Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

Nieuw

Journal

 

Liefde

Dinsdag 29 oktober, Delft

 

Ik heb het vaker geschreven: als ik in mijn opvoeding ergens in ben geslaagd, dan is het wel mijn kinderen de liefde voor honden bijbrengen. Zowel Anne en Esmee zijn zonder hond niet voor te stellen, elke hond die ze tegenkomen krijgt, als het enigszins kan, aandacht. Over de rest van mijn opvoeding laat ik mij niet uit.

De hond van Esmee heet Hugo, een bruine labrador, en is volledig onderdeel van het gezin. Evenals Anne en Esmee groeien mijn kleinkinderen op met een hond, wat een ongelooflijke rijkdom is. Ze zijn van jongs af aan opgegroeid met Hugo. Het grote nadeel van een hond is dat hij niet de leeftijd van een mens bereikt. Dus je weet dat je op een gegeven moment afscheid van hem moet nemen. Zeker als je met een hond als kind bent opgegroeid, weet je dat het tot immens verdriet gaat leiden.

De hond van Anne heet Charlie, een Franse buldog. Ze vormen een twee-eenheid met een bijzonder verhaal. Anne wilde als journalist en single, die het altijd druk heeft, helemaal geen hond. Ze zag het niet in haar leven passen. Maar ze wilde best eens op een hond passen. Daarom reageerde ze op een advertentie van iemand die naar Brazilië moest. Hij zocht voor twee weken een oppas voor zijn hond. Zo kwam Charlie in het leven van Anne.

Hij ging er ook nooit meer weg, want de man verdween naar Brazilië en is nooit meer teruggekomen. In het begin deed Anne nog allerlei pogingen om baas en hond weer te verenigen, of in ieder geval de kosten te verhalen op zijn baas, want medisch gezien bleek Charlie nogal wat zorgen te hebben. In het begin betaalde de man nog mee, niet veel later verdween hij helemaal uit zicht, in het grote niets opgelost.

De liefde tussen Anne en Charlie was intussen helemaal compleet. Voor geen goud wilde ze hem nog missen. Inmiddels is een gang naar de dierenarts bijna gewoonte geworden. Zijn gezondheid laat veel te wensen over. Het begon dat het arme dier niet goed kon ademen door zijn neus. Toen er nog sprake was van een vlucht naar Brazilië, bleek dat hij dat niet zou overleven. Met een ingrijpende operatie werd zijn snuit zo aangepast dat hij als een normale hond kon ademen. Ik vond het een daad van grote liefde.

Zo zou ik nog even kunnen doorgaan, maar ik zal me beperken tot de huidige stand van zaken. Charlie heeft liefst zes hernia’s, waardoor hij voorlopig niet meer mag spelen of springen. Zijn oog is zodanig ontstoken dat intensieve zorg noodzakelijk is.
Voor Anne is het van begin af aan duidelijk dat er met dit ras niet meer gefokt zou mogen worden. Door de manier waarop de honden nu worden gefokt moeten ze veel lijden. Ze staat dan ook volledig achter het besluit van het kabinet om een fokverbod op te leggen voor de Franse buldog. Maar ondanks alle zorgen is de liefde onverwoestbaar en zijn Anne en Charlie volkomen gelukkig met elkaar.

Journal

 

Stilte

Maandag 28 oktober, Delft

 

Gisteren was het de dag van de stilte. Er waren zelfs speciale stilte-wandelingen. Het zou een dag voor mij zijn geweest, die dag van de stilte. Maar als ik het wel had geweten, was ik niet met die wandeling meegegaan. Samen de stilte vieren druist voor mij al in tegen het idee stilte. Stilte geniet je het meest als je alleen bent, daar horen geen anderen bij.

Ik heb in de Dordogne anderhalf jaar van de stilte genoten. Diepe stilte. Op mijn wandelingen door de bossen heb ik stilte ervaren die ook diep kan zijn. Thuis was er stilte, in het bos was de stilte pas echt diep.

Vanmiddag heb ik Dies voor het eerst uitgelaten in het Abtwoudse bos in Delft. Hier in Nederland heet een paar hectaren met bomen al snel een bos. Zo’n bos bedoel ik dus niet als ik het heb over diepe stilte. Ik bedoel bossen waarin je eindeloos door kunt lopen en geen mens tegenkomt.

Ik vermoed dat de veel mensen zelfs een hekel aan stilte hebben. Waarom hebben ze anders de televisie aan, zelfs als ze er niet naar kijken? Wie buiten loopt, hoort hier eigenlijk altijd lawaai. Aan de overkant van onze gracht wonen lieden die volgens mij gek zijn op vuurwerk. Zo nu en dan klinkt een harde knal, zeer tot ongenoegen van Dies, en mijzelf.

Gelukkig wonen we in een appartement dat in 2007 is gebouwd. Het moet een tijd zijn geweest dat architecten al rekening hielden met degelijke geluidsisolatie. Ik heb volstrekt geen geluidslast van mijn buren. Ik hoor echt helemaal niets. Een zegen, want een appartement met geluidsoverlast, ik moet er niet aan denken.

Zelf heb ik de radio nooit aan en zet nooit muziek op. Ik vraag me af waarom ik zo van stilte houd. In gezelschap kan ik mij best manifesteren en doe ik graag mijn mond open. Meer dan een persoon hebben mij als een druktemaker bestempeld, en dat begrijp ik goed. Maar als ik alleen ben prefereer ik stilte. Stilte is een woord dat vaak gekoppeld wordt aan het woord weldadig. Ik begrijp precies wat met een weldadige stilte wordt bedoeld. In de stilte zijn de dingen intenser, is het denken intenser. Geluid leidt af, geluid is vaak ook nog eens lelijke afleiding.

Gelukkig wonen we nu in een vrijwel geluidsdicht huis. Ik had er niet aan moeten denken om na de luxe stilte van Cadouin opeens geteisterd te worden door herrie, door lawaai, door burengerucht.

Een dag van de stilte is misschien een goed idee om de mensen zich bewust te laten worden van de kracht van stilte. Maar dan is het toch een marketingding. Ik denk niet in één dag van stilte, ik denk in dagen van stilte, het liefst in een heel leven van stilte.

Het huis van het weekdier

 

 

 

Een mooie avond

Ik zit aan tafel
met Van Schagen en Van Nijlen.

Ik drink
hun woorden.

Journal

 

Meesterproef

Zondag 27 oktober, Delft

 

Voor het eerst krijg ik het gevoel dat Operatie Terug Naar Nederland op zijn eind loopt. Wij hebben ons eerste bezoek ontvangen en niemand die zei: ‘Wat een puinhoop.’ We wonen inmiddels in een echt huis. Omdat we dit gevoel willen vieren, besluiten we een strandwandeling te maken. Even rust, even niet naar de laatste ongeverfde muren staren.

De zee is een verrassing. De afgelopen weken heb ik voor mijn doen best vaak langs de zee gelopen omdat we in huisjes zaten die er vlakbij lagen. Altijd waren er schuimkoppen, straffe wind die het zand op je gezicht striemde. Het is vandaag voor het eerst dat ik een strakke Noordzee zie. Golfjes rollen rustig op het strand. Het monster zee is in zijn geheel bedwongen.

Maar de grootste verrassing is dat we hier op 26 oktober lopen en het op het strand 21 graden is. Er is geen zuchtje wind, de zon geeft me binnen een half uur weer kleur. Het Franse bruin is er al lang af, daarvoor in de plaats heeft mijn gezicht een grauwheid die hoort bij iemand die binnenshuis werkt.

We wandelen van Monster naar Hoek van Holland. Het is een vredig gezicht al die Nederlanders die langs de kustlijn lopen. Veel zijn met honden, andere categorie zijn de wandelaars die met z’n tweeën lopen en ernstige gesprekken voeren. Het is het ideale weer om moeilijke issues met elkaar te bespreken. Verder veel hardlopers die ons passeren.

Jammer genoeg zijn de strandtenten bij Monster al opgeruimd. Wie had ooit gedacht dat je eind oktober in Nederland nog op een terras bruin zou kunnen worden en dat er nog geen herfststorm is langsgekomen? Bij Hoek van Holland vinden we een strandtent op de duinen die nog open is. Ondanks dat we vroeg zijn, zit het terras al vol, het is zomer in oktober. Ik zag zo op tegen die Hollandse sombere luchten, maar ik heb ze, sinds we hier zijn, nog niet gezien. Ik geloof dat we één dag regen hebben meegemaakt.

Ondanks al die zon word ik overheerst door vermoeidheid. De hele dag zouden mijn ogen zomaar dicht kunnen vallen. Op het eind van de dag, als ik televisie zit te kijken, houd ik ze niet meer open. Mijn lijf roept om slaap. Het zal de ontlading na de spanning van Operatie Terug Naar Nederland zijn.

Een operatie die begon met uit Cadouin vertrekken zonder vooruitzicht op een huis. Vijf weken later wonen we in een tamelijk ingericht huis in Delft. Ik vind het toch een meesterproef voor ons organisatietalent. Met drie tassen vertrekken, beginnen met slapen in een hotel, en via allerlei huizen van vrienden weken later in een appartement wonen met een woonkamer met meubels, hier en daar bij elkaar gescharreld en besteld.

Gelukkig volgt een lange nacht. Vroeg naar bed en al slapende wordt de klok ook nog eens een uurtje achteruit gezet. Zomaar een uurtje cadeau. Hopelijk helpt het de vermoeidheid te verdrijven.

We hebben ons eerste bezoek ontvangen. Zelfs uitgebreid gekookt voor Anne, het werd een onvervalste Franse avond. Zie de wijnflessen op tafel en andere restanten.

Journal

 

Noodwoning

Vrijdag 25 oktober, Delft

 

Ik ontdekte de dichter Willem van Toorn pas na zijn dood. Of beter gezegd: ik ontdekte hem omdat hij overleed. Zijn naam kende ik wel, hij maakte ooit een bloemlezing voor scholieren, Ooitgedicht en dat vond ik een opmerkelijk vrolijke bundel waardoor ik veel andere dichters leerde kennen, maar dus niet de samensteller van die bundel. Raar. Had het met zijn naam te maken? Ik associeerde hem met belegen poëzie terwijl ik daar geen enkele reden voor had.

Toen hij overleed besloot ik toch eens te kijken wat voor een gedichten hij zoal had geschreven. En verdomd, hij maakte poëzie voor mij. Vrijwel elk gedicht dat ik las vond ik goed, raakte me. Het vervelende was dat ik in die tijd nog in Cadouin woonde. Overigens woonde Willem van Toorn ook een groot deel van zijn leven in Frankrijk, in Châteauroux, een stad waar wij altijd langskomen als we naar de Dordogne rijden. Maar wat ik wilde zeggen. Ik had dus geen boekhandel in de buurt, ik kon niets van hem kopen. Het met de post bestellen durfde ik niet. Te vaak kwamen boeken helemaal niet aan.

Eergisteren ging ik wat googelen. In 2001 verscheen Gedichten 1960-1997, een bundel die ik graag wilde hebben. Ik downloadden de bundel in die tijd wel op mijn e-reader, maar ik vond de gedichten te mooi om op een e-reader te lezen. Ik wilde ze in mijn hand houden, er potloodstrepen bij kunnen zetten. Gisteren zag ik dat de bundel antiquarisch bij de Slegte was te krijgen. Eerder had ik diezelfde bundel bij een antiquariaat gezien voor boven de vijftig euro, hier kostte hij twintig euro. Een dag later had ik hem in huis.

Ik begin erover omdat ik al snel een gedicht tegenkwam dat wel past bij onze voormalige levensstijl. Ik zeg voormalig omdat ik hoop dat er aan die levensstijl nu een einde komt. Het is wel mooi geweest, dat verhuizen. Het gedicht is er niet minder mooi en treffend om. Het gaat zo:

 

Iedere huis is toch een noodwoning

Wij kregen een nieuw huis
met ramen vol bomen buiten,
met bedden om in te huilen
en te lachten, en ik de tuin

één struik met bloemen van vrede.
Al waren die van papier
ze bleven tot ons plezier
goed in de wind en de regen.

Vaak keken we naar buiten
en zeiden ‘kijk, dorpelingen,
zouden ze praten of zingen
(hun lippen bewegen) of fluiten?’

Soms lieten wij hen binnen
in de huiskamer op visite,
wij gaven hun thee en muziek en
handen als ze weer gingen.

Maar we lieten die mannen en vrouwen
nooit in de slaapkamer of de
kelder, want daar stonden de koffers
gepakt voor ons eenmaal vertrek.

Dat de bloemen het lang zouden houden
geloofden wij immers niet echt.

 

Willem van Toorn

Vermeer is in Delft overal.

Journal

 

Lotgevallen

Woensdag 23 oktober, Delft

 

Ik heb het idee dat ik mijzelf zo’n anderhalve maand heb uitgezet. Alles waar ik mij mee vermaak heb ik aan de kant gezet. Ik had die anderhalve maand maar één opdracht: een thuis creëren. Dat wil zeggen: eerst een huis vinden en daarna inrichten. Het huis is gevonden en die inrichting is nu zo ver dat ik ook wel eens aan andere zaken kan denken.

Soms kreeg ik van vrienden de suggestie dat ik die voorstelling moest gaan zien of die tentoonstelling niet mocht vergeten. Ik blokte het, wilde er niet aan denken. Ik mocht mij niet laten afleiden, niet aan verleidingen overgeven. Eerst moest dat huis klaar. Er vond een soort verkokering plaats die erg ongezond voor me was. Ik werd ongelukkig en opgefokt van.

Gisteren vond er een belangrijke gebeurtenis voor me plaats. Ik heb in Delft mijn eerste boek gekocht. De Lotgevallen van Sacha Bronwasser, korte verhalen geschreven met als inspiratiebron een kunstwerk. De recensies zijn lovend. Ik werd vooral getrokken door de toon van schrijven van Bronwasser. Die vind ik buitengewoon prettig, het is helder, aangenaam. Haar stijl neemt je zonder bedenkingen mee in een andere wereld.

Dat meenemen is voor mij essentieel. Ik merk dat ik niet zonder lezen kan. Als ik niet dagelijks kan lezen word ik, net als elke verslaafde, ongedurig, prikkelbaar en raak ik uit balans. Nadat ik gisteren en vandaag heb gelezen merk ik dat ik weer samenval met mezelf. Ik lees niet, zoals diverse vrienden van me, om wijzer te worden, om meer te weten. Het is mijn behoefte om in de fictieve werelden van anderen te kruipen en, ik zeg het met enige schaamte, mij daar vrij kritiekloos aan over te geven. Het is de macht der gewoonte. Voor wie een mooi boek zoekt: De Lotgevallen.

Gelukkig is er in Delft een goede boekhandel, Paagman. Wat Van der Velde voor het noorden is, is Paagman voor Den Haag en omgeving. De hoofdvestiging staat in Den Haag, maar daar omheen zijn diverse ook zeer fijne, iets kleinere Paagmannetjes. Geen kwaad woord over die boekhandels. Of toch wel.

Ik was in de Paagman bij het Binnenhof en vroeg of ze ook De Vreemdeling van Camus op voorraad hadden. De vriendelijke dame zocht het op, wat haar niet lukte. Op een gegeven moment vroeg ze: ‘Is het Camus met een k of een c.’ Voor een boekverkoopster vind ik dat toch een kleine doodzonde zo’n vraag.

Het is trouwens niet waar dat De Lotgevallen het eerste boek is dat ik hier in Delft koop. Een paar weken geleden was ik in een kringloopwinkel op zoek naar een stoel en belandde op de afdeling tweedehands boeken. Ik weet inmiddels dat kringloopwinkels de mooiste boeken in huis kunnen hebben.
Naar aanleiding van dat bezoek schreef ik het volgende gedicht. Ik weet niet of het in mijn verzameld werk komt, maar ik heb het wel geschreven. Of is het meer een notitie? Och, wat maakt het uit.

 

Kringloopwinkel

Ik zoek een stoel
voor mijn nieuwe huis
en vind een gedichtenbundel.

Titel: gedichten.
Auteur: Jan Emmens.
Wat een prachtige vondst!

Zo vergaat het mij nu altijd.
Ik zoek het nuttige
en vind het onnuttige.

Dit bankje staat voor een andere boekwinkel in Delft, Boekhandel de Omslag. Met dat hart-onder-de-riem-gedicht van Ida Gerhardt

Journal

 

Gordijnen

Maandag 21 oktober, Delft

 

We kregen de sleutel van het appartement begin oktober. We konden ons niet permitteren eerst het appartement in te richten en dan over te gaan. We konden niet overgaan, want we hadden niets. We verbleven in huisjes in recreatieparken waar je in Nederland, hoe beroerd ook, een vermogen voor betaald. Vandaar dat we het kale appartement betrokken. Onze tassen en koffers lagen ergens tegen de muur, verder leefden we op een betonnen vloer tussen betonnen muren. Aangezien we alles in Cadouin hadden achtergelaten, waren er geen meubels, geen handige apparaten zoals een wasmachine.

De afgelopen tijd was onze belangrijkste taak het creëren van een huis waarin we ons weer thuis voelen. Er moest een vloer komen, meubels, een bed, kasten, ga zo maar door. Voor wie denkt: nou, dat koop je dan toch even, die heeft het mis. Daarvoor moet je het nodige organiseren en rekening houden met lange leveringstijden. Het is een oefening in nederigheid. Met weemoed dacht ik aan onze spullen in Cadouin.

De eerste aanschaf was een matras, waardoor we niet op de opblaasbedjes op de betonnen vloer hoefden te liggen, die we voor de zekerheid hadden meegenomen. Met het matras kochten we een bed bij Ikea, maar dat bed kregen we niet mee in de auto dus we moesten wachten op levering. Het matras ging gelukkig wel mee, waardoor we vanaf de eerste dag tenminste lekker lagen. De dagen daarop voelde ik me een soort student, niks hebben, alleen een matras op de vloer.

Langzaam vulde ons huis zich met spullen. Een tafel (€65 op Marktplaats) wat een genot! Een mooi ding ook nog. Zes eettafelstoelen, oude caféstoelen (€125 op Marktplaats), helemaal naar onze zin. Wehkamp bracht een bank die we niet hadden uitgeprobeerd, geheel tegen mijn principe in. Gelukkig blijkt hij prima te zitten. Een wasmachine, eindelijk wassen. Daarna drogen in een droger. Vooruitgang!

Afgelopen weekend werd de opbouw van een thuis afgerond met het ophangen van gordijnen. Tot nu toe leefden we in een soort etalage. Gelukkig ligt het appartement wat hoger zodat we geen inkijk van de straat hebben. Maar de huizen aan de overkant? De appartementen verder weg aan de zijkant? Regelmatig liep ik in mijn blote kont in een kamer vol licht en voelde me, ondanks dat ik zoveel mogelijk achter meubels wegkroop, bekeken.

Niets zo belangrijk als gordijnen. Ze sluiten de wereld buiten. Eindelijk het gevoel echt alleen te zijn. Intimiteit. Een hond heeft een hol nodig waarin hij kan wegkruipen. Ik moet aan mijn vader denken die, als hij thuis was, het liefst de luxaflex dicht deed. Geen inkijk. Hij wilde niet gezien worden. Nou hebben luxaflex iets van tralies, gordijnen vormen een zachte vacht rond een cocon. Maar ik begrijp me vader, de behoefte aan afsluiting.

Daarvoor mis ik Cadouin. Gewoon op ons weggetje lopen, door de bossen zwerven en weten dat de wereld ver weg is, een heerlijk gevoel. Een huis hebben waar vrijwel nooit iemand langskomt, dat verlaten op een berg ligt, geen burengerucht, geen beleefde plichtplegingen, alleen jezelf als gezelschap, een vorm van groot geluk. Met die gordijnen zijn we eindelijk weer thuis.

We hebben nu zelfs een kledingkast. Alle eer voor mijn zwager die de weg weet tussen al die Ikea-onderdelen. Lof en dankbaarheid!

Het huis van het weekdier

 

 

 

Bekorte biografie

Moedig voorwaarts.

Moedig zijwaarts.

Moedig heenwaarts.

Journal

 

Lot

Zondag 20 oktober, Delft

 

Toen we begin november 2020 van de Cevennen naar Nederland verhuisden hingen sombere wolken boven het land en die zijn maanden niet meer weggegaan. Die overgang van de zachte nazomer in Saint-Hippolyte naar de diepe herfst in Groningen was te groot en heeft ervoor gezorgd dat het beeld dat ik kreeg van Nederland negatief was. Het bleef schrijnen dat we ongepland Frankrijk hadden moeten verlaten, verjaagd door Corona die ons alle inkomsten had ontnomen.

Hoe ander is het nu. We zijn geland in een mild Nederland. Ik was opnieuw bang voor die harde overgang, maar niets van dat alles. Ik loop nog steeds in mijn zomerjas door de stad, de Hollandse herfstluchten blijven uit en de terrassen in Delft zitten tot laat in de avond vol. Ik beschouw het als een cadeautje deze zachte overgang.

Wyb en ik zitten aan het ontbijt en verwonderen ons over de mazzel die ons is overkomen. Nadat we zonder huis uit Cadouin waren vertrokken, waren we best desperate, niet dat we in paniek waren, maar de vraag hoe en of we ooit een huis kregen in Nederland hing toch dreigend boven ons huis. Wat ons ook was aangeboden, wij hadden het genomen.

Ik zelf had het liefst in Den Haag gewoond. Enigszins naïef, want nu ik er doorheen rij, merk ik dat ik alleen het centrum kende. Maar meer dan het centrum is Den Haag een aaneenrijging van buitenwijken met rijen flats, precies die flats waar wij ook naar op zoek waren, die achteraf in troosteloze buitenwijken blijken te liggen, ver weg van dat gezellige centrum.

Aan Delft had ik eigenlijk nooit gedacht. We zochten ook daar wel, alles was goed, maar ik had er geen beeld bij. Ik was ooit een paar keer in het plaatselijk theater geweest in een poging voorstellingen te slijten. En dan opeens kregen we dit appartement aangeboden. Delft? Ik weet het niet, dacht ik nog. Foute gedachte. Wat een mazzel, dat wij, naïevelingen, op zoek naar onderdak uitgerekend dit vriendelijke appartement in onze schoot kregen geworpen.

‘Het is maar goed dat we de foto van mijn vader hebben meegenomen,’ zegt Wyb. De foto staat, sinds wij hier zijn op het aanrecht. ‘Je vader is tot grote dingen in staat. We moeten hem dankbaar zijn,’ zeg ik. Wyb gelooft nog wel eens in hogere krachten, ik totaal niet. Maar het blijft het lot uit de loterij dit appartement.

Het licht in het appartement is door die grote glazen wand magnifiek. Ik denk dat het een ideaal schildersatelier zou zijn. Helder, egaal licht. ‘Het is zo belangrijk dat je lucht ziet als je in de stad woont,’ zegt Yolanda die ons gisteren hielp met schilderen. En zo is het. Gelukkig zien we lucht te over.

De kastanjes in het parkje tegenover ons onthullen ons elke dag meer de huizen achter het parkje. Delft laat zich steeds meer zien. In dat decor schieten voortdurend fel gekleurde halsbandparkieten langs.

Journal

 

Hap

Donderdag 17 oktober, Delft

 

Ik pak uit De Veste, het plaatselijk theater, de theatergids mee. Een groen omslag, met daarop groot: Vind wat je niet zoekt. Uitdagende uitnodiging. Maar als ik het doorblader, vind ik eigenlijk niets wat ik niet zoek. Dat is jammer. De omslag is uitdagend, het programma maakt dat eigenlijk niet waar.

Dat is niet vreemd, want vorig jaar waren Wyb en ik drie weken in december in Nederland en we wilden dolgraag naar het theater. We spitten gidsen van elk Noordelijk theater door, maar we vonden eigenlijk niets interessants, niets waarvoor wij een winteravond zouden willen opofferen. Veel middle of the road, natuurlijk veel cabaret, dat gaat er in als koek. Maar alles wat een beetje echt uitdagend is, iets complex en onconventioneel, waar wij van houden, want op het gebied van theater zijn wij namelijk rete elitair, wat ik overigens als een vorm van beroepsdeformatie beschouw. Ons referentiekader is te groot om nog middle of the road te willen bezoeken. Middle of the road zijn we ook in onze tijd mee doodgegooid, het kon niet op. De zoveelste keer… Vul maar in, je zou een hekel aan theater krijgen.

Dat neemt niet weg dat er in ‘onze tijd’ elk zichzelf respecterend theater volop spannende producties programmeerde. Dat beschouwde iedere theaterdirecteur als zijn heilige plicht. Tineke Schouten, Slagerij van Kampen, prima, maar daar moest toch wel iets tegenover staan, Truus Bronkhorst bijvoorbeeld, of De Warme Winkel, voorstellingen waardoor je echt verrast werd, of geschokt. Voorstellingen die werkelijk iets met je deden.

Het is mijn stellige indruk dat het heilige moeten is verdwenen. Ik vind het lastig om het zo stellig te poneren, want ik heb natuurlijk helemaal niet meer een overzicht van dat theaterveld. Maar toch. In de Groninger Schouwburg of De Harmonie in Leeuwarden waren in december altijd interessante voorstellingen. En vorig jaar: slappe hap.

Ik consulteer een vriend die het theaterleven de afgelopen jaren wel goed heeft gevolgd. Zijn antwoord: ‘Lapzwansen…. deels de oorzaak van de opportunistische tijdsgeest die nog steeds verder oprukt. En ook het vieren van oppervlakkigheid, hedonisme en nog zo wat egoïstische zaken leiden tot minder verdieping en de behoefte daaraan.’

Ik probeer nog even: ‘Wat vind je van algehele laksheid, angsthazerij, onverschilligheid, onkunde, geen werkelijke liefde voor het theater? als het om de nieuwe lichting directeuren gaat?’

Mijn vriend: ‘Allemaal goed, helaas. Ik zie hier wèl al weer een fraai blog voor mijn geestesoog opdoemen!’

Ik: ‘Ik weet het niet. Ik heb eerlijk gezegd te weinig zicht meer op de sector. Is het alleen in de theaters die ik ken zo? Of overal? En de kans is natuurlijk groot dat het alleen boomergepruttel is, ouwe mannen gelul wiens tijd het is geweest. Denk je niet?’

Mijn vriend haalt toch nog even uit: ‘Angsthazerij en gebrek aan visie…. het is aan de orde van de dag in veel theaters helaas. De podia die zich echt inspannen voor een sterk programma worden minder en minder in aantal. Dus wat wij vinden is géén boomergepruttel, maar veeleer een uiting van passie en visie die bij veel podia aan het verdwijnen is. En ja, dan val je met je gedachtengoed al snel buiten de boot. Maar gelijk hébben we zeker en vast. Maar krijgen, dat gebeurt ons niet meer. Anciënniteit is iets dat in onze hippe westerse samenleving niet (meer) bestaat.’

Ik kruis wat voorstellingen aan in de Delftse theatergids, maar of ik ga? Ik weet het niet. Ik hoef, wat een prachtig leven, alleen nog maar naar voorstellingen die ik echt wil zien.

491

Geboren. Consumeren. Sterven.

Het huis van het weekdier

 

 

 

Beknopte biografie

Liggen
trappelen
draaien
kruipen
staan
vallen
staan
stappen
trippelen
huppelen
struinen
slenteren
rennen
hollen
draven
marcheren
flaneren
schrijden
ijsberen
wandelen
kuieren
hinken
schuifelen
stiefelen
sloffen
struikelen
liggen.

Journal

 

Pakket

Dinsdag 15 oktober, Delft

 

Vandaag belt de postbode aan. Niet zo heel bijzonder, want hij belt vaker, dan kan hij namelijk in ons appartementencomplex komen. Waarom hij mij daarvoor uitkiest weet ik niet. Misschien heeft hij al door dat ik er veel ben. Maar vandaag heeft hij zowaar een pakket voor mij. Altijd leuk om een pakket te ontvangen als je het niet verwacht.

Ik loop er snel mee naar onze nieuwe tafel (€65 op marktplaats, morgen halen we nog 5 Thonet stoelen op voor €130, ook Marktplaats en onze eettafel is compleet) om te kijken wat en van wie het is. Het is een vol pakket, want ik pak uit:

Surplace, een boek van Ariejan Korteweg over de ziel van Frankrijk. Als ik dat boek zie weet ik meteen wie de afzender is, al heeft hij het niet op het pakket gezet.
Het Primswoordenboek Frans-Nederlands.
Het Prismawoordenboek Nederlands-Frans
Een boek van een schrijver die ik niet ken, Andreï Makine. De titel: La terre et le ciel de Jacques Dorme. Het is duidelijk dat de afzender mij overschat.
Het Fransche Gaatje, Zeven kolderverhalen over een geul op het Wad, van Eric de Groot (mij onbekend).
Steltlopen door de tijd, van Manet van Montfrans (eveneens onbekend). Over geheugen en geschiedenis in de moderne Franse literatuur.
En ten slotte, wat boeken betreft, De smaak van het verleden van Barbara Ketcham Wheaton, ook nog nooit van gehoord, over de Franse keuken van 1300 tot 1789.
En, het laatste, waar ik erg blij mee ben, een flesje 4711 Original Eau de Cologne, plus twee stukjes zeep van dat merk, dat alles in originele verpakking.

Ik ben zo blij met dat flesje 4711 omdat de geur van het Keulse Water mij meteen terugbrengt bij mijn oma. Die geur hing overal om haar heen, zelfs in sommige laden van kasten. Het is de geur van een oma waarvan je hebt gehouden.

Het pakket komt op het goede moment. Muren, overal zie ik muren die nog moeten worden geverfd. Sommige zijn inmiddels wit door de voorstrijk, maar dan moet er ook nog de echte verf overheen. Het pakket betekent troost voor me. Ik ga op de bank zitten en ruik aan mijn oma. Mijn oma is uit de tijd dat ik me nog niet druk hoefde te maken over ongeverfde muren.

Ik begrijp dat ze zeldzaam zijn, maar als het enigszins kan, moet u een vriend zien te krijgen die huizen leeghaalt van mensen die of zijn overleden of die kleiner moeten/willen gaan wonen. Mijn vriend is dat gelukkig wel en daarmee is hij een soort schatgraver. Zo nu en dan, zoals nu, mag ik een graantje meepikken van dat schatgraven. Zijn timing om het pakket te sturen is perfect. Troost. Het zijn ook de eerste boeken in dit huis. Mijn eigen boeken zijn in Cadouin achtergebleven.

Toevallig kwamen de buren nog even langs zwemmen.

Journal

 

Luxe

Maandag 14 oktober, Delft

 

Sinds wij permanent in de Dordogne hebben gewoond, ervaar ik met toenemend plezier de luxe van Nederland. Toen wij voor het eerst naar ons appartement gingen kijken, liepen we eerst een rondje om het huis. Sorry, fout woord, een rondje kan niet, voor ons huis is een lange gracht met woonboten. Ons appartement is deel van een complex. Om ons huis heen wandelen kost toch wel zeven minuten. Toen wij vanaf het bosje achter de woonboten naar ons huis keken, zagen we dat de gevel van ons huis als enige vuil was. Sommige ramen waren groen beslagen, evenals de zuilen die het grote raam op zijn plaats houden. Bij de oplevering maakte ik er een opmerking over, de man die de oplevering deed noteerde iets.

En verdomd, zonder te vragen of er nog achteraan te gaan, kreeg ik vrijdag een sms’je: ‘Wij komen maandag uw gevel reinigen.’ Vandaag gevolgd door: ‘Wij zijn onderweg.’ Even later kwamen er twee mannen binnen. Het zou me niet verwonderen als ze beiden supporter van Feyenoord zijn. Ik weet wel dat ze alle twee een Frans buldogje hebben. Een liet vol trots een filmpje zien. ‘Veertien jaar oud.’ Twee mannen die zomaar je gevel komen reinigen, en spontaan de ramen binnen ook nog eens meenemen. En ondertussen onderhoudend kouten. Ongekend, kom daar in de Dordogne eens om.

Zo dadelijk wordt een bank gebracht die wij hebben besteld. Een sms laat weten dat ze om 15.25 uur voor de deur staan. Ik moet dan meteen denken aan de Franse winkel Maison du Monde die tot drie keer aankondigde onze tuinset te brengen. Twee keer zagen we hun vrachtwagen aan de overkant van de vallei rijden. Twee keer kwamen ze toch niet langs. ‘We konden het toen niet vinden,’ zeiden ze de derde keer, weken later.

Het is toch jammer dat Nederland verpest wordt door één man die zijn vingers niet van twitter kan houden en dat 30% daar intrapt en op hem stemt. Wat zou Nederland een vriendelijke land zijn als ze niet die fixatie hadden op asielzoekers. Zelf merk ik niets van asielzoekers, laat staan van een crisis.

Van Wilders mocht Femke Halsema het land uit. Van mij mag Wilders het land uit. Ik stel voor dat we aan fondswerving gaan doen. We zorgen dat we geld bijeen brengen om voor Wilders en zijn Hongaarse vrouwe een enkeltje Boedapest te regelen en daarbij genoeg geld meegeven om het tot zijn pensioen daar vol te houden. Soms moet je de oude meuk het huis uit gooien. Wat een fantastisch land zal dat Nederland dan worden.

Als de glazenwassers klaar zijn, blijkt er twee keer zoveel licht in het huis te vallen dan we al dachten.
De driepersoon zitbank wordt inderdaad keurig om 15.28 uur gebracht. Onderhoudend kouten was er niet bij, dat was dan wel weer jammer.

 

490

Journal

 

Water

Zondag 13 oktober, IJhorst

 

Het heeft altijd iets triests om een bedrijf te bezoeken waar je leiding aan hebt gegeven. Het is altijd fascinerend om te zien hoe snel bedrijven veranderen waar een directiewisseling heeft plaatsgevonden. Een van de eerste dingen die verandert, let maar eens op, is het logo. Wat de plas van de reu tegen de boom is, afbakening van grondgebied, is het logo voor nieuw management. En vervolgens moet je als voormalig directeur toezien hoe je opvolger de meest domme dingen verandert waardoor het bedrijf hard achteruit kachelt.

Als je het na een paar jaar toevallig weer eens bezoekt, is het een ander bedrijf geworden. De medewerkers waar je zo op was gesteld hebben een andere baan gevonden. De meubels zijn verzet, het lichtplan is veranderd. Daar sta je dan in het bedrijf waar je jarenlang keihard voor hebt gewerkt, lief en leed hebt ingestopt: het is gekaapt. Ik probeer dit soort situaties meestal te vermijden, ik blijf liever weg, het verleden komt toch niet meer terug. En een flauwe afspiegeling maakt het alleen maar pijnlijker.

Gisteren stonden we door een samenloop van omstandigheden in Ogterop als bezoekers van de toneelvoorstelling De zaak Shell. De voorstelling katapulteerde mij naar de jaren zeventig. De tijden van Proloog, GL2 en de Internationale Nieuwe Scène herleefden. De zaak Shell is een onvervalst leerstuk. Monoloog na monoloog, van Shell-directeur tot klimaatactivist, krijgen we inzicht in de klimaatproblematiek. Maar ja, het is geen ander gevoel dan dat ik elke dag heb bij het lezen van mijn twee kranten. Onmacht, wie gaat dit oplossen?, somberheid, dit wordt niet opgelost.

Na de voorstelling werd het gelukkig ouderwets gezellig. Met onze beste theatervrienden stonden we rond een tafel te drinken alsof er toch niets was veranderd. Zelfs de bitterballen ontbraken niet. Het bleek een illusie te zijn.

Ik ga ff lekker vals worden. Een van de dingen die in Ogterop is veranderd, is dat de horeca in handen van de Meenthe is gevallen, het theater van de aanpalende gemeente Steenwijk. Het is zo’n theater waar de bierpomp belangrijker is dan de artistieke opdracht van een theater. Het is, zeg maar, het SBS 6 onder de theaters. Vandaar dat Wyb er nooit een donder mee te maken wilde hebben.

De drank vloeide, bitterballen verdwenen op grote schaal in de monden. Een vriendin krijgt dorst en loopt naar de bar voor een glas water. Nee, een glas water krijgt ze niet, ze kan een flesje Spa blauw bestellen. ‘Ik wil gewoon even wat water.’ ‘Nee, dat krijgt u alleen als u een consumptie bestelt.’ ‘Ziet u niet hoeveel drank wij al hebben besteld?’ Een relletje is geboren.

Een andere vriend pakt een glas van de tafel en loopt naar de spoelbak om water te tappen. De dame achter de bar kijkt woedend toe. ‘Ik vind dit heel ongepast,’ zegt ze tegen mijn vriend die een buitengewoon nette burger is en ontzettend veel consumpties gebruikt in dit theater. Een andere vriendin loopt demonstratief naar de wc om een glas water te halen. Steeds als we nieuwe wijn bestellen, vragen we er glazen water bij.

Bij de Meenthe weten ze nog niet dat kortzichtigheid en zeikerigheid de dood in de pot is voor de sfeer in een theater. Ik raad de directie aan eens naar Frankrijk te gaan waar het wettelijk verplicht is om, wie er ook komt eten, een karaf water op tafel te zetten. Gratis. Climate setting, weet iedereen die een cursus klantvriendelijkheid heeft gevolgd, essentieel voor het tevreden klant gevoel.

489

Journal

 

Toekomstdroom

Zaterdag 12 oktober, Delft

 

Vandaag bedacht ik dat de Dordogne wel eens de toekomstdroom van Geert Wilders kan zijn. Dat klinkt lullig voor de Dordogne, want je wilt natuurlijk niet de toekomstdroom van Geert Wilders zijn. Maar toch, onbewust, en tegen je wil, kun je dat toch zijn.

Ik bedoel hier het volgende mee. De Dordogne is verre van een multiculturele samenleving. De Dordogne is zo wit als wit maar kan zijn. Wilders likt zijn vingers erbij af. Daarom belachelijk natuurlijk dat het grootste deel van de bewoners op Le Pen heeft gestemd. Immigratie, het komt in de Dordogne niet voor. Geen problemen, geen crisis, zou je kunnen denken.

De Spaanse premier Sánchez zei deze week: ‘Zonder extra immigranten stort onze economie in.’ Zijn uitspraak staat diametraal tegen het standpunt van de Nederlandse regering. In de Dordogne heb ik kunnen ervaren wat Sánchez daarmee bedoelt.

De Dordogne is een samenleving van oudere mensen die voldaan genieten van hun verdiende pensioen, hun rechtmatig, of onrechtmatig verkregen vermogen, wie zal het zeggen. Dat klinkt luxe, en is het ook. Maar zo’n samenleving leidt ook tot problemen.

Ik heb anderhalf jaar geprobeerd een timmerman te krijgen. Niet gelukt. Een tandarts, niet te vinden in de Dordogne. Mocht ik iets aan mijn gebit krijgen, dan zou ik moeten terugvliegen naar Groningen waar ik nog een tandarts heb.
Ik heb wat rare bulten op mijn rug, vermoedelijk wratjes, en vroeg aan mijn huisarts (met de groots mogelijke moeite te krijgen) of ze wel goedaardig waren. Ze vond dat ik naar dermatoloog moest, maar zei daarbij: ‘Die is hier in de Dordogne echt niet te vinden. Als u naar Nederland gaat, laat u zich dan daar onderzoeken.’

Zonde dat ik het moet zeggen. De Dordogne is een prachtig gebied, ik woonde er met ontzettend veel plezier, maar economisch gezien is het, op het toeristenseizoen na, nagenoeg comateus. Zie er maar eens een baan te vinden, zie er maar eens werkend mens te vinden.

Hoe anders is het in Nederland. Ondanks alle stoere taal van Faber, ‘onze’ minister van Asiel en Migratie, leven we in een multiculturele samenleving waar ik ook vandaag weer de vruchten van heb mogen plukken. Voor een deel wordt onze verhuizing namelijk gered door Mehdi, een Iraanse man, die dertig jaar geleden is gevlucht voor Khomeini. Vandaag heeft hij als klusjesman bij ons de gordijnrails opgehangen, een spiegel in de wc en diverse lampen. In tegenstelling tot Wyb en mij heeft hij een boor en twee rechter handen.

Vorige week waren twee Marokkaanse jongens uit Rotterdam ons laminaat aan het leggen. Een medewerker van de aannemer verhielp op hetzelfde moment een lekkage bij ons slaapkamerraam. Ik durf er vergif op in te nemen dat hij, of zijn vader, ook afkomstig is uit een mediterraan land. En om het beeld compleet te maken. Ook die dag was onze Iraanse klusjesman Mehdi ons Ikea bed in elkaar aan het zetten.

Leve de multiculturele samenleving. Flikker ze het land uit, werk aan hun terugkeer, zoals de flapdrollen Faber en Wilders graag willen, maar wie zet dan mijn bed in elkaar, wie legt mijn vloer, wie dicht de lekkage van mijn raam? Wie verzorgt mij als ik definitie op bed lig, oud en der dagen zat, om mij te behoeden voor doorlig plekken? Er is altijd wel iemand te vinden? In de Dordogne niet, hoor. Volgens mij is de premier van Spanje een wijs man.

488

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Het glas breekt.

De stoel verslijt.

De broek scheurt.

De boom verdort.

De beker valt.

De auto crasht.

Het boek vergeelt.

De hond sterft.

De mens verschrompelt.

De verf bladdert.

De aardappel verschimmelt.

Het huwelijk strandt.

De peer verrot.

Het paleis vervalt.

De fiets verroest.

Het lijk ontbindt.

Het schip vergaat.

Het hout vermolmt.

De dood scheidt.

De poëzie veroudert.

De haas gestroopt.

De bom barst.

De tekst gewist.

De rivier verdroogt.

De glans verdoft.

De pik verslapt.

De beer geschoten.

Het zand verwaait.

De hersens verkalken.

De vis verstikt.

Het huis verzakt.

Het bos brandt.






De steen vergruist.

De schaatser verdrinkt.

De schoen slijt.

De kennis vergaat.

De schrijver vergeten.

Het geld verloren.

Het bier verschraalt.

Het geloof verdwijnt.

De schuur gesloopt.

Het kind veroudert.

De zon dooft.

Echt niets,

helemaal niets,

blijft bij het oude.

Journal

 

Batavierenland

Donderdag 10 oktober, Delft

 

Mijn hele leven is de sympathie voor Israël groot geweest. Als er weer een conflict was in het Midden-Oosten, hoopte ik dat het Israël niet te veel kwaad zou doen, of dat ze als overwinnaar uit de strijd zouden komen. Ik weet ook waar die sympathie vandaan komt.

Al jong, op de basisschool, was ik geïnteresseerd in geschiedenis. Toen al maakte ik kennis met de Holocaust en las ik met verbazing en afschuw waar de mensheid toe in staat is. En dan te bedenken dat het einde van die catastrofe slechts negen jaar voordat ik werd geboren was afgelopen.

Iets later verwonderde ik mij erover dat die oorlog in het dagelijks leven vrijwel geen rol meer speelde. Het enige wat ik ervan merkte, was dat mijn opa weigerde om naar de Duitse televisie te kijken. Gelukkig had ik een onderwijzer die de oorlog voor ons tot leven bracht door verhalen te vertellen. Hij kon dat als geen ander. Door hem kreeg ik inzicht in de geschiedenis van de Joden en de staat Israël.

Een ander reden voor die sympathie, laat ik eerlijk zijn als Nijmeegse jongetje, werd ontwikkeld door de Nijmeegse Vierdaagse. Het was de tijd dat de Vierdaagse nog het meest weg had van een militaire parade. Israël was steevast vertegenwoordigd door een peloton vrouwelijk militairen. Ze marcheerden als de beste, en het meest bijzondere, mooiere vrouwen hadden we in Nijmegen nog nooit gezien. Overal waar ze langskwamen klonk applaus. Hun schoonheid en trots, het strakke gelid, daar waren we erg gevoelig voor. En iedereen had sympathie voor Israël.

