Dossiermoddergat.nl
gerardtonenblogtNieuw
Journal
De vormgeefster en de dichter
Donderdag 27 maart, Cadouin
Gistermiddag heb ik samen met mijn Franse Nicht achter een bureau gezeten, de vormgeefster en de dichter. Mijn Nicht is gespecialiseerd in millimeterwerk en strengheid als het om bladspiegels, interlinies, letters en spatiëring gaat. Ik hou ervan.
Als we zo naast elkaar zitten, blijkt dat we eigenlijk dezelfde strengheid hebben. Ik bekommer me over lettergrepen, woorden, zinnen en strofes en Ineke, zo heet mijn Franse Nicht, transformeert ze naar papier. We wikken en wegen, gelukkig lopen onze smaken niet ver uiteen.
Onze moeders waren zussen, helaas zijn beide overleden, want als wij één ding zijn, dan zijn we kinderen van onze moeders. Het is jammer dat ze er niet meer zijn, want ze zouden het grappig hebben gevonden om ons zo samen achter dat bureau te zien zitten als we in zware discussie zijn over, bijvoorbeeld, dat gedicht dat te lang is voor één pagina. Een deel moet over naar de andere pagina, maar waar laten we het naar de volgende pagina lopen? Er zit een vormgevingsaspect aan, maar ook een inhoudelijk aspect.
Zo werkend, komen we toch ook weer in oude sferen. Sommige gedichten zijn direct geïnspireerd op onze jeugd en onze oude, zeer oude habitat Nijmegen. Even was tante Nel, de moeder van Ineke, heel dichtbij toen Ineke het levensmotto van haar moeder citeerde: ‘Liever opgebrand dan uitgeblust.’ Kijk, dat is de right spirit, de levensinstelling van onze familie. We leven, en daar gaan we alles uitpeuren. Wat mij betreft wordt het de spreuk op ons familiewapen
Groot probleem waar de vormgeefster en de dichter mee worstelen is dat de regels van de gedichten in de sectie Het huis van het weekdier veel te lang zijn. De regels passen niet op de breedte van de pagina. We breken ze op allerlei manieren af, maar het beeld blijft irritant rommelig. Door die rommeligheid worden het gewoon andere gedichten, de rommeligheid tast zelfs de betekenis aan. Een afbreking van een zin, enjambement geheten, is een belangrijk instrument voor een dichter. Hij kan er gedachten door laten springen, onverwacht gelaagdheid aanbrengen en verrassende wendingen.
Het is een probleem waar we niet uitkomen. We besluiten het even te laten liggen. Veel problemen lossen zich op door er vanaf afstand naar te kijken, of gewoon even te negeren. Vandaag stuur ik wat overdenkingen over het probleem naar Ineke. Ik ben benieuwd naar haar reactie.
Het belangrijkste is dat mijn Franse Nicht gisteravond het resultaat van ons werken naar mij toestuurde, het is al een echte dichtbundel, ziet er prachtig uit. Er wachten nog wat kleine dingen, zoals een inhoudsopgave en correctierondes, en dan nog dat grote ding natuurlijk, die regels die maar niet op die pagina willen passen.
Journal
Lunchtijd
Dinsdag 25 maart, Cadouin
Lang heeft het mij enigszins geïrriteerd, dat lunchen van de Fransen, dat heilige lunchen. Rond twaalf uur ’s middags legt men het werk neer of sluit men de winkel, en dan is het eten geblazen. De enigen die nog werken, zijn de restauranthouders en hun koks. Het moet maatschappelijk wat kosten om het land elke dag een paar uur op slot te doen, want er zijn winkels die pas om drie uur weer opengaan, soms zelfs later.
Maar sinds kort troost ik me met de gedachte dat de Fransen dat mogelijk voor ons, de buitenlanders, doen. Ik maak er in ieder geval steeds meer gebruik van. De enkele supermarkt die open is, heeft bijna geen klanten – eindelijk kun je rustig winkelen. De klanten die er wél zijn, zijn toeristen of buitenlanders die hier wonen.
Een paar weken geleden was onze wasmachine kapot en moesten wij het hebben van die grote wasautomaten die je bij de supermarkten ziet. Ga tijdens de Franse lunch, en je kunt – omdat iedereen zit te eten – zeker je was draaien.
Vandaag maak ik gebruik van de lunchtijd door met Dies te gaan wandelen. Rust gegarandeerd. Het is mijn eerste grote wandeling in lange tijd rond Cadouin. Het fijne is dat ik alle paden in deze omgeving ken, maar tijdens deze wandeling blijf ik voornamelijk op het asfalt lopen. Ik zie de afslagen die me naar de paden brengen die ik zo vaak heb bewandeld, maar ik weet dat ze steil omhoog gaan. Mijn conditie is enigszins aangetast door het wandelen op het vlakke Hollandse land en een lichte ontsteking aan mijn hartzakje. Ik moet nog rustig aandoen.
Maar mijn voorzichtigheid maakt de wandeling niet minder mooi. Het landschap ligt er zo verstild bij. Er is geen wind, de lucht is hier zoveel schoner dan in Delft, het voorjaar zoveel verder. Overal bloeien al pinksterbloemen langs de weg. Het fijne is dat ik hier een tijd niet ben geweest. Ik zie de omgeving met vernieuwde ogen. Toen ik hier langere tijd woonde, sleet mijn blik, werd het gewoon. Nu zie ik hoe ongelooflijk mooi de omgeving is en hoe perfect de oude huizen bij het landschap passen.
Uiteindelijk besluit ik toch maar een bospad in te slaan en een helling te beklimmen. Mijn conditie is toch beter dan ik dacht. Een van de redenen om hier te wandelen, is dat alles altijd hetzelfde blijft. De paden houden altijd hun sfeer, het verlaten huis blijft verlaten, en de ruïne is gestopt met afbrokkelen. Er is volgens mij niemand die hier ooit verhuist, iedereen is stevig verankerd in dit hobbitachtige landschap. Behalve wij dan, beroepsverhuizers.
Dies is in en in gelukkig, en ik ook. En terwijl ik dit schrijf, heeft Caroline de paarden naar de vallei overgebracht, waardoor ook de vallei nu weer compleet is.
Journal
Sponde
Maandag 24 maart, Cadouin
En toen was ik alleen. Klinkt dramatisch. Dat is het niet, maar het is wel vervelend. Vanmiddag heb ik Wyb naar het vliegveld van Bergerac gebracht om terug te vliegen naar Nederland. Wyb gaat daar de komende drie dagen werken en komt vrijdag weer terug. Makkelijk te doen, want van Bergerac naar Rotterdam Airport, tien kilometer van ons huis, is het anderhalf uur vliegen.
Ooit stond er groot als kop boven een interview met mij: ‘Alleen ben ik het gelukkigst.’ Het tweede deel van die zin liet de koppenmaker voor het gemak achterwege, maar dat luidde: ‘Maar dan moet er ’s avonds wel weer iemand thuiskomen.’ Die kop is mij door mijn geliefden en kinderen nog lang nagedragen. Eigenlijk tot nu toe, want als het hen zo uitkomt, hoor ik weer: ‘Maar jij was toch het gelukkigst als je alleen was?’
Als Wyb aan het werk is, ben ik vaak alleen, en dat vind ik inderdaad heerlijk. Ik kan erg genieten van de rust in huis, van je even helemaal goed kunnen concentreren. Maar aan het eind van de middag ben ik daar dan ook wel weer klaar mee. Het feit is dat zowel Wyb als ik nooit een dag zonder elkaar zijn. Als dat wel eens gebeurde, kwam dat tot nu toe door mij, omdat ik met een dochter naar Krakau ging of een afspraak in Nederland had in de tijd dat we nog fulltime in Frankrijk woonden.
Dit is eigenlijk de eerste keer in 24,5 jaar dat Wyb de echtelijke sponde verlaat. Wij leiden een tamelijk symbiotisch leven en vinden dat – ik spreek nu ook even namens Wyb – heerlijk. Vandaar dat ik met enige zorg de aankomende nachten tegemoet zie. Alleen in bed liggen, ik ben er erg slecht in. Ik merk dat mijn lijf, als er niemand naast mij ligt, als een reflex een warm lichaam opzoekt, maar dat zal de komende dagen dus niet lukken.
Nadat ik Wyb had afgezet, reed ik door naar mijn Franse nicht in Issigeac. De komende dagen gaan we werken aan mijn lang aangekondigde dichtbundel Het huis van het weekdier. Die zal verschijnen in de poëziereeks van Uitgeverij Prinsen, en de bundel krijgt dan ook dezelfde lay-out als de gedichtenbundel De dood en de dingen van Jan Th.A.E. Roelofs, mijn geliefde en helaas overleden oom. Een precieze verschijningsdatum is er nog niet, maar in deze dagen van eenzame nachten wordt er hard aan gewerkt.
Het huis van het weekdier
Vox Poetica
Zijn stem doet mijn stem spreken. Zie, het licht,
aan en uit rijgt het jaren. Maar al wordt het aarde-
donker, wij roepen moeiteloos naar elkaar. Mijn zinnen
hoor ik soms zelfs uit uw woorden. Ze stelend weet ik u
mijn vijand, vriend. Hoor, de tijd bestaat niet. Wij staan
stil. Stemmen dringen. Gerust: de ongeboren vijand luistert.
Journal
Over de liefde
Zondag 23 maart, Cadouin
Puur uit liefde voor het boek en verheffing van het volk ( ik ben solidair) word ik in elke stad waar ik woon lid van de bibliotheek. Nou moet gezegd dat ik een haat/liefde verhouding heb met bibliotheken en levenslang een slecht lid ben geweest. Ik ben meer geld kwijt geweest aan boetes dan aan abonnementsgeld. Dat komt omdat ik vaak twee boeken naast elkaar lees. Zo liggen in de kast de biografie van Godfried Bomans op mij te wachten en daar bovenop de verzamelde reisverhalen van Cees Nootenboom. Ik verheug me erop, maar ze moeten nog even wachten.
Zo ben ik ook lid geworden van de bibliotheek van Delft. Ik heb er ernstig aan getwijfeld want bij het eerste bezoek schrok ik mij een hoedje. Wat een armoedig zooitje en wat een krakkemikkige collectie. Het is verreweg de slechtste bibliotheek waarvan ik ooit lid was. Opmerkelijk voor een stad waar het intellectueel gehalte wel vijf keer boven het gemiddelde ligt.
De afdeling fictie stelt al helemaal niets voor. Van de meest essentiële schrijvers hebben ze geen boek in huis. De afdeling non-fictie hebben ze niet volgens de vertrouwde bibliotheek categorisering ingedeeld, een of andere losgeslagen bibliothecaris heeft de boeken in kleuren ingedeeld. Zo kun je geschiedenisboeken zowel bij rood als bij geel en groen vinden. Een bibliotheekjuf probeerde mij wijs te maken dat dit veel publieksvriendelijker was. Alsof ze mij alles wijs kunnen maken.
De boekenredactie van NRC vroeg een paar weken geleden aan 81 professionele lezers wat zij de beste boeken van de 21ste eeuw tot nu toe vonden. Het werd een interessante lijst, van die lijst had ik er slechts twaalf gelezen, dus ik ben zeker geen professionele lezer. Omdat het aantal mij tegenviel besloot ik mijn leven te beteren en toog met de lijst naar mijn nieuwe bibliotheek.
Van al die vijftig boeken, het beste dus wat er deze eeuw was geschreven, aldus professionele lezers, zag ik maar één boek dat ze in huis hadden: Over de liefde van Doeschka Meijsing. Alhoewel ik zo’n beetje ben opgegroeid met Doeschka Meijsing moet ik bekennen nog nooit iets van haar gelezen te hebben. Dat kun je soms zo hebben. Een schrijver staat je niet aan, zonder dat je weet waarom en zonder ooit iets van hem of haar gelezen te hebben. Alle reden dus om Over de liefde mee te nemen.
En verdomd. Wat heb ik mij weer vergis. Wat kan die Doeschka Meijsing schrijven. Over de liefde is een pracht boek. Ik heb sterk de neiging een fragment in dit blog op te nemen, zodat ik de lezer kan overtuigen, maar dat doe ik niet want anders wordt het blog te lang.
Inmiddels ben ik erachter dat ik met mijn bibliotheekpas ook gebruik kan maken van de Haagse bibliotheek. Goed beschouwd ligt die slechts tien minuten treinen van mij vandaan en de Haagse bibliotheek zou ik een echte bibliotheek willen noemen. Het enige dat ik hoef te doen is mijn abonnement upgraden. Natuurlijk had ik het goedkoopste abonnement genomen na het zien van de armtierige collectie, maar door een vijftien euro duurder abonnement te nemen mag ik ook naar Den Haag.
Journal
Regen
Zaterdag 22 maart, Cadouin
Ik denk wel eens dat Wyb en ik de regen aan onze kont hebben hangen. Niet in metaforische, wel in meteorologische zin. Zo hebben wij ooit Zweden bereisd, van het zuidelijkste puntje tot het noordelijkste deel. Het was hoogzomer, maar we hebben geen zon, geen blauwe lucht gezien. Het regende op elke kilometer die wij reden. In ons mateloze optimisme hadden we onze tent meegenomen. Maar het ding werd klammer en klammer. Uiteindelijk moesten we onze heil in een van de vele hutten die Zweden rijk is zoeken.
In elke hut die wij namen hadden we uitzicht op een van de vele meren die het land rijk is. Altijd hetzelfde beeld: opspringende regendruppels, kringen in het water, een onrustig beeld. Vermoedelijk hebben deze ervaringen definitief mijn beeld van Zweden bepaald: wat een grijs en grauw land. De steden, zo zag ik, hadden zich aangepast aan het weer. Ook op hen waren de bijvoeglijk naamwoorden van de vorige zin op toepassing: grijs en grauw.
In 2007 trouwden wij op 21 december in Dokkum, precies zeven jaar nadat wij elkaar in Harlingen de liefde hadden verklaard. Onze huwelijksreis ging naar Sicilië. Mijn dringende advies: ga nooit in december naar Sicilië. Mocht je denken dat daar altijd de zon schijnt, dan heb je het mis. In december en het begin van januari is Sicilië een somber en koud eiland met veel regen. Gelukkig tastte dat het beeld van ons liefdesgeluk niet aan.
Nadat we terugkwamen na ons chambres d’hôtes echec door die verdomde corona, woonden we weer in Nederland. We zouden ons weer overgeven aan het vaderland. We kwamen begin november aan en er hing al een donkere lucht. De maanden daarna bleef het regenen, het hield niet op. Na de zonnige Cevennen zagen we pas helder hoe somber Nederland is, en wij vluchtten teleurgesteld terug naar Frankrijk.
In menig land waar wij op vakantie gingen: regen. Zelfs in zonnige streken, zoals in Portugal of Tenerife wachtte de regen ons op. Deze dagen is het niet anders. Nederland baadt in de zon, nooit stond het kwik zo hoog in maart. Wij gaan naar het veronderstelde zonnige Zuid-Frankrijk en waar krijgen we mee te maken: regen.
De lente in de Dordogne schijnt echt prachtig te zijn geweest, mild, veel zon, mensen die heerlijk in de zon zitten te lunchen -een paradijs. Wij arriveren in deze mooie lente in de Dordogne en wat denk je: regen.
Ik durf dit te schrijven omdat, net voordat ik aan dit blogje begon, de zon toch eindelijk begint te schijnen en de blauw lucht de wolken heeft verdreven. Wie weet, stille hoop, verdrijft het ook de regen die aan onze kont schijnt te hangen.

Journal
Tentenkamp
Vrijdag 21 maart, Cadouin
Ik verbaas me erover hoe uitgerekend Nederland onverschillig staat ten opzichte van de klimaatdoelen. Bij stijging van de zeespiegel zal Nederland zeker een van de eerste landen zijn die wordt getroffen, maar niemand schijnt zich er druk over te maken.
Als het niet lukt om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, stijgt het water mogelijk met twee meter, aldus een rapport van KNMI. Dat die uitstoot niet zal verminderen, komt steeds dichterbij. Het milieu en de klimaatdoelen verdwijnen in rap tempo van de politieke agenda. Drill, baby, drill, is het motto van een van landen die het meest vervuilt. En ook in Europa wint de korte termijn het in toenemende mate van de lange termijn. Ruim baan voor de industrie en de boeren.
Ik zelf woon in Delft dat gemiddeld 1 meter boven ANP ligt. Het hoogste punt van Delft ligt in het oude historische centrum. Hoe verder je daar vanaf woont, hoe meer kans op natte voeten. De naastgelegen dorpen Schipluiden en Den Hoorn lopen al onder als de zeespiegel 1 meter stijg. Het laagste punt in Nederland ligt vlakbij Rotterdam met 6,78 meter, dus ook vlak bij mij. Ik kan niet anders dan concluderen dan dat ik mijn woning, als De Vloed komt, moet verlaten. We wonen dan wel drie hoog, maar ik heb geen zin om voortdurend door 1 meter hoog water te waden als ik boodschappen ga doen. En vermoedelijk wordt de Randstad sowieso grootschalig geëvacueerd.
Gelukkig hebben we nog een huis in de Dordogne, waar ik momenteel ben. Ik heb de situatie hier vandaag eens goed bekeken en gemeten en grote kans dat dit huis in de toekomst nog een belangrijke functie krijgt. Dat we het hier droog houden is zeker. We liggen zo’n 200 meter boven de zeespiegel en zijn omgeven door vele heuvels, die een veiliger barrière vormen dan onze miezerige duinen.
De situatie ziet er als volgt uit. We hebben best een grote tuin, waar zeker vier tenten van het Rode Kruis kunnen staan. Daarnaast hebben we een berg met vier terrassen waar de monniken in vervlogen tijden hun wijn verbouwden. Als we die een beetje fatsoeneren kunnen er per terras ook wel twee tenten van het Rode Kruis staan. Dat zou het aantal tenten op 10 brengen.
Mijn familie is dus onder de pannen, die hoeven zich voor de grote evacuatie uit Nederland geen zorgen meer te maken. Ik denk dat we dan het kleinste opvangkamp van Europa zijn, maar alles beter dan naar een tentenkamp in Hongarije of Roemenië overgebracht worden.

Het water staat nu eigenlijk al verdomde hoog in Delft.
Journal
Uitschudden
Dinsdag 18 maart, Delft
Als een hond een andere hond tegenkomt die hij niet vertrouwt, is hij meteen gespannen. Als blijkt dat hij de andere hond wel kan vertrouwen, schudt hij zich uit om de spanning van zich af te schudden. Hetzelfde gebeurt als hij heeft gespeeld en weer helemaal in de realiteit wil zijn. Even schudden en hij is er weer helemaal bij, helemaal zichzelf. Cadouin is mijn schudden. Morgen gaan we weer richting Frankrijk. De vaste lezer van Dossiermoddergat weet wat dat betekent: minder frequente blogjes, het hoofd van De Blogger gaat even in ruststand.
Het afgelopen half jaar is er het nodige gebeurd. Een verhuizing, een inburgeringscursus in Delft. Dat is allemaal te behappen. Maar wat te denken van het wereldtoneel? Begin januari Trump aan de macht en nog geen drie maanden later heeft hij van Amerika een ander land gemaakt. Zullen er ooit nog nieuwe verkiezingen in Amerika worden gehouden? Velen die daar aan twijfelen. Hitler had na democratische verkiezingen in Duitsland slechts zes weken nodig om de Nazi-staat vorm te geven. Trump doet er iets langer over, maar is aardig op weg. Zo gauw politici rechterlijke uitspraken negeren weet je hoe laat het is.
Ik geef toe, ik volg de ontwikkelingen misschien wel iets te obsessief. Er gaat geen dag voorbij of ik verslind kranten en dan ’s avonds wachten nog de talkshows. Ik hoef eigenijk niet te kijken, want ze kunnen mij zo inhuren als Amerika deskundige. Er is eigenlijk weinig wat aan die tafels wordt verteld dat ik al niet weet.
Ik volg de ellendige ontwikkelingen puur uit natuurlijke nieuwsgierigheid. Ik weet dat ik niets kan bijdragen om de situatie te veranderen. Er zijn zelfs vrienden die besloten hebben het nieuws niet meer te volgen, ze vinden het nieuws uit Amerika te ellendig, kunnen het niet meer aanzien. Maar dat wegkijken lukt me niet, ik wil het beest graag in de ogen kijken. Dat neemt niet weg dat ik toch een opkomende Trump-moeheid bij mijzelf begin op te merken. Voor wie dat niet weet, het is onderdeel van zijn tactiek: flood the zone. Maak zoveel stampei, verander zoveel, verras ze met het onmogelijke, schok ze door leugens opdat ze zich laten overdonderen, gek worden en zich er uiteindelijk bij neerleggen.
En dan hebben we ook nog dat halve zolen kabinet in Nederland. Maar daar wil ik het nu niet over hebben. Wat ik wil zeggen: genoeg dus om even afstand van de wereld te nemen. Ik ga even een paar weken op onze berg wonen en kijken naar de lucht en de dravende paarden in de vallei onder ons. Ik neem een voorbeeld aan Dies, me even lekker uitschudden. In ruststand en met afstand naar het gefriemel van mensen kijken.
Journal d’images
Hiep, hiep, hoera
dinsdag 18 maart, Delft

Hiep, hiep, hoera, Wyb is jarig. Hier pakt ze ’s ochtends, heel vroeg, vandaar de slechte kwaliteit van de foto, haar verjaardagscadeau uit. Dies kijkt nieuwsgierig toe. Snel feliciteren, cadeau uitpakken en dan naar haar werk.
Journal
Inburgering
Maandag 17 maart, Delft
Zaterdagavond hebben Wyb en ik een belangrijk deel van onze zelfopgerichte Delftse inburgeringscursus voltooid. Het is toch mooi dat je, als je je een beetje gaat verdiepen in de stad waar je bent gaan wonen, er meteen van gaat houden. Van Delft zeker, want Delft is een oer-Hollandse stad. Hier is negenhonderd jaar Nederlandse geschiedenis verenigd in één stad. Het kreeg stadsrechten in 1246 en was aan het einde van de 16e eeuw een van de belangrijkste steden van Nederland. En passant was het ook nog decor van de moord op Willem van Oranje in 1584, die in Delft resideerde.
De voltooiing van onze inburgeringscursus bestond uit een bezoek aan het museum De Porceleyne Fles. Deze naam wordt nog wel eens gebruikt, maar de officiële naam is nu de Royal Delft-fabriek. Waren er vroeger zo’n honderd fabrieken in Delft die Delfts blauw keramiek maakten, er zijn er nu twee over: Royal Delft en Heinen Delfts Blauw. Wie denkt dat Delfts Blauw iets uit het verleden is, heeft het mis. Hele volksstammen, van alle continenten, komen naar Delft, aangetrokken door het wit-blauwe porselein.
Stadsmarketing lijkt in Delft te zijn uitgevonden. De ingrediënten zijn dan ook sterk: een rijke geschiedenis, het graf van de Oranjes, beroemde schilders – met Vermeer en Jan Steen als absolute toppers –, pittoreske grachten, een industrieel product (het Delfts Blauw) en als kers op de slagroomtaart de Technische Universiteit en onderzoeksinstituten als TNO en Deltares.
Ze waren er natuurlijk als de kippen bij om die wetenschappelijke samenballing te verenigen onder de naam Delft Kennisstad, met als slagzin Creating History. Alles is marketing hier. En het mooie is natuurlijk dat je de TU een no-nonsense universiteit kunt noemen. Het wetenschappelijk onderwijs in Delft onderscheidt zich door het ingenieurswezen, innovatie, bouwkunde en civiele technieken. Where bright people are, bright people come. En zo is Delft een smeltkroes van talen, met studenten van over de hele wereld.
We sloten onze inburgeringscursus tamelijk liederlijk af. We schreven ons in bij Maaltuin, dat zich heeft gespecialiseerd in diners op speciale locaties. Dat betekent een rondleiding door de productieruimtes van Royal Delft, daarna dineren op de zolder van de oude fabriek, en vervolgens natuurlijk shoppen in de winkel van Royal Delft. Werkelijk overal komt de marketing om de hoek kijken.
Niet dat Wyb en ik iets kochten. Een klein vaasje ter grootte van een wijsvinger voor 150 euro? Nee, laat maar zitten. En dat alleen omdat er het logo van Royal Delft op staat. Iets anders irritants: in het museum hebben de herdenkingsborden van de Oranjedynastie wel een erg prominente plaats. Maar ja, wat wil je. Marketing! Ook al is het foeilelijk, als het publiek het maar vreet. We zijn ingeburgerd.

Studenten uit alle windstreken.
Het huis van het weekdier
Een schuilplaats
Het landschap heerst. Gericht: alles gaat open en ver-
waait. Bont en botten ten spijt. Alleen kluisters komen
te pas voor deze strijd om stilstand. Want de gelukkige
nagelt zich bij voorbaat vast. De rest jaagt zichzelf uit-
een. Het wordt doorsneden: lijf en leden. Slechts hier en
daar, verzamelt zich iemand. Een stem: een schuilplaats.
Journal
65ste
Zaterdag 15 maart, Delft
Nederlandse kinderen zijn berucht in Frankrijk. Ze staan bekend als ongedisciplineerde, brutale schreeuwlelijken, onhandelbaar. Vooral in restaurants wordt dit pijnlijk duidelijk. Met bewondering kijk ik altijd naar Franse kinderen die een avond lang rustig aan tafel blijven zitten en gewoon onderdeel zijn van het gesprek aan tafel.
Nederlandse kinderen kunnen nog geen kwartier op hun kont zitten. Ze gaan al snel over tot het spelen van tikkertje tussen de tafels, waar ze schreeuwend achter elkaar aanrennen. ‘Och, als ze zich maar vermaken.’ Of, wat nog veel vaker voorkomt, ze hangen zakkerig onderuit met hun mobieltjes, het geluid zacht aan.
Hoe kan dat nou, zo’n enorm verschil? Natuurlijk begint het, zoals zoveel, met de opvoeding. De ouders zijn niet veel beter dan de kinderen. In de Franse supermarkten doet iedereen altijd ingetogen zijn boodschappen. Dat wordt eind juni redelijk wreed verstoord als je opeens iemand in de supermarkt hoort gillen: ‘Hé, Jannie, de chips staan hier!’ ‘Ha fijn, ik kom eraan,’ roept Jannie ongegeneerd vanaf de andere kant van de supermarkt. De kinderen van Jannie en haar man rennen inmiddels van de een naar de ander. De Nederlander is lomp, en in het buitenland lijkt hij nog lomper te worden. De laatste vormen van decorum vallen weg.
Uit een groot buitenlands onderzoek naar het gedrag van kinderen in de klas blijkt dat Nederlandse klassen op de 65ste plek staan van de 81 landen die zijn onderzocht als het gaat om herrie en rumoerigheid in de klas. Valt me eigenlijk nog best mee, gezien mijn eigen ervaring.
Als kinderboekenschrijver heb ik ongelooflijk veel scholen bezocht en wat mij opviel was de enorme tegenstelling wat herrie in de klas betreft. Er waren scholen waarin zo’n rustige prettige sfeer in de klas was, een sfeer die vanzelfsprekend leek. Maar dat was die natuurlijk niet, merkte ik als ik weer eens in een klas stond waar het een zooitje was. Voordat de juf de boel rustig had, waren we al snel een deel van de les verder. Wat het verschil maakte? De juf. De ene juf is top, de andere bagger, waarbij de laatste categorie verreweg in de meerderheid is.
Tijdens dit deel van mijn carrière had ik nog niet eens last van de mobieltjes epidemie. Het mobieltje was toen gelukkig nog niet uitgevonden, want die zullen vast een nog grotere aanslag op de concentratie hebben gevormd en de onrust vast nog groter.
In een ingezonden brief in de Volkskrant lees ik: ‘Is er nog zoiets als gezaghebbend ouderschap of onderwijs? Respect is ingeruild voor brutaliteit en eigenbelang. We noemen het ‘mondigheid’, maar laten ondertussen onze scholen verzanden in chaos.’ Het resultaat zie ik in Frankrijk.
Journal d’images
Vermeerderd
Vrijdag 14 maart, Delft



Journal
Puntje
Donderdag 13 maart, Delft
Als je bij ons op de bank zit, kijk je in de kronen van grote kastanjebomen. In de meest linkerboom zit een groot nest. Vorige week was ik opeens getuige van een opstootje. De natuur blijft voor de mens toch een raadselachtig fenomeen. Rond het nest vlogen opgewonden twee kraaien. Een paar meter van hen vandaan zaten twee eksters.
Het was duidelijk wat de kraaien zeiden: opdonderen. Maar het was ook duidelijk wat de eksters dachten: fijn nest, mooi onderkomen voor onze nieuwe leg. Het gekke is dat ik tot nu toe nooit een vogel in de buurt van het nest had gezien en nu was het opeens het middelpunt van grote opwinding. Daar bleef het niet bij.
Ik zie eksters vaak met z’n tweeën opereren. Nu bleek dat eksters toch een hechte gemeenschap vormen. Binnen de kortste keren zaten er acht eksters in de boom, dreigend, scheldend. Af en toe vloog een van de kraaien weg, alsof hij wilde zeggen: laten we nou gewoon deëscaleren.
Daar wilden die eksters niets van weten. Keer op keer vlogen ze naar het nest, er echt op zitten durfden ze niet. Het is me duidelijk dat eksters een diep respect voor kraaien hebben. Het hele gedoe duurde zeker een half uur. Daarna vloog de hele meute weg. En het wonderlijke: tot nu toe heb ik in de buurt van het nest geen vogel meer gezien. Kraai noch ekster.
Van een heel andere dimensie speelt zich in ons huis af. In Cadouin hebben we een nauwe band met insecten. Elke dag zie ik ons huis wel een spin, lieveheersbeestje, wants of vlinder. Hier in Delft lijkt ons huis steriel, tot nu toe geen insect gezien.
Een paar dagen geleden stond ik te plassen, zie ik op de rand van de betegeling een zwart puntje. Ik dacht dat het een vuiltje was en wil het wegvegen. Blijkt het puntje te kunnen lopen. Ik probeer het dood te drukken, maar het puntje laat zich op de grond vallen. Ik onderzoek waar het puntje vandaan kan komen, blijkt er een piepklein gaatje te zitten bij de sponning van de deur.
De dagen daarna zie ik het puntje opnieuw lopen. Hij is dus van de vloer, zeker anderhalve meter lager, omhoog gelopen naar het gaatje in de muur. Uit respect voor zoveel inspanningsvermogen laat ik het puntje gewoon over de tegelrand lopen. Het is toch het bewijs dat de natuur overal is, zelfs op de meest steriele plekken. Ik vind het een geruststellende gedachte.
Journal
Vliegwiel
Woensdag 12 maart, Delft
Over sommige zaken kun je beter zwijgen en in stilte hopen dat ze gaan zoals ze altijd gingen. Met pijn in mijn hart kan ik het volgende voorbeeld noemen. Nog niet zo lang geleden zong ik in een blog de lof over onze Volvo die ons nu al jarenlang trouw van Nederland naar Frankrijk bracht en andersom en dat heel intensief. Ik had het nog niet geschreven of bij het starten van de auto hoorde ik een metaalachtige klik die ik nog niet eerder hoorde. Het leek of een stang tegen een andere stang sloeg.
Ik ontken best graag de harde realiteit, dus reed ik een paar weken door alsof er niets aan de hand was. Maar de klik ging niet weg. Aangezien we volgende week weer naar Frankrijk gaan, leek het me toch beter om eens naar een garage te gaan om te vragen of we met zo’n klik veilig in Frankrijk aan kunnen komen.
De Turkse eigenaar, de hele garage-industrie drijft in deze streken op de multiculturele samenleving, geen idee wat we met een wit Nederlands zouden moeten beginnen, luisterde vakkundig en ik zag hem zorgelijk kijken. ‘Het vliegwiel is kapot. U kunt met die auto absoluut niet meer naar Frankrijk. Als dat vliegwiel breekt gaat de hele versnellingsbak kapot. Dan bent u nog verder van huis.’
Dus volgende week niet naar Frankrijk? Net nu ik zoveel zin had. ‘Hoe duur gaat die reparatie worden?’ vroeg ik. ‘Tweeduizend euro,’ liet hij weten. ‘Ik kan hem wel in twee dagen voor u maken.’ Want om wat druk op de ketel te zetten had ik gezegd dat we donderdag naar Frankrijk moesten. Fijn dat het zo snel kon.
Uiteraard was ik buitengewoon beleefd tegen de garagehouder, ik heb een diep respect voor het beroep, zoals ik een diep respect heb voor iedereen die iets met zijn handen kan maken. Maar inwendig vloekte ik me te barsten: tweeduizend euro voor zo’n dom geval als een auto.
Tot zover de auto. Het zal de lezer misschien opvallen dat mijn blogjes steeds korter worden. Ik was in Tilburg en Leo liet mij een commentaar lezen van iemand die Dossiermoddergat had gelezen. Hij vond de blogjes net te lang. Ik ben het daar eigenlijk helemaal mee eens, maar als ik lekker aan het schrijven ben, kom ik altijd op blogjes uit die tussen de 500 en 600 woorden hebben. Opnieuw nam ik mij voor ze korter te maken. Vandaar dat ik nu stop. Dit blogje heeft 426 woorden, komt in de buurt van mijn ideaal. Al voel ik mij ingeperkt.

