Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2023, juni/juli

Vertrouwenspersoon

Zondag 30 juli, Cadouin

Er zijn van die fenomenen die er plotseling zijn en iedereen in beslag nemen. Waar ik bijvoorbeeld aan denk zijn RSI-klachten. Ik kan me nog herinneren dat opeens iedereen RSI-klachten had. Muizen, kantoormeubilair gingen de deur uit en daarvoor in de plaats kwamen ergonomisch verantwoorde meubelen en hulpmiddelen. De een na de ander ging in therapie of meldde zich ziek vanwege pijn in pols, arm, schouder of nek. Nu hoor ik er niemand meer over. Bekkeninstabiliteit was ook zo’n ding, iedereen had het erover of had het. Al lange tijd heb ik het woord bekkeninstabiliteit niet meer gehoord.

Nu is veiligheid op de werkvloer een hot item, en ik ben zo benieuwd of we dit over een tijdje bij de categorie RSI-klacht en bekkeninstabiliteit kunnen bijschrijven. Of word ik nou te cynisch? Wat best zou kunnen. Wat me wantrouwend maak, is dat onveiligheid en grensoverschrijdend gedrag van alle tijden is. Ik heb er volop zelf mee te maken gehad en het is niet uitgesloten dat ik me er zelf schuldig aan heb gemaakt.

Wat dat laatste betreft, ik heb als baas drie of vier keer van mensen afscheid genomen waarvan ik vond dat ze niet functioneerden. Wat doe je als iemand niet functioneert? Je hebt twee mogelijkheden, of je laat de boel door kankeren, of je doet iets. Ik deed altijd iets. Ik startte eerst een serie goede gesprekken, hielpen die niet, dan begon ik ten einde raad een traject om afscheid van elkaar te nemen. Altijd met open vizier, eerst opnieuw een gesprek waarin ik vertelde wat ik er van vond en dat het me beter leek afscheid te nemen. Vervolgens begon ik een dossier bij te houden. Als ik genoeg bewijsmateriaal had, namen we afscheid, soms met behulp van advocaten. Degene die het betrof, zal zijn werksituatie best als onveilig hebben ervaren en mijn gedrag grensoverschrijdend of toxisch, om nog eens een modewoord te gebruiken. Ik denk dat dergelijke trajecten erbij horen.

Als manager wist ik wat ik wilde, ik had al snel een doel voor ogen waarvan ik vond dat het goed was voor het bedrijf. Sommige mensen zullen dat best lastig hebben gevonden. Maar ja, als je ergens wilt komen, dan moet je geen rondjes gaan lopen of op je kont gaan zitten.

Zelf heb ik ook een paar keer in onveilige situaties gezeten, waarbij ik me ontzettend kneep. Toppunt daarin waren de eerste jaren dat ik in Groningen werkte. Ik was daar aangenomen door een interim-manager. De toenmalige directeur, T.P., was op non-actief gesteld en de interim-manager verzekerde mij dat hij nooit meer terug zou keren.
Als hoofd marketing kwam ik in een managementteam dat volledig bestond uit trouwe volgers van T.P. Mijn aanstelling zagen ze als een vijandige actie. Na een jaar kwam T.P. terug die mij zag als een onwenselijke indringer. Ik denk dat het twee jaar heeft geduurd. Het waren toxische jaren, maar ik heb ze overleefd. Uiteindelijk heb ik dat hele managementteam overleefd. Mijn devies was altijd: het kwaad straft zichzelf. Vaak kwam dat uit. Er kwam een tijd dat de boel werd schoongeveegd. Heerlijke tijd toen, ik heb genoten.

Zo zou ik meer onveilige werksituaties kunnen noemen. In het begin van mijn carrière was ik geïmponeerd door de ervaring van de mensen waarmee ik werkte, ik voelde me onzeker, wat ik zoveel mogelijk verborg. Ik heb ook nog ooit twee jaar moeten samenwerken met een pathologische gek. Maar in al die situaties is nog nooit de gedachte bij me opgekomen dat ik behoefte had aan een vertrouwenspersoon. Ik was, en ben er nog van overtuigd, dat dit bij het leven hoort. Waar meer dan twee mensen samenwerken is er grote kans dat er ellende ontstaat. Ecce homo. Je moet naar bevindt van zaken handelen, dacht ik altijd, en waar mogelijk terugvechten. Ik vind dat ik van al die oorlogssituaties erg veel heb geleerd, ik had ze niet willen missen, ook al heb ik ze verfoeid. Maar ja, ik heb het altijd als een onvermijdelijk onderdeel gezien van een carrière en samenwerking met mensen.

 

Dansen

Zaterdag 29 juli, Cadouin

 

Tot afgelopen zaterdag wist ik niet wanneer ik voor het laatst had gedanst. Ik hou van jongs af aan niet van dansen. Mijn lichaam is er niet voor gebouwd. Het voelt zo aanstellerig als ik dans. En het kleine sprankje zin om wel te dansen, is er door opmerkingen van mijn kinderen en Wyb eruit gepraat. Als ik eens danste, dan begon het gejammer. ‘Geer, niet doen, het ziet er niet uit.’ ‘Pa, dat kun je op jouw leeftijd echt niet meer doen.’ ‘Lief, het lijkt me beter om niet te doen, eerlijk gezegd ziet het er niet uit.

Afgelopen zaterdag heb ik dan eindelijk weer eens gedanst. Het bier smaakte die avond prima. De nummers die werden gezongen waren mijn nummers, al kon de zangeres er geen hout van, ze deed het met overtuiging. En de dansers die al de hele avond op de vloer stonden vormden, hoe slecht ik ook ben, geen concurrentie. Zo liep er al de hele avond een oude rocker over de dansvloer met een elektrische gitaar in zijn armen. Hij hield het instrument vast zoals je een geliefde vasthoudt. De andere dansers waren een Vlaams gezelschap waarvan het vet alle kanten op deinde. Hun enthousiasme kende geen grenzen, evenals hun schaamte.

Tot uiteindelijk een van de Belgische dames onze kant opkwam en Wyb en mij de dansvloer optrok, weigeren was geen optie. De hele camping stond al te swingen. Ik begrijp wel waarom Esmee, Malu en Joris al jaren naar dezelfde camping gaan. Vrienden te over.

Ik hou best van muziek, maar ik doe er niets mee en ik weet er niets van. Wyb hoort de eerste noten van een nummer en ze weet de titel en wie het speelt. Ik heb totaal geen muzikale opvoeding gehad. Mijn vader hield van Vicky Leandros, mijn moeder van boeken. Ik had geen oudere broers die mij konden inwijden in de muziek van Elvis of The Beatles. Pas in mijn puberteit leerde ik Ten Years After en Led Zeppelin kennen en de Stones natuurlijk, waarop ik afgelopen zaterdag weer danste. Het was volgens mij zelfs de tachtigste verjaardag van Mick Jagger.

Maar toch. Afgelopen dagen keek ik naar een documentaire over The Band aan de hand van een interview met gitarist en songwriter Robbie Robertson. Ik smolt. Bob Dylan hoorde ik met The Band zingen, Van Morisson en Eric Clapton, en ik wist: zo klonk mijn jeugd, dit is het geluid van mijn jeugd. Eigenlijk vind ik alle muziek die daarna is gemaakt inferieur. Dit is de moeder aller muziek, dit is de muziek die bij me hoort. Maar ja, ik heb er ook geen verstand van. En, kleine kanttekening, door Wyb leerde ik The White Stripes en Radiohead kennen en die vind ik ook hartstikke goed. Maar de muziek van The Band en consorten is toch andere koek, lekkerder koek, mijn koek.

 

Claire

Vrijdag 28 juli, Cadouin

 

Toeval bestaat en is overal en altijd.

Vorig jaar gingen we terug naar Les Trois Comtes, onze voormalige chambres d’hôtel om een tegeltje van een hondje te halen dat we waren vergeten. We ontmoetten daar onze opvolgers, Max en Brigitte, Oostenrijkers.
Ik vroeg of Le Mazelet nog altijd hun huiswijn was. ‘Absoluut niet. Ik ben vijfentwintig jaar wijnhandelaar in de Verenigde Staten geweest en weet dat ze in de Langoudoc geen goede wijn maken. Wij schenken wijn uit de Bordeaux.’
Wyb en ik weten dat dit een domme opmerking was, want er wordt in de Languedoc uitstekende wijn gemaakt, al moet je de goede wijnmakers wel weten te vinden.

‘En doen jullie ook tables d’hôtel?’ vroeg Wyb. ‘Elke avond,’ zei hij opnieuw ietwat agressief, ‘ik kan het mijn gasten toch niet aandoen om hier in de regio te moeten eten.’ Wij konden onze verbazing nauwelijks verbergen en noemden een aantal restaurants waarvan wij uit veel eigen ervaring wisten dat ze uitstekend waren. Nee, daar had hij nog nooit van gehoord.

Pasos (100% rock and roll), onze Portugese zwembadman, had hij de deur gewezen. Belachelijk wat hij aan geld vroeg. We hadden het niet hoeven vragen want we zagen meteen aan het zwembad dat er een algenplaag op uitbarsten stond.

Bij het afscheid vroeg hij of wij een keer wilden aanschuiven bij een tables d’hôtes. We zeiden ja, kregen ons tegeltje, en ik wist dat ik die man nooit meer wilde zien. Op internet zagen we de waardering voor Les Trois Comtes naar beneden donderen. In de reviews klaagden veel gasten dat ze het zwembad niet konden gebruiken.

Afgelopen zaterdag, op weg naar Esmee en de kinderen, zijn we even in Saint-Hippolyte-du-Fort. Natuurlijk lopen we langs Les Trois Comtes. ‘Zullen we eens aanbellen?’ stelt Wyb voor. We weten dat Max und Brigitte er inmiddels mee zijn gestopt. Op internet zagen we dat ze steeds minder gasten hadden, maar misschien wonen ze er nog. ‘Alsjeblieft, dadelijk doet die man open, daar heb ik echt geen zin in.’

We staan voor de deur van Les Trois Comtes. Met heimwee kijken we naar het huis. Op dat moment komt er een auto aanrijden en hoor ik: ‘Hé, Gerard en Wybrich!’
Het is Claire, de eigenaresse van het huis. Maar dat kan niet, want Claire woont in Londen en komt nauwelijks naar Frankrijk. ‘Wat fijn dat ik jullie zie, willen jullie even binnen kijken? Maar schrik niet, die Max en Brigitte hebben het hele huis leeggeroofd.’
Wyb en ik stappen over de drempel van het huis waar we zoveel van hielden. Bij Wyb springen zelfs de tranen in haar ogen, wie had ooit gedacht dat we er ooit nog eens naar binnen zouden lopen.

Maar Les Trois Comtes is Les Trois Comtes niet meer, iemand heeft de ziel gestolen. De meubels zijn weg, de fijne houtkachel. Op de trappen zitten beschadigingen, de kersenboom, een feest voor bijen, is morsdood, zwart, zonder bladeren en takken, wacht de stam op het vellen. Het zwembad is leeg en vies, niets is onderhouden. Alle monumentale spiegels: verdwenen.

Claire vertelt ons dat Max en Brigitte alles hebben meegenomen naar Italië, waar ze nu wonen. Met vier busjes hebben ze alles afgevoerd, terwijl het toch echt allemaal het eigendom van Claire was. De schade loopt in de tienduizenden euro’s. Ze is naar Frankrijk gekomen om het huis zijn ziel terug te geven.
Wyb en ik lopen met verbazing rond: hoeveel schade kan een klootzak in korte tijd veroorzaken. De goudvissen in het historisch basin leven gelukkig nog.