Naarmate ik ouder werd, maakte ik een scherper onderscheid tussen het Jodendom en de staat Israël. Ik merkte dat mijn sympathie toch meer uitging naar het Jodendom dan naar Israël. Ik leerde het Jodendom vooral goed kennen door mijn liefde voor de Joods-Amerikaanse literatuur. Isaac Bashevis Singer, Malamud, Philip Roth, Henry Roth, ik verslond hun boeken. Door hen kreeg ik een inkijk in het Joodse leven.

Ik moet zeggen dat mijn sympathie voor Israël een stevige kanteling heeft gemaakt. Je zou toch verwachten dat een staat, mede ontstaan door de Holocaust, een hoger moreel besef heeft dan staten die dat niet hebben meegemaakt. Mijn moeder zei altijd: wat gij niet wilt wat u geschied, doe dat ook een ander niet. Maar die gij, Israël, handelt even immoreel als de toenmalige staat Duitsland die hen zoveel onrecht aan heeft gedaan.

Maar Hammas is de agressie op 7 oktober begonnen, hoor je dan al snel. Als er één conflict is waarbij je niet precies kunt zeggen wie, wanneer en hoe als eerste begon is het wel het Palestijns conflict. Alhoewel.

Ik heb me wel eens afgevraagd wat er zou gebeuren als blijkt dat in Rusland een bloeiende Batavieren samenleving bestaat. De Batavieren wordt onrecht aangedaan door een of andere autocratische gek en Rusland zegt: ‘De Batavieren hebben historisch recht op een stuk land aan de Noordzee.’ Ze laten een groot deel van de Batavieren naar Nederland verhuizen en samen met een aantal andere landen roept Rusland Batavierenland uit. De provincies Noord- en Zuid-Holland, het meest strategische stukje Nederland, vallen sindsdien onder Batavierenland. In de andere provincies mogen Nederlanders wonen, maar ze mogen Batavierenland niet meer in.

Dat Batavierenland neemt steeds meer land in van wat overbleef van Nederland. Zelfs Friesland en Limburg worden nog ingelijfd. Even later Gelderland en stukjes Utrecht. Veel Nederlanders vluchten naar België en Duitsland, waar grote Nederlandse gemeenschappen ontstaan.

Wat zou ik doen in zo’n geval? Ik vrees dat het niet lang zou duren of ik zou tunnels gaan graven en vanuit Brugge raketten op Amsterdam afschieten, waar de regering van Batavierenland zetelt

487

Journal

 

Björksnäs

Dinsdag 8 oktober, Delft

 

Wyb en ik staan voor een balie in de Ikea. Met een verkoper nemen we door wat we nou precies hebben besteld. Hoofd aankoop is Björksnäs, een tweepersoonsbed. De beslissing om ons huis in Cadouin onaangetast te laten heeft verregaande consequenties. Het betekent dat we eigenlijk alles nieuw moeten kopen. Steeds meer voel ik me in wittebroodsweken. We zijn net getrouwd en mogen ons eerste huis inrichten. Een feestelijk gevoel, al zegt onze bankrekening ‘waarom heb je de boel niet gewoon van Cadouin naar Delft verhuisd?’ Tsja, ik zou het een wrede daad naar Cadouin hebben gevonden, een vorm van verraad.

‘En wilt u het bed door onze servicedienst in elkaar laten zetten,’ vraagt de verkoper.
‘Zeker,’ zeg ik. En ik denk aan de keer dat Wyb en ik samen een Ikea kast in elkaar wilden zetten en uiteindelijk met bebloede handen tegenover elkaar stonden. Beiden waren we met onze schroevendraaiers uitgeschoten en lukte het ons niet om maar enige vorm in de kast te krijgen. Uiteindelijk belden we een vriend of hij ons uit de brand wilde helpen.

‘Nou, laten we dat nou niet doen, Gerard. Je weet dat ik de laatste tijd best wel Ikea spullen in elkaar heb kunnen zetten. Heb nou maar vertrouwen in me.’
Ik kijk Wyb met bewondering aan. Wat een overmoed.
‘Jij hoeft echt niets te doen. Ik zet dat bed zelf in elkaar.’
Overmoed moet beloond worden, maar ik denk het er mijne van. Ik heb de neiging een weddenschap aan te gaan, maar ik wil de feestelijke aankoop avond niet verpesten.
‘Nee,’ zeg ik. ‘Bij nader inzien maken we geen gebruik van de servicedienst.

Als sinds jaren vind ik Ikea een bedrijf dat zich specialiseert in het pesten van mensen. Ik kan de organisatie feliciteren. Met Björksnäs heeft Ikea de hoogste graad van sarren bereikt.
Een paar avonden later kondigt Wyb aan dat ze het bed in elkaar gaat zetten. Ik wens haar veel succes. Ze blijft opmerkelijk lang weg. Zo te merken gaat het haar inderdaad goed af.

‘Gerard, je moet nou toch echt even komen helpen,’ roept ze vanuit de slaapkamer.
Als ik binnenkom, zie ik dat alle onderdelen van de Björksnäs nog los van elkaar liggen.
‘Ik ben al die tijd bezig geweest met dit buisje, dat ik in dit gaatje moet schuiven zodat ik deze schroef er in kan draaien.’ Zo, daar is ze dan best lang mee bezig geweest. ‘Als jij dit nou recht houdt.’
Vervolgens zijn wij anderhalf uur bezig met het buisje zo in het gaatje te schuiven dat we de schroef er in kunnen draaien. Ik hou mij goed. Ik zou veel kunnen zeggen, heel veel kunnen zeggen. Na anderhalf uur zie ik dat Wyb zelf ook moedeloos wordt, en dan durf ik het. ‘Lieve schat, we stoppen ermee, we bellen gewoon die servicedienst.’ Tot mijn grote verbazing geeft Wyb geen weerwoord.

Een dag later komt de servicedienst die van het bouwpakket van de Björksnäs in anderhalf uur een bed in elkaar tovert.

 

486

Journal

 

Puberbrein

Maandag 7 oktober, Delft

 

Een mens heeft maar één psychologische leeftijd, las ik ooit bij Harry Mulisch. Als je dat leest, vraag je je al snel af wat je eigen leeftijd dan is. Die vraag doemde in mijn leven best vaak op omdat ik over dit onderwerp met diverse mensen heb gesproken. Als ik die vraag kreeg, gaf ik altijd als antwoord 17 jaar. Ik moet toegeven dat ik een puberale geest heb. Het denken van een puber heeft nog geen vaste vorm aangenomen, zeggen gedragpsychologen, het gaat nog alle kanten op. Dat herken ik meteen. Conform het advies van Johnny van Doorn, De geest moet waaien!, blijft in mijn geest een stevige bries blazen.

Ik zeg dit allemaal om onderstaande foto te rechtvaardigen. Het is natuurlijk een buitengewoon kinderachtige, puberale foto, maar toch kan ik van dit soort zaken genieten. Het begon heel onschuldig. Wyb en ik reden op het eind van de dag van Delft naar IJhorst. Eerst zouden we nog iets gaan eten in onze oude pizzeria in Meppel. De reisde duurde echter lang door files en onze trek nam toe. Vandaar dat we bij een pompstation even stopten om te snacken.

Wyb nam een bamischijf en ik een frikandel. We besloten ze in de auto op te eten, want het werd later en later en dadelijk zou de pizzeria dicht zijn. Ik stap in de auto en om mijn autogordel om te doen, zet ik het bakje met de frikandel tussen mijn benen. En toen verscheen het beeld dat ik niet kon laten te fotograferen. Ja, het is onsmakelijk. Ja, het is puberaal. Maar toch kan ik van zo’n beeld genieten. What’s on a man’s mind, vroeg Freud zich af. Zeker in een puberale door testosteron geplaagde geest is dat altijd duidelijk. Zie foto.

Nog even een nawoord. Ik wil toch laten weten dat het echte, originele, frisse puberbrein bij me is verdwenen, moet ik als 17-jarige toegeven. Ik spreek nu liever van een enigszins verouderd puberbrein. Met het accent nog steeds op puberbrein.

Journal

 

Ziel

Zondag 6 oktober, IJhorst

 

De oplettende lezer heeft het vast al gezien. De laatste blogjes, en ook deze, zijn geschreven in IJhorst. Hè, alweer? Nee, we zijn niet opnieuw verhuisd. Wyb en ik zijn een weekendje uit. Verhuizen, een nieuwe baan, een huis opknappen, het zijn factoren die hoog op de lijst staan van zaken die een mens overspannen maken.

Maanden geleden spraken we met een oud-collega af dat we onze huizen zouden ruilen. Hij zou met zijn vrouw drie weken in Cadouin gaan wonen, wij konden dan drie in weken in hun tweede huis in IJhorst verblijven en daarmee liefst drie weken in Nederland zijn.
Natuurlijk liep alles weer anders. Wyb kreeg een baan bij Buza en we besloten terug te verhuizen naar Nederland. Ons leven op de kop. In de tijd dat we in IJhorst zouden zitten, zijn we nu aan het verven en onze inrichting bij elkaar aan het regelen in Delft.

Om overspannenheid, of, zoals dat nu heet, een burn-out te voorkomen, besloten we in de weekenden toch naar IJhorst te gaan en te genieten van een huis dat wel helemaal af is. Het huis ligt midden in de bossen en is buitengewoon smaakvol ingericht. We worden omgeven door kunst uit de Arnhemse school, die onze oud-collega’s verzamelen.

Over kunst gesproken. Cadouin was te klein om alle kunst op te hangen die we hebben. Vandaar dat een deel, met pijn in het hart, naar de zolder van Anneke verdween. Gisteren hebben we de zolder leeggehaald om het werk mee naar Delft te nemen. Wat is het toch heerlijk om het werk, dat je zo goed kent, weer te zien.

De kunst die we hebben is toch een soort anker. Tekens waardoor je weet wie je bent, waar je ook bent. Mijn ervaring is dat je steeds meer van een kunstwerk gaat houden. Met kunst bouw je je eigen geschiedenis op, het is een constante die bij je blijft. Met het verzamelen van kunst creëer je als het ware je eigen ziel. Dus ik hoop dat we de werken die we nu van zolder hebben gehaald nooit meer stiefvaderlijk hoeven te behandelen door ze op te sluiten op een zolder.

Tot zover het blogje. Waarmee ik een nieuw record vestig. Mijn oom Jan, en collega blogger, -God hebben zijn ziel, want dat zou hij vast prachtig vinden-, had voor zichzelf het criterium gesteld dat een blogje nooit langer dan 350 woorden mocht zijn. Dat vond ik een behartigenswaardig streven, dat ik nooit heb gehaald. Ook hij overschreed wel eens zijn eigen gestelde criterium, het zij hem vergeven. Maar nu, vandaag, is het me gelukt om binnen die 350 woorden te blijven, tenminste, als je deze alinea niet meetelt. Wat er dus op neerkomt dat het me opnieuw niet is gelukt. Mijn eigen, nooit uitgesproken criterium, is dat een blog eigenlijk niet langer dan 500 woorden mag zijn. Vaak lukt het me, vaker niet. Nu dus wel.

 

 

All in the family.

Journal

 

Duik

Zaterdag 5 oktober, IJhorst

 

Ik heb blijkbaar iets met huizen met uitzicht. Om de laatste drie even na te gaan. In Groningen woonden we op verdieping en keken we uit op twee studentenhuizen, het ene huis bewoond door de mannen van Vindicat, het andere door de dames van Albertus. Een fascinerend uitzicht.
En dan is er natuurlijk Cadouin. Ons mooiste uitzicht ooit, uitzicht op een vallei compleet met paarden en bij regen spontaan verschijnende riviertjes.

En nu dan Delft. Een wand van onze woonkamer is één groot raam. Het raam is, als je op een stoel zit, in zijn geheel gevuld met vergelend blad van kastanjebomen. Als je ervoor gaat staan zie je dat we aan een oude gracht wonen en onze overburen in woonboten diep onder ons wonen.

Het is toch gek dat ik, die last heeft van hoogtevrees, het prettig vind om hoog te wonen. Door al dat verhuizen weet ik dat ik niet van straatjes hou. Mensen pal tegenover je, daar houd ik niet van. Ik voel me dan opgesloten en permanent bekeken. Hoog wonen heeft zoiets als in een observatiepost zitten. Je kijkt uit op de dingen en het menselijk gefriemel, en dat is prettig. Het geeft het gevoel dat je er toch niet echt bijhoort.

Het appartement waar we nu wonen heeft een dimensie extra voor me. We wonen, ik schat, zo’n dertig meter boven de grond. Als je voor dat grote raam staat en de zon schijnt, en dat gebeurt deze weken opmerkelijk vaak in Delft, dan ligt de gracht er zo uitnodigend bij om in te duiken. Dat moet kunnen.

Soms word ik door Facebook verleid om naar die filmpjes te kijken die nauwelijks dertig seconden duren. Reels heten ze, geloof ik. Mensen springen met van die vliegkleden van bergen. Mensen springen van rotsen in de duizelingwekkende diepte om dan met een plons in het water te verdwijnen.
Vanuit ons appartement zou dat ook prima kunnen. Ik klim het raam uit en moet mij dan hard afzetten omdat langs ons appartementencomplex een soort steiger loopt, die moet ik bij het springen overbruggen. Ik zet mij af en met een sierlijke duik verdwijn ik in de stadsgracht van Delft. Het filmpje dat Wyb daarvan maakt zal ik toevoegen aan de lawine van filmpjes op Facebook.

Het spelen met deze gedachte is al diverse keren spontaan in mij opgekomen. Maar het zal niet gebeuren. Ik heb hoogtevrees. Op veel gebieden ontbreekt het mij aan lef. En die diarree aan filmpjes op Facebook, waar je verslavend naar kunt blijven kijken, wil ik niet nog meer voeden.

485

Journal

 

Verhuismartelarij

Vrijdag 4 oktober, IJhorst

 

Dit is verreweg de zwaarste verhuizing die ik heb meegemaakt, en dat zijn er heel wat. Ik geloof dat de teller nu op 24 staat. Waarom doet een mens dit zichzelf aan, zal de lezer denken. De oorzaak van al die verhuizingen komt voort uit een goed hart, zou je kunnen zeggen. Als theaterman vond ik namelijk dat je boven je brievenbus moet wonen als je ergens de leiding hebt, of in ieder geval, heel dicht. En hup, daar gingen we weer, kris kras door Nederland.

Aan al die vorige verhuizingen heb ik nauwelijks herinneringen, het was elke keer weer een fluitje van een cent. Er was een huis, we verfden een muur, zetten onze meubels erin, klaar was Kees. Nu is het anders. Alles is zwaar en moeilijk. Ik vermoed dat er te veel en te grote muren zijn, de vloer heeft te.veel oppervlakte. Tenminste, daar wijt ik het aan. Maar ik heb nog wel in grotere huizen gewoond dan deze, dus dat kan het eigenlijk niet zijn. Ik heb nu in weken geen boek gelezen.

Het kan ook met ouder worden te maken hebben. Al dat regelen, dat kwasten, het is gewoon te veel voor een zeventigjarige min drie maanden. Of misschien is het de tegenstelling. We woonden daar in Frankrijk zo rustig en zorgeloos, en opeens moet ik weer werken. Hard gelag.

Al weken geen boek gelezen, schreef ik. Maar dat is niet helemaal waar. Ik hou mij op de been met de Zeer Korte Verhalen (ZKV’s) van A.L. Snijders. Ik nam slechts één boek mee van Frankrijk naar Nederland, de Libellenman van Snijders. Ik vermoedde al dat van lezen niet veel terecht zou komen.

Als ik mijn armen niet meer omhoog kan brengen, mijn hoofd overloopt, ga ik even, slechts heel even, zitten, en permitteer ik mij een, twee, drie Zeer Korte Verhalen van A.L. Snijders. Ze zijn mooier dan ooit, vind ik. Vermoedelijk omdat ze zo’n troost zijn in tijden van verhuismartelarij, zoals een vriend het noemde. Even Snijders ademen en dan stofzuig ik en verf ik weer verder.

Overigens heb ik mij voorgenomen dat het de laatste keer is dat ik verhuis. Al zal daar ook wel niets van komen. In voornemens geloof ik al lang niet meer.

Toevalsdier

Journal

 

55-plus

Maandag 30 september, Delft

 

Wie straks bij ons op bezoek komt, zal zeker lachen. Men kent ons van ruige streken als Moddergat, Dwingeloo en Cadouin en nu wonen we opeens in een appartement. En niet een gewoon appartement, men zal verrast zijn door de keurigheid van het appartementsgebouw. Voor de verschillende appartementen staan bloemen en schilderijtjes. ‘Hé, wonen jullie in een bejaardenhuis,’ hoor ik onze bezoekers al vragen.

Het is geen bejaardenhuis, maar wel een complex waar over enige tijd alleen nog 55-plussers wonen. Nu schijnen er nog gezinnen te wonen, maar als ze verhuizen komen ook daar 55-plussers voor in de plaats. Nou heb ik lang niet iedereen gezien, toch moet ik bekennen dat het meer een 75-plus dan een 55-plus complex lijkt. Veel van mijn buren lopen achter een rollator. Vandaag hielp ik nog een dame die haar rollator niet over de ribbels van de lift kreeg geduwd.

Maar waarom ga je daar dan wonen? Mijn wedervraag: wat is er tegen 55-plussers, waarom zou ik ze moeten mijden? Zelfs Wyb is inmiddels een 55-plusser. Ik kan mijn leeftijdsgenoten toch niet verloochenen?
Daarbij vielen wij meteen op het appartement, een soort loft met uitzicht op een gracht en het oude Delft. Een van de reden dat wij dit appartement konden krijgen, was juist dat 55-plus gegeven. Volgens de makelaar liep het storm op het appartement. Jammer voor de overgrote meerderheid, ze waren allemaal veel te jong. Het stikt in Delft van de studenten, wetenschappelijk medewerkers en yuppen, helaas hadden ze voor dit appartement hun leeftijd tegen. Overigens had ik, wat die leeftijd betreft, graag met ze willen ruilen.

Andere overweging: de rust. Wij konden tegelijkertijd ook in Den Haag een appartement krijgen, waar liefst 1300 mensen zich voor hadden ingeschreven. De keuze was: wonen tussen de gen x, gen y en gen z generaties, potentiële herriemakers, of rustige ouderen. Die keuze was na ons verblijf in Cadouin snel gemaakt, waar wij de weldadigheid van de rust leerden kennen.

Ik weet niet of ouderdom wel een zegen is. Mijn contact met mede appartementsbewoners is buitengewoon zeldzaam. Maar de contacten die ik had, liepen tot nu toe uit op gemopper. De mevrouw met de rollator liet weten dat ze dertig jaar in Frankrijk had gewoond in de buurt van de Alpen en dat ze nu in dit rot land moest wonen. Een andere meneer mopperde bij de containers over het gebruik van die containers van mede bewoners en liet mij en passant weten dat iedereen die hier woont gek was. Voor een blogger biedt dit alles natuurlijk perspectief. Ik ruik de stof om over te schrijven. Dat is nog wat anders dan het beschrijven van het pittoreske landschap van de Dordogne. Er staat de lezer van Dossiermoddergat nog wat te wachten

Journal

 

Luchtbedjes

Zondag 29 september, Delft

 

Omdat we tot vandaag geen koelkast hadden, is de melk zuur. Ik loop naar de Albert Heijn die zo’n tweehonderd meter van ons appartement is verwijderd. Voor het eerst sinds dagen is het een zonnige ochtend. Ik moet aan Cadouin denken. Zondag. Naar Les Moins, de bakker. De verschillen met Cadouin zijn groot. Iedereen die ik in Cadouin tegenkom, groet me. Ondenkbaar dat het niet gebeurt. Hier in Delft groet niemand me. Er zijn hier gewoonweg te veel mensen om te groeten, je zou aan de gang blijven. Ik begrijp het wel, maar toch. Cadouin.

Dan neem ik, voor mijn gemoed, een verkeerde beslissing. Cadouin zondag is croissants halen. En ik besluit in de Albert Heijn op deze zondag ook croissants te kopen. En dat geeft me voor het eerst oprecht een gevoel van groot heimwee. Met tranen in de ogen loop ik de Albert Heijn uit. Croissant in plastic. In Cadouin zitten croissant nooit in plastic, niemand die zich dat in het hoofd zou halen.

Het is een bijzondere dag. Vanochtend hebben we het bungalowpark in Noordwijk aan Zee verlaten en zijn we opnieuw met een volgepakte auto naar Delft gereden. We gaan nu definitief onze intrek in ons nieuwe appartement nemen.
Stel je daar niet te veel bij voor. Het blijft kamperen in eigen huis. De vloer wordt pas volgende week maandag gelegd en morgen komt een professionele behanger om te kijken of hij onze muren met renovatiebehang wil bekleden.

Dit was een klein tegenvallertje. Naïef als we zijn op klusgebied hadden we de muurverf al gekocht. Een kwestie van twee dagen en de boel zou zijn geklaard, dachten wij. Totdat de officiële overdracht was en de opzichter ons vertelde dat hij de muren behangklaar had gemaakt. Van zomaar verven op de kale betonnen muren kon geen sprake zijn. Er zaten te veel gaatjes in, die luchtbellen zouden veroorzaken, en nog een heleboel reden meer, eerst moesten we de muren met renovatiebehang bekleden. Daar gingen we weer. Zie maar eens een behanger te krijgen. Morgen heb ik gelukkig een afspraak.

Vandaag wordt, hoera, hoera, onze nieuwe bed gebracht, compleet met nieuwe matrassen en meer van dat slaapspul. Eindelijk lekker slapen, dachten wij. Blijkt dat je matrassen twee etmalen moeten rusten voordat je erop kunt liggen, het innerlijk van een matras moet eerst tot rust komen voordat hij een mens kan laten rusten. Het moet niet gekker worden. Wij slapen vannacht en morgen op opblaasbedjes op een kale betonnen vloer.

Vanmorgen bracht Coolblue wel onze nieuwe koelkast. We zijn er als een kind zo blij mee, ondanks dat ook een koelkast dient te rusten alvorens hij gaat werken. De koelkast gelukkig maar vier uur. De wijnflessen wij hebben wij er al ingezet, de kazen liggen klaar. De eerste contouren van een echt huis komen zo toch in zicht. Vanmiddag dus dat bed. Mondjesmaat gaan we vooruit. Nu de plinten verven.

Trouwens, voor een supermarkt in de Dordogne moesten we vijftien kilometer rijden. Dus hier is het zo gek nog niet, met een Albert Heijn en Jumbo naast elkaar. Elk willekeurig product is binnen tien minuten lopen binnen handbereik. Voor echt grote dingen moesten we in Cadouin naar Bergerac, dertig kilometer heen, dertig kilometer terug. Dus ik mag niet klagen. Maar ik doe het toch, want hier is geen weggetje waar je op een muurtje kunt gaan zitten om te kijken hoe Caroline de paarden rijklaar maakt.

Klusklaar. De James Bond onder de klussers. The Full Monthy sr. Senior met hansop. Come on Eileen.

Journal

 

Leiden

Zaterdag 28 september, Noordwijk aan Zee

 

Een dag nadat ik mijn rijbewijs kreeg, reden mijn voormalige echtgenote en ik naar Alicante waar wij voor een oude vrouw een maand op haar hond zouden passen. Ik zal achttien of negentien zijn geweest. Wij zaten vol sturm und drang en eigenlijk ging je dan niet naar Alicante, waar je een Kalverstraat had en een FEBO. Onze bedoeling was om de hond mee te nemen op een trip door Spanje. Daar kwam uiteindelijk niets van, want zodra je de hond in een auto zette moest hij overgeven. Zodoende brachten we een maand in Alicante door op een flatje, zes of zeven hoog, wel met uitzicht op de Middellandse Zee.

Ik vertel het omdat ik vanaf het begin van mijn rijbewijs door grote steden rijd. Die reis kruiste ik Barcelona en Valencia in een auto zonder handrem, waardoor ik al snel op heuvels stil kon staan door met mijn koppeling te spelen.
Daarna heb ik door tal van andere wereldsteden gereden, Berlijn, Kopenhagen, Milaan en niet te vergeten natuurlijk Parijs. Zo wat elke twee of drie maanden rij ik door Parijs. De periferique heeft weinig geheimen voor me. Er zijn Nederlanders die er honderden kilometers voor om rijden om maar niet over de periferique te hoeven. Ik kan ze geruststellen: het valt echt best mee.

Eén dingetje om op te letten. Tussen de rijen auto’s rijden motor- en scooterrijders met grote snelheid. Als je dat niet gewend bent, schrik je je voor de eerste keer kapot. Kamikaze, denk je als je het voor het eerst meemaakt. Het kan niet anders of dadelijk passeer je de motorrijder terwijl hij zich te pletter heeft gereden. Eenmaal op de periferique dus altijd een grote ruimte laten tussen jou en de auto naast je.

Hamburg, Stockholm, het maakt me niet uit, maar de allerergste stad om in te rijden is Leiden. Wat een vreselijke rotstad. Als ik een tip mag geven: mijd Leiden.

Wyb en ik hebben afgesproken op het station van Leiden om naar Coolblue te gaan. Wyb komt met de trein uit Den Haag, ik kom uit Noordwijk. Vol goede moed rijd ik naar het station van Leiden. Op mijn navigatie zie ik dat ik er bijna ben. Dan blijkt dat de weg er naar toe is afgesloten. Ik rij een willekeurige straat in. Van 400 meter van mijn einddoel verwijderd wordt het 2,5 kilometer. Het wordt nog gecompliceerder omdat alle wegen in Leiden afgesloten lijken. Ik ben in een stad beland waarbij men zich bij het maken van het verkeersplan heeft laten inspireren door de geschriften van Kafka.

Om het nog moeilijker te maken word je als automobilist, waar je ook rijdt, omringd door moeders op bakfietsen, het zijn er honderden, overal moeders met bakfietsen en daar weer tussendoor studenten op fietsen, dat moeten er duizenden en duizenden zijn.
De navigatie leidt mij naar het midden van de stad naar een plein waar alle wegen die mij kunnen wegleiden, verboden zijn om in te rijden.

Inmiddels is Wyb op het station gearriveerd. Het onbereikbare station. ‘Zie je een kraan?’ vraagt ze aan me. ‘Nee, ik zie alleen maar moeders met bakfietsen.’ ‘Ik sta voor het ziekenhuis.’ ‘Ik weet niet waar het ziekenhuis is.’ ‘Vlakbij het station.’ ‘Ik kan niet bij het station komen.’

Uiteindelijk, na heel veel ruzie met andere chauffeurs, vind ik Wyb bij toeval. We proberen samen nog Coolblue te vinden. Maar alle straten zijn afgesloten. Moeders met bakfietsen proberen zich voor de auto te werpen. Wij vluchten samen weg uit Leiden. Nooit meer naar Leiden. Het is een historische vergissing dat ze voor de naam van die stad de korte ei hebben gekozen.

Vandaag in Dossiermoddergat zowaar een spelletje. In het vorige blog zat Wyb in onze nieuwe huis voor een ongeverfde, gevlekte muur en velen zagen daar dieren en andere symbolen in. Vandaar nu een foto van de muur er tegenover. Ik zou zeggen: even goed kijken en puzzelen welke toevalsdieren jij op de muur ziet.

Journal

 

Overall

Donderdag 26 september, Noordwijk aan Zee

 

Lang, heel lang geleden, het was in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw, besloten Wyb en ik de primitieve keuken in ons huisje in Moddergat, wat later het hoofdkantoor van Dossiermoddergat zou worden, te vervangen door een modern, geavanceerd exemplaar.

Een schrijver die door iedereen verstaan wil worden, mag geloof ik niet meer dan vier of vijf woorden per zin gebruiken. De vorige alinea bestond uit een zin van 41 woorden. Weinigen zullen hem hebben uitgelezen of begrepen. We zijn dus onder ons.

Een oude buurjongen van Wyb trokken we aan als aannemer, want de boel moest fundamenteel op de schop. Het sloopwerk zouden we zelf doen. Nou ja, zelf. Zoals ik al vaker toegaf. Wyb en ik kunnen niets als het om klussen gaat, Wyb kan iets meer dan ik, maar ook niet zo dat Wyb kan zeggen ik sloop die keuken wel even. Gelukkig hebben we een vriend die alles kan: Erik, geprezen zij zijn naam.

Erik draagt hele koelkasten in zijn eentje trappen op en hij zet alles in elkaar wat uitklaar ligt. Ook in slopen is hij erg goed, dus Erik deed het werk dat wij zelf zouden doen. Hij deed het karwei met enorme drilboren, hamers, veiligheidsbrillen en apparatuur die ik niet ken. Op een gegeven moment gooide hij een overall naar me. ‘Hier aantrekken,’ beval hij. Ik durfde niet te weigeren. Hij zette mij een veiligheidsbril op en drukte de drilboor in handen en dwong mij het beton met het ding te breken.

Wat ik mij herinner is dat ik enorm zweette en dat we een foto maakte van mij met drilboor en dat iedereen dat een uniek plaatje vond. Ik lachte volgens mij als een boer met kiespijn, maar omdat ik die veiligheidsbril op had viel dat niet zo op.

Tot zover het verleden. Gisteren kwam ik in de gang mijn overbuurman tegen. We stelden elkaar aan elkaar voor. ‘Volgens mij staat er een pakket voor jullie beneden op de tafel,’ zei hij. Dus postbodes zetten hier zomaar pakketten op een tafel? Mijn overbuurman had gelijk. Wie wist in godsnaam waar wij woonden? Ik rende naar boven, nieuwsgierig naar de afzender.

Ik scheurde de bovenkant open. Ik zag een allervriendelijkste kaart. Afzender Erik, Jildou en Werner. Dat wist ik eigenlijk al voordat ik de kaart had gelezen want in de doos zat een overall en allerlei soorten gereedschap om eens lekker tekeer te gaan met verf.

Ik weet dat Erik mijn standpunt ten aanzien van klussen maar helemaal niks vindt. Hij vindt me gewoon een onhandige kluns. Niet dat hij dat met zoveel woorden zegt, maar uit de grappen die hij maakt, wordt het wel duidelijk. Ook dit cadeau is natuurlijk weer een aanmoediging: man, wordt nou eens handig, pak de dingen eens zelf aan.

Wie weet dat het nu gaat gebeuren. Kleren maken de man, en aangezien ik nu een overall heb, de eerste in mijn leven, zorgt dit kledingstuk ervoor dat ik handig ga worden. Omdat wij haast hadden, heb ik de overall nog niet gepast, dat kan morgen pas gebeuren. Maar ik laat mij graag fotograferen in een overall, eindelijk zal ik eruit gaan zien als iemand die een nieuw huis kan opknappen. Erik zal trots op me zijn.

We zijn geland in Delft. Klaar om te klussen.

Journal

 

Sleutel

Dinsdag 24 september, Noordwijk aan Zee

 

Gisteren zijn we weer verhuisd, dit keer van Lunteren naar Noordwijk aan Zee, van het ene vakantiepark naar het andere, van de Veluwe naar de kust van de Noordzee. Als moderne zwerver maak je wat mee. Zo ervaren we nu hoe het is om onder een vliegroute van Schiphol te wonen. Elke zoveel minuten hoor je een vliegtuig. Ze hebben net genoeg hoogte om er niet knettergek van te worden.

We zitten nu in een vakantiepark waar op bewonderenswaardige wijze honderden huisjes op een klein stukje land zijn gepropt. Hoge heggen rond de huisjes geven enigszins een gevoel van privacy. Die huisjes, al die wonderlijke bewoners, uitstekende locatie voor een thriller, vond ik. Die. inspiratie werd stevig gevoed toen gisteravond een keihard schot klonk. Wie schoot? Wie of wat is getroffen? Even daarna dacht ik sirenes te horen, maar dat bleek op televisie te zijn.

Maar ik heb geen klagen. Vanmorgen bracht ik Wyb naar station van Hillegom. Hillegom, Den Haag, is een half uurtje treinen. Het is haar derde werkdag. Ze heeft het erg naar haar zin. Nu is ze nog in opleiding, maar de sfeer, de stof, de uitdaging spreekt haar erg aan. Dat is mooi. Want stel je voor dat deze queeste, zo zie ik het maar, geleid had tot waardeloos werk. Het is inmiddels duidelijk dat ze dadelijk de hele wereld te woord gaat staan. Voor iemand die het liefst wereldreizen maakt, is het een hele troost om in ieder geval met de hele wereld in contact te staan.

Nadat ik Wyb bij het station had afgezet, reed ik met Dies naar het strand. Eindelijk eens alleen op een strand, nou ja, bijna. Ik liep rechtsaf, links stond in de verte een eenzame visser en nog verder weg liepen twee vrouwen met hun honden. Ik was alleen met de zee. Een ervaring die te vergelijken is met alleen door de uitgestrekte bossen van Cadouin lopen.

Overigens is Noordwijk aan Zee de laatste stop op onze zwerftocht. Vanmiddag om twee uur krijgen we de sleutel van onze nieuwe appartement en kan het eigenlijke werk beginnen. Tot nu toe waren we voornamelijk bezig met het regelen van een dak boven ons hoofd. Het dak is gevonden, het inrichten kan beginnen. Dat wordt geen makkelijke klus, want al onze spullen hebben we in Cadouin achtergelaten, eigenlijk moeten we alles weer bij elkaar jutten. Ik ben benieuwd wanneer de werkelijke rust in huize Tonen Kaastra weerkeert.

Dies was in vorm. Hij sprong de frisbees uit de lucht alsof hij nog een jonge ongecastreerde hond was. Van zijn operatie is niets meer te merken, al zit de testosteron nog steeds in zijn lijf. De vloed dwong ons steeds meer richting de duinen. Ik voelde de potentiële gewelddadigheid van de zee. Zo dadelijk dus naar Delft voor de sleutel en kunnen we weer een cocon creëren.

Journal d’images

 

Keuken

Dinsdag 24 september, Noordwijk aan Zee

De Franse keuken is prima, maar ik prefereer de Nederlandse.

Journal d’images

 

3x Moddergat

 

Maandag 23 september, Noordwijk aan Zee

Wadloopschoenen voor het wadloopcentrum van Moddergat. Wat er met de wadlopers zelf is gebeurd is niet bekend. Het zou niet de eerste ramp zijn die Moddergat treft.

Het huis van het weekdier

 

 

 

Nada

Niets

Noppes

Nada

Nul

Niks

Neat

Niente

Nul komma nul

Zero

Nichts

Nebbisj

Rien

Nothing
Geen barst

Geen moer

Nihil

Gewoon niets, 
helemaal niets.
En daar moeten we 
het mee doen.

Journal

 

Woeste wildernis

Zondag 22 september, Lunteren

 

Inmiddels lang geleden verbleef de schrijver Kester Freriks langere tijd in ons huisje in Moddergat. Hij was daar om te schrijven aan zijn later verschenen boek Verborgen Wildernis. Op de omslag van zijn boek staat de volgende tekst: ‘Nederland is door mensenhand gemaakt. De natuur is op veel plaatsen bedwongen en vaak heerst de lelijkheid. Toch is er nog ruimte voor avontuur, en klinkt op tal van plaatsen de roep van de natuur. Kester Freriks doorkruiste ons land op zoek naar de laatste ruige plekken, en die bleken in elke provincie te vinden. Hij reisde in winterse sneeuwstormen en verzengende hitte. Hij beschreef ze terwijl ze baadden in de zon, verdwenen in een mysterieuze mist of verlicht werden door duizenden sterren.’
Een van die woeste wildernissen is natuurlijk het wad, waar getijden, storm en regen ervoor zorgen dat het een vijandig gebied is voor mensen.

Vorige week, toen we in Kollum sliepen, gingen Wyb en ik even naar Moddergat. Het blijft een plek waar wij innig mee zijn verbonden. We durfden zelfs het tuinpad van het voormalige hoofdkantoor van Dossiermoddergat op te lopen omdat ons huisje weer te koop staat. Wij zagen een afgetakeld huisje. Buitenkant slecht onderhouden, het uitzicht volledig vernield door een moestuin, aangelegd door een buurman die het stuk grond van de boer erfde die er koeien en een paard op liet lopen. We keken zelfs door het raam van de woonkamer: ons gietijzeren kacheltje, verdwenen, de rest van het interieur was aangetast door slechte smaak.

Natuurlijk liepen we de dijk op. Elke keer weer verrast het landschap ons door zijn schoonheid. De zon scheen, het licht was intens. Gelukkig was het eb, dan is het gebied mooier dan bij vloed, het laat dan al zijn kaalheid zien.

De deceptie kwam toen wij door het poortje van de dijk naar het wad liepen, een poortje waar wij duizenden malen doorheen zijn gelopen, met honden. Nu lezen we: ‘Honden aangelijnd. Voorkom (graaf)schade aan de dijk.’

Ik geloof mijn ogen niet: graafschade? Ik heb in al die 20 jaar dat wij hier komen nog nooit een hond zien graven. En als een hond op deze onmetelijke vlakte graaft, wat kan een hond voor een schade aanrichten? Het ondermijnen van een massieve acht meter hoge dijk? Dit kan alleen een of andere sufkloot achter een bureau hebben bedacht die verder niets te doen heeft en uitsluitend in zijn doorzonwoning verblijft. Een woeste wildernis en een of andere gek gaat het hebben over graafschade en wil honden aan de lijn hebben.

We gooien stokken voor Dies. Lekker rennen, jongen, de dijk op en af geniet van de vrijheid. Ik raad hem aan te gaan graven, leef je lekker uit, maar Dies kijkt me aan alsof ik gek ben. Waarom zou je als hond hier in godsnaam gaan graven? Als sufkloten iets verzinnen, moeten ze zich wel ter plaatse op de hoogte stellen. Dit is woeste wildernis, man, donder op met je duffe bordjes.

Journal

 

Randstad

Zaterdag 21 september, Lunteren

 

Het dringt steeds meer tot mij door dat er geen grotere tegenstelling is qua leefomgeving dan de Dordogne en de Randstad. Het is alsof twee botsautootjes elkaar frontaal raken. Bij zo’n knal word je even flink naar achter geslagen.
Rijdende langs Den Haag, Rotterdam en Utrecht over een wegennet dat als een visnet over het landschap is uitgegooid, begin ik me steeds meer te realiseren waar we aan begonnen zijn. En dat bedoel ik niet negatief.

Het klopt dat we vaak zijn verhuisd, maar het waren goed beschouwd best brave verhuizingen. Wij bewogen ons keurig op de lijn Leeuwarden, Heerlen en iets ten oosten daarvan. Als het aan mij had gelegen waren we nog eens naar Amsterdam verhuisd, maar daar is het niet van gekomen. Een leven lang zijn we de provincie trouw gebleven, met de Dordogne als hoogtepunt.

Ik verheug me erg op Delft waarvan we aanstaande dinsdag de sleutel krijgen, zodat we echt aan de slag kunnen. Het is voor de eerste keer dat ik in de Randstad ga wonen. De drukte, het tempo, het heeft een dynamiek die een paar jaar ver van ons afstond. De Dordogne was de rust zelve. Er is nauwelijks economie, er is vrijwel geen cultuur buiten de markten en de brocantes.

Op een dinsdag kregen we te horen dat een appartement in Delft aan ons was toegewezen. En verdomd, een paar uur later kregen we ook nog een appartement in Den Haag in de schoot geworpen. Ongelooflijk geluk, want inmiddels spraken we mensen die een jaar, zelfs drie jaar op een woning wachten terwijl ze die hard nodig hebben. Welk appartement gaan we kiezen?

Het is de lijn Leeuwarden, Heerlen dat we toch voor Delft kozen. Het appartement in Den Haag zat in een groot nieuwbouwproject die een nieuwe wijk langs het spoor tot leven moet wekken. Jong, hip en ambitieus gaan daar samen leven.
Toch kozen we voor Delft, want dat vinden we een soort combinatie van Den Bosch en Leeuwarden, maar dan met een heleboel (internationale) studenten. Delft is een stadje gevormd naar het oud-Hollands denken. Den Haag is beton en efficiency, Delft is grachten en gezelligheid. In feite toch weer een provinciale keuze.

Als je bij ons appartement aankomt, heb je niet het idee dat je in feite midden in de Randstad bent. Om ons heen de grote snelwegen, luchthavens, de grote kantoren, de belangrijkste industrie, maar ook de theaters van de grote steden, museau als Voorlinden, het Haags Gemeentemuseum en prestigieuze fotomusea in zowel Den Haag als Rotterdam. Den Haag ligt 12 minuten met de trein van ons vandaag, Rotterdam een kwartier, Leiden een paar minuten langer. Het wordt smullen. Maar eerst een appartement opknappen, klussen dus, de lezer van Dossiermoddergat weet hoe ik er de pest aan heb.

Journal

 

Warnung

Woensdag 18 september, Kollum

 

Sehr geehrte Frau Ursula von der Leyen,

Wij kennen elkaar niet. Maar ik dacht: ik moet u toch even een briefje schrijven. Het wordt tijd om u te waarschuwen, want hier in Nederland maken we het erg bont. De aankomende tijd krijgt u vermoedelijk een trits Nederlandse ministers langs die bij u komen zeuren.

Zo zal vandaag of morgen ene mevrouw Faber voor u staan. U herkent haar aan de veertiger jaren look van de vorige eeuw, een mode die perfect past bij de heersende politieke opvattingen uit die tijd. Zij wil in Nederland een asielcrisis uitroepen. Wij moeten daar in Nederland erg om lachen, want er is natuurlijk helemaal geen asielcrisis. Ik raad u aan haar gejengel goed te checken.

Er zijn zeker problemen met asielprocedures, maar dat komt voornamelijk door een buitengewoon slechte organisatie. Bewust zijn opvanglocaties gesloten, bewust is een spreidingswet die was aangenomen om de mensen eerlijk te verdelen weer teruggedraaid. Op de organisatie die het asielproces moet regelen, de COA, is keer op keer bezuinigd. De reden: op deze manier wordt het Nederlandse volk opgezet tegenover asielzoekers en kunnen de VVD en PVV hun rechtse agenda uitvoeren. Verdeel en heersch, is hun motto. Als u zich in de kwestie verdiept, ziet u dat ter kwader trouw is gehandeld.

Voor wie u trouwens ook voor moet oppassen, maar dat heeft u vermoedelijk zelf al ervaren. Is ene meneer Wilders, een man met van dat lelijke witte haar. Maar nog opvallender is zijn borderline gedrag. Al jarenlang verziekt hij Nederland door mensen tegen elkaar op te zetten. Hoe meer ellende in het land, hoe meer hij daarbij gedijt. En al dat gestook heeft er toe geleid dat hij nu leider is van de grootste politieke partij. Arm land.

Dan krijgt u vermoedelijk ook nog bezoek van ene Femke Wiersma. U kent haar misschien van het televisieprogramma Boer Zoekt Vrouw. Zij komt voor diverse dingen bij u dreinen. Zij is van de politieke partij Boer Burger Beweging die de mensen in Nederland heeft wijsgemaakt dat de belangen van boeren en burgers parallel lopen, een van de grote politieke misleidingen van de afgelopen decennia. Leider van die partij is Caroline van der Plas, voormalig lobbyiste van de vleesindustrie. Voormalig is het verkeerde woord, ze is het nog steeds, maar nu in de functie van parlementariër.

Mevrouw Wiersma wil, zoals Nederlanders altijd al bij Europa hebben lopen marchanderen, verruiming van de mestregels. Niet doen, Nederland is het niet waard. Het water in ons land zit al vol met landbouwgif. Voor de boeren is Nederland één grote afvalbak.
Daarnaast bepleit ze verruiming van de stikstofregels. Ook niet doen. De natuur in ons land is al kapot. Boeren moeten gewoon een paar stappen terugdoen om ontwikkelingen in Nederland meer ruimte te geven en de natuur weer gezond te maken.

