moeder die tegen een vader stelt dat hij er op uit is om haar kinderen af te pakken. Elke keer als ik er getuige van was, viel ik stil. Dagenlang. Omdat ik niet kon geloven wat ik gezien en gehoord had.

Ik laat de oorlogen die in de wereld woeden niet buiten beschouwing. De aanleiding tot die oorlogen ligt over het algemeen ver in het verleden. Voor veel mensen is het niet mogelijk om dat verleden te vergeten en een nieuwe, onbevooroordeelde start in het nu te maken. Ik heb geen idee hoe we dat moeten oplossen. Voor veel mensen is het lijden zo prominent, dat ze aan zelfactualisatie niet toekomen. Er is geen veiligheid, geen voedsel, geen huis, geen liefde. Wat kunnen we doen. Geld doneren. Vreedzaam de straat opgaan en demonstreren voor een wereld die werkt voor iedereen. Nieuwkomers een veilige plek, een huis en een baan bieden.

“Alles komt altijd goed. Met iedereen. Echt.”

Je hebt gelijk: er zijn levens die niet goed komen. Er zijn wonden die niet helen. Mensen die kapotgaan en nooit meer terugkeren in de vorm waarin ze ooit begonnen. En toch, er zijn ook momenten, flitsen, zeldzame tedere momenten, waarin we geluk kunnen ervaren. Zoals jij de ervaring beschrijft in de Postharmonie waar je vader op zijn piccolo speelde en een groot applaus kreeg. Daar houd ik me aan vast. Daar zoek ik naar. Elke dag. Zoals wij doen met onze brieven.

Je verwijzing naar Schuller, de Tv-dominee in mijn vorige brief, begrijp ik goed. Ik luister niet naar wat hij zegt, maar naar hoe hij het zegt. Zoals iemand die naar een video van Johan Cruijff kijkt, niet om zijn waarheid te volgen, die is onnavolgbaar en uniek, maar om zijn techniek te doorgronden.

In een eerdere brief heb ik je al eens geschreven over mijn puberale bewondering voor Osho (Bhagwan Shree Rajneesh). Die waarschuwde herhaaldelijk tegen iedere vorm van “-isme”. Hij veroordeelde het ontstaan van ideologieën als vijanden van individuele vrijheid en innerlijke waarheid. Het is met hem niet goed afgelopen, net als met veel goeroes. Desalniettemin, ik ben gefascineerd. Types die hele bevolkingsstammen in beweging krijgen of door middel van deprivatie en het verplicht ophoesten van mantra’s, mensen de mond snoeren. Die preoccupatie had ik al heel jong. Waarom sluiten mensen zich erbij aan? Waarom doen mensen wat ze doen? Mensen die zoeken. Naar wat?

Over jouw misantropie heb ik nog eens nagedacht. Ik vertrouw een misantroop met een moreel kompas meer dan een optimist zonder ruggengraat, die slechts uit is op geldelijk gewin. Jij kijkt de mens in de ogen, in de ziel, inclusief zijn schaduwzijde. Ik sluit mijn ogen niet, maar ik zie graag alleen de zonzijde. Vertrouwen tot het tegendeel bewezen is. Zo ben ik ooit begonnen, waarom dat niet voortzetten?

Vergeef me het woord dystopische kerk. Je kijkt anders naar de wereld. Dat klinkt al beter. Ik respecteer je mening. Ik wil haar lezen. Ook als ze schuurt met die van mij.

Wel een mooi woord trouwens, net als eubiotiek. En zielenroerselen.

Dus, wordt stadsgids in Delft, maar blijf schrijven. Polemiek of concordie, allebei zijn goed. Ik word er gelukkig van. Het levert piek(er)momenten op. Daar is het ons om te doen.

Tot slot: het taoïsme. Jij zegt dat je er niks van snapt. Ik ook niet. En juist dat trekt me aan. Het vraagt niets, belooft niets, preekt niets. Het is, zoals het is. Nu. Meer is er niet. Misschien is dat de grootste troost van allemaal. Dat we een nieuwe start kunnen maken.

Ik groet je, met een buiging.

Artikelcontent

Uw penvrind, Rokus

PS Ik moest jouw brief laten bezinken. Ik vond het vooral een ontroerende brief. Het woord piccolo noopte mij om de zolder op te gaan, op zoek naar een doos vol met oude foto’s. Ik moest bij dat woord subiet aan mijn vader denken. Die speelde ook piccolo, in 1940, 16 jaren jong, in gebouw Musis Sacrum, te Vredenoord.

Geen dwarsfluit. Maar anders. 

Warwinkel

Vrijdag 22 augustus, Delft

Warwinkel, mooi woord

Zo lag in de warwinkel deze Boeddha in een gouden schaal. 

Makkelijk praten. Maar wat als je geen toekomst hebt?

Amen. Maar Heer, U vergeet toch niet de lucht? Toch ook belangrijk, hoor.

Europa

Woensdag 20 januari, Delft

Zie hier boven de groepsfoto op de voorpagina van de Volkskrant, de Europese leiders op bezoek bij Trump. Volgens mij is het de meest trieste foto uit de geschiedenis van de eenwording van Europa. Er staan liefst zes Europese politieke leiders op, de voorzitter van de Europese Commissie en de secretaris-generaal van de NATO. Met z’n achten zijn ze naar de VS gevlogen om de man in het midden, Trump, te beteugelen en weer de goede richting in te masseren.

Hun poging bestond vooral uit slijmen, likken, vleien, buigen en ja-knikken. Zes mannen en twee vrouwen die bewust zichzelf ondergeschikt maken en zichzelf vernederen. Hoe diep kun je zinken? Ze moeten wel, want het maakt ook de positie van Europa duidelijk. De foto is het symbool van de versnippering en inefficiëntie die van Europa een reus op lemen voeten maakt. Terzijde: wat fijn om de uitdrukking hiervoor nog eens van stal te kunnen halen.

Op de meeste van dit soort foto’s kijken de geportretteerden trots en doelbewust de camera in. Op zulke foto’s zie je dat ze weten wat ze samen willen bereiken of hebben bereikt. Kijk eens naar de individuele mensen op deze foto: een zooitje. Iedereen staat er even ongemakkelijk op en kijkt een andere kant uit.

Helemaal links staat Ursula von der Leyen. Ze is zo ver mogelijk van Trump af geplaatst. Trump houdt niet van vrouwen met kort haar die ook nog eens zo’n Hillary Clinton-achtig broekpak dragen. Aan haar gezicht zie je wel dat ze blij is dat ze erbij mag zijn. Haar handjes houdt ze professioneel voor haar buik. Alleen mensen die op een staatsiefoto staan houden zo hun handjes. Handen zijn ook lastige dingen op een foto.

Naast haar de Engelse premier Starmer. Hij heeft nog het meest weg van een boerenpummel. ‘Wat zonde van mijn tijd,’ zie je hem denken.

Tussen hem en Zelensky in staat die rare Finse premier. Hij staat hier omdat hij een potje golf met Trump heeft gespeeld en nu zijn ze vriendjes, dus mocht hij mee. Hij lijkt een buiging naar Trump te gaan maken, of hij heeft last van zijn buik, dat kan ook.

Dan Zelensky, hij kijkt naar Trump en je ziet hem denken: ‘Man, man, man, wat ben je toch een lul.’ Rond zijn mond een meelijwekkend lachje.

Dan de man met de rode das. Hij kijkt de hemel in, vermoedelijk omdat ze hem de hemel in hebben geprezen en hij zich afvraagt of hij de positie van God niet zou kunnen overnemen, of roept hij Poetin aan, zijn grote vriend?

Macron poseert zoals altijd als staatsman, zich uitermate bewust van het fotomoment. Borst vooruit. Blij dat hij naast Trump mag staan.

Dan Meloni, die haar haar draagt zoals Trump het graag ziet. Zij is de enige van de delegatie die in politiek opzicht dichtbij Trump staat. Daarom mocht ze ook meekomen. Als beloning kijkt ze bewonderend naar hem.