Onthand

Donderdag 27 juli, Cadouin

 

Ik wandel met Dies dagelijks langs deze muur (zie hieronder). De muur staat op het eind van ons weggetje. Heel Frankrijk staat vol met muren van gestapelde stenen, hele generaties moeten alleen maar stenen hebben gestapeld, er moet voor miljoenen kilometers aan muur liggen, neem alleen al de muurtjes die de terrassen op de heuvels en bergen vormen.

Deze muur, ik kan het garanderen, is gloednieuw. Hij is vorig jaar gestapeld. Zes mensen, soms zelfs zeven, hebben er drie maanden aan gewerkt. Zorgvuldig werd steen voor steen gekozen opdat het een stabiele muur werd. De totale kosten van deze honderd meter lange muur: honderdduizend euro. Een terechte prijs, want ik heb de muur zien bouwen -een heidens karwei, waardoor ik vaak moest denken aan onze middeleeuwse voorouders, wat hebben ze gesjouwd en gezweet.

Boven op de muur ligt de tuin van een veel te groot houten huis. Inspiratiebron voor het huis waren de vele tabaksschuren van de Dordogne. Maar tabaksschuren hebben altijd de juiste maat, dit houten huis is ontsproten uit de geest van megalomaan patsdenken. Het huis, een van de vier huizen aan ons weggetje, staat er in zijn lompheid totaal misplaats en heeft minachting voor zijn omgeving.

Naar mijn laatste informatie is het huis van een Parijse professor. Al bijna een jaar lang is er niemand geweest. Goed beschouwd is het toch van een abjecte luxe, een huis hebben dat van de 52 weken 49 weken leegstaat. Ik zou zeggen: beste asielzoekers, hier staat nog wat leeg, van harte welkom. En het is niet het enige huis in de Dordogne dat maanden leegstaat. Maar goed, die Parijse professor heeft een gaaf muurtje laten bouwen.

Omdat ik me realiseer dat ik hier best eens een blogje over kan schrijven, pak ik mijn iPhone om een foto te maken. Met de riem van Dies in de ene hand en de iPhone in de andere maak ik deze foto. Het is de laatste activiteit van mijn iPhone, hoe het kan weet ik niet, maar het ding valt uit mijn handen op het asfalt. Het resultaat van dit ongeluk zie je onder de foto van de muur. Dat is nu een paar dagen geleden en de schade is alleen maar groter geworden, ik kan inmiddels niets meer met dat voor mij zo belangrijke instrument.

De iPhone is het verlengstuk van mijn armen. Het is mijn venster op de wereld. Het is mijn stem en mijn oren. Dagelijks tuur ik tussen de vier à vijf uur op het ding. Ik lees er mijn kranten op, kijk er op naar televisie en 90% van mijn communicatie met de buitenwereld gaat via dat ding.

En nu? Alles is doodgevallen. Ik ben totaal onthand. Ik zal naar Bordeaux moeten om een nieuwe te kopen. Jammer genoeg moet Wyb nu dagen achter elkaar werken waardoor ik geen auto heb. Ik heb nu een afgedankt iPhone’tje van Wyb in gebruik. Ik kan weer bellen en gebeld worden. De rest is gevuld met oude apps van Wyb, dagenlang zal ik moeten leven zonder mijn belangrijkste hulpmiddel. Na vijf jaar gebruik, hoe zuinig was ik er wel niet op, heeft hij de geest gegeven, en nog wel door mijn eigen onhandigheid. En toen volgde er een vloek.

Chanson

Woensdag 26 juli, Cadouin

 

Als je na maanden je klooster verlaat, heb je een verhoogde staat van waarneming, merk ik. Je ziet alles beter en duidelijker. Graag deel ik een paar observaties van een monnik die een paar dagen vrij had.

Zo zag ik dat Frankrijk lelijker en lelijker wordt. Vermoedelijk blijft die lelijkheid niet beperkt tot Frankrijk. Zo zag ik voor het eerst helder hoe lelijk de steden worden. Aan de oude steden zijn commerciële gezwellen ontstaan, vaak groter dan de stad zelf. Die gezwellen zijn opgebouwd uit een soort stalen blokkendozen waarin de franchisenemer zijn waar aan de man brengt. Voor de deur een enorm parkeerterrein, niets heeft kraak of smaak, zodat de consument naar binnen rent en zijn geld uitgeeft. Het is een soort melkmachine, de koe sjokt naar binnen en wordt vervolgens gemolken.

Wyb en ik leven in een reservaat. Er zijn een paar reservaten in Frankrijk waar de bemiddelde Europeaan zich weldadig kan verschuilen. Ik noem de Provence, de Dordogne, Bourgondië, de Côte d’Azur. Het zijn de plekken waar de laatste romantici heengaan om te genieten van de historische decors waar ze dan in kunnen leven. Daar buiten zijn de grote steden die voor de mensen die er wonen een soort hel zijn, althans, dat lijkt mij. Tussen de reservaten en de grote steden heb je non-descripte gebieden waar voornamelijk verveling en leegte heerst. Procentueel gezien, vormen deze streken het grootste gedeelte van Frankrijk.

Het zou verboden moeten worden dat mensen dingen verbeteren terwijl ze de waarde van het oude niet zien. En dat zou dan speciaal voor bestuurders moeten gelden. Zo waren we in ons geliefde dorp Saint-Hippolyte-du-Fort, waar het oude dorpsplein totaal is ontmanteld. Oude platanen moesten plaatsmaken voor schriele stammetjes, de oude klinkers zijn vervangen door grind en modieus gesteente. Verder is het plein volgezet met modern straatmeubilair. Zo staat er opeens een lange rij fietsrekken. Modieus vormgegeven, alleen wordt er in het dorp, waarin een paar gemene hellingen zitten, totaal niet gefietst. Maar de bestuurders wilden vermoedelijk meegaan met hun tijd. Elk dorp heeft zijn fietsrekken, en Saint-Hippolyte zal daarbij niet achterblijven.

Zo zat ik te mopperen tegen Bernard, onze oude overbuurman en oud-gast van onze chambres d’hôtes, die wij toevalling in ons geliefde dorp tegenkwamen. Bernard was jarenlang de zakelijk directeur van het vermaarde blad Le Point en woonde in Parijs. Tegen het einde van zijn loopbaan vluchtte hij, uitgewrongen, naar Saint-Hippolyte, zoals het moderne leven zoveel vluchtelingen kent. Nu schrijft hij chansons en treedt hij als zanger met een band op in de regio
Terwijl we volmaakt gelukkig op het terras zitten van Cafe de la Bourse geeft Bernard mij het grootste compliment van de afgelopen jaren. Hij vindt dat ik nog Franser dan de Fransen ben omdat ik zo zit te zeuren over dingen die veranderen. In de hoop dat hij daar eens een chanson over schrijft, vertel ik hem dat ik eigenlijk tegen elke verandering ben.

Nu het goede nieuws. Lekker botsen met mijn kleinzoon.

On the road

Zaterdag 22 juli, Cadouin

 

Vanaf morgen blijft Dossiermoddergat een paar dagen leeg. Ik verlaat morgen namelijk mijn klooster. Eindelijk trekt de monnik weer eens de wijde wereld in. Uiteraard gaan vrouw en hond mee en rijden we dwars door Frankrijk van west naar oost naar de Cevennen, alwaar het nageslacht zijn tenten heeft opgeslagen.

Waarom slaat het nageslacht gewoon niet de tenten op in de Dordogne? Wij zijn daar zelf schuldig aan. Zo’n zeven jaar geleden vroeg Esmee of wij met de kinderen mee wilden kamperen. Als horeca-onderneemster op Ameland was het een tijd geleden dat ze op vakantie was geweest en ze wilde de kinderen toch dezelfde mooie kampeerervaringen geven die zij als kind had gehad.

Nou, dat wilden wij wel, zeker omdat we de jaren daarvoor lange reizen hadden gemaakt. We waren al jaren niet meer in Frankrijk geweest. Voor Esmee en de kinderen was het de ontdekking van het kamperen, voor ons de herontdekking van Frankrijk.

Het jaar daarop gingen Esmee en de kinderen opnieuw kamperen en ze kozen een camping dicht bij ons in de buurt, want inmiddels woonden Wyb en ik in Saint-Hippolyte-du-Fort. Die camping daar beviel zo goed, dat ze het volgend jaar daar weer naar toe gingen. 
En daar gebeurde iets wat in mijn jonge kampeertijden nog niet bestond, zelfs niet in de jonge kampeertijd van Esmee. Malu en Joris maakten daar vele vriendjes. Dat deden Esmee en ik ook wel, maar de vriendschappen van Malu en Joris kregen ook na de vakantie een vervolg door de sociale media. Het hele jaar door hielden ze contact met hun vakantievrienden en het jaar daarop werden de vakanties zelfs op elkaar afgestemd.

Inmiddels is dat dus jaren aan de gang en is het ondenkbaar dat het nageslacht niet naar die camping gaat. Esmee heeft het nog wel voorgesteld, maar het was onbespreekbaar, wat ik heel goed begrijp. 
De situatie is nu zo dat Esmee Malu regelmatig naar Brussel rijdt om haar daar naar haar beste vriendin te brengen voor een logeerpartij. Het gevolg dat Esmee een week later opnieuw op en neer naar Brussel rijdt. Dat getuigt niet alleen van grote vriendschap, maar ook van grote ouderliefde.
Wyb en ik passen ons graag aan aan deze situatie en rijden morgen zo’n 550 kilometer oostwaarts.

Heel Frankrijk is gericht op noord, zuid verkeer en vice versa. West, oost verkeer en vice versa betekent rijden over primitieve weggetjes en door ruige landschappen. Wij gaan deze reis graag maken, eindelijk weer eens on the road. Ik zie ernaar uit. Woensdag ben ik terug in het klooster en bekommer ik mij weer over Het Dossier.

Motto

Vrijdag 21 juli, Cadouin

 

Een vriend stuurt me een krantenknipsel toe en schrijft eronder: mijn motto. Uit welke krant het knipsel komt, schrijft hij er niet bij. Ik vermoed uit het Financieel Dagblad want het papier is roze. Het motto dat mijn vriend heeft omarmd komt uit een interview met Blackstone-topman Marc Bolland. Het citaat, en daarmee ook het motto, luidt: ‘Soms is het beter één idee van jezelf uit te voeren dan over vijf ideeën mee te praten en compromissen te sluiten.’

Goed motto, al zou ik het woordje soms weglaten, indachtig de uitspraak: ‘Laat vijf mensen samen een paard tekenen en het wordt een kameel.’ Zeker door mijn werk in de toneelwereld heb ik een afkeer gekregen van democratie in creatieve processen. Er werd daar wat afgeouwehoerd en ik kan niet zeggen dat dit het resultaat ten goede kwam. Niet voor niets is het toneel in Nederland gemarginaliseerd, het publiek weet inmiddels dat het vaak slappe hap is, dat het resultaat door teveel molens is gedraaid.

Als je het belang van toneel bijvoorbeeld afzet tegen het belang van de beeldende kunst en de literatuur dan komt het toneel er bekaaid af. Het toneel speelt eigenlijk geen enkele rol in het maatschappelijk discours, alle discours blijft beperkt tot de eigen kring. Beeldende kunst en literatuur is het werk van individuen en leidt daardoor tot krachtige werken met een duidelijke smoel, in het toneel zie je dat sporadisch. Tussen het vele kaf is er nauwelijks koren te vinden.

Boven het motto van mijn vriend staat een kop die ik minstens zo interessant vind. Opnieuw wordt de Blackstone topman geciteerd: ‘Fictie geeft je de open blik die in het bedrijfsleven goed van pas komt.’ Die had ik nog niet eerder gehoord, maar ik kan me er veel bij voorstellen.