Journal
American Psycho
Dinsdag 11 maart, Delft
De afgelopen week heb ik stompen in mijn buik gehad. Klappen voor me kop. Ademnood. Ik ben namelijk gemarteld door het boek American Psycho van Bret Easton Ellis, een boek dat hij schreef in 1991. Het is het meest smerige en wreedste boek wat ik ooit heb gelezen. Nette mensen hebben diepe kelders, schreef ooit een toneelschrijver. Was het Marcel Osterop? Deze week heb ik gezien hoe die kelders eruit zien, ze stinken naar lijken, zijn beschimmeld en met een beetje pech kom je er nooit meer uit.
Mijn advies: ga het boek niet lezen. Je maag draait zich om. Het boek beschrijft het leven van de New Yorker Patrick Bateman, een rijke investeerder van rond de 25. Hij is knap, leidt een luxe leven, het ontbreekt hem aan niets. Zijn voornaamste bezigheid: uiteten met zijn vrienden, veel drinken en snuiven. Een zorgeloos leven.
Toch heeft Patrick Bateman een groot geheim. Hij is namelijk een seriemoordenaar. Hij begint met het verminken en vermoorden van zwervers, daarna neemt hij vrouwen mee naar huis en doet de meest gruwelijke dingen met ze, geen detail blijft ongeschreven, tot de dood erop volgt. Hele passages kon ik niet uitlezen.
Met dit boek beschrijft Ellis de totaal liefdeloze wereld van Wallstreet. Alles gericht op uiterlijk en status. Nergens affectie. Het wonderlijke is dat Donald Trump regelmatig in het boek wordt genoemd. Nou ja, genoemd, aangestipt. Maar Ellis schreef het boek in 1991 en dan is dus al duidelijk dat Trump in New York, in die keiharde wereld die Ellis beschrijft, een prominente rol speelde. Zo liegt Bateman bijvoorbeeld dat hij op een feestje bij Trump is geweest omdat het hem status verleend.
Ik zal je aan een fragment laten proeven en dan kun je, wat mij betreft, zeggen dat je het boek hebt gelezen.
‘Ik kom terug uit Central Park waar ik, vlak bij de kinderboerderij, bijna op de plek waar ik die jongen van McCaffrey heb vermoord, delen van Ursula’s hersens aan passerende honden hebt gevoerd. Als ik Fifth Avenue afloop rond vier uur in de middag, ziet iedereen op straat er triest uit, de lucht ademt verval, lichamen liggen op koud plaveisel, kilometers lang, een paar bewegen, de meeste niet. De geschiedenis zinkt weg en slechts heel weinigen schijnen zich vaag ervan bewust dat de dingen er beroerd voorstaan. Vliegtuigen vliegen laag over de stad, kruisen elkaar voor de zon. Windvlagen schieten over Fifth omhoog, duiken dan Fifty-seventh Street in. Zwermen duiven stijgen in slow motion op en spatten tegen de lucht uiteen. De geur van brandende kastanjes mengt zich met koolmonoxidedampen. Ik merk dat de skyline nog maar onlangs is veranderd. Ik kijk bewonderend omhoog naar Trump Tower, groots, trots glimmend in de late middagzon.’
Zojuist Ymke aan de lijn gehad. Hij vindt dat ik de de laatste tijd tamelijk sombere blogs schrijf. Dat zal hij na het lezen van deze wel helemaal vinden. Sorry Ymke, c’est la vie.

Het huis van het weekdier
Het huis van het weekdier
Hurk. En leg het huis van het weekdier tegen het oor en hoor
het ruisen van de geschiedenis. Sirenes. Maîtresses en moeders.
Alles wat schokt en bijt naar leven, komt in deze lege ruimte bijeen.
Vissen die vleugels kregen, poten; de vele Napoleons; hoor het
zaad: helmgras?; een boot komt langs; speren; de boeren bekrassen
land. -Het is slechts een zee, zeg jij, golven op een strand, één lome dag.
Journal
Afspraak
Maandag 10 maart, Delft
Ik zit in de trein van Tilburg naar Delft. Voor de eerste keer sinds ik in 2013 afscheid nam van Het Zuidelijk Toneel was ik weer in Tilburg. Reden: een afspraak met mijn oud-collega theaterdirecteur Leo, met wie ik zo nu en dan nog contact heb. Dit keer hadden we een serieuze afspraak.
Hoe het onlangs ter sprake kwam weet ik niet meer, maar het bleek dat wij samen lid zijn van de Coöperatie Laatste Wil (CLW), een coöperatie die zich ijvert voor het zelfbeschikkingsrecht over je eigen dood. Iemand die regelmatig mijn blog leest, weet dat ik dit een belangrijk onderwerp vind.
De vraag was of ik interesse had om, oneerbiedig gezegd, redactielid te worden van het clubblad van CLW, het CLW Journaal. En daarmee plaatste Leo mij weer voor het dilemma waar ik sinds mijn pensionering vaker mee kamp: neem ik naast mijn absolute vrijheid nog klussen aan? Bij het verkrijgen van mijn absolute vrijheid nam ik mij heilig voor om mij alleen nog druk te maken om mijn eigen werk, zoals dit blog en mijn fotografie.
Ik ben nu één keer gezwicht en dat voor de auteursbond van theaterschrijvers. Ze hebben me gevraagd om adviseur te worden en dat kon ik niet weigeren omdat ik mijn hele carrière met lede ogen heb aangezien hoe toneelschrijvers in de toneelindustrie de onderste kaste vormde. Het idee, de woorden beginnen bij de toneelschrijver, maar in de Nederlandse praktijk gaat vooral de toneelregisseur ermee vandoor, zowel qua eer als financieel. Daar heb ik dus ja tegen gezegd.
Nu dus de vraag voor het CLW Journaal. Het is een adequaat blad, ik ben nu al jaren lid en het blad heeft mij altijd prima geïnformeerd. Maar of ik daar nu zelf voor moet gaan schrijven? Mijn eerste reactie was ja, vooral omdat ik het streven van de CLW zo belangrijk vind. Waarom zouden we zelf niet het moment van onze dood mogen kiezen?
Onder het eten van een dikke croque-madame spraken we af dat ik het ga proberen. Uit mijzelf was ik nooit op de gedachte gekomen om redacteur van het Journaal te worden. Zoals de lezer van Dossiermoddergat weet, ben ik nogal een wilde schrijver. Het schiet alle kanten op en dat vaak in mateloosheid.
Neemt niet weg dat we het gaan proberen. Ik zit nou niet meteen vol inspiratie om voor het blad ideeën te verzinnen. Maar ik weet dat ideeën krijgen een kwestie van concentratie is. Grote kans dus dat ik meer over de dood ga schrijven, de zelfgekozen en -geregisseerde dood zonder tussenkomst van de medische stand en door politiek ingegeven procedures. Ik ben er een groot voorstander van.

Eindelijk weer eens aankomen op Station Tilburg.
Journaal
Wassen
Zondag 9 maart, Delft
Ik zit in Den Haag in de tram op weg naar Fotomuseum Den Haag. Bij halte Gravenstraat stapt een moeder in met haar twee dochters, ik schat dat de een negen jaar is, de ander elf. Het zijn stevige dames, zelfbewust wijzen ze hun moeder hoe je met je bankpas kunt inchecken. Daarna zoeken ze enthousiast naar een zitplaats waar ze met z’n drieën bij elkaar kunnen zitten.
Ik kijk met jaloezie naar ze, de frisheid van die meiden, ze staan midden in de wereld, dat zie je zo. Ze hebben zin in de toekomst en weten nu al wat er op de wereld te koop is. Er wordt wel eens gemopperd over het onderwijs, maar het valt me op hoe zelfbewust de kinderen van tegenwoordig zijn en hoe goed ze van de tongriem zijn gesneden.
Ik voel me in die tram eigenlijk suffig oud zitten te zijn. Mijn frisheid is tamelijk opgedroogd, het contact met de wereld raak ik steeds meer kwijt. Neem al die nieuwe artiesten en Bekende Nederlanders, ik ken ze niet meer. Ik weet zeker dat die meiden zomaar weten wie Froukje is en kunnen meezingen met de liedjes van Taylor Swift. Ik kan er niet eens naar luisteren, vind het bagger.
Een verheven standpunt, maar je hebt er niets aan. Die meiden gaan natuurlijk met groot plezier naar een concert van Roxy Dekker. Vermoedelijk gaan ze later, als ze zevenendertig zijn, nog steeds graag naar Roxy Dekker om haar liedjes dan weer her te beleven, zoals mijn dochter zomaar naar Londen vliegt voor een concert van Five en ik met groot plezier naar een film over Bob Dylan ga.
In de tram bedenk ik dat je je herinneringen eigenlijk schoon zou moeten kunnen wassen. Je verzamelt in je leven zoveel herinneringen, goede herinneringen, die je meeneemt. Maar al die herinneringen zijn ook stof, die net als een zak in een stofzuiger vol komt te zitten. De jaren zestig, zeventig, ze plakken nog steeds in mijn hoofd. Ik heb er niets aan, want het zegt niemand iets meer. Het is wel de reden dat je uit de tijd groeit. Je meet je mening af aan dingen die er totaal niet meer toe doen. Zoals ik mijn opa een overblijfsel uit een lang vervlogen tijd vond, zo zit ik nu in de tram.
Och, kijk die oude man zitten. Zijn hoofd vol van Reve, Joop den Uyl, Geen woning geen kroning, bezettingen, socialistisch gedachtegoed, oude familieherinneringen, het huis waarin je bent opgegroeid, de eerste keer dat je uit ging eten, het eerste meisje kuste. Het verzamelt en verzamelt zich maar en het zit het nieuwe in de weg. Wat zou het heerlijk zijn als je, net als die twee meiden, een tram in Den Haag kunt instappen, alles is nieuw, alles is nieuwe ervaring.
Een probleem dat daarmee heeft te maken. Ik ga naar het Fotomuseum voor een tentoonstelling van vrouwelijke Japanse fotografen. Mooie tentoonstelling. Maar ik trap in een val, weet ik. Nog meer foto’s waar ik naar kijk. Mijn hoofd is inmiddels gevuld met foto’s. Zie dan nog maar eens zelf een foto te maken en een schone blik te hebben.


Journal
Bondgenoot
Zaterdag 8 maart, Delft
Ik heb altijd met verbazing naar de drama’s van Shakespeare zitten kijken. Wat een gekonkel, verraad, complotten, wreedheid, wraak en waanzin. Er worden in zijn stukken wat complotten gesmeden om wraak te nemen, of om macht te verkrijgen, of te vergroten. Ik plaatste de stukken altijd in de zestiende eeuw, wat een ellendige, primitieve tijd moet dat zijn geweest. Voordeel voor ons: het leverde goed toneel op.
Maar sinds een paar maanden zijn we zelf onderdeel van zo’n Shakesperiaans drama. Moet je voorstellen dat je in de oorlog een bondgenoot hebt die je steun en toeverlaat is. Je hebt die oorlog met een vijand die jouw land is binnengevallen. Je bondgenoot is zo belangrijk voor je, dat je volledig afhankelijk van hem bent, maar samen voer je vol overtuiging die strijd.
En dan opeens laat die bondgenoot je vallen, een nieuwe koning krijgt de macht. Hij geeft je geen wapens meer, wapens die je zelf niet kunt maken en betalen. Hij steekt je ogen uit en blaast je oren op omdat hij je niet meer voorziet van de broodnodige inlichtingen over je vijand. Maar het allerergste, je bondgenoot wordt van de ene op de andere dag de beste vriend van je vijand. De bondgenoot praat alle leugens van je vijand na. Onmogelijk. Kan niet, is je eerste reactie. Natuurlijk kan het, verraad ligt altijd op de loer als het om mensen gaat.
Maar waarom? Wat is de reden van die draai? Om het nog meer op een Shakesperiaans drama te laten lijken, zeggen journalisten en commentatoren dat er een persoonlijke reden achterzit. De nieuwe koning van je voormalige bondgenoot heeft jou, als koning van het land in oorlog, acht jaar geleden gevraagd of je de toenmalige koning van je bondgenoot mee zou willen helpen te verraden. Zijn zoon zou in jouw land onoorbare dingen hebben gedaan en of je naar die onoorbare zaken op zoek zou willen gaan. Je weigerde, je had geen zin om mee te doen met een heksenjacht ter meerdere eer en glorie van iemand die het koningschap van je bondgenoot ambieerde, je wilde je trouwe bondgenoot geen mes in de rug steken.
Ander duiding zegt dat de nieuwe koning van je oude bondgenoot één grote ambitie heeft: hij wil, net zoals een zijn voorgangers, de Nobelprijs voor de Vrede winnen. Daarom moet het conflict tussen jou en je vijand zo snel mogelijk worden opgelost, desnoods door het met verraad en chantage af te dwingen.
Weer een andere duiding is dat de nieuwe koning van de voormalige bondgenoot ooit in de vorige eeuw is gerekruteerd door de inlichtingendienst van de vijand. De vijand zou zeer belastende informatie over de nieuwe koning in bezit hebben waarmee hij wordt gechanteerd. Nu oogst de vijand de opbrengst van die rekrutering .
Zeker is dat de nieuwe koning van de voormalig bondgenoot enorm opziet tegen de koning van de vijand. De koning van de vijand heeft absolute macht, iedereen in zijn land danst naar zijn autocratische pijpen, hij is een absoluut heerser en is daarmee het grote voorbeeld voor de nieuwe koning van de oude bondgenoot. Zijn grote wens: dezelfde almacht krijgen als de koning van de vijand.
De zestiende eeuw, de eenentwintigste eeuw, ecce homo, er is niets veranderd. Het is wachten op de nieuwe Shakespeare, man of vrouw, die opnieuw de machinaties en de wellust naar macht kan beschrijven. The world’s a stage and we are all merely players. Nou ja, all, wij kijken knarsetandend toe.
Het huis van het weekdier
__
Mensen lezen honden
honden lezen mensen
boeken die nooit uit zijn
alleen de dood
slaat ze dicht.
Journal
Elodie
Donderdag 6 maart, Delft
Beste redactie van Bar Laat,
Ik weet niet of jullie aan kritische zelfbeschouwing doen, ik neem aan van wel. Maar misschien is jullie het volgende ontgaan. Sinds het begin mag bij jullie Elodie Verweij als parlementair verslaggever aanschuiven. Nu hebben we in Nederland altijd kunnen genieten van prima politieke verslaggevers. Om een paar namen te noemen: Henk van Hoorn, Max van Weezel, Wouke van Scherrenburg. Hoe kan het nou dat jullie aan dit rijtje Elodie Verweij toevoegen? Jullie moeten toch ook zien dat we met Elodie met een lichtgewicht hebben te maken, de kritische omroep BNNVARA onwaardig.
Mijn oordeel over Elodie Verweij is volstrekt niet persoonlijk. Ik zie ook wel dat zij een buitengewoon aardige vrouw is. Ik kan me voorstellen dat ze af en toe een doos chocolaatjes van Merci voor jullie meeneemt en op haar verjaardag zal ze vast niet verzaken om op heerlijk gebak van de HEMA te trakteren. Maar het vervelende voor de kijker, die enigszins in politiek is geïnteresseerd, is dat ik van haar nog nooit, en ik zeg vol overtuiging nooit, iets heb gehoord dat ik nog niet wist. Alles wat ze vertelt is bekend. Lees één goed landelijk dagblad en je weet wat Elodie Verweij ons ’s avonds bij Bar Laat gaat vertellen.
Dat ze bij het Algemeen Dagblad werkt, begrijp ik. Ik geloof ook best dat ze hard werkt en altijd bij de gang waar Geert Wilders zich schuil moet houden met een microfoon op wacht staat om een quote van hem te krijgen. Maar als je dat doet, ben je nog geen parlementair verslaggever. Een parlementair verslaggever moet kunnen duiden en ons zaken vertellen die de kijker nog niet weet, gewoon omdat hij beter is ingevoerd. Ik hou het nu een paar maanden bij, maar Elodie zegt echt alleen maar dingen die iedereen al weet. Zo af en toe zie ik zelfs ander gasten besmuikt om haar lachen na weer een obligate opmerking.
Als Elodie aan het woord komt, zap ik sinds enkele weken naar Beau waar Floor Bremer de politiek mag duiden. Kunnen jullie haar daar niet wegkopen? Dat zou de kwaliteit van Bar Laat namelijk enorm opkrikken. Het is zo jammer dat juist in deze woelige politieke tijden de kijker zit opgescheept met Elodie Verweij.
De aanleiding dat ik deze brief schrijf, was de uitzending van gisteren, waarin Elodie zoiets zei dat wij aan premier Schoof moeten wennen omdat wij ons tien jaar lang in moeilijke tijden aan Mark Rutte hebben kunnen vasthouden. Ik moest meteen even in mijn televisiegids kijken. Wordt Bar Laat nou door WNL of BNNVARA uitgezonden? Bleek het toch de laatste omroep te zijn.
Ik neem aan dat jullie mijn brief ter harte nemen. Het wordt hoogtijd voor kritische introspectie om de kwaliteit van Bar Laat op te krikken. Het kan, echt, als jullie maar je best doen.
Met bemoedigende groet,
De Blogger.
PS Fijn dat jullie mijn vorige brief over Halbe Zijlstra ter harte hebben genomen en dat ik deze pseudo-vriend van Poetin en sloper van de kunsten in Nederland niet meer aan jullie tafel heb gezien. Daarom heb ik er alle vertrouwen in dat we binnenkort mogen genieten van een parlementair verslaggever met verstand van zaken.
Journal
Thuisen
Dinsdag 4 maart, Delft
Ik geloofde het nooit, maar het is waar: de weg van de Randstad naar het Noorden is langer dan de weg van het Noorden naar de Randstad. Pas nu ik zelf in de Randstad woon, merk ik dat. Dat is geen enkele reden om niet naar het Noorden te gaan. Elke keer is het toch thuiskomen. En dan te bedenken dat we er helemaal geen huis hebben.
Door al dat getrek en verhuis van ons, denk ik dat ik drie thuisen heb gehad. Op de allereerste plaats is dat Nijmegen, het thuis dat ik het langste heb gehad. Over elke wijk in die stad kan ik wel een zelf ervaren avontuur vertellen. Het is een thuis waarvan ik jarenlang beweerde dat ik het nooit zou verlaten. Ik had toen nog geen vermoeden van mijn onrustige zwerversziel.
Mijn tweede thuis is het Noorden, of om preciezer te zijn: Moddergat. Al bij al heb ik daar het langst gewoond, zo’n zestien jaar. Ik denk niet dat ik dat record ga verbreken. Maar nu we ons huis in Moddergat niet meer hebben, is het noordelijk deel van Friesland mijn thuis geworden. Het uitgestrekte landschap, de wisselende luchten, het wad, het is allemaal zo vertrouwd. En dat wordt nu in stand gehouden door onze tochten naar Ameland, waar we nu ook zitten.
Het derde thuis is Cadouin, ons mythische huisje op de berg, waar de tao huist, en waarvan ik korte tijd dacht dat dit mijn laatste huis zou zijn. Ik vond het een mooie plek om dood te gaan. Het fijne is dat aan de overkant van de vallei een kerkhof ligt, waardoor ik altijd zicht op de berg kon houden.
Ons echte thuis, daar waar we momenteel wonen, is een thuis in ontwikkeling. We wonen er te kort om al van een thuis te spreken. Maar het is een plek waar ik, evenals Wyb, erg graag ben, en het huis is bijna even rustig als ons huisje in Cadouin. Maar met dat verschil dat we alle musea, theaters en voorzieningen binnen handbereik hebben.
Nu zijn we dus voor een paar dagen op Ameland bij het nageslacht. Het nageslacht op Ameland hebben heeft zijn nadelen. Je kunt er niet zomaar heen, ze zitten altijd op afstand, we kunnen er nooit zomaar even op de koffie. Maar daar staat veel tegenover, vooral omdat we toch een soort regelmaat hebben ontwikkeld om er heen te gaan.
Ameland brengt ons weer naar ons tweede thuis, het Noorden. Nergens ervaar je het Noorden zo goed als met een reis naar Ameland. Je doorkruist het hele noordelijke platteland, dan het wad, om uiteindelijk bij het eiland gevoel te eindigen, opeens ben je zomaar omringd door de zee. Ik hou van de beslotenheid van een eiland. Zeker als dat eiland, zoals nu, baadt in zonlicht.