Merz geniet van zijn pas verworven staatsmanschap. Met gepaste distantie kijkt hij naar de figuren waarmee hij nu is opgescheept.

Rutte kijkt naar de grond. Ik vermoed dat hij denkt: ‘hier wil ik zeker geen actieve herinnering aan over houden.’ Hij staat er verslagen bij, want hij weet dat het niet lang meer zal duren of Daddy zal zich tegen hem keren als het onoverkomelijk is dat Europa niet langer mee kan gaan met de wispelturigheid en onbetrouwbaarheid van de bully.

Voor mij is deze foto het symbool van het echec van Europa. Met de pet in de hand naar de VS, slachtoffer van de kuren van een psychopaat. Europa op 5-0 achterstand door organisatorische inefficiëntie – een continent dat verschrompelt als een overrijpe appel die uit de boom is gevallen.

Drierivierenpunt

Dinsdag 19 augustus, Delft

 

Ik ben in elke grote en middelgrote stad in Nederland wel geweest. Maar geweest is een groot woord. In veel steden ben ik alleen in de schouwburg geweest en ken ik de weg daarnaartoe. Zo was het met Delft, en ook met Dordrecht waar we vandaag zijn geweest. Een halfuurtje treinen vanuit Delft en we zijn in Dordrecht, voor mij de grote verrassing van Nederland. Wat een leuke, maar vooral mooie stad.

Niet iedereen is het met me eens. Terwijl Wyb aan het winkelen is sta ik met Dies buiten. Vind ik nooit erg, want er is altijd wat te zien en te kletsen. In dit geval zitten er twee kleurrijke figuren op het terras voor de winkel, onmiskenbaar ouwe hippies en een rijk verleden in de kunsten, en misschien daarom verbitterd. Zo kijken ze tenminste wel.
‘Wat een mooie stad,’ zeg ik.
‘De stad is mooi. Maar de mensen deugen niet,’ is het antwoord.
‘Hoe kan dat nou?’ vraag ik, verrast door het antwoord.
‘Vroeger was Dordrecht een eiland en de mensen dus eilanders. Eigenheimers, chagrijnen, zijn het.’
Zo doe je op straat toch heel wat informatie op.

Wyb en ik staan versteld van het aantal boekantiquariaten. Ik tel er wel een stuk of tien, allen met een buitengewoon hoogwaardig assortiment. Ik loop er een binnen en vraag of hij ook een afdeling poëzie heeft.
‘Zeker wel, maar niet in deze winkel. Ik heb in die straat daar nog een winkel. Loopt u maar even mee.’
Hij brengt me naar de hoek van de straat en blijft dan staan.
‘De winkel is pas om twee uur open, maar hier heeft u de sleutel en kunt u naar binnen gaan en zelf gaan kijken.’
Ik schrik ervan. Kan ik zomaar een winkel binnengaan zonder personeel? Heb ik nog nooit meegemaakt. Wie zegt dat de mensen hier niet aardig zijn?
‘Nee, dat is echt niet nodig,’ zeg ik. ‘Ik kom hier zeker terug, er zijn zoveel mooie boekantiquariaten.’ En dat meen ik ook en ik geef hem met dank de sleutel terug.

Het zijn niet alleen de boekantiquariaten waar we versteld van staan. Er zijn zoveel leuke winkels en winkels van Sinkels. En dan komen we al wandelend op het Groothoofd. Nijmegen is prachtig met zijn langs stromende Waal, maar hier, op het Groothoofd, ontmoeten liefst drie rivieren elkaar, de Oude Maas, de Merwede en de Noord. Ik heb nog nooit eerder bij een drierivierenpunt gestaan. Als je echt oud bent hier elke dag op een bankje te zitten en naar het water en de boten te kijken, dat lijkt me wel wat.

Ik ken Dordrecht natuurlijk ook van de dichters C. Buddingh’ (‘Is de kogel door de kerk, krijg je hem toch weer in de kont’) en Jan Eijkelboom. Van beide dichters vinden we een gedicht op muren. Wyb kijkt bij makelaars al naar huizen. De hoogste tijd om naar huis te gaan.

Het raadsel van Dordrecht. Is dit een schets van Giacometti, gemaakt toen hij Dordrecht bezocht? Of is het een prehistorisch tekening van de eerste mens?

Wyb op Groothoofd.

Terugroepactie

Maandag 18 augustus, Delft

 

Ik moet mij nu scharen in het rijtje Renault, Haribo en Jumbo en veel andere bedrijven die wel eens een terugroepactie moesten aankondigen. Jij? Dossiermoddergat? Nee, ik bedoel Uitgeverij Prinsen (ik dus) dat onlangs Het huis van het weekdier uitgaf. Gretig maakte ik de dozen open toen de boeken werden bezorgd. Eindelijk kon ik mijn poëzie in boekvorm vasthouden, een lang gekoesterde wens, nu gerealiseerd.

Ik vond de boeken er eigenlijk prima uitzien. Mooie vormgeving, mooi formaat. Een gedicht wordt toch heel anders als je het in een boek kunt lezen in plaats van een A4’tje of op een website. Een gedicht is gemaakt voor een boek.

Maar na een aantal keren flink bladeren, zag ik dat pagina’s van elkaar los kwamen. Was het alleen bij het boek dat ik las? Ik sloeg andere exemplaren open en verdomd, ik zag dat het boek gewoon niet goed was gebonden, de verschillen katernen waarmee een boek wordt gedrukt, lieten los. Daarvoor koop je geen boek. Een boek moet een boek blijven. De katernen vielen er niet uit, maar het boek raakte wel uit zijn verband en je zag het garen waarmee het gebonden is.

Gelukkig waren mijn contactpersoon en ik er al snel over eens dat dit niet voldeed aan de kwaliteitseisen van een boek en hij zei mij eigenlijk al meteen toe de totale oplage gratis over te drukken. Ik moest de boel terugsturen en in de tweede week mag ik een nieuwe oplage uitpakken. Dat duurt nog zo lang omdat Wyb en ik ook nog twee weken in Frankrijk zijn.

Het vervelende is dat ik best nogal wat boeken heb verkocht of uitgezet. Er zit dus niets ander op dan een terugroepactie te organiseren. Bij deze. Iedereen die een boek heeft gekocht en merkt dat het slecht gebonden is, laat het via een DM even aan mij weten, telefoontje mag natuurlijk ook en ik stuur je in september een geheel nieuw exemplaar op waarvan de verschillende katernen, hoop ik, wel goed aan elkaar blijven zitten.

Ter illustratie van verval, en ter troost, daarom een passend gedicht uit de bundel met een kleine aanvulling, zie de laatste regel.

 

__

Het glas breekt.


De stoel verslijt.


De broek scheurt.


De boom verdort.


De beker valt.


De auto crasht.


De hond sterft.


De mens verschrompelt.


De verf bladdert.


De aardappel verschimmelt.


Het huwelijk strandt.


De peer verrot.


Het paleis vervalt.


De fiets verroest.


Het lijk ontbindt.


Het schip vergaat.


Het hout vermolmt.


De dood scheidt.


De poëzie veroudert.


De haas gestroopt.


De bom barst.


De tekst gewist.


De rivier verdroogt.


De glans verdoft.


De pik verslapt.


De beer geschoten.


Het zand verwaait.


De hersens verkalken.


De vis verstikt.


Het huis verzakt.


Het bos brandt.


De steen vergruist.


De schaatser verdrinkt.


De schoen slijt.


De kennis vergaat.


De schrijver vergeten.


Het geld verloren.


Het bier verschraalt.


Het geloof verdwijnt.


De schuur gesloopt.


Het kind veroudert.


De zon dooft.


Echt niets,


helemaal niets,


blijft bij het oude.





Zelfs een boek niet.

Journal d’images

Een berg in Dordrecht.