Mensen die lezen hebben zoveel voor op mensen die dat niet doen. Fictie stimuleert de fantasie en levert je vaak onverwachte wendingen en inzichten op. Een boek kun je sowieso alleen met een open blik te lijf gaan. In de basis is er openheid en overgave nodig om je in een boek te laten meevoeren. Waar dat varen heen gaat, niemand die het weet. Dat is het mooie van fictie.

 

Berenmutsen

Donderdag 20 juli, Cadouin

 

Wyb en ik zitten uitgeteld voor de televisie. We zappen langs de zenders: helemaal niets. Dan komen we langs Het gevoel van de Vierdaagse, een soort dagelijks journaal over het wandelevenement waarmee ik ben opgegroeid. ‘Zullen we hier even naar kijken?’ vraag ik. ‘Als jij wilt, voor mij hoeft het niet, dat weet je wel.’ En zo zie ik sinds dertig jaar weer eens beelden van de Nijmeegse Vierdaagse.

Zowaar verschijnt mijn oude jeugdvriend Fons de Poel in beeld. Goed dat de Vierdaagse nog bestaat, want op die manier heeft Fons nog jaarlijks een mooi klusje. Zoals Theo Koomen ooit bij de Tour hoorde, zo hoort Fons bij de Vierdaagse. Het doet me goed te horen dat hij weer een gewone stem heeft. Fons is een echte Nimweegse jongen en toen hij in Hilversum werd ontdekt, hoorde je onmiskenbaar zijn afkomst. Vermoedelijk heeft hij in die tijd een ongelooflijk strenge stempedagoog gehad. Hij verloor zijn laatste Nimweegse tongval en ervoor in de plaats kwam een soort onnatuurlijk beschaafd Nederlands. Gelukkig merk ik dat die hypercorrectie uit zijn stem is verdwenen en heeft hij zijn natuurlijkheid terug.

De beelden brengen mij meteen terug naar mijn jeugd. Ik kan me goed voorstellen dat Wyb er niets mee heeft, het heeft toch ook iets absurds dat veertigduizend mensen samen gaan wandelen. Onvoorstelbaar dat daar zoveel mensen voor zijn te vinden. Maar ja, mensen zijn nu eenmaal ultieme kuddedieren, geen beter bewijs dan de Vierdaagse.

Dat neemt niet weg dat de Vierdaagse diep in mij zit. Als 3-jarig jongetje vond ik het een machtig gezicht al die lopende en vooral marcherende mensen. Ik zeg marcherend omdat in die tijd de Vierdaagse nog een semi-militair gebeuren was. Legers uit tientallen landen marcheerden in strak gelid, al zingend voorbij, afgewisseld met, in mijn herinnering, tientallen militaire muziekkorpsen. Het moet een imposant gezicht zijn geweest, voor mij als jongetje zeker. Het ene muziekkorps was nog niet voorbij of het volgende kondigde zich in de verte al aan. Als de Engelse ‘berenmutsen’ in hun strak rode uniformen langs marcheerden, vluchtte ik het huis van mijn oma binnen. Tegen zoveel machtsvertoon was mijn prille jongenshart niet bestand.

In de jaren zeventig kwam er steeds meer protest tegen dit militair vertoon. De muren werden vol gekalkt met de leuze ‘Is het hier oorlog?’ en volgens mij wierp dat vruchten af. Of militairen nog steeds het beeld bepalen weet ik niet. Vast niet. In 1983 verliet ik de stad en daarmee verwaterde mijn interesse voor de Vierdaagse. Neemt niet weg dat ik toch geniet van Het gevoel van de Vierdaagse, hoe vaak heb ik zelf wel niet langs de route gestaan.

Nu herinner ik me de laatste keer dat ik erbij was. Lies liep met een vriendin voor de eerste keer mee en ik wachtte haar met een fles champagne en glazen op voor het huis van mijn toenmalige beste vriend J. die zo’n honderd meter voor de finish woont. It’s all history.

De naakte aap

Woensdag 19 juli, Cadouin

 

In de laatste dagen dat we in Saint-Hippolyte-du-Fort waren, lieten we het zwembad leeglopen omdat het gerepareerd moest worden. Het zwembad gaf precies weer hoe wij ons voelden. Treurige leegte, verslagen, nutteloos, desolaat. Op de bodem stond nog een laagje vies water. Er waaiden steeds meer herfstbladeren in. Het zwembad intrigeerde me en op een gegeven moment besloot ik in het midden een stoel te zetten en er in al mijn lelijke naaktheid op te gaan zitten. Wyb maakte de foto. Voor ons is het een iconische foto geworden: afscheid van een periode in ons leven. Onze situatie en gevoel samengevat in één foto.

De foto bleef in mijn hoofd zitten. Die naaktheid, dat existentiële niets -waar kom je dat nog tegen. We leven in een preutse tijd, alsof we dat trouwens niet altijd hebben gedaan. Die seksuele revolutie uit de jaren zestig stelde ook niet zoveel voor, het mannelijk deel van de mensheid creëerde een manier om er op lost te kunnen neuken, meer was het eigenlijk niet.

Door die foto in het zwembad rijpte bij mij het idee voor een absurde fotoserie, een serie die volledig tegen de tijd ingaat. De essentie van het idee: ik laat mij op onverwachte plekken naakt fotograferen. Voorbeeld: ik sta alleen maar naakt te staan midden tussen de mensenmassa op de Dam. Ander voorbeeld: ik sta naakt midden op straat in een vinex-wijk. Op alle foto’s sta ik alleen maar wezenloos te kijken. Ik verwijs nergens naar, vertel met mijn pose geen verhaal, ik ben ontdaan van alle opsmuk. De naakte mens, de naakte aap, die zich ontworsteld denkt te hebben uit het dierenrijk en het aardse slijk.

Het enige naakt dat we tegenwoordig nog zien zijn de sixpacks, de opgepompte lijven en de perfecte vrouwelijke lijven op de socials. Elk ander naakt, de grote massa, verstopt zich vol schaamte. Veel mensen voelen zich schuldig omdat ze niet eindeloos aan hun lijf hebben gewerkt, dat zij niet behept zijn met de perfecte lijn en maten. Bullshit natuurlijk. Als voormalig kampeerder op naturistencampings weet ik dat schoonheid enorm nivelleert als iedereen naakt loopt. Niet dat mijn fotoserie dat propageert, helemaal niet. Ik heb geen andere pretentie dan de mens te laten zien in zijn existentiële naaktheid, en dat ook nog met een lichaam dat is verouderd en in verval.

Ik had Wolter gisteren aan de lijn, ik vertelde het idee en hij zei: ‘Dat is weer een van je nihilistische, misantropische ideeën.’ Klopt Wolter. Wyb en ik trokken eergisteren de uitgestrekte bossen in om te kijken of ik überhaupt het lef had om mijn kleren in de openbare ruimte uit te trekken.

Eerste bevindingen. Ik ben op zoek naar een fotograaf, want Wyb ziet zichzelf geen naakte man op de Dam fotograferen. Ik moet de serie dus uitvoeren met een andere fotograaf en een paar mensen om mij heen. De fotograaf staat voorbereid klaar, twee mensen pakken mijn kleren snel aan en kleden me, als de foto is gemaakt, snel weer aan. Ook die functie ambieert Wyb niet. Ik zoek dus een fotograaf die mijn intenties begrijpt. Ik zelf doe de afwerking van de foto’s. Ik neem, zowel qua fotografie als de intenties, de eindbeslissingen, in eerste en laatste instantie is het mijn project en ben ik er de eigenaar van.

Time squeeze

Dinsdag 18 juli, Cadouin

 

Ik vind het leven eigenijk steeds leuker worden. Je maakt wat mee. Er zijn mensen die beweren dat het niet lang zal duren of we kunnen ons leven in stappen van vijftig jaar elke keer met twintig jaar verlengen. Zo jammer dat ik net voor zo’n stap er niet meer zal zijn. Wat dat betreft behoor ik tot de pech-generatie. Er is zoveel dat we niet gaan meemaken.

Gelukkig maken we veel wel mee. Ik raad iedereen aan naar de documentaire American Dharma te kijken, uitgezonden afgelopen zaterdagnacht. Het is een interview met Steve Bannon, de man die Trump grootmaakte. De documentaire duur liefst anderhalf uur en is een direct inkijkje in de hel. Ik was geen misantroop, ik wilde geen misantroop zijn, echt nooit, maar het was onvermijdelijk dat ik als misantroop eindigde. Er is geen mens die deugt, schreef Schopenhauer al. En ik begin er nog van te genieten ook.

Zo smul ik deze dagen van het nieuws dat bij het accountantsbureau KPMG na onderzoek bleek dat de afgelopen vijf jaar ruim honderd medewerkers per jaar sjoemelden bij interne examens. Dat vind ik als misantroop nou een mooi gegeven. Een accountantsbureau wordt geacht de meest onkreukbare, de meest integere van allen te zijn. En wat denk je, als kwajongens jatten ze, of krijgen ze de antwoorden van collega’s toegespeeld.

Ja maar, dat is KPMG, rond dat bureau hing altijd al een luchtje. Oh ja? Nu blijkt dat bij de drie andere vier grootste accountantsbureaus hetzelfde aan de hand was. En dat moet onze overheden en bedrijven controleren.

Kent u Roger van Boxtel? Een man met wel veertien vinkjes. Hij was ooit lid van de Tweede Kamer voor D’66, werd minister van Binnenlandse Zaken, was fractievoorzitter van D’66 in de Eerste Kamer. Daarna werd hij, naast een heleboel andere functies, nog president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen. Een van die heleboel andere functies was president-commissaris zijn van KPMG. Voor mij behoorde hij tot de meer integere politici, ik stak mijn handen voor hem in het vuur.

En verdomd, wat denk je, ook Roger heeft ordinair de boel zitten te bedonderen. Spieken is natuurlijk een vervelend woord, dat klinkt zo kinderachtig voor een president-commissaris, daarom zegt hij verontschuldigd dat hij een time-squeeze had, hij moest naar een andere afspraak. En toen heeft iemand hem geholpen, ochetoch, en toen werd hij ook nog betrapt. En zo heeft elke valsspeler zijn smoesjes klaar. Hé, Van Boxtel, had die afspraak verzet, er werd integriteit van je verwacht. ‘Het is uit reinheid dat ik ben opgestapt,’ verklaart hij. Het is de ultra nette variant van de scholier die zegt: ‘Ze hebben me van school geflikkerd omdat ik bij het examen de boel heb besodemieterd.’

Van mij mag het allemaal. Ik verzamel deze berichten in een dossier en dat wordt dikker en dikker. Ik zit op een berg in Frankrijk en kijk geamuseerd toe. Alleen jammer dat ik de 140 niet zal halen. Ik voorspel dat het met die mensheid nog kermis wordt en ik kan het niet eens meemaken. Shit, goed beschouwd heb ik ook last van een time-squeeze. Maar niet dat ik die Van Boxtel daarom beter begrijp.

 

Auberge Espagnole

Maandag 17 juli, Cadouin

 

Vlakbij ons dorp ligt een meertje. Vanaf het middeleeuws dorpsplein loop je richting de camping. Voor de camping sla je rechtsaf en dan kom je op een landweggetje dat bergop gaat. Aan het eind van het weggetje, zo’n drie-, vierhonderd meter verderop, ligt het meertje, plan d’eau genoemd.

Plan d’eau heeft een belangrijke dorpsfunctie. Op de eerste plaats omdat Dies daar regelmatig een duik neemt. Hoe ouder hij wordt, hoe meer hij van zwemmen houdt. Ik weet eigenlijk niet of het een kunstmatig meertje is of dat het er al eeuwen ligt. Ik kan me voorstellen dat het eerste het geval is want een andere belangrijke functie is dat het een ondersteuningsfunctie voor de brandweer is.