Journal
Nervositeit
Maandag 3 maart, Delft
Zoals elke maandag lees ik ook vandaag weer een interview met een 100-jarige in de Volkskrant. Dit keer met Hella de Koster-Hincha. Zij is geboren op 29 januari 1925 in Kray, Duitsland, woont in een woonzorgcentrum in Sas van Gent, heeft drie kinderen waarvan er twee zijn overleden, is weduwe sinds 1991.
Eigenlijk alle 100-jarigen hebben een bewogen leven achter de rug, niemand blijft zonder littekens. Niet in het minst door de oorlog. Neem Hella, geboren voor de oorlog, maakt de opkomst van Hitler mee, haar moeder overleed vlak voor haar 10de verjaardag, haar vader hertrouwde twee jaar later met een boze stiefmoeder.
Ze ging naar de hotelschool en leerde koken. In 1933 kwam Hitler aan de macht, opeens moest ze een uniform aan, een blauwe rok met een witte blouse. Als teken van protest liet ze de witte blouse altijd vies worden. Op bevel van de Nazi’s moest ze bij de Firma Krupp in Essen gaan werken. Ze werkte daar in een wapenfabriek waar de nieuwste tank werd gebouwd. Zij werkte in een kraan die onderdelen bij elkaar bracht. Bij een luchtalarm rende iedereen naar de schuilkelder. Zij besloot op dat moment sabotage te plegen en liet de kraan tegen een muur lopen. Het werd een grote bende en ze besloot onder te duiken.
Ooit beleefde Nederland de 80-jarige oorlog. Ik heb het geluk dat de periode waarin ik leefde vermoedelijk de geschiedenis ingaat als de 80-jarige vrede, tenminste als het een beetje meezit. Want eerlijk gezegd heb ik nog nooit eerder gevoeld dat we zo tegen oorlog aanschurken. De wereld is nerveus, en uit de geschiedenis heb ik geleerd dat dat gevaarlijke periodes zijn. Er hoeft maar een klein ding te gebeuren, of te laten gebeuren, en de boel ontploft.
Afgelopen weekend zagen we een voorbeeld van nervositeit. Zelensky wordt in de Oval Office gelokt en ondergaat een door MAGA geregisseerde openbare terechtstelling. En iedereen wordt nog nerveuzer. Europa staat steeds meer alleen en is er nu van doordrongen dat ze ervoor moet zorgen dat ze een sterke defensie krijgt. Europa en wapens, het is nooit een gelukkige combinatie geweest. Het oude continent heeft gewoon te veel grenzen en te veel politieke meningen en belangen.
Het mooiste van de interviews met de 100-jarigen vind ik de foto’s. Bij elk interview zie je een foto van de geïnterviewde toen ze nog jong waren en een foto van nu. De tijd wordt zichtbaar. Kleine jongetjes, cherubijntjes bijna, worden verschrompelde oude mannen met wenkbrauwen als borstels en rimpels als hooggebergte.
Het huis van het weekdier
__
Het baasje, jongen, is een dichter.
Hij springt stokken uit de lucht
en snuffelt op verkeerde sporen.
Soms, als hij alleen is, jongen,
dan zingt hij, zittend in een boom,
een heel mooi lied. Hoor, het waait.
En soms, mijn jongen, vertel het
niemand, dan zit hij in een washok
en dan huilt hij. Hard. Hoor het.
Want dichters, jongen, zitten veel
in bomen en in washokken. Zij luisteren
dan naar de houtworm en de mot
en later zingen zij hun lied. Vreten zij
zich door alles heen. Vreemde gangen,
jongen, jagen door de woorden.
Het baasje, jongen, is een dichter.
Hij apporteert her en der gedachten,
hij kwispelt, blaft en verwacht te veel.
Journal
Altruïsme
Zondag 2 maart, Delft
Nederland brengt de ontwikkelingshulp van zo’n 5 miljard euro terug terug naar zo’n 1,5 miljard euro. Amerika elimineert haar organisatie voor ontwikkelingshulp, USaid, vrijwel compleet, een bezuiniging van 40 tot 60 miljard dollar, en vernietigt daarmee de kurk waar veel ontwikkelingshulp in de wereld op drijft.
Als er nog geld naar de Derde Wereld gaat dan moet het nut hebben voor de gever. Make America Great Again. Eigen volk eerst. Waarom eigenlijk? We leven in een samenleving waarin een substantieel deel van de mensen een vervette lever heeft, een tweede huis bezit en/of een camper en een enorm vermogen op de bank heeft staan. En zelfs dan nog staat het eigen belang voorop. Altijd het eigen belang. Altijd Dikke Ik.
Sinds het nieuws tot me kwam, zocht ik naar het woord wat aangeeft wat we weggooien, wat blijkbaar niet meer van belang is. Ik liep er dagen naar te zoeken. Alzheimer? Het schoot me maar niet te binnen. Ik wilde het niet aan Wyb of Google vragen. Ik vond dat ik zelf op het woord moest komen.
Vannacht schoot het mij te binnen, zoals mij vaker dingen te binnen schieten als ik net wakker ben. In de tijd dat ik opgroeide werd het woord nog regelmatig gebruikt, al jarenlang lijkt het verdwenen en dat zegt veel over de tijd waarin we zijn beland en over de stand van de huidige mensheid. Opeens was het woord terug, gelukkig, uitgesteld Alzheimer? Het woord waar het om gaat is: altruïsme.
Voor wie niet weet wat het betekent, altruïsme is het tegendeel van egoïsme. Bij egoïsme staat het ik centraal, de altruïst is niet gericht op het eigenbelang, maar richt zich juist op de medemens zonder daar in principe iets voor terug te hoeven krijgen. Woorden die het altruïsme benaderen of omschrijven: menslievend, onbaatzuchtig, belangeloos, onzelfzuchtig, medemenselijk.
Altruïsme lijkt verdrongen door quid pro quo, let maar eens op hoe vaak Trump deze Latijnse woorden gebruikt. De betekenis: voor wat hoort wat, je levert een bepaalde prestatie en daar hoort een tegenprestatie tegenover te staan. Niets is gratis, dus ook de hulp aan de ander niet.
De wereld is verzakelijkt en dit is het ellendige resultaat ervan. De rechtse ellendigen hebben zich altijd al gekeerd tegen het altruïstisch denken. Waarom zou je mensen uit de Derde Wereld zomaar hulp aanbieden als er niets tegenover staat. Ik vrees dat het een tussenfase is, want eigenlijk zijn ze sowieso tegen ontwikkelingshulp.
Toch hypocriet dat een belangrijke pijler van Trumps overwinning de christelijke gemeenschappen zijn. Maar met hun keuze op Trump hebben ze de naastenliefde weggegooid. Terwijl de naastenliefde toch een van de belangrijkst kernbegrippen is uit die christelijke traditie.
Mijn moeder was niet gelovig. Maar als ze één ding in mij heeft geplant, dan is het een geweten. Je neemt zelf nooit het grootste stuk, je laat de ander altijd het eerst kiezen, dan pas kies jij, help degenen die het nodig hebben en kom niemand te na en natuurlijk moet je alles eerlijk delen.
Jammer dat Trump mijn moeder niet als moeder had, dat waren veel ongelukken voorkomen. De trotse kop die minister Klever trok bij het aankondigen van de bezuinigen en het introduceren van het quid pro quo, had ik niet moet flikken. Mijn moeder had mij zeker even apart genomen en mij streng op een aantal humane uitgangspunten gewezen.
Journal
L10
Vrijdag 28 februari, Delft
Laat ik eerlijk zijn. Als er gedoe is rond het Koningshuis, vind ik dat prima. Zoals de trouwe lezer van Dossiermoddergat weet, ben ik geen fan van dit uit feodale tijden stamende residu. Hoe sneller we een president kunnen kiezen hoe beter.
Vorige week heb ik me ook weer zo lopen ergeren aan het eerste officiële optreden van de kroonprinses. Ze mocht een fles tegen een schip kapot gooien en de boot een goede vaart toewensen. En de poeha die dan ontstaat voor dit totaal nietige gebeuren. Veel media waren dolenthousiast. Het optreden van Amalia was zo gedecideerd, zo koninklijk, haar hele présence, zo waardig en de conclusie was dat zij klaar is voor het koningschap. En zo wordt een nieuwe generatie geïndoctrineerd om believer te worden van een vermolmd sprookje.
Een van de ergste representanten van die koninklijke familie vond ik wel Laurentien. Niemand heb ik zo haar best zien doen om prinses te worden als zij. Het viel me op dat ze in het begin zelfs dat rare, bekakte accent van Beatrix overnam. Het is wat als je als burgermeisje in zo’n familie komt, je moet toch iets doen om bij schoonmoeder in het gevlij te komen. Laurentien koos de weg van de imitatie.
Toen Laurentien zich met de toeslagenouders begon te bemoeien wist ik eigenlijk meteen dat het hommeles werd. Zo gauw leden van het koninklijk huis zich met politiek gaan bemoeien gaat het fout. Zwaaien, minzaam lachen, op een balkon staan en linten doorknippen kunnen ze als geen ander, dat zit ze in de genen. Zo gauw ze iets anders doen, is een ramp in zicht. Dat krijg je van wereldvreemdheid en hermelijnkoorts.
Maar nu komt toch de omkering van dit blogje. De ambtenaren noemden Laurentien al snel L10 omdat ze zoveel in hun mailtjes voorkwam, typisch ambtenaren efficiency. Vol overgave wierp L10 zich op de kwestie van de toeslagenouders. Zoveel fanatisme en inzet hadden de ambtenaren nog nooit gezien. Ze werden bedolven onder de mailtjes en telefoontjes en al snel kwamen de eerste berichten naar buiten dat L10 zelfs grensoverschrijdend gedrag vertoonde.
Opeens werd ik van een fanatieke criticaster een voorzichtige bewonderaar. Als je ambtenaren zo op de kast krijgt, moet je wel goed bezig zijn. Eindelijk zagen de Haagse ambtenaren eens wat doortastendheid is. Zelf hadden ze geen enkele beweging kunnen krijgen in de oplossing van dit schandaal. Nu was daar opeens iemand die zich de boel echt aantrok. Het enige wat onze ambtenaren konden doen was het geheime wapen van deze moderne tijd trekken: wijzen op grensoverschrijdend gedrag. Laat in een organisatie de woorden grensoverschrijdend gedrag vallen en iedereen wordt spastisch.
Ik merkte dat ik voor mijn televisietoestel soms de ontketende prinses zat aan te moedigen. ‘Goed zo, L10, bats er maar goed in, laat dat ambtenarendom maar eens een poepie ruiken.’ Want, dat moet gezegd, door de methode L10 kwam er eindelijk beweging in het realiseren van genoegdoening voor dit bureaucratisch schandaal, veroorzaakt door de Henk Kampen en de uberkeurige Haagse ambtenaren in deze wereld.
Jammer dat de oplossing moest komen van een prinses. Het druist tegen mijn wereldbeeld in, maar als het niet goedschiks kan, dan maar kwaadschiks.
Het huis van het weekdier
__
De woorden hangen versleten in de zinnen.
In de woorden de vlekken en het stof.
De zinnen zijn verroest. Aangetast in alle
morfemen. Hoofdletters, interlinies idem.
Punt. Wie trekt de woorden nog aan? Wie
durft ze nog te dragen? Zo kaal en afgeleefd.
Zinnen breken bij beweging, de delen verliezen
het verband. Scherven, gruis, poeder.
Journal
Dichter des Vaderlands
Donderdag 27 februari, Delft
De titel Dichter des Vaderlands bestaat niet langer. Vanaf nu heet die functie Dichter der Nederlanden. Stond ik toch even van te kijken. Ik vond het namelijk een prachtige benaming Dichter des Vaderlands. Als ik mocht kiezen tussen Dichter des Vaderlands zijn of Dichter der Nederlanden, dan wist ik het wel.
Het woord Nederlanden vind ik geen poëtisch woord, dit in tegenstelling tot vader. Nederlanden associeer ik met staatsrecht, landsgrenzen, overheid en bureaucratie. Vader daarentegen vind ik bij uitstek een poëtisch woord omdat het zo’n gelaagd begrip is, de betekenis van het woord wordt gevormd door vele en wijdvertakte wortels in de Nederlandse cultuur. Hetzelfde met het woord moeder. De woorden vader en moeder roepen warmte op. Het woord Nederlanden is kil.
Daar komt bij, Nederlanden? Er is toch maar één Nederland? De huidige Dichter des Vaderlands, Babs Gons verklaart: ‘Iedereen heeft een eigen Nederland.’ Ah, wat ik al dacht. We drukken met de nieuwe naam diversiteit uit. Dat is mooi, ieder zijn eigen Nederland. Maar het fijne is juist dat het woord Vaderland aanduidt dat we toch iets gemeenschappelijks hebben, neem alleen al de Nederlandse cultuur met al zijn multiculturele schakeringen. Maar het idee van het gemeenschappelijke vond ik toch wel de kracht van de titel Dichter des Vaderlands.
Daar komt bij dat ik de naam Dichter des Vaderlands ook altijd iets ironisch vond hebben. De naam is net iets te bombastisch, een beetje een echo uit het verleden. Dichter der Nederlanden heeft die gelaagdheid niet. Het woord klinkt zoveel zakelijker dan Dichter des Vaderlands.
Het woord vaderland bestaat, maar gelukkig bestaat ook het woord moederland. Wikipedia zegt over deze twee woorden: ‘Het vaderland is het land waar je geboren bent en waar je je sterk mee verbonden voelt. Het moederland is het land waar je als migrant vandaan komt. Het is dus mogelijk een vaderland te hebben maar geen moederland, wanneer je geen migrant bent.’ Waaruit ik concludeer dat je een vaderland en een moederland kunt hebben. Jammer genoeg heb ik alleen maar een vaderland.
De benaming is geëntameerd door de Babs Gons en Marjan Slob. De laatste is de Denker des Vaderlands en is nu dus de Denker der Nederlanden. Over dat des Vaderlands zeggen ze: ‘De titel is gedateerd en niet inclusief genoeg.’ Maar mensen, dat gedateerd zijn is juist zo mooi aan dat des Vaderlands. Waarom dat inclusieve zo belangrijk vinden, maar niet het esthetisch aspect, het aspect van de culturele rijkdom van het woord vader?: Dat des Vaderlands klinkt toch vele malen mooier dan Der Nederlanden? Ik weet het, er is niet tegenop te redeneren, gebruik het woord inclusief en je hebt gewonnen. Ja, kom maar op met de beschuldigingen: duidelijke kanttekeningen van een boomer. Het zij zo.
Journal
Deal
Woensdag 26 februari, Delft
Als iets de domheid van Trump samenvat, dan is dat het woord deal. Ik verklaar mij nader.
Donald Trump heeft de pech dat zijn oorspronkelijke beroep projectontwikkelaar is. Het belangrijkste doel van een projectontwikkelaar: projecten realiseren, vastgoed verwerven en daarmee winst maken. Een projectontwikkelaar wil dus zo snel mogelijk resultaat, hoe meer hij kan realiseren, hoe meer winst hij behaald. De hele instelling van Trump, noem het beroepsdeformatie, is om bij alles wat hij doet, dit te bereiken: snelheid, winst.
Ik spreek over pech omdat Trump hierdoor zit opgescheept met een buitengewoon slechte achtergrond om president te worden. Juist van een bestuurder, en een president is in feite een super bestuurder, mag je wijsheid verwachten, niet in het minst om dat hij daar zelf het meest bij gebaat is.
Iemand die wijs is, weet dat tijd een belangrijke factor is bij het nadenken, overwegen en besluiten. De tijd, iets de tijd gunnen, is, heb ik gemerkt, een belangrijke factor bij het oplossen van problemen. De tijd heelt alle wonden, zoals men. zegt, maar tijd helpt ook problemen oplossen. Natuurlijk niet alle problemen, maar als dat niet het geval is, dan zorgt tijd ervoor dat je langer en daardoor beter kunt nadenken over een kwestie.
Wie geen verstand heeft van besturen, zal al vlug de haast die Trump tentoonspreidt loven. Maar de ellende is dat het nastreven van een snelle deal, de goede deal in de weg staat. En dat in alle opzichten. Sowieso verspil je de kans op een veel betere deal, maar de snelle deal levert ook irritatie op in je omgeving, de kans is levensgroot dat je vergeet mensen mee te nemen in de overwegingen van je besluit, waardoor je vijanden maakt. Zie het huidige uiteenvallen van de NATO.
Maar er is meer wat een projectontwikkelaar ontbeert. Een ontwikkelaar is een commercieel denker, maar is niet iemand die gericht is op wijsheid. Wijsheid is verspilling van tijd, staat de commercie in de weg. Voor een president is wijsheid echter een van zijn belangrijkste instrumenten. Een president moet wikken en wegen, kunnen relativeren, klankborden, kunnen luisteren, om uiteindelijk de beste beslissing te nemen. Let hierbij op het woord beslissing, een beslissing hoeft geen deal te zijn. Een deal is gericht op het eigenbelang, maar eigenbelang staat de wijsheid, en daarmee het beste besluit, vaak in de weg.
Als Trump iets ontbeert, is het wijsheid. Naast projectontwikkelaar, was hij een charlatan. Hij was een societyloper die erop uit was te etaleren, te shinen en duidelijk maken dat hij de vetste haan was. Hij heeft nog nooit een boek gelezen en is daar zelfs trots op. Hij heeft wel een boek geschreven, dat wil zeggen, er is een boek waar zijn naam opstaat. Om het te realiseren trok hij een ghostwriter aan.
Zijn belangrijkste nieuwsbronnen zijn Fox News, The Wallstreet Journal en de sociale media. Bij het verwerven van wijsheid hoort het hebben van een rijk referentiekader, zodat je zaken kunt plaatsen, voorzien van context, waardoor je overzicht krijgt. Trump kan dat alles niet omdat hij geen referentiekader heeft, zijn enige referentiekader is the art of the deal en dat is toch ten enenmale te armoedig om wijs te zijn. Sterker: The art of the deal is in feite het bewijs van zijn domheid en daarmee zijn ongeschiktheid om president van de United States te zijn.
De man kan er natuurlijk niets aan doen dat hij uiteindelijk wel op die positie is gekomen. Hij heeft er wel zijn best voor gedaan, maar de werkelijke schuldigen zijn zijn kiezers, en een beetje het achterlijke kiessysteem van Amerika. We zitten er maar mooi mee opgescheept.
Het huis van het weekdier
De hoogspringer
wereldrecord
Dan wordt het stil in het stadion.
De linkervoet. De rechtervoet.
De neus zit op de juiste plaats.
De linkervoet. De rechtervoet.
De lucht houdt op te bewegen.
De neus: de juiste plaats.
Nog nooit zat het lichaam zo goed.
De benen bewegen en de armen.
De mens wordt paard. Hij snuift
en briest. De flanken trillen.
De neus. De linkervoet. De rechtervoet.
Het stadion is stil. Check.
En hoog in de lucht hangt de lat,
het hoogste doel van de mens.
En dan de drift. Op deze manier
liep iemand van Marathon naar Athene.
Elke beweging is versneden op de juiste
plaats. Elke stap is op de goede plek.
De mens ziet zichzelf gaan. Kon hij zo
maar doorrennen van Marathon naar Athene
en terug. Zo voelt het juiste gevoel:
zo schokt men naar een hoogtepunt.
Dit is de man die een berg beklimt
zonder zijn voeten neer te zetten.
De vogel staat in zijn hemd. De man
wordt een vlek, gespannen tegen de lucht.
Zijn beeld gaat van werelddeel tot
werelddeel en wordt nooit vergeten.
Zo hangt hij daar nog altijd. Hommage.
Maar zijn lichaam ging verder en viel
zoals iedereen verder valt. Eerst
waren er nog kussens en de vreugde.
Later veranderde het. Toen kwam de vraag:
waar zijn mijn benen? En later: de neus?
Alles verging zoals alles vergaat
in vragen. Lager, lager.
Naar het nu schijnt, is zelfs het springen hem
vergaan. Zoveel lucht die steeds beweegt.
Men doet wat men moet doen. De vlucht
vond plaats en is uitvoerig vastgelegd.
Paarden, driften, alles wordt opnieuw
versneden. Ieder zijn taak: hoog, laag.
Journal
Verkeersleidingtoren II
Dinsdag 25 februari, Delft
Toch nog even over onze huiskamer als vluchtleidingtoren. Het spreekt voor zich dat De Censor geen zwaarwegende bezwaren had tegen het vorige blogje. Aan vogels kun je je geen buil vallen. Dat neemt niet weg dat ze kritiek had, ze wees me er namelijk op dat ik een paar belangrijke vogelsoorten had vergeten.
Daarbij bedacht ik dat ik zelf een fout had gemaakt in Vluchtleidingtoren 1. Ik schreef namelijk: ‘al weet ik dat ik geen enkele mogelijkheid heb om die vluchten te leiden.’ En dat is niet helemaal waar, want sinds enkele dagen open ik een van onze vele ramen en gooi ik het brood dat wij overhouden de gracht in. Dit heeft een enorme invloed op de vluchten van de vogels.
Hier komt een soort om de hoek kijken waar Wyb mij op wees: de meeuw. De meeuw is de VVD’er onder de vogels: altijd staat De Dikke Ik voorop. Het is onbegrijpelijk. Ik open het raam als ik een paar eenden of zwanen zie zwemmen en gooi het brood naar beneden. Daarvoor heb ik geen meeuw gezien. De eenden en de zwanen zwemmen snel naar het brood, maar voordat ze er zijn meldt de eerste schreeuwende meeuw zich. Hoe kan het dat meeuwen meteen weten dat ik brood gooi? Zitten ze op het dak erop te wachten? Bestaat er een geheim communicatiesysteem?
En een meeuw komt nooit alleen. Binnen een paar tellen is er een zwerm, krijsend, intimiderend. Zo heb ik gezien dat meeuwen zich op de zwaan werpen om hem af te leiden. Wilde eenden durven al helemaal niet in de buurt te komen als die roversbende bezig is. Ze hebben nog het meest weg van voetbalhooligans, zo’n blinde massa ongeleide projectielen die alleen maar zegt: wij zijn agressief. Erg onsympathiek allemaal. Zelfs de mens is niet veilig. Bij de viskraam op de markt moeten mensen hun kibbeling met slaan verdedigen.
De andere soort die ik was vergeten, is de meerkoet. Misschien niet toevallig dat ik juist de meest onsympathieke vogels was vergeten. De meerkoet is een norse vogel, meestal hokken ze samen in een grote groep aan de rand van het water. Als ik ze zie zitten moet ik altijd aan nonnen denken, komt vermoedelijk omdat het een gesloten in het zwart geklede groep is. Hun witte voorhoofd is de nonnenkap.
Christelijke naastenliefde heeft de meerkoet nog nooit van gehoord. Het is een chagrijnige, zelfs agressieve vogel. Regelmatig zie ik ze met elkaar in gevecht. Zelfs naar hun eigen kroost kennen ze geen liefde. Als een jonge meerkoet te lang bij zijn ouders blijft, deinzen ze er niet voor terug om het jong te verdrinken. Als wij Nederlanders dat zouden doen met onze kinderen die te lang bij hun ouders blijven wonen, zouden er heel wat kinderen worden vermoord.
Zo. Ik hoop dat Wyb tevreden is nu ik alle vogelsoorten heb genoemd. O ja, het waterhoentje nog. Maar dat is zo’n bescheiden en kwetsbare watervogel, ik heb het idee dat hij het liefst ongezien blijft.
Journal
Verkeersleidingtoren I
Maandag 24 februari, Delft
Als je bij ons op de bank zit en je kijkt naar buiten, dan kun je niet op straat kijken. Dan zie je in dit jaargetijde kale bomen, de gevels van de huizen tegenover ons en een grote streep lucht. Dat wil niet zeggen dat je geen verkeer ziet, er is namelijk volop vliegverkeer. Niet van vliegtuigen die op Rotterdam Airport stijgen of landen, dat zijn er hoogstens twee per dag. Het vliegverkeer komt van vogels. Want anders dan in de Dordogne, zijn hier in het centrum van Delft ongelooflijk veel vogels. Uiteraard gaat het om vogels die de menselijke habitat prima exploiteren.
Terwijl ik de vorige alinea schreef, heb ik bijvoorbeeld vijf meeuwen en twee parkieten voorbij zien vliegen. Die parkieten waren wel de grootste verrassing toen wij hier kwamen wonen. Niets vermoedend waren we muren aan het schilderen en opeens zagen we twee groene schichten langs schieten. Al snel bleek dat in de buurt van ons huis een stuk of zes parkieten huizen. Het zijn ontzettende herriemakers, ze verkeren in voortdurende staat van opwinding. Qua snelheid zijn het een soort F15 straaljagers.
Heel anders dan de duif, weet ik nu. Omdat wij op die kale boomtakken kijken, heb ik goed zicht op het gedrag van de vogels in die takken. De duif is volgens mij de meest luie vogel. Uren kan hij zomaar hoog in de boom zitten luieren. Over eten schijnt hij zich niet druk te hoeven maken. Het zijn best een beetje lompe beesten die duiven, als ze wegvliegen gaat dat met veel geklapper gepaard.
Gezien onze woonkamer lijkt het wel of ik in een verkeersleidingtoren zit bij een vliegveld, al weet ik dat ik geen enkele mogelijkheid heb om die vluchten te leiden. Ieder gaat zijn eigen onnavolgbare weg.
Zo vliegen er ook verschillende soorten eenden langs. In onze gracht komt de wilde eend het meeste voor. Vrije saaie soort, het dobbert de hele dag wat met z’n tweeën rond. Heel anders zijn die vinnige futen, die als de beste duiken, in feite zijn het kleine torpedo’s. Je weet nooit waar ze weer opduiken.
Veel bewondering heb ik voor de Nijlgans. Al twee weken lang hebben ze jongen. Het begon met een stuk of dertien en nu zijn er zo’n zes over. De pullen worden met veel lawaai bewaakt, als er enigszins gevaar dreigt, schreeuwen hun ouders het uit en worden de jongen het water in gebonjourd. Dat weet ik omdat Dies een zo’n gevaar is.
Grote bewondering ook voor de aalscholver, de B52 bommenwerper onder de vogels. Jezus wat een power en wat een duikvermogen. Zo vaak dat ik er een zie duiken en met een klein visje in de bek weer boven zie komen.
Is de leeuw de koning der dieren op de savanne van Afrika, de zwaan is hier de koning der dieren. Trots en volstrekt onverstoorbaar drijft hij tussen het gevleugelde gepeupel door.
En dan is er natuurlijk ook nog het klootjesvolk dat langs komt vliegen, de eksters, de kauwen en de kraaien. Zij vormen het tuig onder de vogels, vooral de laatste twee soorten. Zij hebben zich verenigd in gangs en profiteren volgens mij het beste van de mens. Een vogel op een balkon voor de uitkijk, de andere leden van de gang scharrelen op straat hun kostje bij elkaar.
Als vluchtleiding heb ik het er maar druk mee. O ja, ik moet vooral de reiger niet vergeten, de taoïst onder de vogels. Altijd staat hij eenzaam aan de kant, ietwat melancholisch te mediteren. Met hem identificeer ik me het meest.
Journal
Eclecticus
Zondag 23 februari, Delft
Deze dagen realiseer ik me dat ik een eclecticus ben, misschien wel een doorgedraaide eclecticus. Vrijdag zaten we bij A Complete Unknown, een biopic over de beginjaren van Bob Dylan. De middag daarna zitten we in de Stadsgehoorzaal van Leiden bij een concert van het Brodsky Quartet te luisteren naar werken van Sjostakovitsj, de strijkkwartetten nr. 6, nr. 4 en nr. 5. ’s Ochtends las ik in American Psycho van Bret Easton Ellis en ’s avonds kijken Wyb en ik nog naar een Nederlandse film op Netflix ,Alles op tafel. Als Wyb naar bed is kijk ik meestal nog een documentaire, gisteravond was dat Privéterrein over het schrijversgezin Heerma van Voss, waarin vader, moeder en beide zoons publiceren. Zondagochtend belt Anne dat ik zeker op Spotify moet luisteren naar Teddy Swims. Gisteravond is ze naar een concert geweest van hem in Ziggodome en is daar erg enthousiast over. Helaas voor Anne kan hij me maar niet raken. Dinsdagavond zitten we dan weer in Theater de Veste voor een voorstelling van Veldhuis & Kemper, waarvan wij inmiddels al hun voorstellingen hebben gezien, niet in het minst omdat de broer van Wyb voor hen werkt.
Ik kan mij goed voorstellen dat iemand denkt: wat behelst zo’n man? Waarom? Op die vragen zijn verschillende antwoorden mogelijk.
Het makkelijkste antwoord luidt dat het beroepsdeformatie is. Als theaterdirecteur was ik niet anders gewend, ik zag toch zeker vier voorstellingen per week, en veel daar omheen. Hierdoor krijg je, denk ik, een manische tic.
Of misschien is het een kwestie van gewoonte. Gewenning aan veel zien, veel zien is lekker, en dan verval je in die gewoonte, ondanks dat ik in Frankrijk heb proberen af te kicken. Maar dat is duidelijk niet gelukt. Eenmaal terug in Nederland vervallen we in dezelfde oude gewoonte. Wat eigenlijk gek is, want in Frankrijk miste ik het theater nauwelijks. Moet gezegd, ik compenseerde het door te lezen.
Het meest eerlijke antwoord is, vermoed ik, dat het vluchtgedrag is. Kunst is voor mij toch voornamelijk escapisme. Ik ben op geen enkel gebied een kenner. Er zijn mensen die precies weten welke acteurs in welke film speelden en alles van Sjostakovitsj weten. Ik verbaas me er altijd over als ik zie wat mensen bij popquizzen van pop weten. Ik weet eigenlijk niets, ik ben een soort super-consument, ik ben vooral een genieter.
Van jongs af aan verslind ik verhalen, te beginnen met boeken. Ik lees weinig non-fictie, vaak valt het me tegen als ik het lees. Met fictie krijg je een totaal verhaal voorgeschoteld. Kan ik even totaal weg zijn uit de werkelijkheid. Of dat nou kijken naar een film is, het opgaan in kamermuziek, het lezen van een boek, of meegenomen worden in een cabaretvoorstelling, maar dat meegenomen worden in een andere wereld, daar is het mij, volgens mij, werkelijk om te doen. Het gewone leven vind ik tamelijk saai/voorspelbaar/beangstigend/hard. Door in een verhaal te kruipen lukt het me om te ontsnappen. Als je het woord verhaal verandert in cocaïne, wordt het nog een sneue aangelegenheid.
Het huis van het weekdier
Ode aan mijn hart
Eindelijk opent zich mijn binnenste en
zie ik de drummer zijn strakke ritme slaan.
Goed zo, jongen, up tempo. Zo lang jij
doorslaat zit er leven in de brouwerij.
Naast mij een scherm voor de opname en
een man met camera en microfoon ineen.
De drummer drumt onverstoorbaar door,
zijn ritme is de soul van mijn bestaan.
Op en neer danst zijn muziek. Takketak,
hakketak. Hij stuwt het bloed en pompt
de swing in mijn lijf. Met liefde zie ik
hem werken in zijn geïsoleerde studio.
Doorgaan mijn jongen, lekker altijd
door bijven slaan. Tot zover mijn fanmail.
Journal
A Complete Unknown
Zaterdag 22 februari, Delft
May God bless and keep you always
May your wishes all come true
May you always do for others
And let others do for you
May you build a ladder to the stars
And climb on every rung
May you stay forever young
May you stay forever young
May you grow up to be righteous
May you grow up to be true
May you always know the truth
And see the light surrounding you
May you always be courageous
Stand upright and be strong
May you stay forever young
May you stay forever young
May your hands always be busy
May your feet always be swift
May you have a strong foundation
When the winds of changes shift
May your heart always be joyful
May your song always be sung
And may you stay forever young
May you stay forever young
Ik moet dit blogje wel beginnen met de tekst van Forever young van Bob Dylan. Gisteren zijn Wyb en ik naar de film A Complete Unknown geweest, een biopic over zijn beginjaren. De film bracht mij niet alleen terug naar de jeugd van Dylan, maar ook naar mijn eigen jeugd.
Als iets het geluid van mijn jeugd is, dan is het wel de muziek van Bob Dylan. Zijn eerste albums, waarin hij nog een onvervalste folkzanger was, zijn mooi, maar het geluid van mijn jeugd kwam tot bloei toen hij een band om zich heen verzamelde en tot verontwaardig van zijn fans overstapte naar elektronische muziek. Wij draaiden zijn muziek eindeloos onder het drinken van whiskey-cola en diepe gesprekken. Wij begrepen de wereld volkomen en natuurlijk zouden wij die veranderen. Alles zou beter worden. The Times They Are A-Changin’.
A Complete Unknown katapulteerde ons terug naar de jaren zestig. Door de film lijkt het alsof je weer door het New York van de jaren zestig loopt. Door de film merkte ik ook dat ik een ouwe lul word, het sentiment naar vroeger heeft me te pakken en ik word er zelfs jankerig van. Maar ja, als muziek een leven lang met je meegaat, boort het toch een plek in je ziel.
Maar lees bovenstaande songtekst. Het is een pamflet voor iedereen die de paradijselijke en onschuldige jaren van zijn jeugd wil vasthouden, ook al ben je zestig, zeventig of tachtig. In deze jaren van Trump, dreigende en hele oorlogen en rechts geraaskal, is het toch een blauwdruk voor hoopvol en onvervaard leven. Laten we de tekst boven onze bedden en bureaus hangen en vooral in onze harten planten.
Overigens blijft die Dylan, ook na het zien van de film, een volkomen onbekende.
Journal
Majestueus
Vrijdag 21 februari, Delft
De zee is prachtig, maar ik blijf een man van het bos. Dat komt ongetwijfeld door mijn jeugd in Nijmegen. De Duivelsberg en de Hatertse Vennen hebben van jongs af aan mijn liefde voor het bos bepaald. Maar het punt is, wat is het dichtstbijzijnde bos in Delft?Ik wandel regelmatig met Dies door het Delfts Hout. Dat klinkt een beetje als bos, en er zijn inderdaad bomen, helaas is het een recreatieplas met wat bossages er omheen. Niet slecht om er te wandelen, helemaal niet. Maar mijn behoefte aan bos wordt er niet door bevredigd.
Als het om reizen en wandelen gaat is Wyb mijn gids. Ik laat mij graag leiden door haar. Ervaringsvertrouwen, want ik word eigenlijk nooit teleurgesteld in haar suggesties. Behoefte aan bos? En dan noemt zij het Haagse Bos.
Natuurlijk het Haagse Bos. Dat had ik zelf kunnen bedenken, want in september, op een van die dagen dat Wyb een sollicitatiegesprek had op BZ en wij in een hotel woonden, besloot ik met Dies dat Haagse Bos eens op te zoeken. In mijn gedachte was dat bos altijd een bosje geweest. Maar tot mijn verbazing bleek het een groot bos te zijn en ook nog eens een prachtig bos. Op Wikipedia lees ik dat het liefst 100 hectare is en dat het een restant is van een groot oerbos dat langs de Nederlandse kust liep. En dat pal naast het centrum van Den Haag, pal naast de huidige Tweede Kamer. Rare stad dat Den Haag.
Het fijne is dat het Haagse Bos nog geen kwartiertje rijden van ons huis is. Wat dat betreft is Delft toch eigenlijk een buitenwijk van Den Haag. Het Haagse Bos is weer mooier dan ik dacht na mijn eerste verkenning. Er zijn majestueuze vijvers, en ook de bomen mag je majestueus noemen. Ik gebruik dat woord majestueus niet voor niets.
Op mijn wandeling weet Wyb me te vertellen dat in het Haagse Bos ook Paleis Huis ten Bosch ligt, waar de koninklijke familie woont. Ik ben verrast. Laat ik nou altijd gedacht hebben dat ze midden in Den Haag wonen in Paleis Noordeinde. Wat zijn het toch voor een mazzelpikken. Mooi kantoor in de stad en wonen ze in een prachtig bos.
Door het Haagse Bos lopen we naar Park Clingendael. Alweer een verrassing. Park is geen goede benaming, ook hier tref ik weer een fantastisch mooi bos, een soort tweelingzus van het Haagse Bos.
Het eerste deel is parkachtig en moet Dies aan de riem. We komen langs Huys Clingendael, een begrip voor me, maar nu, zeventig jaar, loop ik eindelijk eens over het bordes van Instituut Clingendael. Zal ik aanbellen en vragen of Rob van Wijk op kantoor is? Ik ben wel een fan van hem: geen flauwekul, altijd duidelijk, ontnuchterende analyses. Maar ik doe het natuurlijk niet, ik ben een lafbek. Even later mag Dies gewoon loslopen, hij ziet meteen dat dit een echt bos is. Feest!
Op het eind van een lange wandeling, we nemen ook nog even een stukje mee van de Haagse wijk Bezuidenhout, weet ik dat ik voor mooie boswandelingen het beste naar Den Haag kan rijden. Wie had dat ooit gedacht.