Het is een enorm gehannes in ons door boeren getergde land. We kunnen geen woningen meer bouwen, de steden barsten uit hun voegen terwijl die koeien alle ruimte krijgen. Terecht heeft de heer Draghi bepleit dat Europa sterker moet worden. Toen realiseerde ik me dat die koeien een sta in de weg zijn in Nederland. Koeien eruit zou ik zeggen, bedrijvigheid erin.

Ik zou mijn brief veel langer kunnen maken, maar ik weet dat u daar geen tijd voor heeft, dus stop ik maar. Ik hoop wel dat de waarschuwing is overgekomen. Mocht u verder met mij willen praten, dan kunt u altijd contact met mij opnemen, ik ben altijd bereid om naar Brussel te komen. Mijn telefoonnummer is: 061055023045. Fijn dat u dit even wilde lezen.

Mit höchster Hochachtung und freundlichen Grüßen
Der Blogger.

Journal

 

Weemoed & feest

Dinsdag 17 september, Kollum

 

Even terug naar afgelopen zondag. Het is kwart voor een. De auto is gepakt. Ik draai de twee hoofdkranen dicht die we hebben. Ik controleer of de lichten in huis uit zijn. Doe de metalen luiken van de woonkamer dicht. Verwarming uit. Ik doe de deur op slot. De ijzeren deuren ervoor die je alleen in Frankrijk vind.

Dies weigert in eerste instantie in de auto te springen. Hij weet precies wat er gaat gebeuren. Dit betekent weer honderden kilometers in coma liggen in de hoop dat we even stoppen en hij even achter een frisbee aan mag rennen.

Wyb en ik staan op het weggetje. We kijken samen naar het huis waar we de afgelopen anderhalf jaar hebben gewoond en in totaal drie zomers hebben doorgebracht. Het is het einde van het idee dat we hier jaren permanent gaan wonen. Het idee heeft geen stand gehouden tegen de sturm und drang waar wij aan lijden.

‘Ik ben benieuwd wanneer we terugkomen?’ zeg ik terwijl we naar het huis op de berg kijken.
‘Ik denk dat we hier toch heel vaak nog zijn,’ zegt Wyb.
‘Ik weet het niet. Ik vrees dat Nederland ons weer gaat opslurpen.’
‘We zullen zien.’
We groeten het huis, de berg en de tuin.
Er ging toch geen dag voorbij dat ik niet heel bewust genoot van de plek en het huis.

En dan rijden we in een volgepakte auto ons weggetje af. Kleren, huisgerei, zelfs twee lampen, we hebben geen idee waar we terecht komen. Het is een raar idee. Op naar Nederland, zonder een dak boven ons hoofd.
Het is mogelijk dat we maandag zekerheid krijgen, het is mogelijk dat het nog maanden gaat duren. Er is een scenario voor de laatste mogelijkheid, maar dat betekent van vakantiepark naar vakantiepark trekken en slapen bij diverse familieleden. Weg rust en regelmaat, het lot van een mislukt kluizenaar. Als we Cadouin uitrijden heb ik het toch te kwaad. Weemoed.

Op maandag bezichtigen we een appartement in Delft waar we erg enthousiast over zijn, een appartement als een loft, aan de rand van het centrum, uitzicht op een gracht en prachtige bomen. De wand naar buiten is één grote raampartij. Nadeel, het appartement is uitgewoond en moet opnieuw worden opgeknapt. Er zijn een paar gegadigden, morgen, overmorgen krijgen we te horen of het van ons is.

’s Avonds als we bij Anneke in Kollum zijn, zegt Wyb opeens: ‘We hebben een appartement in Den Haag toegewezen gekregen.’ Het is een appartement in een heel nieuw complex, twee kilometer van het Centraal Station waar we half december in kunnen trekken. We moeten voor woensdag 18 uur beslissen of we het daadwerkelijk willen. Feitelijk betekent het dus dat we een dak boven ons hoofd hebben.

Opeens zitten we in een luxe positie. We prefereren Delft, de plek en het huis vinden we prachtig en is meteen te betrekken. Nadeel: veel opknapwerk. Hopelijk krijgen we voor woensdag 18 uur uitsluitsel hierover. Hebben we dat niet, dan kiezen we voor het appartement in Den Haag. Nadeel: verder weg van het centrum, pas in december te betrekken. Voordeel: geen opknapwerk.

Aan ons dreigende zwerversbestaan blijkt gelukkig sneller een einde te komen dan gedacht. Cadouin blijft in mijn hoofd. Als cadeau was het de laatste dagen prachtig weer. Alsof Cadouin zei: zo stom dat jullie hier weggaan.

P.S. Laatste nieuws: zojuist kregen we te horen dat het appartement in Delft van ons is. Feest.

Journal

 

So what!

Donderdag 12 september, Cadouin

 

Onze eetkamer, of liever studeerkamer, zoals wij haar snobistisch noemen, is een ordinair kantoor geworden. Wyb en ik zitten hele ochtenden tegenover elkaar, laptops voor ons, op zoek naar huizen. Als er een nieuwe woning op de markt komt, krijgen we dat via verschillende kanalen binnen. Er gaat dan van alles piepen en knipperen zodat we snel kunnen reageren. Helaas heeft die huizenjacht nog niets opgeleverd. Volgende week vertrekken Wyb en ik naar Nederland en zijn daar dan feitelijk dakloos. Vakantieparken vormen voorlopig onze reddingsboei.

Gisteren kreeg ik van een zeer goede vriend het volgende appje binnen:
‘Je blog gelezen. Mijn gedachte op deze ochtend: het lijkt dat anderen, jullie ‘publiek’ gek worden van jullie verhuizen. Jullie niet; voor jullie zelf is het verhuizen een zijnswijze. So what!’

Mijn vriend kaart een leuk onderwerp aan: hoe kijkt men tegen al dat verhuizen van ons aan, al dat bewegen? Wordt er iemand gek van? Dat zouden we niet op ons geweten willen hebben. Als iemand gek wordt, ontvriendt ons, stop met lezen van Dossiermoddergat en je bent er vanaf.

Ik zelf denk dat de reactie op al ons gedoe nogal uiteen loopt. Ik schrijf mijn vriend terug:
‘Ha Vriend, gek is een typering, maar misschien is het ook wel een bron van vermaak, of van verbazing, misschien wel van verbijstering. Een enkeling zal onze beweeglijkheid misschien met enige afgunst bezien, eindelijk eens mensen die niet zijn vastgeroest. Inderdaad, zoals je schrijft: So what!
Grappig dat je het woord publiek gebruikt, want zelf denk ik nooit in termen van publiek. Er zijn mensen die Dossiermoddergat volgen, maar die zie ik als lezers, niet als publiek. Ik bekommer mij niet om publiek, dat is iets voor marketeers en Dossiermoddergat doet niet aan marketing. Ik weet niet eens hoeveel mensen Het Dossier volgen, ik heb die functie bewust uitgezet. Ik wil namelijk niet denken in termen van wat populair is of wat het lekker doet. Ik schrijf over wat mij bezig houdt, dat is het, meer niet. Hartelijke groet!’

Voor mensen die denken dat wij zelf gek worden van al dat bewegen, ik kan hen geruststellen. Niet in het minst. Met blijmoedigheid besluiten we Cadouin als maison permanente te verlaten en ons primaire woonstee in Nederland te zoeken. Wij zijn namelijk gespecialiseerd in bewegen. In een of twee dagen pakken wij spullen waarmee wij kunnen overleven en trekken er op uit.

Ik geef toe. Nu is het helemaal spannend. Wij vertrekken zondag naar Nederland zonder een dak boven ons hoofd. Of misschien ook wel. Eigenlijk zouden we volgende week donderdag vertrekken (zie eerste alinea), maar nu zijn wij uitgenodigd om een appartement te komen bezichtigen op maandag in Delft. Nou, geen man overboord, dan gaan we gewoon vier dagen eerder. Zo snel gaat dat bij ons. Ik schrijf een blogje en alles is weer anders. Kwestie van onze survival spullen verzamelen, auto pakken en karren maar. Kan zomaar zijn dat we maandag dus wel een dak boven ons hoofd hebben. Zou fijn zijn, want ik wil toch echt niet in een tentje in het Haagse Bos eindigen.

Een mens is sterker dan men denkt.

Journal

 

Taalbeperkt

Woensdag 11 september, Cadouin

 

Naast het gewone journal is er nu ook een NOS Journaal in Makkelijke Taal. In eerste instantie was er bij mij verbazing over de grootte van de doelgroep voor dit Journaal. Liefst 2,5 miljoen mensen hebben moeite met lezen en schrijven. Hun vocabulaire is te beperkt om het normale NOS Journaal goed te kunnen begrijpen. In het gewone Journal wordt te snel gesproken, gebruiken ze te moeilijke woorden en voor de belichte onderwerpen wordt te veel voorkennis verondersteld.

Ik sloeg meteen een verkeerde weg in. Zie nou wel dat de kiezer te dom is om werkelijk mee te doen aan onze democratie. Je verwerft een zetel in de Tweede Kamer met ongeveer 65.000 stemmen. Als je 65.000 stemmen deelt door die 2,5 miljoen dan gaat het om 38 zetels. Dat is nogal niet wat.

Ik nam aan dat mensen die het Journaal niet kunnen volgen ook geen kranten lezen, zeker geen kwaliteitskranten, en ook geen boeken. Pikant detail, de PVV heeft nu 37 zetels, die associëren met die 38 zetels waarvoor mensen met een taalbeperking verantwoordelijk zijn, is natuurlijk vals. Maar zou daar echt geen relatie liggen? Toch de moeite waard om eens te onderzoeken.

Komt bij dat een derde van de 15-jarigen praktisch ongeletterd is. In feite zijn ook die verloren om volwaardig mee te doen aan onze democratie. Want om volwaardig mee te doen, dien je jezelf toch echt te informeren en maatschappelijke en politieke ontwikkelingen te kunnen volgen. In 2023 waren er trouwens 13.473.750 kiesgerechtigden. 10.474.750 daarvan gingen daadwerkelijk stemmen. Dat wil dus zeggen dat van allen die stemden, 2,5 miljoen mensen een taal beperking heeft, liefst 24%

Ik neem de lezer mee in mijn slechte gedachte. Want tijdens dat overdenken, realiseerde ik me dat ik zelf tot de doelgroep van de taalbeperkten behoor. Niet in Nederland, maar wel in Frankrijk. In Frankrijk ben ik even taalbeperkt als de vluchteling die inmiddels twee jaar in Nederland is. Zeer regelmatig luister ik in Frankrijk zelf naar rFI het Journal en Français Facile, het Franse Journaal in makkelijke taal. Dit is weliswaar radio, het idee is hetzelfde. Een presentator vertelt heel rustig, zodat zelfs ik het goed kan volgen. De woordgebruik is niet al te moeilijk en de onderwerpen zijn eenvoudig en to the point. Het Journal Facile speelt voor mij een belangrijke rol in het leren van Frans.

Geen kwaad woord of gedachte meer over het NOS Journal in Makkelijke Taal, Blogger, je hebt aan den lijve ondervonden dat het bijdraagt aan persoonlijke ontwikkeling, dat het een mens verder kan helpen.

584

Het huis van het weekdier

 

 

 

Huis

Wie was de stichter van dit huis?

Wie koos deze plek?

Waarom zover van de bewoonde wereld?

Waarom zo diep in een donker bos?

Wie bepaalde hoeveel kamers?

Wie hielp bij het stapelen van de stenen?

Wie legde het dak?

Hoeveel mensen hebben hier gewoond?

Hoe oud zijn deze restanten?

Welke dromen zijn hier gedroomd?

Hebben hier kinderen gehuild?

Waren hier mensen gelukkig?

Waar leefde men van in dit bos?

Hoeveel mensen zijn hier geboren?

Sprokkelden ze hout om te verkopen?

Wie hebben elkaar hier lief gehad?

Hadden ze land om te verbouwen?

Hoe lang is dit huis huis geweest?

Hoeveel generaties hebben hier gewoond?

Zat men hier voor het huis?

Was er een tuin?

Hoe heetten de mensen die hier hebben gewoond?

Had het huis een naam?

Kwam er veel bezoek in het huis?

Waar haalden ze het water vandaan?

Is het huis wel eens verkocht?

Is hier honger geleden?

Hoeveel mensen zijn hier gestorven?

Wie besloot als laatste het huis te verlaten?

Was er verdriet bij het verlaten?

Is diegene nog wel eens teruggekeerd?

Wanneer kwam de eerste scheur in het huis?

Wanneer viel de eerste steen uit de muur?

Wanneer kwam het eerste gat in het dak?

Wanneer stortte het dak in?

Hoe lang duurde het voordat de bramenstruiken kwamen?

Schuilen hier nog wel eens mensen?

Zijn er mensen die heimwee hebben naar deze plek?

Denkt er überhaupt nog wel eens iemand aan dit huis?

Journal

 

Rijk

Maandag 9 september, Cadouin

 

Ik had stinkend rijk kunnen zijn. Bijvoorbeeld. Aan het begin van deze eeuw waren Wyb en ik in Rome. Daar las ik dat de vierkante meter prijs van woningen in Amsterdam ver onder het Europees gemiddelde lag van andere grote steden, zeker gezien de kwaliteit van de stad. ‘We moeten huizen gaan kopen in Amsterdam,’ zei ik tegen Wyb, ‘dan zijn we over vijftien jaar binnen.’ Als ik het had gedaan was ik nu puissant rijk geweest.

Ander voorbeeldje. Ik meen dat het in de jaren tachtig was. Grote crisis op de aandelenmarkt. Niemand zal het geloven, maar de AEX-index stond rond de 230 punten. Niemand wist hoe snel hij van zijn aandelen af moest. ‘We moeten aandelen kopen,’ zei ik tegen mijn toenmalige echtgenote (wat klinkt dat stijf). Nu staat de AEX rond 900 punten.

Begin deze eeuw deed ik met Dogtroep een project in de Nederlandse ambassade in Berlijn. Ik verbaasde me over de leegheid van die stad. De stad was veel te groot voor het aantal mensen dat er woonden. De huizen waren geen drol waard, veel huizen stonden leeg. ‘We moeten huizen kopen in Berlijn,’ zei ik tegen Wyb, want ik wist dat Berlijn de status van officiële hoofdstad van Bonn zou overnemen. Iedereen zou zich op Berlijn gaan richten. Als we het hadden gedaan, zwom ik nu in het geld.

In al die drie gevallen, en ik kan er meer noemen, heb ik het niet gedaan. De reden is simpel: ik ben geen ondernemer. Ik heb wel twee keer ontslag genomen om voor mezelf te beginnen en was ik formeel gezien ondernemer, maar ik ben nooit met geld bezig geweest. Het interesseerde me totaal niet. En dat is nog steeds zo. Natuurlijk vind ik geld belangrijk om te leven, om een basis te hebben. Maar geld schrapen om geld schrapen, zoals veel van mijn generatiegenoten hebben gedaan: geen enkele interesse. Luxe, grote huizen, bezit, geen interesse

Mijn drijfveer om hard te werken was idealisme. Alles voor de kunst. Ik heb mij letterlijk vaak een missionaris gevoeld voor de kunst. Met alle middelen en inzet heb ik mij voor kunst ingezet. Nu denk ik wel eens, stel dat ik al die energie en werkkracht voor mijn eigen profijt had aangewend.

Maar ik ben geen ondernemer, ook al zou ik willen. Ik heb het gemerkt in mijn buitengewoon prettige samenwerking met Wolter toen wij samen Bureau Lommerde & Tonen oprichtten. Voor het eerst werkte ik samen met een echte ondernemer. Wolter is een ondernemer pur sang. Hij denkt per definitie groot, ziet kansen waarvan ik terug schrik en gaat blijmoedig door ruiten en roeien om het te realiseren. En verdomd. Hij slaagt erin. Ik was blij dat ik op leeftijd kwam en kon afhaken, het bedrijf groeide boven mijn macht. Of moet ik zeggen zin?

Maar zie waar het toe heeft geleid. Wolter heeft inmiddels een paar spraakmakende theaterspektakels gerealiseerd, waarvan zelfs ik dacht dat het onmogelijk was. De muziektheaterproductie over Johan Cruijff, 14 de musical, stond stond twee jaar in het Afas Theater, Daarna volgde de zoveelste reprise van het Pauperparadijs. Nu legt hij verbindingen van theaterproducties met televisie- en filmproducties. Het bedrijf is inmiddels een echt bedrijf geworden. Toch ben er verrekte blij om dat de naam Tonen op een gegeven moment kon vervallen.

Journal

 

Muurtje

Zondag 8 september, Cadouin

 

Voor ons huis loopt een weggetje. Of liever gezegd: onder ons huis. Om het weggetje te bereiken moeten we namelijk een trap af. Als ik het moet inschatten ligt het weggetje zo’n tien meter onder ons huis. Het weggetje is net breed genoeg om er met onze auto over te rijden. Aan weerskanten is dan zo’n dertig centimeter over.

Het is een kwestie van goed sturen want links zijn de met stenen gestapelde muren van onze tuinen, die zo’n twee meter boven het weggetje uitsteken. Rechts is een muurtje die de weg scheidt van de vallei. Als je over het muurtje heenkijkt, ligt zo’n tweeënhalve meter onder je het weiland van de vallei. Hoe meer je ons huis nadert, hoe minder diep het wordt. Net als je ons huis voorbij bent, stopt het muurtje en gaat het over in een berm die licht glooiend overgaat in het weiland.

De avond begint een beetje gek. Wyb klimt sinds lang onze berg op, uiteraard gevolgd door Dies, die het meest geniet van de berg. Aangekomen op de hoogte van het tweede terras gaat ze in de avondzon zitten. Dies verbaasd naast haar. Het vrouwtje op de berg, dat heeft hij nog niet eerder meegemaakt.
‘Wat een prachtig uitzicht heb je toch van hier. Nu nog een glas wijn,’ roept Wyb van boven.
‘Zal ik het komen brengen?’
‘Nee, beter van niet. Het is best steil.’
Ben ik blij om, want ik ben diverse keren op de berg geklommen, maar elke keer is het steiler en hoger dan ik dacht. Het beklimmen gaat nogal, maar het afdalen is een hachelijke bezigheid.

‘Het is zo mooi hier,’ laat Wyb opnieuw weten. ‘Volgens mij zie ik op de heuvel tegenover het kerkhof reeën lopen.
Ik pak de verrekijker en loop het weggetje af zodat ik goed zicht op de heuvel heb. Het enige wat ik zie is een kraai in een boom. Als ik terug loop, zie ik hoe het muurtje overwoekerd is door uitlopers van bramenstruiken.

Terug met de verrekijker zit Wyb nog steeds op de berg. Ik ga maar vast de afwas doen, die hoogte is voor mij vandaag niet weggelegd.
‘Ik kom naar beneden,’ hoor ik Wyb even later zeggen.
Ik ga naar buiten want als ze van de berg glijdt, kan ik haar enigszins opvangen. Met moeite, voetje voor voetje, hier en daar een tak vasthoudend, schuifelt ze naar beneden.

‘Laten we nog even beneden op het muurtje gaan zitten,’ stelt ze voor, ‘nu kan het nog.’
We dalen de trap af en gaan op het muurtje zitten, zoals we wel vaker doen, om van de stilte te genieten. Niet ver van ons vandaan grazen de paarden. Langzaam komen ze onze kant op. De avond valt. Achter de bomen verschijnt het sikkeltje van de maan.
‘Laten we genieten van deze avond. Ik weet zeker dat we in Den Haag nog vaak zullen denken aan onze avonden op dit muurtje,’ zegt Wyb.
Ik weet het wel zeker.
Een paard snuffelt aan de voeten van Wyb die over het muurtje bungelen.

583

Journal

 

Biografie

Zaterdag 7 september, Cadouin

 

 

Beknopte biografie

Broerdijk, Nijmegen
Larvenhof, Nijmegen
Nijenrodestraat, Nijmegen
Meijhorst, Nijmegen
Weezenhof, Nijmegen
Westkanaaldijk, Nijmegen
Beijum, Groningen
Bernouilleplein, Groningen
Groningerstraatweg, Leeuwarden
Slotleane, Marsum
Pasteurweg, Leeuwarden
Nijlânsdyk, Leeuwarden
Pelikaanstraat, Leeuwarden
Holwortel, Leeuwarden
Prumelaan, Arnhem
Jac. van Looystraat, Arnhem
Monseigneur Prinsenstraat, ’s-Hertogenbosch
Geleenstraat, Heerlen
Gasgracht, Meppel
Bosrand, Dwingeloo
Rue de Blanquerie, Saint-Hippolyte-du-Fort
De Oere, Moddergat
H.W. Mesdagstraat, Groningen
Chemin de la Condamine, Cadouin

Bosrand, Dwingeloo.

Journal

 

Trainingsjack

Vrijdag 6 september, Cadouin

 

In het voorjaar heb ik verschillende keren geschreven over onze catalpa, dat ik mij zorgde maakte omdat de bladeren maar niet tot wasdom kwamen en de boom er futloos bijstond. Ik wil toch even laten weten dat het helemaal goed is gekomen. Uiteindelijk stond de catalpa er even potent bij als voorgaande jaren. Het is een boom om van te houden, want ons zomerleven speelt zich voor een deel rond en onder de boom af. Een cactalpa is de ideale schaduwgever, daar kan geen parasol tegenop.

Al zie ik nu met lede ogen dat de catalpa op het punt van zijn jaarlijkse instorten staat. Hij zit nog vol in het blad, maar als je goed kijkt, zie je opmerkelijk veel gele bladeren. Veel bladeren hebben zwarte punten. Het lijkt me wat vroeg in het jaar, maar hier in de Dordogne hangt toch licht de herfst in de lucht. Al een paar dagen zie ik dat het in Nederland mooier weer is dan hier. Toch een opmerkelijk gegeven, gebeurt niet vaak. ’s Nachts is het hier zelfs erg koud. Zie als boom dan maar eens stand te houden.

Het is trouwens de slechtste zomer geweest van de drie die we hier hebben meegemaakt. Het voorjaar was helemaal pet, de zomer kwam nooit echt goed los. We hebben nauwelijks van die heerlijke zwoele zomeravonden gehad. Ik vrees dan ook voor onze vijgen. De eerste zijn geoogst, maar mondjesmaat krijgt er een die mooie paarse kleur van rijpheid. Tot nu toe waren we van die lekkere grote vijgen gewend, nu zijn het kleine bolletjes, de meeste nog groen.

Het is wel fijn om een beetje te mopperen op het weer en de naderende herfst. In de gangen staan namelijk vuilniszakken met kleren die we wegdoen, de eerste tekenen van de naderende verhuizing. Vanmorgen stonden Wyb en ik voor onze kledingkast: wat nemen we mee, wat blijft achter, wat kan weg? Het is een weemoedige dag.

Een verleden kwam langs. Het eerste trainingsjack dat ik met Wyb kocht heeft de opruimwoede weer overleefd. Als conservator van het Wyb Archief kan ik het niet weggooien, voor mij is het een pronkstuk. Ik kan me nog herinneren dat we het samen in Haarlem kochten. Ik was smoorverliefd en dat trainingsjack stond haar zo goed, het ontroerde mij zelfs. Toevallig liepen we twee weken geleden nog langs de winkel waar we het kochten. Het is goed dat de conservator de collectie zo goed bewaakt.

Mijn kleren zijn niet onder de hoede van een officieel museum. Vandaar dat een groot deel van de vuilniszakken zijn gevuld met versleten en verschoten kleren van mij. Ik zag er wel persoonlijk op toe dat mijn bruine corduroy jasje, dat we in dezelfde staat als het trainingsjack van Wyb in Londen kochten, ook weer mee mag naar Den Haag. Toevallig liepen we in mei in Regent Street langs de winkel waar we het kochten, toen een degelijke Engelse klerenwinkel, nu een snoepwinkel. Daar heeft geen Brexit aan geholpen.

Journal

 

Waarheid

Donderdag 5 september, Cadouin

 

In de biografie over Theo van Gogh, De Bolle Gogh, kwam ik een interessante passage tegen. Die gaat als volgt: ‘Ook weidden hij (van Gogh) en Holman graag uit over het fenomeen ‘de waarheid liegen’: een verhaal over een gebeurtenis op zo’n manier vervormen dat je dichter bij de essentie ervan komt. Volgens Theo was het een kernkwaliteit die elke goede schrijver moest bezitten.’

De waarheid liegen. Laat ik een voorbeeld geven uit mijn eigen praktijk. Wyb, Esmee en ik waren in de woestijn van Ratsjastan. Het was bloedheet en we zochten een hotel met zwembad op. We hadden ongelooflijk veel zin in dat koele water.
Toen we het zwembad betraden, schrokken we even terug. In het water zaten liefst dertig Arabisch uitziende mannen. Alle ogen richten zich meteen op Esmee en Wyb in hun bikini’s. Ik durf er vergif op in te nemen dat die mannen nog nooit een vrouw in bikini hadden gezien.
‘Ik zie dit niet zitten, hoor,’ zei Wyb. ‘Al die ogen die me uitkleden.’
‘Ik heb zin om te zwemmen,’ zei Esmee, ze liep naar het zwembad en dook erin.
‘Weet je, ik ren er wel snel in,’ zei Wyb en trok een sprintje.
Maar net voordat ze het water bereikte, gleed ze onderuit, haar benen spartelden onhandig in de lucht.
Uit het zwembad, bulderend gelach. De mannen hadden ook wel gezien dat Wyb zo snel mogelijk aan hun ogen wilde ontsnappen. Ze stond snel op en dook alsnog het water in, net alsof er niets was gebeurd. De mannen hadden nog steeds het grootste plezier.

Dit verhaal is inmiddels een klassieker in onze oeuvre familieverhalen. Ik heb het nu ongestoord kunnen opschrijven, maar als ik het had verteld waar Esmee of Wyb bij waren, dan hadden ze me zeker geïnterrumpeerd. Een van hen zou zeggen: ‘Er zaten helemaal geen dertig Arabieren, het waren er maar tien.’ Vervolgens zouden we een discussie krijgen hoeveel het er precies waren. Ik zeg altijd dertig, terwijl ik ook wel weet dat het er stuk of vijftien waren. Maar door dertig te zeggen, wordt het verhaal voor mij pas echt overtuigend. Zowel ik als verteller, als de luisteraar hebben daar plezier van. Ik kan mijn verhaal met overtuiging vertellen, waardoor de luisteraar er meer van geniet.

Eerlijk gezegd is het een truc die ik vaak gebruik. Soms moet je de waarheid modelleren om de waarheid duidelijker naar voren te laten komen. Ook waarheid is onderhevig aan esthetische regels. Het Sri Lankaanse spreekwoord luidt niet voor niets ‘dat een goed vertelde leugen meer waard is dan een slecht vertelde waarheid’. Al begin ik daarbij toch te steigeren, het gaat een grens over, de waarheid moet voorop staan. Als je van de waarheid een leugen maakt, wordt het abject. Groot voorbeeld daarvan is Trump die afgelopen jaar met vuur 30.000 leugens vertelde. Bij hem wordt waarheid per definitie een leugen.

De waarheid liegen is best moeilijk. Het is een precaire kunst. Het zelfstandig naamwoord staat in deze zin centraal. Het werkwoord is slechts een hulpmiddel bij het zelfstandig naamwoord, meer niet. Waarbij ik het woordje slechts misschien moet weglaten, om de waarheid voor het voetlicht te brengen is dat liegen namelijk vaak onontbeerlijk.

582

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik timmer kastjes en speld op fluweel
de vlinders, spelers in een klein toneel.
Zie de dode kleuren en de vleugelschilfers,
de tijd creëert alweer een dodelijk tafereel.

Journal

 

Boerencoup

Woensdag 4 september, Cadouin

 

Ik heb verdomme geen tijd om een writer’s block te hebben. Er is te veel waanzin in Nederland. Vandaag het nieuws: ‘Streep door natuurbeleid vorige kabinet, huidige stikstofaanpak provincies van tafel.’ Oké, nieuw kabinet, nieuwe plannen, so what, zal de oppervlakkige lezer denken.

Maar het punt is, die plannen zijn nagenoeg klaar. Deadline: 1 oktober aanstaande. Twee jaar lang ging de politieke en bestuurlijke discussie over de aanpak van stikstof. Ondanks die moeizame discussie ging het plannenmaken toch gewoon door. En nu, een maand voordat ze klaar zijn, lees: één maand, wordt het hele proces afgeblazen.

Twee jaar lang zijn hier honderden ambtenaren mee bezig geweest. Ook boeren en natuurorganisaties dachten volop mee. Het idee achter dit Programma Landelijk Gebied (NPLG) was dat de provincies het beste zelf een samenhangend ruimtelijk plan konden maken om alle milieudoelen te halen. Afgelopen week lieten de provincies nog weten het belangrijk te vinden dat het in een of andere vorm wel doorgaat.

En nu: einde NPLG. Weg integraal beleid. Op zich al waardeloos, want de natuur wordt hiervan natuurlijk de dupe, maar zou iemand stilstaan bij de kapitaalvernieting die dit betekent? Gaat iemand kwantificeren hoeveel manuren hiermee gemoeid waren, hoeveel advies- en onderzoekskosten hiermee annex zijn? Vermoedelijk niet, want minister Wiersma van landbouw (BBB) heeft daar geen belang bij. Wat niet weet, wat niet deert. Hopelijk maakt de Algemene Rekenkamer hier werk van, maar och, het kwaad is dan al geschied. En de politiek, laat staan de kiezer, heeft geen geheugen.

In de provincies klappen ze nu de laptops dicht. Wat nu? Nieuwe plannen zijn er vooralsnog niet. Die Wiersma heeft al laten weten dat ze wil kijken of er nog uitzonderingen te bedingen zijn op Europese afspraken. Daar gaan we weer, gaap!, altijd hetzelfde smoesje. Uitkomst is al bekend: want als één land zich nooit aan afspraken op het gebied van landbouw heeft gehouden, dan is het Nederland. Europa zal gek zijn om Nederland weer eens tegemoet te komen. Het maakt er altijd een potje van. De enigen die van dit alles voordeel hebben zijn de boeren. Opnieuw profiteren ze van het uitstel en kunnen ze hun vervuilende bedrijfsactiviteiten voortzetten. En zo is het ook bedoeld.

Het oprichten van dat BoerBurgerBeweing is een van meest slimme marketingtrucs van na de oorlog geweest. Met het oprichten werd verondersteld dat er geen tegenstelling bestaat tussen boeren en burgers. Mede door het toenmalige volkssentiment haalde de partij een enorme overwinning bij de provinciale verkiezingen. Bij de Tweede Kamer verkiezingen stelde BBB al weinig meer voor. Maar omdat ze sterk zijn in de Eerste Kamer door die provinciale verkiezing en hun rechtse signatuur mochten ze mee doen met dit kabinet.

Het nieuws van vanochtend maakt weer eens duidelijk dat er een scherpe tegenstelling is tussen boeren en burgers. De burger heeft dringend behoefte aan een schoon milieu en meer ruimte voor woningbouw en bedrijfsactiviteiten. De boeren hebben belang bij handhaving van de status quo, dat ze ongestoord kunnen boeren, hun gif kunnen blijven lozen en de helft van de zeldzame grond in Nederland in bezit houden.
De boerencoup is voorlopig geslaagd. Ben benieuwd of die bestendig is.

581

Journal

 

Writer’s block

Dinsdag 3 september, Cadouin

 

Ik heb een writer’s block. Ik heb werkelijk geen idee waarover ik moet schrijven, erger: de lust ontbreekt volledig. Dat ik nu toch aan het schrijven ben, beschouw ik maar als therapie. Het schijnt dat je je niks van een writer’s block moet aantrekken, dat je je er gewoon doorheen moet schrijven. Ik weet het niet, het vuur ontbreekt, inspiratie nada.

Het kan komen omdat ik vannacht voor de zoveelste nacht beroerd heb geslapen. Dat haalt de scherpte en de lust uit de mens. Sinds ik niet meer professioneel werk heb ik daar last van. Misschien omdat mijn nachten te lang zijn. Vroeger ging ik rond een uur ’s nachts naar bed en sliep ik tot zes, zeven uur als een blok. Nu ga ik om twaalf uur naar bed en slaap ik tot half negen, een paar uur daarvan lig ik te woelen. Misschien is het dus een luxe probleem.

Het kan ook komen omdat de rust in mijn hoofd is verdwenen. Afgelopen zomer vond ik heerlijk, rust en regelmaat, daar doe ik het als blogger goed op. Maar ja, dan weet ik ook weer dat de onrust komt, dat ik wil bewegen. Die beweging is nu volop gaande. Wyb begint 23 september aan een nieuwe baan in Den Haag en dat betekent dat we voor die tijd moeten verhuizen. Maar we hebben nog geen huis. We hebben alternatieve scenario’s bedacht, maar vooral veel lijnen uitgezet. Het zou zomaar kunnen dat we vandaag te horen krijgen dat we een huis hebben. Het kan ook zomaar gebeuren dat we te horen krijgen dat het niet doorgaat. Zie dan maar eens je schrijffocus te behouden.

En verder vind ik dat alles aan het schuiven is. Ik heb de neiging om heel politiek te gaan schrijven, maar dat is ook weer zo uitgekauwd. Iedereen schrijft al over politiek. De nazi’s in Duitsland richten zich weer op. In Amerika loopt een gek elke dag tig leugens te verkondigen en zijn ego op te blazen. Ik lees nu Vos in de VS van Michiel Vos, een boek uit het hart van de Amerikaanse politiek. Ik lees het met plezier, maar het bevordert de moedeloosheid.

Dan hebben we hier nog dat mallotige kabinet, gesteund door vier leipo’s, ik bedoel fractievoorzitters: een eeuwige twijfelaar en huilebalk, een borderliner en schreeuwlelijk die van geen ophouden weet, een mevrouw waarbij je je gelukkig mag prijzen dat het je tante niet is en een aartsleugenaar die het land richting de ellende heeft geduwd. Eén voordeel: ze kunnen elkaar niet luchten of zien. Grote kans dat ze snel bonje krijgen en de boel gaat barsten.

Van niks zie ik momenteel de poëzie. Tot overmaat van ramp regent het hier in de Dordogne al de hele dag pijpenstelen. Ik heb geen enkele focus. Zojuist vermaakte ik me met van die domme honden- en kattenfilmpjes van Facebook, die dingen waar je zo lamlendig van wordt.

Nou ja, ik heb mijn plicht gedaan, er zijn vierhonderd woorden geschreven met een writer’s block. Ik hoop niet dat de lezer er een reader’s block van krijgt. Ik hoop op betere tijden, vanavond maar eens een slaappil gebruiken.

580

Meisjes en jongens pak het krijt, want deze muur is van jou. (Vertaald uit het Catalaans door Henk Kuiper)

Journal

 

Een dagje naar het strand

Zondag 1 september, Cadouin

 

Vorige week waren we in de prettige omstandigheid dat we in Haarlem konden logeren bij de broer van Wyb. Hij zelf paste op een van die prachtige huizen in Bloemendaal. Op de laatste avond gingen we bij hem op bezoek en stond ik zomaar voor een echte Hussum, in een hoek hing bescheiden een Asger Jorn, Alsof het niks is.

Door het logeren in Haarlem leerde ik eigenlijk nu pas het strandleven kennen. Voor wie in Nijmegen wordt geboren is de zee en het strand verrekte ver weg. Mij duurde het dus 69 jaar.

Daar kun je een kanttekening bijzetten, want we hebben toch zestien jaar een huis in Moddergat gehad, pal aan de rand van de Waddenzee. Maar de Waddenzee, vind ik, is in geen enkel opzicht te vergelijken met de Noordzee. De Waddenzee is toch een soort modderpoel die om de zoveel uur vol water loopt. Er is geen strand, er zijn geen strandtenten en er zijn ook geen strandhuisjes. Hoogstens vind je hier en daar een zonnebader tussen de schapen op de dijk.

Ik ben gek op de zee. De luchten, de ruimte, het water. Maar ook hier een kanttekening. Wyb heeft vaak romantische ideeën. Zo vindt ze het heerlijk om te picknicken en middagen aan koele rivieren te liggen. In Haarlem kwam ze op het idee een dagje naar het strand te gaan. En dan bedoel ik niet even lekker wandelen langs de kustlijn en vervolgens op het terras van een strandtent lunchen en een beetje mijmeren en kijken. Ze stelde voor om echt op het strand te zitten, op een handdoek.

En zo ploegde ik door het mulle zand achter haar aan. Het zand kroop in mijn schoenen, waardoor ik op mijn blote voeten verder moest. We liepen langs rijen zwetende badgasten. het klassieke beeld dat ik voor ogen had, en voor vreesde. Wyb stelde zo’n dagje strand voor en ik wil dan niet meteen een spelbreker zijn. Maar eerlijk gezegd had ik er een zwaar hoofd in. Om nog eerlijker te zijn, ik wist meteen dat het helemaal niets voor mij is.

Op de eerste plaats heb ik ontzettend de schurft aan dat strandzand. Het gaat overal in en aan zitten. Op de tweede plaats ben ik gek op de zon, maar wel gezien vanuit één positie: de schaduw. Een dagje naar het strand betekent het combineren van die twee, zand en zon.

We gooiden even met een frisbee op en neer. Iets wat ik graag doe. Daarna gingen we op een handdoek zitten. Gewoon zitten. Lezen ging niet want de zon was te fel. Niet alleen voor mijn boek, ook voor mijn hoofd. Terwijl Wyb in het zeewater spetterde, waar ik ook al niet van hou, zat ik met een handdoek over mijn hoofd op de handdoek. De mensen die om mij heen zaten zullen vast hebben gedacht dat ik depressief was, en daar hadden ze ook wel een beetje gelijk in.

Gelukkig zag Wyb dat ik toch andere opvattingen heb over romantiek en zochten we snel Parnassia op, een strandtent waar ik graag ben. Prachtig uitzicht over de zee, de badgasten als confetti op het strand. Vooral de ijskoffie is daar excellent.

’s Avonds ging ik onder de douche en waste ik het zand met moeite uit mijn oren, haren, oksels en bilnaad. Het fijne zand werd in de douche een mini-strand rond mijn voeten. Alle vooroordelen waren realiteit geworden.

 

Journal

 

Bewegen

Zaterdag 31 augustus, Cadouin

 

Kleine geneugten. ’s Morgens het raam van de slaapkamer openen en even, steunend op mijn handen, uit het raam hangen. De stilte van de vallei, de frisheid van de ochtend, de jungle naast ons huis.
Ander genotsmoment. De was ophangen achter ons huis op het bleekveldje. De dichte vijgenbomen schermen het plaatsje af van de buitenwereld. Een voor een de kledingstukken aan de waslijn hangen.

‘Wat gaan jullie met het huis in Cadouin doen?’ is de meest gestelde vraag na het blog van gisteren. Het antwoord is simpel: ‘houden.’ Zo lang het kan. Met ons vertrek naar Den Haag wordt, wat ons betreft, een oud evenwicht hersteld. Altijd hadden we Moddergat als eenzame plek op het platteland aan het Wad. Nu hebben we Cadouin als eenzame plek op het platteland in de bossen van de Dordogne. Stad en platteland, we vinden het moeilijk kiezen. Het is een genot om van beide te kunnen genieten.

Ik moet er niet aan denken om Cadouin te verkopen. Ik hoop er nog veel te zijn. Eergisteravond kwamen we terug van ons twee weken durende verblijf in Nederland. Ik open de deur van de auto en voel meteen waarom ik zo van Cadouin hou. In Nederland zitten altijd die 18 miljoen mensen op je huid, overal zijn ze aanwezig. Niet dat ik er bezwaar tegen heb, ik hou van de drukte, van de dingen die ze organiseren, hun lawaai. Maar wat is het heerlijk om af en toe te kunnen ontsnappen. Als ik de autodeur open, voel je meteen de monumentale stilte. Ik kijk omhoog naar het bos op onze berg waar nooit iets verandert. Alles staat nog op de plaats die de flora zelf uitzocht.

‘Maar word je niet gek van al dat verhuizen?’ Soms maak ik me er eenvoudig vanaf door te antwoorden: ‘Och, verhuizen is mijn hobby.’ Verhuizen is gedoe, maar het geeft me ook een nieuwe wereld, nieuwe mogelijkheden, nieuwe lucht. Mijn vrienden die een leven lang op één plek blijven wonen: knap, ik kan het niet. Zoals ze ons voortdurend verhuizen niet begrijpen, begrijp ik hun honkvastheid maar moeilijk. Als ik te lang ergens blijf wonen ontstaat er onrust, ongedurigheid, vind ik het heerlijk om te kunnen gaan. Terwijl ik best kan beredeneren waarom het prima is om op één plek te blijven. Het geeft rust en zekerheid en vermoedelijk veel liefde voor die plek. Maar redeneren is wat anders dan dat wat je drijft.

Mensen die ons voortdurend zien bewegen, denken misschien dat het vermoeiend is. Waarom niet lekker blijven zitten waar je zit? Al dat geregel en zoeken en opnieuw opbouwen door dat verhuizen. Ze kijken er, vermoed ik, gecompliceerder naar dan wij het ervaren. Wij doen het gewoon, het geeft ons een opwinding die we prettig vinden en draaien onze hand er niet voor om. Inmiddels hebben wij ons hebben en houden zo georganiseerd dat bewegen tamelijk effectief kan. Wyb en ik zijn een op elkaar ingespeeld verhuisteam. Veranderingsteam is een beter woord.

Overigens gaan we vrijwel niets verhuizen. Cadouin blijft Cadouin en houden we volledig intact. Ons nieuwe huis in Den Haag, dat we nog niet eens hebben, gaan we sober opnieuw inrichten. Een tafel met stoelen, een bank, een bed, een kast, wat keukengerei, genoeg om mooi te leven. Aan luxe hechten we niet. Dat wordt weer een tochtje naar Ikea en langs wat kringloopwinkels.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

En ook de steen wordt eens zo dun als glas.
Het vuur dat loeit het hardste hout tot as.
In stormen: ashes to ashes, dust to dust.
Alles wat wij zien verweert, vergaat. En masse.

Journal

 

Betekenis

Vrijdag 30 augustus, Cadouin

 

Op 23 september aanstaande moet ik aan mijn cv een nieuw, of liever gezegd afgerond, item toevoegen: 1/1/2023 – 23/9/2024, mislukt kluizenaar. Op die datum gaan we namelijk Cadouin als résidence permanente verlaten en gaan wij ons (hopelijk) vestigen in Den Haag. Wat!? Hoe kom je daar nou bij?

Ik moet mijn excuses aan de lezer van Dossiermoddergat maken. Zo’n blog is ook maar een bleke afspiegeling van het echte leven, blijkt maar weer. Terwijl ik in Het Dossier wauwelde over van alles en nog wat zweeg ik over het belangrijkste gespreksonderwerp tussen Wyb en mij. Dat onderwerp heeft vele aspecten, maar laat ik hier wat van die aspecten benoemen.

Belangrijk gegeven is dat Wyb en ik veertien jaar in leeftijd schelen. Naarmate je ouder wordt, lijkt dat leeftijdsverschil toch groter te worden. Ik mijn carrière achter de rug, ambities nihil, ik ben tevreden met wat blogjes en wat foto’s en veel boeken. Wyb midden in het leven, ambitieus, zin in van alles en nog wat. Het woord maatschappelijke betekenis viel afgelopen maanden diverse keren. Wyb had er nog behoefte aan, het zou mijn tijd wel duren, genoeg maatschappelijk betekenis, mijn ambitie is het eigenlijk om juist geen maatschappelijk betekenis te hebben.