Daar kwamen we vorig jaar achter. In de buurt waren door een auto, die gegrilde kippen op de markt verkoopt, branden ontstaan omdat de marktkoopman de kolen niet had gedoofd. Tijdens het rijden vlogen ze alle kanten op en veroorzaakten over een lengte van een paar kilometer branden. Binnen de kortste keren hing boven ons meertje een helikopter die een grote bak naar beneden liet zakken, deze vulde met water en naar de branden vloog. De hele middag was hij hier mee bezig, een imposant gezicht.

Dit weekend hadden we er een verjaardagsfeest van de eigenaresse van de paarden die voor ons in de vallei lopen. Het was een auberge espagnole. Ik had nog nooit van die benaming gehoord, maar Wyb wist me te vertellen dat het dan de bedoeling is dat je zelf eten en een fles drank meeneemt. Iedereen had dat goed begrepen want het ontbrak aan niets.
Een van onze dorpsgenoten deelde heerlijke spiesjes uit met wat hertenvlees bleek te zijn. ‘Bent u een jager?’ vroeg Wyb. ‘Zeker,’ zei hij en met enige trots liet hij weten dat hij het hele jaar door jaagde, wat ten strengste is verboden.

We verzamelden ons onder een soort baldakijn ter bescherming voor de zon. Als mijn dorpsgenoten iets goed kunnen is het drinken. Elk uur werd de stemming beter. Mijn stemming daalde, vooral omdat ik merkte dat al mijn geploeter op dat frans maar een mager resultaat afwerpt. Ik kan voor mezelf inmiddels kleine monologen houden en veel vragen in het frans stellen, maar als ik dan antwoord krijg, moet ik afhaken. De ellende is dat die fransen alle woorden aan elkaar smeren en verdomd snel spreken. Ik weet nu precies hoe een Afghaanse vluchteling zich voelt die is uitgenodigd op een Nederlands feestje in een vinex-wijk.

Tot overmaat van ramp kwamen we in gesprek met een buitengewoon aardige dorpsbewoner die voorstelde dat ik me zou aansluiten bij hun badminton clubje. Erg aardig, maar ik haat clubjes, zeker als die ook nog eens gaan sporten. Jammer genoeg was Wyb meteen enthousiast. Ze groeide uit tot een acquisiteur van het clubje. Het zou zo goed zijn voor mijn conditie. ‘Maar ik wandel elke dag een tot anderhalf uur.’ ‘Maar je moet iets aan je cardio doen.’ Dit soort gesprekken.

Pas een dag later hakte ik de knoop definitief door. Natuurlijk ga ik niet badmintonnen. Zelfs als ik het vanuit mijn tenen haal en overstag ga, weet ik hoe het gaat, namelijk zoals het mijn hele leven al gaat. Na drie, vier keer plichtmatig meegaan, krijg ik er een vreselijke afkeer van en haak ik alsnog af. Clubjes bah, sport bah.

Horde

Zondag 16 juli, Cadouin

Ik volg van jongs af aan de Nederlandse politiek. Dat komt door mijn vader die graag naar de debatten in de Tweede Kamer keek. Hij was een fan van Marcus Bakker, een communist en de beste debater van die tijd, vriend en vijand waren het daarover eens. Niet dat mijn vader CPN stemde, wij kwamen uit een sociaaldemocratisch nest en mijn ouders stemden trouw elke verkiezing weer PvdA. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om. Iedereen fladdert alle kanten op.

In al dat volgen van de politiek, vind ik dat ik nu de meest schokkende gebeurtenis meemaak. Het was schokkend dat Pim Fortuyn werd vermoord, maar dat kon je nog afdoen als het werk van een fanatieke gek. Al is het de inleiding van wat we nu meemaken, denk ik.

Ik had groot respect voor Sigrid Kaag. Ik heb niet op haar gestemd, want evenals mijn ouders ben ik al jaren trouw aan één partij. Maar dat neemt niet weg dat ik Sigrid Kaag een verademing vond in de Nederlandse politiek. Eindelijk eens geen opportunistisch populisme. Met Sigrid Kaag werd de Tweede Kamer een stukje beschaafder. Eindelijk weer eens iemand die discussieerde op argumenten en integer was. En van dat tikkeltje, nou ja, tikkel bekakte, kon ik ook genieten. Dat opgelegde volkse gedoe van die v/d Plas daar krijg je toch gauw genoeg van. Geef mij maar Kaag.

En wat denk je, als iemand onder vuur kwam te liggen was het Sigrid Kaag. De Groene Amsterdammer deed een onderzoek naar de online haat rond haar. Kaag kreeg in vijf maanden tijd dertienduizend haatdragende tweets. Dat is elk kwartier één. Hoe ziek kan een land zijn. Hashtags als #heks, #kankerhoer en #landverraadster vlogen haar om de oren. Voor haar deur kwam een hufter met een fakkel staan om haar te intimideren, of te bedreigen. Als ze even later op bezoek gaat om met boeren te discussiëren staan er weer hufters met fakkels klaar. Zijn er ook therapieën voor landen die van het padje zijn?

We moeten beseffen dat die hufters niet alleen voor de deur van Sigrid Kaag staan. Omdat ze daar staan, staan ze ook voor onze deur. Met hun dreigen en sarren zijn ze bezig onze democratie naar de knoppen te helpen. Ik vind het een vreselijk teken dat juist Sigrid Kaag opstapt, wat hadden we nog veel aan deze vrouw kunnen hebben. Ze is gesloopt door een horde hufters. Heb je Geert Wilders wel eens tegen haar tekeer horen gaan in de Tweede Kamer? Het is om je te schamen. Wilders en de zijnen zijn de stoottroepen die de horde de weg wijzen. Dreigen, intimideren, de straf voor die misdaden kan eigenlijk niet hoog genoeg zijn, en dat geldt zowel voor de leden van Tweede Kamer als voor loslopende hufters. Wat mij betreft is het tijd om onze democratie te beschermen.

Na het vertrek van al die lijsttrekkers en hun secondanten hoor je steeds meer de verwachting uitspreken dat er een nieuwe wind gaat waaien. Ik denk van niet. Want één partij vertrekt niet, en dat zijn de kiezers, waarvan een substantieel deel knettergek is. Niet gehinderd door enige kennis of verantwoordelijkheid razen ze door. Als ze op een gek zijn uitgekeken hijsen ze een nieuwe gek op de troon. De hufterisering is compleet. Ik zal nog vaak naar Sigrid Kaag verlangen. Die Caroline van der Plas zie ik nog niet op een tafel dansen.

 

Mild toeven

Vrijdag 14 juli, Cadouin

 

Het is fijn dat er in het vaderland nog aan ons wordt gedacht. Van diverse kanten krijgen we vragen of we het daar in Zuid-Frankrijk wel uithouden. Ik begrijp het wel, koppen in de krant en op NOS Nieuws doen het ergste vrezen: ‘Zinderend heet weekend in Zuid-Europa, regio warmt snel op.’

Gaandeweg dat we in de Dordogne wonen, kom ik erachter dat we hebben geboft. Ik had het me niet gerealiseerd, wist het niet eens, maar het klimaar is hier wezenlijk anders dan van onze vorige woonplek aan de voet van de Cevennen. Terwijl Wyb en ik hard in de chambres d’hôtes aan het werk waren, herinner ik mij temperaturen van tegen de veertig graden, soms zelfs erboven. Ik liet dan ’s middags Dies uit en het leek of de hitte mij in elkaar wilde drukken. Ik wist niet hoe snel ik thuis moest komen.

In de winter gebeurde het tegendeel, dan kon het ijskoud zijn, moesten we constant de houtkachel aanhouden om het een beetje leefbaar te houden. In de herfst werden we, twee, drie keer per jaar geteisterd door de zogenaamde épisode cévenol. Een paar dagen lang kregen we stormen en tropische buien over ons heen. Onze straat, die nogal afliep, veranderde in een rivier. Onweersbuiten die we in Nederland niet kennen, zo heftig, verlichtten soms een avond lang de omgeving. We hebben gezien hoe de rivier l’Herault in een vier uur zes meter steeg. Bruggen verdwenen in het kolkend water, auto’s belandden in bomen.

Hier in de Dordogne is daar geen sprake van. Pas toen wij hier al woonden, hoorde ik dat er zoveel buitenlanders in de Dordogne wonen omdat het klimaat zo mild is. De zomers zijn veel minder heet dan in de Provence, Drôme of Cevennen. De afgelopen tijd was het in Nederland warmer dan hier. Bij ons schommelde de temperatuur zo rond de 25 graden. Ik heb mij voorgenomen Dies niet meer ’s middags uit te laten als de temperatuur boven de 30 graden stijgt en dat is pas twee keer voorgekomen.
In de winter is het veel minder koud dan in de rest van Zuid-Frankrijk. Overdag, als de zon schijnt, en dat gebeurt best vaak, kun je beschut heerlijk buiten lunchen. ’s Avonds gaat het weer naar het vriespunt. Afgelopen winter lag er even sneeuw, maar dat was de eerste keer in tien jaar.

Ander voordeel, in Saint-Hyppolyte-du-Fort bleef het dag en nacht drukkend warm. Hier in de Dordogne koelt het ’s avonds heerlijk af. Er zijn drie dingen die de hitte voor ons dragelijk maken. Op de eerste plaats is dat ons huis. We hebben dikke muren en kleine ramen met ijzeren luiken ervoor. Het vergt enig beleid maar daarmee houden we de hitte buiten het huis. We leven dan in een soort frisse grot. Geen haar op ons hoofd die aan airco hoeft te denken.

Op de tweede plaats is dat onze veranda. Voor en rond onze veranda staan bomen die permanent voor schaduw zorgen en de ergste zon op afstand houden. Moet wel, want ons huis ligt pal op het zuiden. Het derde punt heeft met onze berg te maken waar tegen ons huis is gebouwd. ’s Ochtends is onze berg een soort zonnescherm en liggen we in de schaduw van dat scherm. Het duurt tot half elf voordat de zon over de berg is geklommen en ons huis de volle laag krijgt. Tot die tijd hebben we alle tijd om het huis te vullen met verfrissende ochtendlucht.

Dus niemand hoeft zich zorgen te maken. Het is hier mild toeven. Ik zie op mijn weerapp dat het de aankomende veertien dagen slechts twee dagen warmer wordt dan 30 graden, een dag wordt het zelfs 35 graden. De andere dagen variëren van 25 tot 27 graden.

Briefkaart 2

Donderdag 13 juli, Cadouin

 

Toch nog even terugkomen op het blog Briefkaart van gisteren. Goed dat lezers reageren, zo leer ik nog iets.

Zo stelt Henk per app de simpele, maar ook vileine vraag: ‘Voor de totale helderheid én correctheid : heb je nu van Jan een briefkaart ontvangen, óf een ansichtkaart?’

Ik schrik een beetje van die vraag, want een ansichtkaart is toch een briefkaart en andersom? Oké, Wyb had al wat kritiek, briefkaart is wel een heel ouderwets woord. Maar ik stam ook uit de vijftiger jaren van de vorige eeuw.

Ik google meteen de vraag: wat is het verschil tussen een briefkaart en een ansichtkaart? En ik krijg het geruststellende antwoord: ‘Eigenlijk is het allemaal hetzelfde, ansichtkaart, postkaart, enkele kaart en (prent)briefkaart. De termen worden vaak door elkaar heen gebruikt en er wordt ook hetzelfde mee bedoeld. Maar er zijn ook verzamelaars van kaarten. Deze verzamelaars gebruiken vaak de term ‘ansichten’ en ‘briefkaarten’. Zie nou wel, ik ben toch niet gek.