Vrij

Vrijdag 15 augustus, Delft

 

Wyb heeft vandaag vrij en wandelt met een vriendin door het Delftse Hout. Dat betekent dat ik een middag vrij ben. Maar, je bent toch elke middag vrij? Klopt, maar vrij betekent voor mij dat ik niet met Dies hoef te wandelen, dat ik kan gaan en staan waar ik wil.

Ik besluit naar Den Haag te gaan voor een bezoek aan de bibliotheek, en wie weet, kom ik onderweg wat foto’s tegen. Sommigen vinden dit natuurlijk een rare zin: foto’s tegenkomen. Je maakt toch foto’s? Dat laatste is ook waar, maar door mijn focus op straatfotografie, moet ik de deur uit om onverwachte dingen tegen te komen. En meestal gebeurt dat ook wel, dat is het mooie. Al wil dat niet zeggen dat ik altijd met goede foto’s terugkom.

Ik ga naar de bibliotheek omdat ik mijn abonnement bij de Delftse bibliotheek heb uitgebreid, waardoor ik ook in Den Haag kan lenen. Je zou me een literaire vluchteling kunnen noemen. Ik heb zelden zo’n armzalige bibliotheek gezien als die in Delft. En door mijn kinderboeken ben ik, denk ik, toch wel in meer dan de helft van de bibliotheken in Nederland geweest.

De Delftse bibliotheek is meer een horecagelegenheid annex wijkcentrum waar wat boeken staan. Armoe troef. Het is altijd een drukte van jewelste, maar iedereen loopt langs de boeken. Er zijn muzieklessen, danslessen en er wordt veel koffie geleut. De Delftse bibliotheek is het slachtoffer van het multifunctioneel denken: als je de boel maar bij elkaar flikkert, komt het goed. Nee dus. Wat een genot om in Den Haag weer eens in een echte bibliotheek te zijn.

Omdat het te heet is om lang door de stad te zwerven, loop ik terug naar het Centraal Station. Als je van de bibliotheek naar CS loopt, kom je langs het Ministerie van Buitenlandse Zaken, de werkplek van Wyb. Daar zie ik waar ik helemaal niet meer aan heb gedacht. Al drie weken lang zitten demonstranten voor het ministerie om tegen het Israëlbeleid van de Nederlandse regering te protesteren. Ze doen dat 24 uur per etmaal. Als Wyb nachtdienst heeft, zitten ze er om kwart voor elf ’s avonds en als ze om zeven uur ’s ochtends klaar is, zijn ze er ook. Petje af. Als ik het goed heb, lezen ze permanent de namen voor van de slachtoffers van de genocide, net zoals ook weleens de namen worden voorgelezen van de slachtoffers van de Holocaust.

Ik neem wat foto’s. Als ik er ben zitten drie, vier mensen te luisteren. Ik vind het moedig zo’n permanent protest, maar ik geloof eigenlijk niet dat dit helpt. Met honderdduizenden door Den Haag lopen, zet zoden aan de dijk. Maar dit buitengewoon integer protest? Het is zuiver op de graat, maar effectief? Ik heb mijn twijfels.

Je kunt zeggen dat het heeft geholpen omdat de Nederlandse regering toch langzaam is gaan draaien. Maar de belangrijkste reden daarvoor is volgens mij toch de beestachtigheid van het Israëlische oorlogsvoeren. Zelfs Dilan Yesilgöz kan niet meer schermen met het argument dat de protesten antisemitistisch zijn. Iedereen ziet inmiddels in dat het om ordinaire oorlogsmisdaden gaat.

Zomer

Donderdag 14 augustus, Delft

 

Summer in the city. Het is jaren geleden dat ik in de zomer in Nederland was. Ik vind het heerlijk, Nederland is dan een ander land, in ieder geval Delft. Als ik het inschat, is de helft, of meer van de stad, ergens anders. Auto’s, fatbikes, fietsen, mensen, het is allemaal meer dan gehalveerd. Als ik ’s ochtends Dies uitlaat, fietst een enkeling langs. Als de stad op volle toeren draait is dat compleet anders.

Nijmegen heeft zijn Goffert, Amsterdam zijn Vondelpark, Groningen zijn Noorderplantsoen, Delft heeft de oevers van het Rijn-Scheldekanaal. Ik heb de mazzel dat ik nog geen vijftig meter van het kanaal af woon. Wyb en ik gaan regelmatig langs het kanaal zitten in de schaduw van wat grote bomen om naar de bootjes te kijken en het open gaan van de brug die nu permanent wordt gekoeld met het water uit het kanaal.

Wyb en ik sluiten ons dan aan bij de rest van Delft die langs het kanaal ligt. Zijn oevers zijn ook de route die ik elke middag met Dies loop. Ik gooi dan met een frisbee en Dies springt hem uit de lucht. Dat is op deze zonnige dagen niet meer mogelijk omdat de oever vol ligt met mensen die aan het zonnen zijn, feest vieren, barbecueën of in diepe gesprekken terecht zijn gekomen, een enkeling gaat op in een boek.

Voor mij is het ook een uitstalling van mooie meisjes. Tegenwoordig mag je dat niet meer zeggen dat je geniet van de schoonheid van het vrouwenlichaam, zeker niet als ouwe man, maar ik kan het niet laten. Gelukkig heb ik een schuin oog dat me helpt met bewonderen. Als mijn dochters dit lezen zullen ze wel zeggen: ‘Bah, daar heb je hem weer, die oude man. Zit hij naar jonge meisjes te loeren.’ Ik kan dit bevestigen; al zou ik het woord loeren nooit zelf gebruiken. Het is een vluchtige blik vol bewondering. Ook al ben je zeventig, het oog voor schoonheid blijft bestaan, voor jong en oud.

Wyb en ik vroegen ons ooit af of je in het kanaal kunt zwemmen. Het antwoord is al lang gegeven. Deze zomer is het kanaal veranderd in een groot zwembad. Mensen duiken, plonzen, dat het een lieve lust is. Ik vertel ze maar niet dat ik soms een drol van Dies in het kanaal schuif. Nu ik weet dat het een zwembad is zal ik dat niet meer doen.

Ik ken ze van de Goffert en het Noorderplantsoen: de grootbekken. Mannen die bij elkaar zitten en zuipen en schreeuwen en soms met elkaar welgemeend op de vuist gaan. Tegenover onze zwaaikom heb je een klein parkje dat de hele dag wordt ingenomen door een groep grootbekken. Met blote basten en een grote bek houden ze ieder ander weg. Mocht het niet door de grote bek zijn dan is het wel door de vechthond. Gelukkig blijft hun lawaai beperkt tot het parkje.

Vanmorgen liep ik met Dies door het winkelcentrum en zag ik een groep van zestig aankomende studenten met oranje t-shirt voor de Jumbo staan. Achter op de t-shirts stonden de namen van wel tien grote bedrijven, waaronder Shell en KLM. Sponsoring. Het zijn de studenten waar dit soort bedrijven op het eind van hun studie voor op de loer ligt. Hun kostje is gekocht. Leve de bèta, de bèta is goud waard.

Maar het groepje studenten, dat volgens mij een grote fietstocht gaat maken en nu proviand inslaat, is, vrees ik, ook het teken dat het binnenkort afgelopen is met de rust in de stad. De eerste studenten zijn teruggekeerd. De rest zal snel volgen. Tijd voor autumn in the city. De oever van het kanaal zal weer helemaal alleen voor Dies en mij zijn. Wel jammer, dat verlies aan schoonheid.

Journal d’images

Zegening

Woensdag 13 augustus, Delft

 

Laat ik vandaag eens mijn zegening vieren. Of eigenlijk moet ik zeggen: onze zegening. Ik weet dat ik best vaak mopper en zit te zeuren, en dat doe ik natuurlijk niet voor niets, er is nou eenmaal weinig volmaakt in deze wereld. Maar laat ik vandaag eens vieren dat het mogelijk is, dat kritisch zijn, of, zoals anderen zullen zeggen, dat gekanker. Eigenlijk is Dossiermoddergat één groot bewijs dat in een klein deel van deze wereld nog hoop is.