Niet dat we daar een conflict over hadden, of felle discussie. Ik begreep Wyb prima en de afgelopen tien jaar heb ik altijd gezegd dat Wyb wat maatschappelijke wensen betreft het initiatief heeft, zij mag zeggen wat ze wil. Ik volg trouw. Ik vermaak mij overal en kan overal wonen.

Over Cadouin hebben we niets te klagen. We hebben een leven als een luis op een zeer hoofd. En daar wringt de sandaal, wat heb je eraan om in luxe en ledigheid te leven? Ik vind het prima, koketteer wat als zelfbenoemd kluizenaar. Wyb komt de dagen prima door, maar snakt begrijpelijk steeds meer naar maatschappelijke betekenis. Sommige gedachtes worden, naarmate je er meer over praat, steeds belangrijker.

Ander aspect, het economisch perspectief. Wij leven op mijn rentenierschap, lees pensioen en wat bij elkaar gesprokkeld spaargeld. Stel dat ik overlijd, een moment dat onafwendbaar dichterbij komt -ja, ja, ik hoop dat het nog lang wordt uitgesteld- dan blijft Wyb hier in Cadouin achter als bijna berooide vrouw in een vrijwel verlaten streek met nauwelijks economische activiteit. Prima idee dus om de economische positie van De Censor te verstevigen. Wat moet je als Censor als De Blogger het hier en nu verlaat?

Al die woorden bij daden gevoegd gooide Wyb hier en daar wat visjes uit. Zo kijkt zij al jaren op de site van het Ministerie van Buitenlandse Zaken of het geen aantrekkelijke banen heeft. Begin deze maand zag ze dat het Ministerie een Consulair Voorlichter vroeg. Ze solliciteerde, voerde een tweetal gesprekken en werd aangenomen.

Eén restrictie, ze moest nog wel twee taaltesten doen. Ze werd namelijk aangenomen als Consulair Voorlichter voor de talen Frans en Engels. Ze keek er enigszins tegenop, want lullen en luisteren in Frans en Engels is geen probleem, maar wanneer schrijf je nou in die talen? Afgelopen dinsdag deed ze de testen en de uitslag nam de laatste restrictie weg: in alles had zij B2 niveau, een niveau waar ik stinkend jaloers op ben.

23 september is het zover, dan gaat ze beginnen en dienen wij in Den Haag te wonen. Waarbij ik meteen een klein bottleneckje benoem. Zie in deze tijd maar eens een huis in Nederland te vinden. Wij doen ons best. Afgelopen week keken we naar een appartement in het Haagse. Maandag krijgen we te horen of het doorgaat. Zo niet dan is de kans groot dat wij in een tent in het Haagse Bos dienen te overleven. Iedereen die ons uit het Haagse Bos kan houden, zijn we dan ook meer dan dankbaar. Wordt vervolgd.

 

Zie hier de hond van de rekening van deze rigoureuze beweging. Op de foto staat hij met de poten in een van de aftakkingen van de Dordogne. Over enige tijd zal hij zijn behoefte in de buurt van het Malieveld moeten doen. Van boshond tot stadshond. Arm beest. En dan wordt hij op 13 september ook nog gecastreerd. Zijn chemische castratie is uitgewerkt en nu toont deze lieve hond zijn ware aard. Hij blijkt een bloedgeil beest te zijn. Vrouwen, mannen, puppy’s , het maakt hem niet uit, hij duikt er met wellust op. Vooral op labradors is hij gek, die hebben, vindt hij, van die lekkere dikke, zachte lijven.

Journal d’images

 

Dutch landscape 2

Woensdag 28 augustus, Haarlem

Journal d’images

 

Dutch landscape 1

Dinsdag 27 augustus, Haarlem

Dutch landscape 1.

Journal d’images

 

Boekhoek

Maandag 26 augustus, Haarlem

Alternatief boekencircuit: de buitenbibliotheek. Zie hoe de boeken liefdevol onderdak hebben gevonden onder degelijke dakpannen.

Journal d’images

 

Romantiek

Zondag 25 augustus, Haarlem

Bloemenstalletje Den Haag.

Journal

 

Lummelen

Zaterdag 17 augustus, Cadouin

 

Rentenieren is een gevaarlijke bezigheid. Ik had hier ook kunnen schrijven: gepensioneerd zijn is een gevaarlijke bezigheid. Maar rentenieren staat stoerder en is niet gelogen, want gepensioneerd zijn is toch een vorm van rentenieren, maar dan gekoppeld aan leeftijd.

Ik poneer die stelling omdat rentenieren in het algemeen het gevaar van lummelen met zich meebrengt. Voordat je het weet laat je je wiegen op die eindeloze dagen zonder verplichtingen. Om acht uur opstaan? Waarom? We kunnen best tot negen uur blijven liggen, wat maakt het uit?

Voordat je het weet komt met het lummelen de geestelijke luiheid. Je leest dat boek niet uit omdat het niet lekker leest, of omdat je het toch minder interessant vindt. En waarom zou je bepaalde ontwikkelingen nog volgen? Artificiële Intelligentie, leuk, maar och, het zal mijn tijd wel duren. Voordat je het weet, ben je zo’n opa die op verjaardagen in zijn eentje in de hoek zit en waar niemand mee wil praten. Hij heeft het contact met de wereld en zelfs met zijn naasten verloren. Het is alleen nog wachten op de dood, en die kan soms verrekte lang op zich laten wachten, ook dat nog.

Lummelen is een woord dat in ons huis tegenwoordig regelmatig valt. Een gevaarlijke ontwikkeling die Wyb en ik met verve willen bestrijden. Lummelen is goed als het een uurtje duurt, maar een dag lummelen, of een week, of nog langer, dat is dodelijk. Lummelen is als urenlang in een warm bad liggen. Je wordt er slaperig van en je verweekt.

Omdat algehele lummelen tegen te gaan, trekken Wyb en ik morgen naar Nederland. Ik vind namelijk dat we een bijzondere verantwoordelijkheid hebben gezien Dossiermoddergat. Het is leuk om een blog te schrijven over staand pissen en dat je tijdens dat pissen naar buiten staat te staren, maar Dossiermoddergat moet over wezenlijker zaken gaan. Om weer even kennis en beleving te snuiven doen we een weekje Nederland.

Zo hebben Wyb en ik nog niet meegemaakt hoe het is om met 18 miljoen mensen in Nederland te wonen. Het lijkt me een bijzondere ervaring die ik niet wil missen. Toen ik in 1954 werd geboren, leefden er 10,5 miljoen mensen. In de daarop volgende 69 jaar zijn er dus zo’n 7,5 miljoen bijgepompt. 18 miljoen, dat willen we meemaken. Wij overwegen zelfs om aan participerende journalistiek te gaan doen en een flatje in Den Haag of omgeving te betrekken.

In de tijd dat wij hier op een berg wat zitten te lummelen is er ook een nieuw kabinet gekomen met allemaal zeer onervaren hoogwaardigheidsbekleders. Willen we ook meemaken. Dat wordt natuurlijk lachen en dat willen we niet missen.

Ook spannend zijn de divers deadlines. In feite zijn we de grens al gepasseerd dat de boeren de stront niet meer mogen uitrijden. De zich tot politici vermomde boeren proberen dat wel te ontkennen, maar op een gegeven moment moeten er beslissingen worden genomen. Ben zo benieuwd wanneer en hoe dat gebeurt.

Nederland is een hartstikke interessant land. Om dus feeling te houden, reizen wij morgen af. Dat zal wel weer gevolgen hebben voor de frequentie van Dossiermoddergat, maar beschouw het als een investering, de lezer krijgt er scherpere blogs voor terug. We gaan ons aan de haren uit het moeras van het lummelen trekken.

579

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Wat snippers, knekels, scherven, stukjes hout,
ergens heeft ooit een mens een huis gebouwd.
De geschiedenis is een gammel monument
dat slechts met kunst- en vliegwerk standhoudt.

Journal

 

Frans

Vrijdag 16 augustus, Cadouin

 

Ik heb geen idee welke man of vrouw de Franse taal heeft uitgevonden, maar het moet een mensenhater zijn geweest. Of misschien zijn het wel een man en een vrouw samen geweest, grote kans, want anders was je natuurlijk niet op le of la gekomen. Wie verzint nu dat er mannelijke en vrouwelijke woorden zijn en dat daar geen enkel systeem in zit.

Die Franse taal is zo verschrikkelijk omslachtig. Het lijkt wel alsof een woord nooit simpel af is. Altijd moet er weer een e achter of es, om gek van te woorden. Heb je werkwoord met één l, komt er in bepaalde vormen weer een l bij. Dat Frans is zo vreselijk inefficiënt dat heeft de staat toch al zeker 3000 miljard euro gekost, wat overeenkomt met de staatsschuld van Frankrijk. De mensen hier in Frankrijk hebben een hekel aan werken en dat komt, vermoed ik, door die gecompliceerde rottaal.

Nederlands kun je lekker snel schrijven, zo’n blogje ram ik er een kwartiertje uit, fluitje van een cent. Je zult maar een Franse schrijver zijn. Dan zit je de hele dag accenten te zetten. Dan is het weer een accent aigu , dan weer een accent grave, en alsof dat niet genoeg is hebben ze ook nog een accent circonflexe uitgevonden. Waarom kent het Nederlands die onzin niet en speelt het in de Franse taal zo’n dominante rol? Als Franse schrijver zit je voortdurend accenten op woorden te zetten. Alleen dat al zou een reden zijn om die taal eens goed op de schop te nemen.

En alsof dat niet genoeg is, hebben ze ook nog de cedille bedacht, een ding dat in het Nederlands gelukkig niet voorkomt. Voor wie niet weet wat het is, even het woord garçon als voorbeeld. Een cedille is dus dat lullige kommaatje dat onder garçon hangt. Schrijf garçon gewoon als garson en je bent van het probleem af.

De volwassenen in mijn jeugd dweepten met de Franse taal. Hoe vaak ik wel niet heb horen zeggen: ‘Oh, ik zou zo graag Frans willen spreken. Het is zo’n mooie taal, het lijkt wel alsof die taal zingt.’ Ik moet er nog vaak aan denken als ik, zoals vandaag, naar Franse les moet. Mooi? Allemaal buitenkant. Kreun. Zie als 60-plusser die taal maar eens lekker onder de knie te krijgen. Ik ben best een vredelievend iemand, maar ik ben in voortdurend gevecht met dat Frans.

En als die Fransen nou maar gewoon Frans spraken, maar dat is ook niet het geval. Al die lastige woorden waar je tong een breuk van oploopt, smeren ze, om het ons zo moeilijk mogelijk te maken, zoveel mogelijk aan elkaar. De woorden apart uitspreken, kunnen ze niet. Dat Frans lijkt een soort kauwgom, alles plakt aan elkaar.

Maar goed, mijn Franse les vandaag zit er weer op. Ben ik er weer een week van bevrijd. Nou ja, tussendoor wat huiswerk maken en als ik een Fransman tegenkom naar dat Frans luisteren. Je snapt niet dat die Fransen niet gewoon Nederlands leren, dat zou voor iedereen een stuk makkelijker zijn.

578

Journal

 

Bleekveld

Donderdag 15 augustus, Cadouin

 

Volgens cijfers die ik kan achterhalen plast 56% van de mannen staand en 43% gaat keurig zitten. Ik beken meteen maar dat ik tot de staande plassers behoor. Het is, zoals zoveel denk ik, een kwestie van opvoeding. Niemand in mijn jeugd haalde het in zijn hoofd om voor het plassen zijn broek naar beneden te doen, te gaan zitten, te plassen, de broek op te hijsen en weer dicht te maken. Veel te veel werk. Daar hadden we helemaal geen tijd voor.

Ik ben, na mijn operatie, een paar maanden een zittende plasser geweest. En ik kan beamen dat dit veel beter is. Je ontspant je beter en je kunt je blaas veel makkelijker legen. Voor de dames is het ook prettiger. Staand plassen geeft maar spetters, heel onaangenaam.

En toch is het me niet gelukt om te blijven zitten. Steeds vaker ging ik staan en nu sta ik vrijwel altijd. Nou vind ik staand of zittend plassen eigenlijk helemaal niet belangrijk genoeg om een blogje over te schrijven. Het is me dan ook te doen om het uitzicht.

Ik verklaar mij nader. Het feit dat ik tegenwoordig altijd staand plas heeft zeker met het uitzicht te maken. Als ik sta kijk ik namelijk niet, zoals zo vaak, tegen een grauwe muur aan. Thuis heb ik het geluk voor een raam te staan. Het raam heeft kathedraal glas en je kunt er dus niet doorheen kijken. Maar als ik dat raam opendoe, kijk ik uit op een plaatsje achter ons huis waar gras groeit en een waslijn hangt. Het is de plek waar wij onze was drogen. Ik noem die plek daarom meestal ons bleekveld.

Het is best een mooi plaatsje. Links is er een wand van vijgenbomen, rechts is de berg waarvan ik al plassend een aantal terrassen kan zien. Recht voor me uit kijk ik tegen de struiken die ons terrein scheidt van het terrein van Jennie. Je kunt er in je blote kont staan, niemand die je ziet.

Altijd, in ieder geval meestal, open ik het raam als ik plas. Het is een prettige gewoonte geworden, zeker nadat ik het raam een keer opende en recht in de ogen van een ree keek. Samen waren we hogelijk verbaasd dat het ons overkwam.

Voor het raam hangen druiventakken. Dit jaar zag het eruit dat we een goede oogst zouden krijgen, maar voordat de druiven konden volgroeien, sloegen de vogels toe. Ik heb nooit een vogel tussen de druiventakken gezien, onmerkbaar hebben ze de druiven er zorgvuldig afgepikt.

Het voordeel van het openen van een raam is ook dat je even buitenlucht voelt. Het is eigenlijk heel efficiënt, tijdens het plassen door voel je meteen wat voor weer het is en hap je frisse lucht. Ideaal. Eigenlijk zou in elke bouwvergunning de voorwaarde moeten staan dat boven de wc-pot een raam moet zitten dat een plasser met een simpele beweging kan openen. Ik weet zeker dat het levensgeluk daardoor zou toenemen.

Belvédère

Mijn vader en ik zijn hier langs gegaan.
Mijn zoon ziet nu het wapperen van de vaan.
Dadelijk komen zij die niemand nu nog kent.
Och, alleen de toren blijft hier altijd staan.

Journal

 

Gummbah

Woensdag 14 augustus, Cadouin

 

Een tekening. Een suffige man staat voor de kassa van een dierentuin en vraagt: ‘Hoe laat gaan de dieren neuken?’

Het schijnt dat steeds minder mensen een krant lezen. Dat past dus prima in de trend van debilisering. Het is een race naar de bodem van de oceaan. Kan het dommer? Ja, het kan altijd dommer.

Ik vermoed dat het eindigt zoals de samenleving in de roman Fahrenheit 451. Het verhaal speelt in de 24e eeuw in een land waar niemand meer boeken leest omdat het leven snel geleefd moet worden. Er is geen tijd meer voor lezen. De ideeën in boeken worden aangezien als destructief en boeken worden dan ook verbrand op het moment dat ze worden ontdekt.
Buiten de stad leeft een groep bannelingen die lopende bibliotheken zijn – mannen die hele boeken van buiten hebben geleerd zodat ze ze met anderen kunnen delen en in sessies verhalen vertellen.
Gelukkig wordt die samenleving door een atoombom verwoest. Is er nog hoop dat mensen weer opnieuw uit boeken zullen lezen en zullen leren van de geschiedenis? Ik vrees van niet. Je ziet het nu, niets heeft meer doden en ellende opgeleverd dan extreem-rechts. Maar het maakt velen niet uit. Dezelfde ideeën en methode die de Tweede Wereldoorlog veroorzaakten zijn nu weer populair.

Een andere tekening. Drie suffe mannetjes staan voor een raam. Een van hen zegt: ‘Ik heb één keer een keiharde lul gekregen van een gedicht, maar dat kwam omdat ik iets verkeerd had verstaan.’

De tekeningen zijn een van de redenen om de Volkskrant te lezen. Op de laatste pagina van de krant, rechtsboven, staat een paar keer per week een tekening van de maker waarvan ik de tekst citeer. De kenners, de liefhebbers van de tekeningen, hoeven alleen maar deze tekst te lezen en ze weten over welke tekenaar ik het heb: Gummbah.

Ik vind het onvoorstelbaar dat Gummbah nog steeds een plekje in de Volkskrant heeft, een krant die we gerust een van de wookste kranten van Nederland mogen noemen. De humor van Gummbah trekt zich van dat woke zijn helemaal niets aan. Hij is keihard, volstrekt politiek incorrect, absurdistisch tot op het bot, schuwt de smerigheid niet en keer op keer tekent hij weer een kut of lul die niets te raden overlaat. Zijn tekeningen zijn een van mijn ochtendgeneugten.

Nog een tekening. Twee mannen staan voor een graf. Een man zegt: ‘Ik had de poten van onze vouwwagen bij wijze van spreken amper uitgedraaid of ze zat al op de lul van de badmeester.’

Jammer dat ik de tekeningetjes om reden van copyright niet kan laten zien. Ze zijn helder in felle kleuren getekend. Wie niet op de Volkskrant is geabonneerd moet deze krant maar eens openslaan bij de Bruna. Zelden dat een tekening niet de moeite waard is.

Gummbah is het pseudoniem van Gertjan van Leeuwen. Hij studeerde journalistiek in Tilburg, maar hij kwam erachter dat hij liever tekende. Gummbah is niet de enige absurdist die deze stad voortbracht. Het lijkt erop dat Tilburg prima grond is voor humoristen en absurdisten.

In 2000 ging Gummbah het theater in met zogenaamd niet verschenen boeken. Terwijl zelf ontworpen boekomslagen op dia’s werden vertoond, las hij op een graftoon fragmenten voor uit fictieve boeken als Kaas voor een hoerenjong, Borduren met gebalde vuisten, Een lelijke homo heeft geen reet aan zijn kont, Hengst aan het heelal, Romp met nergens armen en Onbegrijpelijke boswandelingen. Deze boeken mochten of konden zogenaamd om uiteenlopende redenen nooit verschijnen.

Laatste tekening. Twee mannen kijken naar de nachtelijke sterrenhemel, zegt de een: ‘Ik wil niemand tegen de schenen schoppen, maar ik vind het een kutheelal.’

577

Journal

 

Begraven

Dinsdag 13 augustus, Cadouin

 

Wyb en ik lopen over landweggetjes rond Molières, een dorpje dat 4 kilometer van Cadouin ligt. Landelijker bestaat niet. Oude weggetjes, eeuwenoud, leiden door weilanden en bossen. Zo nu en dan verschijnt Molières op de heuvel in de verte, om vervolgens weer te verdwijnen. Ik durf er vergif op in te nemen dat de mensen in de middeleeuwen hier hetzelfde zagen als ik nu zie.

Rond de boerenhoeves die we passeren liggen vaak vreemdsoortige landbouwwerktuigen en -machines te verroesten. Een grote machine, een sorteerapparaat?, is vergroeid met een boom. Volgende keer moet ik mijn fototoestel meenemen, neem ik mij voor. Het is een vreemde gewoonte hier op het platteland. Een auto, caravan, landbouwwerktuig afgedankt? Nou, dan laat je het verroesten in een weiland of bosperceel rond je huis.

De bochtige weggetjes langs kastanje- en notenboomgaarden leiden ons langzaam terug naar Molières. Als we een bocht omgaan ligt het dorp in oude pracht voor ons. Aan de voet van de heuvel waar het op ligt, kijken we neer op een typische Franse begraafplaats. De Fransen houden van hun doden. Met graftombes eren ze hun voorgeslacht. De tombes zijn bezaaid met staande plaquettes waarop staat hoeveel ze van de dode hebben gehouden en wat de dode in zijn leven heeft gedaan. Hijskraanmachinist geweest? Geen probleem, ook voor deze beroepsgroep is een plaquette te koop.

‘Als ik nu dood zou gaan, waar zou je me dan begraven?’ vraag ik aan Wyb.
‘Je wilt toch gecremeerd worden?’
‘Ja, ik bedoel, waar zou je me dan uitstrooien?’ Ik stel Wyb een moeilijke vraag, want zo spontaan heb ik geen idee waar ik graag word uitgestrooid. Natuurlijk denk ik meteen aan Nijmegen. Aan de Waal? Zou kunnen, zou ik geen spijt van krijgen.
‘Ik denk toch op het weiland in Dwingeloo achter ons huis.’
‘Waarom? Ik heb eigenlijk niks met Dwingeloo?’ Wat niet helemaal waar is, want als Wyb het zegt, realiseer ik me dat ik daar best mee zou kunnen leven.
‘Als we ooit bij elkaar willen liggen, zal het daar moeten zijn, want ik wil daar worden uitgestrooid,’ zegt Wyb.
‘Nou, dan wil ik daar ook worden uitgestrooid. Ik wil wel samen liggen.’
‘En ik zou een beetje as bewaren om op de dijk van Moddergat uit te strooien, dan ligt je moeder tenminste niet zo alleen.’ Ook daar kan ik zeker mee leven, al is het daar verrekte koud en winderig, maar inderdaad, dan ligt mijn moeder niet zo alleen. Het is haar eigen schuld dat ze daar ligt, ze wilde niet anders, maar we hebben haar daar wel in de steek gelaten.

Terwijl we zo lopen te wikken en te wegen krijg ik opeens heimwee naar Nijmegen. Nou ja, heimwee. Ik zou daar graag weer eens een paar dagen rondlopen. Mijn vorige leven opsnuiven, het bezoeken van de plekken die ik zo goed ken, waarmee ik was vergroeid. Was. Want ik ben nu gewoon footloose. Ik zou niet meer in Nijmegen willen wonen, denk ik. Voor mij is het een geconserveerde plek waar mijn verleden ligt. Mijn toekomst ligt nog altijd in de wijde wereld.

 

 

576

Journal

 

Sifan en mijn Franse Nicht

Maandag 12 augustus, Cadouin

 

Wyb en ik zijn geen bijzondere sportliefhebbers. We beoefenen zelf helemaal geen sport, uitgezonderd de eenvoudige wandelsport. De sport waardoor je, zegt men, de minste blessures krijgt. Wyb houdt van wielrennen en volgt elk jaar intensief de Tour de France. Ik kijk braaf mee. Ik hou van voetbal, maar de wedstrijden duren te lang om ervoor voor de televisie te gaan zitten. Uitzondering: het Nederlands elftal. Eigenlijk ben ik dus een voetballiefhebber van niets.

Vandaag zitten we het laatste half uur van de Olympische marathon in Parijs voor de televisie. We leven mee met Sifan Hassan. Op de 5000 en 10.000 meter heeft ze al twee bronzen medailles gewonnen. Haar ultieme doel is drie afstanden te lopen en op de marathon een gouden medaille te winnen.

We zien haar sterk lopen. Een paar honderd meter voor de finish blijven er vier lopers over. Op het laatste stuk sprint Sifan weg van de anderen, alleen Tigst Assefa uit Ethiopië kan haar volgen. We zien Sifan het onmogelijke doen en de Olympische marathon winnen.

Niet lang daarna appt een vriend: ‘Weet je dat ik er een brok in de keel van kreeg?’
Het stomme is dat ik hetzelfde had. Ik app terug: ‘Ik ook! Maar ik hoorde laatst dat, naarmate je ouder wordt, de tranen losser komen te zitten.’

Maar waarom kreeg ik die brok in mijn keel? Vermoedelijk omdat ik sterk met haar had meegeleefd en ik het fantastisch vond dat zij de onmogelijke opgave die zij zichzelf had opgelegd ook nog eens realiseerde. Het had ook nog met schoonheid te maken. Hoe zij daar zelfbewust, keihard knokkend, trots naar de eindstreep liep.

Ik geloof inderdaad dat, naarmate je ouder word, er eerder tranen komen. Het heeft, denk ik, te maken met wat je allemaal hebt meegemaakt, de verbanden die je ziet, de tragiek die je eerder onderkent. Je wordt, vermoed ik, ook sentimenteler omdat het maar de vraag is hoe lang je er nog van kunt genieten. Zoiets. Misschien is het ook: hoe ouder hoe kwetsbaarder. Nou ja, bij Sifan ging het niet echt om tranen. Kees omschreef het prima: het was een brok.

Na deze gebeurtenis moesten Wyb en ik ons vege lijf zien te redden. Ik schrijf het zo op omdat ik het mooi dramatisch vind klinken. Dat vege lijf viel wel mee. Het is een kwestie van ons huis veranderen in een bunker. Alle luiken en ramen dicht en we hebben geen airco nodig.

Ander prima schuilplek is het huis van onze Franse Nichten. Zij hebben een lekker fris zwembad en een belangrijk woord bij hen is het woord plonzen. Om het uur duiken ze in het zwembad en houden hun lijven op die manier op een beheersbare temperatuur. Wyb en ik plonzen graag mee.

Daarna had mijn Franse Nicht aangekondigd paella te maken. Wat Sifan op de marathon is, is mijn Franse Nicht op het gebied van paella. We zijn de afgelopen twee jaar in Spanje geweest, maar nooit proefden wij daar de paella die mijn Franse Nicht maakt. Exquise paella, een gouden medaille waard.

Nog even een uitspraak van Sifan noteren, die een uitspraak van Mohammed Ali citeerde: ‘Als je niet bang bent voor een droom, droom je niet groot genoeg.’ Die uitspraak mag niet in Dossiermoddergat ontbreken.

Goud! Om je vingers bij af te likken.

Journal

 

Land art

Zaterdag 11 augustus, Cadouin

 

We rijden over smalle weggetjes, door kleine dorpjes die er al eeuwen staan, veel bochten, heel veel bochten. En dan zijn we er: Centre International d’art et du paysage. Is er een lezer die er ooit van heeft gehoord? Ik kan het me niet voorstellen. Eenmaal thuis probeer ik het op Google te vinden, ik vind het met moeite.

Gisteren zong ik al de lof over de Creuse. Maar toen had ik het nog niet over de reden om naar de Creuse af te rijden. De reden is een eiland waar natuur en kunst een innige relatie aangaan, een eiland dat geheel gewijd is aan land art, de naam: Centre International d’art et du paysage.

Al wandelend over het eiland kom je kleine en hele grote land art werken tegen. Hier is een soort permanente Sonsbeek-expositie gecreëerd. Ik ben gek op kunstwerken die inspelen op de omgeving waarin ze staan, waarin kunst en landschap een relatie aangaan.

Soms zie je zo’n kunstwerk niet eens meer. Tenzij je het weet. Bijvoorbeeld een stuk bos. Op de uitleg zien we het stuk bos kaal, net aangeplant. Zoveel jaar verder is het een volgroeid bos geworden. Ik geef toe, erg conceptueel, maar het maakt je wel bewust van tijd en verandering. De meeste werken zijn gewone objecten die inspelen op de plek waar ze zijn gerealiseerd. Een feest om te zien.

Nog een voorbeeld van een kunstwerk dat met tijd en verandering heeft te maken. Op de voorgrond een stam. Op de achtergrond een betonnen afdruk van die stam, ze waren exact hetzelfde. Inmiddels is de tijd er overheen gegaan. De originele stam heeft inmiddels diepe rimpels, de betonnen kopie is juist steeds gladder geworden, gesleten door weer en wind.

Een kunstwerk verleidt ons zelfs tot blasfemie. Hier onder is eerst het object te zien, daarna onze interpretatie, een onvervalste piëta. Het kunstwerk is gemaakt van de resten van een molen. Vandaar de vorm van een halve cirkel, neem ik aan.

Er staat ook een hoge vuurtoren op het eiland waarvan het binnenste een grote klankkast is waarmee je kunt spelen. Vrijwel iedereen begint er spontaan te zingen. De toren is te beklimmen, maar ik vond hem net iets te hoog voor iemand met hoogtevrees.

Hoe primitiever, hoe rudimentairder, hoe mooier, vind ik vaak. Vandaar nog een foto van een beeld, een soort Paaseiland beeld, overgroeid met mos.

Het eiland is mogelijk gemaakt door een puissant rijke meneer die op het eiland in een kasteel woonde. Het kasteel staat er nog. Hij heeft het nagelaten onder voorwaarde dat iedereen het eiland gratis mag bezoeken. Wie in de buurt komt, zeker doen, het is puur genieten. Voor meer informatie: www.ciapvassiviere.org/home.

 

Op de voorgrond de oorspronkelijke stam, daarachter de betonnen kopie.

Gemaakt van de resten van een molen.

Piëta.

Het binnenste van de vuurtoren.

Journal

 

Tentje

Zaterdag 10 augustus, Cadouin

 

Nog niet zo lang geleden reden we met een pas gekochte camper door Europa. Ik had er hoge romantische verwachtingen van. ‘Moet je zo’n camper eerst niet eens uitproberen?’ vroeg iemand me. ‘Nee, hoor, ik kan me er alles bij voorstellen.’ Dom. Want tussen fantasie en realiteit ligt een wereld van verschil.

Die camper was gewoon te groot voor ons, te veel techniek, we voelden ons er niet in thuis. Al die romantische plekjes die wij zouden bezoeken, bleken helemaal niet romantisch te zijn omdat er al tientallen andere campers stonden. Het bleek dat camperaars de nare behoefte hebben hun camper zo dicht mogelijk op een andere camper te zetten. Keer op keer restte ons niets dan de camper te parkeren in een soort camperghetto.

Maar die camper werkte ook negatief in op ons karakter. Zoals de lezer van Dossiermoddergat weet, zijn wij nogal onrustig. En die onrust werd versterkt door zo’n camper. Waarom zouden we blijven staan, verderop was het misschien veel mooier. En opnieuw startten we de camper en reden we een paar honderd kilometer. Wat ons rust had moeten brengen, bracht onrust. Komt bij dat ik het ding ons vond isoleren van de omgeving. Zaten we s’ avond in een auto, de natuur verdween.

Gelukkig konden we het ding verkopen tegen dezelfde prijs als we hem kochten. In onze cave hadden we nog een klein tentje liggen dat we drieëntwintig jaar geleden kochten. Sinds we camperloos zijn, halen we het regelmatig weer te voorschijn. Eens een kampeerder altijd een kampeerder bleek. Liever in een klein tentje op een mat midden in de natuur dan op een bed in een camper op een parkeerplaats bij een grote stad.

Afgelopen dagen was ons reisdoel de Creuse, een departement dat niet hoog in aanzien staat. Bij de Creuse denk je aan regen, armoedige dorpjes, vervallen huizen, leegte en verlatenheid. Volgens Jildou en Erik was dit een totaal verkeerd beeld, al jarenlang gaan ze naar het Lac de Lavaud-Gelade en hebben daar prachtige vakanties. We besloten hen op te zoeken, konden we meteen kijken of ze gelijk hebben.

En ze hebben gelijk. Meteen toen wij de Creuse inrijden, voelden wij ons er thuis. Een kwartier rijden zonder dat je iemand anders tegenkomt, daar zijn we gek op. De Creuse moet een van de minst dichtbevolkte departementen zijn. We zetten ons tentje op bij Jildou, Erik en Werner (zoon) op de aire naturel. We vonden een hoekje aan dat grote Lac waardoor we ongehinderd in het bos konden pissen. Voor wie niet weet wat een aire naturel is. Het is een stuk grond waar je je tent kunt opzetten. Het kost geen drol, er is water en een wc. In ons geval is de wc 1500 stappen van ons verwijderd. Vandaar dat bos.

Zo nu en dan was het meer een spiegel. Een plek met evenveel sterren als er zandkorrels op de aarde zijn, wist Werner. De maan, een komma nog, zakte achter de bergen. Het donker was compleet. De trein van Musk vloog intimiderend over. ‘Dat treintje zou alle honger op de wereld kunnen oplossen,’ zei Erik.

Overdag trad ik geheel en al buiten mijn comfortzone: ik ging te water en Werner leerde mij suppen. Nou ja, leerde. Na éën poging gaf ik het op. Ik heb op zo’n plank gestaan, wankel, maar sommige dingen moet je gewoon niet willen.

Conclusies: 1. de Creuse is prachtig, maar zeg het niet voort. 2. Het tentje nodigde ons uit om hem nog veel vaker te gebruiken. 3. We komen zeker terug in de Creuse.

Eens een kampeerder altijd een kampeerder. Klassiek, met wc-rol.

Mijn sup-leraar en me.

Dienstmededeling

 

Jungle

Woensdag 7 augustus, Cadouin

 

Voor de trouwe lezer: De Blogger en De Censor trekken een paar dagen met het tentje op de rug de Franse jungle in. Samen met vrienden maken we een zwerftocht rond een groot meer en zijn we volledig off grid. Spannend, want sinds 1996 ben ik niet zonder mijn trouwe laptop geweest, die in 2007 permanent gezelschap kreeg van mijn iPhone. Ik zal het zelfs zonder mijn Apple Watch moeten stellen, met gevolg dat ik een tijdje tijdloos zal zijn. Ik vind het echt verschrikkelijk eng. Wat moet je zonder deze buitengewoon nuttige hulpmiddelen? Ik ga het ondervinden.

Het betekent wel dat Dossiermoddergat door dit experiment een paar dagen plat ligt. Ik zal uitgebreid verslag doen van een analoog leven, tenminste, als ik het overleef en niet door Franse zwijnen uiteen wordt gereten. We zullen zien.
Lullig dat de trouwe lezer nu op andere media is aangewezen, maar eenmaal terug maakt de redactie van Het Dossier het dubbel en dwars goed. Bon courage aan iedereen die op vakantie is of moet werken. Tot verderop deze week, hoop ik.

Journal

 

Woningnood

Dinsdag 6 augustus, Cadouin

 

Ik ben geboren in 1954 op de Broerdijk, in Nijmegen. Een mooie straat, grote huizen, een van die straten die de opmaat vormen naar Berg en Dal waar de bevoorrechten van deze aarde wonen.

Het huis waarin ik ben geboren was niet groot. Het was een half huis. Om preciezer te zijn, ik ben geboren op een zolder. Het was negen jaar na de oorlog en er heerste volop woningnood. Mijn vader en moeder hadden een tot woninkje verbouwde zolder weten te vinden. Ze waren er erg blij mee. Tot mijn vijfde heb ik er gewoond en ik vond het een fijn huis. Kan een 4-jarige zich dat herinneren? Ja zeker. Ik kan het huis tot in details beschrijven en weet nog waar en hoe ik daar speelde. Dat ik daar zo gelukkig was, verklaart misschien mijn voorkeur voor kleine huisjes.

Het is nu 2024 en we wonen in Frankrijk. Als wij terug willen naar Nederland is dat onmogelijk. Mijn pensioen is volstrekt niet toereikend om een huis in Nederland te kopen. De oorzaak: woningnood. Ogenschijnlijk is er in de bijna zeventig jaar dat ik nu leef niets veranderd.

Toen we naar Frankrijk vertrokken had Anneke, de moeder van Wyb, nog een vakantiewoning in haar tuin staan. Voor noodgevallen was dat mogelijk een basis voor ons in Nederland. Maar inmiddels is ze verhuisd naar een ander huis zonder extra huis in de tuin.

Dit betekent dat Wyb en ik geen basis meer hebben in Nederland. Ik moet zeggen dat dat wel een puntje is. Stel dat een van ons ernstig ziek wordt, dan zou ik dat ziekteproces toch graag in Nederland ondergaan. Want ik weet dat genuanceerd communiceren dan noodzaak is. En dat is in Frankrijk toch verrekte moeilijk voor mij als halve doofstomme.

Toen woningnood, nu woningnood. Is er in die tijd tussentijd niets veranderd? Zeker wel. Wyb en ik hebben in de mooiste huizen gewoond en er is een tijd geweest dat iedereen toch vrij makkelijk een huis kon krijgen. De volkshuisvesting was in Nederland goed georganiseerd. Er waren woningbouwcoöperaties die ervoor zorgden dat er ook voor mensen die minder verdienen woningen waren. Voor wie het kon betalen waren er de meest uiteenlopende huizen.

Is er toen weer een oorlog uitgebroken? Nee, de reden dat er nu in Nederland zo’n 1 miljoen huizen te kort zijn, heeft te maken met het feit dat de VVD bijna twee decennia leidend was. Er was een liberale mafkees, Stef Blok genaamd, die zei dat de huisvesting in Nederland af was en dat de overheid er geen taak meer in had. Voortaan konden we het overlaten aan de markt, vond hij, die zouden het nog veel beter doen dan de overheid. Het ministerie van volkshuisvesting werd afgeschaft, de woningbouwcoöperatie afgeknepen. Het gevolg: woningnood. Zelfs voor ons in Frankrijk dus een probleempje.

 

575

Journal

 

Loomheid

Maandag 5 augustus, Cadouin

 

Ik voer een gevecht tegen de loomheid. Mijn oud-voorzitter van Het Zuidelijk Toneel kwam met zijn vrouw op bezoek voor de lunch. Ze zijn op weg naar Spanje, maar zijn eerset naar vrienden in de Jura geweest. Daarnaast reisde ze van oost naar west voor een bezoek aan ons, zigzag door Frankrijk.

Wyb maakte een heerlijke salade met canard. Ik sneed de meloen voor het voorgerecht, ham er omheen, klaar. Voor het nagerecht een tarte tartin, mijn specialiteit. Maar deze dag wordt bepaald door de wijn die vloeide. Ik moet overdag niet drinken, alcohol nekt mijn dag.

Het bezoek is inmiddels weg. Ze slapen buitengewoon sjiek in Hotel Edward I in Monpazier, dat ik ze heb aangeraden. Het is ons eerste bezoek dat voor dit hotel koos, ik vermoedde al dat het iets voor hen is. Ik zit op de veranda en voel mij wegdommelen. Ik had zo een half uurtje kunnen slapen.

Maar ik heb het niet gedaan. Ik sta het mijzelf met mijn strenge arbeidsethos niet toe. Als ik toegeef aan dit soort genot, vrees ik dat dit het begin van het einde is. Gezien het leven dat wij leiden kunnen we zo ontaarde slapers worden. Loomheid die overgaat in luiheid, luiheid die overgaat in onverschilligheid, onverschilligheid die overgaat in verloedering.

Wij zouden ons zo kunnen overgeven aan de drank en de dagen in roes doorbrengen. Loomheid is de vijand van mijn huidige leven. Nou moet ik toegeven dat ik, terwijl ik dit schrijf, mijn ogen bijna dicht vallen. Ik zou zo, zittend aan de tafel, kunnen slapen.

De temperatuur is er naar. Gisteren was het rond de 25 graden, nu 32 of 33 graden. Omdat we bezoek kregen heb ik mij niet aan het Protocol Canicule (hittegolf) gehouden. Dat protocol betekent van het huis een bunker maken, in slaap- en studeerkamer luiken en deuren dicht. Een prima manier om de hitte buiten te houden. Maar ja, dat oogt zo rot voor bezoek dat nog niet eerder hier is geweest. Het huis wordt dan een donker hol.

Mijn oud-voorzitter was niet gecharmeerd van ons huis aan de buitenkant, hij vond het maar oude meuk. Had ik al gedacht, want zelf wonen ze in het lommerrijke Bloemendaal. Vreemd dat ik zo van dit huis hou en hij niet. ‘Waarom heb je nu voor zo’n huis gekozen?’ vroeg hij. ‘Omdat wij romantici zijn,’ antwoordde ik. Even later stak stak hij de loftrompet over nieuwbouw, waar je niets meer aan hoeft te doen, en dat hij zo energiezuinig woont, nou, dat hebben we dan gemeen.

Ik moet nog een blogje schrijven, dacht ik toen mijn ogen bijna dichtvielen. Nou, daar ben ik nu dus mee bezig. Ik zie dat ik mijn dagelijkse hoeveelheid woorden heb gehaald, dat ik kan stoppen. Ik heb de loomheid overwonnen.

574

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Het is in feite drama zonder zinnen.
Er was al niets dan zwijgen voor beginnen
en na ons verdwijnen is er weer het zwijgen.
En tussendoor? Wat stamelen en beminnen.

Journal

 

Grens

Zondag 4 augustus

 

Ik ben onvoorwaardelijk voor vrije meningsuiting. Iedereen mag zeggen wat hij denkt over welk onderwerp dan ook. Iemand mag beledigen en kwetsende opmerkingen maken. Toch loop ik bij het lezen van de biografie over Theo van Gogh tegen een grens aan waarvan ik niet weet of het een grens is. Maar toch. Ik heb nog niemand die grens horen benoemen. Het gaat om het volgende.

Hoe verder ik in de biografie kom, hoe onsympathieker ik die Theo van Gogh vind. Het beeld dat ik nu van hem heb, is dat hij een kinderachtige etterbal is die het op een ziekelijke manier heerlijk vindt commotie te creëren, hij beleeft er een satanisch genoegen aan. Maar goed, het vrije woord, dat is heilig, daar mag je niet aankomen. Maar voor mij is overduidelijk dat Theo van Gogh het vrije woord niet alleen gebruikt als vrije woord, maar ook als wapen. Onder het mom van het vrije woord gaat hij als een dolle stier zijn slachtoffer te lijf en schuwt geen enkel middel.

Wie eenmaal een vijand van Van Gogh wordt, en dat zijn vaak oude vrienden, kan er op rekenen dat hij wordt gesloopt, tot de grond toe afgebrand. En het slachtoffer niet alleen, ook mensen in zijn omgeving zijn niet meer veilig. Partners, zijn vrienden, familie worden meegezogen in de orkaan van spot, haat, beledigingen die Van Gogh dan laat ontstaan. En niet even. Zo’n orkaan vol haatmail, vuile insinuaties, valse beschuldigingen, het verklappen van ooit intieme vertrouwelijkheden, kan maanden, zelfs jaren voort duren. Ik vind de zuipende en snuivende Van Gogh eigenlijk gewoon een schoft. Hij deed met veel humor, wat mij vroeger charmeerde, maar ook een schoft met humor blijft een schoft.

We hebben het in iets lichtere mate gezien bij Geert Wilders die Sigrid Kaag keer op keer een heks noemde en door zijn voortdurend gesar en gestook een hetze tegen Sigrid Kaag veroorzaakte. Natuurlijk mag je haar een heks noemen, maar als je dat keer op keer herhaalt, ook in de meest delicate situaties, dan wordt de vrijheid van meningsuiting een smerig wapen en ben je volgens mij een ordinaire treiteraar, uit op verwonden en beschadigen.

Theo van Gogh deed het bij Thom Hoffman die hij jarenlang tartte met de meest vuile en vunzige beschuldigingen. Hij deed het bij Sonja Barend. Hij deed het bij anderen, soms was er geen enkele reden voor, maar vond hij het sarren gewoon lekker. Ook al gooide hij er zijn eigen glazen mee in, hij ging gewoon door. Al lezende vind ik het steeds meer een psychische afwijking, zoals ik ook vind dat Geert Wilders een psychische afwijking heeft. Altijd maar haat zaaien, altijd maar tweespalt veroorzaken. Borderliners die mateloos hun gang mogen gaan omdat de vrijheid van meningsuiting heilig is.

Juridisch zal het niet haalbaar zijn, want waar ligt de grens tussen de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van meningsuiting als wapen? Toch heb ik sterk de neiging dit onderscheid te maken. Als ik het opschrijf realiseer ik me dat die grens niet te bepalen is, hij is te diffuus, meteen aanvechtbaar. Maar ik zie wel dat figuren als Van Gogh en Wilders een grens overgaan. Mijn primitief rechtvaardigheidsgevoel zegt: aanpakken die zakken.

 

573

Journal

 

Integriteit

Zaterdag 3 augustus, Cadouin

 

Het was in het eerste decennium van deze eeuw dat in bestuurlijk en ambtelijk Nederland opeens een nieuw begrip mode werd: integriteit. Tot nu toe was het zo dat er op de verschillende ambtelijke werkvelden deskundige ambtenaren zaten: ze moesten verstand hebben van, zoals dat heette ‘het veld’. Ze kwamen dan ook vaak uit dat veld voort, hadden er gewerkt, of hadden er hun studie aan gewijd. Erg handig, want daardoor had je vaak goede, deskundige gesprekspartners. Ze wisten waar ze het over hadden.