Maar als ik wat verder zoek, ik heb er toch geen goed gevoel over, blijkt die verrekte Henk toch een punt te hebben. Er blijkt inderdaad duidelijk verschil te zijn. Een briefkaart heeft geen illustratie en een ansichtkaart wel. Een briefkaart is helemaal uitgestorven, de ansichtkaart op sterven na dood. Toch ga ik het niet veranderen, want sinds mijn jeugd gebruikt iedereen, zeker ik, de term briefkaart voor ansichtkaart.’

Ik app aan Henk: ‘Misschien heeft het te maken met het feit dat ik uit Nijmegen kom en niemand eigenlijk iets moest hebben van Duitsers en ansichtkaart vind ik zo Duits.’ Ik denk meteen aan mijn opa die weigerde naar Duitse zenders te kijken. Het is fijn verzonnen van mij, maar of het waar is? Vast niet, ik wist niet eens dat een briefkaart bestond. Jan omzeilde het probleem gisteren slim door over vakantiekaart te spreken.

Henk komt nog even met een verduidelijking en een historische opfrisser:
‘In de jaren ’70 had je de zeer populaire quiz “Voor een briefkaart op de eerste rang”. Ster van het programma was presentator Bob (‘Lieve dames, beste heren’) Bouma. Naast twee deelnemers die met elkaar streden kon je als kijker een briefkaart insturen met daarop het antwoord van de kijkersquiz. En dan een kaartje winnen voor een eersterangs plek in de bios, vandaar de titel van het programma. Maar het insturen van die briefkaart was dus de oerversie van sms-deelnames aan talentenjachten en zo… Een slimme manier om flink wat te verdienen, want er was ongetwijfeld een verdeelsleutel tussen de PTT en de KRO over het splitten van de 50 (?) cent die het sturen van een briefkaart kostte. En er kwamen duizenden oplossingen per uitzending binnen. Een briefkaart, was dus een papier zonder foto, dus géén ansicht, maar louter bedoeld voor een tekstboodschap. Een briefkaart was trouwens ook goedkoper dan een ansichtkaart.’

Als je Dossiermoddergat leest, leer nog eens iets. Weet iemand of je voor dit soort educatieve blogs ook subsidie kunt krijgen?

Briefkaart

Woensdag 12 juli, Cadouin

 

Ik behoor tot de laatsten die met een vriend een uitgebreide briefwisseling voerde. Ik behoor tot de laatsten die genoot van de toneelstukken van Tsjechov en de poëzie van Martinus Nijhoff las. Maar ik behoor ook tot de laatsten die elk jaar een briefkaart krijgen.
Wybrich en ik zijn helemaal niet attent. De intentie is er wel, als het puntje bij het paaltje komt, zijn we te vergeetachtig of te lui. Gelukkig zijn er mensen die daar geen last van hebben.

Een paar dagen geleden kreeg ik een email van Jan waarin hij ons adres in Frankrijk vraagt. Hij schrijft: ‘hoe het ook zij: wil je een vakantiekaart van Terschelling, over twee weken, laat dan weten waar jullie wonen, dan zal ik me een ongeluk plakken aan timbres Néerlandais.’
Nou, dat willen we wel, dus ik stuur hem de volgende dag ons adres.

Sinds jaren krijgen we een briefkaart van Jan en zijn vrouw. De briefkaart komt, behalve dit jaar dan, altijd bij verrassing. Wie verwacht er nou een briefkaart? Zelf sturen we al jaren geen briefkaarten meer, teveel gedoe vinden we. Toch wordt de briefkaart ernstig onderschat. Dat ervaren we elk jaar weer als we de briefkaart van Jan en zijn vrouw krijgen. Als ik de briefkaart uit de brievenbus haal, merk ik altijd weer hoe enthousiast ik tegen Wyb vertel dat we weer een briefkaart van Jan hebben.

In zijn mailtje vraagt hij ook of wij Nederland missen. Ik antwoord dan: ‘De binding met Nederland blijft onverminderd groot. Het klinkt gek maar het maakt voor mij gevoelsmatig niet zo uit of ik in Drenthe of in Cadouin woon, alles is ver weg. Gelukkig ligt Bordeaux twee uur rijden van ons vandaan en dat is een prachtige stad. Bergerac ligt een half uur rijden van ons vandaan, maar dat is toch een tamelijk duffe stad.
Het eerste waar ik naar keek voordat we het huis kochten was of er 4G aanwezig is, die verbinding bleek prima en met een goede internetverbinding waan ik mij in een buurtschap in Nederland. In anderhalf uur kan ik op de Dam staan, want in Bergerac is een vliegveld waar vandaan wekelijks een paar vluchten naar Nederland gaan.’

Ik weet dat er iets aan mijn antwoord schort en Jan legt de vinger op de zere plek: ‘Ik kan me goed voorstellen wat je zegt over dat met internet het verschil tussen Dwingeloo en Dordogne goeddeels is weggevallen. ‘Een leeszaal in je laptop – maar zo groot als de planeet’ dichtte Ingmar Heytze jaren geleden toen de directeur van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek afscheid nam. Evenwel zou ik denk ik toch geen column kunnen schrijven voor de Nederlandse markt als ik in Frankrijk zou wonen. Natuurlijk kun je televisie en krant en radio even fijn meekrijgen, maar dat je op een dinsdagavond, zoals ik zojuist, naar de supermarkt loopt, waar twee jongens naar buiten lopen van wie de ene zegt ‘het lijkt mij het beste idee als we beginnen met de zure matten’ – dat is noodzakelijk om een land echt te verstaan, denk ik. Of een paar dagen geleden, toen een boze man op de parkeerplaats riep ‘Haal die kankerpolitie erbij dan’, want in bepaalde kringen is het woord kanker het duizenddingendoekje van het idioom. ‘Kanker op met je kankersneeuw’, hoorde ik jongens vrolijk wegrennend naar elkaar roepen toen ze in Tilburg hun school verlieten.’

Ik ken het gevaar door Rients Gratama die regelmatig voorstellingen gaf voor geëmigreerde Friezen in Canada of Australië. De taal die hij de emigranten hoorde spreken, zoals hij dat noemde, was een soort geconserveerde taal uit de jaren vijftig, losgeknipt van de levende Nederlandse taal. Ik hoop niet dat Wyb en ik veroordeeld zijn tot een geconserveerde taal uit het begin van dit millennium.

P.S. Shit, alweer een te lang blog. Excuus. Volens Wyb is het woord briefkaart al geconserveerde taal, Jan spreekt niet voor niets van vakantiekaart.

Peer

Dinsdag 11 juli, Cadouin

 

Ik geef toe: ik heb vaak op Rutte afgegeven. Regelmatig was hij de kop van jut in mijn blogs. Naar aanleiding van het laten vallen van zijn kabinet noemde ik hem nog een lul. Waar ik zelf een beetje van schrok, maar ik besloot het woord toch te laten staan. Maar nu hij aftreedt, realiseer ik me dat hij in mijn blogs vooral symbool stond voor het doorgeschoten liberalisme. Het verkleinen van de overheid waardoor die overheid onmachtig werd, het privatiseren waardoor de geldwolven goede sier maken met ons belasting geld, als het om maatschappelijke zaken gaat het uitsluitend denken in geld en ethiek uit het oog wordt verloren. En zo zou ik nog even door kunnen gaan.

Nu Rutte als persoon onschadelijk is, wil ik toegeven dat ik tegen hem persoonlijk niet zoveel had. Ik kon het wel waarderen dat we een premier hadden die op zijn fiets naar het werk ging, een kop koffie of appel in zijn hand. Dat was toch stukken beter dan die stijve hark die we daarvoor hadden, die Balkenende. Goed dat ik zijn naam nog weet, ik heb hem bijna verdrongen.
Wat me dan wel weer irriteerde was dat lachen van Rutte. Dat kreeg af en toe toch debiele trekjes, het leek bijna iets neurotisch, altijd lachen, altijd vrolijk zijn. Koppel dat aan zijn uitspraak ‘visie is als een olifant die het zicht belemmert’, en het beeld ontstaat van een lichtgewicht. In ieder geval was hij niet bepaald de visionaire premier die je je ook zou wensen.

En laten we eerlijk zijn: wat een puinhoop heeft hij ervan gemaakt. Eigenlijk was hij het afgelopen jaar alleen bezig met het opruimen van de zooi die hij veroorzaakte, en dan bedoel ik de grote dossiers: Groningen, kindertoeslag, stikstof.
Aan de andere kant. In de dertien jaar dat Rutte regeerde is de Nederlandse economie gegroeid van 600 tot 900 miljard euro. De werkloosheid daalde van 5,6% naar 3,6%. Aan weer een andere kant was hij een passieve factor in de verduurzaming van Nederland en de klimaatcrisis.

Ik ben zelfs een beetje ambivalent bij zijn vertrek. Ik vrees met grote vreze dat nu wel eens een dijkdoorbraak naar rechts kan ontstaan. Het verbaast me niets als we over een jaar met een kabinet zitten met VVD, bbb, Ja’nog iets en een andere non-descripte partij. Een kabinet waar dom rechts eindelijk zijn vingers bij kan aflikken.

Maar laat ik me bij Rutte houden. Ik raad de lezer aan naar de beelden te kijken op het moment dat hij bekend maakt af te treden. Iedereen in de Tweede Kamer bereidde zich voor op een knetterhard debat, iedereen was geharnast. En toen vertelde Rutte dat hij zou aftreden. 
Al die gewapende lieden verzachtten op dat moment en spraken zelfs ietwat sentimentele woorden tot hem. Maar ik raad de lezer vooral aan op het gezicht van Rutte te letten Ik vond het zo aandoenlijk, hij zat zo te genieten van die woorden, hij was zo trots op zichzelf. Ik vond het mooi om te zien. En ik dacht: eigenlijk ben je best een aardige peer. Wat niet wegneemt dat hij ook een lul was.

 

Aanstelleritis

Maandag 10 juli, Cadouin

 

Ik leef een eenvoudig leven op een berg, we leven tamelijk sober en ingetogen. Zojuist hebben Wyb en ik boodschappen bij de Lidl gedaan in Le Bugue. Bij het boodschappen doen realiseer ik me pas wat voor een toeristeninvasie momenteel in de Dordogne plaatsvindt. Wij zelf leven tamelijk buiten de toeristenstroom, merken er niets van. Maar vanochtend in Le Bugue zie ik de omvang.

Misschien omdat wij nu zo afgelegen wonen, maar daarvoor heb ik mij nooit gerealiseerd wat voor een aanstellers wij eigenlijk zijn geworden. Of wij, beter gezegd: de generaties na mij. En meteen bedenk ik dat die generatie van mijzelf er verrekte weinig van heeft gebakken. Daar paradeert ons nageslacht door de Lidl. Ik heb de neiging ze uit te lachen.

Met verbazing zie ik dat het aantal tatoeages per individu ongelooflijk is toegenomen. Ik zie complete stripboeken lopen. De plaatjes kruipen zelfs de nek in, zitten op gezichten en ik heb al mensen gezien die hun kruin hebben misbruikt. Het zijn wel saaie stripboeken want al die plaatjes hebben dezelfde grauwe kleur. De lelijkheid is letterlijk in lijven geïnjecteerd. De drager denkt dat hij uniek is met zijn plaatjes, maar al die dragers samen, vormen een monotone groezelige massa. Eigenlijk vind ik het gewoon aanstellerij, het dient nergens toe, is inhoudsloos, maar degene die zich laat tatoeëren heeft blijkbaar het idee dat hij een daad verricht.