Hier sta ik voor een muur van een van de vele bunkers die in het Haagse Bos en Park Clingendael zijn gebouwd, ze waren onderdeel van de Atlantikwall. Veel bomen hebben toen het loodje moeten leggen, want de Duitsers moesten natuurlijk ruim schootsveld hebben.
Gezien mijn gezichtsuitdrukking moet ik weinig van het jaar 2025 hebben. Maar tot nu toe heb ik er geen klagen over.

Ik neem mij voor op dit bankje in de zomer lekker te gaan lezen. Op de achtergrond is Wyb bezig met een fotosessie van Dies.
Journal
De Grote Waanzin Show
Donderdag 20 februari, Delft
Zoals zo vaak zitten Wyb en ik in de avond op de bank naar mijn laptop te kijken. Wat er op een laptop is te zien? Televisie. Al jarenlang hebben wij geen televisie meer in onze huiskamer staan. Televisie speelt zich bij ons af op een laptopje van 13 inch. Op die manier hoeven we niet zo’n lelijk groot televisiescherm in de woonkamer te hebben. Laptop te klein? We zijn er volledig aan gewend.
Eerst kijken we twee afleveringen van een nieuwe Netflix-serie Åremorden, een Zweedse thriller. Aardig, maar we hebben betere gezien. Dan is het tijd voor de actualiteit, de talkshowtafels. Bar Laat, Journaal, Renze. Een uur na Åremorden zie ik onszelf zitten als twee konijnen in de nacht, gevangen in het licht van een aanstormende auto. We zijn gebiologeerd door wat we zien en horen. De Grote Waanzin Show.
Trump verwijt Zelensky met de oorlog te zijn begonnen. Ik moet denken aan graffiti van Banksy. Normaal zie je een onschuldig meisje waarbij een rode ballon uit haar handen wegvliegt. In zijn nieuwe graffiti is dat onschuldige meisje Trump geworden en in plaats van de ballon zie je zijn hersens wegvliegen.
Trump brabbelt Poetin na. De populariteit van Zelensky is nog maar 4% onder de Oekraïners. Tijd voor verkiezingen vindt Poetin, dus ook Trump. Die 4% is een aantoonbare leugen. Het is cynisch dat uitgerekend Poetin en Trump voor democratische verkiezingen pleiten. Poetin is al jaren president door repressie en malversaties. Trump is bezig de democratie in de VS te slopen.
Wetenschappers in de VS mogen geen contact meer hebben met wetenschappers in het buitenland, hun geld is bevroren. Hetzelfde geldt voor andere overheidsdiensten, waaronder Usaid, de kurk waar menig samenleving in de Derde Wereld op drijft. Dat Doge van Musk ontwikkelt zich tot een soort SS stoottroepen. Overheidsgegevens worden gewist en misbruikt. De rechtsstaat wordt ontmanteld. Het Congres buitenspel gezet.
Wij zitten daar op de bank en kijken naar een hallucinerend schouwspel. De geschiedenis kantelt. Waarheden worden verfrommeld en bij het vuilnis gegooid. Leugens komen als konijnen uit hoge hoeden, en worden warm omhelst.
Vanavond zijn we vermoedelijk getuigen van het begin van de nederlaag van de Oekraïne. Geert Jan Hahn, Euroverslaggever bij BNN brengt het conflict tussen Trump en Zelensky terug tot het niveau waarop ik kan duiden waarom de hersens van Trump zijn weggevlogen. Opeens herinnerde ik het mij ook.
Aan het begin van zijn eerste termijn als president vroeg Trump acht keer aan Zelensky of hij een onderzoek wilde doen naar Hunter Biden, die wat zakelijke belangen in Oekraïne was aangegaan. Zelensky weigerde alle acht keer, hij zag geen juridische grond. Nu kijk ik dus naar de wraak van Trump, volgens Geert Jan Hahn. Ik acht het niet uitgesloten. Tot in de verste uithoeken heerst in het Witte Huis de kwaadaardigheid en de rancune. Sinds Shakespeare is er niets veranderd.
Het huis van het weekdier
__
Wij dansen elke nacht
in een veel te klein bed
de gekende dans.
Wij draaien om en om en
met elkaar mee van links
naar rechts en terug.
De muziek is het ritme
van ons hart, het ronken
van de diepste dromen.
Een arm die om de ander slaat.
een been dat langzaam terug
beweegt. Een lijf dat wentelt.
En overdag is er een pauze,
dan lopen wij een rondje.
Maar ’s nachts, ’s nachts
dan keren wij terug naar
ons toneel, dan dansen wij
onze horizontale pirouettes.
Journal
Deal
Woensdag 19 februari, Delft
‘Vladimir!’
‘Donald!’
‘Wat goed je te spreken. Gefeliciteerd met je grote verkiezingsoverwinning. Wij leefden met je mee. Je weet dat het hele Russische volk in gedachte met jou campagne voerde’
‘Vladimir, dank. Ik zag er naar uit elkaar weer te spreken. Het is te lang geleden. Je zult het niet makkelijk hebben gehad afgelopen jaren met die Speciale Militaire Operatie.’
‘Och, Donald, je weet dat we voor hetere vuren hebben gestaan. Ik denk aan de oorlog met Napoleon en aan de Slag om Stalingrad. Wij zijn een taai volk, Donald.’
‘Weet ik, weet ik. Jij en ik lijken op elkaar, Vladimir. Maar ter zake. Ik wil snel vrede sluiten in de Oekraïne. Eens?’
‘Eens.’
‘Mooi, dan zijn we daar uit. Jullie mogen daar de bezette gebieden hebben en natuurlijk de Krim houden. Maar dan moeten jullie wel stoppen met die Speciale Militaire Operatie.’
‘Donald, met jou kunnen we zaken doen.’
‘O ja, Donald, nog een klein dingetje. Ik krijgt van mijn inlichtingendiensten te horen dat de populariteit van die acteur, die president, hoe heet hij ook alweer?’
‘Zelensky.’
‘Precies, ja die, dat zijn populariteit tot een minimum is gedaald. Het grote Oekraïense volk wil gewoon vrede. Maar die acteur vecht maar door. Wat vind je als we, ik bedoel eigenlijk jij, daar verkiezingen eist?’
‘Nou, dat lijkt me omslachtig, Vladimir. Ik geef geen wapens meer en de oorlog gaat uit als een nachtkaars. Jij weet ook wel dat we van die Europeanen niets hebben te verwachten.’
‘Slim, slim. Maar het punt is dat jij dan de schuld krijgt: jij geeft geen wapens meer. Het lijkt mij beter dat je verkiezingen eist, Oekraïne is niet voor niets een democratisch land en er zijn al zo lang geen verkiezingen geweest. Grote kans dat het land dan verdeeld raakt en ten onder gaat in tweespalt. En het mooie is dat wij dan vrij spel hebben. De schuld ligt dan bij die acteur.’
‘Briljant, Vladimir. Ik ga met je mee. Weet je dat het met niemand zo prettig zakendoen is als met jou? Ik wil je binnenkort wel graag persoonlijk zien, hoor. Wat vind je van mijn Gaza plan?’
‘Briljant.’
‘Echt?’
‘Donald, briljant. Ik dacht meteen: alleen een briljante geest als Donald kan dit bedenken.’
‘O ja, nog een klein dingetje Vladimir. Zou jij ervoor willen zorgen dat in jullie atlassen de Golf van Mexico voortaan de Golf van Amerika wordt genoemd?’
‘Wordt vandaag nog geregeld, Donald.’
‘En wat betreft Groenland…’
‘Laten we over Groenland later praten, Donald. En ook over dat Panamakanaal. Overigens, denk je dat Amerikaanse bedrijven zin hebben om onze olievelden in Siberië verder te ontwikkelen?’
‘Dat spreekt voor zich, Vladimir. Deal, doen we.’
‘Ik vond het een genoegen om eindelijk weer eens op hetzelfde niveau te kunnen praten.’
‘Het genoegen is geheel aan mijn kant, Vladimir. O ja, heb jij die Duitser zien huilen in München nadat mijn vicepresident die Europeanen de waarheid had gezegd?’
‘Ik heb ook gehuild, Donald, maar dan van het lachen.’
‘Typisch Europeanen, hè? Slappelingen. Altijd huilie, huilie.’
‘Precies, dan jij Donald. Je wordt gewond bij een aanslag, staat op en roept fight, fight, fight. Respect.’
‘Dank je Vladimir, maar ik moet nu ophangen. Elon Musk komt net binnen met zijn zoontje X Æ A-XII en die zit met zijn kleine handjes aan mijn golfsticks.’
‘Hoe heet dat ventje?’
‘X Æ A-XII.’
‘Had hij hem niet gewoon John of Donald kunnen noemen?’
‘Weet ik veel. Zijn vader is in ieder geval stinkend rijk en tot alles bereid, dat is het belangrijkste. Hè, Elon?’
‘Heb je gelijk in. Doe Elon de groeten van mij.’
…
‘Groeten terug.’
Journal
Zwanen
Dinsdag 18 februari, Delft
Ik woon nu voor het eerst aan een gracht, de Zuidgracht. De buitenste gracht van het centrum van Delft. Het is geen dynamische gracht, zoals ik die van Amsterdam ken. Hier geen rondvaartboten of dagmensen in gehuurde bootjes, laat staan salonboten. Dat kan niet, want onze gracht loopt dood. De gracht wordt gevoed door het water in het Rijn-Scheldekanaal en loopt dood tegen de achterkant van een groot winkelcentrum.
Dat wil niet zeggen dat er in onze gracht niets gebeurt. Op een lange rij, vlak naast elkaar, liggen er woonboten. Voor hun boten zijn kleine tuintjes, maar Wyb en ik kijken vanuit ons huis op de achterkant van de woonboten. Van onze overburen merken we eigenlijk niets.
De belangrijkste activiteit op de gracht wordt veroorzaakt door vogels. In onze gracht zwemt namelijk de schoonheid zelve. Ze is de reden dat ik aan dit blogje begon. Nu pas weet ik hoe heerlijk het is om in de nabijheid van zwanen te wonen. Zwanen stralen zo’n superieure kracht uit. Meestal drijven ze vol zelfvertrouwen rustig op het water. Hun vorm en uitstraling, het is pure schoonheid.
Als ik Dies uitlaat kom ik vaak een zwanen familie tegen. Ingetogen zwemmen ze achter elkaar naar wat? Volgens mij weten ze het zelf niet. In ieder geval blijf ik uit bewondering en eerbied altijd even staan kijken. Ooit zag ik een filmpje van een man die een band met een zwaan wist op te bouwen. Als de zwaan hem zag, kwam hij opgetogen naar hem toe. Ik zou best zo’n man willen zijn.
We hebben het geluk dat in een van de woonboten een dame woont die ook gek is op zwanen. Op een pontonnetje aan haar boot ligt een schaal waarop ze regelmatig eten legt. Een paar keer per dag komen de zwanen kijken of er nog wat te snaaien valt. Met hun snavels stofzuigeren ze de laatste resten van het eten op. Ik heb geen idee wat de dame ze eigenlijk te voeren geeft.
Nou moet gezegd dat ik de gracht voor ons huis eigenlijk niet zie. Ik moet naar het raam lopen en dan kijk ik er bovenop. Ik doe dat regelmatig want er is best een druk vogelverkeer op de gracht. Inmiddels ben ik een van de spelers van dat verkeer. Want vrijwel elke dag gooi ik wat brood naar beneden. Hoe het mogelijk is blijft een raadsel, maar de meeuwen hebben het meteen door. Zo zie je geen meeuw, zo is er een hele zwerm. Het kan niet anders of er is een uitgebreid communicatiesysteem tussen hen.
De zwanen heb ik met mijn brood nog niet kunnen verleiden. Ze kijken op afstand met enige minachting naar het geschreeuw en gezwerm van de meeuwen. Een enkele meerkoet waagt zich tussen dit geweld en wordt agressief afgestraft. Denk niet dat het makkelijk is om een vogel te zijn, wat dat betreft delen we hetzelfde lot.

Ons uitzicht op de Oostpoort vanuit een zijraam. Achter de Oostpoort een zwaaikom van het Rijn-Scheldekanaal. Daarvoor de Zuidgracht met enkele woonboten.
Journal
Kijfhoek & Bierlap
Maandag 17 februari, Delft
Ik popel om te schrijven over de invasie van de Trump gang afgelopen dagen in Europa. Hun doel: van de waarheid leugen maken en van de leugen waarheid. Mensen die Europa verwijten de democratie aan te tasten en ondertussen de democratie in Amerika om zeep helpen. Maar ik hou me in. Iedereen schrijft al over de shock voor Europa die deze brutaliteit veroorzaakte. Bovendien zou hun botheid wel eens een gunstig effect kunnen hebben en leiden tot een Europa dat eindelijk eens een vuist maakt.
Tot zover. Want ik wil het liever over de duinen hebben. Laten we ons als Nederland eens op de borst slaan. Wyb en ik maken een wandeling door de duinen bij Wassenaar, een brede strook duin van, ik schat, zo’n drie tot vier kilometer tussen Wassenaar en de Noordzee. De zon schijnt en wij volgen een pad dat zich door de duinen slingert. Het is er wonderschoon.
Nou wil het geval dat wij door onze nieuwe woonplaats, en ons zoeken daarna, de afgelopen maanden best vaak de zee hebben bezocht. Voor een jongen die in Nijmegen is opgegroeid geeft dat altijd nog een speciaal gevoel. Wanneer zagen wij nou de zee? En nu is die zee binnen handbereik. Na twee jaar Dordogne is het een luxe waar we gretig gebruik van maken.
Wat me opvalt is dat de Nederlandse kust, zowel in Zuid- als Noord-Holland zo mooi onaangetast is. Dat heb ik op de eilanden natuurlijk vaker gezien, maar daar is het makkelijker de natuur de natuur te laten omdat er geen economische druk is. In de Randstad provincies ligt dat natuurlijk anders. Maar toch, de duinen horen in vele opzichten tot onze waardevolste natuurgebieden.
Ik ben daar gevoelig voor omdat ik vrijwel de hele kust van Spanje ken. Wie daar langs rijdt, krijgt de tranen in de ogen. Flats, flats, flats. De schimmel die toerisme heet, heeft de hele kust aangetast. Wel eens langs de Belgische kust gereden? De kust is daar zo lelijk dat het lachwekkend wordt. Van het zuiden naar het noorden vindt er een wedstrijd in lelijke architectuur plaats.
Toch mooi dat we ons in Nederland, wat dat betreft, hebben ingehouden. Opmerkelijk ook voor een land waar geld alles bepalend is. Nou ja, zelfs politici realiseren zich natuurlijk dat je zuinig moet zijn op duinen. Ze vormen toch de reddingsboei van Nederland.
Ik hou van het door zand, wind en regen gevormde landschap met zijn stekelige struiken en tegen storm vechtende bomen. Dat de duinen ongekend oud zijn en onaangetast uit zich zelfs in de namen van de natuurgebieden. Waar kom je nog namen als Kijfhoek & Bierlap tegen? De namen ruiken naar verre voorvaderen en onaangetaste oudheid.

Journal
De schaal van Freud
Zondag 16 februari, Delft
De afgelopen week kregen we drie keer bezoek van goede vrienden die volstrekt uit verschillende periodes uit mijn leven kwamen. Dinsdag kwam Vincent op bezoek. We werkten op het einde van mijn carrière een jaar lang intensief samen aan een musical. Op donderdag kwamen Fred en Vera lunchen. Hen ken ik nog uit mijn studietijd, we kennen elkaar nu dus meer dan vijftig jaar. Samen zaten we in de band Rode Kool. Ons kon je voor een demonstratie vragen om deze met muziek op te luisteren. We beheersten het hele strijdliederen repertoire. Op zaterdag kwamen Tjaart en Suse, die we in onze Meppeler tijd leerden kennen. Ik was toen al man van geworden, na een periode dat Wyb vrouw van was geweest.
Het is een genot om oude vrienden te ontvangen, even komt het verleden weer tot leven, lijkt het. Soms vertellen ze dingen die je zelf om onbegrijpelijke reden bent vergeten. Heerlijk om dingen terug te krijgen die je was kwijt geraakt.
Er gebeurt toch iets raars met me. In de eenzaamheid van de Dordogne hield ik mij helemaal niet zo bezig met mijn verleden. Tijd genoeg om erover na te denken, maar ik deed het niet. Sinds ik in Delft woon is het verleden in volle omvang en ernst bij me terug. Komt het omdat Nederland me prikkelt? Komt het omdat we nu weer een sociaal leven hebben?
Het gekke is dat het verleden ook wel eens op mij drukt omdat ik het idee heb dat ik zoveel verleden heb. Al die banen, al die verhuizingen, al die gebeurtenissen. Hoe anders zou het zijn als ik altijd in Nijmegen was blijven wonen en altijd dezelfde baan had gehouden. Hoeveel verleden kan iemand eigenlijk verdragen?
Het is toch raar dat in deze tijd alles in cijfers wordt vervat, behalve je verleden. Neem je Body Mass Index, of de AEX Index en het Bruto Nationaal Product. Gecompliceerde zaken worden gewoon een cijfer. Soms hoor je iemand zeggen: ik heb een zwaar verleden gehad. Maar hoe zwaar? En wat bepaalt dat gewicht? Als psychologen een beetje hun best zouden doen, is er natuurlijk best een soortelijk gewicht van een verleden te maken. ‘Ik heb zo’n zwaar leven gehad,’ zegt dan iemand. En de ander vraagt dan: ‘Hoe zwaar?’ En het antwoord kan dan zijn: ’85 punten op de Schaal van Freud’. Net zo als je een Schaal van Richter hebt als het om aardbevingen gaat.
Je kunt het misschien ook vergelijken met als je, net als ik, heel veel woorden in je leven hebt geschreven. Op een gegeven moment gaan woorden op je drukken, ze vervuilen als het ware, ze klonteren samen, de zuiverheid van woorden verdwijnt. Ik hoop niet dat dit met het verleden ook het geval is. Ik koester het verleden, maar er is best veel te koesteren. Ik denk soms toch dat ik ietwat zuiniger met mijn verleden had moeten omgaan.

Het huis van het weekdier
__
Ik was vier en zes en tien
en wij liepen op zondagen
naar de kop van de haven.
Op de dijk zag je de schepen komen,
de een na de ander zwaaide
de haven in. Daar: de Deo Gloria.
Soms liepen wij naar de rand
en keken in de peilloze diepte.
Onder ons klotste het water.
Hier viel ik dood op het basalt.
Hier vloog ik mee tussen de meeuwen.
Hier ging ik met de wind het land in.
Zomers gingen wij in het gras liggen,
trokken onze broeken op en waadden
door het water dat naar rivier rook.
Nu en dan rolden wij door het gras,
de paardenbloemen en de boterbloemen.
De wereld tuimelde om en om.
(Foto) En toen wist ik: dit is
de plaats waar de poëzie huist.
Voor mij de rivier, achter mij de stad.
Achter mij niets, voor mij het verlaten
van deze plek en de mensen met wie ik
pootjebaad. (Stop) Alles wat ik eens zag
zie ik nu slechts in een album. Stil
en reukloos, bladzijde na bladzijde,
het ene na het andere jaar
en bladerend met vergeeld papier zie ik dieren,
mensen en dingen veranderen. De wereld tuimelt
weer om en om. Dezelfde duizeligheid.
Journal
Donaldje
Vrijdag 14 februari, Delft
Toen ik het eergisteren het volgende bericht las wist ik het.
‘Een verslaggever van het Amerikaanse persbureau Associated Press is dinsdag geweerd bij een evenement met president Trump in het Witte Huis. Reden was de weigering van AP om de Golf van Mexico voortaan de Golf van Amerika te noemen.’ Donald krijgt zijn zin niet, gaat hij op de grond stampen. Donald Trump is geen sterke leider, Donald Trump is vooral kinderachtig.
Je ziet het eigenlijk al bij het ondertekenen van al die decreten, de manier waarop hij zijn handtekeningen zet. Grote, dikke stift, zijn handtekening is groter dan de tekst van het decreet. Daarna houdt hij vol trots, als een kleuter die zijn tekening aan papa en mama laat zien, het decreet omhoog. Kijk eens wat een grote handtekening, hij straalt van stoerheid. En dan zie je het: Donald is eigenlijk een Donaldje, een kinderachtig ventje.
Neem zijn afkeer van de lhbtq gemeenschap. Wat kun je daar nou tegen hebben? Ze gedragen zich anders dan jijzelf? Dan is het toch heel kinderachtig om daar met haat op te reageren, dan ben je toch niet meer dan een zielig klein mannetje.
Als je erop gaat letten, zie je het steeds beter. Donald Trump is eigenlijk een vervelend klein etterballetje op een schoolplein. Hij vindt dat hij de beste is en de baas is op het schoolplein. Hij is zo’n ventje dat in de fietsenstalling zijn piemel uit de broek haalt om te laten zien hoe groot die piemel wel niet is. En als hij door de meester wordt betrapt geeft hij anderen de schuld: ‘Ze hebben mij ertoe gedwongen.’
Je moet maar eens op zijn hoofd letten. Altijd die ingestudeerde stoere uitdrukking. Zijn hoofd is eigenlijk meer een kop dan een hoofd. Hij vindt het heerlijk om te imponeren en andere mensen bang te maken. Zo kinderachtig.
Omdat veel mensen bang voor hem zijn, verzamelt hij veel vriendjes om zich heen die voor hem door het vuur gaan. Met z’n allen keren ze zich dan tegen iemand. Het vervelende is dat hij best groot en sterk is, niemand durft het tegen hem op te nemen.
Zo vindt Donaldje het heerlijk om schooltassen van iemand af te pakken en dan er mee te gaan gooien naar zijn vriendjes pestkoppen. ‘Pak hem dan, pak hem dan als je kan,’ roepen ze pesterig. Of hij draait stiekem het ventiel van een fietsband open waardoor het jongetje of meisje waar hij de pik op heeft naar huis moet lopen.
Gelukkig weet je wat er uiteindelijk met Donaldjes gebeurt. Als ze wat ouder worden, komen ze mensen tegen die hun gedrag niet pikken. Hij wordt van school gestuurd, of ergens ontslagen. Maar door zulk kinderachtig gedrag kan het niet anders of hij loopt ergens tegen een muur. Mensen krijgen genoeg van hem, laten hem links liggen, of door totale zelfoverschatting overschrijdt hij op een gegeven moment grenzen waardoor hij in de bak belandt. Het vervelende is dat Donaldjes altijd mannetjes zijn waar je veel mee te stellen hebt. Ze maken het leven altijd vervelender in plaats van leuker. Het schijnt een kwestie van opvoeding te zijn.
Journal
Titaantjes
Woensdag 12 februari, Delft
Gisteren geen blog op Dossiermoddergat omdat Vincent op bezoek was. Met zijn bezoek kwam de herinnering aan de jaren 2017 en 2018 terug waarin wij intensief samenwerkten. Ons kantoor was De Pont, het café, annex restaurant aan de overkant van ’t IJ bij het Centraal Station. Wij hadden ons ten doel gesteld een musical over Elvis te schrijven, of liever een muziektheaterproductie. Vincent en ik zouden de musical schrijven, Wolter zou hem geproduceerd zien te krijgen.
Het was een enorme investering, want Vincent en ik zijn er zeker een jaar mee bezig geweest. We zagen elkaar minstens een keer per week in De Pont, maar meestal vaker. Al pratend en schrijvend baanden wij ons een weg naar een musical. Onze primaire drijfveer was geld. Regelmatig zeiden we tegen elkaar dat het geen musical zou worden voor de Nederlandse markt, wij richtten ons voornamelijk op Amerika. Elvis zou ervoor zorgen dat we uiteindelijk toch van een riant pensioen konden genieten.
Jongens waren we, maar aardige jongens. Wij waren een soort Titaantjes, jongens met grote dromen. Het fijne van Vincent is dat hij, naast veel andere dingen, een gedisciplineerd werker is. Langzaam kreeg Elvis meer en meer gestalte. We zetten een dramaturgie uit, schreven ieder teksten, combineerden teksten. schrapten en probeerden opnieuw. Het gevolg: er zit nu een kant en klare tekst voor een muziektheaterproductie in onze computers.
Ondanks vele pogingen van Wolter om het stuk te slijten is dat niet gelukt. De teksten kwamen tot nu toe niet verder dan onze computer. Het dunne lijntje naar New York liet het afweten. In Nederland kregen we het stuk om verschillende redenen ook niet aan de man. De aandelen die wij keurig in drieën hadden verdeeld, werden niet verzilverd. Project mislukt, zou je zeggen. Onze primaire doel hadden we niet gehaald.
Ik heb er niet om getreurd, want het plezier om met Vincent te werken, ons intensief creatief proces, mijn reisjes naar Amsterdam, de sessies in De Pont, de vele lunches met kroketten op brood, maakten wat mij betreft alles goed. Het is wel mijn grootste mislukte theaterproject ooit. Maar och, verder hadden we werk genoeg.
Vincent nam als cadeautje een plaat voor me mee, There is time, waarin hij muziek die hij voor theater- en filmprojecten heeft gemaakt nog eens goed heeft opgenomen. Jammer dat ik er niet naar kan luisteren, want Wyb en ik hebben geen platenspeler. There is time geeft wel aanleiding om opnieuw over een platenspeler te praten. Sinds wij in Delft wonen, is er een toenemende behoefte aan een draaitafel.
Wij moeten het nu hebben van Spotify, maar door het overweldigende, totaal mateloze aanbod komt het er eigenlijk op neer, dat we nauwelijks meer naar muziek luisteren. Ik verlang steeds meer naar een platenhoes waar ik een plaat uit kan halen. Simon Vestdijk heeft mij in De glanzende kiemcel al duidelijk gemaakt dat beperking een veel grotere creatieve kracht is dan mateloosheid. Als Vincent weer thuis is, stuurt hij mij informatie over een draaitafel die volgens hem prima zou voldoen. Wyb en ik spreken af dat we eerst op zoek gaan naar een kastje waar we hem op kunnen zetten en dan overgaan tot aankoop.

Het huis van het weekdier
__
Ik liep als een pauw
door mijn gedichten
en ik brieste
te wild, te wild.
Een vers was veel
te klein, de regels
vormden tralies.
Ik wilde ruimte, groots
en meevoerend leven.
Ik liep op en neer
op en neer langs
de veel te korte regels,
schuurde tegen mijn kooi.
Mijn haren, kaalheid,
mijn pad ging van links naar
rechts van rechts naar links.
Voorbij. Nu zit ik rustig
op een stok en kijk wijs
door het gaas naar allen
die langskomen en mij voeren.
Het is voor iedereen duidelijk:
ik ben een tevreden beest.
Ik zit zingend op mijn stok,
en mijn liederen passen keurig
in mijn kooi. Kijk, daar is ook
de oppasser weer die mij aait.
Mijn kooi is mijn wereld,
bevrijd mij nooit. Laat nooit
de deuren openstaan, zet mij niet
in de wildernis tussen mijn gelijken.
Journal
Asfalt
Maandag 10 februari, Delft
Als generatie uit de jaren ’60 en ’70 hebben we geen officiële vertegenwoordigers, dus niemand kan officieel voor deze generatie praten. Dat is jammer, want het wordt toch de hoogste tijd te verklaren dat we niet alleen verloren hebben, maar ook gefaald.
Beste Boomers, weten jullie nog dat jullie schreeuwden om vrijheid, love en peace? Weet je nog dat wij een mars door de instituties zouden maken? En alles democratischer, transparanter en eerlijker zou worden? Gezien de huidige politieke toestand, en jullie persoonlijke situatie, kunnen we zeggen dat er geen donder van terecht is gekomen.
Onze mars door de instituties heeft als resultaat dat het onderwijs competitief en verzakelijkt is, en gammel als de pest. Onze Europese instellingen lijken op hobbyclubs voor vergadertijgers en ander soortige babbelaars. Rechts en erger belaagt onze democratische instituties en zelfs onze grondwetten. Wat eens links was, is vooral met zichzelf in discussie en wordt door weinigen nog serieus genomen. De vakbonden zijn voornamelijk actief met onderlinge strijd.
En kijk wat er persoonlijk van onszelf is geworden. Daar zitten we dan in huizen met een overwaarde van enkele tonnen vadsig op de bank. Hebben we dat verdiend? Natuurlijk niet, het is een douceurtje van de overheid omdat we massaal VVD gingen stemmen. Inmiddels hebben wij, en ons nageslacht, ervoor gezorgd dat we allemaal kapitalistjes zijn geworden. We speculeren ons gek, zelfs onze pensioenen doen dadelijk mee aan het kapitalistisch gokspelletje van beleggen.
Geliefde uitspraak van toen: The sky is the limit. Het resultaat: alles is zo’n beetje gelimiteerd. Het blijkt dat we onderdeel waren van een beweging die verzand is in carrières, vergeten idealen en averechtse inzichten. Eén lid van onze generatie is in Amerika zelfs bezig om de repressie definitief vorm te geven.
Ik denk dat we een van de meest tragische generaties in de geschiedenis zijn, misschien juist door die huizenhoge verwachtingen. Vooral door ons oorspronkelijk optimisme, idealisme en onze strijdlust. Er is eigenlijk opmerkelijk weinig geschreven over het leeglopen van deze luchtballon. Natuurlijk stonden er wetten in de weg en praktische bezwaren, maar het is toch opmerkelijk en pijnlijk op niets uitgelopen. Er is geen enkele reden tot zelfgenoegzaamheid. Wij laten de wereld lelijker achter en smeriger.
Mijn generatie is de illustratie hoe goede intenties en bedoelingen in niksigheid en vadsigheid kunnen eindigen. Ik hoop dat volgende generaties geen voorbeeld aan ons nemen. Pak het alsjeblieft anders aan, misschien moet je een minder grote bek hebben, want als je ons voorbeeld volgt, wordt het zeker niet beter.
Andere geliefde uitspraak toen: ‘Onder het asfalt ligt het strand.’ Wat een blijheid, wat een mateloos optimisme en luciditeit. Nu weten we wat de realiteit is: onder het asfalt ligt nog meer asfalt.
Het huis van het weekdier
Jongensdromen
Wij moeten
wij zullen
wij hebben het
nooit gedaan.
Journal
Balkon
Zondag 9 februari, Delft
Kunst, hartstikke mooi, maar het geld daarvoor moet wel worden verdiend, zegt men, evenals mijn pensioen. Wyb en ik zijn vandaag afgereisd naar de Maasvlakte om eens poolshoogte te nemen. We zien een gebied waar Trump helemaal opgewonden van zou worden. Op de Maasvlakte zien we het vervolg van drill, baby, drill. Het is een stukje Nederland waar de fossiele economie nog volop aan het draaien is. Die veel geroemde groene transitie zal nog even uitblijven, vrees ik.
Ik moet bekennen dat ik er nog nooit was geweest. Genoeg beelden op televisie, maar zelf ervaren, ho maar. Kernimpressie: bijna mooi van lelijkheid. Olieopslagtank na olieopslagtank, raffinaderij na raffinaderij, rokende schoorstenen, toeterende schepen. Als je uitstapt de geur van chemische troep. Menig bedrijf kan hier de VOC-mentaliteit uitleven. Omdat er niemand woont, zal er weinig protest zijn. Wij wonen er zo’n veertig kilometer vandaan.
De mooiste ontdekking was helemaal op het eind van de weg die langs de Maasvlakte loopt. Op een dijk staat daar een rommelige snackbar met totaal kapot gewaaide vlaggen. De naam van het etablissement: Balkon van Europa. Niet helemaal onterecht, want het is op het uiterste puntje van Nederland en hierlangs zie je de grote zeeschepen binnenlopen of juist het ruime sop kiezen. Een imposant gezicht. Vandaag stond er weer een koude wind, maar Wyb en ik nemen ons voor om hier in de zomer op het eind van de dag wat te gaan drinken, verrekijker mee, kijken naar de ondergaande zon en de schepen die er dan voor langs varen.
Wel grappig dat om de Maasvlakte, aan de Noordzeekant, allerlei stranden liggen. Onder het draaien van de wieken van enorme windturbines schijnen hier in de zomer mensen te liggen zonnebaden alsof ze op het strand van Ameland en Terschelling liggen, maar dan met de chemische lucht in de neus.
Die Maasvlakte staat in schril contrast met ons bezoek daarvoor aan Brielle. Een plaatsje dat je zo een op een in het Openluchtmuseum kunt zetten. Een dorp met ordentelijke zondagsrust, vermoedelijk hebben de christelijke partijen het hier nog voor het zeggen.
Het gevolg is wel dat Wyb en ik opkijken van stemmen van kinderen die buiten spelen. We worden terug gekatapulteerd in de tijd. Kinderen die op straat voetballen, we zien zelfs kinderen die hutten bouwen in een bosje, kinderen die in bomen klimmen,. Waar kom je dat nog tegen? En dat onder de rook van de Maasvlakte.
Terug naar huis rijden we nog langs Europoort, het Botlekgebied, het houdt niet op. Het is een jungle van industrialisatie, één groot fossiel feest. Niet eerder zag ik in Europa zo’n samenballing van lelijkheid.