Maar in dit eerste decennium drong het besef door dat dit mogelijk ook de integriteit aantastte. De ambtenaar engageerde zich misschien te veel met het veld, had vanuit zijn verleden misschien belangen, had zijn eigen voorkeuren, belangenverstrengeling lag op de loer. Daarom besloot men ambtenaren te rouleren. De ambtenaar moest niet een geëngageerde blik hebben, hij moest een technocratische blik hebben, hij moest afstandelijk naar het werkveld kijken en de regels uitvoeren, meer niet.

Voor mij, als directeur van een theatergezelschap, betekende dit dat de mensen die ik op de afdeling kunsten van het ministerie van OC&W zo goed kende, langzaam uit het beeld verdwenen. Het waren mensen die wisten waar een theatergezelschap mee worstelde, hoe de verhoudingen in het veld lagen, waar knelpunten lagen. Er kwamen mensen voor in de plaats die uit de onderwijssector kwamen, mensen die puur ambtelijk waren opgeleid en totaal niets wisten over kunst of de onderwerpen die in de verschillende kunstdisciplines speelden.

Bestuurlijke modes komen op en verdwijnen weer. Hoe anders is de situatie nu. Het Ministerie van Landbouw wordt momenteel bestuurd door een minister van de boerenlobbypartij BBB en een staatsecretaris van de boerenlobbypartij BBB. De belangenverstrengeling is compleet. Bovendien zijn er gedeputeerden en wethouders die een agrarische achtergrond hebben. De boeren hebben de macht compleet overgenomen. Wat integriteit? De tractoren en het positieve volkssentiment over de boeren vormen de basis van deze machtsovername.

Er zijn grote problemen die met de boeren annex zijn. De boeren stikken inmiddels in hun eigen mest, jarenlang hadden ze een uitzonderingspositie en mochten ze van Europa meer uitrijden. Maar inmiddels is duidelijk dat de kwaliteit van het water ver beneden peil is en de continuïteit van het drinkwater en de natuur in het geding is. De stikstofproblematiek heeft de natuur inmiddels dramatisch aangetast. De landbouw neemt in dit kleine landje een onevenredig deel van onze ruimte in beslag. Liefst 50% is landbouwgrond en staat de stedelijke ontwikkeling, dus ook de woningbouw, in de weg, waar zo’n behoefte aan is.

Grote maatschappelijke onderwerpen. Problematiek die een overstijgende blik vereist, die kijkt naar alle belangen en mogelijkheden. De problematiek is bovendien urgent, harde deadlines komen eraan. Maar wat heeft de Nederlandse kiezer gedaan? Ze hebben de boerenbelangen de macht over de problematiek gegeven. Het gevolg is al dat het nieuwe kabinet alles op de lange baan heeft geschoven. Het traject dat Rutte IV had uitgezet om nou eindelijk eens de problemen rond de landbouw definitief op te lossen is inmiddels van tafel. De boeren hebben bereikt waar ze zo goed in zijn, pappen en nat houden, geitenpaadjes zoeken, uitstel op uitstel, hopende op afstel.

572

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Tussen vlees en bloed en lucht zit heel dun vel.
Het lichaam is een wonderlijke cel
waar het pompt en stroomt en glijdt en borrelt, flinter…
Zwijg. Ik weet. De scheur. Het kan. Bij elke tel.

Journal

 

De bolle Gogh

Vrijdag 2 augustus, Cadouin

 

Ik ben verbaasd als ik het dorpsplein van Cadouin oploop. Op het plein zitten zeker zeshonderd mensen aan lange tafels te eten en te drinken. Het contrast tussen de avonden dat er een marché gourmand is en de avonden in de winter kan niet groter zijn. Op de winteravonden is het plein het ideale filmdecor om er een man overheen te laten lopen met zijn ziel onder de arm.

We vinden het enige tafeltje op het plein dat nog niet is bezet. Wyb en ik zijn hier niet om te eten, dat hebben we thuis al gedaan. Ons doel is gintonic, die we al zo lang niet meer hebben gehad.

Jammer genoeg is het café niet in bezit van zowel gin als tonic. Dat komt omdat de eigenaar de boulanger van Beaumont is. Hij heeft er een soort dépôt de pain van gemaakt met het uiterlijk van een café. Bier hebben ze gelukkig wel. Dan maar bier, de lange wandeling van vanmiddag heeft ons dorstig gemaakt. Het is de meest karakteristieke Dordogne-wandeling die we ooit hebben gemaakt: heuvels, panorama’s, bossen, lommerrijke oevers van de Dordogne, kastelen, hameaux (gehuchten), boomgaarden met notenbomen.

Aan ons tafeltje kijken we naar het volksvermaak dat zich voor ons afspeelt. De lompe kerk van Cadouin, goud verlicht, op de achtergrond. Het bier smaakt prima. We besluiten een tweede glas te nemen. Tijdens dat glas zien we Barend en Marijke. Zij hebben hier meer dan vijfentwintig jaar gewoond, maar zijn vorig jaar terug naar Nederland verhuisd gezien de leeftijd van Barend. We vermoedden al dat ze dit jaar terug zouden komen. Hun liefde voor Cadouin is te groot om niet jaarlijks even terug te keren..

We bestellen nog een rondje. En daarna nog een paar. Het gevolg is dat ik nu met een doffe kop dit blogje schrijf. Niet dat ik dronken was, maar het was gewoon meer dan de gebruikelijke dagelijkse hoeveelheid. Ik ben nog nooit dronken geweest.

Mijn leven staat in schril contrast met het leven van Theo van Gogh. Ik lees momenteel zijn biografie, geschreven door Jaap Cohen: De Bolle Gogh. Ik heb het leven van Van Gogh op afstand altijd met enige curiositeit gevolgd. Ik heb een voorliefde voor vrijdenkers en non-conformisten. Door deze biografie, dik als een baksteen, leer ik hem beter kennen en hij wordt er niet sympathieker op. Hij blijkt een nog grotere vileine pestkop te zijn dan ik al dacht. Hij ettert om het etteren, hij is malicieus tot op het bot, en bovendien een jaloers, wraakzuchtig kreng.

Dat neemt niet weg dat ik de biografie, die ontzettend goed is geschreven, met plezier lees. Ondanks zijn beroerde karakter, zijn eindeloos gezuip en gesnuif, lees ik het met interesse. Hoe kan het dat iemand een Van Gogh wordt? Bovendien schetst de biografie het tijdsbeeld van de tijd waarin ik leefde, dat ik zo goed ken.
Alleen dat drinken al, door alle grenzen heen drinken, hoe krijg je het voor elkaar. Na zoveel bier voel ik een fysieke weerstand en lukt het me gewoon niet om meer te drinken. Nou ja, Theo van Gogh heeft er voor betaald, vermoed ik. Door zijn mateloosheid in alles, heeft hij heel wat talent verspeeld, en dan word je ook nog vermoord. Maar zo ver ben ik nog niet, ben nu op de helft en geniet van elke pagina.

Journal

 

Reddingsboei

Donderdag 1 augustus, Cadouin

 

Als je van Parijs naar Cadouin rijdt, kom je zeker vierhonderd kilometer door ogenschijnlijk onbewoond gebied. Niet gek dat ik zo nu en dan denk: wat moet ik doen als de auto het nu begeeft? Maar ook dichter bij huis. We wonen aan de rand van een enorm bos. Regelmatig rijden we er doorheen en dan komt opnieuw dezelfde gedachte bij me op.

Mijn reactie is defaitistisch, ik vertrouw op onze Volvo, het oude beestje dat ons menige keer van Nederland naar Frankrijk bracht en andersom. Hij heeft inmiddels 350.000 kilometer gereden, en ik blijf maar op hem vertrouwen. Op hoop van zegen.

Wat te doen als ik met pech kom te staan, heb ik wel eens aan Wyb gevraagd. Met Wyb in de auto weet ik dat ik me red in dit Franstalige land. Maar alleen? Ik kreeg een alarmnummer van haar van onze verzekeringsmaatschappij. Ik weet niet eens meer onder welke naam ik het heb opgeslagen. Dit alles is natuurlijk gokken. Natuurlijk weet ik dat het eens mis gaat. Het kan niet anders of binnenkort zegt onze Volvo, of het noodlot, nou is het genoeg, tijd voor stilstand.

Gisteren was het zover. Ik ga naar mijn Franse les in Saint-Pompon. Omdat er in het dorp een vide grenier is, zet ik de auto aan de kant en loop ik langs de tweede hands troep. Als ik weg rij, wordt er op het raam geklopt. Een Fransman wijst naar mijn linker achterband: lek. Gelukkig ben ik slechts enkele tientallen meters van mijn Franse leraar verwijderd, dus rijd ik de auto toch maar even door.

Daar aangekomen blijkt de band inderdaad totaal lek. Wat doe je met een auto die een lekke band heeft? Band verwisselen. Kan ik dat? Ik check of ik een reserveband heb: natuurlijk heb ik geen reserveband, waarom heb ik dat nooit gecontroleerd? Ik ben een eikel.

Binnen krijg ik koffie van mijn Franse leraar en bel ik Wyb, mijn reddingsboei. Wyb gaat meteen aan de slag en weet mij te melden dat over een uur een monteur langskomt. Als de band gemaakt kan worden, doet hij dit ter plekke, zo niet, dan gaat de auto mee met de oplegger en krijg ik in Sarlat, twintig kilometer verderop, een auto ter vervanging.

Met mijn Franse leraar speel ik een rollenspel. Er is geen Wyb. Ik sta met pech langs de weg. Hij is de alarmcentrale. Hij stelt de vragen, waar sta ik? wat is mijn nummerbord? Het blijkt dat ik me nauwelijks kan redden. Ik ben een doofstomme.

Na een uur komt een grote oplegger voor rijden. Een buitengewoon vriendelijke monteur weet de band tijdelijk te maken en raadt mij aan er zo snel mogelijk vier nieuwe banden onder te leggen. Het profiel van de banden is nog prima, maar door de warmte en de oneindig bochtige wegen hier zijn de banden gecraqueleerd en raken ze snel lek. Met dank aan mijn Franse leraar die voor de vertaling zorgt.

In mijn volgende leven word ik monteur, of timmerman, of stukadoor, of loodgieter, in ieder geval een vak waarvoor je je in handigheid moet bekwamen. Ik deed iets in de kunsten, geen idee wat je daaraan hebt als de nood aan de man is.

571

Journal d’images

 

Running men

Woensdag 31 juli, Cadouin

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Zie, rond mijn pols is vast de tijd gebonden.
Hoor, mijn klok, mijn hart. Getik. Steeds weer: seconden.
Het tikken lijkt een spel, het is het dreunen
van de dood, die, ja, ons allen zal verwonden.

Journal

 

Canicule

Dinsdag 30 juli, Cadouin

 

Alhoewel de redactie van Dossiermoddergat de pest heeft aan protocollen, hebben wij nu wel een protocol, titel: Attention canicule. Noodzakelijk omdat het een kwestie van overleven is. Gisteren en vandaag gaat de thermometer de 40 graden aantikken, een temperatuur die je niet kunt negeren, al was het alleen maar omdat je lichaam daarom vraagt.

Nu moet gezegd dat wij enige ervaring hebben met hitte. In Saint-Hippolyte-du-Fort hebben we gewerkt in weken boven de 35 graden is. Daar hebben we zelfs dagen van 43, 44 graden gehad, maar dan krijgt de hitte iets gevaarlijks.
’s Middags liet ik Dies dan even uit, maar ik durfde niet te ver van huis te gaan, het voelde alsof ik werd bedreigd. Dat hebben we in de Dordogne nog niet meegemaakt. Ook nu zijn er maar vier dagen boven de 35 graden. Ik weet niet eens of je dan van een canicule kunt spreken, dat mooie woord waarmee de Fransen een hittegolf benoemen.

Inmiddels weten we hoe we met een canicule om moeten gaan om het hier zo comfortabel mogelijk te hebben. Wij hebben het geluk dat ons huis een soort bunker is. Er moet veel gebeuren voordat ons huis wordt aangetast. We hebben ook geluk dat het huis ’s ochtends in de schaduw van de berg ligt. Pas tegen elf uur komt het in de volle zon te liggen.

Dit betekent dat we ’s ochtends alle ramen openzetten om de frisheid binnen te laten. Want anders dan in de Cevennen koelt het hier ’s avonds wel af. In de Cevennen was er wat warmte betreft weinig verschil tussen dag en nacht. Hier zijn de avond en nacht wel koeler, dan zakt het kwik naar rond de 20 graden -heerlijk.

Als de zon bijna bij het huis is, gooi ik aan de zonzijde alle luiken voor de ramen en houd de ramen gesloten. Vandaar dat ik nu werk met mijn bureaulamp aan, maar de beloning is een koele kamer. De ramen aan zij- en achterkant en de voordeur blijven open om nog wat frisse lucht te hebben.

Eigenlijk is Dies het meest de dupe van ons canicule protocol. Zijn lange middagwandeling skippen we, en dat vindt hij volgens mij niet erg. Dies ligt hele dagen op koele tegels. ’s Avonds halen we het gebrek aan beweging een beetje in door een armzalige korte wandeling.
Wij brengen de dag voornamelijk zittend door, een boek in ons handen. Wyb heeft nog wel eens de neiging om naar de Dordogne te willen. We hebben daar een strandje waar het goed toeven is, ware het niet dat ik niet van strandjes hou. maar ja, soms moet je elkaar iets gunnen.

Het stomme is dat de warmte zich opstapelt. Mijn moeder zei altijd dat het tegen twee het meest warm is, maar dat is hier niet het geval. Hoe later op de middag hoe warmer. Pas tegen tien uur ’s avonds merk je een ommekeer. Als de buitenlucht eindelijk koeler is dan de lucht binnen in onze bunker gooien we de ramen weer open en happen wij naar die lucht als vissen die op de kant liggen.

Readymade

 

 

Poëzie

Bij poëzie heb je de logistiek niet
die je in een roman wel hebt.
Waarom komt er iemand een kamer in?
Waarom ligt er iemand op een bed?
Hoe krijg je diegene van het bed af?
Dat soort problemen.
Ik heb wel een soort plot in mijn gedichten.
Maar je hoeft daar niet helemaal naartoe te werken.
Je hoeft geen personages in de verf te zetten.
Die zijn er gewoon.
Bam.

Journal

 

Kwebbel, kwebbel

Maandag 29 juli, Cadouin

 

Pas gisteren keken Wyb en ik naar de opening in Parijs van de Olympische Spelen. Omdat we hoorden dat het zo’n goede opening was, wilden we een indruk krijgen door rond vier uur even te kijken. De opening bleek prachtig te zijn. Is zo’n opening meestal wat leeg effectenbejag, in deze opening speelde kunst de hoofdrol. Het was een ode aan de kunst, waarvan elke discipline aan bod kwam, van dans tot mode, van literatuur tot muziek. Jammer dat die sporters er doorheen voeren op hun boten, zou je bijna denken.

Sterke dans, goede muziek, krachtige choreografie, slim scenario, ik was zowaar trots dat ik in Frankrijk woonde. Tussen alle politieke ellende hier, was het een onverwacht lichtpunt. Hoe maak je een opening over een lengte van zes kilometer zonder dat het saai wordt? Voor wie het nog niet heeft gezien, ga alsnog kijken.

Tegen dit vakmanschap stak het Nederlandse commentaar schrijnend af. Het commentaar is het beste te omschrijven als gekwebbel. Ik heb proberen te achterhalen welke twee minkukels het commentaar deden, maar kan het niet vinden. Vermoedelijk zijn hun namen uit schaamte al gewist. Het kan bijna niet anders of het waren sportcommentatoren, van de oubollig zwaaiende sporters wisten ze alles, van de kunst, waar het bij deze opening omging, niets.

Ze wisten niet wie optraden, wie de choreografieën hadden gemaakt, of welke gezelschappen we zagen. Wie er ook zong, Lady Gaga of Celine Dion, het kwebbelde er irritant doorheen. Wie had het scenario gemaakt voor deze productie, wie zaten er in het artistieke team? Kwebbel, kwebbel, kwebbel.

Een van de scènes leek te refereren aan Het laatste avondmaal. Het was een maal met drags en een transmodel. En ja hoor, de scène was nog niet op televisie geweest of de christenmens begon weer verontwaardigd te doen.
Een dag later bood de organisatie haar excuses aan. Waarom? Mogen er in de kunst geen verwijzingen meer worden gemaakt of parodieën? Het wordt tijd dat de christenen eens hun excuses aanbieden voor hun eeuwenlang moralistisch gezeur.

En ja hoor, natuurlijk bemoeide Wilders zich er weer mee, de man die sneller twittert dan zijn schaduw. Waarom mogen we wel christenen beledigen en geen moslims? Mijn antwoord: we mogen alles en iedereen beledigen, maar van dat stoken van jou krijgen we genoeg, eikel. De man is zo voorspelbaar vervelend.

Drie uur later hielden we op met kijken. Ik weet niet of ik veel van de Olympische Spelen ga zien. Sport is nou eenmaal niet mijn kopje thee. Het mooiste ligt al achter ons, dat is zeker.

570

Journal

 

Schoof

Zondag 28 juli, Cadouin

 

Hoe het komt weet ik niet, maar op deze mooie zomerse dagen dwalen mijn gedachten steeds vaker af naar Dick Schoof. Ik zie hem dan zitten in het Torentje. Rechts van hem ligt het Hoofdlijnenakkoord, voor hem op de laptop werkt hij aan een document waar Regeersakkoord boven staat. Aan hem, en al die rare ministers die ze op zijn bord hebben geschoven, is het de taak om voor de derde dinsdag in september een Regeerakkoord te schrijven.

Af en toe loopt hij naar de spiegel en oefent hij zijn gezicht. Op televisie is het hem zelf ook opgevallen: hij kijkt te vaak schichtig en angstig als een opgejaagd dier. Hij dwingt zichzelf vol zekerheid te kijken. Gelukkig gaat het steeds beter. Dan loopt hij terug naar zijn laptop.

Jezus Christus, wat een karwei. Die vier partijleiders hebben wat zitten knippen en plakken uit hun verkiezingsprogramma’s, hebben dat op een grote hoop gegooid en daar boven Hoofdlijnenakkoord gezet. Het is de bedoeling dat hij er iets werkbaars van bakt. Het beroerde is dat die vier eigenlijk alles op het bord van Europa hebben geschoven. Europa als deus ex machina, terwijl iedereen weet dat Europa daar niet in gaat trappen. Maar wat dan? Hij heeft nog zo’n zes weken om een list te bedenken.

Hij leunt achterover, zijn benen legt hij op zijn bureau. Het is een nare gewoonte van hem waarover hij met niemand durft te praten, hij heeft altijd de neiging om mensen bijnamen te geven. Vermoedelijk doet hij het om vat op ze te krijgen. Zo heet die Dylan Yesilgöz, de Krultang, is Caroline van der Plas, De Vleesvrouw, Wilders noemt hij weinig fantasievol, geeft hij meteen toe, De Hufter, Omtzigt, De Twijfelkont.

Thuis heeft hij al ruzie. Helemaal geen vakantie? ‘Door die verdomde ambitie en ijdelheid van jou zijn wij altijd de dupe.’ Vind je het gek dat hij vaak schichtig kijkt? Alleen hier in het torentje vindt hij enige rust. Hij loopt nog eens naar de spiegel. Hij heeft best een interessante kop, maar hoe kan hij die kop dresseren zodat hij permanent gezag uitstraalt? Misschien eens een acteur inhuren?

Als hij eerlijk is, is hij vooral benieuwd wanneer dit hele zooitje in elkaar stort. Hij moet iets bakken en dat moet ook nog eens financieel kloppen. Terwijl iedereen weet dat De Krultang, De Vleesvrouw, De Hufter en De Twijfelkont zich gewoon rijk hebben gerekend. Als er maar een Hoofdlijnenakkoord kwam, dan was hun kont gered.

Hij gaat weer recht achter de laptop zitten. Hij voelt zich opgejaagd. Vandaag is hij toe aan het hoofdstuk Stikstof. Volgens Het Vleesvrouwtje bestaat het niet, is het überhaupt geen probleem. Voor Europa en de rechter is het dwingende realiteit. Waar is het geitenpaadje dat hem kan redden?

Hij besluit maar eens de Minister van Landbouw te bellen, hoe heet ze ook weer? Leuke verschijning. Volgens zijn vrouw heeft ze nog meegedaan met Boer zoekt Vrouw. Het moet niet gekker worden.
‘Met Schoof. Dick Schoof. Kunt u mij doorverbinden met de Minister van Landbouw?’
‘Sorry, meneer Schoof, maar mevrouw Wiersma is met vakantie.’
Oh ja, dat was haar naam, Wiersma. Nou weet hij ook weer haar voornaam Femke. Knap dat ze op zulke hoge hakken kan lopen.
‘Wanneer is ze terug?’
‘Negentien augustus staat in haar agenda.’
‘Fijn, dank u.’
Negentien augustus, toe maar. Weet je, hij verzint zelf wel iets over die stikstof. Daar gaan ze toch niet uitkomen, als er maar iets op papier staat.

569

Journal

 

Gezelschap

Zaterdag 27 juli, Cadouin

 

Daar zit ik dan weer. Alleen. Wybrich aan het werk, maar dat ben ik op de zaterdag gewend. Het contrast tussen alleen zijn en mensen om je heen wordt vooral veroorzaakt door het afscheid van Esmee, Malu en Joris. Een week lang zijn we met ze opgetrokken. Met Esmee en Joris meer dan Malu, want al na de eerste avond dompelde ze zich onder in een groep vriendinnen. Een bekend fenomeen dat allerlei herinneringen opriep. Dochters die op een camping opgaan in vriendschap.

We wonen in een klein huis. Toen we het kochten waren er twee slaapkamers, maar van de grootste kamer hebben we een eetkamer annex studeerkamer annex bibliotheek gemaakt. Resteert één slaapkamer. Bewust beleid. Dat neem niet weg dat er, zoals vannacht, vijf mensen in het huis kunnen slapen. Esmee op de bank, die heerlijk slaapt, weet ik uit eigen ervaring. Malu en Joris ieder aan een kant van de eettafel op opblaasbedden. Een voorrecht dat alleen aan familie is gegund, of in noodgevallen aan vrienden.

Wat is het toch een genot om familie en vrienden op bezoek te hebben. Ik hoor het mijzelf zeggen. Er zijn jaren geweest dat ik het tegendeel vond. Dat kwam omdat we zowel in Nijmegen als Leeuwarden werden overspoeld door sociale contacten. Ik weet maar al te goed hoe benauwend dat kan zijn. Nu vind ik het heerlijk omdat ik over het algemeen het genot ervaar van het samen alleen zijn. Als ik moet kiezen tussen de huidige situatie en de sociale drukte van Nijmegen en Leeuwarden, dan hoef ik daar niet lang over na te denken.

Gelukkig bouwen we het plezier van gezelschap vandaag langzaam af. In de kwaliteit chambres d’hôtes hier in het dorp logeren voor drie nachten Tjaart en Suze. Vanavond, op hun laatste avond in Cadouin, eten we daar samen. We verheugen ons weer op hun gezelschap en op het eten, want een van de dames die de chambres d’hôtes runt kan heerlijk koken.

Gisteravond was een avond zoals ik mij, voordat we hierheen kwamen, Frankrijk voorstelde: met een groot gezelschap eten in de tuin aan een grote tafel in de schaduw van de catalpa. Het is wat improviseren, want zo’n grote tafel hebben we niet in de tuin en ook het aantal stoelen hebben we niet in bezit. Maar voor de gezelligheid maakt het niet uit. Het eten was gegarandeerd prima dankzij Wyb, de social talk meer dan aangenaam -het leven is goed. Nu weer wennen aan een leeg huis, maar dat lijkt me niet zo moeilijk.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Onder onze steden liggen andere steden.
De tijd trekt alle dingen naar beneden.
Botten, scherven, resten woorden. Het is een wet:
onze toekomst wordt gestaag een lang verleden.

Journal

 

Oog

Woensdag 24 juli, Cadouin

 

Het was een mooie dag. We reisden naar de prehistorie door in Prehisto Parc te wandelen met Esmee en Joris. We zagen de Neanderthaler een mammoet doden die in een val was gelopen en een paar Cro Magnon mensen vochten met de holenbeer. We weten nu ook hoe de eerste homo sapiens zich beschermde tegen de elementen.

Alles was van plastic, maar dat maakte bijna niet uit. We wisten dat hier op deze plek de eerste mens en zijn voorvaderen hadden geleefd. We waren een paar kilometer verwijderd van Les Eyzies, wat je toch wel de hoofdstad van de Cro Magnon mens mag noemen. Vorig jaar nog bezochten Wyb en ik een paar kilometer van hier een grot waar de mens 20.000 jaar geleden zijn eerste afbeeldingen naliet.

Daarna zwemmen we in de Dordogne met om ons heen een vloot van kano’s. Ik ben mijn zwembroek en mijn waterschoenen vergeten dus ik kijk van de kant toe. Gelukkig zijn er bomen met schaduw. Dies hangt zich nog bijna op door van de kant te springen terwijl zijn riem achter een boomwortel blijft steken.

Vervolgens eten in een restaurant waarvan er meer in de Dordogne zouden moeten zijn. Als je naar de wc wil, moest je een biechtstoel in lopen, op het terras waar we eten vrolijke tafels en stoelen, een statement tegen al die uniforme toeristenrestaurants.
Wyb bestelt een fles Menetou-Salon en wil een filmpje maken van de fles die we uit de koeler halen. Ik verpest het door de fles eerbiedig uit de koeler te halen en vervolgens aan mijn mond te zetten. Voor Wyb heiligschennis. Voor mij een plaatstootje, maar het belangrijkste is dat Joris dubbel ligt. Het filmpje wordt gecensureerd.

We rijden weg met open ramen. De wind waait heerlijk verkoelend naar binnen. En dan gebeurt het. Er vliegt iets scherps in mijn oog. Een splinter? Een insect? Het gaat in ieder geval niet meer weg, het blijft scherp onder mijn ooglid zitten. Met water en voorzichtig wrijven probeer ik er vanaf te komen. Wat niet lukt. Pas de nacht brengt enige verlichting. Het gevolg is nog steeds dat ik dit blogje wazig zit tikken met een ontstoken oog.

Journal

 

Pluche

Dinsdag 23 juli, Cadouin

 

Biden heeft de Democraten door zo lang te blijven zitten, zelfs een tweede termijn te willen, een slechte dienst bewezen. Men zegt dat pluche een zachte en aangename stof is, maar in figuurlijke zin plakt het vaak onaangenaam lang. Biden is het topje van de ijsberg, maar daaronder zit, wereldwijd vrees ik, een leger van plucheplakkers.

Je hebt een fijne baan waar je plezier aan beleeft, die bovendien goed verdient. Het werk is vlakbij je huis dat in een prachtige omgeving ligt en waar je aan bent gehecht. Zie dat alles maar eens op te geven voor een nieuwe baan, een nieuw avontuur.
Zo zag ik in Friesland en Groningen, provincies waaraan mensen gehecht zijn en een belangrijk deel van hun identiteit en liefde aan ontlenen, dat mensen er niet over peinzen om die provincies te verlaten. Daar komt bij dat de banen daar niet voor het opscheppen liggen. Het gevolg is dat mensen jaren, vaak decennia dezelfde baan houden.

Ook vaak meegemaakt, theaterdirecteuren die niet weg te branden zijn. Theaterdirecteur zijn is best een fijne baan, je bouwt in een stad en regio een hecht netwerk op, je hebt een bepaalde status, op een gegeven moment heb je de organisatie in de vingers, een mooi salaris, fijn huis. En opnieuw is er iemand die jaren, zo niet decennia, op dezelfde plek blijft zitten.

De man of vrouw in kwestie heeft het zelf niet door, maar de medewerkers denken vaak: man, rot alsjeblieft op, je verstikt de organisatie, we hebben behoefte aan een andere stem, vernieuwing, creativiteit. En natuurlijk wordt dat niet tegen hem zelf uitgesproken, zijn positie is onbetwistbaar. Sterker, hij is er van overtuigd dat hij onmisbaar is, dat het succes van zijn organisatie volledig van hem afhankelijk is.

Soms gaat dit heel ver. Als directeur van een collega-instelling kon ik het van dichtbij observeren. De man was al oneindig lang directeur van een instelling. Zijn personeel had een bloedhekel aan hem, het was een autoritaire, onaangename man. Zelf had hij niets in de gaten, door zijn vermeende succes leefde hij in een parallelle wereld. Toch kwam het moment dat hij met pensioen ging.

Hij waande zich zo onmisbaar dat hij mij een dikke nota liet zien. ‘Gerard, de man die mij opvolgt komt in een gespreid bedje. In deze nota heb ik het beleid voor de aankomende tien jaar uitgestippeld. Hij kan het zo van mij overnemen.’
Ik was verbaasd dat iemand zo verdwaasd in zijn eigen belangrijkheid kon geloven. Ik dacht alleen maar: ‘Als zijn opvolger die nota niet meteen door de shredder haalt is hij een slechte directeur.’

Gelukkig werd de man opgevolgd door een goede directeur. De nota leefde meteen na overhandiging een versnipperd leven in recyclingfabriek. De organisatie, waar de oude directeur met ongelooflijk veel egards afscheid nam, leefde op. Er is niets zo nuttig als wisseling van de wacht nadat de levenscyclus van een leidinggevende is voltooid.

Wie de lengte van die levenscyclus in de gaten moet houden? De leidinggevende zelf, en dat is een kunst op zich. Het blijkt dat lang niet iedereen daartoe in staat is, tot het hoogste niveau toe (zie Biden). Natuurlijk ligt hier ook een taak voor zijn toezichthouders, maar bij dit soort leidinggevenden zijn dat meestal vrindjes en andere bewonderaars.

 

568

Journal

 

Au norm

Maandag 22 juli, Cadouin

 

We lopen met vijf mensen door de tuin. Drie daarvan zijn voortdurend met elkaar in conclaaf, Wyb en ik luisteren, ik begrijp slechts een kwart van wat ze zeggen. Ze overleggen over de plaats van een nieuwe septic tank. Wat best een moeilijke beslissing is, want de ondergrond van onze tuin bestaat uit rots. Graven zal een hele klus worden, dus de leidingen moeten zo kort mogelijk worden. De man van de waterzuivering, die uiteindelijk zijn toestemming moet geven, heeft een resolute oplossing: kap de catalpa, vormen zijn wortels ook geen gevaar. Wyb en ik zijn daar fel tegen, wij houden van onze catalpa.

Uiteindelijk vinden ze een hoek in de tuin waar iedereen het mee eens is. Het zal ons veel geld kosten, maar we hebben het bij de aankoop van het huis ingecalculeerd. Overigens is het volstrekte onzin dat we een nieuwe septic tank moeten plaatsen. De huidige tank, een betonnen bak, voldoet prima. Maar volgens het waterzuiveringsbedrijf is hij niet au norm. En in Frankrijk is dan verdere argumentatie zinloos. Au norm is au norm. Voor wie niet weet wat een septic tank is, zo’n tank zuivert onze poep en pies. Een goed rioleringsstelsel, zoals wij dat in Nederland kennen, is een luxe die Frankrijk zich niet kan permitteren. De huizen liggen te ver uit elkaar, de grond is vaak rotsig.

Drukte in de tuin, drukte op sociaal gebied. Juli, augustus, het is hoogseizoen voor ons. De Dordogne werkt op volle toeren, het toerisme bloeit en dat betekent dat we veel bezoek krijgen. Esmee en de kleinkinderen zitten op een camping vlakbij en gisteravond was het de tweede avond dat we tot middernacht hebben zitten praten. Opnieuw verlieten we in kennelijke staat de camping. Wyb iets meer dan ik, ik moest nog rijden. Niet geheel au norm, maar er niet ver vanaf. Eind deze week komen er nog vrienden. Volgende week andere vrienden en de week daarop weer. Ik vind het heerlijk. Meestal heb ik maar twee mensen waarmee ik kan praten: Wyb en mijzelf. Nu kunnen we weer eens lekker bomen en het leven doornemen.

De foto hieronder heeft niets met de kennelijke staat van Wyb te maken. Ik gebruik hem associatief. De foto maakte ik toen we in Spanje waren, ik meen dat ik hem in Malaga heb gemaakt. Niets in Spanje is benepen. De huizen niet, de infrastructuur niet, de straten niet. Vaak zijn ze bestraat met het mooiste materiaal. In de straat waar Wyb hier ligt was de bestrating net iets te glad. Een gracieuze val levert veel plezier op en een grappige foto. Maar ik geef toe, het is niet bepaald au norm om op die manier de weg te gebruiken.

Journal

 

Flitsen

Zondag 21 juli, Cadouin

 

Een van de charmes van de Dordogne is dat er weinig gebeurt. De Dordogne is diepe provincie zoals Drenthe dat in Nederland is. Die rust trekt veel mensen aan die drukte voor gezien houden, die het zich kunnen permitteren de wereld de wereld te laten. Op de basisschool zei mijn lievelingsonderwijzer ooit: ‘Waar bomen zijn, zijn de rijken.’ Mijn hele leven let ik er op of dat waar is: het klopt.

De Dordogne is bezadigde rust. Maar dat neemt niet weg dat het ook de streek is waar groots spektakel plaatsvindt. Eens in de zoveel tijd wordt die weldadige rust verstoord. Gisteren was het weer zover. Het begint vaak met een warme dag. Ik stuurde een foto naar een vriend waar de thermometer 34 graden op aanwijst.

Op weg naar Esmee en de kleinkinderen die een dorp verderop zojuist op een camping waren aangekomen zag ik het: donderwolken. Hoge stapelwolken die vragen om ontlading. De lucht maakte zich op waarvoor zij in de Dordogne zo uitblinkt: onweer. We zaten nog geen half uur voor de tent toen de eerste flitsen verschenen en de eerst donderklappen.

Dies schiet, zoals altijd, bij me op schoot. Een van de prettige bijkomstigheden bij ons vertrek naar Frankrijk was dat wij verlost waren van dat domme vuurwerk waar Dies zo bang voor is. We dachten niet alleen onszelf maar ook Dies een rustiger leven te geven. Dat laatste bleek niet te kloppen. Voor het vuurwerk kwam het schieten van de vele jagers en het onweer in de plaats. Als Dies moest kiezen tussen al deze kwaden dan koos hij voor het vuurwerk, dat is tenminste beperkt tot een korte periode.

De bliksemflitsen rijten de lucht open. In de Dordogne kan dat uren doorgaan. Dies vindt enige rust in de tent van Esmee. Zoals wij de instructie krijgen in geval van een bombardement in een kelder of onder een tafel te gaan zitten, zo lijkt Dies te hebben uitgevogeld dat tafels veiligheid bieden tegen onweer.

Omdat Wyb op deze camping heeft gewerkt, zitten we op het eind van de avond met een stel medewerkers van de camping op het terras. Om ons heen de ene na de andere flits en donderslag. Niemand die er om maalt. Iedereen die hier woont is er aan gewend.
’s Avonds laat stappen Wyb en ik in de auto om naar huis te gaan. Dies is opgelucht, een auto behoort voor hem tot een van de veiligste plekken op aarde. Een auto betekent in slaap vallen door het monotone geluid van de motor.

Het lijkt alsof wij door oorlogsgebied rijden. Overal vuurwerk om ons heen. Inslag na inslag. Om het beeld mooi filmisch te maken zorgt de warme aarde ervoor dat de regen die er op valt zich omzet in damp. Zo rijden we soms door dichte vuurdampen. Waar je ook woont op zo’n avond in de Dordogne, nergens is het rustig, het onweer is overal. Door de flitsen wordt de nacht soms opeens dag. We zijn blij als we thuis zijn. Dies duikt meteen onder een tafeltje, het onweer is nog lang niet voorbij. Zelfs niet bij ons thuis.

567

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

De tijd is net een paard, de mens de ruiter.
En plots slaat het op hol. Ho, stop! Ik stuiter
hulpeloos op zijn harde rug, ik span de teugels.
Tevergeefs. De tijd. Een tomeloze ruiter.

Journal

 

Beet

Zaterdag 20 juli, Cadouin

 

De trouwe lezer van Dossiermoddergat zal het zich nog herinneren, nog voor de wolf in Nederland aankwam, heb ik hem gewaarschuwd: kom niet naar Nederland, het is absoluut geen land voor wolven. Nederland is in veel opzichten een psychotische patiënt, een patiënt die echt niet weet hoe hij ermee om moet gaan.

Als voorzitter van de Partij ter Bevordering van de Onveiligheid weet ik als geen ander dat Nederland een obsessie heeft ten opzichte van veiligheid. Alles wat een beetje onveilig is en/of lijkt, moet worden vermeden en liefst geëlimineerd. Alleen al de rol die de wolf in sprookjes speelt, maakt de Nederlander panisch. Grootmoeder wat heeft u grote oren, Grootmoeder wat heeft u grote tanden. En je ziet de eerste Nederlanders al wegrennen.

Tweede obsessie voor Nederlanders: de portemonnee. De onderbuik vormt zijn hersens, zijn portemonnee is zijn Heilig Hart. Die wolven hebben de neiging om zo nu en dan eens een schaap te verorberen. Dom, want een schaap vertegenwoordigt geld. Dat zo’n schaap een beest is maakt niet uit. Nederland doodt op ongekende schaal koeien, varkens en kippen. Het maakt ze niet uit, die zijn lekker. Maar een schaap, daar krijg je een paar honderd euro voor en dus moet een wolf daar met zijn bek van afblijven. Een boer kun je niet kwader krijgen dan aan zijn portemonnee te komen.

Tegen mijn advies in is de wolf toch gekomen. Dom, neem alleen die snelwegen al. Menige wolf heeft daar al het loodje gelegd. De wolf denkt dat hier natuur is omdat hij bomen ziet. Maar er is hier natuurlijk helemaal geen natuur. De natuur is hier kapot vergiftigd en wat er nog uitziet als natuur is in feite een park waar mensen in mountainbiken of motorcrossen en meer van die dingen om herinneringen te maken. De wolf zal hier nergens rust hebben.

De enige die profijt heeft van de wolf is de ambtenaar. Het aantal protocollen dat rond de wolf is geschreven is indrukwekkend, het bevat meer pagina’s dan Simon Vestdijk bij elkaar heeft geschreven, en dat zijn er verdomde veel. De wolf houdt tientallen ambtenaren aan het werk. In feite is de wolf omgeven door protocollen, gelukkig heeft hij er geen weet van, de stakker.

De wolf is al jaren in Nederland en nog nooit heeft een wolf een mens aangevallen, terwijl iedereen dat toch voorspelde. Tot deze week, luidt het verhaal. De wolf heeft een kind gebeten dat zoet werd gehouden bij de Buitenschoolse Opvang. Maar het kind, zo luidt het verhaal verder, heeft geen verwondingen, want de wolf beet haar maar kort.

Hij beet haar maar kort! Elk nieuwsmedium nam het over. Zijn ze nou helemaal van de pot gerukt: een kind wordt gebeten of niet, kort of lang speelt geen rol bij bijten. Of een dier doorbijt, dat geeft de doorslag. En aangezien het kind niet is verwond, heeft de wolf dus niet gebeten, zegt de logica. Begrijpelijk dat het kind en haar begeleidster zich rot zijn geschrokken, staat opeens de Boze Wolf naast je.

Het is zo jammer dat de wolf niet naar mijn advies heeft geluisterd, hij had zich veel ellende kunnen besparen. Nogmaals, nou kan het nog, want de BBB heeft het voor te zeggen, de partij die is opgericht om koeien, varkens en kippen te martelen en wolven uit te roeien: ga lekker terug naar de wouden van Polen en Rusland en berg je voor de Nederlander, hij is jullie niet waard. De Nederlander is een angsthaas en een zenuwpees en verkeert in permanente staat van neurotische angsten en opwinding.

566

Journal

 

Komma

Vrijdag 19 juli, Cadouin

 

Een dichter schrijft gedichten. Klinkt eenvoudig, is het soms ook. Maar het kan ook tegenvallen. Dichten is meestal tobben. Als een timmerman een tafel maakt, weet hij waar hij aan toe is. Een tafel moet rechthoekig, vierkant of een andere vorm hebben en zoveel poten dat hij stabiel staat. En als mensen eraan kunnen zitten, is een tafel af. Maar een dichter weet nooit wanneer een gedicht af is. Een dichter weet vaak niet eens of hij wel een gedicht heeft gemaakt. Een gedicht kan in zoveel verschijningsvormen tot hem komen, zelfs zo dat hij denkt: wat heb ik nou weer gemaakt?

En als het gedicht aan hem is verschenen, dan gaat de dichter vaak lang tobben of het gedicht niet beter kan worden. Dat wil zeggen: wat hij beter vindt. Het is dan weer de vraag of iemand anders dat ook vindt. Maar ik vind dat een dichter zich daar niet druk over hoeft te maken. Er is maar één criterium: een gedicht is af als de dichter vindt dat het af is. Al kan dat best wat voeten in aarde hebben. En als de lezer het daarna niks vindt, wat goed mogelijk is, de meeste mensen hebben sowieso geen bal met gedichten, dan is dat jammer voor hem, maar hij heeft zijn best gedaan. Ik vind dan ook dat een dichter de lol uit zichzelf moet halen en als anderen daar ook lol aan beleven heeft hij mazzel.

Ik begin erover omdat ik een verzamelbundel van mijn gedichten heb samengesteld. De meeste gedichten belandden in de prullenbak, een stuk of 180 verschijnen in Het huis van het weekdier, zoals de bundel gaat heten. De bundel is af, maar voor de zekerheid heb ik Henk Kuiper (tevens De Corrector van dit blog en oud kompaan) gevraagd of hij de bundel nog eens op spelling wil nalopen.

Dat dichten tobben is, wil ik de lezer graag laten ervaren aan de hand van het gedicht Muhammed Ali, dat eerder op Dossiermoddergat heeft gestaan.

 

Muhammed Ali

Ik wil leven zoals
Muhammad Ali bokste

lichtvoetig aanvallen
met open vizier

zo nu en dan een uppercut
en dan weer een linkse directe

onvervaard voorwaarts en
moedig zijwaarts

als het moet verdedigen
soepel en wendbaar ontwijken

en altijd vederlicht dansen.

 

Bij het corrigeren van het gedicht laat Henk weten: ‘Tussen ‘moet’ en ‘verdedigen’ nog een komma plaatsen.’
Ik schrik daar enigszins van, heb ik iets over het hoofd gezien? Want het zetten van komma’s is essentieel voor een gedicht. De komma’s zijn, samen met andere interpunctie (of juist geen interpunctie) de poten onder een tafel.

Ik herlees het gedicht en ben het niet met Henk eens en schrijf: ‘Die komma haalt toch, als je het leest, het ritme uit het gedicht.’

Henk is het niet met me eens en schrijft: ‘Lees het maar eens hardop mét komma. De pauze die na de komma valt, versterkt dan juist de impact van ‘verdedigen’. Vind ik, maar over dichterlijke vrijheid valt niet te twisten.’

Even later krijg ik nog een app’je waarin hij zijn standpunt meer kracht geeft: ‘Als je wèl een komma achter ‘moet’ plaatst dan vind ik ook dat in de daaropvolgende stilte op fraaie wijze de spanning van het boksen wordt gevangen: de drang om toe te slaan uitstellen om vervolgens alsnog…’ En dan zet hij er drie emoticons achter die vuistslagen voorstellen.