Neem als voorbeeld het feit dat ik mij regelmatig atheïst kan noemen en dat ik god niet met een hoofdletter hoef te schrijven. Voor deze simpele mening kan ik in dertien landen worden geëxecuteerd.
Ik kan zelfs zeggen dat religie volgens mij een hoax is, en dat er met de aanhangers van welke religie dan ook een steekje los zit. Goed beschouwd is religie een uit de hand gelopen complottheorie. God als schepper en bestierder van alles, laten we eerlijk zijn: het is lachwekkend.

Zo kan ik ook schrijven dat Donald Trump een halvezool is met een zwaar criminele inslag. Dit, gecombineerd met het feit dat op mijn telefoon talrijke Trump-grappen staan die nou niet bepaald een rooskleurig beeld geven van deze omhooggevallen gek, betekent wel dat ik momenteel niet naar Amerika durf te gaan. De grenspolitie in de USA heb ik altijd al beschouwd als de meest onbehouwen lomperds, maar nu zijn ze gevaarlijk. Voordat je het weet, boet je voor je kritische houding in een of ander concentratiekamp in de Verenigde Staten, dat tot voor kort tot de vrije wereld behoorde. Maar goed, wat maakt het uit, zolang ik mij vrij en zonder zorgen in Europa kan bewegen, is het goed. Ik constateer daarbij wel dat die vrije wereld steeds kleiner wordt. 

Stel je voor dat ik in Israël zou zeggen dat het land, ontstaan door Nazi-misdaden, de Nazi-misdaden nu zelf uitoefent en ook nog eens perfectioneert. Het wapen honger is nog nooit zo effectief ingezet. Ik zou best journalist in Gaza willen worden, maar je overlevingskans is nihil. Ik kan het hier allemaal schrijven zonder het niet te overleven.

Hoewel, je weet het nooit natuurlijk. Je moet er niet aan denken dat de Trump- en Netanyahu-adept Wilders hier de absolute meerderheid krijgt. Ik vrees dat het met het bestaan van Dossiermoddergat dan snel is gedaan. Ik heb natuurlijk het voordeel dat het bereik van Het Dossier geen moer voorstelt, maar het net van de autocratie en het conservatisme zal zich steeds fijnmaziger sluiten.

Nu staat Nederland op de derde plaats wat persvrijheid betreft: Noorwegen en Estland staan voor ons. Zweden en Finland bezetten de plaatsen achter ons; dus we weten waar we heen moeten vluchten als Wilders het voor het zeggen krijgt.

Valt het wel mee? Er valt altijd opmerkelijk weinig mee. In 2024 kwamen 124 journalisten en mediaprofessionals (waaronder dus bloggers) om het leven.
Sinds oktober 2023 zijn alleen al in Gaza 242 Palestijnse journalisten, bloggers en vloggers gedood. Ja, die Israëliërs kunnen er wat van.

Laten we, nu het nog kan, genieten van onze vrijheid (zie dit blog), vanzelfsprekend is het zeker niet.

Journal d’images

7x Nijmegen

Dinsdag 12 augustus, Delft

Weer trekken wij ten strijden voor ons rood, zwart en groen! Diehard NEC-supporter. We ontmoetten hem toen we door Nijmegen-West liepen. Hij zat in zijn voortuintje aan de Weurtseweg pinda’s te pellen. ‘Gefeliciteerd,’ zeg ik hem als we langslopen. ‘Ja, dank je.’ Hij hoeft blijkbaar niet na te denken waarom ik hem feliciteer. ‘5-0 eerste competitiewedstrijd tegen Excelsior, niet gek,’ zeg ik. ‘O, ik dacht dat je me feliciteerde met het verdwijnen van Vitesse. Dat is natuurlijk een veel grotere overwinning.’ 

Uitgerekend deze tekst kom ik tegen op de plek waar vroeger de veewagens met van angst gillende varkens stonden te wachten om het slachthuis binnen te rijden. Het slachthuis is verdwenen en veewagens met gillende varkens zullen hier nooit meer staan. De Waalhaven, waar deze foto is gemaakt, is nu omgeven door flats in het hogere huursegment. De bewoners zouden het gegil van de varkens sowieso niet pikken. 

Zo ken ik Nijmegen weer.

En zo ook.

Tussen Lent en het eiland, ontstaan door de nieuwe Waalgeul, liggen diverse bruggen van een ongekende elegantie. Dat hele nieuwe gebied aan de overkant van Nijmegen doet me denken aan de allure van de oevers van Bordeaux en Parijs. Koos Nijmegen in het verleden vaak voor miezerigheid, zie de woningbouw in de benedenstad, met de aanleg van dit project heeft men de geest laten waaien. 
Op de zijkant van een van de bruggen staan deze objecten. Is het kunst? Of zijn het ligstoelen? Ik denk dat het beide is. Sinds dit weekend heb ik geleerd dat het belevingskunst is. 

Dit is de oever van de geul aan de Lent-kant. Het is zo jammer dat ik deze locatie niet meer aan Matthijs kan laten zien. Ik weet zeker dat we er een locatievoorstelling voor zouden verzinnen. 

En ten slotte dan nog één keer het Gezicht van Nijmegen. Dit keer in z/w en zonder ogen. 

Expeditie Nijmegen

Maandag 11 augustus, Delft

 

Omdat we in het Noorden woonden, kwamen we altijd via Arnhem en dan de Waalbrug in Nijmegen. Vervolgens reden we door naar ons doel, meestal Jan en Connie. Nu we uit Delft komen, rijden we via het westen Nijmegen in. Bij Neerbosch-Oost rijden we bij de eerste rotonde meteen links de Energieweg op. Ons doel is opnieuw Connie en via de Energieweg kunnen we, denk ik, het snelst bij haar komen.

Op de Energieweg is nauwelijks iets veranderd. Maar als we richting centrum rijden is alles anders. Ik kom in een nieuwe wereld terecht. Er is een brug naar Arnhem, die ik natuurlijk niet moet hebben, met een grote boog rijden we een compleet nieuwe wijk in. Via die boog kom ik zelfs op de Weurtseweg terecht. Ik groet het huis van mijn opa en oma. Aan de overkant niks geen vage industriële loodsen meer. Aan de overkant nu moderne flats, niks geen slappe architectuur, het zijn gebouwen waarover is nagedacht. Hulde, hulde.

De reden voor onze tocht: een toenemende behoefte aan Nijmegen. Anderhalf jaar geleden waren we er even om iets af te geven. Daarvoor twee jaar niet. Het verlangen om mijn geboortestad te zien, bouwde zich steeds meer op. Tijd voor Expeditie Nijmegen, inhalen wat ik heb verwaarloosd.

Naar aanleiding van ‘Het huis van weekdier’ noemt Connie mij het eerste uur al de grootste melancholicus die ze kent. Ik heb over mezelf nooit nagedacht als melancholicus, maar ik sluit zeker niet uit dat ze gelijk heeft. Zeker nu wij twee dagen in Nijmegen zijn.

Godverdomme, wat heeft die stad zich vernieuwd. Met Connie lopen we twee dagen door de stad en ik ben zo verbaasd. Wat heb ik veel gemist. De eerste dag loop ik met Connie over het dak van de Sint-Stevenskerk dat een nieuw leistenen dak krijgt. Voor de gelegenheid is er een steiger tegen de kerk gebouwd die door het publiek is te beklimmen. Op het dak kijk ik uit over de stad en zie ik mijn geliefde Waal krachtig langs Nijmegen stromen. Langs de Waal is een geul van twee kilometer lang gegraven. Daartussen is een even groot eiland ontstaan waar ik mensen als poppetjes zie recreëren. Connie wijst mij de plek waar het masker van Nijmegen staat. Ik zie het allemaal voor het eerst.