Dan heb je nog al die lieden die er opgepompt bij lopen. Ja, ze hebben een sixpack. Het schijnt dat je daar trots op kunt zijn. Opeens heb je een begerenswaardig lijf, zegt men. Ik zie in die spieren vooral domheid. Al die mensen die vier, vijf dagen per week in een sportschool hebben lopen trekken, duwen, beuren en hengsten op apparaten om de spieren wat op te kweken. Wat een armoe. Wat hadden ze in die tijd wel niet kunnen doen als ze daarover ideeën hadden gehad. Maar nee, het lijf kreeg de voorkeur en daar lopen ze dan door de LIdl in een strak t-shirt mee te pronken. Armoedige haantjes. Aanstellers.

En hoe stoer die tatoeages en spierbundels er ook uit mogen zien, het zijn de symbolen van generaties die bij wat tegenslag of hard werken een burn-out krijgen, of klagen dat ze zich op het werk zo onveilig voelen. Ochtetoch, er is een manager op mijn werk die steeds zegt dat ik hard moet werken en goed werk moet afleveren, hij legt zo’n druk op mij, ik ga meteen een klacht indienen. Ik voel me zo onveilig en geïntimideerd. De aanstelleritis is overal ingeslopen.

O ja, voor ons reed nog een toerist in een sportwagen met open dak over de Franse wegen langs velden vol zonnebloemen. Frankrijkje spelen. Weer een andere vorm van aanstelleritis.

Herfst

Zaterdag 8 juli, Cadouin

 

We rijden van Villeneuf-sur-Lot naar Cadouin. Het was een stralende dag. Eerst bezochten we vrienden die in de buurt van Villeneuf een kasteel hebben gekocht. Toen we er de eerste keer kwamen schrok ik nogal, wat een werk. Door hard werken hebben ze er een paradijs van gemaakt. Daarna bezoeken we het stadje waarvan de vrienden al hadden gewaarschuwd dat we ons er niet te veel van moesten voorstellen. Het was vandaag voor de eerste keer boven de dertig graden, maar aan de lucht is nu te zien dat daar een einde aankomt. Links van ons zijn de eerste donkere wolken te zien. Wat raar is, want geen van onze weerapps laat zien dat aan een mooie dag een einde zou komen.

Eenmaal thuis lees ik dat het kabinet weer in crisisoverleg bij elkaar is. De VVD doet stoer op een onderwerp waar geen eer mee te behalen is. Het asielbeleid is omgeven door internationale afspraken en onze nationale wetten. De buurvrouw komt langs met drie pilsjes om de sleutel te brengen. Ze gaat op vakantie naar Spanje en wij geven haar kat in die tijd zijn croquettes, zoals brokjes in Frankrijk heten. We drinken op haar vakantie en mijn Frans. Als ze terug is gaan we samen een boek lezen en bespreken om mijn spreekvaardigheid op te krikken.

Intussen wordt de lucht donkerder en donkerder. We zitten op de veranda en kunnen elkaar nauwelijks nog zien. Ver weg is gerommel te horen. Dies kijkt me angstig aan: er komt toch geen onweer? De wolken nemen rare vormen aan.

Ik kijk op Teletekst: het kabinet is gevallen. Die Rutte is gek. En onverantwoord: een desolaat land vol problemen ook nog eens in nieuwe verkiezingen storten.

Het weer in de Dordogne geeft het teken dat er donkere tijden aankomen. Opeens steekt uit het niets een enorme wind op. De hardste storm die ik hier heb meegemaakt. Ik vrees voor de hoge bomen in de vallei, die ook nog eens dicht bij ons huis staan. Wyb, de buurvrouw en ik gaan aan de rand van de veranda staan om naar het natuurgeweld te kijken. De bomen worden gegeseld. Dan, dichtbij, flitsen, gevolgd door harde klappen. Dies vliegt op mijn schoot.

En dan barst de regen los. In anderhalf uur tijd zijn we van de zomer in de herfst beland. Takken vallen van bomen. Op de veranda wordt het kouder en kouder. We nemen afscheid van de buurvrouw die door de regen naar huis rent omdat haar raam openstaat. Wyb en ik gaan naar binnen. Dan wordt het helemaal donker, de stroom is uitgevallen. Weg licht, weg internet. Wyb steekt de kaarsen aan. Mijn mobiel doet het nog en Wyb en ik zitten samen op de bank naar mijn mobiel te kijken waarop we het laatste nieuws rond de val van het kabinet volgen.

Ik hoor Rutte zeggen dat het niet de schuld is van de Christen Unie dat het kabinet valt, we hebben gezamenlijk besloten te stoppen. Slim, denk ik, je wijst toch naar de Christen Unie, een verdachtmaking verstopt in sympathieke verdediging. Lul. Want als het kabinet ergens door valt is het omdat jij een deadline stelde en je hard opstelde. Dan valt ook de telefoonverbinding uit. Verstoken van licht, internet en telefoon zitten we in de door kaarsen verlichte kamer. We besluiten maar vroeg naar bed te gaan, het donker einde van een stralende dag. De weg ligt open voor een rechts kabinet.

Kloosterleven

Donderdag 6 juli, Cadouin

 

Ritme, regelmaat, zijn voor een monnikenleven van groot belang, heb ik op de monnikenschool geleerd. Regelmaat geeft structuur aan rituelen. Regelmaat zorgt er ook voor dat je niet wordt afgeleid door zaken die niet van belang zijn. En de wereld is één grote poging om de monnik af te leiden van eenzaamheid en werk. Ik word een steeds betere monnik.

Ik was vanochtend vast van plan om samen met Wyb op te staan en haar dan naar haar werk te brengen. Op die manier had ik vandaag de beschikking over de auto en kon ik eindelijk weer eens de wijde wereld in. Niet dat ik daar grote behoefte aan heb maar er is een directe relatie tussen mijn toenemende monnikenbestaan en mijn afnemende fotoproductie. Wie wil fotograferen zoals ik wil fotograferen moet zwerven. Maar de laatste tijd zwerf ik niet meer. Dat komt omdat ik geen auto ter beschikking heb, maar dat komt ook omdat ik in toenemende mate hecht aan het ritme van de dag in mijn seculiere klooster.

Als Wyb zegt dat ik nu toch echt moet opstaan als ik haar nog wil wegbrengen, kreun ik dat ik toch maar liever blijf liggen, dat ik geen zin heb om vandaag te gaan jakkeren. De fotograaf in mijn zegt: slappeling. De monnik in mij zegt: goede beslissing, jongen. Het feit dat ik blijf liggen is geen luiheid. Want ik weet dat vijftig minuten nadat Wyb is opgestaan, ook ik zal opstaan. Voor Wyb gaat de wekker op tien over zeven af, gevolgd door mijn wekker om acht uur, waardoor we elkaar nog net een afscheidskus kunnen geven en ik haar op het hart kan drukken dat ze voorzichtig moet rijden.

Dan begint mijn kloosterleven. Lichamelijke verzorging, innerlijke verzorging, studie, schrijven, lezen, hond uitlaten dmv lange wandeling, lezen, wachten op de terugkomst van Wyb , samen 0.0 drinken en een zakje chips eten op de veranda, koken, beneden in de tuin eten, even het vuil wegbrengen naar de dorpscontainer, wat tevens een kleine avondwandeling is, afwassen, genieten van de vallende avond, samen wijn drinken, naar binnen om televisie te kijken, Wyb valt op de bank in slaap, ik kijk nog even verder op televisie, dan samen naar bed. Dit is het ritme van mijn profane worshippen, pure devotie, mijn eredienst aan de geest en de rust.

Dit is nog eens het roer om. Hoe anders is mijn leven nu dan vroeger, toen ik banen in Amsterdam en Rotterdam had en mijn halve leven zich in treinen afspeelde met een telefoon aan mijn oor. Hoe heerlijk is het kloosterleven, een klooster zonder abt, een klooster met een kloosterorde van twee personen, waarvan de een ook nog eens 35 uur per week voor werk weg is en geen idee heeft dat ze in een klooster woont.

Schemerleven

Woensdag 5 juli, Cadouin

 

Dit blog vormt een bizar contrast met het huidige zomerweer, geef ik toe. Het is op de aarde nog nooit zo warm geweest als nu. Amerikaanse deskundigen zeggen dat afgelopen maandag de warmste dag ooit gemeten was. De gemiddelde temperatuur op aarde was maandag 17,01 graden Celsius. Wat mij eerlijk gezegd een beetje tegenvalt. Of is het meevalt? Ik had gedacht, gezien de opwarming van de aarde, dat de gemiddelde temperatuur hoger zou zijn. Zeker als je, zoals ik, wel eens in de woestijn van het Indiase Rajasthan bent geweest.

Mijn blog gaat over februari 1963. In die maand liep ik over een bevroren Waal. De Waal? Bevroren? Als dit in gesprekken wel eens ter sprake kwam, en ik dat vertelde, trof ik vaak ongeloof. Wie de Waal kent weet dat hij niet bevriest, de Waal is een machtige stroom, die is niet te temmen, was dan de reactie. Toch wel. Ik heb echt in februari 1963 een Volkswagen over een bevroren Waal zien rijden. Er zijn foto’s die dat bewijzen.

Het is een beetje raar om er nu over te beginnen, maar dat komt door het boek dat ik lees. Het is geschreven door Jaap Robben, het heet Schemerleven en speelt zich tot nu toe af in Nijmegen, ik ben op bladzijde 45. Tot mijn grote genoegen beschrijft Jaap Robben het beeld dat ik als 9-jarige met eigen ogen heb mogen aanschouwen. Hij schrijft vanuit het perspectief van een 21-jarige hoofdpersoon:

‘Ik had een gladde vlakte verwacht, maar de rivier lag erbij als een slordig geploegde ijsakker. Rond de vastgevroren binnenvaartschepen aan de kade stuwde het ijs omhoog en verderop richting de Waalbrug hadden zich grote ijsplaten opgehoopt waardoor het daar leek op de ruïne van een winterpaleis.
Bij de oude gascentrale naast de spoorbrug liep de kade schuin af, daar krioelde het van de mensen. Jongens van een studentenvereniging hadden met olielampen een veilige route uitgezet naar de overkant van de Waal die je zelfs na zonsondergang terug kon volgen. Het witte ijs was versleten, vol barsten en putten, maar nog altijd dik en onwennig glad. De harde kou beet direct door mijn schoenzolen heen. Mijn voeten leken te krimpen in mijn pantysokken. Ik schuifelde een paar stappen vooruit en glimlachte in het rond. Niemand die het zag. Vaders trokken sleeën met soms vier kinderen erop, een processie van gearmde echtparen in zwarte jassen schuifelde naar de andere oever. Iedereen was samen met iemand op de vlakte, zelfs de kleumende nonnen hadden elkaar om overeind te blijven.’

Toen ik dit las, realiseerde ik me dat ik getuige ben geweest van best wel een historische gebeurtenis. De generaties na mij zullen nooit meer een bevroren Waal zien, zoals ze, grote kans, ook nooit meer een Elfstedentocht zullen meemaken. Nou ja, ik zie eerder nog een Elfstedentocht doorgaan dan een Waal die bevriest.

X

Dinsdag 4 juli, Cadouin

 

Ik ben al jaren lid van de Coöperatie Laatste Wil (CLW). Ik werd lid om pragmatische en ideële redenen. Pragmatisch omdat ik op die manier hoopte Middel X te kunnen krijgen, een middel om jezelf te euthanaseren. Heb ik daar plannen voor? Helemaal niet. Maar het ligt zeer voor de hand dat ik dat plan wel krijg, bijvoorbeeld als ik terminaal word of mijn psychische en fysieke gesteldheid zodanig beroerd is dat ik niet meer wil leven.

Maar waarom bespreek je dat niet met je dokter? En pleeg je niet via het medisch traject euthanasie als dat nodig is, zullen sommige lezers zich afvragen. Door al dat verhuizen van ons heb ik vele dokters gehad en het is nu zelfs zo dat ik een dokter heb die ik nauwelijks versta als niet Franstalige. Bovendien moet je hier in Frankrijk niet over euthanasie beginnen, want dan slaan de stoppen door. Het is een groot taboe.