Ik antwoord: ‘Maar als je achter ‘moet’ een komma zet, is het ritmisch mooier als je die ook achter ‘verdedigen’ zet. Maar dan koppel je dat woord zo los van de volgende regel.’

Henk geeft zich niet gewonnen: ‘Ik vind dan weer in dit geval dat de komma achter ‘verdedigen’ niet nodig is. Ook omdat het effect van een komma deels bereikt wordt doordat je daarna met een nieuwe zin begint. En wat je zegt, de komma achter ‘verdedigen’ breekt óók het ritme.’

Daarin geef ik hem absoluut gelijk. Ik: ‘Zie je wel dat het enorm lastig is om dichter te zijn? Zitten we te emmeren over komma’s.’

Henk: ‘Maar fascinerend toch? Filosoferen over de kracht en consequenties van taalkeuzes. En je kan dus allebei gelijk hebben, dat is óók bijzonder. Want taal is niet alleen betekenis maar ook gevoel. Erg leuk om ons herkauwen zo te spiegelen.’

De volgende dag lees ik het gedicht opnieuw en besluit de komma toch niet te zetten. Nu weet ik waarom, ik moet niet kijken naar die enkele alinea. Ik moet die komma zien in het licht van het hele gedicht. In het gedicht staan verder geen komma’s. En dat is niet voor niets. Het gedicht heeft de snelheid en lichtvoetigheid van Muhammed Ali. Een komma zou die snelheid en lichtvoetigheid doorbreken en tevens de consistentie van het gedicht doorbreken.

565

Journal

 

Spoortjes

Dinsdag 17 juli, Cadouin

Ik woon 1300 kilometer van Nederland, dat neemt niet weg dat ik deze week twee keer een spoor naliet op de Nederlandse televisie. Nou ja, spoor. Spoortje is een betere typering, maar ik vind het toch frappant.

Voor het eerste spoortje is zelfs het verkleinwoord al te veel. Wyb en ik stonden in de Lot naar de Tour te kijken en die avond waren we op televisie te zien. Ook zien is een te groot woord. Wyb zei nadat we de beelden hadden gezien: ‘Daar moeten we toch ergens hebben gestaan.’ We moesten diverse keren terugspoelen voordat we onszelf inderdaad zagen staan. Ik maakte een foto van het stilstaande beeld en zette het op Facebook (zie hieronder). Een vriend vroeg of hij terug moest kijken om ons te zien. Ik raadde het hem af, wie niet speurt zal ons nooit zien.

Het tweede spoortje mogen we wel een spoor noemen. Ik schrok er zelfs van. De belangrijkste foto van mijn jeugd verscheen opeens full screen. De aanstichter was Fons de Poel, op de foto in gestreept T-shirt. Als afsluiting van zijn carrière als tv-journalist mocht hij nog één keer een reportage over de Vierdaagse maken, wat hij, geloof ik, al twintig keer eerder had gedaan. Hij begon met een jeugdfoto omdat op die foto ook mijn eens beste vriend Jacques Thielen stond (uiterst links).

Jacques, die vele malen de Vierdaagse liep en aan de St. Annastraat woont, de Via Gladiola, wordt in het laatste programma van Fons opgevoerd als filosoof van de Vierdaagse. Met zichtbaar plezier laat hij zijn diepere overpeinzingen over het belang en de waarde van de Vierdaagse gaan. Als ik het mij goed herinner, moesten wij in onze puberteit helemaal niets van die Vierdaagse hebben, wat wij toch een soort verwerpelijk militair gebeuren vonden. Maar inderdaad, die tijd ligt ver achter ons, en is van geen belang meer.

Voor wie de foto verder wil begrijpen. Op de foto staan mijn vrienden met wie ik volwassen werd. We waren een hechte vriendengroep. Luus, die op de knieën naast mij zit, reageerde op Facebook: ‘Wat waren wij jong!!!!! Waarop ik antwoordde: ‘En gelukkig, en vol Sturm und Drang, en ambitieus, en idealistisch, vol plannen, de toekomst was van ons, alles zou beter worden en daar zouden wij wel even voor zorgen, het leven was één groot avontuur.’

We staan op deze foto trouwens als cabaretgroep Antigone. Wat niet bepaald een groot succes werd. De première vond plaats in het jongerencentrum van Dukenburg. Er was zowaar een recensent, de vader van Patricia die rechts naast Jacques staat. De recensie was, zoals was te verwachten, positief. Daarna traden we, als het ik het me goed herinner, nog in een bejaardenhuis op.

De cabaretgroep stierf een laffe dood. We zouden optreden op een groot jaarlijks festival in De Lindenberg. Het was een driedaags festival met jazz, cabaret en pop. Even voor ons optreden kregen we te horen dat Bram & Freek, bekend van Neerlands Hoop in Bange Dagen, bij ons kwamen kijken. Hierdoor werden we zo zenuwachtig dat we de voorstelling niet hebben laten doorgaan. Een weinig heroïsch einde dus van onze cabaretambitie.

Onze hechte vriendschap verwaterde. Waarom? Ieder ging naar een andere school, kreeg andere interesses, verhuisde naar andere steden, kreeg andere vrienden, en nog een heleboel andere redenen. Als we elkaar tegenkomen is het een feest der herkenning en nostalgie. Maar ook dat gebeurt nauwelijks meer. Is ook erg moeilijk als je 1300 kilometer van Nederland woont.

Journal

 

Demograaf

Dinsdag 16 juli, Cadouin

 

Een paar weken geleden schreef ik een blog over mannenmode. ‘Verbaas je je niet dat ik een blog schreef over mannenmode?’ vroeg ik aan Wyb die het stoïcijns tot zich nam.
‘Nee, eigenlijk niet. Volgens mij kun jij overal over schrijven.’
Dat vond ik nogal een uitspraak. Of ik wel of niet ergens over kan schrijven, heb ik nog nooit bij stilgestaan. Elke dag dient zich een onderwerp aan en daar schrijf ik dan over. Ik vergelijk me graag met een jazzmuzikant die al improviserend van het een op het ander komt. Maar ik nam mij voor toch eens de proef op de som te nemen.

Vandaar dat ik vandaag de drie delen van de Dikke van Dale naast Wyb op de bank zet die naar de Tour zit te kijken die langs Sommières komt, een van de stadjes in de Languedoc waar wij zo van houden en vaak zijn geweest.
‘Wyb, kies eens een deel.’
‘Waarom?’
‘Dat hoor je wel.’
Ze kiest deel 1, a t/m i.
‘En kies nou eens willekeurig een zelfstandig naamwoord.’
Ze slaat het boek open en wijst een woord aan: demograaf. Verklaring: een wetenschapper die zich bezighoudt met het onderzoek naar en de beschrijving van ontwikkelingen in omvang, samenstelling en ruimtelijke spreiding van bevolkingen en maatschappelijke oorzaken en gevolgen daarvan.

Het woord doet me meteen denken aan mijn Franse Nicht. Zo nu en dan fantaseren wij over het verdwijnen van de mens van de planeet. Ondanks dat mijn Nicht altijd zegt dat voor haar het glas altijd driekwart vol is, vindt ze het toch het beste als de mens langzaam zou uitsterven. Ik ben het van harte met haar eens. Tijdens dat fantaseren verzinnen we scenario’s hoe dat zou kunnen gebeuren. Dat zou je kunnen forceren, maar het zou ook een politiek besluit kunnen zijn. We spreken met elkaar af dat niemand nog kinderen kan krijgen. Dat betekent dat over pakweg honderd jaar de planeet bevrijd is van de mens. Voor al het andere leven op de planeet lijkt ons dat verreweg het beste.

Vandaar dat ik met grote belangstelling maandag een artikel in de Volkskrant las. De kop: ‘Ruim 60 landen, waaronder hele grote, zien de bevolking krimpen’. Nu zijn er ruim 8 miljard mensen op de aarde. Dat groeit naar 10 miljard, daarna zal de daling inzetten. Onder andere Duitsland, Rusland en China zijn het hoogste punt al gepasseerd. Een kwart van de wereldbevolking leeft in landen waar de populatie daalt. In Nederland bereiken we de piek in 2041, er kan dus nog meer bij blijkbaar. Genoeg reden om lekker in de Dordogne te blijven.

De wereld bevolking groeit dus nog, maar de groei gaat steeds langzamer. In 1990 kreeg een vrouw gemiddeld 3,3 kinderen, dat is al gedaald naar 2,3 kind. Bij een gemiddelde van 2,1 blijf de wereldbevolking constant. In meer dan de helft van de landen ligt dat gemiddelde al lager. Het cijfer van de Dordogne ken ik niet, maar het ligt ver onder de 1. Als ik tegenwoordig een baby zie, vind ik dat een bezienswaardigheid.

Zou Wyb dan toch gelijk hebben dat ik overal over kan schrijven?

565

Journal

 

Jardin Médiéval

Maandag 15 juli, Cadouin

 

Vorig jaar dacht ik nog dat ons dorp verder in de versukkeling zou raken. De enige bakker sloot zijn deur, de garage verhuisde naar een naastgelegen dorp, het beste restaurant van het dorp sloot zijn deuren door een scheiding van de eigenaren.
Ooit was Cadouin het belangrijkste dorp van de omgeving, het floreerde door het rijke Roomse leven. Er was een belangrijke abdij, de lijkwade van Jezus lag in het dorp, vele pelgrims deden het dorp aan en om dat te stroomlijnen huisden er diverse kloosterordes.

Totdat werd bewezen dat de lijkwade een vervalsing was. De pelgrims bleven weg en met dat wegblijven verdween de clerus en het geld. Een levendig dorp met meer dan duizend inwoners verviel tot een onbeduidend dorp. Wat resteerde was de architectuur van dat rijke Roomse leven. Een waardevolle erfenis, want de abdij en de voormalige kloosters zorgen er nu weer voor dat toeristen het dorp levendig houden.

Dit jaar schijnt er een soort revival te zijn. De burgemeester had al eens gezegd dat het een golfbeweging is met dit dorp, keer op keer bloeit het toch weer op. Zo wordt deze week Café Le Triskel weer geopend, vroeger het sociale hart van het dorp. Ik ben benieuwd of het die status opnieuw krijgt.

Grote verrassing is de heropening van Les terrassen de la Côté Rouge. Het restaurant is overgenomen door een Belgisch, Nederlands stel. Hij is de chef, zij de gastvrouw. Wyb en ik hebben er vorige week gegeten en verdomd het is voor de Dordogne van ongekende kwaliteit. De chef kookt buitengewoon ambitieus en creatief, we aten er buitengewoon goed. In dit op vlees gericht land, kun je er zelfs vegetarisch eten.

Het veldje achter de abdij was een soort rommelweitje. Soms voetbalden er groepen kinderen die op schoolreis in de Auberge des Jeunesse verbleven, soms stonden er paarden, maar het was vooral verwaarloosd. De afgelopen weken werd er volop gewerkt.

Wyb en ik hadden geen idee waar ze mee bezig waren. Er verschenen houten bakken, een keurig pad werd aangelegd, er kwam een fontein en het begon steeds meer te lijken op een grote moestuin. Een sjiek bord gaf een paar dagen geleden uitsluitsel: we hadden te maken met een Middeleeuwse tuin, alsjeblieft, voor de gemeenschap. Het schijnt dat wij dorpsbewoners er gebruik van mogen maken, het wordt een soort pluktuin, verzorgd door een associatie die erfgoed beheert.

Het mooiste bewaar ik voor het eind. Door die verdomde motorcross een paar maanden geleden verdwenen de paarden uit onze vallei. Ze konden onder andere niet terugkomen omdat de vallei zo vol gezond gras en planten stond dat ze zich dood zouden kunnen eten. Ver weg stonden onze paarden nu in een veel kleinere wei. Caroline, de eigenaresse van de paarden, vertelde dat ze, als ze met de paarden ging lopen, ze steeds terug wilden naar de vallei. Wat ik mij goed kan voorstellen.

Sinds een paar dagen is het weer zover. De paarden zijn terug. De vallei ziet er weer uit zoals de vallei eruit moet zien. Eindelijk zien we weer grazende en dravende paarden.

Journal

 

Spreeuwenjager

Zaterdag 13 juli, Cadouin

 

Ik zit in de kruin van een boom waar een gezellige kamer is ingericht. Als ik naar beneden kijk, slaat de schrik me om het hart. De boom is ongelooflijk hoog. Hoe kom ik hier ooit weer naar beneden? Stom dat ik me hiertoe heb laten verleiden. Ik had het me nog wel zo voorgenomen: klim nooit in hoge dingen. Op dat moment gaat de wekker. Ik word wakker uit een diepe droom, ik ben meteen opgelucht dat het maar een droom was. De wekker is gelukkig vroeg afgegaan omdat Wyb vandaag moet werken.

De angst voor hoogte, ik weet precies waar ik dat eerder voelde. Zo nu en dan droom ik erover, in allerlei varianten. Het is begonnen in Dodewaard. In de vakantie logeerde ik bij een neef van mijn moeder, ome Geert, die fruitteler was. Samen met Gerie, zijn zoontje, was ik daar spreeuwenjager.

Midden in de boomgaard stond een hoge, houten toren, ik denk zo’n twaalf meter hoog. Via een houten ladder klom je naar boven. En dan begon voor mij het engste gedeelte. Van de ladder moest je op de vlonder zien te kruipen, waar ik soms uren op stond. De vlonder had gelukkig een balustrade. Maar de beweging die moest zorgen dat je van de ladder op de vlonder schoof, bezorgt mij nu nog buikpijn van angst als ik er alleen maar aan denk.

Aan de balustrade hingen tientallen touwen die zich in stervorm door de boomgaard verspreidden. Aan elk touw hingen tientallen blikjes. Als we spreeuwen of andere vogels de kersen bongerd in zagen duiken, trokken Gerie en ik hard aan die draden. De blikjes ketsten tegen elkaar. Het was de bedoeling dat die herrie de spreeuwen zou verjagen. Meestal lukte dat prima, maar op een gegeven moment merkten we dat die spreeuwen aan dat geluid wenden, de morellen die aan de bomen hingen waren een traktatie voor ze.

Mijn oom zette dan een zwaarder wapen in. Her en der verspreid door de boomgaard plaatste hij apparaten die enorme knallen produceerden. Het was een soort carbid schieten. Om ons heen op die toren klonken dan keiharde knallen. Wij trokken aan die blikken, afgewisseld met knallen, het was een complete oorlog om de spreeuwen te verjagen, wekenlang waren we er druk mee.

Als het donker was, hielden we ons met andere zaken bezig. Om het huis van mijn oom lag een slotgracht. Gerie en ik hadden een vlot gemaakt waarop wij denkbeeldige zeeslagen uitvochten.

Daarna gingen we ons douchen en gaven we ons vaak over aan een ietwat absurde krachtmeting. Het gebeurde regelmatig dat we beiden een erectie hadden. We deden dan een wedstrijdje wie de de meeste handdoeken omhoog kon houden voordat het lid het door de zwaarte naar beneden werd getrokken. Soms lukte het Gerie om op deze manier vijf zware badhanddoeken omhoog te houden. Dit record heb ik helaas nooit kunnen evenaren.

564

Journal d’images

 

De zijkant van de Tour

Vrijdag 12 juli, Cadouin

Journal

 

Glamping

Donderdag 11 juli, Cadouin

 

Wyb en ik kijken nu al jaren televisie op onze laptop. Bijzettafeltje voor de bank, laptop erop, wij op de bank, zo hebben we topavonden. Gisteren hadden we bezoek van Ien, onze ex-buurvrouw uit Groningen, die toevallig vlak bij ons stond met haar camper. En om nou met z’n drieën op de bank te gaan zitten. Daarom gingen we naar de glamping waar Wyb op zaterdag helpt met de boel op orde te brengen voor nieuwe gasten. Daar was een groot scherm en gezelligheid, ideaal dus om een halve finale van het Nederlands elftal te gaan bekijken.

Ik was er nooit eerder geweest en volgens Wyb was het een van de mooiste glampings van de Dordogne. En dat bleek te kloppen. Ieder heeft een eigen plaats als een klein landgoed. Lampjes rond de tent, Iedereen gekleed alsof de modefotograaf van Happinez langskomt voor een coverreportage. Sowieso zijn er maar weinig mensen, dus je hebt geen last van bier zuipende buren die de radio te hard hebben aanstaan en ’s nachts gewoon op sterkte in de olie doorpraten, zoals ik zo vaak heb meegemaakt.

Door de mensen die er waren, werd ik met de neus op de feiten gedrukt: ik ben een lompe boomer. ‘Naar voren met die bal, zak,’ riep ik in het vuur van de strijd tijdens de wedstrijd. Alle ogen richtten zich op mij: wie is die oude man met dat grove taalgebruik?
Ik werd ook een beetje opgefokt door allel kinderen die door mijn wedstrijd liepen te schreeuwen. Het adagium is daar: alles is goed, als de kinderen maar plezier hebben, en daarvoor is alles veroorloofd. Dat begrijp ik, vond ik vroeger ook. Maar ik wilde gewoon naar die wedstrijd kijken, met weemoed dacht ik aan mijn laptopje, Wyb en ik op de bank.

Ik was in een andere wereld beland. Het leek of ik op het terras van Wildschut zat, een gewild café aan het Roelof Hartplein in Amsterdam. Ik durf mijn kop er om te verwedden dat elke jonge moeder op deze glamping elke dag even haar yoga oefeningen doet. Het zou me niet verbazen als ze hun bakfietsen op een oplegger mee naar de Dordogne hebben genomen. De ene na de andere champagnefles plopte open, young urban people op het Franse platteland.

De wedstrijd tussen Nederland en Engeland eindigde als een hartinfarct. Het is de laatste minuut, iedereen kijkt uit naar de verlenging en stiekem al naar de penalties. En dan is het gedaan, afgelopen, klaar. Engeland scoort in die laatste minuut 2-1, en dan weet je: alles is voorbij. Weg hoop, weg illusies, kouwe douche, totale deceptie, iedereen naar huis, de oranje outfit kan weer in de kast tot de volgende oranje hype.

563

Journal

 

Aderen

Woensdag 10 juli, Cadouin

 

Een vriend vraagt of ik nu, qua voetbal, ook fan ben van Les Bleus. Hierop is maar één antwoord mogelijk: ‘Nee, nee, totaal niet. Ik ben en blijf in hart en nieren een Nederlander.’
Later op de avond app ik met Esmee, die in Nescafé op Ameland met een heleboel mensen naar de wedstrijd Spanje-Frankrijk kijkt. Ze blijkt de enige supporter van Frankrijk te zijn.

Na het eerste doelpunt van Frankrijk appt ze me enthousiast: ‘Bam!’
Ik app haar: ‘Maar ik ben stiekem voor Spanje. Frankrijk speelde zo saai en fantasieloos.’
Haar antwoord is duidelijk: ‘Schaam je, Pa. Als Joris dit hoort.’
Daar zit inderdaad wel een probleempje. Mijn kleinzoon (11 jaar), fanatiek voetballer, is een groot fan van Mbappé. Ik druk haar op het hart het niet tegen hem te vertellen.
Uiteindelijk wordt de uitslag zoals ik hem samen met een vriend voorspelde: 2-1. Wat een vorm van gerechtigheid is, denk ik.

Toch raar dat ik geen supporter van het Franse elftal ben. Ik voel er zelfs niets bij. Ik hou in gedeeltes van Frankrijk. Ik hou van het landschap, ik hou van de natuur, ik hou van de oude cultuur, van grotwoning tot de prachtige Franse steden, het middeleeuwse decor. Maar ik moet bekennen dat ik de Fransen niet in mijn hart kan sluiten, en daar doen ze ook weinig moeite voor.

Vandaag moest ik op aanraden van mijn dokter naar een specialist om te kijken hoe het met mijn aderen ervoor stond. Zelf had ik daar geen twijfel over, maar mijn dokter neemt geen enkel risico. Als ik een keer rugpijn heb, schrijft ze meteen een doorverwijzing uit voor een MRI-scan. Die aderen wil ik best laten bekijken want die van mijn vader waren eens volledig verstopt, maar die rookte dan ook als een ketter. Vermoedelijk zaten zijn aderen vol met nicotine. Maar ja, erfelijke belasting, moet je toch rekening mee houden.

Wyb gaat als gewoonlijk weer mee om te tolken. Bij doktoren moet je op elke nuance letten. Eerst doet een receptioniste de intake: formulieren, carte vitale scannen, het gebruikelijke ritueel. Dan komt een dame mij halen waarvan ik vermoed dat zij de specialist is, zij installeert mij half ongekleed op een onderzoekstafel. Na een tijdje laat ze weten dat de specialist zo komt.

Dan komt een mannetje in zwarte kleren binnen met een mondkapje voor. Wyb en ik zeggen hem bonjour. De man bromt iets terug zonder ons aan te kijken en gaat achter een computer zitten. Hij rommelt wat en komt dan naar me toe gelopen. Hij smeert me in met een gel en gaat dan met een apparaat over mijn aderen. Hij heeft dan nog geen woord gezegd. Communicatie: nul.

Als hij klaar is gaat hij achter de computer weer wat rommelen. Als hij daarmee klaar is, komt hij naar me toe en geeft hij me een papier om de gel te verwijderen en mompelt: ‘Tout est normal.’ Zonder verder iets te zeggen verdwijnt hij door een andere deur. Nul contact, lompheid ten top. Het is niet de eerste keer dat we dit meemaken. Service, klantvriendelijkheid, connectie, openheid, het is vaak ver te zoeken. Het maakt het moeilijk om naast van Frankrijk ook van de Fransen te houden.

562

Journal

 

Tuintafereel

Dinsdag 9 juli, Cadouin

 

Het is half acht. Wyb en ik zitten na het eten in de tuin. Ik zit eigenlijk heel weinig in de tuin, het liefst zit ik op onze veranda in de schaduw. Naarmate we hier langer wonen, is Wyb meer van de tuin gaan houden. Vaak is ze onder of naast de catalpa te vinden.

We zitten te niksen. Nou ja, niet helemaal. Wyb meet de stilte. Het is een spelletje dat we zo af en toe doen. Ik heb het uit een natuurboek van Bart Garthoff uit de jaren zestig. Daarin schreef hij dat hij nog nooit op een plek in Nederland was geweest waar hij langer dan een kwartier geen mechanisch geluid hoorde. Wyb gebruikt de stopwatch om te kijken hoe lang het bij ons absoluut stil is. Ze komt niet verder dan vijf minuten. De boosdoener is het vliegverkeer. Hoog boven ons vliegen buitengewoon regelmatig vliegtuigen die je normaal gesproken niet hoort, maar als het stil is toch in de verte hoort.

Met een app, Plain Finder, kan ze het vliegverkeer volgen. Er komt een vliegtuig over dat op weg is naar Alicante. Even later een vliegtuig dat naar Pau gaat. Op die app vind je alle gegevens over vliegtuigen.
Stel je voor dat wij hier in de jaren zestig hadden gezeten. We hadden ons niet kunnen voorstellen dat we in de toekomst vanaf een schermpje het totale vliegverkeer in Europa zouden kunnen volgen. En om het nog onvoorstelbaarder te maken. Ik volg met de app BirdNET het geluid van de vogels in de buurt. Welke vogels horen we nu eigenlijk? Na een paar opnames weet ik dat het de zwartkop en de vink zijn.

Om acht uur schakel ik mijn iPhone over naar het Journaal. We horen daar het verbluffende nieuws dat het Rassemblement National in Frankrijk niet de grootste partij is geworden. Integendeel. Het linkse blog, Nouveau Front Populaire, is de grootste geworden, gevolgd door Ensemble, de partijen in het midden rond president Macron.

Wat een verschil met Nederland. Nederland heeft nauwelijks weerwoord geboden aan de opkomst van extreemrechts. Dilan Yesilgöz zette voor de verkiezingen al de deur open voor de PVV en extreemrechts marcheerde niet gehinderd de macht binnen. Hier in Frankrijk hebben partijen zich verenigd, ze hebben onderhandeld, onderlinge afspraken gemaakt om RN maar buiten de deur te houden, en het is gelukt. Vraag die me bezighoudt, waarom hier in Frankrijk wel en in Nederland niet?

Mijn voorlopige antwoord: in Nederland is ethiek en moraal uit de politiek gebannen. Wij hebben een technocratische democratie. De kiezer heeft gekozen en daarmee is de kous af. Alsof je daar niets aan kunt doen en waarom zou je een partij met 35 zetels carteblanche geven omdat het de grootste is? Wie idealen heeft zal er alles aan doen om dat te voorkomen. Maar in Nederland heeft vrijwel niemand meer idealen. Als de hypotheekaftrek maar niet wordt aangetast. In Frankrijk krijgen de kinderen op de basisschool al les in filosofie en is lezen zwaar verankerd in de cultuur. Om de uitslag te vieren trekken we een fles wijn open.

562

Journal

 

Samoerai

Maandag 8 juli, Cadouin

 

Een van mijn favoriete schrijvers is Alex Boogers. Op Ameland kwam ik een paar maanden geleden een nieuw boek van hem tegen: De schrijver als samoerai. Wekenlang lag het verleidelijk op een stapel. Gisteren kon ik er eindelijk aan beginnen.. En op de tweede bladzijde lees ik een fragment dat het motto van Dossiermoddergat zou kunnen zijn:

Het schrijverschap betekent meer dan één artistiek geslaagd boek schrijven, zelfs als dat boek dan ook nog een commercieel succes wordt. De kiem van het schrijverschap ligt in uitblijvend succes, in verlies, in onzichtbaarheid, in faliekante mislukkingen. in tegenslag, in onbegrip, in eigenwijsheid, en wanhoop die je tot waanzin drijft, en dat er uiteindelijk niets meer overblijft dan de typemachine die wacht, de laptop die moet worden opengeslagen, of de pen rustend op het witte vel. Het schrijverschap is in feite de aanvaarding van het sterfproces van je torenhoge ambities en aspiraties, en daarmee -als het meezit- de volledige vernietiging van het ego. Wanneer je op dat punt bent aangeland en nog steeds om onverklaarbare redenen de pen oppakt, dan ben je bevrijd van alle verleidingen en kan het echte werk aanvangen. Het schrijverschap, net als het kunstenaarschap, heeft niets te maken met een geslaagd werk, zelfs niet met twee of drie geslaagde werken, maar met het proces an sich, met de weg die je gaat, zonder acht te slaan op toeschouwers, pottenkijkers, geïnteresseerden, meelopers, volgers, lezers, bewonderaars en fans, of het negatiefbeeld van deze groepen: de pessimisten, betweters, cynici, zwartkijkers en ongelovigen. Het proces draait grotendeels om isolement, om het absolute Niets.’

Boogers is niet alleen een van mijn favoriete schrijvers, hij is ook een taoïstische vriend.

 

561

Journal

 

Watch

Zondag 7 juli, Cadouin

 

Decennia lang bepaalde mijn agenda mijn dag. Het zal nu zo’n acht jaar geleden zijn dat er een omslag kwam. Eigenlijk had ik geen agenda meer nodig. De weinige afspraken die overbleven onthield ik wel. Alhoewel je daarmee moet oppassen, voordat je het weet word je nonchalant en vergeet je afspraken.

In die ontwikkeling zwoer ik ook mijn horloge af. Een horloge en een stropdas heb ik toch altijd als de ketenen van de blue collar werker beschouwd. Van de stropdas had ik me al jaren daarvoor bevrijd. Op een gegeven moment liet ik mijn horloge op mijn nachtkastje liggen, iets later verdween hij in de la om er nooit meer uit te komen. Het gebaar lijkt groter dan het is omdat er altijd nog de iPhone was met de tijd erop.

Toch beschouwde ik het afzweren van mijn horloge als een stap op weg naar het kluizenaarschap. De tijd begon sowieso een steeds minder grote rol in mijn leven te spelen. Op een gegeven moment had ik nog slechts twee belangrijke afspraken per dag. ’s Middags en ’s avonds moest ik de hond uitlaten. Daarvoor heb je geen horloge nodig, want de hond houdt de tijd bij.

Met het uitlaten van de hond ’s middags ontstond een afspraak met mijzelf. Ik heb namelijk de neiging om vooral op stoelen te zitten, ik ben gek op zitten. Sporten vind ik vreselijk, vooral omdat met anderen te doen. Dat je elkaar dan ontmoet in een sporthal vind ik een gruwelbeeld. Aangezien de gezondheidsfreaks mij wijsmaakten dat zitten het nieuwe roken is, realiseerde ik me dat ik toch moest bewegen en besloot het nuttige met het aangename te combineren en voortaan, bij het uitlaten van de hond, tienduizend stappen te lopen.

Inmiddels houd ik dat al drieënhalf jaar vol en is het een soort obsessie geworden. Dit jaar zit ik gemiddeld op 10.123 gemiddeld per dag. Ik hield de stappen bij met mijn iPhone. Maar mijn obsessie was inmiddels zo groot dat ik me kapot ergerde als ik mijn iPhone vergat en de stappen niet werden geteld. En dat gebeurde steeds vaker, want ik word ook nauwelijks nog gebeld, wat moet een kluizenaar nou met een iPhone?

Om die ergernis op te heffen besloot ik een apple watch te kopen. Hoor ik nu iemand denken: het is een kluizenaar van niets? Ik realiseerde me dat ik me met zo’n apparaat inderdaad nog meer uitleverde aan de hightech biljonairs in Californië, maar goed, die houden wel al mijn stappen bij. En zo komt het dat ik sinds een paar maanden met zo’n watch rondloop.

De functie van horloge heb ik uitgezet. Dat is namelijk het irritante van het ding, dat het altijd wat licht geeft op je pols. Ik draag nu gewoon een zwarte band en als ik de tijd wil weten, druk ik op een knopje.
Het aantal gemiddelde stappen schoot bovendien omhoog, want zelfs als ik naar de wc loop of aan het stofzuigen ben, worden die stappen meegeteld. Het fijne is nu ook dat ik medailles verdien. Als ik zoveel stappen heb gelopen en calorieën heb verbrand dan trilt mijn watch en verschijnt er op het schermpje een medaille met felicitaties. Toch fijn die waardering vanuit Californië.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Het bos dat lijkt op mij: in volle bloei.
De bomen ruizen: overal is groei.
De zomer lijkt zo mooi. –Maar ach, vandaag,
het eerste blad dat van een tak afwoei.

Journal

 

Verleden

Zaterdag 6 juli, Cadouin

 

Ik merk dat het verleden verandert. Lang was het verleden fluïde, het verleden is weliswaar afgesloten, iets wat is geweest, maar omdat het heden alle richtingen kan opstromen heeft dat nog als het ware invloed op het verleden. Door heden en toekomst is verleden van minder belang, denk je. Waarom zou je je met het verleden bezighouden als het heden hectisch is en de toekomst straalt.

Dat verandert als je op een berg gaat wonen in verlaten streken. In het begin heb je het niet zo door. De berg en de verlaten streken horen bij het heden en de toekomst. Maar als de berg en de verlaten streek ook steeds meer verleden worden, dan wordt het verleden toch steeds belangrijker.

Sowieso heb je op een berg veel te denken. Je overziet de zaken beter, je hebt alle tijd om in de vallei te kijken. En dan gebeurt er iets opmerkelijks: het verleden wordt zwaarder. Het is een soort zwart gat, het astronomisch mysterie. Het zwarte gat trekt alles naar zich toe, slokt alles op. En wordt zwaarder en zwaarder. Uiteindelijk verdwijnt alles, wordt alles onzichtbaar, en is het zwarte gat een feit.

Maar zover is het gelukkig nog niet. Vooralsnog weegt het alleen nog maar zwaarder. Omdat de stroming om het verleden verdwijnt, wordt het steeds statischer. Er is geen ontsnappen meer aan: het verleden is het verleden, het wordt steeds meer afgesloten, verhalen en inzichten consolideren.

Op zo’n berg richt de focus zich meer en meer op dat verleden. Je herdenkt wat was, je draait het een en ander om, wikt en weegt, en uiteindelijk vindt het zijn plek, het is wat het is. Je zet het weg, het is afgerond. Het zal wel, hier moet je mee leven.

Het is een nieuwe situatie, die ik niet ken. Het verleden torent nu hoog voor me op, terwijl het altijd veilig achter me lag. Wat heb je nou aan het verleden, oude troep, koeien in de sloot. Het verleden was voor later. En nu is het dan later en zit je ermee opgescheept. 1000 anekdotes, 1000 beelden, 1000 mensen, 1000 welles, nietes en andere zaken. Er valt niets meer aan te veranderen. Ja, even hier nog wat draaien, stof eraf, op zo’n kop houden en dan houdt het wel op.

Ik geloof niet dat je het verleden van je af kunt slaan, of kunt veronachtzamen. Je moet wel met het verleden leven en het ermee doen, want het verleden ben jezelf. Je staat echt helemaal alleen met je verleden. Niemand anders is jouw verleden. Zo is het dus gekomen. Na veel omzwervingen zit je op een Franse berg naar je verleden te staren. Een rijke schat? Een schamel bezit?

560

Journal

 

Tweede ronde

Vrijdag 5 juli, Cadouin

 

Vanaf gisteren is er elke donderdagavond een marché gourmand op ons dorpsplein. Dat betekent food trucks, kraampjes waar je wijn per fles en glas kunt krijgen en ijs. Over het plein verspreid banken en tafels op schragen waar mensen met en zonder eigen borden willekeurig aanschuiven, sommigen nemen zelfs hun eigen plastic tafelkleed mee. Het plein dat in de herfst en winter er maanden verlaten bij ligt is opeens vol leven. Op een hoek van een plein gisteravond een soort Jacques Brel, maar veel vaker treedt Rod Stewart op. Tenminste, volgens mij. Volgens Wyb is hij het zeker te weten niet. Hij lijkt er op, heeft zijn stem, maar is het niet. Ik blijf twijfelen. Volgens mij heeft hij hier zijn tweede huis, zoals zoveel Engelsen. Zo’n marché gourmand is Frankrijk in volle glorie, dorpse gezelligheid tijdens zwoele zomeravonden.

Naast ons komt een vrouw zitten die in eerste instantie niets zegt. Kan ik altijd niet zo goed tegen, ik vind wel dat mensen met elkaar moeten communiceren, daarvoor is zo’n marché toch. Daarom wens ik haar een bon appétit. Ik krijg een magere merci terug en dat is het dan. Ze doet me meteen denken aan een oud-collega, zeer bekwaam, maar een serpent van een mens, een tang om mee te werken. Ik zonder mij af om twee maaltijden te halen bij een stand van een schapenboerderij waar ze heerlijk lamsvlees verkopen, onze guilty pleasure. Het is goed om vegetarisch te zijn, maar er zijn van die momenten.

Als ik na een half uur wachten terugkom is Wyb druk aan het praten met de dame in kwestie. Ze blijkt toch minder op mijn oud-collega te lijken dan ik dacht. Het onderwerp: Franse politiek. De dame komt uit Normandië en is, na een bezoek aan haar dochter in Toulouse, een paar dagen in de Dordogne neergestreken. Ze is advocate en haar verbetenheid doet me dan toch weer aan mijn oud-collega denken. Ze is namelijk verschrikkelijk boos en verontrust over wat er in Frankrijk gebeurt. Het is dezelfde woede die ik eerder bij dorpsgenoten zag. Diep gewortelde woede. Met het besluit van Macron brengt hij Frankrijk in groot gevaar. Het leed is niet te overzien als het Rassemblement National aan de macht komt.

Het zijn inderdaad spannende dagen in Frankrijk. Zonder dat de kiezer er invloed op heeft, trekken deze dagen kandidaten zich terug uit de verkiezingen, want aankomende zondag is de cruciale dag, pas dan wordt duidelijk wie echt heeft gewonnen. Het werkt als volgt. Een kandidaat die in de eerste kiesronde 50% van de stemmen haalt, is direct gekozen. Dat is vorige week zondag in 76 van de 577 kiesdistricten gebeurt. 39 daarvan zijn definitief van RN. Er zijn dus nog 501 onbesliste districten.

Als niemand een meerderheid heeft gehaald mogen de kandidaten meedoen die meer dan 12,5% van de stemmen hebben binnengehaald. In deze dagen worden er coalities gesloten. Veel kandidaten trekken zich nu terug om ervoor te zorgen dat de anti-RN kiezers niet worden verdeeld. De linkse partijen en de Macronisten zullen, zo is de verwachting, elkaar opzoeken en samen voor één kandidaat gaan. Dit alles in de hoop dat die meer stemmen dan de RN-kandidaat krijgt.

Als dat niet lukt krijgt Frankrijk Nederlandse toestanden, de angst van iedereen. De eerste kandidaat voor RN met SS-pet is al gesignaleerd en meteen geroyeerd, maar het zegt toch iets over wat er huist in de ziel van de RN. Gisteren keek ik fragmentarisch naar de parlementaire doop van Schoof, tja, een tweede Wilders wens je geen enkel ander land toe.

We nemen afscheid van de advocate. Ze zegt dat ze zo graag met werken zou willen stoppen. Maar ja, de verdienste, ze kan het zich niet permitteren. We wensen haar bon courage.

559

Journal

 

Levensweg

Donderdag 4 juli, Cadouin

 

Ik heb vandaag een afspraak met mijn Franse Nicht over de vormgeving van Het huis van het weekdier. Natuurlijk hebben we daarvoor de gedichtenbundel van Jan uit de kast gehaald, De dood en de dingen. Als het enigszins kan willen we de bundels op elkaar laten lijken. Ook De dood en de dingen werd uitgegeven door Uitgeverij Prinsen en vormgegeven door mijn nicht.

Ik ben verrast door De dood en de dingen. Het is een tijdje geleden dat ik de bundel zo bewust ter hand neem. De vormgeving vind ik nog steeds erg mooi door zijn eenvoud en de prachtige typografie. De kwaliteit van de gedichten van Jan verrast me weer. Er zijn twee gedichten die, sinds verschijnen, voor mij veel meer betekenis hebben dan bij verschijnen. Zo lees ik Doodsbericht.

 

Doodsbericht

Als ik sterf moet het voorjaar zijn
Geen rottend blad of kale kleuren
Als ik sterf is er louter zonneschijn
En zweven door de lucht de eerste lentegeuren.

 

Het is wel en niet uitgekomen. Jan is gestorven in de herfst, maar daar heeft hij zich niets van aangetrokken. Op zijn sterven was de regel: Als ik sterf is er louter zonneschijn, veel meer van toepassing. Jan is rustig en blijmoedig overleden. Hij nam van iedereen uitgebreid afscheid, waar hij waarlijk van genoot, vaak zat hij nog in de tuin en in die laatste maanden is er veel gezongen, dat vond hij heerlijk. Om hem heen was het zeker voorjaar. De dood en de dingen, Jan heeft het beleefd en zijn nalatenschap is onder andere de bundel.

Andere gedichten die me persoonlijk meer raken dan toen we de bundel samenstelden op een terras in Lent aan de Waal, zijn Levensweg en Dementie. Levensweg is opgedragen aan mijn moeder. Dementie is vast op haar geïnspireerd, ze gaan zo.

 

Levensweg
Voor Miep

En straks geen stap meer zetten
Niet meer hoeven op te letten
Of er kuilen en ook plassen zijn
Waar de steilte is, waar het ravijn.

Het einde lijkt als het begin.
Het is er, maar wat is de zin?
De cirkel is, zoals altijd, rond
Geboorte- wordt nu stervensgrond.

 

Dementie

De tijd die heeft haar ingehaald
of haalde zij de tijd in?
Er is geen straks,
geen even nog,
geen einde
en zeker niet
een nieuw begin.

 

Jan en mijn moeder, broer en zus. Jan was bij ons kind aan huis, er was een hechte band. Maar toen mijn moeder ging dementeren haakte hij meer en meer af. Het zal een normaal proces zijn, het is wreed om iemand van wie je houdt, of iemand waar je op bent gesteld, iemand anders te zien worden. Of zelfs helemaal niemand.
Ooit ging Jan mijn moeder bezoeken. Ze lag op bed en keek op toen Jan binnenkwam en zei: ‘Jan, ben jij ook al in de hemel?’ Hij is er enorm van geschrokken.
Zo goed als Jan met zijn eigen dood omging, zo’n moeite had hij met het sterven van anderen. Hij is weinig bij mijn moeder geweest. ‘Ik kon er gewoon niet tegen,’ liet hij mij lang na het overlijden van mijn moeder weten. Gelukkig heeft hij de laatste levensfase van mijn moeder getekend in twee gedichten, ik ben er blij mee.

558

547

Journal

 

Blafje

Dinsdag 2 juli, Cadouin

 

De zomer nestelt zich in het land, nog niet met volle overtuiging, maar toch. Het gevolg is dat wij ’s nachts het slaapkamerraam helemaal openzetten en dat betekent dat we bijna één zijn met de natuur, wat niet altijd een pretje is.

Ergens in de vallei zit rond middernacht een eenzame uil naar gezelschap te roepen. In zijn roepen hoor je zijn verdriet. ‘Vrouw, vrouw, waar ben je nou? Kom nou gauw!’ Antwoord krijgt hij niet. Hij gaat uren door met zijn hartekreet, maar niemand die er op reageert. Alleen wij denken: hou er nou eens mee op. Zo rond één uur valt hij in slaap of gaat uit noodzaak op jacht naar wat muizen. Hij maakt in ieder geval duidelijk dat uilen het niet makkelijk hebben.

Wie wel antwoord krijgt is de vos, die vlak onder ons raam zit. Nu al twee nachten vindt er een uitgebreide dialoog plaats tussen onze vos en een vos honderden meters verderop. Een vos heeft een beetje een hoog en schor blafje, soms lijkt het meer een gilletje van iemand die te veel rookt. Na de uil houdt de vos mij uit de slaap.

Zo stonden Wyb en ik vannacht om vijf uur in onze blote kont voor het open raam te kijken of we de vos zagen. Wij zagen hem niet en hij zag ons niet, want hij hield niet op met zijn gekef. Waarom de vossen niet gewoon naar elkaar toeliepen, geen idee. ‘Zijn het geen blaffende reeën?’ opperde ik nog even. Ook reeën hebben, als ze in gevaar zijn, zo’n overspannen blaf. Deze ochtend zocht ik naar de blaf van de vos. Het is onmiskenbaar, het is de vos die onze nachtrust verpestte.

Dat de Fransen geen natuur waard zijn, blijkt deze dagen. Cadouin zit vermoedelijk in de planning van telefoon- en elektriciteitsbedrijven. Zoals bekend loopt het elektriciteitsnetwerk en de fiberglas in Frankrijk, in tegenstelling tot Nederland, over de grond. Dat moet wel, leg maar eens leidingen in rotsen en graaf maar eens door heuvels en bergen heen. Palen zorgen ervoor dat elk huis uiteindelijk het licht kan aandoen.

Maar het vervelende is dat al die palen in de natuur staan. Bomen en struiken trekken zich niets aan van die palen en draden. Bomen groeien zo hoog dat de draden onderdeel van de boom worden. Dat kan natuurlijk niet, want op een gegeven moment breekt een draad door een vallende tak of groeit de boom zo hoog dat de kabel kapot wordt getrokken. Vandaar dat eens in de zoveel tijd een ploeg mannen met groot materieel de boel vrij komt maken. Subtiliteit bestaat bij dit werk niet. Bomen gaan rücksichtlos om. Grote takken worden geamputeerd. Opruimen? Kost te veel tijd. Zo is het bos op sommige plekken een grote puinhoop.

Zelfs op onze dassenburcht bovenop onze berg is een lading takken gedeponeerd. Geen idee of de dassen hierdoor zijn verjaagd, maar het vertrouwen in de mensheid en hun hol zal hierdoor niet zijn toegenomen.
De Fransen kunnen enorme horken zijn. Ik denk wel eens dat hun land gewoon te groot is, wat maakt het allemaal uit. Hopeloos die Fransen, ze stemmen verkeerd, ze gaan als liefdeloze lomperiken met de natuur om. Goed beschouwd zijn ze hun eigen land niet waard.