Wyb op kanon in Brielle. Wij zijn er klaar voor. Laat de Russen maar komen!

Kinderen die in bomen klimmen. Waar zie je dat nou nog? Leve Brielle.
Journal
Shot
Zaterdag 8 februari, Delft
Ik zou me kunnen troosten met de gedachte dat ik een vrij man ben, ik hoef aan niemand meer verantwoording af te leggen. Wat natuurlijk onzin is. Ik ben er namelijk nog altijd zelf. Ik heb altijd eigenlijk alleen verantwoording aan mijzelf afgelegd en dat is niet veranderd. En die mijzelf is ontevreden over zichzelf.
Ik vind namelijk dat mijn fotocarrière in het slop zit. Nou ja, carrière is een groot woord. Met de verkoop van foto’s heb ik hoogstens een paar honderd euro verdiend. Maar ik ben zo’n fotograaf die schijt kan hebben aan geld. Dat neemt niet weg dat ik vooral mooie foto’s wil maken.
Mijn fotoproductie was op zijn hoogtepunt toen ik in de Cevennen woonde. Zwerftochten door Montpellier, Avignon, Arles en de vele dorpen in de Cevennen waren een grote inspiratiebron. Die inspiratiebron bracht mij het fotoboek Rues de France. Toen ik in de Dordogne woonde liet de inspiratie mij in de steek. De Dordogne is te netjes, te mooi en heeft te weinig dynamiek. Als fotograaf moet ik het van rafelranden, scheuren en onvolmaaktheid hebben.
Om mij een boost te geven, had ik mijzelf een inspiratiedag beloofd. Eerst door Amsterdam zwerven, daarna met Anne naar Fotomuseum Foam, een van mijn favoriete musea. Ik moet bij mijzelf weer lust en focus creëren, zoals ik die in de Cevennen voelde.
Met mijn fototoestel op zak begon ik mijn zwerftocht door Amsterdam. Maar godallejezus, wat was het koud. Een ijzige wind blies over de grachten. En verdomme, er was vrijwel niemand op straat. Wat had ik een medelijden met de enkele stratenmaker die op zijn knieën een straat voor ons legde. Toch mooi dat ik altijd in het theater heb kunnen werken. Maar goed, nu was ik fotograaf en was ik op zoek naar foto’s en moest ook ik kou lijden.
Ik was gedwongen mijn handschoenen aan te houden, wilde ik mijn vingers behouden. En dat fotografeert beslist niet lekker. Sterker, het was eigenlijk een vruchteloze tocht. Ik kreeg bijna medelijden met mijzelf, wat was ik er als fotograaf op achteruit gegaan, van de Provençaalse zon naar de ijzige Hollandse wind. Daar komt nog bij dat het licht gisteren modder was.
Gelukkig ontmoette ik Anne tegen de middag voor een lunch in een warme Italiaanse lunchroom. Maar een broodje blijkt daar €15 te kosten. Zijn ze nou helemaal gek geworden? We vluchtten naar een bakker en aten het broodje al lopende naar Foam op.
De tentoonstelling van de Amerikaanse fotograaf Saul Leiter daar geeft me uiteindelijk de shot inspiratie waar ik naar op zoek was. Wat is het heerlijk om zo’n museum weer binnen reisafstand te hebben, een uurtje treinen en ik sta zomaar tussen het werk van Saul Leiter. We struinen van foto naar foto en genieten van zijn werk.
611

Journal
Woongeluk
Donderdag 6 februari, Delft
Steeds meer besef ik dat Wyb en ik in september aan een hachelijke onderneming begonnen toen we met drie tassen afreisden naar Nederland zonder een dak boven ons hoofd te hebben. Dat besef neemt toe omdat ik de omgeving hier beter leer kennen. Eenmaal in Nederland hadden we maar één doel voor ogen: een huis vinden. We waren zo desperate dat we tegen elke woning ja hadden gezegd.. En dat had totaal verkeerd kunnen uitpakken, zie ik nu ik Den Haag, Rotterdam en alle plaatsjes er omheen leer kennen.
Voor hetzelfde geld hadden we nu in een buitengewoon treurige flat in Rijswijk gewoond of in een van die troosteloze flatwijken van Den Haag. Op een van de bezichtigen die we hadden, kwamen we in een appartement met uitzicht op een skyline die nog het meest van New York weg had. Tegenover het appartement honderden andere appartementen die hoog boven ons uit staken. We waren zeker niet de enige bij die bezichtiging, tientallen struinden door de drie appartementen die beschikbaar kwamen.
Nu vraag ik me af hoe we dat aandurfden: Wyb had weliswaar al een baan in Nederland, maar we hadden geen huis. De eerste periode trokken we van huisje naar hotel, afgewisseld met logeerpartijen. Een van de redenen waarom we dat toch onbevangen deden heeft te maken, vermoed ik, met wat Connie ooit ons woongeluk noemde. Op de een of andere manier vond ze dat wij altijd loten uit de loterij kregen qua wonen, en we hebben inderdaad altijd op de mooiste plekken en in de mooiste huizen gewoond. Hierdoor hadden we misschien een dom geloof in onszelf, een rotsvast vertrouwen dat het wel weer goed zou komen. Ik zeg dom omdat het geluk van vorige keren geen garantie voor de toekomst is.
‘Wat hadden we gedaan als we in zo’n flat in Rijswijk waren beland?’ vraag ik om maar eens een hypothetische vraag aan Wyb te stellen.
‘Ik weet zeker dat we zo snel mogelijk terug naar Frankrijk waren gegaan.’
‘Maar ik zou nu zeker niet meer definitief terug willen naar Frankrijk,’ zeg ik.
‘Ik ook niet hoor. Ons leven is hier toch vollediger.’
‘Zeker. Ik heb van de stilte en de eenzaamheid van het platteland ontzettend genoten. Maar het was genoeg. Om er nog eens drie of vier jaar in volle omvang van te genieten was te veel geweest. Het is me gewoon niet gelukt om kluizenaar te worden, ondanks mijn ambitie.’
Ik realiseer me dat we ook nu weer hebben geprofiteerd van het woongeluk dat we volgens Connie altijd hebben. Een geluk dat ons ditmaal in Delft bracht, een stad die we beiden niet kenden.
Ik durf nu wel te zeggen dat Delft het meest menselijke stadje in deze enorme stedelijke agglomeratie is, het ademt Nederlandse geschiedenis. Het is een van de oudste steden van Nederland, het kreeg al in 1246 stadsrechten en was aan het einde van de zestiende eeuw een van de belangrijkste steden van de Republiek. Zelfs uit die tijd zijn er nog volop overblijfselen. En aan de randen van de stad blijft TU Delft bouwen aan de toekomst van de wereld. Wat een geluk dat we in deze melange kunnen wonen en ons huis in Frankrijk op ons staat te wachten.
Journal
Zombieschimmels
Woensdag 5 februari, Delft
Zombieschimmels, ik had er nog nooit van gehoord, maar ze bestaan. Het zijn schimmels die zich nestelen in een ander wezen en dan het gedrag van dat wezen manipuleren om er zelf beter van te worden.
Zo is er een nieuwe zombieschimmel in een grottenstelsel in Noord-Ierland ontdekt. De schimmel heeft zich daar genesteld op het lijf van grottenspinnen. De spin leeft normaal gesproken een teruggetrokken bestaan. Door de infectie weet de schimmel het gedrag van de grottenspin te veranderen. De spinnen verlaten hun web en de grot en gaan naar buiten om daar te sterven. Door die sterfte kan de schimmel zich weer vermenigvuldigen.
Ander voorbeeld speelt zich af bij mieren in Brazilië. Daar weet de schimmel de mieren naar de top van een plant te dirigeren, waar ze zich vervolgens vastbijten in een blad. Vervolgens groeit een soort paddenstoel uit de hals van het insect. Die paddenstoel geeft sporen af die andere mieren kunnen infecteren. Hele mierenkolonies sterven zo uit en de schimmels varen er wel bij.
Toen ik erover las moest ik natuurlijk meteen aan Amerika denken. Zie hier de verklaring van het totaal van de pot gerukte gedrag van de Amerikanen. Op de eerste plaats stemmen ze op een totale gek. Vervolgens stort de gek het land in chaos. Hoe kan dit gebeuren? Het kan bijna niet anders of het is een nog onontdekte schimmel die hun hersens heeft geïnfecteerd.
Het is toch onmogelijk dat kiezers zo tegen hun eigen belang en het belang van een land in stemmen en iemand kiezen die aankondigt er een puinhoop van te maken? Inmiddels leven ze in een totaal gepolariseerd land. Sommigen sluiten zelfs een burgeroorlog niet uit. Is de Amerikaanse schimmel uit op de vernietiging van het land? Ik denk het wel, en daar is best een reden voor.
Die schimmel ziet ook wel dat die Amerikanen de aarde kapot maken. Drill, baby, drill en inmiddels heeft de gek gedicteerd dat ze uit klimaatakkoord van Parijs stappen. Ik vermoed dat die schimmels denken: we moeten nu ingrijpen, de menselijke soort sloopt de boel.
Ik sluit niet uit dat schimmels de eigenlijke hoeders van de aarde zijn. Al sinds het bestaan van onze planeet bestaan er schimmels. Niet dat ze prominent aanwezig zijn, integendeel, maar dat zegt niets. Mogelijk dat schimmels pas hun macht tonen als het werkelijk uit de hand loopt.
Belangrijke vraag bij mijn theorie: kunnen schimmels het menselijk brein infiltreren? Onze hoge lichaamstemperatuur maakt het veel schimmels niet makkelijk om zich in onze hersenen te vestigen, schijnt. Maar de Britse schimmelexpert Neil Stone waarschuwt al een tijdje voor het risico. Hij zegt: ‘Ik denk dat we schimmelinfecties met gevaar voor eigen leven onderschatten. ‘We zijn ook helemaal niet voorbereid op het omgaan met een schimmelpandemie.’
Volgens mijn theorie kan het niet anders dan dat de gevreesde schimmelpandemie inmiddels toeslaat. In Amerika woedt zij in alle hevigheid, maar ook in Europa zijn de eerste infecties merkbaar.

Journal
Vuilnisbak
Dinsdag 4 februari, Delft
Vorige week brachten we Anne en Charlie naar het station. Anne was nog niet ingestapt of zei: ‘Wat is het een onvoorstelbare vieze bende in de auto.’ Het is niet vreemd dat ze dat zei, want het was ook een onvoorstelbare vieze bende. Daar komt bij dat Anne dat altijd zegt als ze bij ons in de auto zit. Als bewijs pakt ze een paar versteende mandarijnenschillen op en ik meen wat gebruikte papieren zakdoekjes. De vloer van de achterbank bestaat inderdaad uit een dikke laag troep, want niets is handiger dan een bakje met zojuist genuttigde kroketten even naar achter te gooien.
Anne zegt: ‘Weten jullie nog…’ Ja, natuurlijk weten we dat. Het ergste wat viezigheid betreft is de vondst van een afgekloven haringstaart op een papieren bordje nadat Anne had geconstateerd dat het wel erg stonk in de auto en op zoek ging naar de bron. Ze vond het staartje onder een van onze stoelen.
Toen ik afscheid nam bij Het Zuidelijke Toneel lieten mensen weten dat ze vooral mijn auto zouden missen, die ze De Rijdende Vuilnisbak noemden. Zelden hadden ze zo’n curieus vervoermiddel gezien. Wat onzin was, want de auto van Ivan Pel, mijn geliefde collega in Leeuwarden, zag er precies hetzelfde uit. Ontzettend fijn iemand te treffen die op je lijkt.
De kritiek van Anne was voor Wyb en mij toch wel de stimulans om de auto ’s maandags te gaan schoonmaken. Het kon niet langer, Anne had helemaal gelijk. En hoe lang was het geleden dat we hem hadden schoongemaakt? Twee, drie jaar geleden?
Het komt allemaal omdat ik nul interesse heb in auto’s. Niet dat ik auto’s niet belangrijk vind. Onze Volvo is van levensbelang, zeker de afgelopen zes jaar. Wat heeft hij ons trouw op en neer naar Frankrijk gebracht en daarmee deed hij precies waarom ik een auto belangrijk vind: rijden. Mensen die een auto als statussymbool beschouwen lach ik uit. Van mensen die hun auto om de zoveel tijd poetsen vind ik dat ze hun leven verknallen. Maar ik geef toe: er zijn grenzen en die van ons was bereikt.
’s Maandags, Wyb was vrij, zochten we zo’n super wasstraat op die de meesten van jullie vermoedelijk niet kennen. Ze zijn nogal zeldzaam, maar buitengewoon effectief. Eerst ga je door een supersonische wasstraat, met verbluffend resultaat. Wij bleken helemaal geen ouwe, aftandse brik te hebben. Onze Volvo glom als nooit tevoren, wat een beauty, we zagen meteen dat hij nog jaren mee kon, ondanks dat hij 400.000 kilometer op de teller heeft.
Daarna reden we de interieurstraat in. In totaal tien man werken bij de interieurstraat. Zelf moet je de auto uit en elke medewerker heeft zijn taak. Een neemt de vloermatjes eruit, houdt die één seconde in de gleuf van een apparaat en ze komen eruit als nieuw. Vervolgens schuift de auto op en maakt iemand het dashboard spic en span. Elke keer schuift de auto door naar de volgende en elke keer wordt de auto schoner.
Jammer dat Anne niet in de buurt was, want ze zou zien dat we een fantastisch puike en superschone auto hebben. Toch een wonder dat je van een vuilnisbak een nieuwe auto kunt maken.


Journal
Seksuele fantasie
Maandag 3 februari, Delft
Het wordt een cultureel weekje voor me.
Het begon gisteravond met een bioscoopbezoek aan de film Babygirl van Halina Reijn. De film verraste me, vooral omdat het gemaakt is in het preutse, door religie verdwaasde Amerika. Al doet Nederland, als in en in keurig land, daar weinig voor onder. Een film die over seksuele fantasie gaat, kom daar tegenwoordig nog eens om.
Seksuele fantasieën zijn, denk ik, het grootste taboe voor ons mensen. Wanneer heb je het nou eens gezellig over je seksuele fantasieën? Het is een essentieel onderdeel van je bestaan, maar je beleeft het toch vooral in je eentje.
En dat is waarschijnlijk maar goed ook, want in Babygirl zie je wat er gebeurt als je je eraan overgeeft. In de film kan een vrouw, CEO van een groot tech bedrijf, haar fantasie niet beheersen en geeft zich over aan dominantie fantasieën, waarin zij zelf wordt vernederd en gedomineerd. Haar gezin dreigt uiteen te vallen, haar positie in het bedrijf wankelt. Genieten kan nu eenmaal niet ongestraft, lijkt.
Maar eind goed al goed, uiteindelijk weet de vrouw haar lust te temmen en wordt de film onvervalst Hollywood. In de slotscène krijgt de vrouw dan eindelijk een orgasme als ze met haar eigen man vrijt, het Amerikaanse gezin is gered.
Ik doe er nu wat meewarig over, maar ik vind het van lef getuigen dat Halina Reijn een film over seksuele fantasie durft te maken. Dat ze er geen Oscars mee verdient is verklaarbaar, zie het huidige Amerika.
Is Babygirl nou wel of niet een feministische film? Ik durf hierover niet in discussie te treden met de feministische beweging, maar zelf denk ik dat de film daar buiten staat. Het is een film over lust en fantasie, ik weet niet of je daar een ideologisch etiket op kunt plakken. Op die eindscène wel, die redt het keurige Amerika, maar het interessante aan de film is dat Halina Reijn het durft te hebben over lust en geilheid, en dat appelleert aan iets algemeen menselijks. En als ik de feministische discussie op grote afstand enigszins volg, dan zijn velen van hen over het bestaan daarvan nog in de ontkenningsfase.
Vrijdag ga ik met Anne naar een overzichtstentoonstelling in het fotomuseum Foam van de fotograaf/schilder Saul Leiter, wat veiliger gebied is voor me. Ik ben een bewonderaar van Saul Leiter. Wie meer over hem wilt weten, raad ik de documentaire In No Great Hurry aan op YouTube.
Er is veel te zeggen over social media, maar dat YouTube vind ik toch wel geweldig als educatief medium. Noem een onderwerp en op YouTube vind je er informatie over. Frans leren? Met YouTube kom je echt een heel eind. Meer weten over straatfotografie en de grote straatfotografen? YouTube heeft het, om maar eens twee onderwerpen te noemen waar ik het medium voor heb gebruikt.
In de vorige alinea schrijf ik ‘noem een onderwerp en…’. Bij het schrijven daarvan vroeg ik me af of dat ook voor seksuele fantasie geldt. Ik heb het net even als zoekopdracht ingetikt en je hoeft je geen zorgen te maken, ook over dat onderwerp vind je het nodige op YouTube.

Journal
BZ
Zaterdag 1 februari, Delft
Wyb werkt twee dagen thuis en twee dagen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat heeft tot gevolg dat ik de de kamer waarin ze thuis werkt maar het Ministerie van Buitenlandse Zaken noem. Voor de tweede keer in mijn leven heb ik geen eigen werkkamer. In Frankrijk is dat het geval, nu dus ook in Delft. Daar en hier werk ik aan de eettafel annex werktafel in onze woonkamer. Niet dat ik dat erg vind, want daarvoor in de plaats heb ik magnifieke uitzichten terug.
In Cadouin kijk ik uit over een vallei met paarden en burlende herten, in Delft heb ik uitzicht op een gracht, een bosje met majestueuze kastanjes, en daarachter wat oude huizen. Door het kamerbrede en -hoge raam in onze woonkamer kan ik zeggen dat ik, vanachter de tafel waaraan ik nu werk, een soort breedbeeld uitzicht heb. Boven wat ik zojuist beschreef, momenteel een strak blauwe lucht. Links van mij zie ik door de bomen de kerktoren van de Nieuwe Kerk waar de Oranjes liggen begraven.
Maar goed, sinds september hebben we dus, zou je kunnen zeggen, een dependance van BZ in huis. Als Wyb thuis werkt zit ze in de kamer die aan onze woonkamer grenst. Ik kan haar niet letterlijk verstaan, maar ik hoor wel dat ze hard werkt. Het voordeel van haar werk is dat we super sensibele voelhoorns over de hele wereld hebben. Zo kwam Wyb een tijdje geleden tijdens een pauze de woonkamer in en zei: ‘Volgens mij is er iets aan de hand in Zuid-Korea. Ik krijg opeens allemaal telefoontjes over Zuid-Korea.’ Een kwartier later meldt het nieuws dat de zittende president een staatsgreep pleegde.
Verder stroomt het leed van de wereld ons huis in. Door het werk van Wyb merk ik des te meer hoeveel leed er op de wereld is. Natuurlijk is er het grote leed, zoals de Israëlische invallen in Libanon en Gaza. Soms hoort Wyb de bommen door de telefoon vallen. Maar vlak ook het kleine leed niet uit. Om maar meteen een belangrijk advies te geven: ga nooit onverzekerd op reis. Natuurlijk niet, hoor ik de lezer zeggen, maar waarom stranden dan zoveel mensen totaal berooid in het buitenland?
Ander leed, waar ik nu zijdelings, en Wyb totaal mee te maken heeft, is dat er tamelijk veel mensen vermist zijn, ook tamelijk veel mensen die in het buitenland in de bak belanden, en dan zijn er ook tamelijk veel mensen die in het buitenland in het ziekenhuis komen te liggen zonder de taal te spreken. Hoe beroerd dat laatste is, weet ik uit eigen ervaring. Nog regelmatig zie ik mijzelf in alle eenzaamheid in het ziekenhuis van Montpellier liggen, geopereerd zonder daar echt goed met behandelende doktoren over te kunnen praten omdat ik dat verdomde Frans te slecht beheerste. Totale machteloosheid.
Door de dependance die Wyb nu beheert hier in huis ben ik geneigd geen voet meer over de grens te zetten. Het is dat ik niet te beroerd ben om het noodlot te tarten, maar anders.
610

Journal
De Hardwerkende Nederlander
Vrijdag 31 januari, Delft
Ik heb best medelijden met de VVD. Sinds Yesilogöz leider is, wil het maar niet vlotten. Nadat ze de PVV vrij spel heeft gegeven, een grote strategische blunder, is de partij gereduceerd tot zo’n kwijnend middenpartijtje zoals er zoveel zijn.
Maar! Opgelet! Tromgeroffel! De partij heeft iets nieuws verzonnen! Spanning stijgt! De partij heeft namelijk de Hartwerkende Nederlander uitgevonden. Is het je ook opgevallen? Met z’n allen hebben ze afgesproken: wij zijn de partij voor de Hardwerkende Nederlander.
Jarenlang richtten ze zich op de Gewone Nederlander, maar de Gewone Nederlander is dus gesneuveld. Vind ik raar, want bij de Gewone Nederlander kan ik mij nog wel iets voorstellen. Dat ben ik zelf namelijk ook, eigenlijk zijn we allemaal Gewone Nederlanders. Maar sinds de Hardwerkende Nederlander in elke zin voorkomt die Yesilogöz uitspreekt, vraag ik mij af wie die Hardwerkende Nederlander dan eigenlijk is.
Neem mijzelf. Ik heb mij de takketyfus gewerkt in mijn werkzame leven. Nu geniet ik van een pensioentje, schrijf dagelijks een blogje en verder zit ik voornamelijk op mijn luie gat te lezen als ik de hond niet hoef uit te laten. Ben ik nog een Hardwerkende Nederlander? Of heeft Yesilogöz mij laten vallen en mag ik niet meer meedelen in de Nederlandse welvaart?
Wat zegt trouwens hardwerkend? Hebben we het dan over de stratenmaker die ik gisteren over onze straat zag kruipen, of over de CEO van Douwe Egberts die, voordat hij begon, al tien miljoen euro ‘verdiende’? Zie beider belangen maar eens te verenigen.
Nog een paar vragen aan Yesilogöz.
Hoeveel uren moet je per week werken voordat je een Hardwerkende Nederlander bent? Met andere woorden, is een deeltijdprinsesje ook een Hardwerkende Nederlander?
Is de recensent die dagelijks zit te lezen en stukjes schrijft een Hardwerkende Nederlander, of de brugwachter die dagelijks twaalf schepen doorlaat?
Zijn de ouders met een gehandicapt kind dat volledige verzorging nodig heeft waardoor ze niet kunnen werken ook Hardwerkende Nederlanders?
Is mijn buurman die als vrijwilliger een voedselbank draaiende houdt een Hardwerkende Nederlander?
Is iemand die rijk is geworden door op bitcoins te gokken een Hardwerkende Nederlander?
Ik zou zo nog wel even kunnen doorgaan. Maar ten slotte nog één vraag. Wat doet de VVD met iemand die niet in staat is om hardwerkend te zijn omdat hij psychische of lichamelijke problemen heeft? Die vraag weet de VVD natuurlijk snel te beantwoorden, dan kunnen ze namelijk terugvallen op een ingesleten gewoonte. In de NRC lees ik: ‘De VVD wil op uitkeringen bezuinigen door de komende twee jaar niet meer te koppelen aan het minimumloon maar aan de inflatie.’
Ook saillant. Nederland heeft 9,8 miljoen geregistreerde werkenden. De totale bevolking bedraagt momenteel 17,9 miljoen Nederlanders. Dit betekent dat de VVD in 8,1 miljoen Nederlanders niet is geïnteresseerd.
Ik ben benieuwd of de Hardwerkende Nederlander truc Yesilogöz gaat helpen. Wat zal er een paniek in die partij zijn. Jarenlang het land geleid en nu gereduceerd tot een slap aftreksel van de PVV. Ben benieuwd hoe lang ze nog partijleider is.

Journal
I love you
Donderdag 30 januari, Delft
Het liep uit de hand.
Zoals elke lezer van Dossiermoddergat weet, heb ik een grote mond, maar eigenijk leid ik best een braaf leven. Rond twaalven ga ik naar bed. Ergens tussen zeven uur en half negen sta ik op. Ik drink elke dag alcohol, dat is waar, maar nooit meer dan twee glazen. Bij veel van mijn vrienden is dat wel anders. Maar gisteren ging het fout. Wie de schuldige is kan ik niet precies zeggen, maar het is Schiphol of vliegtuigmaatschappij Emirates.
Anne en Lies kwamen terug van een drieweekse reis door Sri Lanka. Voor Anne een belangrijke reis, want voor Anne hoefde de vorige reizen naar Sri Lanka niet zo. Adoptie, we spraken er altijd open over, maar ook dat was voor Anne niet echt noodzakelijk.
Sinds enige tijd heeft ze zich echter opengesteld voor Sri Lanka en beseft ze dat Sri Lanka als haar verleden toch belangrijk is. Vandaar dat ze voor het eerst met liefde naar Sri Lanka reist en met liefde naar het land kijkt. Bovendien ondernam ze voor de tweede keer een poging om meer over haar moeder te weten te komen.
We zagen op de site van Schiphol dat het vliegtuig om kwart voor acht zou landen, in plaats van acht uur. Ik kan daar zenuwachtig van worden, want ik heb de pest aan te laat komen. Het gevolg is dat ik altijd te vroeg ben, maar liever te vroeg dan te laat. Gelukkig waren we op tijd en het vliegtuig landde keurig om kwart voor acht.
Om kwart over acht stonden we nog steeds te wachten. Het werd half negen, geen Anne, geen Lies. Om kwart voor negen nog steeds niet. En om negen uur ook niet en zo zou ik nog wel even door kunnen gaan. Anne liet me weten dat de bagageband leeg bleef. De andere wachtenden om ons heen begonnen steeds moedelozer te kijken.
Pas om half tien kwam de mededeling dat het luik van het vliegtuig niet open had gekund, dat het euvel nu verholpen was en dat men nu pas begon met lossen. Na meer dan twee uur wachten, hangen is een beter woord, kwamen ze eindelijk naar buiten.
Anne ging met ons mee naar Delft, waar, op haar nadrukkelijk verzoek, de Franse kaas en de wijn wachtten. Drie weken geen Franse kaas betekent voor Anne cold turkey afkicken. Maar eindelijk, na nog een half uurtje rijden, zaten we in onze huiskamer aan tafel. Wat is het toch heerlijk om overal dichtbij te wonen.
De kazen op tafel, de wijn uit de fles in het glas. De ene fles, de andere fles. Er was veel te bespreken. Want de zoektocht van Anne bracht haar uiteindelijk bij haar biologische nicht en tante, de zus van haar moeder. En zo hoorde ze uit de eerste hand verhalen over haar moeder. Wat een feest van herkenning was, want dochter en moeder bleken opmerkelijk veel op elkaar te lijken. Pas nu weten we van wie Anne het eigenlijk allemaal heeft.
We vulden de glazen nog eens. En nog eens. En zo werd het later en later. De rode ballon in de vorm van een hart, met de woorden I Love You, hing boven ons tegen het plafond. Goede tekst, I Love You, de liefde was overal, in Sri Lanka, en nu in onze huiskamer in Nederland. Het ene na het andere verhaal belandde op tafel. We kregen er niet genoeg van. O ja, Wyb kreeg ook nog de hik.
Het gevolg: om drie uur, in kennelijke staat, naar bed. Nu, vandaag, een duffe kop. Het liep uit de hand. Maar dit alles zonder spijt.