Maar ook al had ik wel een vertrouwensband met mijn dokter, dan nog zou ik het niet met hem bespreken. Ik vind dat dokters er zijn om mensen beter te maken en niet om hen in te laten slapen. Komt bij dat officiële euthanasie aan strenge wettelijke regels is gebonden en ik ben er tegen dat de wetgever grenzen aan mijn doodswens stelt. Bovendien heb ik meegemaakt dat een dokter, ondanks dat alles was geregeld, op het moment suprême weigerde de afspraken na te komen. Een dokter bleek opeens een onbetrouwbare factor. Maar bovenal: er is één iemand die over mijn dood gaat, en dat ben ik zelf. Ik wil volkomen over mijzelf kunnen beschikken. Over hoe en wanneer ik dat besluit neem, zal ik uiteraard goed overleggen met mijn naasten. Maar ik vind niet dat de wetgever, de dokter of god daar enige invloed op hoeft te hebben.

Volgens de huidige wetgeving kunnen mijn naasten op het moment van sterven beter niet bij mij zijn. Zelfdoding is niet strafbaar, maar de hulp bij zelfdoding is dat wel. In het Wetboek van Strafrecht staat dat degene die een ander behulpzaam is bij zelfdoding of hem daartoe de middelen verstrekt, een misdrijf pleegt als de dood ook daadwerkelijk intreedt.

Omdat zowel Middel X eigenlijk niet verkrijgbaar is en er geen zelfbeschikkingsrecht bestaat over de dood ben ik, de ideële redenen, lid geworden van de CLW. Zoals het lang duurde voordat er in Nederland een euthanasie wetgeving kwam, zo zal het nog wel enige tijd duren voordat mensen dat zelfbeschikkingsrecht krijgen, de CLW ijvert daar gelukkig voor. Dat dit uiteindelijk gaat gebeuren, daar ben ik van overtuigd. Onze christelijke medemens heeft momenteel nog veel invloed op het bestuurlijk en juridisch denken, maar dat wordt allengs minder. Nu al bestaat in de samenleving grote mate steun voor het zelfbeschikkingsrecht.

Best mogelijk dat je over dit onderwerp de aankomende tijd veel hoort. Een 30-jarige man staat momenteel terecht omdat hij Middel X verkocht. Sinds een paar jaar is het Openbaar Ministerie ontzettend fanatiek bezig de CLW te criminaliseren. Het OM heeft namelijk een nieuwe topman, Rinus Otte, onthoud die naam want van die man kunnen we nog veel ellende verwachten, een man met een streng gereformeerde achtergrond en hij heeft er zijn missie van gemaakt om deze ontwikkeling te keren. Er staan nu zelfs bestuursleden van de CLW terecht. In de ogen van die Otte ben ik lid van een criminele organisatie.

Per jaar zijn er in Nederland zo’n 1800 mensen die zichzelf doden. Nu moeten veel mensen voor een wrede, eenzame dood kiezen. Ze springen voor treinen, hangen zich op, laten zichzelf versterven of vergassen zichzelf. Onbegrijpelijk eigenlijk dat we mensen ervan weerhouden om waardig en rustig op een zelf gekozen moment te kunnen sterven. Met een zelfdodingspil is veel leed te voorkomen.

Helaas heb ik het middel zelf nog niet in huis. Ik weet om welk middel het gaat en wie goed zoekt kan het in het buitenland verkrijgen. Alleen in Nederland is het verboden om het in kleine verpakking te verkopen, daarvoor zorgde dus de 30-jarige man die nu terecht staat. Maar ik heb het met Wyb besproken en die vindt het geen fijn idee om het in huis te hebben, wat ik begrijp. Neemt niet weg dat ik het wel graag in huis zou willen hebben, want je weet natuurlijk nooit wanneer het moment daar is. Een mens kan beter maar goed voorbereid zijn, je weet nooit in hoeverre je in geval van een calamiteit nog handelingsbekwaam bent.

Voor meer informatie over dit onderwerp: https://laatstewil.nu/

P.S. Ik beloof nooit meer lange blogs te schrijven.

 

Spiegelen

Zondag 2 juli, Cadouin

 

Een biografie lezen is ook een dialoog met je eigen leven voeren, vind ik altijd. Door een biografie doorleef je het leven van een ander en daar spiegel je je eigen leven aan. Ikzelf vind dat een van de geneugten van een biografie lezen. Door diep te lezen, wat iets heel anders is dan het lezen van app’jes of mailtjes, ontwikkel je, schijnt, je empatisch vermogen. Bij het lezen van een biografie is dat helemaal het geval. In het geval van Vasalis heb ik mij 900 pagina’s verdiept in haar leven. Ik heb meegeleefd met haar voor- en tegenspoed, al haar keuzes en overwegingen.

Ik zal een voorbeeld van dat spiegelen met je eigen leven geven. Ik vind dat de biograaf van Vasalis, Maaike Meijer, een meesterwerk heeft afgeleverd. De volgende passage is een voorbeeld van dat meesterschap, maar ook een voorbeeld van het spiegelen. Voor de duidelijkheid. Maaike Meijer noemt Vasalis Vasalis als het om haar dichtersleven gaat en Kiek als het om haar privéleven gaat. Kiek was de koosnaam, of bijnaam van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans, zoals Vasalis werkelijk heette, vanaf haar vroege jeugd.

Hoofdstuk 4, met de titel Tachtig, begint zo:
‘Ouder worden beleeft Kiek soms een gevoel van vrijheid, zoals ze het sinds haar kindertijd niet meer heeft gehad. De ouderdom brengt haar iets terug van haar kinderlijke beleving van de wereld, omdat ze het bestaan nu vaker kan ondergaan als ‘een ruim ogenblik’, zonder overwegingen en conclusies. Wat haar zo boeit in het karakter van haar oude vriendin Carina Bouman is haar levendigheid en echtheid. Een ‘ouderdom gevoed door een onoverwinnelijke jeugd’ lijkt ook haar te zijn beschoren. Ze constateert met verbazing dat ze regelmatig zo gelukkig is als je wel eens kunt zijn op een bergtocht, wanneer je boven de boomgrens bent gekomen, een soort opluchting en ruimte en geluk om wat je ziet.’

Prachtig verwoord, en het omschrijft in hoge mate mijn gevoel van het ouder worden en het niet meer hoeven te werken. ‘Een ruim ogenblik, zonder overwegingen en conclusies’. De kracht van een ouderdom gevoed door een onoverwinnelijke jeugd. Boven de boomgrens komen. Voor mij is dit de mooiste levensfase, eindelijk kun je alle plichtplegingen loslaten. Free at last.
Er zit natuurlijk een groot nadeel aan die ouderdom. Het weten dat je tijd beperkt is. In mijn jeugd had ik vaak het besef van de oneindige tijd, een triomfantelijk gevoel dat er een heel leven voor me lag. Ik geef toe: jeugdige overmoed. Maar toch. Dat is nu anders. Ik zal over dit nadeel Vasalis zelf aan het woord laten.

‘Ik heb zolang ik weet, altijd geschreven, maar nooit bewust een schrijver willen worden. Ik wou een dokter worden en ik wou kinderen hebben, minstens zes. Verliefd was ik altijd, maar met trouwen had dat niets te maken. -Nu voel ik me constant schuldig dat ik schrijven heb verwaarloosd- zo’n grote moot van mezelf. Niemand – niets heeft me deze weg opgedrongen, het is gewoon zo gegaan. En het is te laat. Ik zit vol verhalen, gedachtes, landschappen, zeeën, verlangens, maar ik kan ze niet meer opschrijven.’

 

Teletekst

Zaterdag 1 juli, Cadouin

 

Laat ik eerlijk zijn. Een van de eerste dingen die ik doe als ik ’s ochtends wakker word, is naar mijn mobiel grijpen. Het eerste waar ik dan naar kijk is Teletekst. Ik weet dat een aantal lezers nu begint te lachen. Teletekst, wie kijkt er nou op Teletekst? Het is een overblijfsel uit de steentijd van de massacommunicatie.

Als Ik wel eens het woord teletekst laat vallen bij mijn dochters beginnen ze hard te lachen. Teletekst, het is voor hen het bewijs dat ik een uit de tijd gegroeide boomer ben. Volgens hen leven er inmiddels meer mensen die nog nooit van Teletekst hebben gehoord dan wel. Hun bewering: er is echt niemand meer die gebruikmaakt van dit primitieve medium dat er niet uitziet. Ik dus wel. Het geeft me een snel overzicht van het laatste nieuws. Ik kan ook wel op de NOS.nl kijken, maar dat wordt zo vervuild door sport. Eigenlijk zouden ze alle sportberichten, ook in kranten, met een grote S moeten markeren, dan weet ik tenminste wat ik kan overslaan.

Met het lezen van Teletekst begint mijn dag een beetje op gang te komen. Het wekt mijn nieuwsgierigheid op, mijn irritaties en mijn boosheid. Zo lees ik gisteren dat de Onderwijsraad alarm slaat over het lerarentekort. Ik lees: “Het is nu het moment om keuzes te maken”, zegt voorzitter Edith Hooge in een toelichting. ‘Er moet worden gekeken naar het onderwijsaanbod of wat er op het programma staat in inhoud en tijd kan worden beknot.’ Basisscholen kampen momenteel met een lerarentekort van 10 procent. In het voorgezet onderwijs kan twee derde van de vacatures niet worden ingevuld.

Op de vroege ochtend, terwijl ik nog in bed lig, ontsnapt mij een vloek. Onderwijs heeft altijd mijn speciale belangstelling, vermoedelijk omdat het niet veel had gescheeld of ik had zelf mijn hele leven voor de klas gestaan. Ik wist net op tijd te ontsnappen. Maar het punt is. Dat lerarentekort staat toch al zeker vijfentwintig jaar op de agenda. Eerst zagen we het aankomen, nu is het een fait accompli en al die tijd is er alleen maar eindeloos over gezeverd, vooruit geschoven en geen enkele maatregel genomen. Ik weet ook dat het een groot probleem is, maar je zou eens conclusies kunnen trekken en wèl besluiten nemen, zelfs als ze niet afdoende zijn. Maar niets is zo erg als discussies door laten kankeren. Dames en heren, het is de ziekte van Nederland.

Deze week kreeg ik ook nog flarden mee van het debat over het niet-landbouwakkoord en hoorde ik onze landbouwminister Piet Adema praten. Luister vijf minuten en je weet dat het nooit iets wordt met die man. Wat een lamlendige, christen-democratische slapheid. Inmiddels hebben de boeren de macht in Nederland overgenomen. Ze zitten in grote getale in de waterschappen, ze nemen hun posten in de provinciebesturen in, hebben de grootste fractie in de Eerste Kamer, over niet al te lange tijd zelfs in de Tweede Kamer. Dit allemaal dankzij angsthazen als Piet Adema die niet durven door te pakken en daarmee de boer alle ruimte geven. Goed beschouwd pleegt de boerenlobby een soort coup. In de 18e eeuw stichtten Nederlandse boeren in Zuid-Afrika diverse Boerenrepublieken, in de 21e eeuw zijn ze in Nederland bezig met het stichten van een boerenmonarchie. Arm land.