546

Journal

 

Zwijgen 2

Maandag 1 juli, Cadouin

 

Ik wil toch nog even terugkomen op het blog van gisteren over mijn vader. Ik lees het vandaag nog eens en zie dat de lezer mogelijk toch een verkeerd beeld van mijn vader krijgt. Het blog ging over het zwijgwapen van mijn vader en omdat het accent daarop lag, is de kans groot dat de lezer mijn vader als een bruut ziet. En dat is toch niet het geval.

Wat mijn vader nu precies wel is, weet ik eigenlijk niet. Bovenal ken ik hem slecht, al heb ik 27 jaar intensief met hem geleefd. Ik voel naar mijn vader geen enkele rancune. Zelfs tijdens die periodes van zwijgen, en ik nog een kind was, overheerste het medelijden. Zelfs als kind wist ik dat, wat mijn vader deed, niet normaal was. Ik voelde meer medelijden met hem dan dat ik boos was, en dat is altijd zo gebleven.

Mijn vader had namelijk nog veel meer eigenaardige gewoontes. Wij woonden in een rijtjeshuis in Hatert en woonden op de hoek. Het was een doorzonwoning, dus iedereen kon er dwars doorheen kijken, normaal gesproken. Maar mijn vader wilde, als hij thuis was, dat niemand hem kon zien. Voor al onze ramen hing dan ook deprimerende vitrage en voor die vitrage hing nog luxaflex, zo afgesteld dat echt niemand naar binnen kon kijken.

Van familie moest mijn vader niets hebben. Met zijn eigen familie had hij al helemaal niets, hij had geen enkele behoefte hen te ontmoeten. Uiteindelijk was er helemaal geen contact meer. Met de familie van mijn moeder kon hij het contact niet verbreken omdat het een hechte familie was en mijn moeder en ik onderdeel uitmaakten van dat hechte verband. Ook met die familie meed mijn vader vaak het contact, al had hij een sterke band met een van de broers van mijn moeder, die ik zelfs wel zijn enige vriend durf te noemen.

Mijn vader had één passie: werken, geld verdienen. Overdag was hij verzekeringsagent, ’s avonds werkte hij als kelner in cafés in de Betuwe. Ik ben daar wel eens geweest en mijn vader was daar het tegendeel van zoals ik hem thuis kende. Thuis was een zwijgende, ietwat geïrriteerde man, daar was hij de vrolijkheid zelve, een gangmaker en iedereen liep met hem weg. Pas als hij werkte, was hij gelukkig.

Ik ben er van overtuigd dat mijn vader een geheim had. Met de oester die hij was, moet ooit iets zijn gebeurd, anders kun je niet zo worden, dacht ik al heel jong. Over dat geheim heb ik met mijn moeder en de zus van mijn vader uitgebreid gesproken, maar van hemzelf hadden ze daar nooit iets over gehoord. Ik kan er alleen maar over speculeren.

Als oudste kind van een zeer katholieke familie ging mijn vader naar het seminarie waar hij intern zat. Hij is uiteindelijk gestopt met het seminarie en hield er een diepe afkeer over van alles wat met het katholieke geloof had te maken. Die afkeer durf ik best haat te noemen. Voor mij was het duidelijk dat daar iets is gebeurd wat die haat heeft aangewakkerd en zeker nadat het misbruik in de katholieke kerk in volle omvang naar buiten kwam, werd ik daar in gesterkt.

Jammer genoeg zal het geheim altijd een geheim blijven. Iedereen die er iets over zou kunnen ophelderen is overleden. Op mijn kast staat een doos met foto’s van mijn vader. Het leven van mijn vader kan ik niet reconstrueren, want ik ken hem niet. Ik heb losse beelden, losse observaties, een enkele anekdote. Als ik die eens op een rij zet, kan ik hem misschien beter doorgronden.

545

Vertaling – Alles moet verdwijnen.

Journal

 

Zwijgen 1

Zondag 30 juni, Cadouin

 

Ik denk er eigenlijk nooit meer aan, het ligt zover achter me. Het komt even terug als we gisteravond op bezoek zijn bij onze Franse Nichten en over onze jeugd praten. We hebben alle vier scherpe herinneringen, mooie herinneringen, herinneringen waarbij sommigen mogelijk het woord trauma in de mond zullen nemen. Toch geloof ik niet dat een van ons vieren wezenlijk is beschadigd door onze jeugd. Integendeel. Per saldo overheersen de goede herinneringen, met je moeder samen op de bank naar Een van de Acht kijken onder het genot van zelfgemaakte Tompouchen, dat soort dingen.

Toch komt bij mij een verhaal naar boven waarvan ik niet weet of ik er eerder blogs over heb geschreven. Namelijk over het feit dat mijn vader zwijgen tot wapen had verheven. Misschien is hij er wel de uitvinder van, want anderen heb ik hier nooit over horen vertellen. Ook in de literatuur heb ik er nooit over gelezen.

Zwijgen is geen wapen, het doet je toch geen pijn? Vergeet het. Ik heb aan den lijve ondervonden dat zwijgen in een gezin een subtiel martelwerktuig kan zijn. Ik durf in zijn algemeenheid niet te zeggen of mijn vader en moeder een slecht huwelijk hadden, dat wisselde per periode. Maar een makkelijk huwelijk hadden ze zeker niet. Vaak hadden ze woorden en die woorden ontaardden regelmatig in zwijgen, en dat woord zou ik eigenlijk in hoofdletter moeten schrijven: Zwijgen.

Er kwam een moment dat mijn vader zich omdraaide en niets meer zei. En dat niets zeggen was niet zomaar niets zeggen, het was het neerzetten van een drukkende stilte die weken kon aanhouden. Misschien was het korter, maar niet in mijn herinnering. Dagen en dagen heerste er een zware stilte in ons huis, het hing in alle kamers, het drukte op onze schouders. Zo erg dat zelfs mijn moeder en ik nauwelijks durfden te praten. Onder het eten tikte het bestek hinderlijk op de borden.

‘Papa, kunnen jullie het niet weer goedmaken?’ Maar in zulke perioden van monumentaal zwijgen bestonden er geen antwoorden want antwoorden vergen woorden. Blijkbaar vond mijn vader dat we bij wijze van straf door een diep dal moesten en de diepte was nog niet bereikt. Zwijgend liepen we door het huis, zwijgend zaten we aan tafel, zwijgend ging mijn vader de deur uit naar zijn werk, zwijgend kwam hij terug. Als hij de deur uitging haalden mijn moeder en ik opgelucht adem. Heerlijk, even was het zwijgen weg. Gelukkig bestond verreweg het grootste deel van zijn leven uit werken.

Zoals ik al zei denk ik er vrijwel nooit aan en dat vrijwel kan ik ook wel weg halen. Zo aanwezig in mijn jeugd, zo afwezig is het nu in mijn leven. Nadat mijn vader op 44-jarige leeftijd te horen kreeg dat hij nog maar een jaar te leven had, was het zwijgen verdwenen. Ook in de tien jaar die hij daarna toch nog leefde, stond zijn zwijgen in de ijskast. Blijkbaar kunnen mensen die ernstig ziek zijn zich het wapen van het zwijgen niet permitteren.

Ik zette zijn zwijgmethode uiteindelijk bij de andere dingen die ik met hem meemaakte. Ik zeg altijd dat ik veel van mijn vader heb geleerd, ik heb namelijk van hem geleerd hoe je niet moet leven. En dat is een waardevolle les gebleken.

544

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ieder kwartier klingelt in mijn huis de klok,
geluid dat ik op huis en haard betrok.
Och, dwaas. Verzamel het geluid en je hoort
het dreunen van de tijd –het offerblok.

Journal

 

Mannenmode

Zaterdag 29 juni, Cadouin

 

Een beetje raar. Ik lees de NRC en opeens valt me een kop op die me nooit zou opvallen: De nieuwe mannenmode straalt zachtheid uit.

Mode interesseert me echt niets. Ik ga twee keer per jaar naar de Uniqlo als ik er eens toevallig langs loop. Ik koop een paar poloshirts, een korte broek, misschien nog een lange broek en klaar is kees. Ik ben volstrekt a-modisch. Laat staan dat ik artikelen over mode lees.

Mijn mooiste periode qua mode was toen ik in Leeuwarden woonde en ik al mijn kleren kocht bij Van der Kam. Ik liep daar twee keer per jaar naar binnen en werd hartelijk verwelkomd zoals dat goede klanten betaamt. ‘Meneer Tonen, wij hebben een aantal dingen hangen die u zult appreciëren. Kopje koffie? Dan ga ik ze even halen.’ De man kwam terug met alles wat ik nodig had, overhemd, pak, t-shirts. Ik paste even en na een kwartier stond ik buiten. Wat een luxe.

Tot zover mijn mode belevenissen. En toch blijf ik hangen bij die NRC kop. Het komt door het woord zachtheid in combinatie met mannenmode. Ik erger me eigenlijk al jaren aan het opkomend machismo in de mode. De man gaat er steeds meer uitzien alsof je hem serieus moet nemen. Hij kleedt en kapt zich steeds agressiever. De haren strak opgeknipt, hoe strakker hoe beter: met mij valt niet te spotten. Je ziet soms figuren lopen die je zo als figurant kunt laten meespelen in een film over de SS.

In de loop der jaren viel ik qua haar ook steeds meer buiten de boot. Vooral de afgelopen maanden liet ik het wat haar betreft wat lopen en begon ik steeds meer op Einstein en Catweazle te lijken. Ik roeide volledig tegen de mode in met dat haar. Ik ben natuurlijk van generatie hippie en dat heeft me eigenlijk nooit meer verlaten. Alles wat riekt naar macho, commando, militarisme: fuck it.

Gisteren op Nieuwsuur maakte ik voor het eerst kennis met die jongen van het Rassemblement National, Jordan Bardella. Het ventje is slechts 28 jaar (wist ik niet) en had zich strak in het pak gestoken en het ergste, een fascistoïde kapsel aangemeten. De achtergrond van het knaapje: influencer. Het moet niet gekker worden, persoonlijk vind ik influencer het stomste beroep dat er bestaat. Je hebt een hobby en dat melk je op social media zo geraffineerd mogelijk uit, that’s it. En grote kans dat dit mannetje de nieuwe premier van Frankrijk wordt. Het is toch om te janken. Een premier moet econoom of socioloog zijn, desnoods filosoof. Dichters en influencers zijn als premier volstrekt ongeschikt.

Mijn oog bleef natuurlijk bij die krantenkop hangen omdat het misschien een teken is van een nieuwe tijd. Goed mogelijk. Mijn modisch hoogtepunt als hippie is inmiddels zo oud dat het wel weer hip zal worden. Maar nog belangrijker, die kop kondigt mogelijk toch een nieuwe tijd aan en raakt hardheid, stoer doen en agressief zijn uit de mode. Ik ben voor. Als ik de foto’s bij het artikel bekijk kan ik me niet voorstellen dat er ooit een man in die kleren gaat lopen. Volgende keer ga ik gewoon weer naar de Uniqlo, lekker basic.

543

Journal

 

Asfalt

Vrijdag 28 juni, Cadouin

 

Als iemand uit Cadouin iets op het asfalt schrijft, dan moet er iets aan de hand zijn. En er is iets aan de hand in Frankrijk.

Aankomend weekend, en de week daarna, wordt er over de toekomst van Frankrijk beslist. Ik durf eigenlijk niets te zeggen over de aankomende verkiezingen in Frankrijk. Ik kan de politieke verhoudingen door mijn taalgebrek slecht inschatten. Maar ik schrok erg toen ik met een dorpsgenote sprak over die aankomende verkiezingen. Ze was niet alleen ongerust, ze was zelfs angstig. Bij winst van Rassemblement National (RN) van Marine Le Pen vreest zij het ergste en zij staat daarin niet alleen.

Na de Europese verkiezingen, en de grote winst van RN, nam Macron volgens velen een dramatisch besluit, hij schreef nieuwe verkiezingen uit. Waarom? Daar heeft eigenlijk niemand een antwoord op. Wilde hij de situatie door een schrikeffect herstellen? Wil hij, door de RN aan de macht te helpen, laten zien dat ze er niets van bakken? Zijn eigen partij (Renaissance) staat op enorme afstand. Wilde hij een soort inhaalrace creëren omdat de kiezers bang zijn voor de extremen en zouden gaan kiezen voor de middenweg? Dat laatste is, vrees ik, een misrekening, want de populariteit van Macron is ver te zoeken.

De laatste peilingen zien er als volgt uit. De RN krijgt 33 procent van de stemmen. Het linkse blok, Nouveau Front Populaire staat met 25 procent op de tweede plaats. De partij van Macron op de derde plaats met 22 procent van de stemmen. 30 juni is de eerste ronde, 7 juli de tweede. Aan de tweede ronde nemen de twee overwinnaars van de eerste ronde deel.

Mijn dorpsgenote hoorde ik voor de eerste keer het woord burgeroorlog in de mond nemen. Maar ook uit de mond van Marine Le Pen heb ik dergelijke bewoordingen horen komen. De situatie is gespannen. Het is niet gek dat mijn dorpsgenote ongerust is. Het programma van RN kan het failliet van Frankrijk betekenen. De financiële situatie van Frankrijk is in feite al hopeloos. Het begrotingstekort is 5,5% van het BNP, een gat van 154 miljard euro. De Franse staatsschuld bedraagt momenteel 3000 miljard euro.

Als we kijken naar de beloftes van RN, dan mogen we het ergste vrezen. RN wil de BTW op energie fors verlagen. Dat is tegen de regels van de EU, maar RN denkt vrijstelling te krijgen. Waar hebben we dat vaker gehoord? De BTW op producten voor de eerste levensbehoefte wil de partij verlagen. De inkomstenbelasting voor jongeren tot 30 jaar wil men schrappen, evenals de erfbelasting. Omdat de partij liever Fransen aan het werk heeft dan arbeidsmigranten wil men het belastingvoordeel van ouders stevig opkrikken.

In Frankrijk bestaat het zogenaamde Droit du sol. Kinderen die in Frankrijk worden geboren krijgen op hun achttiende automatisch het Franse staatsburgerschap. Dit recht wil men gaan schrappen. Verder wil RN optreden tegen Islamitische ideologieën. Mensen met twee paspoorten worden geweerd uit ‘strategische’ posities. Verder staan zwaardere straffen en minder klimaatregels op het programma. En natuurlijk bezuinigingen op kunst en cultuur. Zoals Hermann Göring al in de beste extreem-rechtse traditie zei: ‘Als ik het woord cultuur hoor, trek ik mijn pistool.’

Het programma zal leiden tot een enorme toename van de financiële problemen. De EU wil Frankrijk nu al onder curatele stellen want het verder oplopen van de staatsschuld en het begrotingstekort is een regelrechte ondergraving van de euro. Nieuwe, Grieks-achtige ellende, staat ons dan te wachten. Aldus de situatie in Frankrijk, met opmerkelijk veel overeenkomsten met Nederland.

Journal d’images

 

Bonjour

Donderdag 27 juni, Cadouin

 

Wyb en ik gingen naar de markt in Beaumont, een plaatsje niet ver van ons vandaan. Op zoek naar een terras kwamen we langs een café waar bij de deur het onderstaande bord was opgehangen. Het bord verbaasde me, ik vroeg me af een Nederlandse horecaondernemer ook zo’n bord zou ophangen. Andere vraag die bij me opkwam: is dit nou ironie of wordt dit gemeend? Mijn conclusie dat het gemeend is, dit is een serieuze kwestie. In de tijd dat we hier wonen heb ik geleerd dat beleefdheid enorm belangrijk is in Frankrijk.
De eerste en adequate les daarin kreeg ik in Saint-Hippolyte-du-Fort toen ik voor de eerste keer naar de bakker ging om brood voor onze chambres d’hôtes te komen. Ik loop de winkel binnen, moest even wachten. Toen ik aan de beurt was vroeg ik vier stokbroden en tien croissants.
Voordat de verkoopster mijn bestelling pakte, zei ze heel nadrukkelijk: ‘Bonjour, monsieur.’ Ze lachte vriendelijk naar me, maar ze had me duidelijk gemaakt dat dat bonjour onlosmakelijk onderdeel was van het ritueel van kopen. Dat bonjour is inmiddels in mij gestanst.

Voor wie het Frans niet begrijpt, op het bord staat het volgend: ‘Goedendag, U komt binnen in een vintage bar waar wij nog oude Franse uitdrukkingen gebruiken zoals: ‘Bonjour, Bonsoir, Merci, Au Revoir. Met als doel een lange traditie van beleefdheid en menselijk respect in stand te houden. Wees niet verrast en geniet ervan. Dankjewel…’
Die lange traditie van beleefdheid en menselijk respect, die is hier verrekte belangrijk. In Nederland hebben wij die, denk ik, inmiddels van ons afgeworpen omdat wij het gedoe vinden. Beleefdheid en respect, het kost alleen maar tijd.

Journal

 

77,8

Woensdag 26 juni, Cadouin

 

Ik moet mijn zelfbeeld bijstellen. De afgelopen week gebeurde het me twee keer.
‘Goh, Gerard, je bent veranderd. Wat ben je afgevallen.’ Mijn weegschaal bewijst dat ze gelijk hebben. Ik ben inderdaad afgevallen, maar dat is een proces dat al lang gaande is. Nu schijnt het voor iedereen zichtbaar te zijn.

Toen ik stopte met werken varieerde ik rond de 84, 85 kilo. Ik dacht dat dit mijn normale gewicht was. Als een instantie vroeg hoeveel ik woog, zei ik zonder aarzelen 84 kilo. De afgelopen vier jaar, vijf jaar werd daar langzaam steeds een beetje van afgesnoept.

Op zich niet gek. Ik was een notoire buiten de deur eter. Als er een aanleiding was om met iemand te lunchen, gingen we lunchen. Hetzelfde gold voor het eten ’s avonds in een restaurant. Geen gelegenheid liet ik ongebruikt. Daar komt bij dat Wyb ook een groot liefhebber is van lekker uit eten. Zeker toen we het beiden nog buitengewoon druk hadden, aten we een groot deel van de week buiten de deur. Ik herinner me de tijd in Arnhem. Restaurant Look in het Spijkerkwartier was een soort huiskamer voor ons. Wij en de kinderen waren er kind aan huis.

In de Drôme zagen we op de camping weer die buitengewoon welvarende Nederlanders in hun caravans en campers staan. ‘Ik weet precies wat wij fout hebben gedaan,’ zei ik tegen Wyb.
‘Ik ook,’ antwoordde ze. ‘We hebben te veel aan de horeca uitgegeven.’ ‘
Klopt, en wij zijn te vaak verhuisd. Bij elke nieuwe baan wilden we boven onze brievenbus wonen. Dit nobele uitgangspunt heeft ons klauwen vol geld gekost. We hadden op één plek moeten blijven wonen en ons huis vrij spelen.’
‘Maar vergeet niet dat wij hebben genoten,’ zegt Wyb. ‘Deze mensen hebben gespaard en keurig geleefd en nu zitten ze tegenover elkaar niets te zeggen aan een campingtafeltje.’
Dat was een troost voor me. En wat hebben we te klagen, we wonen in een van de mooiste gebieden van Europa.

Maar goed. Nadat ik stopte met werken, verminderde gestaag mijn gewicht. In die tijd gingen we niet alleen steeds minder op restaurant (zou de snob zeggen), we (vooral Wyb) kreeg steeds meer tijd om zelf te koken, ze kreeg er steeds meer lol in.
Daar komt bij dat we steeds minder vlees aten. Afgelopen weekend las ik weer een hemeltergende reportage over het vervoer van kalveren en de behandeling van varkens. Ik wil niet zeggen dat ik vegetariër ben, maar het lijkt er wel verdomde veel op. Stress ken ik niet meer, dus die hoef ik niet meer van me af te drinken, het snaaien ’s avonds is stevig gereduceerd. Overdag loop ik al vier jaar gemiddeld 10.000 stappen per dag. Zo komt het dat ik deze ochtend inderdaad een andere man in de ogen kijk, vergeleken met vier jaar geleden, en de weegschaal aangeeft dat ik 77,8 kilo weeg. Ik heb niet het idee dat ik er iets voor heb gedaan.

542

Journal

 

Cadouin

Dinsdag 24 juni, Cadouin

 

Ik heb het idee dat we steeds meer inwoner van Cadouin worden. Heel lang liep ik hier toch vooral als buitenstaander rond en bezag ik het dorp van afstand. De toestand van het dorp leek me er vooral een van neergang.

De garage van Erik ging dicht, vlak nadat wij hier kwamen wonen. Voordat wij kwamen was net Café Triskel gesloten. Decennia lang was het café het centrale ontmoetingspunt van het dorp. Iedereen die wij erover spraken, sprak er met weemoed over. De situatie was daar regelmatig, tot genoegen van iedereen, totaal uit de hand gelopen.
De bakker sloot nog niet zo lang geleden zijn zaak definitief en ook het beste restaurant in het dorp, Les Terrasses de la Côte Rouge, sloot zijn deuren. Zelfs de ongelooflijk chagrijnige Nederlanders die in een van de grootste huizen in het dorp woonden, hebben het dorp verlaten. Ik zag Cadouin vooral als een dorp op zijn laatste benen. En ons maakte het niet uit, wij waren toch buitenstaanders.

Maar het kan verkeren. Het dorp kent meer dynamiek dan ik dacht. Voor de garage van Erik werd een nieuwe huurder gevonden. Een Engelsman of Amerikaan, precies weten we het niet, is er een carrosseriebedrijf begonnen. Voor de garage staat nu altijd een keur aan oude auto’s.

De verbouwing van Café Triskel is in volle gang. Ook daar is een nieuwe eigenaar voor gevonden. De bakker van Beaumont heeft het pand gekocht en begint er een salon de thé annex bar in, bovendien wordt het een dépot de pain, hij gaat er zijn eigen brood verkopen. Prima, want hij is toevallig een van de beste bakkers van de Périgord. Voor het dorp een belangrijke ontwikkeling omdat Café Triskel, geen idee of het zo blijft heten, centraal in het dorp ligt.

Het blijft niet bij al deze activiteit. Les Terrasses de la Côte Rouge is inmiddels gekocht door een Nederlands stel dat het restaurant gaat voortzetten. Eind juni, dus een dezer dagen, vindt de heropening plaats. Nu maar hopen dat ze goed kunnen koken, we gaan het snel uitproberen. Het Nederlandse stel hebben we nog niet ontmoet.

Het grote huis van het chagrijnige stel is inmiddels verkocht en schijnt gekocht te zijn door een pottenbaker die vanuit zijn atelier daar keramiek gaat verkopen. Cadouin wordt nog een bruisend dorp.

Onze onverschilligheid, ‘en ons maakt het niet uit, wij zijn toch buitenstaanders’, is inmiddels veranderd. Als we op het terras van de pizzeria zitten, komen we steeds vaker in gesprek met mensen, sowieso moeten we steeds meer mensen groeten en de eigenaar van de pizzeria geeft ons zelfs een hand als hij ons ziet. Niet alleen de dynamiek van het dorp kent vooruitgang, ook onze dynamiek van integreren.

541

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik strengel het een na het ander aaneen;
wat was en is stop ik in gedicht bijeen;
een mens, een woord, verwoed verzamel ik.
Och, vergeefs –de tijd speelt alles weer uiteen.

Journal

 

Verzameld

Maandag 24 juni, Cadouin

 

Toen we naar Frankrijk verhuisden had ik twee werkdoelen. Het ene doel was een roman corrigeren en redigeren die ik nog had liggen. Het tweede doel was al mijn gedichten die ik ooit heb geschreven doorlopen en een strenge selectie maken. De gedichten waar ik tevreden over ben zou ik dan bundelen.

Van doel een heb ik afgezien. Ik heb de roman wel tevoorschijn gehaald, maar de moed zakte me in de schoenen. Moest ik weer een jaar elke dag gaan zitten schaven en schuiven, het is namelijk nogal een lijvig boek. En als ik dan klaar ben moet ik een uitgever zien te vinden, wat misschien nog wel moeilijker er is dan een jaar corrigeren en redigeren. Velen schrijven romans, het overaanbod is enorm, en dat in een dalende markt. Als een boek al wordt uitgegeven dan is de oplage bedroevend laag. Een debutant op leeftijd, zoals ik, acht ik bij voorbaat kansloos. Of dit een slap of wijs besluit is weet ik niet. Het kan beide zijn, maar het fijne is dat ik hem nu uit mijn hoofd heb gezet. Project mislukt. Sometime you win, sometimes you lose.

Met het tweede doel ben ik regelmatig bezig geweest. Veel gedichten zijn in de prullenbak verdwenen. Ik hield er, denk ik, zo’n tweehonderd over. Ik zette ze in een volgorde die mij goed leek. Schoof er nog eens mee en langzaam ontstond een verzameling. Tot onze India reis er tussenkwam. Het project zat sindsdien in mijn achterhoofd, maar het kwam er niet meer van. Totdat ik terugkwam uit de Drôme. Nu moet het er van komen, dacht ik.

Ik haalde de laatste versie tevoorschijn en daar heb ik er nog eens zo’n dertig gedichten van in de prullenbak gegooid. Zoals de trouwe lezer van Dossiermoddergat weet, staat de titel al decennia vast. De titel van de bundel luidt: Het huis van het weekdier. Ondertitel: Verzameld. Zo nu en dan publiceer ik er een gedicht uit op Het Dossier.

Ook deze bundel ga ik niet naar een uitgever opsturen. Ik weet bij voorbaat dat het een heilloze weg is. Elke uitgeverij ontvangt tientallen bundels per maand, kan trouwens ook per week zijn. Gelukkig leest er nog wel eens iemand een roman, maar een gedichtenbundel, dat is een hopeloze zaak. Lezers weten volstrekt niet wat ze met een gedicht, laat staan een gedichtenbundel aan moeten. Vroeger kon ik me daar over opwinden, maar tegenwoordig berust ik. De poëzie is volledig gemarginaliseerd, en als kunstvorm daarmee vrijwel dood.

Dat neemt niet weg dat ik al die gedichten die ik nu over heb in één boek wil kunnen vast houden. Ik wil er doorheen kunnen bladeren en eraan ruiken. Daarom ga ik ze in eigen beheer uitgeven, zoals ik ook mijn fotoboek in eigen beheer uitgaf bij Uitgeverij Prinsen. Ik zal de bundel aan een aantal vrienden geven. Hier en daar zal ik een stapeltje in een Nederlandse boekhandel in consignatie neerleggen en verder zal het te koop zijn via dit onvolprezen blog.

Als ik de bundel in handen heb, erin heb gebladerd en aan geroken, mag ik sterven. Mission completed.

540

Journal

 

Lekker omvolken

Zondag 23 juni, Cadouin

 

Een ding is wel duidelijk: als je in de omvolkingstheorie gelooft, word je een verbeten en chagrijnig serpent. Ik vond het fijn die kennismakingsgesprekken met komende ministers. Zagen we meteen wat voor een vlees we in de kuip hebben. Conclusie: het is verre van vers, bedorven zelfs. Wilders vond onlangs de term zuurlinks uit, maar tijdens die gesprekken werd duidelijk dat het een afleidingsmanoeuvre is. De zuurheid zit juist bij zijn eigen paladijnen. Wat keken ze schichtig en chagrijnig om zich heen, wat een bitse en humorloze ellende. Vooral die Marjolein Faber, als je haar ziet hoor je de Duitse laarzen door de straten marcheren.

Die gesprekken gaven me wel een nieuw inzicht over de omvolkingstheorie. Je weet waar het om gaat? De theorie is afkomstig uit Nazi-Duitsland. De aanhangers zijn er van overtuigd dat het witte ras verdrongen wordt door andere volkeren en dat die de Joods-Christelijke cultuur dan overvleugelen en laten verdwijnen. Hogere machten, zoals het World Economic Forum, zouden dat bewust bevorderen door de migratiegolf. Het is allemaal onderdeel van een groter plan. Wappie, wappie dus.

Al luisterend bedacht ik: zij zijn tegen omvolking, maar eigenlijk is die omvolking niet eens zo’n slecht idee. Als ik er goed over nadenk ben ik, als witte man, enorm vóór omvolking. Wat hebben we te verliezen? Heeft dat blanke ras iets goeds voorgebracht? Kijk om je heen, miljoenen slachtoffers in oorlogen (WO1, WO2, enz.), ze vergiftigen de aarde met hun overspannen drang naar geld, ze zaaien haat en nijd. En die Joods-Christelijke traditie, zelfde laken een pak. Het bracht koloniale ellende voort, slavernij, oorlogen, culturen werden kapot gemaakt omdat we zo nodig moesten kerstenen, benepenheid & pietluttigheid. En dan die christelijke mafkezen die zich steeds weer achter Trump scharen.

Dus wat mij betreft: we schaffen de witte cultuur af en laten de Joods-Christelijke traditie achter ons. Als we dat een beetje stimuleren, kan het snel gaan. Iedere witte die met een zwarte trouwt en andersom geven we een flinke bonus. We gaan ons uiterste best doen om zoveel mogelijk rassen en culturen naar Nederland te halen. Hetzelfde geldt voor geloven. Sjamanen, monniken, tovenaars, patriarchen, geloven uit alle continenten: meer dan welkom. En dat alles gaan we zoveel mogelijk mengen.

Na drie of vier generaties zal het al flink merkbaar zijn. We worden vermoedelijk allemaal een beetje bruiner. We gaan allemaal een beetje op elkaar lijken. Weg omvolkingstheorie, hoeven we ons niet meer druk over te maken, weg racisme, weg discriminatie, eindelijk zijn alle mensen gelijk. Niemand meer iets te mekkeren.
Wat de Joods-Christelijke traditie betreft, door al dat mengen komen we er misschien achter dat geloven sowieso een onzinnige bezigheid is en laten we die geestelijke verdwazing achter ons. Het kan niet anders of dat leidt tot meer naastenliefde en onderling begrip.

Kom, laten we lekker omvolken, het zal zeker tot een betere wereld leiden. En als dat niet het geval is, veel slechter kan het niet worden.

Disclaimer voor wappies. Dit blog is niet gesponsord door het World Economic Forum.

539

Journal

 

Broer

Zaterdag 22 juni, Cadouin

 

Toch nog even over ons uitstapje naar de Drôme. We gingen naar Die omdat het een plaatsje is dat na aan ons hart ligt. In het conservatieve Frankrijk is Die een oase met opmerkelijk veel hippie-achtige figuren. Het is lang geleden dat ik zoveel jonge mensen heb gezien, bij ons in de Dordogne zijn die namelijk erg zeldzaam. Wyb en ik vinden het fijn daar gewoon te zijn.

Dat neemt niet weg dat we ook een sub-doeletje hadden. Volgende maand is het zes jaar geleden dat we Dies als puppy van één dag zagen en Matthieu, de eigenaar van de moeder van Dies, ons toezei dat wij Dies mochten hebben. Het leek ons wel aardig hem te laten weten dat wij erg blij zijn met Dies en Dies met ons.

Aangezien Matthieu een tamelijk instabiel leven leidde, was het de vraag of we hem konden vinden. We liepen naar de plek waar we Matthieu en zijn vrienden voor de eerste keer op straat zagen zitten. Tijdens die eerste keer zagen we zowel de vader van Dies als zijn moeder. Matthieu hield een theedoek in zijn handen waarin twee jonge puppy’s lagen. In een split second besloten Wyb en ik weer een hondje te nemen, gelukkig bleek Dies nog niet verzegd te zijn.

Ook zondag zit er op dezelfde plek weer een groep mannen stevig te drinken. We vragen of ze Matthieu kennen en laten een foto van hem zien. Een man veert op. Matthieu, die kent hij wel, maar die laat zich hier zelden nog zien. Hij woont in een dorpje vlakbij Die in een truck. We leggen uit waarom we Matthieu graag nog een keer willen ontmoeten en vertellen hem dat Dies een zoon van de hond van Matthieu is. ‘Oh, maar dan heb ik hem vroeger heel vaak in mijn armen gehad. Ik lette vaak op Dies. Wij stonden bij de trampoline op de markt en Matthieu nam zijn honden altijd mee.’ Dies wordt uitgebreid geknuffeld. Hij weet ons te vertellen dat de moeder van Dies Misa heet. Hij belooft de groeten naar Matthieu over te brengen en hem te laten weten dat Dies en wij erg gelukkig zijn met elkaar.

De volgende dag zitten we op het terras waar Matthieu, twee maanden nadat we elkaar voor eerste keer zagen, Dies bij ons kwam brengen, waarna we hem mee naar Nederland konden nemen. Terwijl we daar zitten, komt een man langs met een hond die precies op Dies lijkt. Wyb loopt meteen naar hem toe. Zijn hond blijkt een volbloed broer van Dies te zijn. Hij is geboren uit een nestje twee jaar voordat Dies werd geboren, maar ze hebben wel dezelfde ouders.

Hij weet alles van Dies, dat hij uit een nestje van twee honden komt, dat hij naar Nederland is geëmigreerd. Het zusje van Dies is van zijn vader en hoedt schapen hoog in de bergen. Dies wordt opnieuw uitgebreid geknuffeld. De twee broers snuffelen even aan elkaar en hebben het dan wel gezien, al hun aandacht gaat uit naar hun bazen, border collies eigen.

Nou ja, border collies. Wyb krijgt toch gelijk. De vader van Dies was een volbloed border, maar de moeder was voor de helft een border. De andere helft is van een hond die in de buurt van Die veel voorkomt, eveneens een schaapshond. Wyb heeft altijd gezegd dat Dies ook ander bloed in zich heeft, hij blijkt dus voor driekwart border te zijn.

’s Avonds, als Wyb en ik op een terras zitten te eten, zien we de man op een junk-achtige wijze door de stad lopen. Het is duidelijk dat hij moet scoren. Zijn hond loopt trouw achter hem aan. Alleen zijn hond herkent ons. Verderop maakt hij ruzie met twee dealers. Die is een leuke plaatsje, maar opmerkelijk veel inwoners namen in het verleden de verkeerde afslag, afslag drank & drugs.

Broer.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik adem in, ik adem uit. En hoor:
hun adem –het is een ongeordend koor.
In en uit, het zingen van de zekerheid:
tergend langzaam gaat een ieder zo teloor.

Journal

 

Drôme

Maandag 21 juni, Cadouin

 

Ik zit gebukt aan de oever van de Drôme en maak in de snelstromende rivier een cirkel van stenen. In die cirkel leg ik wijnflessen om ze koel te krijgen. Een paar uur later heeft de Drôme zijn werk gedaan en staren we met een glas wijn in de hand naar de sterren.

De volgende dag maken we een wandeling in Parc naturel régional du Vercors in de hoop gieren te zien. Het pad omhoog is zwaar, het pad is steil en is bezaaid met losse stenen. De paden bij ons in de Dordogne zijn daarbij een verademing. Ook niet altijd makkelijk, maar meestal redelijk goed te lopen. Dit pad doet me weer denken aan de Cevennen. Paden vol stenen, vaak losse leisteen waar je voeten op uitglijden.

Eenmaal boven kijken we tegen grote rotsmuren. Hoog boven die rotsen zie ik stippen zweven. Ik pak de verrekijker, maar de vogels blijven klein, aan de vleugelpunten durf ik wel te zeggen dat het gieren zijn. Nu ik zo kijk, zie ik dat er nog veel meer vliegen, met het blote oog niet te zien. Maar allemaal zijn ze te ver weg om van een geslaagde expeditie te spreken.

Op onze tocht naar beneden zien we waar die paden toe kunnen leiden. Midden op het pad zit een vrouw met een gebroken enkel, drie andere vrouwen om haar heen. Ze wachten op een ambulance die onderweg is. Even daarvoor hadden we in het dal al een sirene gehoord. Als wij verder lopen komen we de ambulancebroeders tegen. Zes man sterk, is hier wel nodig. Even later komen we er nog twee tegen.

De volgende ochtend luisteren we op een terras naar muzikanten die Franse chansons brengen. Wat het podiumkunstenaanbod betreft zijn wij volledig afhankelijk van straatmuzikanten, die in Frankrijk gelukkig vaak een ongelooflijk hoog niveau hebben.

Zo keutelen de dagen in de Drôme voorbij. Wat een leven. Lekker eten, drinken. En ik realiseer me dat het een gewone dinsdag is. In Nederland is iedereen naar zijn werk, zit in vergaderingen of werkt de laatste excel sheets bij. Mijn hele leven heb ik gedroomd van zo’n leven, een beetje wandelen, lezen, kijken, ’s avonds op een terras tot laat dineren.

Het gekke is dat ik mijn arbeidsethos slecht van mij af kan schudden. Waar heb ik het aan verdiend dat ik in een permanente vakantie mag leven? Hoef ik mij echt niet meer druk te maken? Dat is toch raar.
Dat arbeidsethos projecteer ik dan weer op Dossiermoddergat. Al dagen geen blogje geschreven, ik verzuim. Het vakantieleven zorgt ervoor dat ik geen tijd heb een blogje te schrijven. Excuus aan de lezer. Ik ga mijn leven beteren.

Van de camper terug naar het eenvoudig kamperen in een tent. Bevalt uitstekend. Een camper is te groot bezit, te veel techniek. In een tent leven is echt buiten zijn, in een camper bleef ik naar mijn gevoel in een auto zitten.

Eenvoudig kamperen prima. Maar het Nespresso apparaat gaat mee.

Misschien moet ik mij als vrijwilliger aanmelden als premier secours. Die wagen en ik, dat matcht wel, vind ik.

Journal

 

Luchtbed

Maandag 17 juni, Die

 

Wyb en ik zijn ons hele leven lang fanatieke kampeerders geweest. En dan bedoel ik niet een glampingtent huren, maar dan heb ik het over kamperen in kleine, lichtgewicht tentjes die je in een vloek en een zucht opzet of het kamperen in een degelijke De Waard tent. Van dat laatste merk hebben we een grote gehad en hebben we nog steeds een middelgroot exemplaar.

In dat kamperen kwam de klad na drie weken kamperen in de regen in Zweden en Noorwegen. De laatste keer dat we gingen kamperen stonden we een week op mul zand, ook geen pretje. Ons plezier in kamperen dachten we in te kunnen ruilen door reizen in een camper. Maar die laatste manier van reizen stimuleerde alleen maar onze onrustige naturen. Na twee nachtjes ergens staan, dachten we dat het aan de overkant van de heuvel toch veel interessanter was.

Sinds enige tijd kwam het verlangen terug naar die De Waard tent die beneden in onze cave staat. Deze week is het dan zover. Tent inladen, gasststel, stoelen, tafel. Ons reisdoel: Die, het stadje waar we ooit Dies hebben gevonden. Het kamperen hebben we een beetje aangepast aan onze leeftijd. We hebben een superfijn luchtbed gekocht dat we elektrisch kunnen opblazen. Hoe ouder een mens wordt, hoe minder zuiver op de graad.

Zelfs een tent opzetten deed ons gisteren weer goed. Het oude romantisch kampeergevoel was er meteen weer. De Waard zette ik zelfs zonder ergernis op, want dat betekent veel te veel haringen de grond in jassen. Maar dan heb je ook wat. Laat de storm komen, ons gebeurt niets.

We stapten in bed op ons strakke luchtbed. Dacht ik nog. De twijfel kwam toen ik in een holletje kwam te liggen. Als Wyb bewoog, kwam ik wat omhoog. Het luchtbed zou toch niet… Jawel hoor, langzaam verdween de lucht onder ons. We kwamen steeds dieper te liggen. Rolden naar elkaar toe. We wisten niet hoe we moesten gaan liggen. Ik moest eruit om te pissen, maar omdat het bed een soort springkussen was geworden, werd het een worsteling uit de tent te komen. We deden geen oog dicht. Omdraaien betekende de ander wakker maken. Totdat we hard op de grond lagen. Weg lucht. Kortom, het werd een onvervalste klote nacht.

Kamperen, bah. Altijd wat. Zo rond vier uur ’s nachts nam ik mij voor om de volgende dag de boel meteen op te breken en een lekker hotel op te zoeken. Een overtuiging die ik ’s ochtends meteen met Wyb deelde. De overtuiging viel niet op vruchtbare aarde. Volgens haar had dit akkefietje niets met kamperen te maken, was het een bedrijfsongeluk. Haar voorstel: gewoon twee nieuwe luchtbedjes kopen en lekker door kamperen. We hadden het gisteren toch fijn gehad? Laten we het nog één kans geven. Ik dacht aan het beroerde hotel waar we ooit in Die hadden geslapen, schimmel op de muren. Ik capituleerde, nog één kans dan. De bedjes zijn gekocht, nu nog een pomp vinden.

Journal

 

Goed nieuws

Zaterdag 15 juni, Cadouin

 

Ik heb dit blog maar Goed nieuws genoemd. Het leuke van Dossiermoddergat is dat het politieke schotschriften afwisselt met blogjes over boeken, wederwaardigheden uit ons leven en andere zaken die ik tegenkom. Ik vind het heerlijk om een lekker schotschrift te schrijven, een mens moet af en toe toch leeglopen. Maar het moet natuurlijk niet te gek worden. Met elke dag een schotschrift haken mogelijk toch te veel lezers af, aldus onze marketingmanager. Vandaar aandacht voor goed nieuws, dat gaat er altijd in als koek.

Dat valt me moeilijk want er doet zich natuurlijk een nieuw fascinerend fenomeen voor, Marjolein Faber wordt ‘onze’ minister van Asiel. Dat wordt genieten. Ze is een soort reïncarnatie van de weduwe Rost van Tongeren en ze kleedt zich het liefst naar de laatste NSB-mode. Wat wil zeggen dat ze zich kleedt met de afdankertjes uit 1945. Citaat van mevrouw Faber: ‘Als ze je haten dan is het goed.’ Aan die vrouw gaan we ontzettend veel plezier beleven, wat ik je brom. Mochten er inderdaad tribunalen en kampen komen, dan is het duidelijk wie als eerste als kampcommandante gaat solliciteren.

Genoeg. We zouden het hebben over goed nieuws (maar je ziet hoeveel moeite ik in deze tijd heb om geen schotschrift te schrijven). Het goede nieuws is dat Wyb en ik een nummer hebben, een huisnummer. Eeuwenlang had ons huis geen huisnummer, maar sinds een paar weken wel: nummer 341. Klinkt misschien raar, want ons weggetje heeft maar drie huizen. Die 341 heeft niets met de volgorde van onze huizen te maken, zoals in Nederland. Die 341 is het aantal stappen dat we verwijderd zijn van het dorp. Onze buurvrouw zal 235 hebben of zoiets.

Onderstaande foto laat meteen onze onhandigheid zien. We kregen een mooi plaatje met ons huisnummer, samen met wat schroeven en moeren. Kunnen we hem mooi aan onze brievenbus bevestigen. Maar ja, waar onze le maire geen rekening mee heeft gehouden is dat er mensen zijn die geen boor hebben. Vandaar dat we het huisnummer op de brievenbus hebben gezet, geklemd tussen twee stenen. Heel decoratief, maar een beetje wankel.

Ander goed nieuws over onze catalpa, ook wel parapluboom genoemd. Wij houden van onze catalpa. De afgelopen weken heb ik mij echter ernstig zorgen gemaakt over zijn gezondheid. De vorige jaren was het een imposante potente boom die meteen vol trots zijn bladerpracht liet zien. Dit jaar kwam hij maar langzaam uit zijn schulp. Ik vreesde het ergste. Het ergste wat een catalpa kan overkomen is schimmelziekte. Alle zorgen voor niets. Want de boom is weer tot volle bloei gekomen en maakt zijn belangrijke functie als onze beschermer tegen de zon alweer volledig waar.