’s Avonds lopen Wyb en ik door de Ooij, vlak langs een kudde paarden. Het kan niet anders of sommige veulens zijn net geboren. Door hoge begroeiing zoeken we onze weg. Hier ergens heb ik voor het eerst in de natuur de liefde bedreven. We bereiken de Waal, waar nog veel mensen genieten van de avond. Lang geleden gingen we hier zwemmen met de familie. ‘En jullie zwemmen niet naar de overkant, begrepen?’ zei mijn oma dan streng tegen mijn ooms. Maar natuurlijk zwom er uiteindelijk toch een over. ‘Ik heb nog wel gezegd dat hij het niet moest doen. Levensgevaarlijk,’ mopperde ze als ze hem aan de overkant zag lopen.

Dan lopen we richting stad. De zon gaat onder achter de Waalbrug. Tijd voor een foto voor een ansichtkaart. Groeten uit Nijmegen. We eindigen de avond met een gin-tonic op een terras aan een tafeltje pal aan de rivier. Ik heb inmiddels veel rivieren in mijn leven gezien, maar geen is mooier dan mijn Waal. De boten stampen nog steeds vol geladen tegen de stroom in. De lege boten die stroomafwaarts gaan, doen dat met een vaart die me doet denken aan honden die de zee en het strand ruiken.

De officiële naam van dit werk is ‘Het Gezicht van Nijmegen’. Het is gemaakt door Andreas Hetfeld en is een natuurgetrouwe weergave van een Romeins gevechtsmasker uit de eerste eeuw na Christus, dat 100 jaar geleden is opgebaggerd uit de Waal. 
Het masker is, zoals dat heet, een belevingskunstwerk. Bezoekers kunnen erin kruipen waardoor ze onderdeel worden van een stuk geschiedenis van Nijmegen. Via een trap aan de achterkant kun je door de Romeinse ogen naar de stad kijken.
Voor deze gelegenheid worden de ogen van het Gezicht gevormd door Wyb (links) en Connie (rechts).

5x Rotterdam

Zaterdag 9 augustus, Delft

Nachtdienst

Vrijdag 8 augustus, Delft

 

‘En kon je wakker blijven?’
‘Nou, dat lukte wel. Al heb je tussen drie en vijf uur een enorme dip.’
‘Hadden jullie het druk?’
‘Nee, eigenlijk helemaal niet. Gelukkig wordt India om vijf uur wakker. Dan wordt het drukker en word je weer helemaal wakker. Het is dan heerlijk als je het buiten licht ziet worden.

Deze dialoog hadden Wyb en ik vanochtend om acht uur. Ik was net wakker; Wyb kwam thuis van een nachtdienst. Wie had ooit gedacht dat wij zo’n dialoog zouden voeren? Nachtdienst is een geheel nieuw fenomeen voor ons. Vooral twee nachtdiensten achter elkaar, zoals gisteren en vandaag het geval is.

En dan de zin: ‘Gelukkig wordt India om vijf uur wakker.’ Dat is toch van geheel andere aard dan de vraag die wij vermoedelijk het meest aan elkaar hebben gesteld: ‘En? Wat vond jij van de voorstelling?’

Wyb werkt deze nachten op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Normaal werken daar zo’n drieduizend mensen. ’s Nachts zijn er bewakers en een handjevol mensen om de communicatie met het buitenland op gang te houden.

Het levert interessante verhalen op. Het is zo jammer dat ik er niet over mag schrijven, wat ik overigens goed begrijp, het is allemaal erg privacygevoelig. Maar ik had zo graag wat van die verhalen opgetekend, want neem van mij aan dat er veel leed in de wereld is. Als je zo hoort waar Wyb allemaal mee te maken krijgt, zou je niet meer naar het buitenland durven.

Het is onvoorstelbaar wat ze voor haar kiezen krijgt. Om een globale opsomming te geven: vrij veel vermissingen, regelmatig mensen die in het buitenland overlijden, mensen die totaal bestolen zijn, onder meer van hun paspoort, mensen die zonder geld in een buitenlands ziekenhuis liggen en de taal van dat land niet spreken, ernstige ongelukken, mensen die in het buitenland zijn gearresteerd en één telefoontje mogen plegen, en zo zou ik nog wel door kunnen gaan. Sinds Wyb er werkt, zijn er diverse oorlogen uitgebroken en dat levert weer een compleet andere dynamiek op.

Ik ben blij dat ze niet zo vaak nachtdiensten heeft, in principe een keer per maand. Deze twee nachten achter elkaar komt omdat ze een dienst heeft geruild. Het is ontzettend vervelend om alleen te slapen als je het niet gewend bent. ’s Nachts een lijf naast je, speciaal dat van Wyb, is, merk ik, bijna een voorwaarde om lekker te slapen. Vanavond slaap ik dus weer alleen, ik zie er nu al tegenop.

Het is trouwens niet helemaal waar dat ik nooit met nachtdiensten te maken heb gehad. Ooit gaf ik les aan een school voor gezins- en bejaardenverzorgenden (zoals dat toen nog heette) en daar zat een internaat bij. Onderdeel van mijn functie was dat ik een of twee keer per maand als 24-jarig docentje daar moest slapen en op zo’n honderd leerlingen moest passen, voornamelijk meisjes. Vond ik toen ook geen pretje.

Journal d’images

Rode stoel

Woensdag 6 augustus, Delft

 

De rode stoel staat weer op zijn plaats. Met dank aan Esmee die een Mercedes-bus heeft, en de goede gewoonte om elk jaar met haar kinderen – dus mijn kleinkinderen, zegt de trotse opa – bij ons in de buurt in Frankrijk te gaan kamperen. Aangezien ze tegenwoordig in zo’n kant-en-klare glamping tent gaat kamperen, hoeft ze zelf nauwelijks spullen mee te nemen, waardoor er zowel op de heen- als terugweg veel ruimte overblijft, dus gelukkig ook voor mijn rode stoel.

Come on, Blogger, een rode stoel, heb je geen andere onderwerpen om over te schrijven? Wat moeten wij lezers nou met een rode stoel? De lezer niets, maar voor mij is de rode stoel een van mijn mooiste bezittingen.

Wat doe je als je niets meer hebt omdat je na je scheiding alles bij je ex-vrouw en kinderen achterlaat? Wyb en ik weten er alles van. Wat is het meest noodzakelijke om aan te schaffen? Het eerste wat wij kochten was een matras, onze eerste gemeenschappelijke aankoop. Het matras diende de eerste maanden ook als bank in de woonkamer. De tweede aankoop: een televisie. Want als je op een bank zit, wil je toch ook naar iets kunnen kijken.

De derde aankoop was niet een bank. Een bank is, voor wie weinig heeft, toch eigenlijk overdreven luxe. Het meest essentiële in een huis, heb ik altijd gevonden, is een tafel en stoelen. Met een tafel en stoelen er omheen kun je de wereld veroveren.

Wyb en ik waren ons ervan bewust dat je op een goede tafel en goede stoelen niet moet bezuinigen, en zo kochten we een tafel van Henk Vos. Een rib uit ons lijf, maar toen we bedongen dat Henk Vos zijn handtekening onder de tafel zou zetten, besloten we daadwerkelijk tot koop over te gaan. Een goede beslissing, want de tafel is nu de trots van ons huis in Frankrijk. Hier in Delft kochten we een tafel via Marktplaats voor 65 euro. Het is een dijk van een tafel waar we even blij mee zijn als met de tafel van Henk Vos.

Ook op de stoelen wilden we niet bezuinigen en we kochten de klassiek Gispen-stoelen. Om het geheel een wat nonchalante touch te geven, kochten we naast vier blauwe Gispen-stoelen een grote rode Gispen-stoel met armleuning. Ons huis was ingericht, vonden we, de rest was een invuloefening. Alles wat ik zojuist beschreef, vond zo’n vijfentwintig jaar geleden plaats. Ik mag nu wel de conclusie trekken dat het perfecte aankopen waren. Tafel en stoelen zijn nog in prima conditie en we hebben geen enkele behoefte om de boel eens te vernieuwen.