Wachten…

En wachten…
Journal
Kippen
woensdag 29 januari, Delft
Verdomme, zoals ik al vreesde zijn de kippen verdwenen.
Als ik langs het Rijn-Schiekanaal loop en onder de Sint-Sebastiaansbrug door loop heb je links een bankje waar overdag een viertal zwervers hun dag doorbrengen. Ik heb er, dacht ik, al eens eerder over geschreven. Het bankje is een vreemd eiland tussen een stroom van studenten die op hun fietsen naar hun collegezalen en laboratoria rijden. Delft is een stad vol nerds, dat zie je aan het feit dat je nooit groepjes fietsers ziet. De bèta blokkers rijden alleen naar hun toekomst, hun ogen gericht op de grote uitvindingen die ze ooit nog gaan doen.
In die stroom staat er dus het bankje. De zwervers hebben daar een gietijzeren kacheltje dat ze, als ze er niet zijn, tussen de struiken verbergen. Onder het bankje liggen stapeltjes hout waarmee ze overdag het kacheltje laten branden. Voorovergebogen warmen ze zichzelf zo dicht mogelijk tegen het kacheltje aan. De afgelopen dagen stond er een gure wind langs het kanaal. Uit een kort pijpje kringelt de rook. Ik kijk altijd met plezier naar het tafereel. Eindelijk eens geen nette mensen.
Sinds, ik vermoed een maand, liepen er vier kippen rond het bankje. Toen ik ze de eerste keer zag, dacht ik: die zullen hier vast niet lang lopen, of ze worden door een buizerd gegrepen, of ze worden verwijderd vanwege overlast. Niet dat ik wist wat die overlast zou kunnen zijn, want de kippen bleven altijd dicht bij het bankje en niemand had er last van, laat staan overlast. Elke ochtend zag ik dat de kippen liefdevol gevoerd werden door een van de zwervers. Ook de duiven profiteerden ervan, altijd waren ze in grote getale aanwezig.
Vanmorgen liep ik weer langs het bankje. En toen zag ik het: de kippen waren weg. Geen gescharrel meer, er waren zelfs geen duiven meer. Op hetzelfde moment kwam een van de zwervers uit de struiken. In zijn hand een halfvergane tas.
‘Waar zijn de kippen?’ vroeg ik.
‘Weggehaald.’
‘Wat zonde. Ik vond het zo leuk dat ze daar liepen.’
‘Ja, iedereen vond het leuk.’
‘Maar waarom zijn ze weggehaald?’
‘Och, het is wel goed zo.’ Hij liep door naar het bankje om de halfvergane tas op te bergen.
Natuurlijk wist ik dat die kippen daar niet lang zouden rondscharrelen. Alles wat losloopt is geen lang leven beschoren in Nederland. Er zal vast een Pluimvee Richtlijn zijn waarin wordt verordineerd dat kippen zonder daadwerkelijk eigenaarschap zich niet in de openbare ruimte mogen bevinden. Ook de verkeersveiligheid zal in het geding zijn geweest, evenals de hygiënisch situatie van de leefomgeving in het algemeen. Bovenal staat het natuurlijk slordig, kippen.

Journal
Druppelen
Dinsdag 28 januari, Delft
Ik houd me sinds een paar dagen bezig met mantelzorg. Ik probeer het oog te redden van de hond van Anne die momenteel met Lies door Sri Lanka reist.
Anne had een oppas geregeld, maar helaas behandelde die het verkeerde oog van Charlie waardoor het steeds slechter ging met het zieke oog. Een tweede oppas kon de strikte en intensieve behandeling niet aan. Daarom nam eerst Paul de verzorging van de oppas over en nu Wyb en ik dus.
Het betekent dat we elk uur het oog moeten druppelen. Daar tussenin twee keer dat we een uur mogen overslaan. Charlie heeft er liefst vier verschillende medicijnen voor. Het programma begint om zeven uur in de ochtend en eindigt om 11 uur ’s avonds, een dagtaak dus.
Het gevolg is ook dat ik drie keer per dag twee honden moet uitlaten. Aangezien Charlie en Dies volstrekt andere behoeftes hebben laat ik ze apart uit. Charlie loopt moeilijk en heeft vooral behoefte aan snuffelen, en houdt daarom niet van verre tochten. Dies daarentegen loopt liefst zo lang mogelijk en is meer in frisbees geïnteresseerd dan in snuffelen.
Ik doe het met liefde, maar het verstoort natuurlijk mijn dagelijkse ritme. Lekker lezen is er nauwelijks meer bij. Maar er is tweemaal goed nieuws. Een: met het oog van Charlie gaat het prima. Twee: morgen om 20 uur landt het vliegtuig van Anne op Schiphol en gaan we Charlie weer met zijn vrouwtje herenigen.
Terwijl ik het oog druppel staat de wereld van de kunstmatige Intelligentie op zijn kop. Trump wil liefst 500 miljard in de sector investeren. Wat blijkt, een Chinese chatbot presteert even goed als bijvoorbeeld ChatGTP. In ChatGTP is al miljarden gestoken, DeepSeek, de Chinese chatbot kostte slechts 6 miljoen dollar. De wereld op de kop.
De koersen van de grote tech- en chipbedrijven kelderen flink door deze shock. Het aandeel Nvidia, marktleider op dit gebied, daalt liefst met 17%. Op een beurswaarde van 3500 miljard toch een substantiële daling.
En dan te bedenken dat onze pensioenen binnenkort afhankelijk zijn van de beurskoersen. Stel dat de luchtballon inderdaad kapot wordt geprikt en we te maken krijgen met een krach, dat zal niet de eerste keer zijn. Bijkomende gedachte is daarom: daar gaat mijn pensioen.
Tussen het druppelen door volg ik het nieuws.
Het huis van het weekdier
__
Soms zit ik aan tafel
en ligt mijn hoofd
in stukken voor mij
ik schik de dingen
kantel de scherven
zoek naar het verband
waar zijn de regels?
want soms klopt het wel
loop ik heel gewoon
met mijn hoofd op de romp
van de tafel naar de kast
en is er niets aan de hand.
Journal
Competentie
Maandag 27 januari, Delft
Die democratie van ons is aardig op haar retour. Gelukkig hebben de meeste democratieën een goede handleiding, mogen we voorlopig blij mee zijn. Met handleiding bedoel ik natuurlijk onze grondwet, waar de spelregels van onze democratie instaan.
Ik zeg voorlopig omdat inmiddels wel is gebleken dat je aan grondwetten kunt morrelen. Een beetje kwaadwillende gek, ik noem een Orbán, die heeft zijn tanden in zijn grondwet gezet en inmiddels zijn de Hongaarse spelregels ernstig verkreukeld. Niet alleen verkreukeld, de man heeft zo lopen morsen met koffie en chloor dat sommige spelregels niet meer leesbaar zijn. De handleiding daar is een vodje geworden.
Blijkbaar dreigt dit ook in ons eens vriendelijke land, want de partij van Omtzigt vond het toch nodig vast te laten leggen dat er door de beoogde coalitie niet getornd mag worden aan de grondwet. Hè, hè, dacht ik toen ik dat voor het eerst hoorde, natuurlijk niet. Aan een grondwet torn je niet. Als je de spelregels van Mens-Erger-Je-Niet gaat veranderen heb je ook opeens een ander spel. Voordat je het weet moet je het Ganzenbord noemen. Of is het spel niet meer te spelen, is het gewoon uit elkaar getornd.
In de grondwet staan de grondregels, de uitgangspunten, de basisregels van het spel en waar de spelers zich zeker aan dienen te houden. Sinds enige tijd vraag ik me af of dit toch niet te beperkt is om onze democratie te beschermen. Neem een grote onderneming, die neemt heus niet iedereen aan. Je hebt een Human Resource afdeling die samen met de leidinggevende de mogelijke nieuwe werknemer stevig door de molen haalt om te kijken of m/v wel in het team en in het bedrijf past.
In die molen speelt een cv natuurlijk een rol. Maar ja, wat zegt een cv nou werkelijk over een persoon? Wel iets. Maar het gaat om het vlees in de kuip en dat proef je niet in een cv. Daarom dat competenties van kandidaten een steeds belangrijkere rol zijn gaan spelen. Wat kan en hoe is een kandidaat nu werkelijk? Heeft hij leiderschapskwaliteiten? Is hij empathisch? Is hij een teamplager? Is hij creatief? Ga zomaar door.
De pest met een democratie is natuurlijk dat elke hufter (neem Geert W.), crimineel (neem Donald T.) of psychopaat (neem Adolf H.) zich kandidaat kan stellen. Dit soort heren kan grote schade aan de democratie aanrichten, zelfs vernietigen. Eigenlijk, ja, ik zie de haken en de ogen, zou je, voordat iemand zich kandidaat stelt, voor welke partij dan ook, moeten kijken of iemand überhaupt wel geschikt is voor het democratisch spel. Zo niet, afwijzen, meedoen is anders onverantwoord.
Het spreekt voor zich dat je mij niet in zo’n commissie moet zetten. Als een iemand een beetje rechts gaat zitten zwatelen, vind ik hem al snel ongeschikt. Maar er zijn ook best wijze mannen en vrouwen te vinden die met gepaste objectiviteit kunnen vaststellen of iemand geschikt is om aan dit belangrijke spel mee te gaan doen. Dus eigenlijk zou je, naast de grondrechten, een soort grondsollicitatiecommissie moeten hebben die kijkt of iemand competent genoeg is om het spelletje mee te spelen, opdat ongelukken kunnen worden voorkomen. Vooral omdat de kiezer sowieso niet te vertrouwen is, keer op keer blijkt dat de hufter, de crimineel en de psychopaat juist een grote aantrekkingskracht te hebben op het stemvee.
Het huis van het weekdier
Genoeg
En dan blijkt:
alles is gezegd
alles is geschreven
en dat niet alleen
alles is 100 keer
op 100 verschillende
manieren gezegd en
nog eens geschreven
de dichters zien het
de schrijvers zien het
wie moet wat en waar
toevoegen, afmaken?
de dichters stoppen
de schrijvers stoppen
het is genoeg
het is meer dan genoeg
de pen gaat in de dop
de dop erop
neen, stop, het is genoeg
het is meer dan genoeg
vanaf heden, zo spreken wij af,
geen gedichten meer
geen verhalen meer
gewoon teren op het oude.
Journal
Harlingen
Zondag 26 januari, Delft
We rijden naar Leeuwarden. Google geeft aan dat we het best door Noord-Holland kunnen rijden en dan de Afsluitdijk nemen. Doel: het ophalen van Charlie, de hond van Anne. Anne reist momenteel door Sri Lanka en had ervoor gezorgd dat Charlie twee oppassen had in Amsterdam. Vlak voor ze hem wegbracht, kwam ze erachter dat het linkeroog van Charlie ontstoken was. Dat was vaker gebeurd. Met wat medicatie ging dat al snel over, wist ze. Ze instrueert de eerste oppas welk oog ze moeten druppelen. Wat blijkt? Als de tweede oppas Charlie overneemt, blijkt dat de eerste oppas het verkeerde oog heeft behandeld.
Het ontstoken oog zit inmiddels helemaal dicht. Blindheid dreigt. Paul brengt hem met spoed naar een speciale oogkliniek in Scheveningen. Om het oog te redden is een intensief medicatieprogramma nodig. Elk uur dient het oog een viertal verschillende medicijnen te krijgen. De tweede oppas geeft aan dat ze dat niet aankan en Paul neemt Charlie mee naar Leeuwarden. Als mede-pensionado kan hij een paar dagen vrijmaken.
Om hem te ontlasten geven Wyb en ik aan dat wij Charlie voor de overige dagen wel willen behandelen, woensdag komt Anne weer terug. En zo maken we een ouderwets ritje naar het noorden van Nederland. Ik kan de weg dromen, ontelbare keren reed ik van Leeuwarden naar Amsterdam en weer terug.
Groot voordeel van deze expeditie is dat we langs Harlingen komen. Harlingen is voor Wyb en mij een historische stad. Op 21 december 2000 kusten wij elkaar in de haven van Harlingen voor het eerst en bekenden wij onze liefde aan elkaar. Gelukkig gaat de reis voorspoedig zodat wij nog even in Harlingen kunnen stoppen.
Als we langs de haven rijden, wijzen wij elkaar de historische plekken. Daar ligt de pier, die op die dag gehuld was in dichte mist. Harlingen zelf konden we niet zien. Wyb en ik liepen in een verstilde wereld, omgeven door mist. De wandeling naar het einde van de pier was lang, de terugweg nog langer. Terug aan het begin van de pier konden wij ons niet meer inhouden, onze liefde was te groot. Eindelijk konden we, hand in hand, teruglopen naar het station.
Daar was het wachthokje waar ik Wyb bekende dat ik van haar hield. Grote woorden, die na vijfentwintig jaar ook wel zijn waargemaakt. Wyb en ik stappen uit, we zijn gek op Harlingen, er is zelfs een tijd geweest dat we intensief op zoek waren naar een huis daar. Als we het hadden gevonden waren we waarschijnlijk niet naar Frankrijk afgereisd.
Ik had mijn oude dag daar wel willen slijten. Als ik op de kade stond, kon ik naar die magische pier kijken en over het wad en naar de boten die heen en weer naar de eilanden varen. Wyb en ik maken een klein rondje door Harlingen. Het belang van die voor ons grote historische gebeurtenis komt op de plaats delict altijd weer terug. Voor ons is het bijna een plechtige gebeurtenis om in Harlingen te zijn. Een soort herdenken, of liever gezegd vieren, van de dag die ons leven zo drastisch veranderde, en gelukkiger maakte. Het is toch mooi als je dat na al die jaren kunt zeggen.

Charlie. Hij schijnt nog tegen Mohamed Ali te hebben gebokst.
Het huis van het weekdier
Bocht
Met graafmachines, drilboren,
pikhouwelen, een kleine schep en
vervolgens een kwast van marterhaar
probeer ik het verleden bloot te leggen.
Ik moet terug naar wat eens was.
Hier ergens liggen de woorden begraven,
verloren terwijl ik uit de bocht vloog,
iets met cijfers, regels en subsidies.
Ik schreef protocollen, veel notulen,
heel veel notulen, en beleidsnota’s
waar sommigen echt in geloofden,
althans, dat zeiden ze met overtuiging.
Ik was een meester in aanvragen van geld,
in het optellen van de winst en het verlies.
Rekenmeester, decision maker, enzovoort
zoals het anderen en de overheid beliefden.
Nu zit ik op mijn knieën. Schraap modder,
aai het zand en stof weg. De contouren
komen tevoorschijn van woorden die
ik lang geleden ben verloren in een bocht.
Journal
Beestje
Vrijdag 24 januari, Delft
De gezondheidsapp op mijn iPhone had al snel door dat wij waren verhuisd. Na anderhalve week meldde hij mij dat het aantal trappen die ik dagelijks beklom significant was gedaald. En met het aantal trappen bedoelt de app ook het aantal meters die ik dagelijks klom. Oud nieuws. Want als je van een berg in Frankrijk naar het vlakke land van Nederland verhuist, is dat de consequentie. Het was trouwens niet alleen dat wonen op een berg, daarnaast was ik een soort woudloper die dagelijks menig Franse heuvel bedwong.
Het is jammer dat er voor onze auto niet net zo’n app bestaat. Die zou namelijk alle alarmbellen laten rinkelen. In Frankrijk was de auto een verlengstuk van ons lichaam. Boodschappen doen: 15 kilometer rijden. Even naar de stad: 25 kilometer rijden. Naar het ziekenhuis in Périgueux: 35 kilometer. Er was zelden een dag dat de auto ongebruikt bleef staan. In een straal van vijf kilometer was er geen winkel, dus we moesten wel. Naar de dokter: 5 kilometer rijden. Nu loop ik in 2 minuten naar de dokter die in het zelfde appartementencomplex zit als waar wij in wonen.
Omdat werkelijk alles hier op loopafstand zit, een luxe die ik was vergeten, hoeven we onze auto vrijwel niet meer te gebruiken. Omdat ik altijd in de provincie woonde, is mij dat nog nooit gebeurd. Ik heb hier niet eens een fiets. Sinds we in Delft wonen doen we alles met de trein. Treinen naar Den Haag en Rotterdam rollen hier om de tien minuten binnen. Lopen naar het station: een kleine tien minuten.
Onze auto staat nu al twee weken ongebruikt in de parkeergarage onder ons appartementencomplex. Daarin hebben wij een eigen parkeerplaats, heb ik ook nog nooit gehad. Het is wennen, want onze zwarte Volvo was de afgelopen vijf jaar altijd direct zichtbaar. Hij stond altijd onder onze berg op ons te wachten. Nu lijkt hij er afgedankt bij te staan, hij zal wel denken. Waaraan heb ik dit te danken?
Begrijpelijk, want het oude beestje, inmiddels bijna 400.000 kilometer op de teller, bracht ons zo vaak naar Frankrijk en terug, en nog steeds. Die hele Frankrijk expeditie was zonder die auto ondenkbaar geweest. Hij was boodschappenauto, verhuisauto, ambulance, taxi, terreinwagen, vrachtauto, kortom een allround ding, en nu staat hij daar in een überkeurige garage.
Tot overmaat van ramp beginnen wij ook nog eens te mopperen dat het wel een duur ding wordt zo’n auto. Wanneer gebruiken we die auto nog? Om naar Frankrijk te gaan. Om naar het noorden te rijden. Maar wanneer gebeurt dat nou? De meeste tijd is hij in ruste.
Gisteren kregen we de eerste rekening van de wegenbelasting binnen. We schrokken ons rot. In Frankrijk hebben ze geen wegenbelasting. Hier blijkt dat we opeens een hele dure auto hebben. Maar natuurlijk doen we het oude beestje niet weg. Zoveel jaren trouwe dienst dient beloond. Bovendien lonken Frankrijk en het Noorden nog altijd.
Journal
Ochtendritueel
Donderdag 23 januari, Delft
Ik heb nooit om auto’s gegeven, nooit om materiële zaken en nauwelijks om geld (genoeg is genoeg). Ik moet toegeven dat ik wel om status gaf, een mooie functie, een bijzondere positie. Maar ook dat bleek uiteindelijk niets voor te stellen.
Naarmate ik ouder werd, begon ik meer en meer te beseffen dat geluk in kleine dingen zit. Zo zit mijn geluk bijvoorbeeld in het dagelijks ochtendritueel. Een van de geneugten van het pensionadoschap vind ik de ochtend. In mijn geval heb ik vrijwel nooit meer dwingende afspraken, dus de ochtend kan zich in zijn eigen tempo ontwikkelen. Al probeer ik wel met Wyb op te staan, dat wil zeggen, als ze moet werken, rond zeven of acht uur.
Met mijn verjaardag kreeg ik een badjas van Wyb en daar maak ik met plezier gebruik van. Aankleden kan altijd nog. Moet ook wel, want na negenen eist Dies zijn ochtendwandeling.
Elke dag wandel ik over een zanderig paadje dat langs het Rijn-Schiekanaal loopt. Aan de linkerkant dikke bomen die nu al decennia getuigen zijn van de geschiedenis van de stad. Daarnaast een weg en aan de overkant van de weg de oude gebouwen van de TU Delft.
Mijn eerste genieting zijn de aalscholvers aan het begin van het pad. Ze zitten op een paar ijzeren stellingen, sommige hun vleugels breed uit om zich te drogen, andere mijmeren over weer een dag duiken.
Als ik Dies loslaat op het pad, gaat hij meteen poepen. Ik ben hem aan het trainen dat hij aan de rand van het kanaal gaat zitten, zijn kont boven het water, en zijn poep in het water laat vallen. Dat scheelt mij weer een poepzakje. Het gaat steeds beter, al ben ik soms bang dat hij achterover het kanaal in kukelt. De vissen zijn er blij mee.
Dan vraagt hij of ik met stokken wil gooien. Gelukkig liggen er onder de dikke bomen altijd wel stokken. Dies stelt zich verdekt achter een boom op, ik loop veertig meter verder, gooi de stok, en Dies verandert in een torpedo. Dit herhaalt zich zo’n vier à vijf keer. Feestje voor Dies.
Op het kanaal passeren de roeiers van Laga. Zeker bij de acht met stuurman blijf ik altijd even staan kijken. Teamwork met militaire precisie. Hetzelfde doe ik als een skiff passeert, de skiff is nauwe verwant met de aalscholver.
Als ik onder de Sint Sebastiaansbrug ben doorgelopen verandert het beeld. Rechts nog steeds het kanaal. Links ligt een fietspad richting de brug. Ook op de weg langs mijn zandpad is het erg druk met fietsers. De bèta studenten uit heel de wereld zoeken hun collegezalen, tekentafels en laboratoria op om ons over vijftien jaar te verrassen met weer nieuwe uitvindingen.
Bij die afslag zit een andere wereld. Een bankje voor een kerkhof is het domein van een stuk of vier zwervers. Voor het bankje staat een gietijzeren kacheltje waar ze zich aan verwarmen, rond hen scharrelen sinds een paar weken vier kippen. Onder het bankje ligt een houtvoorraad waarmee ze de kachel brandend houden.
Vandaag zit er slechts één man, witte muts op, weggedoken in een dikke jas, de rook kringelt uit het kacheltje. Hij roept iets naar me, maar ik versta hem niet omdat hij geen gebit heeft. Ik loop vragend naar hem toe.
‘Een mooie hond, meneer,’ zegt hij.
‘Mooi getekend, hè? Het is een border collie, een tricolore.’
De man knikt, steekt zijn duim op en ik loop door.
Een eind verder poept Dies in de bossages rond het kerkhof. Hoef ik ook geen poepzakje voor te gebruiken, niemand die daar loopt. Dan terug naar huis voor het tweede kop koffie. Vervolgens een blogje schrijven met de titel Ochtendritueel.
Het huis van het weekdier
__
Ik heb de jaren dichtgesmeerd.
Nergens een kier of scheur te bekennen.
Ik isoleerde mijn bestaan van woord
en beeld, schreef nota’s, jaarverslagen.
Een management-letter tot slot. Toch
sijpelde zo nu en dan iets uit de muur.
Bloed kruipt door beton en
stalen wanden. Rode tekens
dat ik toch bestond. Spaarzaam.
Druppels, een paar per jaar, ik bewaar ze
in een kommetje in de oude kast.
De sleutel heb ik in mijn zak, kleinood
dat ik koester. Altijd maar weer hopen.
Journal
Gouden Eeuw
Woensdag 22 januari, Delft
Wat doe je op de eerste dag van De Gouden Eeuw, een dag dus na de inauguratie van Trump? Een paar keer noemde hij die Gouden Eeuw, maar uit de woorden die hij sprak, rees bij mij toch veeleer het beeld van een Verroeste Eeuw. Ik moest aan Parijs denken, gouden medailles en na een paar weken zijn ze verroest. Het dreigt een trend te worden.
Hij heeft het natuurlijk niet over onze Gouden Eeuw, hè, laat dat duidelijk zijn. Het wordt De Gouden Eeuw van Amerika. America first. Ik geloof ook niet dat wij op de tiende, twintigste of dertigste plaats komen. Ursula von der Leyen krijgt niet eens contact met Trump en alle rechtse leiders en ware autocraten waren uitgenodigd, maar Geert Wilders moest thuis op de bank televisie kijken.
Daarna zei Wilders wel dat hij jaloers was op Trump. Al die decreten ondertekenen, een grote bek opzetten waar mensen ook nog naar moeten luisteren, dat wilde hij zelf ook wel. Daarmee was hij helder over zijn doel: dictator worden van Nederland. Ik zie het niet gebeuren, want wat voor een ervaring heeft Geert nou eenmaal? Die Trump heeft enorme ervaring in liegen, bedriegen, verkrachten, oplichten, muiten en meer van dat soort dingen. Geert leeft al jaren geïsoleerd en wordt voortdurend als een prins van her naar der gereden, lekker beschermd. Daarvoor was hij beleidsmedewerker bij de VVD, dus je kunt niet zeggen dat hij ooit met de poten in de modder heeft gestaan.
Ik ben blij dat De Gouden Eeuw bij ons al ver achter ons ligt. Ook onze Gouden Eeuw bleek bij nadere beschouwing minder goud te zijn dan ze ons wilden laten geloven. Het is maar van welke kant je het bekijkt. Voor de Amsterdamse koopman was het allemaal goud wat blonk, voor de sjouwers en de matrozen waren het barre tijden met scheurbuik.
De functie van veel historici in het verleden was het oppoetsen van de nationale trots. Het was dus een gouden vondst toen een van hen de benaming Gouden Eeuw bedacht. Al die verhandelde slaven, al die kolonies die we bestalen en uitmoordden, werden maar even vergeten, dat rijmde zo slecht met het woord goud. Toch heeft die benaming wel zijn werk gedaan. Wij blaten eeuwen later nog steeds over de VOC-mentaliteit.
Verder hing ik wat depressief op de bank die eerste dag. Ik heb zo lang het idee gehad dat er vooruitgang was. Als je naar Trump luistert, hoor je het verval, de kwaadaardigheid, niks humanitair denken, niks eerlijk verdelen, niks zorgen voor de ander of onze planeet. Drill, baby, drill. Een paar uur na zijn inauguratie stapte hij uit het klimaatakkoord van Parijs en de WHO. Domme man.
En dat alles onder het toeziend en helpend oog van de dominee en de priester. Het valt dan weer op hoe religieus die Amerikaanse samenleving is. Tijdens de ceremonie vervielen de genodigden een paar keer in gebed, de ogen vroom gesloten. Waar onrecht is, is god nooit ver weg. Max Pam schreef vandaag in de Volkskrant dat hij eerder een homoseksueel president van de VS zag worden dan een atheïst. Ik denk dat hij gelijk heeft. God bless America.

Journal
Broekzak
Dinsdag 21 januari, Delft
Gisteren bedacht ik opeens het volgende, stel dat ik nog jong was, een leven vóór me zou hebben, een carrière die lonkt, of sowieso, al die dingen die mogelijk kunnen gebeuren in een leven, zou ik dan met Dossiermoddergat beginnen? Over die vraag hoefde ik niet lang na te denken. Het antwoord luidt: nee. Ik zou het niet durven.
Ik denk dat een Dossiermoddergat erg slecht is voor iemand die een toekomst voor zich heeft. Stel dat je als accountant gaat solliciteren bij een van de grote accountantskantoren. Ik neem aan, zoals overal tegenwoordig -je weet nooit wat je in huis haalt-, dat er een intensieve screening plaatsvindt. Het kan niet anders of ze vinden bij mijn naam de link met Dossiermoddergat.
Ik kan me precies de reactie voorstellen na nader onderzoek van Dossiermoddergat in de sollicitatiecommissie. ‘Kijk nou eens welke gek bij ons solliciteert. Tik maar eens www.dossiermoddergat.nl in.’ De commissieleden surfen op hun laptopjes door het blog. Ze zien onbegrijpelijke gedichten, foto’s waar je niks aan hebt, recalcitrante blogjes. Ze zien een totaal onbekende, zinloze wereld. Na twee minuten zegt de voorzitter: ‘Nou, daar hoeven we niet lang over te praten, neem ik aan. Afwijzen, lijkt me. Een hamerstuk, toch?’ ‘Het is ook nog een linkse rakker,’ zegt een van hen nog. Snel door naar de volgende kandidaat.
Ik realiseer me dat ik Dossiermoddergat, voor velen een knettergek, veel te persoonlijk, veel te politiek blog, alleen kan maken omdat ik van mijn pensioen geniet. Als productief lid van deze maatschappij heb ik geen nut meer. Och, laat hem maar een beetje heen klooien, het kan geen kwaad, zullen ze bij de AIVD, als die al geïnteresseerd is, zeggen. Alleen wie niet financieel afhankelijk is, kan zich vrijheid permitteren.
Tegelijkertijd realiseer ik me hoe gevaarlijk de social media zijn voor jonge mensen. Gezien mijn jeugd had ik ook toen vast wat dwaze zaken aan het internet toevertrouwd, bijvoorbeeld als lid van Poëzie Syndicaat of als een van de demonstranten tegen kernenergie of als aankomend lid van het Socialistisch Onderwijsfront. Een jongere van nu kan zijn leven er mee beschadigen. Want probeer de dwaze dwalingen in je jeugd maar eens van de digitale snelweg te krijgen. Gaat je niet lukken.
Je zou daarmee kunnen zeggen dat internet, waarvan de oorspronkelijke intentie was om openheid en de freedom of speech te vergroten, juist heel normerend is en jongeren, als ze verstandig zijn, dwingt in de pas te lopen. Wie afwijkt, loopt gevaar. Big Brother loopt tegenwoordig gewoon met je mee in je broekzak.
Het huis van het weekdier
__
Wij zouden lood
en koper zoeken.
Wij zouden krassen
en lettergrepen spijkeren.
Wij zouden ons
verankeren in archieven.
Desnoods in steen.
Desnoods in zand.
Wij zouden overleven.
Maar alles werd anders.
Ik werd papier
en papier en meer papier.
Journal
Tafelen
Maandag 20 januari, Delft
Naar aanleiding van mijn blog Afantasie, een paar dagen geleden, laat een vriend weten dat zijn vader juist veel en graag verhalen vertelde. En hij vraagt zich af ‘Hoe ging dat bij jullie aan tafel?’ De vraag bracht mij meteen terug naar het verleden.
Het korte antwoord op de vraag is: wij gingen niet aan tafel. Maar dat is heel kort door de bocht. Natuurlijk zaten wij wel eens samen aan tafel, maar lang niet zo vaak als andere gezinnen. Mijn vader was een harde werker. Overdag was hij verzekeringsagent en ’s avonds hielp hij een paar horecagelegenheden als ober bij partijen en feesten. Dat laatste was zijn lust en zijn leven. Het gevolg was dat mijn vader vaak ’s avonds niet thuis at. Hij moest snel door naar zijn tweede baan.
Mijn moeder en ik vonden dat helemaal niet erg, want daardoor konden wij doen wat wij het liefste deden, ook tijdens het eten. Sterker, ik wist heel lang niet dat gezinnen het samen aan tafel gaan zo belangrijk vonden. Als mijn vader er niet was, zat mijn moeder aan de tafel met een bord voor haar te lezen en ik lag vaak op de grond of zat op de bank met een bord op mijn schoot ook te lezen. Wij vonden het heerlijk om zo ontspannen het eten te nuttigen. Overdag hadden we al zoveel tegen elkaar gezegd. Ik dacht altijd dat iedereen dat deed.
Jaren later kwam ik in mijn jeugdboeken nog de sporen van hagelslag- en jamvlekken tegen. Hier en daar een vetvlek. Het waren de sporen van het verleden en ze ontroerden me, ik moest meteen aan die heerlijke uren denken dat ik onbekommerd op de grond kon liggen lezen en eten.
Op basis van bovenstaande, en het blog een paar dagen geleden, kan de indruk bestaan dat ik helemaal geen band met mijn vader had en dat is toch ook niet juist. Hij was geen boeman voor me, en we hadden geen hekel aan elkaar. Maar we hadden geen diepe vertrouwensband zoals je met je vader graag zou willen hebben.
Op drie dingen vonden we elkaar. Mijn vader was een prima dammer en vaak zaten we aan tafel te dammen. Door hem werd ik gegrepen door het spel en werd ik in de eerste helft van mijn puberteit lid van een damclub.
Andere sport waarin hij goed was: tafeltennissen. Op de zolder van mijn opa en oma stond een tafeltennistafel en er was niemand van de familie die hem kon verslaan, eigenlijk elke familiecompetitie won hij. Pas na jaren, nadat ik na de damclub had ingeruild voor de tafeltennisclub, lukte het me hem te verslaan.
En ten slotte was er de politiek. We hebben heel wat avonden samen voor de televisie gezeten. Mijn vader keek eigenlijk nooit televisie, maar voor een politiek debat was hij altijd te porren. Hij stemde, zoals de hele familie, PvdA. Dat nam niet weg dat hij enorm genoot van het debatteren van CPN’er Marcus Bakker. Later werd ik radicaler, waardoor dat kijken een bron van conflict werd.
Doet me toch goed om op deze maandag, de derde maandag van januari, die te boek staat als Blue Monday, even wat herinneringen van vroeger op te halen. Want één ding is zeker, er is nog nooit een deprimerender Blue Monday geweest dan deze, nu uitgerekend op deze dag de inauguratie van Trump plaatsvindt.
Journal d’images
Tekst in de stad
Zondag 19 januari, Delft