Ten slotte de mededeling dat De Blogger, De Censor en Hun Hond het oosten van Frankrijk gaan verkennen. De aankomende dagen rijden wij af naar Die in de Drôme in de hoop dat wij de man tegenkomen van wie wij Dies gratis en voor nop kregen. We willen hem toch nog onze dank betuigen en laten zien dat Dies tamelijk goed terecht is gekomen. Dies verheugt zich het minst op deze reis, want als autistische hond is hij het liefst in eigen omgeving waar hij zijn dagelijkse rooster ziet uitgevoerd.

We proudly present: de catalpa.

Dies in zijn geliefde habitat.

Journal

 

Bad people

Vrijdag 14 juni, Cadouin

 

Where good people are, good people come. Ik hoorde deze uitspraak voor de eerste keer begin van deze eeuw uit de mond van een collega die bestuurslid was van Dogtroep. Ik zat aan die bestuurstafel als nieuwe directeur van Dogtroep. Ik was als interim gevraagd om leiding te geven aan dit legendarische gezelschap op het dieptepunt van zijn bestaan. De makers waren volledig op elkaar uitgekeken en niemand wist hoe het verder moest. Ik ook niet eigenlijk. We stelden een nieuw artistiek leider aan, maar het was uitstel van executie. Dogtroep was gewoon op.

Die uitspraak is altijd een belangrijke leidraad in mijn leven geweest. Zet een paar goede mensen bij elkaar en er ontstaat een soort vliegwieleffect. Goede mensen trekken goede mensen aan, toch een mooi gegeven. Dank aan die oud-collega.

Maar de afgelopen tijd besef ik dat het omgekeerde ook waar is. Where bad people are, bad people come. Het bewijs speelt zich al weken voor onze ogen af. Ik denk dat we het erover eens kunnen zijn dat Geert Wilders een uitgesproken bad people is. Hij is een rancuneuze, vileine, rücksichtslose, borderline-achtige etterbak. Maar hoe kan het dan dat hij zoveel kiezers trekt? Het zegt veel over het niveau van een groot deel van ons land: intellectuele gehalte zero, verwendheidsquotum maximaal, zelfoverschattingsniveau diep in het rood, egoïsme onverantwoord hoog, maatschappelijke kennis nul nada, en op dat soort lieden hebben Grote Bekken & Klootzakken een niet te weerstane aantrekkingskracht.

En de ene Grote Bek trekt de andere Klootzak aan. Grote Bek en Enige Leider van een samenwerkingsverband dat hij partij noemt, heeft nul geïnvesteerd in kwaliteit omdat hij dacht geen kwaliteit nodig te hebben. Wie had gedacht dat hij ooit de grootste zou worden? Hijzelf zeker niet. Gevolg is dat hij zit opgescheept met een stelletje kreupele ja-zeggers, minkukels en halve en hele criminelen.

En het cynische. Favoriete bezigheid van Grote Bek: het afgeven op die verschrikkelijke PvdA. Vermoedelijk tot zijn eigen verbijstering heeft hij het tot nu toe alleen gered met behulp van PvdA’ers, welwillend informeren en formeren ze hem naar zijn 1e kabinet.
Maar ja, het kabinet staat op de drempel van starten en nu moet Grote Bek het doen met zijn Klootzakken. Zie daar maar eens competente bestuurders van te maken. Zoals good people worden beloond met good people, zo worden bad people gestraft met bad people.

De enige lol die ik er als eenvoudig bloggertje aan ontleen is dat ik aan de zijlijn handenwrijvend kan genieten van de demasqué van de Grote Bekken & Klootzakken. Hoogmoed komt voor de val en laten we hopen dat ze zich stevig schaven bij die val.

 

538

Journal

 

Lydia Davis

Donderdag 13 juni, Cadouin

 

Ik kan me voorstellen dat mensen mij een zwerver vinden. Dan weer woon ik hier, dan weer daar. Wat mensen niet zien is dat ik mijn wortels altijd meeneem. Wonen is ook maar een plek waar je een tijd of een tijdje woont. Mensen die hun hele leven op één plek wonen kunnen, omdat ze geen wortels hebben, best zwervers zijn. Door mijn wortels voel ik mijzelf dus geen zwerver.

Als het om boeken gaat, ben ik wel een zwerver. Ik laat mij bij het lezen graag leiden door het toeval. Omdat een vriend me een citaat stuurde uit Het lied van de profeet, las ik onlangs dit boek van Paul Lynch, die er de Pulitzer prijs mee won. Het is prachtig en hij beschrijft in deze dystopische roman wat er gebeurt als Wilders zijn wereldbeeld uit de ijskast haalt. Omdat ik terug wilde naar jeugdherinneringen las ik Narziss en Goldmund van Hermann Hesse. In een recensie in NRC las ik over Uit de eerste hand van Martin Amis. Reden om het boek te lezen. En zo stuiter ik door de literatuur heen.

Boekenbijlagen en tips van vrienden zijn voor mij de belangrijkste triggers om een nieuw boek te lezen. Of liever, mij te storten op een nieuwe schrijver. Elke keer als ik een schrijver ontdek die mij boeit, en waarvan ik meer wil lezen, is dat een feest voor me.

Zo ontdekte ik een paar dagen geleden de Amerikaanse schrijfster Lydia Davis. Als ik een artikel lees over een boek dat me interessant lijkt, maak ik een aantekening. Ik schreef de naam van Lydia Davis op omdat ze zeer korte verhalen schrijft. Dat begrip, ZKV, kennen we in Nederland van een andere lievelingsschrijver van mij, A.L. Snijders, zijn oeuvre heb ik verslonden en regelmatig herlees ik een paar ZKV’s.

Ik verkeerde in de veronderstelling dat A.L. Snijders de uitvinder van de ZKV is -en dat blijkt een vergissing. Het Zeer Korte Verhaal kent een langere traditie in het buitenland en Lydia Davis is daar een belangrijke vertegenwoordigster van. Overigens. Verrassing! Zij blijkt de Amerikaanse vertaalster van het werk van Snijders te zijn.

Eerlijk gezegd vind ik dat Lydia Davis de titel schrijver van Zeer Korte Verhalen meer verdient dan A.L. Snijders. In strikte zin schreef Snijders geen verhalen, dat wil zeggen, hij schreef geen fictie. De teksten van Snijders zou je beter Zeer Korte Essay (ZKE) of Zeer Korte Memoire (ZKM) kunnen noemen, want echte fictie schreef hij naar mijn weten niet, of zijn hele oeuvre moet fictie zijn. Lydia Davis daarentegen schrijft onvervalste fictie. Niet dat ze belangrijk zijn die etiketten, maar het kwam gewoon even in mij op.

Daarnaast schreef Davis essays, artikelen en vertaalde ze boeken uit het Frans en dus ook uit het Nederlands. Haar essays en artikelen zijn gebundeld in De schoonheid van weerbarstig proza (mooie titel!). Ondertitel: over schrijven, lezen en kijken. Ik heb het boek meteen gedownload, evenals haar verhalenbundel Onze vreemden. Ik dompel mij nu onder in Lydia Davis. Ik heb nu dus weer voor weken leesvoer, het leven is vurrukkuluk.

537

Het huis van het weekdier

 

 

 

Oerknal

Planeten, zonnen, zwarte gaten, maansteen,
het vliegt in wilde chaos om ons heen.
Ik zit en schrijf, het is een simpele zin:
het kan niet anders, ook ik spat eens uiteen.

Journal

 

Tonsuur

Woensdag 11 juni, Cadouin

 

Soms schrik je van jezelf. Ik zit op de grond in de tuin. Wyb zit tegenover me, Dies naast ons. We strekken onze armen naar elkaar zodat onze handen op elkaar liggen. Het is dan de bedoeling dat Dies zijn poot erop legt. Een voor allen, allen voor een. Maar elke keer is hij te enthousiast omdat hij weet dat hij een koekje krijgt. Hij slaat zijn poot hard op onze armen. Connie, die met twee vriendinnen op bezoek is, maakt een foto van het tafereel en stuurt me die de volgende dag op. En dan zie ik het: ik ben een echte monnik.

Sinds ik hier in eenzaamheid op een berg woon koketteer ik met het idee dat ons huis een klooster is en ik een monnik. Als Wyb aan het werk is, en dat was ze vorig jaar erg veel, dan voel ik mij ook zo, een eenzame monnik. Nou ja, een monnik die alleen is. Ik heb mijn eenzaamheid vrijwillig opgezocht. Maar als je voor jezelf een beeld creëert, heb je grote kans dat je het ook wordt. En dat zie ik nu op de foto. Op mijn hoofd zit zo’n ronde kale plek die monniken altijd hadden, mijn haar (dat te lang is) als een krans er omheen.

‘Hoe heet zoiets ook alweer, zo’n kale plek met van dat haar er omheen? Een monnikenkrans?’ vraag ik aan Connie via de app.

Ze weet het antwoord: ‘Tonsuur.’
Prachtig woord tonsuur, ook wel kruinschering genoemd. Vroeger bij de Kelten was het al een teken van rouw, onderwerping of toewijding aan de goden, lees ik op internet.

In de rooms-katholieke kerk is die tonsuur overgenomen door de monniken. Met het scheren van zo’n ronde plek het hoofd lieten ze symbolisch alle ijdelheid achter zich zodat zij zich volledig op het geestelijk leven konden richten. Op die manier lieten ze zien dat je celibatair was en je volledig aan het geloof had toegewijd. En natuurlijk verwijst zo’n mooie haarkrans naar de doornenkroon van Jezus. De cirkel is dan rond. Pas in 1972 werd de tonsuur afgeschaft.

Blijkbaar, als je heel vaak zegt dat je een monnik bent, ontstaat dus vanzelf zo’n tonsuur. Het klopt dat ik alle ijdelheid achter mij heb gelaten, maar celibatair ben ik totaal niet. Toch heeft de natuur bepaalt dat ik zo’n tonsuur heb verdiend. Jammer, want liever had ik mijn vroegere bos krullen terug. Ik onderwerp mij aan de ouderdom.

536

Journal

 

Afstand

Dinsdag 11 juni, Cadouin

 

Een vriend appt:’Ongeveer 30% RN, hoe voelt dat en wat merk je ervan?’ Met RN bedoelt hij het Rassemblement National, de radicaal-rechtse partij van Marie Le Pen.

Ik antwoord: ‘Tsja, feitelijk merk ik er hier niets van. De reeën grazen gewoon door. Het is hier diepe provincie, het leven gaat zijn gewone gang. En eigenlijk is het natuurlijk niet anders dan de situatie in Nederland: beroerd. Er komen nieuwe verkiezingen, dat zal veel commotie teweeg brengen, maar hier in Cadouin niet, vermoed ik. Er zijn hier te weinig mensen om commotie te veroorzaken. Ik zal het via de media volgen, net zo als jij dat in Nederland doet, en mij verbazen en boos maken dat mensen zo weinig van de geschiedenis leren.’

Het is toch een rare positie waarin Wyb en ik zitten. Eigenlijk horen we nergens bij. We wonen weliswaar in Frankrijk, maar eigenlijk krijgen we niets mee van de Franse politieke perikelen, alles wat we meekrijgen halen we uit Nederlandse kranten. Fransen kranten lezen we niet en het contact met Fransen is beperkt en als het er is, is het oppervlakkig. Een diepgaande discussie over de Franse politiek kan ik me hier met niemand voorstellen. Alleen al omdat het onderwerp weinig mensen hier in het dorp schijnt te raken. Op straat en op de terrassen zie ik in ieder geval niemand zich boos maken over het feit dat Macron op zo’n korte, bijna onredelijke termijn verkiezingen uitschrijft.

Nog even over onze positie hier. In mijn beleving wonen we eigenlijk nog steeds in Nederland, alleen hebben wij ons teruggetrokken diep in de bossen, ver van het centrum. Dat komt natuurlijk omdat alles wat we doen Nederlands is, voor mij geldt dat nog meer dan voor Wyb. Ik lees Nederlandse kranten, kijk Nederlandse televisie, maar de dagelijkse discussie aan het koffieapparaat moet ik natuurlijk missen. Je kunt zeggen dat afstand mijn positie bepaalt: afstand van Nederland, afstand van Frankrijk.

Het is een positie waar ik wel mee bezig ben. Ik voel me er senang bij, heb er tijdens mijn werkzame leven naar verlangd, aan de andere kant is het voor mij ook een vreemde positie. Mijn hele leven heb ik mij met van alles en nog wat, vaak luidruchtig, bemoeid en nu zit ik voor een raam met uitzicht op een vallei vanaf een berg alleen nog blogjes te tikken. Ik ben in alle opzichten een buitenstaander geworden.

Even later krijg ik nog een app’je van mijn vriend: ‘We hebben hier nu al proletenbakken van Audi of BMW in bijna legergroen. Men kan niet wachten, ze hebben zo’n zin in oorlog. Alles kan en mag weer. Geld zat voor de oorlog.’

Ik antwoord: ‘En wat het fijne is van de oorlog, je hoeft je niet meer te vervelen. Eindelijk iets te doen.’

 

535

Het huis van het weekdier

 

 

 

Boek

Ik jut een boek, een boek om in te wonen,
een nest van woorden, zinnen, vol met zonen.
Ik zoek en raap letters, kind en kraai
en eens zal ik het binden en u tonen.

Journal d’images

 

Bibliotheque

Maandag 10 juni, Cadouin

 

Cadouin. Frans dorpje met in de zomer 200 inwoners en in de winter 50. We wandelen vandaag door het dorp en komen een mobiele winkel met moderne poëzie tegen. Even later een geluidsmuseum. Dit in een land waar reguliere boekhandels belastingvoordeel genieten om het hoofd boven water te houden. Als ze willen verbouwen of uitbreiden kunnen ze subsidie krijgen bij zowel de regionale als de landelijke overheid. De BTW op boeken is 5,5%. Kom daar eens om in Nederland.

Journal

 

Behagen

Zondag 9 juni, Cadouin

 

Op mijn Facebook tijdlijn verscheen de vraag of kunst, met de komst van een bruin kabinet, sowieso niet rechtser moet worden. Er ontstond een discussie of kunst de laatste decennia eigenlijk niet te links was geweest.

Op zich niet gek dat die discussie ontstaat, want iedere ontvanger van subsidie weet dat elke nieuwe staatssecretaris nieuwe criteria met zich meebrengt. Dan moesten we weer topkunst maken, vervolgens marktgericht worden, de wijken ingaan, de eigen inkomsten opvoeren, connectie aangaan met amateurkunst, diversiteit stimuleren, meer aan spreiding doen, werken aan fair pay, zorgen voor verbinding en maatschappelijke relevantie en zo kan ik nog wel even doorgaan.

Ik heb theatermakers zichzelf zien verloochenen, kopje onder zien gaan, in hun poging te voldoen aan de zoveelste nieuwe beleidseisen uit Den Haag. Ik geef toe dat ik lang onderdeel ben geweest van dat proces. Sterker, ik heb menig subsidieverzoek de deur uitgedaan dat perfect paste bij de wensen van nieuw beleid. Ik moet zeggen, met toenemende weerzin. In het begin geloofde ik er nog wel in, maar ik begon mij steeds meer toch de hoer van de kunsten te vinden. Al dat gedraai om de politiek te behagen, het gaat zo voorbij aan het wezen van de kunst. Ik zag dat de overheid kunstenaars dwingt veel van hun energie te steken in zaken die er niet toe doen en volledig voorbij gaan aan de ziel van de kunsten.

Die ziel is namelijk niet te sturen, al lijkt het van wel omdat bijna altijd alle beleidsdoelstellingen werden gehaald. In de evaluaties die ik na vier jaar schreef, bleek altijd weer dat wij perfect hadden voldaan aan de beleidseisen. Daar ga je weer, hoer, dacht ik als ik de envelop op de bus deed.

Zorgde al dat beleid voor betere kunst? Absoluut niet. Een groot deel van de organisatie, en de aandacht van kunstenaars, ging uit naar het voldoen aan politieke criteria. Na alles wat ik heb ervaren en gezien, denk ik dat kunst in eerste instantie los staat van welke politiek en criteria ook. Goede kunst huist namelijk in persoonlijkheid. De kunstenaar is de ziel van de kunst. Hoe meer persoonlijkheid, hoe interessanter zijn kunst. In laatste instantie, als de kunst gemaakt is en beoordeeld kan worden, kan de kunst worden geïnterpreteerd en kun je er politiek duiding aan geven.

Overigens is aan heel veel kunst absoluut geen politieke duiding te geven, gewoon omdat het resultaat politiek gezien onduidelijk is, niet relevant is, totaal anders is georiënteerd. Was Kafka nou links of rechts? Niet relevant. Zijn de schilderijen van Rembrandt verbindend? Niet relevant. Waarom hield Nescio in zijn verhalen geen rekening met het Nederlands kolonialisme? Niet relevant. De kunst is, net als de mens zelf, het meest ongrijpbare waar mensen mee bezig zijn.

En daar zit hem natuurlijk de kneep, de politiek houdt niet van ongrijpbare zaken waarvan de uitkomst ongewis is. Terwijl daar juist de essentie van kunst ligt: kunst is zoeken, is avontuur. Resultaat: onbekend. Als je de kunstenaar tenminste in vrijheid laat werken. Het is toch opmerkelijk dat bij de gesubsidieerde kunsten in evaluaties vrijwel nooit iets echt mislukt. Alleen dat al wijst op de onoprechtheid van veel door politiek gestuurde kunst.

534

Journal

 

Koffie

Zaterdag 8 juni, Cadouin

 

Laten we even stilstaan bij koffie. In mijn vorige blog vertelde ik dat Fransen koffie vaak jus de chaussettes noemen, sokkenwater. Waaruit blijkt dat ze zelf ook geen hoge pet op hebben van hun koffie.

Gelukkig krijgt De Blogger weinig weerwoord op zijn blogs. Ooit begon hij met een soort forum waarop de lezer kon reageren, maar dat vond De Blogger toch te vermoeiend. De ene reactie lokte de andere weer uit en op een gegeven moment was De Blogger meer aan het reageren dan aan het bloggen. Weg forum.

Sinds kort heeft Dossiermoddergat een zeer kritische Corrector in dienst en hij wil zich nog wel eens een opmerking permitteren. Zo liet hij mij weten dat hij mijn opmerking over dat sokkenwater veel te mild vond. De koffie in Frankrijk had echt een hardere benadering nodig. Zo schreef hij: ‘Ik ben van mening dat koffie bestellen in Frankrijk vrijwel altijd resulteert in een kopje ondefinieerbare drekzeug. Of er worden vreemde interpretaties geserveerd, waardoor een cappuccino verwordt tot koffie met slagroom. (….) We streken twee weken geleden neer bij Café Gondree, het allereerste huis dat op 6 juni 1944 werd bevrijd in Frankrijk. De koffie werd gezet op een goede machine, terwijl ik toekeek…. het werd ongelooflijke bocht….’

De Corrector heeft een punt. Ik wil beginnen met in ieder geval een belangrijke waarschuwing: koop in Frankrijk nooit koffie in een van de talrijke wegrestaurants. De laatste keer dat Wyb en ik naar Nederland reden namen we toch weer een kop koffie bij zo’n liefdeloos etablissement. Je bent verslaafd of niet. Eenmaal buiten namen we een slok en het was zo smerig dat we het volledige bekertje in de afvalbak hebben gedumpt. En dat was niet de eerste keer. Hoe vaak gebeurt het niet dat wij, als wij op een terras zitten, de koffie in een plantenbak moeten lozen.

Het gekke is, je gaat de Pyreneeën over en je treft in Spanje een perfecte koffiecultuur aan. Als je iets bestelt, weet je wat je krijgt en dat weet je in Frankrijk nooit. Als je een café crème bestelt heb je grote kans dat je koffie krijgt met een kannetje lauwe melk ernaast. Zeker als je uit Nederland komt met zijn excellente koffiecultuur, en in elke straat twee hipsterkoffietentjes, is koffie in Frankrijk best een dingetje.

Je vraagt je af hoe het kan. Frankrijk staat zich toch voor op zijn rijke gastronomische traditie, zijn verfijnde smaak. Vandaar dat De Blogger zich over deze kwestie heeft gebogen en tot de volgende conclusies is gekomen.

– Wat koffie betreft heeft Frankrijk geen referentiekader. In het verleden dronk men voornamelijk wijn. Koffie nam je hoogstens ’s ochtends om wakker te worden en je croissant in te dopen. Daarna trok je een fles wijn open.

– De Fransen hebben onder andere geen referentiekader omdat ze niet reizen. Waar Wyb en ik ook heen reisden, geen Fransman te bekennen. De Fransman blijft liever thuus. Zodoende komen ze niet in aanraking met andere koffieculturen. Ze weten dus gewoon niet wat ze missen.

– Koffie is bij ons een sociaal smeermiddel. Wat doe je als eerste als de loodgieter voor een klusje langskomt? Je biedt een kop koffie aan. Zo’n smeermiddel moet lekker zijn, dus je past wel op om jus de chaussettes te serveren. Als je hier een loodgieter een kop koffie aanbiedt kijkt hij je verbijsterd aan.

Kortom: er is nog een lange weg te gaan. Mijn aanbeveling: educatie is noodzaak. Laten we cursussen koffie zetten organiseren en proeverijen. Alleen al uit puur eigen belang.

533

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Hoe kan het dat de vogel zo mooi fluit?
Zijn kooi is klein en nooit kan hij eruit.
Hij zingt van steppen, zeeën, hoge bergen.
Och, in liederen gaat een ieder toch vrijuit.

Journal

 

Stoïcijn

Vrijdag 7 juni, Cadouin

 

Wyb en ik zitten met Connie en Judith aan een terrastafeltje op het marktplein van Monpazier. We zitten op het terras van onze favoriete koffietentje Café Ecureuil. In Frankrijk weet je, als je koffie bestelt, eigenlijk nooit wat je krijgt. Veel koffie is, wat de Fransen noemen, jus de chaussettes, sokkenwater. Maar bij Ecureuil is de koffie meer dan lekker.

We waren voor de markt naar Monpazier gegaan, maar na een kort rondje en het kopen van een krop sla zitten we lang op het terras. Het gesprek vlindert, zoals zo vaak, van het een naar het andere. Maar op een gegeven moment komen we op het stoïcisme. Dit komt omdat Judith een studieweek heeft gevolgd over het stoïcisme. Judith is de enige dr. in onze familie. Aan de Universiteit van Wageningen doet zij belangwekkend onderzoek naar koeien. Maar op een gegeven moment had ze gewoon behoefte om even iets totaal anders te bestuderen en dat werd het stoïcisme.

Aan het tafeltje in Monpazier geeft ze ons een introductiecollege over het stoïcisme. Het is natuurlijk onmogelijk om deze stroming in een blogje weer te geven. Maar zoals ik het heb begrepen heb je jezelf en de wereld. Op jezelf heb je vat, jezelf kun je sturen en beheersen. Op alles buiten jezelf heb je geen invloed. Dat overkomt je en je moet je je daar niet druk over maken, want dat heeft geen enkel nut. Andere belangrijke noties: alles heeft met alles te maken. Je kunt de wereld niet opknippen in deelgebieden, alles en iedereen is onderdeel van de wereld. Misschien daardoor zit er ook een een moreel aspect aan vast. Een stoïcijn wordt geacht ook zijn sociale plichten te vervullen. Dit wordt gezien als een natuurlijk bestanddeel van het leven in de menselijke gemeenschap. Het leven in de overeenstemming met de natuur is een belangrijk doel. Uiteindelijk, is de bedoeling, resulteert dit in een gelukkig leven.

Aldus een heel moeilijk onderwerp uitgelegd in nog geen minuut.

Terwijl we aan dat tafeltje geanimeerd aan het praten zijn, heb ik met een schuin oog al gemerkt dat we met belangstelling worden gevolgd door een man en een vrouw aan het tafeltje naast ons. Als wij eindelijk opstaan, vraagt de vrouw tijdens ons weggaan: ‘Wonen jullie hier permanent of zijn jullie hier als toerist?’
Ik vertel haar dat Wyb en ik hier permanent wonen.
‘Ja, dat dacht ik al,’ zegt ze. ‘
‘En waarom dacht u dat al?’ vraag ik.
‘Ja, dat zie je gewoon. Zelf willen we hier ook permanent gaan wonen. We zijn opzoek naar een perceel waar we kunnen bouwen.’

Omdat we ons lopende steeds verder van het tafeltje verwijderen vraag ik haar niet waaraan ze dat dan kan zien. Maar het houdt me wel de rest van de dag bezig. Waaraan kun je nou zien dat wij hier permanent wonen? Zien we er wereldvreemder uit omdat we aan de rand van de wereld wonen? Bewegen we ons vrijer omdat we totaal relaxed zijn? Zien we er wat slonzig uit omdat we verder geen sociale verplichtingen hebben en veel te laat naar de kapper gaan? Zien we er gezonder uit omdat we voor een groot deel buiten leven? Ik hoop ze nog een keer tegen te komen om haar antwoord te horen. Zonder dat we onszelf bewust zijn, zijn Wyb en ik dus veranderd in mensen die permanent in de Dordogne wonen. Omdat het me fascineert denk ik dat ik geen stoïcijn ben. Helaas ben ik niet, zoals de ware stoïcijn, onverstoorbaar.

 

532

Journal

 

Onvervreemdbaar

Donderdag 6 juni, Cadouin

 

Vandaag twee dingen. Een protest. En troost.

Onvervreemdbaar

Dit wordt ons niet ontnomen: lezen,
en ademloos het blad omslaan,
ver van de dagelijksheid vandaan.
Die lezen mogen eenzaam wezen.

Zij waren het van kinds af aan.

Hen wenkt een wereld waar de groten,
de tijdelozen voortbestaan.
Tot wie wij kleinen mogen gaan,
de enigen die ons nooit verstoten.

 

Ida Gerhardt

Journal

 

Straaljager

Woensdag 5 juni, Cadouin

 

De geschiedenis van een ochtend. We zitten op de veranda en genieten van onze koffie en de zomer.

En dan is opeens alles anders. Bulderend lawaai. De lucht trilt. Ik krimp ineen. Het is beangstigend. Een straaljager vliegt op honderd meter pal over ons huis. Omdat hij zo laag vliegt, pal boven je hoofd, hoor je hem niet aankomen. Opeens is het geluid totaal.

Hoe meer rust je zoekt, hoe groter de kans dat je met straaljagers krijgt te maken, weet ik inmiddels. Hetzelfde in Moddergat. De Wadden zijn een ideaal oefengebied en voor de Dordogne geldt hetzelfde. Ik begrijp dat je een straaljager niet op honderd meter over een stad laat vliegen. Hoe minder mensen ergens wonen, hoe meer geschikt voor vliegoefeningen. Gelukkig gebeurt het hier in de Dordogne ongeveer eens in de twee weken dat je hart stilstaat. Aan het geweld van een straaljager wen je nooit.

Toeval. Even daarvoor had ik aan Benne geschreven: ‘Valt het jou ook op dat de oorlog onze samenleving binnen sijpelt? We worden klaargemaakt voor de echte ellende lijkt wel.’
Ik schrijf het omdat ik zojuist in de krant heb gelezen dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseert dat de Nederlandse bevolking moet leren wat te doen als bij een aanval van een vreemde mogendheid de basisvoorzieningen wegvallen en iedereen 72 uur op zichzelf is aangewezen. In Finland bestaat zo’n cursus al en wordt op grote schaal gevolgd. Het lijkt de Adviesraad goed dit ook voor Nederland op te zetten.

In de NRC lees ik even later een groot artikel dat steeds meer Nederlanders bereid zijn te vechten, en te sneuvelen, voor het vaderland. Het gaat liefst om 49% van de jongeren die daartoe bereid is. In Den Haag filosoferen ze al over diverse manieren om de dienstplicht weer in te voeren. Langzaam sluipt de oorlog dichterbij, denk ik bij het lezen.

En alsof het deze ochtend niet op kan luister ik naar een podcast waarin Geert Mak de huidige situatie analyseert. Volgens hem zijn we in een nieuw tijdperk beland. Tot nu toe spraken we altijd over de naoorlogse periode, hij is er inmiddels van overtuigd dat we gaandeweg leven in een vooroorlogse periode. Het feit dat de nieuwe regering vooral een Ot en Sien oriëntatie heeft, beschouwt hij als buitengewoon naïef. Het antwoord in dit vooroorlogse tijdperk is volgens hem Europa. Alleen daardoor kunnen we ons sterk maken in het geopolitieke geweld.

En daar sta ik dan als ex-pacifist. Een leven lang geen oorlog meegemaakt, oorlog afgewezen, zelfs geprotesteerd tegen alles wat militair is. Als er nu zo’n straaljager over mijn kop dendert denk ik: tja, het moet ergens gebeuren en zie ik het als opoffering voor de goede zaak. Die ontwikkeling van pacifist naar ex-pacifist is met schokken verlopen. Poetin gaf daarin de laatste zet.

Het zal me toch niet gebeuren dat mijn tot nu toe oorlogsvrije leven eindigt tijdens een oorlog. Ik vond het zo geweldig dat ik waarschijnlijk tot een van de weinige generaties in de geschiedenis behoorde die geen oorlog heeft meegemaakt. Maar het kan verkeren.

531

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik las het beste dat de mensen schreven,
zag het mooiste dat ze hebben weergegeven,
en ook de vogel in de lucht is prachtig.
Het is goed zo. En nu het eeuwig leven.

Journal

 

Fly on the wall

Dinsdag 4 juni, Cadouin

 

God, was ik maar a fly on the wall. Daar zou ik wat voor over hebben. Ik weet precies waar ik heen zou vliegen. Namelijk naar de woonkamer van Geert Wilders. En als hij daar het licht uitdoet, vlieg ik naar zijn slaapkamer. Gewoon rustig ergens zitten en alleen maar kijken. Het moet natuurlijk niet op een witte muur zijn. Voordat je het weet slaat hij je dood.

Ik zie het helemaal voor me. Ik zat op een lampenkap op de woonkamer van Geert Wilders op het moment dat Dilan Yesilgöz zegt dat ze na de verkiezingen de PVV niet uitsluit.

Wilders zit thuis op de bank met zijn vrouw Krisztina te kijken naar een toespraak van Donald Trump op de Amerikaanse televisie. Puur genieten. En dan krijgt hij op zijn mobiele telefoon een pushbericht.
‘Krisztina, moet je nu horen, die Yesilgöz sluit samenwerking met de PVV niet langer uit. Dit betekent lieve schat dat we groot gaan worden, heel groot.’ Hij staat op en danst met wat onhandige bewegingen een rondje om de bijzettafel. ‘Lieve schat, Wilders 1 is in aantocht!’ En hij loopt opgewonden naar de keuken om een mooie fles champagne uit de wijnkast te halen.
En ik was daar dan bij.

Zo vraag ik me altijd af hoe Wilders slaapt. Slaapt hij meteen in? Of ligt hij nog lang te woelen? Wordt hij ’s nachts onrustig wakker of maft hij gewoon door. Dat laatste kan ik me niet voorstellen, maar als fly on the wall kom je daar gewoon achter.

Het kan toch niet anders of hij moet lang wakker liggen. Al dat getwitter, dat getuur op zo’n scherm schijnt nogal slecht te zijn voor de slaap. Maar sowieso, heb je op een dag getwitterd dat moslima’s een kopvoddentaks moeten gaan betalen. Dan moet je, als je ’s avonds net op bed ligt, toch denken: wat ben ik toch eigenlijk een lul. Waar ben ik mee bezig, al dat gestook, die ellende zaaien… Maar ja, het werkt wel. Maar moet ik daar nou mee doorgaan? Die Martin Bosma kan zo’n verkeerde invloed op mij hebben.
Hij wil er graag met Krisztina over praten, stoot haar even aan, maar ze ligt diep te slapen. Uiteindelijk ziet hij het nog 3 uur op zijn mobiele telefoon worden. Hij slaapt in met de bevredigende gedachte dat het in ieder geval insloeg als een bom.

En sinds die verkiezingswinst heeft hij heel wat liggen draaien in zijn bed. Kan niet anders. Moet hij informateurs, formateurs benoemen, moet hij weer gebruikmaken van leden van andere partijen, zelfs van de PvdA. Vervelend, voelt best als een afgang. Regelmatig loopt hij zijn fractieleden langs. Als er nou maar iemand bij was die politiek iets kon. Maar ja, het enige selectiecriterium voor hem was of ze ja konden knikken. Heeft hij nu best spijt van. Zit hij nu mooi mee opgescheept.

Tegenwoordig ziet hij het regelmatig 3 uur worden op zijn mobiel. Soms zelfs 4 uur. Wat hij het ergste vind is dat hij moet samenwerken met zo’n Omtzigt of Van der Plas, wat een kneuzen. En dan die slang van een Yesilgöz. Best willen samenwerken met de PVV? Ze zit hem in alles dwars. Nou ja, hij beschouwt het maar als een diepte-investering, gewoon wachten tot hij de absolute meerderheid heeft. Oh, wat zal hij die ijskast openen, dat stelletje minkukels krijgt nog wel met hem te maken. Nou moet hij weer plassen. Zo komt de slaap nooit. Die vlieg bij zijn leeslampje irriteert hem ook mateloos.

530

Journal

 

Blaffen

Maandag 3 juni, Cadouin

 

Als je ons weggetje richting Belvès loopt, heb je halverwege links een pad dat uitloopt in een kleine vallei die doodloopt op heuvels met ondoordringbaar bos. Er hangt iets magisch in dat valleitje waar je altijd onbespied bent. Daarom loop ik er graag met Dies even in als ik hem uitlaat.

Halverwege blijf ik staan. Zo’n honderd meter voor me zit een jonge vos. Hij zit in de zon waakzaam te kijken en zijn vacht kent alle tinten bruin en rood. Het is de derde keer dat ik op relatief korte afstand van een vos sta. Ik snap niet waarom hij zo blijft zitten. In deze bossen kan een vos zich dat eigenlijk niet permitteren.

Zo voorzichtig mogelijk probeer ik de aandacht van Dies te trekken. Ik hou mijn wijsvinger strak naast me. Dies begrijpt gebarentaal en komt naast me zitten. Maar omdat ik zomaar halverwege de vallei stilsta, weet hij dat er iets bijzonders aan de hand is. Ik zie hem alert kijken. En verdomd, dan ziet hij de vos. Ik vermoed dat hij denkt dat het een poes is, hij schiet als een kogel van me vandaan, dan denk je dat je een hond goed hebt opgevoed. Over de vos maak ik me geen zorgen. Hij schiet eigenlijk op het zelfde moment weg als Dies. Die zich na veertig meter weer omdraait.

Tegen het vallen van de avond besluiten Wyb en ik nog een wandeling te maken langs de weiden waar reeën zitten. Als we de deur uitlopen is het meteen raak. We staan nog niet op ons weggetje of op het einde van onze vallei staat een ree. Ze kijkt waakzaam, dan loopt ze behoedzaam weg in de begroeiing naast de beek. Reeën kunnen oplossen in het niets.

We lopen door tot het huis van Laurent, onze tuinman. Hij woont op een heuvel en vanuit het weggetje langs zijn huis heb je mooi zicht op de tegenoverliggende heuvel. Ik kijk en zie niets. Wyb pakt mijn arm: ze wijst en geeft me de verrekijker. Verdomd, een reebok staat ons aan de overkant strak aan te kijken. We staan zo een minuut tegenover elkaar.

Dan pas ziet de bok Dies lopen. Hij snelt het bos in. En dan horen we wat we al diverse keren hebben gehoord: het blaffen van een ree. Het is geen blaffen. Het is woede, het is geen waarschuwing voor andere reeën, het is het vervloeken van de mens, dat ellendig beest dat de natuur nooit met rust laat, zijn blaffen is één groot verwijt. Deemoedig lopen we terug naar huis.

Later op de avond kijken we op televisie naar een documentaire over de grutto. De makers volgen de grutto’s op hun tocht van Senegal naar Nederland, 70.000 exemplaren. Er zijn twee rustplaatsen, in Portugal en in de monding van de Somme in Frankrijk. En daar, bij de Somme, waar ze uitgeput rusten, wachten in tientallen hutten de Franse jagers. Op grote schaal schieten ze de grutto af. Ik zou willen blaffen als een ree.

Een vriend vroeg me een paar weken geleden wat de passies zijn van de Fransman. Makkelijke vraag: de jacht, die staat bovenaan. Wyb en ik weten er alles van. Van september tot en met maart veranderen onze bossen in een slagveld. Legertjes met dikbuikige mannetjes rijden met hun four-wheel drives vol honden de bossen in. Onder het genot van drank en worst schieten ze alles af wat beweegt. Denk niet dat ze dat gecontroleerd doen. De dikbuikige mannetjes hebben geen idee hoeveel dieren in de bossen leven. Buiten het jachtseizoen kom ik nooit een dikbuikig mannetje in onze bossen tegen.

529

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ja, eens, opeens, is het bekend: je gaat
dood. Je bent een haas waar hagel inslaat.
De geschiedenis spat alle kanten op.
Wat? Waar? Je stelt de vragen –veel te laat.

Journal d’images

 

Goudmijn

Zondag 2 juni, Cadouin

 

Deze twee weken zijn Connie en Judith op bezoek in de Dordogne. Ze hebben een huis gehuurd in de buurt van Lalinde. Connie is mijn tante, de vrouw van Jan. Het zou raar voelen om haar echt tante te noemen, want we zijn even oud. Die titel gebruik ik alleen als ik app om een ironische opening te hebben, zoals ze haar app’jes wel eens begint met Neef. Judith is een nicht van mij zoals mijn Franse Nicht een nicht van mij is. Judith is de dochter van Jan. Judith blijft maar één week in de Dordogne, Connie blijft twee weken en krijgt in de tweede week twee vriendinnen op bezoek. Zo. Het plaatje is compleet.

Jan had in zijn huis een prachtige werkkamer, alles ademde Jan. Jan mogen we best een verzamelaar noemen. Hij verzamelde Mariabeeldjes, Russische parafernalia, want daar is hij als Ambtenaar Zustersteden van Nijmegen vaak geweest, medailles en alles wat met de familie te maken heeft, waaronder oude familiealbums. Die laatste verzameling mogen we in de familie wel een goudmijn noemen. Van die goudmijn hebben we vandaag weer mogen genieten. Connie besloot na zijn overlijden al snel de kamer van Jan te ontmantelen, want de kamer was wel heel erg Jan. Elk stukje muur, kast en meubels was Jan. Door die ontmanteling laat Connie ons regelmatig albums zien en ook dit keer heeft ze een album en wat losse foto’s mee naar de Dordogne genomen.

Door de goudklompen uit die mijn herleeft de familie voor mij. Ik zie veel foto’s die ik nooit eerder heb gezien. Ik kom ook twee persoonlijke goudklompen tegen. In een album vind ik de onderste foto: Gerard 12 uur oud. Dat betekent dat deze foto op 29 december ’s avonds om tien minuten over negen genomen moet zijn, op dat tijdstip was ik 12 uur oud. Dit is niet de oudste foto die van me is genomen. Er is ook nog een foto waarop ik in de armen van mijn opa lig en ik vermoed dat die ’s middags is genomen: Gerard 6 uur oud.

De bovenste foto zal zeker de oudste foto van mijn moeder zijn. Voor deze foto zijn mijn grootouders speciaal naar Foto Steenmeyer getogen, gevestigd in de Lange Hezelstraat in Nijmegen. Het straatnummer is niet meer te lezen, maar wel dat de fotograaf ‘meermalen bekroond’ is. De foto is genomen op 7 juli 1929. Mijn moeder is dan bijna acht maanden oud.

Ze ligt er tevreden en helder bij, toen al een alerte levendige dame. Precies zoals ik mijn moeder later zal leren kennen. Het rechterbeen lief omhoog. Of ze de foto op latere leeftijd heeft gewaardeerd durf ik niet te zeggen. Ze zal zeker naar haar mollige beentjes hebben gekeken die niets te maken hebben met de benen die mijn moeder later kreeg. Haar benen waren haar trots, zei ze altijd. Tot op late leeftijd kon ze op haar enkels wijzen die nog steeds gracieus gevormd waren.

Journal

 

Balans

Zaterdag 1 juni, Cadouin

 

Even reflecteren. Voors en tegens. Jezelf naar antwoorden denken. Wyb en ik wonen nu anderhalf jaar in de Dordogne. Al bij al wonen we zo’n drie jaar in Frankrijk. Onze eerste helft Frankrijk was totaal anders dan de tweede helft. In de eerste helft waren we drukke ondernemers in een omgeving die van alles en nog wat had te bieden. We woonden in een vrij groot dorp, Nîmes en Montpellier lagen om de hoek. Nu wonen we op het diepe platteland, als de toeristenstroom (duur 6 tot 8 weken) is verdwenen, is er sprake van ongekende rust en leegte.

Tijdens de toeristenstroom wil iemand nog wel eens over ons weggetje rijden waar voor beide richtingen een inrijverbod geldt. Na de toeristenstroom blijf ons weggetje leeg. Alleen de postbode rijdt rond half twee keihard over het weggetje om zijn route af te snijden. Post wordt door de drie bewoners aan het weggetje nauwelijks ontvangen. Voor onze Engelse buren is hun huis een maison secundaire en Jennie en wij communiceren met vrienden en familie via internet. De enige die ons post sturen zijn instanties, en ook die steeds minder. Bol.com wil in Frankrijk niet bezorgen.

Ik ben gek op die rust. Vermoedelijk behoor ik bij de top van Nederlanders die in hun leven de meeste mensen heeft ontmoet en gasten heeft ontvangen. Er was een tijd dat ik geen boodschappen deed omdat iedereen tegen me begon te lullen over theater, hetzelfde geldt voor Wyb. Met een enorme stap hebben we dat achter ons gelaten. Onze sociale contacten zijn teruggebracht tot een normaal, menselijk niveau. Verplichtingen hebben we nauwelijks, onze agenda is nagenoeg leeg, wij kunnen doen waar we zin in hebben.

Ik zou liegen als deze ideale situatie, de maximale vrijheid, niet ook tot nadenken stemt. Vooral in de winter kan ik hevig verlangen naar musea, in toenemende mate zelfs naar theater, waarmee ik lange tijd overvoerd was. Ouwehoeren met vrienden op een terras behoort toch ook tot mijn favoriete bezigheden. Vaker mijn kinderen en kleinkinderen zien, behoort zeker ook tot die wensen. Maar Nederland ligt dertienhonderdkilometer van ons vandaan. De twee grote steden die het meest dichtbij liggen zijn Bordeaux en Toulouse. De eerst ligt iets meer dan twee uur rijden van ons vandaan, de tweede een dikke tweeënhalf uur. Bergerac, dat dichterbij ligt, is veel kleiner dan ik ooit dacht en is tamelijk saai en keurig.

Wat een rol speelt is het verschil in leeftijd tussen Wyb en mij. Ik vind al die rust weldadig. Wyb ook, maar zij vindt dat ze nog te jong is om zich definitief aan die landerigheid over te geven, wat ik erg goed begrijp. Bij haar leeft nog de behoefte om maatschappelijk relevant te zijn, iets nuttigs te doen. Ik heb van die twee neigingen definitief afscheid genomen.

In al die rust die ons omgeeft, al die tijd waarin wij baden, de luxe, is er ook een gebrek aan kader, oriëntatiepunten. De zaterdag ziet er hier hetzelfde uit als de maandag. Of we nu om zeven uur opstaan of om tien uur, niemand die er om maalt. Ook daarmee moet je kunnen leven, of leren leven. Het zijn onderwerpen die regelmatig op poppen. We volgen onze eigen bevindingen op de voet.

Als ik dit blog aan De Censor laat lezen, het is toch een delicaat blogje, zegt ze: ‘Weet je wat het is, het is een zaak van evenwicht. De vraag is: zijn we nu in balans of zoeken we nog balans? En dat verschilt weer per dag.’

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2023