De blauwe stoelen konden we zonder problemen met onze eigen auto vanuit Cadouin naar Delft verhuizen en ruilen met de caféstoelen die we voor 125 euro per zes stoelen via Marktplaats hadden. gekocht. Het vervelende was dat de rode stoel niet in onze auto paste. Esmee is dus de grote redder. De stoel staat sinds een week aan onze Marktplaatstafel.

Oké, maar de lezer zit nu waarschijnlijk te wachten op de clou. Waarom is die rode stoel een blog waard? Die stoel is namelijk al vijfentwintig jaar mijn werkstoel. Op deze stoel zittend heb ik wel honderdduizend woorden geschreven, heel Dossiermoddergat, nou ja, bijna heel Dossiermoddergat, is op deze stoel geschreven. Mijn stoel zit als een ouwe regenjas -ik ben zo aan dat ding gehecht. En nu staat hij dus gewoon weer in onze woonkamer In Delft. Ik heb meteen weer zin om te schrijven. Dit blog is een eerbetoon aan de rode stoel voor vijfentwintig jaar trouwe dienst.

Doodsangst en demagogen

Dinsdag 5 augustus, Delft

Hieronder alweer de zevende brief die ik aan Rokus schreef. Onder mijn brief vind je de brief die Rokus aan mij schreef en waar ik nu dus op reageer. Daarom misschien goed dat je eerst de brief van Rokus leest en daarna die van mij. Hoe mijn familie op mijn brief reageerde, kun je in het blog van gisteren lezen onder de titel Tribunaal. De brief bleef niet onbesproken, ook in Frankrijk niet. 

 

Zondag 3 augustus, Delft

 

Beste Rokus,

Dank voor je brief! Anders dan bij jouw eerdere brieven triggerde deze brief mij tot polemiek. Dat gebeurt wel vaker bij me. Het is een erfenis van vroeger, toen ik nog politiek activistisch was. De polemiek beoefende ik toen met plezier en vol vuur. Maar ik wil beginnen met een stuk rauwe werkelijkheid.

Ik geloof dat ik je al eens heb verteld dat ik eigenlijk geen relatie met mijn vader had. Mijn vader hield van hard en veel werken en was daarom vaak weg. Als hij thuis was, deed hij de luxaflex dicht en sloot hij ons huis af van de buitenwereld. Hij was een eenzelvige man. Ik kan me niet herinneren dat we ooit een goed gesprek hebben gehad.
Ik geloof niet dat dit mij heeft beschadigd en voel dan ook geen enkele rancune naar hem. Het gekke is dat we elkaar best vaak zagen. Zo kwam ik erachter dat je met iemand kunt leven en toch geen relatie hebben. Overigens maakte mijn moeder alle lacunes van mijn vader meer dan goed. Zelf zei ik er altijd over: ‘Ik heb veel van mijn vader geleerd, namelijk hoe ik niet wil leven.’

Dat neemt niet weg dat mijn vader, los van onze relatie, grote invloed op mijn leven heeft gehad en dat komt door het volgende. Op 44-jarige leeftijd kreeg mijn vader te horen dat hij blaaskanker had. Hij werd geopereerd en na de operatie nodigde de specialist mijn moeder en mij uit. Hij vertelde ons dat mijn vader nog hoogstens een jaar te leven had. Hij wilde hem nog wel een keer opereren, maar hij kon niet zeggen of dat iets zou helpen. Hij had de operatie, die niet zonder levensgevaar was, nog nooit eerder uitgevoerd. Als de operatie lukte, kon ze mogelijk levensverlengend zijn.

Hij onderging de operatie. Die zo lang duurde dat het leek alsof hij er niet meer uit zou terugkeren. Mijn moeder en ik zaten in angstige spanning thuis te wachten of hij het zou overleven. Dit bleek inderdaad het geval te zijn. Ik zou moeten schrijven: dit bleek, gelukkig, inderdaad het geval te zijn. Maar mijn vader zou het daar zeker niet mee eens zijn. Mijn vader kwam levend uit de operatie, maar na die operatie was hij een aangetaste man, ‘een wrak’, zoals hij zelf zei.

Hij leefde nog tien jaar, maar vraag niet hoe. Hij was niet alleen een fysiek wrak, ook psychisch had de ziekte greep op hem gekregen. Een terugkerende uitspraak van hem was: ‘Die specialist is door die operatie wereldberoemd geworden en reist nu alle congressen af. De patiënt zit als wrak thuis, dat zal hij er wel niet bij vertellen.’
Het precieze aantal operaties dat hij in die tien jaar onderging, kan ik mij niet meer herinneren. Als ik aan mijn vader denk, heb ik drie herinneringen.
De eerste herinnering is de belangrijkste omdat ze in mijn dromen nog wel eens terugkomt. Ik loop met mijn moeder door lange ziekenhuisgangen. Als we zijn kamer inlopen, zie ik hem op bed liggen. Aan zijn bed hangen zakken vol bloed en urine. Achter hem de schermen met lijnen die hem monitoren.
Het tweede beeld: mijn vader zit thuis achter zijn orgel als een zombie. Hij probeerde muziek te maken, maar elk muzieknummer klonk even houterig, er zat geen enkel leven in. In die tien jaar is mijn vader twee keer opgenomen in een psychiatrische inrichting. Zijn leven werd beheerst door doodsangst en pijn. Voortdurend wreef hij over zijn onderbuik. ‘Het liefste ben ik dood,’ werd een mantra van hem. Pillen temperden zijn doodsangst en tastten zijn persoonlijkheid aan.

Ter contrast dan nog de derde herinnering. Ik ben vijf of zes jaar. Mijn vader speelt piccolo in de Postharmonie, die een concert geeft in de grote zaal van De Vereeniging in Nijmegen. Mijn vader heeft er een lange solo in. Mijn moeder en ik horen hem wekenlang oefenen en we weten precies waar in de solo de valkuilen zitten. En dan is er het moment suprème, mijn moeder en ik zitten samen in de zaal: mijn vader gaat staan en speelt in een volle zaal de solo. Hij doet het perfect. Op het eind van het concert is er groot applaus voor hem. Een mooie herinnering, waarmee ik wil zeggen dat hij niet altijd een muzikale zombie was. Integendeel.

Uiteindelijk overleed mijn vader op 54-jarige leeftijd niet aan kanker maar aan een hartstilstand. Ik woonde in die tijd vlakbij mijn ouders. Op een gegeven moment werd ik gebeld door mijn moeder. Aan haar stem hoorde ik dat het goed mis was. Ik sprong op mijn fiets en zo was ik erbij dat mijn vader zijn laatste adem uitblies terwijl hij op een stoep lag.

‘Dat moet een vreselijke tijd voor je moeder zijn geweest, die ziekte,’ kreeg ik vaak te horen. Maar dat geloof ik niet. Ze genoot volgens mij van het zorgen voor hem, vooral omdat ze echt van hem hield – waar ik mij nooit iets bij heb kunnen voorstellen.
Jaren later werd mijn moeder door Alzheimer aangetast. Er zijn mensen die zeggen dat het ook een mooi proces kan zijn, die Alzheimer. Ik word dan altijd boos. Hoezo, mooi? Voor mijn moeder was het één grote lijdensweg. Uiteindelijk liep ze in paniek door de gang van het verzorgingshuis en hoorde ik haar roepen: ‘Gerard, Gerard, neem me mee, ze houden me hier gevangen.’

Daarom las ik met enige verbazing de volgende alinea in jouw vorige brief:
‘Het is vloeken in jouw dystopische kerk, maar ik geloof erin: alles komt altijd goed. Met iedereen. Echt.’