Het huis van het weekdier
__
Ik Tarzan. Jij Jane.
Wij moeten overleven.
Kijk, onder ons
moerassen, krokodillenbekken.
Zwaai, zwaai,
van zin tot zin.
Wij vorderen, wij moeten
overleven. Wij grijpen.
Journal
Kaag
Zaterdag 18 januari, Delft
Ik mis Sigrid Kaag. ik zie haar door Gaza lopen, zich met hart en ziel inzetten voor de gevolgen van een misbaksel van een oorlog, en ik denk: waarom hebben wij niet meer zo’n vrouw? Zojuist zag ik een foto van Sigrid Kaag in Gaza, een Noorse godin in een verwoeste wereld. Ik heb haar met plezier zien opereren in Den Haag. Ik heb niet op haar gestemd omdat D’66 mij toch te liberaal is, te wispelturig en te opportunistisch. Maar dat nam niet weg dat ik haar optreden als partijleider en minister bewonderde.
Ik keek met respect naar haar rationele optreden. Eindelijk iemand die niet werd geplaagd door bedachte emotie, makkelijk populisme. Ze hield afstand tot de dingen, een verademing voor mij, irritatie voor de anderen. Hierbij werd ze ook nog eens geholpen door het tikkeltje arrogantie dat aan haar hangt. Een Noorse godin in een troebele vijver met modderige kikkers.
Every inch a lady. Zet daar een van de hoofdrolspeler van haar tijd in Den Haag tegenover, Caroline van der Plas, die zich vermomd met halssnoeren als ketenen en te lange shawls om haar minderwaardigheidscomplex te bedekken. Zet ze tegenover elkaar en het volk kiest natuurlijk voor de morsigheid. Het volk heeft nou eenmaal een hekel aan superioriteit. Wie spreekt er in godsnaam vijf talen, wat een hoogmoed. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg. Het rapalje noemde haar consequent heks, Geert Wilder voorop, every inch een klootzak. De hetze van de gecultiveerde domheid.
Ik vond het jammer dat ze Den Haag de rug toekeerde. Maar het toonde ook dat Kaag een autonoom persoon is. Jullie willen mij niet? Oké. Trots en zonder tranen verliet ze het slagveld waar men elkaar met X in het kruis trapt. En gelukkig dook ze meteen weer op in de hoogste diplomatieke kringen. Kwaliteit verloochent zich nooit en komt altijd boven drijven.
Ik begrijp het wel dat ze zo snel mogelijk het land wilde verlaten. Je zult maar met Dilan Yesilgôz moeten werken en altijd tegen een valse glimlach aankijken, iemand die van waarheid leugens bakt. Of met Wilders met dat nerveuze mondje. De oer-nederlandse stijfheid van Omtzigt, de overjarige Frans Timmermans. Het is geen wereld voor Noorse godinnen.
Sigrid Kaag is niet bang. Dat blijkt toen ze tegenover boerse fakkeldragers stond en tegenover de valsheid van Wilders in het debat. En het blijkt uit het feit dat ze de moeilijkste baan van de wereld niet schuwt, wederopbouwcoördinator van Gaza. Het lijkt me een helse klus na de poging van Israël om Gaza en zijn bevolking te slopen, de zoveelste Israëlische schandvlek op de geschiedenis van de mensheid.
Sigrid Kaag is een gemiste kans voor Nederland. Eindelijk iemand die op een tafel ging dansen.
609

Journal
Afantasie
Vrijdag 17 januari, Delft
Stel je voor dat je over het strand loopt bij Zandvoort. Het stormt en het is koud. Je loopt tegen de wind in en kunt nauwelijks vooruit kijken, want de wind blaast het zand striemend in je gezicht. De zee buldert. Je bent alleen op het strand; niemand durft zich er verder aan te wagen. Met afgewend gezicht worstel je je tegen de storm in.
Kun je bovenstaande beschrijving voor je zien? Ja, natuurlijk. ‘Wat een stomme vraag,’ denken de meeste mensen. Maar er zijn ook mensen die bij de vorige alinea niets voor zich zien. In hun hoofd blijft het zwart, zij kunnen het zich niet verbeelden: ze hebben geen visueel inbeeldingsvermogen en zien in hun gedachten geen plaatjes. En het gaat niet alleen om plaatjes; ze kunnen bijvoorbeeld ook niet dagdromen of geuren, texturen, smaken of geluiden inbeelden. Ongeveer vier procent van de mensen lijdt aan wat afantasie wordt genoemd.
Ik wist niet dat dit bestond, tot ik onlangs samen met Wyb naar Cadouin reed. Terwijl wij op de périphérique van Parijs reden, luisterden we naar een interview met een onderzoekster die dit fenomeen onderzocht. Iemand die geen fantasie heeft, geen verbeelding… dat moet de kwaliteit van leven enorm aantasten. Al ben je je daar waarschijnlijk niet van bewust, omdat je niet weet wat je mist.
Tijdens het interview moest ik meteen aan mijn vader denken. Ik heb altijd een vreemde relatie met mijn vader gehad. Ik gebruik bewust niet de woorden ‘gecompliceerd’ of ‘moeilijk’, want ik heb er geen last van gehad. Het woord ‘vreemd’ beschrijft onze relatie denk ik het beste.
Eigenlijk hadden mijn vader en ik nauwelijks een relatie. Ik kan me geen enkel goed gesprek met hem herinneren. Al in mijn jeugd begreep ik niets van mijn vader; er hing een mysterie om hem heen. Ik weet eigenlijk niets van zijn jeugd. Ik heb nooit een verhaal uit zijn jeugd gehoord. Sowieso was mijn vader niet spraakzaam, hij vertelde nauwelijks iets. Hij beschreef zichzelf vooral als nuchter. Moet gezegd: hij werkte keihard en was daardoor weinig thuis. Ik had een vader zonder verhalen. Het ontbrak hem volledig aan speelsheid en bevlogenheid. Dit in tegenstelling tot mijn moeder.
Mijn moeder en ik lazen ons te pletter. Mijn vader las nooit. Ik vond dat mijn vader een eendimensionaal leven leidde. Ik vond hem een man zonder verhalen. Mijn vader leefde nuchter in het nu en dat was het dan. Ik vond dat vanaf mijn vroegste jeugd heel onbevredigend. Later in mijn leven zei ik: ‘Ik heb van mijn vader veel geleerd, namelijk hoe ik niet wil leven.’
Maar op de périphérique luisterde ik vermoedelijk naar de sleutel van mijn vaders mysterie. De onderzoekster beschreef mensen die aan afantasie lijden, en ze beschreef mijn vader. Ik zal het nooit zeker weten, maar ik denk dat mijn vader aan afantasie leed.
Toen ik mij erin verdiepte, las ik dat afantasie erfelijk kan zijn. Ik ben ontzettend blij dat dit bij mij niet het geval is, mijn leven zou er zo anders uit hebben gezien. Mijn fantasie en verbeelding zijn de basis waar ik op leef, heb ik het idee.
Of mijn vader ermee is geboren, is de vraag. Afantasie kan namelijk ook ontstaan na een depressie of psychose. Ik weet dat mijn vader op het seminarie verschrikkelijke dingen heeft meegemaakt. Ik heb bij niemand kunnen achterhalen wat dat precies was, ook niet bij hemzelf. Waardoor, goed beschouwd, het mysterie van mijn vader toch nog in stand blijft. Maar de directe oorzaak van zijn gedrag zal vrijwel zeker afantasie zijn geweest.
Journal
Noord
Donderdag 16 januari, Delft
Wat weet een mens nou eenmaal? Je denkt een duidelijk beeld van iets te hebben, maar bij nader inzien, door studie of een bezoekje, blijkt dat helemaal niet te kloppen. Zo ben ik tientallen, misschien wel honderden keren in Rotterdam geweest. Vooral toen ik een jaar als interim bij Theater Rotterdam werkte, dacht ik een goed beeld van de stad te hebben. Nu blijkt dat ik de helft van de stad nog nooit heb gezien.
Tijdens mijn Rotterdamse tijd – dat klinkt stoer, maar eigenlijk stelde het niet zoveel voor – verbleef ik slechts een paar maanden in een hotel. Dat vond ik zo’n treurig bestaan dat ik besloot dagelijks op en neer te gaan reizen van Dwingeloo naar Rotterdam. Dat bleek prima te doen: om kwart over zeven pakte ik de trein en om kwart voor negen was ik op kantoor. Meestal was ik zelfs de eerste. Maar goed, in die Rotterdamse tijd ging ik eigenlijk altijd dezelfde kant op zodra ik uit de trein stapte: ik nam steevast de zuidelijke ingang van het station. Ook als toerist deed ik niet anders.
In de tijd dat ik bij Theater Rotterdam werkte, merkte ik wel dat veel van mijn collega’s in Rotterdam Noord woonden. Of ik er wel eens was geweest? Nee, nooit, moest ik dan opbiechten. Gisteren namen Wyb en ik eindelijk de noordelijke ingang van het station. Wyb had een stadswandeling door het voor ons onbekende Rotterdam gevonden. Het werd de dag dat ik erachter kwam de helft van Rotterdam niet te kennen.
Wij zagen dat er de afgelopen decennia hard was gewerkt in Rotterdam. Met de volkshuisvesting zag het er best goed uit. We liepen door diverse wijken van Noord en zagen dat de meeste woonblokken prima waren opgeknapt of totaal vernieuwd. Leuk stadsdeel dat Noord, zou er best kunnen wonen. We zagen ook veel straten met oude panden, toch mooi dat die het bombardement hebben overleefd.
Eén ding wordt hier overduidelijk: de multiculturele samenleving is een feit. Er wordt door rechtse partijen nogal eens geprutteld over integratieproblemen en in rabiaat rechtse kring wordt nog wel eens gezegd dat al die buitenlanders het land uit moeten. Vergeet het. Wie daar pogingen toe doet ontketend een burgeroorlog. Hebben we in Delft de intellectuele multiculturele samenleving, hier in Rotterdam is de volkse multiculturele samenleving, en die is, zoals in zoveel steden, van een ongekende omvang. Laat dat rechts maar pruttelen, het Nederland van mijn jeugd, met keurige levensbeschouwelijke zuilen vol met witte mensen, het is definitief voorbij.
Ik vind het een feest om door die multiculturele samenleving te wandelen. Nederland is er zoveel leuker door geworden. Eindelijk is dat stijve, überkeurige, en daardoor saaie Nederland doorbroken. Nederland is levendiger, afwisselender, veelkleuriger geworden. Al die verschillende invloeden zorgen voor een nieuwe melange. Het is een soort fusion koken, het levert allemaal nieuwe en verrassende recepten op.

Fragment uit een gedicht van Jules Deelder.



Het muurtje van Coen Moulijn.
Coen Moulijn (Rotterdam, 1937 – 2011) was een bekende voetballer van Feyenoord en werd daardoor een Rotterdamse volksheld. In zijn jonge jaren woonde en voetbalde hij in de Bloklandstraat in het Oude Noorden. Het muurtje waar hij als kind een balletje tegen trapte, werd in de jaren ’70 gesloopt wegens stadsvernieuwing. In 1990 werd het vervangen door een nieuw muurtje met een voetbaldoel en bronzen plaquette, naar een ontwerp van kunstenaar Hans Citroen. Ook dit muurtje sneuvelde en werd gesloopt. In overleg met supporters van Feyenoord en gemeente Rotterdam werd er besloten een derde eerbetoon te maken. Hans Citroen tekende weer voor het ontwerp. Ook dit muurtje heeft een bronzen plaquette met een illustratie van Moulijn. Daarnaast is er ook een reeks van twaalf foto’s te zien uit zijn voetbalcarrière. In 2014 werd Het muurtje van Coen Moulijn onthuld in bijzijn van weduwe Adri Moulijn, Jules Deelder en oud Feyenoord-spelers Peter Houtman, Eddy Pieters Graafland en oud-verzorger Gerard Meijer.
Journal
Cinema
Woensdag 15 januari, Delft
Wonderlijk. Op televisie zie ik iemand die steeds de televisie aanzet als hij bezoek krijgt. Ik heb geleerd dat je juist de televisie uitzet als je bezoek krijgt, zelfs een muziekje opzetten als er bezoek is, vind ik al irritant. Maar de man die de televisie aanzet zal denken: ik zet even gezellig de televisie aan.
Even terzijde. Ik merkte dit op bij het programma Een winter vol liefde, een gewoonte van de Zweedse Jan. In eerste instantie vermeldde ik dit niet, want wie kijkt er nou Een winter vol liefde? En dan moet ik bekennen dat wij dat doen en dat is slecht voor ons imago, dus ik liet het even achterwege. Manipulatie van onze werkelijkheid. Excuus. Want alles in Dossiermoddergat dient vermeld, ook de minder fraaie dingen.
Ik zou sowieso een leuker leven kunnen hebben. Zo zitten in mijn hoofd een paar zinloze, maar hardnekkige principes. Zo zal ik overdag überhaupt geen televisie kijken, met of zonder bezoek. Op de een of andere manier vind ik dat decadent, overdag dienen er nuttige dingen te gebeuren en televisie kijken is niet nuttig. Onzin natuurlijk. Maar het heeft zich in mijn denken genesteld. Het zal een restant zijn van mijn arbeidsethos. Er was een tijd dat mijn arbeidsethiek de spuigaten uitliep. Zeven uur opstaan, rond de avond thuis even eten en pas tegen middernacht weer thuis. Televisie bestond voor mij in die tijd niet eens.
Toen we in Delft gingen wonen nam ik mij voor om overdadig van het Filmhuis te gaan genieten. Ik zag mijzelf al overdag heerlijk onderuit naar films kijken. Ik zou een filmpas kopen en zoveel mogelijk zien. Tot nu toe is er niets van gekomen. Overdag naar de film gaan blijkt voor mij toch de allerlaatste prioriteit te hebben. Lezen daarentegen mag van mij wel overdag. Lezen is werken, jezelf verrijken, televisie kijken en naar de film gaan is dus decadent. Zo beperk ik mijzelf door allerlei zelfbedachte principes.
Ik kom erop omdat ik van Peter een appje kreeg. Hij schrijft daarin het volgende:
‘Gisteren naar de ‘senioren cinema’ in ons mooie Wijchen geweest. Interessante film ‘Conclave’. Het heeft toch iets van schaamteloosheid om overdag lekker naar een film te kijken. En dat terwijl Henk en Ingrid in het zweet huns aanschijns, gesanctioneerd door Geert, hun kostje scharrelen. Hoewel pas redelijk ver na het vertonen van de eerste beelden het gebabbel wegsterft, is het goed te doen. Ontvangst met macarons en een prosecco’tje. Goede plaatsen, lekker warm. Vrouwen vormen de overgrote meerderheid van de bezoekers. Middenin de film begint mijn hoogbejaarde buurvrouw met haar oplichtende telefoon te rommelen, maar kleinigheidjes houd je toch. Er zijn zelfs twee van onze kennissen aanwezig, dus we beginnen al te integreren. Als je lid wordt van de bejaardenclub krijg je per film blijkbaar €4,- korting. We gaan het onderzoeken.’
Hij dus wel, al noemt ook Peter het schaamteloos, maar hij doet het wel. En die macarons en dat prosecco’tje is toch mooi meegenomen. En dan hebben we het nog niet over die vier euro korting. Belangrijke vraag: hoe ontdoe ik mij van dit soort principes?
608

Het huis van het weekdier
Vader en moeder
Mijn vader rijdt
op zijn nieuwe motor
rondjes om de flat.
Mijn moeder staat
met een microfoon
op het balkon.
’s Avonds luisteren ze
naar het scheurend
geluid van de motor
op de bandrecorder.
Een biertje, nog een biertje.
Dit is genieten. En even
later op de avond zei ze:
ik hou van jou.
Journal
Kwestie
Maandag 13 januari, Delft
Ik merk dat ik langzaam afscheid neem van wat ik lang als een ononderhandelbaar grondrecht beschouwde: het recht op vrije meningsuiting. Oftewel, iedereen moet alles kunnen zeggen wat hij wil, hoe beledigend en abject ook.
Maar meer en meer zie ik dat dit grondrecht verandert in een valkuil. Omdat we met zijn allen vinden dat het zo’n belangrijk grondrecht is, wil en durft er niemand aan te komen. Maar wat we nu zien is dat de freedom of speech wordt gebruikt door lieden die chaos, ellende en leugens verkopen. Gebruik wordt misbruik.
Ooit was de vrijheid van meningsuiting nodig omdat we dachten dat we daardoor garandeerden dat we altijd de waarheid konden vertellen. In het publieke debat, waarin nu de social media dominant zijn en in handen zijn ultra rijke particulieren, zien we niet de waarheid overwinnen, maar de leugen. Verenigde krachten van extreem rechts gebruiken het grondrecht geraffineerd om tweespalt te creëren, complottheorieën en ander soort leugens te verspreiden.
We zien zelfs dat het recht om alles te zeggen onderdeel is geworden van een cultuuroorlog tussen democratische en autocratische landen. Zo maken Rusland en China door chatbots en AI handig gebruik van onze vrije media om maar zoveel mogelijk haat en nijd in de democratische landen te zaaien en verkiezingen naar hun hand te zetten.
De ellende is dat een groot deel van de mensen die meedoen aan onze democratie slecht of helemaal niet geïnformeerd zijn. Het ongenoegen en maatschappelijk onbehagen dat ze voelen, vormt een vruchtbare voedingsbodem voor leugens. Niets vermoedend, zonder hun verantwoordelijkheid te kennen en zich hun positie te realiseren, lopen ze in de fuik van extreem-rechts. Gevolg: ondergraving van onze democratie, precies datgene waar extreemrechts op uit is. Het desastreuze gevolg daarvan hebben we al diverse keren in de geschiedenis mee moeten maken. Maar ja, wie maalt erom als je de geschiedenis niet kent…
Steeds meer rijst bij mij de vraag: wat betekent freedom of speech als mensen daarin niet hun verantwoordelijkheid nemen? Verantwoordelijkheid is dat je prudent omgaat met de waarden waarvoor we hebben gestreden. De belangrijkste daarvan is de democratie, die nu recht tegenover de autocratie staat, waar slechts één man of een kleine groep oligarchen het voor het zeggen heeft. In de geschiedenis wemelt het van autocratische staten, en het wemelt van menselijk leed in die staten.
Hoe kunnen we het misbruik van het recht op vrije meningsuiting beteugelen zonder dat dit grondrecht in zijn tegendeel gaat verkeren? Gelukkig doet de EU pogingen daartoe. Moeizame pogingen, want de grote techbedrijven, die zich inmiddels onbeschaamd tot roofkapitalisten transformeerden, hebben een sterke lobby, veel geld, en veroveren via stroman Trump zelfs de politieke macht. Ze deinzen er niet voor terug om Europa met sancties te dreigen.
Ik, ooit fel voorstander van die compromisloze vrijheid van meningsuiting, vind het een ingewikkelde kwestie. Nu denk ik steeds nadrukkelijker: neem asjeblieft maatregelen. Bestrijd de leugen, beteugel de macht van de techbedrijven, bevecht de kwaadaardigheid van diegene die eigenlijk de vijand zijn van het recht op vrije meningsuiting, die, als ze het voor het zeggen krijgen, het zullen afschaffen.
607

Journal d’images
Familieweekend
Zondag 12 januari, Delft
Dit weekend was een onvervalst familieweekend. Esmee en Arjan en de kinderen op bezoek in Delft. Ik heb het altijd jammer gevonden dat ze op Ameland wonen. Je wipt niet even langs als je familie op Ameland woont, dat vereist toch altijd een stevig reisje.
Gelukkig woonden we regelmatig in Moddergat en zagen we, als we op de dijk stonden, Ameland liggen. Door ons huisje in Moddergat was het toch vaak mogelijk om in een middag op en neer te gaan. Maar toch. Al dat water ertussen, volle boten en altijd die beperkte tijd om te blijven.
Bezoekjes zijn nu nooit eventjes. Zeker niet als we in Den Bosch, Arnhem, Frankrijk of Delft wonen. Gelukkig kan Esmee meestal een hotel regelen. Meer dan een keer sliepen Wyb en ik daarom in een bruidssuite.
Die handicap van de afstand nam niet weg dat we altijd intensief en regelmatig contact hebben. Om de zoveel tijd reizen we naar Ameland. Of reisde de familie af naar… een van die plaatsen waar we woonden. En gelukkig ontdekten ze het Franse campingleven, waardoor we elkaar langere tijd konden zien. Verder is er natuurlijk telefoon en facetime voor het tussentijds contact. Hieronder wat foto’s van een Delfts blauw familieweekend.

Goed dat we kleinkinderen hebben. Dan dan gaan we eindelijk weer eens naar een musical.

Joris verpakt in Delfts blauw.

Op jeu de boules gebied was het een trieste dag. Er waren tijden dat ik de gekroonde koning van de familie was op het gebied van jeu de boules. Dit weekend werd duidelijk wat de consequentie is van ouder worden. Wreed werd ik onttroond door mijn kleinzoon, een groot talent waar ik een diepe buiging voor maak.
Journal
Herinnering
Vrijdag 10 januari, Delft
In NRC schrijft Michel Krielaars een mooi stukje over de overleden schrijver Guus Luijters. Hierin komt de volgende passage voor. ‘Laatste brood (het laatste boek van Luijters) begint met Luijters’ herinneringen aan zijn jeugd in Amsterdam-West. “De oorlog was voorbij, maar overal aanwezig,” schrijft hij.’
Ik blijf aan die zin van Luijters hangen omdat ik negen jaar na die oorlog werd geboren en eigenlijk niets van die oorlog merkte, en dat heeft mij lang verbaasd. Dus als je negen jaar na een oorlog wordt geboren is die oorlog eigenlijk al verdwenen? Het decor was er niet naar. Ik groeide op in Nijmegen dat vreselijk gehavend uit de oorlog kwam. De geallieerden bombardeerdne de stad in de veronderstelling dat het een Duitse stad was. De ruïnes waren nog de rotte plekken in de stad. Er vielen honderden doden, het leed in de stad moet groot zijn geweest. Maar ik merkte er in mijn jeugd nauwelijks iets van.
Mijn vader en moeder hadden sowieso weinig verhalen over de oorlog. Vreemd. Want ze waren tijdens de oorlog in de puberteit. Van mijn vader ken ik geen enkel verhaal dat met de oorlog heeft te maken. Mijn vader is sowieso een man zonder verhalen. Zijn vader, mijn opa, was politieman in de oorlog, dat is het enige wat ik weet. Misschien moet ik toch eens naar het Nationaal Archief. Zo weinig verhalen uit de oorlog is bijna verdacht. Aan de andere kant werd er zo nu en dan wel gesproken over mensen die fout waren, daar klonk geen eigen schaamte in door, dus ik geloof niet dat de familie van mijn vader een fout verleden had. Maar je weet het natuurlijk nooit.
Aan mijn moederskant waren er wel verhalen. Mijn oom figureert als personage nog in de film A bridge too far als hulp van de geallieerden. Tijdens de gevechten rond de Waalbrug vluchtte mijn familie naar een familie in Overasselt waar ze liefdevol werden opgevangen. In mijn jeugd bezochten we die mensen nog wel eens. Mijn ooms deden soms koerierswerk voor het verzet, maar echt grote verhalen werden het niet.
Voor mij kwam de oorlog pas tot leven toen ik in de laatste klas van de basisschool zat en Jan van Oosterhout mijn onderwijzer werd. Hij was een machtig verteller. Levendig kon hij over zijn eigen ervaringen in de oorlog vertellen en hij wist beeldend te vertellen hoe Nijmegen er in de oorlog uitzag. Ik vermoed dat hij mede de reden is dat ik later geschiedenis ging studeren.
Op weg naar Cadouin, een paar weken geleden, hoorde ik voor het eerst op de radio over mensen die lijden aan afantasia. Maar dat is een ander verhaal waar ik in een volgend blog nog over wil schrijven. Maar toen ik er, rijdend op de périphérique van Parijs, over hoorde, dacht ik: misschien is dat wel de sleutel tot het mysterie van mijn vader, waar ik zo lang naar op zoek ben: een man zonder verhalen.
606

Journal d’images
Slagerij
Donderdag 9 januari, Delft

Gezien in Den Haag. Slagerij gespecialiseerd in sinaasappelen.
Journal
Verroest
Woensdag 8 januari, Delft
Trump laat weten dat hij Canada wil inlijven en van het land de 51ste Amerikaanse staat wil maken.
Trump laat weten dat hij Groenland wil kopen, of desnoods gewapender hand wil veroveren. Misschien wordt het wel de 52ste staat van Amerika.
Trump laat weten dat hij van het Panamakanaal weer Amerikaans bezit wil maken.
Trump laat weten dat De Golf van Mexico voortaan De Golf van Amerika zal heten.
Bovendien laat hij weten dat alle NATO-leden hun defensiebudget dienen op te hogen van 2 naar 5%. Wie dit niet doet, wordt niet langer door Amerika verdedigd. Wat per saldo het einde van de NATO betekent.
De tech-giganten hebben vrijspel en laten de moderatie los, wat feitelijk betekent dat de leugen vrijspel krijgt, de waarheid het onderspit delft.
De waanzin regeert.
Even overschakelen naar ons eigen continent.
De Oekraïne gewikkeld in een wanhopige oorlog om Rusland van haar lijf te houden.
De EU blinkt eigenlijk op elk onderwerp uit in impotentie. De besluitvorming duurt jaren. De verdeeldheid is maximaal.
Bovendien krijgen veel landen Trumpiaanse trekken.
En dan ons eigen land, ons krakkemikkige, amateur kabinet met halve en hele idioten. Waarvan de leider van de grootste partij eveneens Trumpiaanse ambities heeft.
Ik heb het idee dat de wereld, sinds ik op die wereld sta, er nog nooit zo slecht heeft voorgestaan. Wat moet je hiermee als Blogger? Ik heb het idee dat de dijken zijn doorgebroken, het land onder water loopt. De problematiek, de onderwerpen, zijn te groot om als Bloggertje over te schrijven.
Mijn gemoedstoestand is ambivalent. Op de eerste plaats voel ik een soort berusting, of liever, onmacht. Wat gebeurt mag mij als misantroop niet verrassen. Maar ja, ik ben altijd een half was misantroop geweest. Tegen beter weten in was er altijd toch hoop op vooruitgang, verbetering. Ik had beter moeten weten. Die onmacht zorgt ervoor dat ik denk: het zal mijn tijd wel duren, jullie redden je maar. Ik sluit de gordijnen en kruip in mezelf. De hele dag lezen en de buitenwereld vergeten.
En als de buitenwereld eens naar binnen piept, misprijzend toekijken, met mijn hoofd schudden en denken dat ik het altijd al heb geweten: er is geen mens die deugt.
Op de tweede plaats merk ik bij mijzelf het idee dat ik iets moet doen. Het is een boosheid die zegt: doe wat. ‘Maar wat?’ zegt de misantroop dan weer in mij. Ik moet denken aan al die Vietnamdemonstraties waarin ik meeliep, de antikernenergie demonstraties. Machteloze, en vooral naïeve pogingen iets te veranderen. Ik word weer moe als ik er aan denk.
Facebook opzeggen? Misschien, maar ik heb er ook mijzelf mee. Ik zie het eerst even aan. Als ik ongevraagd een Trumpiaanse propaganda in mijn tijdlijn krijg en door leugens wordt omgeven, haak ik af.
Komt er nog een tegenbeweging? En waar zou die tegenbeweging moeten ontstaan? Ik ben soixante-dix. Reken niet meer op mij, ik spreek alleen nog de taal van een verroest verleden.
Kortom. Het is verwarrend, het is verdrietig, het maakt me nog meer hardcore misantroop. Al schiet niemand, ook ikzelf, er geen ene donder mee op. Stomme berusting. Een soort van overgave.
Verder is hier alles prima. Ik heb geen klagen. De kachel brandt. We zijn net terug uit Frankrijk waar ons tweede huis staat, Wyb heeft het prima naar haar zin op haar werk en ik vermaak me met het schrijven van blogjes en lezen en het genieten dat ik geen afspraken heb. Vandaag is de lucht hier in Delft zelfs blauw.