Ik heb je tot nu toe, zoals je schreef, veel complimenten gegeven, maar nu moet ik toch de polemiek met je aangaan. Ik geloof er niets van wat je zegt en al die miljarden die op de wereld verspreid op kerkhoven liggen geloven er denk ik ook niets van. Met mijn vader en moeder is het in ieder geval niet goed gekomen. Ik vind het fijn voor je dat je dit met droge ogen kunt beweren, het betekent dat je een gelukkig mens bent in een veilige omgeving. Maar neem van mij aan dat er veel, heel veel aangetaste mensen zijn, mensen waarbij het nooit meer goed komt. Dat hoef ik je waarschijnlijk niet te vertellen, want als hulpverlener in de psychiatrie kan het niet anders dan dat je dat volop om je heen hebt gezien. Dood en ellende is overal om ons heen, Rokus, en kan elk moment toeslaan. Maak je geen illusies.

Dat brengt mij op het eerste deel van die alinea ‘Het is vloeken in jouw dystopische kerk.’ Dit vereist toch enige correctie. Ik ben van geen enkele kerk lid. Sinds ik kan nadenken, ben ik atheïst. God is aan mij niet besteed, eigenlijk is elke vorm van metafysica niet aan mij besteed.
Ik denk dat je op het woord dystopisch komt omdat ik mij zo nu en dan misantroop noem en dat jij dat woord gekwadrateerd hebt naar dystopisch. Ook al heb ik geen hoge pet op van de mensheid en voorspel ik ze een sombere toekomst, dat wil niet zeggen dat ik enige vorm van dystopie nastreef. Integendeel. Tegen beter weten in ondersteun ik eigenlijk al mijn hele leven de sociaal-democratie. Als misantroop doe ik echt mijn uiterste best de wereld iets beter te maken. Mijn wortels liggen in het socialisme en het humanisme. Ik ben misantroop geworden tegen mijn eigen wil in – alles beschouwend kan ik niet anders.
Ik zou je graag op wereldreis meenemen, te beginnen in Gaza, van daaruit gaan we naar de sloppenwijken van India en Pakistan, en passant nemen we wat autocratische en fascistische regimes mee en dan eindigen we in Oekraïne. Of het met iedereen goedkomt? Ik schrijf je het niet na.

Zoals ik al zei, daagt jouw brief mij uit tot polemiek. Zo heb ik gekeken naar The Hour of Power waarin Robert H. Schuller in een glazen kathedraal (hoe verzin je het) aan het preken is. Ik geef toe dat hij de technieken van de retorica goed heeft bestudeerd, maar Rokus, wat ik zie is een manipulator. Hij wringt zich in allerlei bochten om zijn toehoorders maar het juiste religieuze gevoel te geven. Je zegt dat je naar hem kijkt om je presentatievaardigheden een boost te geven. Ik hoop dat je niet zijn valse toon overneemt, dat jij bij presentaties zoveel mogelijk jezelf blijft en niet overgaat tot manipulatie. Alles wat Robert zegt is gericht op effect, is bedacht om zo effectief mogelijk zijn toehoorders te bespelen. Kijk naar die handjes van Robert H. Schuller: kunstmatige retorica. Als ik ergens allergisch voor ben dan zijn het voorgangers, goeroes, priesters, charismatische politici, volksmenners en demagogen.

Ten slotte. Ik weet eigenlijk helemaal niet precies wat taoïsme is. Ik heb wel geschriften van de oude taoïsten gelezen, maar meestal begrijp ik er geen bal van. Maar wat mij erin aanstaat is de boodschap van eenvoud, eerlijkheid, je niet laten verleiden tot welke manipulatie dan ook, liever in eenzaamheid en armoe op een Chinese berg wonen dan je bestuurlijk of cultureel te laten corrumperen.

Zoals altijd kijk ik uit naar je volgende brief.

Hartelijke groet,
Gerard

Brief van Rokus

 

28 juli 2025

 

Beste Gerard,

Complimenten. Ik kan er niet genoeg van krijgen. Sinds wij elkaar brieven schrijven, krijg ik er van jou meer dan ik feitelijk aankan. Evengoed, dank daarvoor Gerard, mijn beste penvriend.


Voor wie de zesde brief van Gerard, Onrust en luxe ledigheid, nog niet gelezen heeft, doe dat dan nu nog even. Dan weet je waar ik het in deze brief over heb en bovendien is die brief de moeite van het lezen meer dan waard.


We weten proefondervindelijk dat ieder mens daar beter van wordt: van complimenten. Boven, op mijn zolder, in mijn mancave, liggen stapels boeken van Amerikaanse managementgoeroes. Als je leiding mag geven aan een paar teams die zich het lot van dakloze mensen hebben aangetrokken, dan komen die goed van pas. Mensen — en ikzelf niet in de laatste plaats — gaan er harder van werken, worden positiever, gemotiveerder, creatiever, non-conformistischer, toleranter en aangenamer in de omgang. De dopamine-spiegel in je bloed stijgt naar verslavende hoogte als je iets voor een ander doet. Zeker als je die ander écht ziet. Best een handig goedje dus, als je een zonnige kijk op de wereld ambieert en die bij anderen wilt aanwakkeren. Iedereen wil er meer van.


Jezus wist er alles van. Wat wordt die man al eeuwen opgehemeld. Terecht overigens, want hoe kun je een aversie ontwikkelen tegen iemand die het beste met de wereld voorhad, en zich inzette voor de allerarmsten en diepst lijdenden? Het zijn wij, mensen, die met het gedachtegoed van de barmhartige en zijn vader de boel hebben verziekt.


Maar goed, pluimen. Ik heb het voorrecht om af en toe op een podium te staan en het publiek toe te spreken over hoe je mensen met wie het mentaal niet goed gaat, kunt helpen. Hoewel ik het al honderden keren heb gedaan, sterf ik de dagen en uren voor elke spreekbeurt duizend doden. Het fijne is: de meeste mensen in het publiek kennen je niet en hebben geen idee hoe die stress zich bij jou uit. En als je het aandurft om geen PowerPoint te gebruiken, je beperkt tot wat foto’s, en vooral echte verhalen vertelt, dan kan het gebeuren dat je een positieve respons uit de zaal krijgt.


De eerste drie rijen — daar moet je op letten.


Daar zit altijd één persoon, hopelijk meer, maar altijd één, die gedurende jouw hele verhaal aandachtig blijft. Die persoon toont interesse. Zit rechtop. Heeft grote ogen. Lacht. Huilt. Laat zich raken.


Voor een spreker is zo iemand een reddingsboei — zoals Wybrich, jouw partner, dat elke dag voor jou is. Voor die persoon neem ik altijd een cadeau mee. Meestal een boek van een van die Amerikaanse goeroes. En ik laat het niet na om diegene openlijk in het zonnetje te zetten, als dank voor die morele support. Die figuur heeft zonder opzet je dag gemaakt.


Over spreken in het openbaar gesproken: als je je presentatievaardigheden een boost wilt geven, kijk dan naar Amerikaanse televisiedominees — om maar in de sfeer van de lieve Heer te blijven. The Hour of Power is mijn favoriet. Robert H. Schuller oreerde vanuit The Crystal Cathedral, een geheel van glas opgetrokken godshuis, zijn liefdevolle boodschap de wereld in. Wat een spreker was die man. Hij bespeelde zijn publiek als een dirigent zijn orkest: zijn stem zakte, zwol aan, stuwde naar een climax. Hij weefde geloof en hoop tot een weergaloze apotheose van overtuiging.


Mijn vader kon er ook wat van, als het ging om mensen een veer in de kont steken. Hij was goed beschouwd een klootzak — maar wel de aardigste klootzak ter wereld. Mijn wilde en ongerichte gestuntel als adolescent pareerde hij steevast met de opmerking dat het met mij altijd goed zou komen. Ik hoor het hem nog geregeld in mijn hoofd zeggen, vooral als ik voor een beslissing sta met verstrekkende gevolgen. Hij was voor de duivel niet bang en nam risico’s met dezelfde vanzelfsprekendheid als een gewone man die een hotdog met mosterd bij de uitgang van IKEA naar binnen werkt. Misschien heb ik dat van hem geërfd: ausdauer, gogme. Nobody fucks with Loopik.


Het is vloeken in jouw dystopische kerk, maar ik geloof erin: alles komt altijd goed. Met iedereen. Echt.


Over verhuizen gesproken (nogmaals zie Gerards brief nr. 6): mijn moeder voelde zich alleen goed als ze zwanger was of als we gingen verhuizen. Tussendoor leed ze onder een overmaat aan genegeerd worden. Vijf zussen en een broer waren het resultaat. Schiedam, Papendrecht, Sluiskil, Hoylake, Terneuzen — illustere gemeenten waar we woonden, en gelukkig ook weer snel vertrokken. Dat is wat je krijgt met een egocentrische zwerver, een man van twaalf ambachten, dertien ongelukken, een narrige dronk, een desastreus huwelijk en een huishouden van Jan Steen.


Eenmaal op eigen benen, op 17-jarige leeftijd, verhuisde ik om de paar maanden naar een andere kamer. Niet uit vrije wil, maar als de huisbaas ’s nachts in vol ornaat voor je bed staat en je huilend zijn liefde verklaart, dan weet je: tijd om te vertrekken.


Janus van Liempt, docent verpleegkunde, hield me na het eerste jaar van de opleiding tot psychiatrisch verpleegkundige een treffende spiegel voor. Hij constateerde dat ik een jaar lang met mijn jas aan in de lesbank had gezeten. Mijn kamer in een Leids studentenhuis bestond uit een matras, vier stoelen, een tafelblad op schragen en een geluidsinstallatie. Ik was altijd klaar om te vertrekken. Subiet.


Tot ik Marie-Anne ontmoette. Zo zie je maar: ook ik heb een reddingsboei. In wiens schaduw ik — zonder overdrijven — niet kan staan. Zij is alles wat ik op veel vlakken ontbeer.


Misschien verhuizen we allemaal voortdurend, Gerard. Van stad naar stad, van huis naar werk, van werk naar huis. Van Delft naar Cadouin. Van Villeneuve-sur-Lot naar Zandvoort. Van dwalen naar geloof, van onrust naar berusting. Van het groene gras aan de andere kant van de heuvel, naar je bestemming vinden. Van wankel evenwicht naar volle overtuiging, en weer terug.


Als we geluk hebben, laten we ergens een spoortje licht achter — een stoel die blijft staan, een verhaal dat zich ergens vastzet, zacht en blijvend. Zoals jij dat in je brieven telkens weer doet.


Schrijf me. Wie blijft die schrijft. Voor even.


Uw penvriend, uw bewonderaar, uw klankbord, uw referent,


Rokus


PS Zoals je wellicht weet heb ik New York in mijn hart gesloten. Ik ben de tel kwijtgeraakt, zo vaak ben ik er geweest. Ik kan er dagenlang door de straten dwalen. Zonder doel, zonder reden. Gewoon lopen, kijken. Het is het centrum van de wereld. Alle nationaliteiten en verschillende gezindten van de wereld wonen daar en lopen er heel tastbaar rond.


Einde deze week zet ik een podcast online met Abigail Carter. Zij noemt zichzelf een 9/11 widow. Een bijzonder verhaal over een vrouw die haar man verloor, omdat hij op het verkeerde moment, op de verkeerde plaats was. Houd de Kantelcast op Spotify in de gaten.


Een bezoek aan een kerk zit altijd in het programma dat ik maak voor mijn meereizende groepen. In Harlem staat een hele bijzondere. The Abyssinian Baptist Church. Ik schreef er destijds een column over. Hier te lezen.

 

Tribunaal

Maandag 4 augustus, Delft

 

Het is een vredige zondagmiddag, dacht ik. Anne op bezoek. Met z’n drieën wat wandelen door de stad, terrasje, daarna samen eten, wijn. Het loopt echter anders.

Sinds enige tijd heb ik met Rokus Loopik een briefwisseling die we op LinkedIn en op onze eigen sites publiceren. In de brieven nemen we samen het leven door. Anne vraagt of ze mijn nieuwe brief mag lezen. Natuurlijk, daarvoor heb ik hem geschreven. ‘Goede brief,’ zegt Anne. ‘Wyb, wat vind jij van de brief?’
‘We hebben er al uitgebreid over gesproken. Ik vind hem pittig, erg stevig.’
‘Maar nu wil ik de brief die Rokus heeft geschreven ook wel lezen,’ zegt Anne. Ik laat haar zijn brief op LinkedIn lezen.

Dag vredige zondag. Opeens blijkt dat tijdens het eten een klein tribunaal plaatsvindt. ‘Ja, nu ik de brief van Rokus lees, vind ik hem ook veel te hard.
‘Rokus bedoelt het helemaal niet zo,’ zegt Wyb. ‘Je hebt hem gewoon verkeerd begrepen.’
‘Nou, dan moet hij opschrijven hoe hij het wel bedoelt,’ zeg ik.
‘Ja, maar jij hebt zijn woorden veel te groot geïnterpreteerd,’ zegt Wyb.
‘Tsja, het is mijn interpretatie, dat klopt. En als Rokus vindt dat ik het fout heb geïnterpreteerd, dan moet hij mij maar corrigeren. Het is een polemiek, hè, dan kun je de dingen scherp stellen.’

Hoe meer we erover praten, hoe meer mijn familie Rokus in bescherming neemt en het voor hen duidelijk is dat ik te hard ben.
‘Het heeft natuurlijk ook een esthetische kant,’ probeer ik.
‘Wat bedoel je?’
‘Nou, dat ik het mooi vind om zo’n brief te schrijven en te lezen, ik hou van polemiek.’
‘Oh, dus het gaat je niet eens om de inhoud? Als het maar mooi is.’
‘Nee, het is een kwestie van vorm én van vent.’
‘Waar slaat dat nou op.’
Dan leg ik ze uit dat er ooit een belangrijke discussie in de literatuur plaatsvond tussen Du Perron en Ter Braak over de verhouding vorm en inhoud. ‘Ik vind zowel de inhoud belangrijk, maar ook zeker de vorm.’ Het is moeilijk discussiëren met mensen die geen historisch kader hebben, zeg ik. Olie op het vuur, dus.

Terwijl ik zo aan het oreren ben en de dames steeds meer op mijn huid gaan zitten, maakt Wyb een filmpje en stuurt dat naar Rokus in Frankrijk. Die antwoordt dat de discussie ook bij hen aan tafel is losgebarsten en dat Marie-Anne mij verdedigt. Fijn omte horen, eindelijk iemand die mij verdedigt.

‘Weet je, zo’n brief schrijft voor een deel ook zichzelf,’ hoor ik mij enigszins laf zeggen. ‘Je wordt meegevoerd in het schrijven.’
‘Wat een onzin. Je hebt je eigen brief toch wel in de hand.’
De dames krijgen er steeds meer zin in om mij eens goed op mijn nummer te zetten. Ik ben een ontoelaatbare grens overgegaan blijkbaar.
‘Het is gewoon wat ik vind, meer niet.’ Ik zoek nog eens woorden op die Rokus mij vandaag appte over waar het in onze briefwisseling om gaat: ‘Echte dialoog. Geen rookgordijn.’ ‘Nou, daar is deze brief een duidelijk voorbeeld van,’ zeg ik na het het voorlezen.

Alles tevergeefs. Het tribunaal heeft besloten dat Rokus goed is en ik slecht. Tijdens de discussie overweeg ik dat hele briefschrijven eraan te geven. Wat maak ik mij druk? Ik word gewoon stadsgids in Delft, wijzen op mooie geveltjes, historische plekken, het straatje van Vermeer, meer dat soort dingen.

De brief staat morgen op dossiermoddergat.nl

Journal d’images

De leden van het tribunaal.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2025