Journal
Universumpjes
Dinsdag 7 januari, Delft
De grootste vijand van het lezen is, vind ik, het boek wegleggen en er dan een lange tijd niet in kunnen lezen. Vooral als het een moeilijk boek is, met veel lagen en personages, om er dan weer in te komen, is vaak een klus. Pak de magie van het verhaal maar eens op.
In de tijd dat ik nog een druk leven had -jezus, wat is dat lang geleden- overkwam het me vaak. Menig boek heb ik hierdoor verpest. Opnieuw beginnen vond ik ook zoiets. Dat zou een nederlaag voor mezelf zijn. Ik las dan weer drie pagina’s, maar ik kwam er niet meer in. Het boek was dode letters geworden.
Ik zit nu met hetzelfde probleem, was met Jouw afwezigheid is duisternis van Jón Kalman Stefánsson begonnen. Prachtig boek. Maar niet eenvoudig door alle verhalen die door elkaar lopen en de vele uitwijdingen. Door de feestdagen, het reizen, heb ik het boek een tijd moeten laten liggen. Ik ben midden in een verhaal gestopt dat ik toch al moeilijk kan duiden. Vandaag heb ik voor het eerst weer de tijd om te lezen en verdomd, er dreigt weer het oude gevaar: dode letters.
Maar ik neem mij voor niet te laten kisten door mijn onvolmaaktheid. Ik lees stug door, in de hoop dat het verhaal mij er weer intrekt. Gelukkig is het bij Stefánsson zo dat er een verhaal is, maar in dat verhaal vind je kleine universumpjes. Alleen die universumpjes al, motiveren je om door te lezen.
Ik heb nu weer zo’n twintig bladzijden gelezen. Het boek komt steeds meer terug, steeds meer tot leven en ik heb bij de volgende universumpjes een potloodstreep gezet.
Waarschijnlijk haat ik Ómar.
Wat geen goed gevoel is, niet edelmoedig, al helemaal niet verstandig, per slot van rekening vraagt jaloezie niet om het een en ander: intelligentie, rijkdom, geluk, menslievendheid, redelijkheid of rationeel denken zal haar worst zijn. Jaloezie is de mistroostige zus van de liefde, ze wil alleen heersen en nemen wat zij begeert.
Toch wil ik nog steeds geen mensen in mijn buurt hebben. Mensen worden over het algemeen overschat.
Tom Waits. Je gaat moeilijk door het leven zonder zijn gezelschap.
Uitleg vertraagt bijna alles, maakt het omslachtig, log, saai.
Wie alles weet, kan niet schrijven. Wie alles weet, verliest het vermogen om te leven, want het is de onzekerheid die de mens voortdrijft. Onzekerheid, angst, eenzaamheid en verlangen.
Met zulke universumpjes wil je wel doorlezen.
Het huis van het weekdier
Laten we zacht zijn voor elkander, -kind
A. Roland Holst
Weer en wind
Ik heb het
gezien
zelfs onze fietsen
houden van elkaar
ze staan
urenlang
wiel
aan
wiel
trapper
tegen
trapper
stuur
in
stuur
zacht
en teder
in weer
en wind.
Journal
Wereldrecord
Maandag 6 januari, Delft
Wyb en ik rijden ergens tussen Orléans en Parijs. We zijn vanmorgen om kwart over zeven uit Cadouin vertrokken. De zondag is bij mij verreweg de favoriete dag om dit soort afstanden te rijden: geen vrachtwagens, de rest van de wereld staat pas laat op, dus de eerste uren is er geen kip op de weg.
Nauwelijks op weg slaan we onze fourage in bij de bakker van La Douze. Hij heeft verreweg de beste croissants van alle bakkers die ik in de Dordogne ken. Naast de bakker verzamelt de jagersvereniging van La Douze zich bij het plaatselijk café. Blaffende honden in de auto’s, dadelijk gaan ze weer los.
Wyb en ik zetten ons verstand op nul en vreten kilometers. De tijd schiet voorbij omdat we luisteren naar Etenstijd, de podcast van Teun van der Keuken en Yvette van Boven. Al op menige tocht hebben ze ervoor gezorgd dat we de tijd vergeten en de kilometers onder ons weg rollen. Het is de beurt van Wyb om te rijden, ik zit naast haar. De route Cadouin Nederland kunnen we inmiddels dromen. Dan gaat de tingel dat ik een nieuwe whatsapp binnenkrijg. Het blijkt een app van Peter te zijn. Zijn apps nemen soms de vorm van een blog aan. die soms de vorm van een blog aan. Hij schrijft:
‘Het heeft hier gesneeuwd. Het laagje wit dat er rond 07.00 uur lag is alweer aan het verpappen. Jammer wel. Ik kan ervan genieten dat door sneeuw de wereld in een lagere versnelling gaat. Sneeuw dempt de geluiden van de auto’s en remt de snelheid. Ook de stem van de mens en zijn gedoe. Maar het is allemaal alweer zo ongeveer voorbij. In plaats van de mooie, strakke witte deken komt de smurrie waarin mensen en aangelijnde honden kleumend rondsoppen. Ik draai er Schuberts Nachtgesang bij. Het combineert geweldig. Muziek die ik graag ook draai bij schemer. Ik kan het iedereen aanraden.
Ik ken deze muziek pas sinds vorig jaar en heb bij hoge uitzondering de cd gekocht, uitvoering van het RIAS Kammerchor, directie Marcus Creed. Door die cd kan ik onthouden hoe goed dit is en wie daarvoor hebben gezorgd. Een afbeelding van Caspar David Friedrich op het cd-doosje maakt het af en brandt componist, titel en uitvoerenden in mijn geheugen. Meestal draai ik de cd, soms -waarom?- speel ik de zaak af op Spotify. Onterechte gemakzucht. In the old days moest je een elpee in je handen nemen, dan zag je de hoes, de naam van muziek en uitvoerenden. Ik onthield naar wie en wat ik luisterde. Omdat bij Spotify allerlei muziek op afspeellijsten voorbij komt, heb ik de helft van de tijd geen idee wat er afgespeeld wordt. Het algoritme is tevens zo goed dat ik geen aanleiding heb wat aan de programmering te doen. Maar in wezen is het dus vaak hetzelfde aan deze kant als aan de andere kant van het raam: smurrie.’
Podcasts en appjes zoals die van Peter vormen de troost onderweg en maakt het rijden voor ons een ontspanning. Een ontspanning, ik geef het toe, die wel te lang duurt. Elf uur ontspanning in een auto maakt zelfs ontspanning tot inspanning.
Overigens rijden we Cadouin Delft vandaag in een wereldrecord. In Parijs, geen files, soms alleen even op de rem, in Antwerpen hetzelfde. Pas na Antwerpen krijgen we last van de regen waarvan de Nederlandse radio ons al de hele dag laat weten dat die nogal heftig is.
605

Journal
Afdaling
Zaterdag 4 januari, Cadouin
Nu pas kunnen we een lange wandeling maken door de ons ze geliefde bossen, de eindeloze bossen van de Dordogne. Daarvoor lukte het niet omdat de jagers overal in het bos aan het schieten waren en hun honden blaffend en huilend door het bos renden. Eindelijk waren ze uit hun donkere hokken losgelaten en roken ze het genot van het rennen. Wij durfden ons natuurlijk niet in het bos te begeven. Wij willen niet een van de negentien mensen zijn die jaarlijks door jagers per ongeluk worden doodgeschoten.
Tot mijn geruststelling kan ik constateren dat er in het bos niets is veranderd. Het is nog steeds het bos zoals het al eeuwen is. Het jaargetijde is niet ideaal voor een wandeling want afgezien van dreigende jagers is er de modder. Met four wheel drives draaien ze de wandelpaden tot blubber. Gelukkig zijn er wat verharde paden waar we over kunnen lopen. Neemt niet weg dat we al wandelend onder de modder komen te zitten. Maar ook die modder is vertrouwd.
Het einde van het pad dat we kiezen loopt over onze eigen berg heen. ‘Zullen we eens kijken hoe ons huis en de vallei er van boven uitzien?’ stelt Wyb voor. We lopen het bos in op wat een paadje lijkt. Als we naar beneden kijken lijkt onze berg toch weer hoger dan ik dacht. Diep onder ons kijken we op het dak van ons huis. Omdat het winter is, de bladeren zijn gevallen, kijken we wijds uit over de vallei.
Ik loop verder het bos in. Als ik verder loop moet ik gaan dalen. Ik ben nog nooit van onze berg afgedaald, op sommige plekken is hij verrekte steil. Een paar keer ben ik omhoog geklommen tot het vierde terras, en dan ben ik zo hoog dat de hoogtevrees me te pakken krijgt. Benauwd ga ik terug.
Nu loop ik tot verrassing van Wyb en mijzelf door. We merken dat op onze berg smalle paadjes lopen. Ik heb nog nooit een mens op de berg zien lopen. Maar ’s nachts lijkt er toch druk verkeer te zijn van reeën, dassen en vossen. Omdat ze de makkelijkste weg van de berg zoeken, wijzen ze met hun paadjes hoe ik voetje voor voetje verder naar beneden kan lopen. Soms durf ik nauwelijks verder te gaan. Bij elke boom zoek ik steun om vallen te voorkomen.
‘Weet je zeker dat je verder naar beneden wilt?’ vraagt Wyb.
‘Ik moet toch één keer van onze berg zijn afgedaald.’ Zeventig, denk ik. Een oude man zoekt zijn weg op een steile helling. Al zoekende naar een begaanbare weg naar beneden, kom ik lager en lager. Ik voel een soort trots omdat ik nu iets doe wat ik eigenlijk niet durf. Toen ik negenenzestig was durfde ik dit niet, nu ik zeventig ben wel. Ouder worden is niet alleen maar achteruitgang, merk ik.

604

Journal
Doodzonde
Vrijdag 3 januari, Cadouin
Een ex-collega, van een theater in het midden des lands, schrijft op zijn Facebook dat hij voor het jaar 2023 bijna drie ton subsidie heeft terugbetaald aan de gemeente. Daaronder hebben enkele mensen enthousiaste commentaren geschreven. Han Ebbelaar schrijft: ‘Dus bravo.’ Ene Nico de Jong schrijft: ‘Uitstekende zaken, complimenten voor jou en je team.’
Ik denk: wat heb ik nou aan mijn fiets hangen? Dit is de wereld op zijn kop? En schrijf eronder: ‘Toch jammer van dat geld voor cultuur. Had veel moois van kunnen gebeuren.’ Oorspronkelijk stond er wat anders, maar Wyb vond dat te negatief.
Geld teruggeven aan de gemeente? Ooit schreef ik het boek De wetten van Tonen. Daarin schreef ik: ‘Geld teruggeven aan de gemeente is als theater een doodzonde.’ Andere doodzondes: altijd positief zijn, geen discussie aangaan, elkaar sparen. In totaal formuleerde ik zo’n twintig doodzondes, zo’n tien meer dus dan de katholieke kerk.
Wie geeft er nou geld terug aan de gemeente? Dat betekent in feite dat je met cultuurgeld rotondes en lantaarnpalen gaat sponsoren. En als je nou een rijke bierbrouwer of uitzendbureau bent, dan begrijp ik dat. Maar een theater is per definitie een kwetsbaar bedrijf, dat veelal balanceert op de rand van wel of niet kunnen rondkomen. En: er gaat toch al zo weinig overheidsgeld naar de kunsten.
Als je geld aan de gemeente terug kunt geven heb je mogelijk drie dingen slecht gedaan. Je hebt te weinig en te makkelijk geprogrammeerd. Vermoedelijk heb je te veel vrij genomen of je hebt alleen maar kaskrakers zitten programmeren. Dat kan, maar dat betekent dat je volgens De wetten van Tonen een slechte theaterdirecteur bent, want als goede theaterdirecteur heb je een artistieke missie uit te voeren. Volle zalen programmeren kan iedereen, maar een programmering maken met uitdagende voorstellingen, en toch zorgen dat je binnen je budget blijft, dat is een stuk moeilijker. Mijn stelling: wie goed programmeert houdt nooit geld over, maar komt ook niets tekort.
In het zeldzame geval dat je toch geld dreigt over te houden, dan ga je als een gek mooie projecten bedenken. Er is surplus in je organisatie (schouderklopje) en dat betekent dus dat je het bedrijf, artistiek gezien, op een hoger niveau kunt brengen. En daar wordt iedereen gelukkig van.
Geld overhouden als theater is levensgevaarlijk, weet ik uit ervaring, waarom zou de gemeente het budget van het theater in 2024 niet met drie ton verminderen? Het is gebleken dat het met minder geld uitkan, dus dat geld zit voor de gemeente zit in de pocket. Kan er op die gevaarlijk weg nog wel een rotonde bij.
Sowieso is de kans groot dat degene die geld overhoudt en weggeeft bezig is met een onverantwoorde bedrijfsvoering. Natuurlijk zijn er jaren geweest dat ik geld overhield. Maar ik wist dat er zeker jaren kwamen waarin het resultaat zou tegenvallen. Vandaar dat ik een heilig belang hechtte aan een goede reservepot.
Je mag geen reservepot aanleggen? Ik weet dat er met een goede administrateur en/of penningmeester, en een welwillende accountant, allerlei mogelijkheden zijn om die reservepot toch te hebben zonder dat iemand dat ziet. Maar een gemeente zou er aan moeten hechten dat een theater een goede reservepot heeft. Ik neem daarom aan dat de desbetreffende gemeente zal zeggen: ‘Hou dat geld nou voor mogelijk mindere tijden.’ Dat zou nou getuigen van goed bestuur.

Toch eens kijken of ik directeur van dit theatertje kan worden. Anders misschien kopen?
Journal
Vuurwerkvluchtelingen
Donderdag 2 januari, Cadouin
Het is pijnlijk, maar het kan niet anders. We moeten het concluderen om de boel zuiver te houden: een substantieel deel van de Nederlandse bevolking is randdebiel.
Het precieze aantal mensen ken ik niet, maar samen kopen ze voor 118 miljoen vuurwerk in. Ze rijden er voor naar Duitsland en België en kopen daar dozen vol. ‘En ja, doe er nog maar zes cobra’s bij, want je weet nooit waarvoor ik ze nog nodig heb. En een rol ducttape graag.’
Wat is de lol van een lontje aansteken? Het vlammetje volgt de weg van het lontje. En dan: klap. Of: pijltje gaat de lucht in. De lol van de simpelheid: och, kijk wat mooi. Weer veertig euro naar de knoppen.
Met het vuurwerk gaan de randdebielen los. Agenten bekogelen, hulpverleners sarren, auto’s in de fik. Het is te zielig voor woorden. Eindelijk vindt hun verveling haar uitweg. Dit gebeurt als patjepeeëjers zich vermaken. Het wordt een soort oorlog. Sommigen beroepen zich bij deze waanzin op de Nederlandse identiteit. Vuurwerk hoort net zo bij die identiteit als Zwarte Piet. Gefeliciteerd. Domheid heeft een gezicht.
Zelf zijn Wyb, Dies en ik vuurwerkvluchtelingen. Drie jaar geleden wandelden we eind december, zoals we zo vaak deden, door het Noorderplantsoen in Groningen. Her en der klonken klappen, maar gelukkig was Dies schotvast, onverstoorbaar liep hij door. We kwamen in de buurt van de muziekkoepel. Vier gastjes zaten op een bankje zich te vervelen, duidelijk gedepriveerde jongeren. Er was een periode dat dit woord tamelijk ‘in’ was, tegenwoordig hoor je het niet meer. Klinkt waarschijnlijk te elitair. Elitair mag niet meer.
Voor wie het niet weet wat het woord betekent. Op dat bankje zaten vier klootzakken. We liepen langs. De dreiging straalde van hen af. We waren nog niet voorbij of een van dat tuig gooide een Cobra 5, 6 of 7 pal achter Dies. Sindsdien bibbert Dies bij elk ontploffinkje die hij hoort en springt hij op onze schoot. Ook honden kunnen aan PTSS lijden. De debiel heeft met het aansteken van een lontje met één klap het vertrouwen van Dies vernietigd.
Maar goed, we hebben onze identiteit weer de vrije loop kunnen geven. Het gevolg: tweehonderd arrestanten, honderden uitgebrande auto’s, honderden gewonden, afgerukte handen, zwaar oogletsel, een paar doden. Politie en hulpverleners wanhopig. Maatschappelijk schade… heeft iemand dat wel eens berekend?
In negentien steden was een vuurwerkverbod. Klinkt goed, maar het is een papieren werkelijkheid. In al die negentien steden klonk geen klap minder dan in de steden waar geen vuurwerkverbod was. Een vuurwerkverbod zonder handhaving is een soort politieke masturbatie. Het lijkt alsof je beslissing neemt, voor de desbetreffende politici heel bevredigend, maar het besluit mist elke vruchtbaarheid. Aan een verbod zonder handhaving en consequenties heb je geen bal.
Wat ook bij onze Nederlandse identiteit en rituelen hoort is dat de burgemeesters elk jaar weer vragen om een landelijk vuurwerkverbod. Maar onze nep-premier liet al snel weten dat het er niet zou komen. Populisten hebben nu eenmaal per definitie geen bestuurlijke ballen. Je zou je kiezers eens tegen de haren instrijken. Volgend jaar gebeurt dus weer precies hetzelfde: de randdebielen krijgen opnieuw vrij spel.
Verder wens ik iedereen een gelukkig nieuwjaar. Zondag gaan we weer naar huis. Wie dan nog vuurwerk afsteekt, krijgt met mij te maken. Dan maar eigenrichting.
Journal
?
Woensdag 1 januari, Cadouin
?? ???? ????? ???? ?? ??????? ???? ??? ??????. ????? ?????????, ???? ?? ??? ???? ??????. ?? ??? ??? ?????? ???? ??? ??????? ?? ?? ??????? ???????, ???? ??? ??? ?? ??? ???? ?????. ??? ?? ??? ?????? ????, ?????? ?? ?? ???? ????? ???. ???? ???, ????? ?? ??????? ??? ??? ?????????? ?????? ??????? ??? ???? ??????. ?? ???? ?????????? ?? ??, ??? ?? ???? ?? ??? ?? ??????????.
??? ?? ??? ???????????? ??? ?????????? ??? ?? ??????????? ????? ??? ??????? ?? ????????????????, ??? ?????????????? ??????????, ??? ?????????? ??? ?? ????? ????? ??? ????????????, ?? ???????? ???? ??? ????? ?? ???????????? ??? ????? ???? ?? ??????? ????? ??? ??????????????. ??? ????? ???? ??? ???????? ????? ?? ?????. ??? ?????????? ??? ?? ?????????????? ????? ??? ????????? ???????. ??? ????? ??? ????????? ????? ???????. ?? ????????? ???? ?? ??????. ??? ????? ????? ??? ?? ????? ????????? ?? ??? ?????? ??? ???????????????? ????? ?? ??????????, ?? ???? ??? ???? ?? ????? ??????? ?? ??????? ?? ??????????. ????? ??????? ???? ??? ???????.
?? ???? ????? ???? ?? ??????? ???? ??? ??????. ????? ?????????, ???? ?? ??? ???? ??????. ?? ??? ??? ?????? ???? ??? ??????? ?? ?? ??????? ???????, ???? ??? ??? ?? ??? ???? ?????. ??? ?? ??? ?????? ????, ?????? ?? ?? ???? ????? ???. ???? ???, ????? ?? ??????? ??? ??? ?????????? ?????? ??????? ??? ???? ??????. ?? ???? ?????????? ?? ??, ??? ?? ???? ?? ??? ?? ??????????. ?? ????????? ???? ?? ??????. ??? ????? ????? ??? ?? ????? ????????? ?? ??? ?????? ??? ???????????????? ????? ?? ??????????, ?? ???? ??? ???? ?? ????? ????.
??? ?????????????? ??????????, ??? ?????????? ??? ?? ????? ????? ??? ????????????, ?? ???????? ???? ??? ????? ?? ???????????? ??? ????? ???? ?? ??????? ????? ??? ??????????????. ??? ?? ??? ?????? ????, ?????? ?? ?? ???? ????? ???. ???? ???, ????? ?? ??????? ??? ??? ?????????? ?????? ??????? ??? ???? ??????. ?? ???? ?????????? ?? ??, ??? ?? ???? ?? ??? ?? ??????????. ?? ????????? ???? ?? ??????. ??? ????? ????? ??? ?? ????? ????????? ?? ??? ?????? ??? ???????????????? ????? ?? ??????????, ?? ???? ??? ???? ?? ????? ????. ?? ??? ??? ?????? ???? ??? ??????? ?? ?? ??????? ???????, ???? ??? ??? ?? ??? ???? ?????.
??? ?? ??? ?????? ????, ?????? ?? ?? ???? ????? ???. ???? ???, ????? ?? ??????? ??? ??? ?????????? ?????? ??????? ??? ???? ??????. ?? ???? ?????????? ?? ??, ??? ?? ???? ?? ??? ?? ??????????. ?? ????????? ???? ?? ??????. ??? ????? ????? ??? ?? ????? ????????? ?? ??? ?????? ??? ???????????????? ????? ?? ??????????, ?? ???? ??? ???? ?? ????? ????.
?? ???? ?????????? ?? ??, ??? ?? ???? ?? ??? ?? ??????????. ?? ????????? ???? ?? ??????. ??? ?? ??? ?????? ????, ?????? ?? ?? ???? ????? ???. ???? ???, ????? ?? ??????? ??? ??? ?????????? ?????? ??????? ??? ???? ??????.

Journal
Geestverwant
Dinsdag 31 december, Cadouin
In mijn blogs noem ik mijzelf soms een taoïst. Onzin natuurlijk, want ik ben geen taoïst. Ik heb wel boeken over het taoïsme en van taoïsten gelezen, maar dan ben je nog geen taoïst. Als ik die boeken lees, begrijp ik er vaak niets van. Niet gek, want ze stammen uit een volstrekt andere cultuur van lang geleden. En toch intrigeren ze me, zit er iets in dat me aanspreekt.
Het is het onaangepaste, het prevaleren van de eenzaamheid boven het meegaan in machtsstructuren, het onuitgesproken anarchisme, het prefereren van de vraag boven het antwoord, de aandacht voor het kleine en onbeduidende, het kiezen voor de eenvoud boven het gecompliceerde. Het kiezen voor het individu boven de massa. Het prevaleren van de eigen authenticiteit boven het opgelegde pandoer. Het kiezen van soberheid boven rijkdom. De waardering voor de natuur. Het diepe besef van je eigen kleinheid in een wereld van honderdduizenden dingen en bewegingen, en daar dan toch je eigen positie in creëren en beschermen. Liever outsider zijn dan insider. De stilte boven het lawaai.
Ik gebruik dat woord taoïsme om enigszins mijn positie in de maatschappij te beschrijven. En besef dan meteen dat ik voor een eenzame weg heb gekozen. Waar kom je mensen tegen die daar enige affiniteit mee hebben? Vandaag lees ik een interview met filosoof en schrijver Marian Donner in de Volkskrant. Zij gebruikt niet het woord taoïsme. Maar volgens mij had ze dat kunnen doen. Maar ik geef toe, dat woord is aanstellerij, dat gebruik je niet snel. Wat indrukken uit het interview.
Ze vertelt een anekdote. Haar zoontje van zes valt in een toko een wildvreemde man aan. Met opgeheven banaan springt het kind richting de man en brult ‘en garde’. Marian Donner vertelt: ‘Die man reageerde fantastisch. Deed of hij geraakt was, liet zich vallen. Daarna kocht hij de banaan, overhandigde hem plechtig, en zei: “Beloof je dat je deze energie altijd zult behouden?”
De interviewer schrijft een paar zinnen later dat het een veelzeggende anekdote is. ‘Omdat de woorden van de man, in zekere zin, de oproep van Marian Donner aan de mens verbeelden: blijf spelen, pleeg verzet, pas je niet aan, wees tegenstrijdig, leef. Je zou kunnen stellen dat Donner principieel houdt van dat wat afwijkt van de kudde. Van rafelrandjes, van het ongepolijste.’
Marian Donner: ‘Ik heb weleens een lezing gegeven, ergens in België, waar ik dus een soort ruzie met de zaal kreeg, omdat ik weigerde met oplossingen te komen. Dat nam de organisatie me niet in dank af. Het is trouwens geen dwarsheid, ik ben er van overtuigd dat het zo niet werkt. Dat je ruimte moet maken voor het toeval, het onverwachte, dat wat je nog niet kunt bedenken.’
Nou ja, dit blogje is per definitie niet geschikt om de portée van zo’n interview te duiden. Maar ik zou zeggen: lees het. Ik ontmoette een geestverwant.

Journal
Binnenste
Maandag 30 december, Cadouin
Ik heb Connie aan de lijn. Connie is een partner in crime, een gepassioneerd lezer. Als we een nieuwe lees-ontdekking doen, wisselen we die vaak uit.
‘Ik heb een nieuwe schrijver ontdekt, die moet je eens lezen. Ik heb pas een boek van hem gelezen, zo goed,’ zeg ik.
‘Hoe heet hij?’
‘Het is een IJslandse schrijver, Jón Kalman Stefánsson.’
‘Maar Gerard, ik heb jou een boek van hem gegeven toen ik afgelopen zomer in Cadouin was. De titel ben ik nu even kwijt.’
‘Dat meen je niet?’ En voel me meteen schuldig, waarom heb ik het toen niet gelezen? ‘Weet je dat zeker?’
‘Natuurlijk. Ik vond hem zo goed schrijven. Je weet dat ik nooit zomaar een boek aan je geef, ik vond dat je het ook moest lezen.’
‘Hij kan op de stapel nog te lezen boeken liggen in Cadouin. Maar ik kan het me niet herinneren.’
Een paar dagen later ben ik in Cadouin en ga naar de plank nog te lezen boeken. En verdomd, daar staat het: Jouw afwezigheid is duisternis. Nu heb ik twee boeken van Stefánsson om nog te lezen. Een boek van hem dat ik uit de bibliotheek heb meegenomen en dit boek, dat ik al in mijn bezit heb.
Weer een paar dagen later sla ik het open en lees op de eerste pagina deze passage:
‘Het belangrijkste is dat de dingen die een blijvend effect op je hebben, diepgaande gevoelens, vervelende ervaringen, tegenslagen, intens geluk -beproevingen of geweld die in de samenleving of in jouw wereld erin hakken-, je zo diep kunnen raken dat ze in de genen worden geperst, vervolgens van generatie of generatie worden doorgegeven, en zodoende degenen vormen die nog niet geboren zijn. Dat is een natuurwet. Ze dragen het enthousiasme, de herinneringen, ervaringen en tegenslagen van de ene ziel over naar de andere en op die manier leven sommigen van ons verder, lang nadat wij zijn verdwenen, zelfs helemaal vergeten. Het verleden zit dus altijd in ons. Het is een onzichtbaar, geheimzinnig continent dat je soms in half wakkere toestand tegenkomt. Een continent met bergen en zeeën die een constante invloed hebben op het weer en de lichtstralen in je binnenste.’
Het kan bijna geen toeval zijn dat deze passage op mijn pad komt. Het heeft bijzondere betekenis voor me, en niet alleen voor mij. Ik zal degene voor wie dit fragment ook van belang kan zijn er op attenderen dat het op mijn blog staat.
Wat mij betreft laat de passage ook zien dat Jón Kalman Stefánsson een groot schrijver is.
Ik stuur Connie onderstaande foto.

Journal
Contemplatie
Maandag 23 december, Delft
Als de redactie van Dossiermoddergat ergens behoefte aan heeft is het contemplatie. Vandaar dat wij ons voltallig terugtrekken in de rust van de Dordogne. Wij hebben liefst twee weken vrij gekregen opdat we ons kunnen loskoppelen van de dagelijkse drukte. Twee weken lang geen blogjes. Daarvoor in de plaats lange wandelingen, copieuze maaltijden en nadenken over wat was, wat is en wat komen gaat.
Daarnaast vieren we de zeventigste verjaardag van De Blogger. Op 29 december gaan we slingers voor hem ophangen en laten we de champagneflessen knallen. Let op het woord ‘vieren’. Hij vindt het enerzijds fantastisch dat hij die leeftijd heeft bereikt, vooral als je uit een familie komt waar jong sterven eerder regel is dan uitzondering, anderzijds is het toch weer een volgende stap naar de ouderdom. Gelukkig overheerst voor hem het enerzijds.
Over knallen gesproken. We zijn best blij dat we even het land kunnen verlaten waarin men tegenwoordig het liefst met handgranaten met elkaar communiceert. Zelfs hier in Delft, toch een keurig stadje, de bèta hoofdstad van Nederland, een stad met een internationale gemeenschap die bestaat uit knappe koppen, wat dat betreft is dit een perfecte plek voor het Hoofdkantoor van Dossiermoddergat, hoor je knal na knal.
En dan dat kabinet waarmee we hier moeten leven. Wie heeft in godsnaam bedacht om een stel incompetente amateurs bij elkaar te zetten? Aanvankelijk was de redactie van Dossiermoddergat er wel enthousiast over, dat wordt smullen dachten we, een en al stof om over te schrijven, maar ze maken er zo’n puinhoop van dat de redactie het niet meer leuk vindt. Elke dag over politieke chaos schrijven is best vervelend.
Nu iets heel anders. Insecten. Op de redactie missen we insecten. Tot nu toe hebben wij in het hoofdkwartier nog nooit een insect mogen ontvangen. Dat is wennen, want in ons Franse kantoor barst het van de wantsen, de lieveheersbeestjes, muggen, wespen en spinnen. Die band met de natuur missen we enorm. Als je in Nederland leeft heb je namelijk geen idee dat je als mens onderdeel bent van de natuur. We verheugen ons erop de aankomende weken terug te schakelen naar dit fundamentele besef.
De redactie van Dossiermoddergat wenst de lezer mooie feestdagen, geniet van ze, lach met elkaar, besef het rijke bezit van familie en vrienden, zie elkander in de ogen, verspreid liefde en dan wordt 2025 vast een gelukkig jaar. Wij zijn terug in de tweede week van januari, als we tenminste tot de slotsom komen dat we er weer zin in hebben. U hoort van ons.

603

602



alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2024