 

Muziek

Donderdag 29 juni, Cadouin

 

Je bent niets vermoedend aan het lezen en dan is het er opeens: muziek in de oren, pijl in het hart, een gedicht om groot op een muur te schrijven, of altijd bij je te dragen, of zoiets. Ik las in Vergezichten en gezichten, de derde bundel van M. Vasalis. En paf, daar stond het gedicht op bladzijde 37. Om in de oren te knopen, uit het hoofd te leren, in ieder geval altijd paraat te hebben. Het gedicht is titelloos, maar dat zegt niets, dat zijn zoveel gedichten en terecht. Een titel duidt en het is jammer iets meteen al te duiden. Wat niet wil zeggen dat ik niet houd van gedichten met titels. Ik vind titels boven een gedicht best mooi staan. Ze zijn de kroon op een gedicht zou je kunnen zeggen. De dichter doet wat noodzakelijk is. Vasalis schreef dit gedicht dus zonder titel.

 


Als daar muziek voor is, wil ik het horen:
ik wil muziek voor oude mensen, die nog krachtig zijn,
en omgeploegd met lange, diepe voren
en ongelovig. Die de wellust en de pijn
nog kennen. Die bezaten en verloren.
En àls er wijsheid is, die geen vermoeidheid is,
en helderheid, die geen versterving is,
wil ik die zien, wil ik die horen.
En anders wil ik zot en troebel zijn.

 

M. Vasalis

uit de bundel Vergezichten en gezichten

In de schaduw

Woensdag 28 juni, Cadouin

 

Wyb en ik wandelen door de bossen van de Dordogne over een eeuwenoud pad. Opeens komen we op een primitief verhard stuk, gemaakt van zorgvuldig neergelegde keien. Wie heeft deze weg aangelegd? Waarom verhard?
We namen een pad dat we nog niet kennen, het pad slingert over de heuvels en brengt ons in the middle of nowhere in oude nederzettingen, een groepje van drie, vier huizen, gehuchten, hier hameau geheten. De huizen zijn even oud als de paden, van binnen aangepast aan de tijd, maar hun uiterlijk is in eeuwen niet veranderd. Hier kun je nog door de middeleeuwen wandelen.
De Dordogne is, realiseer ik me steeds meer, een uitwijkplaats voor mensen die van het oude, eenvoudige leven houden. Niks files, stress en ratrace hier trekt men zich terug in de weldaad van de natuur en de geschiedenis.

Wyb en ik lopen mogelijk over een pad dat in de prehistorie zijn eerste vorm kreeg. De Dordogne is de oudste streek van Europa, hier woonden de eerste mensen, mogelijk nog samen met Neaderthalers. Met name in de Vallée de Vézère zijn volop oude sporen gevonden van de Cro-Magnonmens die leefde van 45.000 tot 15.000 v.Chr. In de grotten Laccaux en Grotte de Font-de-Gaume vinden we de eerste artistieke uitingen van de mens in de vorm van tekeningen.

We kennen de Dordogne natuurlijk het best vanuit de auto, maar dan zie je vooral het moderne Dordogne. Als je de auto laat staan en een pad volgt, kom je in het hart van het oude Dordogne. Overal zijn nog sporen van een rijke geschiedenis te zien. Hele stadjes en dorpjes hebben nog steeds de vorm die ze in de Middeleeuwen aannamen. Op elke plek met een beetje uitzicht verschijnt wel een kasteel in beeld.

Een dorpsgenoot van ons verwoordde het onlangs als volgt: ‘Cadouin is een magische plek. Vroeger kwamen hier uit alle windstreken de pelgrims bijeen. Ook nu is het dorp een verzameling van mensen uit een groot aantal landen en streken. Het is een internationale gemeenschap.’ Dat is het zeker. Alleen al om onze vallei, waar zes huizen omheen staan, zijn er twee van Engelsen. Een van die huizen is van ons.
In het dorp wonen diverse Nederlanders, zelfs iemand uit Australië, die, trekkend over de wereld, regelmatig in Cadouin woont. Ik denk dat de Dordogne een bepaald soort mens aantrekt, het zou interessant zijn om te onderzoeken hoe die mens er dan uitziet. Voor mij voelt het als een enclave vol rust en ruimte waar mensen wonen die aan de rand van de samenleving zijn gaan wonen. Het is een plek voor mensen die het leven willen genieten, mensen die van goed eten, mooie wijnen houden en houden van de buitenlucht waar je nog tot diep in de avond vanaf je veranda naar de sterren kunt kijken.

Daarmee is het ook een soort ultiem Drenthe. Het zijn vaak ouderen die genoeg hebben van het hectische leven in de stad. Ze leven liever in de schaduw van de geschiedenis, in een aangenaam klimaat waarvan de scherpe kantjes zijn afgehaald. Klimaat zowel in de betekenis van maatschappelijk klimaat als meteorologisch klimaat. Op zoek naar het goede leven.

L’oeil lucide

Maandag 26 juni, Cadouin

 

Correctie, correctie. Ik moet het inwonerstal van Cadouin bijstellen. Gisteravond maakten wij kennis met le maire, de burgemeester, en hij wist me te vertellen dat Cadouin momenteel 200 inwoners heeft. Onlangs meldde ik nog dat het er 311 zouden zijn. Fout dus.
Tweehonderd is niet veel, maar dat wil niet zeggen dat er niets gebeurt. Dit en aankomend weekend is er zowaar een filmfestival, georganiseerd door onze buurvrouw. De titel van het festival luidt l’oeil lucide, het heldere oog. Toch echt een prachtige titel voor een filmfestival.

Wyb en ik waren bij de openingsavond en zagen vier documentaires. De eerste documentaire liet vrouwen zien die hun vagina’s onderzochten. De tweede ging over een vrouw die een spiraaltje kreeg en van dat proces hebben wij werkelijk niets gemist. Best een gedoe zo’n spiraaltje. De derde film was een tekenfilm. We zagen hoe de maakster het klaarkomen van diverse vrouwen verbeeldde. De vierde ging over een kunstproject in Amerika waar vrouwelijke kunstenaars zich in een huis hadden opgesloten en dat feminien maakten.

Ik was tamelijk verrast, mag ik wel zeggen. Cadouin, diepe provincie, een rurale samenleving met veel oer-Franse bewoners, hoe kan het dan dat je dit programmeert? Ik moet het onze buurvrouw nog vragen. De oer-Franse bewoners lieten zich dan ook niet zien. Veel mensen in het kleine zaaltje kende ik niet, ik vermoed dat er wat mensen uit Bergerac en Bordeaux van het festival waren komen genieten.

Veel oorspronkelijke bewoners waren gisteravond wel aanwezig. We zaten op de binnenplaats van de abdij, sommigen zaten op stoelen, anderen lagen op kleden, waaronder de burgemeester. Samen luisterden we naar een radiodocumentaire waarin inwoners van Cadouin over het dorp werden geïnterviewd. Vooraf en achteraf waren er heerlijke drankje en hapjes. Het goede leven is hier echt overal. De geïnterviewden zeiden ware dingen, want er werd vaak instemmend gelachen en geknikt.

Daarna was er discussie. Want dat valt me wel op. Bij culturele activiteiten wordt er veel gepraat. Er zijn lange inleidingen en de uitleidingen doen daar niet voor onder. Discussie na is hier nog wel steeds populair. Bij die discussie kwamen er wat barsten in het positieve beeld dat de documentaire over Cadouin schetste. Een meneer die ik niet eerder had gezien verwoordde het zonder terughoudendheid.

Cadouin was beslist geen paradijs, Cadouin was merde. In zijn jeugd was Cadouin al merde en nu was het nog steeds merde. Vroeger werden er elke zondag nog films vertoond in de salle rurale, nu was er alleen in de zomer voor de toeristen nog iets te doen. Komt bij dat al die buitenlanders de huizen opkopen zodat de oorspronkelijke bewoners geen woning meer kunnen krijgen.
Een mevrouw nodigde hem vervolgens uit zelf die filmavonden op zondag te gaan organiseren. Ze vroeg wie de meneer wilde helpen en diverse vingers gingen omhoog. Ik had nog willen inbrengen dat geen enkele plaats op aarde een paradijs is. Het paradijs vind je vooral in jezelf. En dat wij het helemaal niet erg vinden dat hier nauwelijks iets gebeurt, dat wij Cadouin juist voor de solitude hebben gekozen.

Die opmerking over die buitenlanders die huizen opkopen hoeven wij ons niet aan te trekken, zo maakte ik op uit ons gesprek met le maire. Het gaat dan vooral over buitenlanders die hier slechts een paar weken per jaar zijn en de rest van het jaar hun huizen leeg laten staan, en dat zijn er heel veel. Als je hier permanent woont, zoals wij, dan ben je gewoon een echte inwoner van Cadouin.

Het waren twee voor mij teleurstellende avonden. Het bleek op beide avonden hoe slecht ik nog Frans versta. Het lukt me inmiddels best te zeggen: Je m’appelle Gérard et comment t’appelles-tu? Maar van een discussie over het spiraaltje begrijp ik nog niks en een goed gesprek over Cadouin kan ik ook niet echt volgen. Dat apprendre le français wordt nog een hele klus.

Rampspoed

Zondag 25 juni, Cadouin

 

Ik ben altijd weer blij als Wyb terugkomt van haar werk. Uiteraard ben ik blij, het zou eens anders moeten zijn. Maar ik ben ook blij omdat ik voornamelijk in mijn hoofd leef. Het enige contact dat ik vandaag met mensen heb gehad, was tijdens mijn wandeling met Dies. Ik kwam een moeder met vijf kinderen tegen en die waren helemaal gek van hem. Ze wilden alles van hem weten. Een korte ontmoeting. Wyb daarentegen maakt op een dag van alles mee en ik luister graag naar haar verhalen.

Vorige week was een kindje van twee jaar op haar hoofd gevallen. Als receptioniste, die vrijwel als enige Frans spreekt, verleent ze dan eerste hulp en regelt daarna een bezoek aan het ziekenhuis. Het arme kind kreeg vijf hechtingen in haar hoofd.

De enige met wie ik praat is Dies. Nou doe ik dat al sinds we hem hebben en hij begrijpt precies wat ik bedoel, dus dat is prettig. Enige jammere, hij zegt niets terug. Dat wil zeggen, hij heeft geen stem. Uit veel van wat hij doet, blijkt dat hij mij prima verstaat. Als ik bijvoorbeeld tegen hem zeg dat ik boodschappen ga doen, gaat hij meteen teneergeslagen liggen. Dies is het liefst de hele dag bij me. Als ik zeg dat hij beter niet in de studeerkamer kan komen en maar even in de kamer moet bijven omdat hij vies is, dan loopt hij begrijpend terug naar de kamer. Best handig zo’n hond, en lief.

Wyb had twee weken geleden intensief contact met mensen waarvan de auto weigerde te starten. Met geen mogelijkheid was er nog beweging in te krijgen. Het was vrijdagmiddag, ze twijfelde of ze nog iets kon regelen. Tot haar verbazing stond de garage binnen een kwartier op de camping met een takelwagen.

De week daarop kwam de man wiens auto kapot was op dinsdag aan Wyb vragen of ze nog iets van de garage had gehoord. Nee. Bovendien was ze er vast van overtuigd dat het contact van de garage direct met hem liep. Maar zoals vrijwel alle Nederlanders sprak de man geen Frans. 
Wyb belt de garage, die haar laat weten dat ze de auto naar een beter geoutilleerde garage hebben gebracht, een paar dorpen verder op. Zij kregen er ook geen beweging in.

Wyb belt de nieuwe garage en die haar vertelt dat het een heel dure reparatie wordt, vierduizend euro. Bovendien hebben ze het druk. De auto is pas over drie weken klaar. Ze vertelt het nieuws aan de man, die meteen wanhopig is. Rampspoed. Drie weken? Ze moeten aankomende vrijdag naar huis. Hoe moet hij nu thuiskomen met drie kleine kinderen? Wyb vraagt of hij is verzekerd. Maar dat is hij niet.

Uiteindelijk vliegt het gezin vrijdag vanuit Bergerac naar huis, gelukkig waren er nog plaatsen over. Mensen op de camping nemen hun spullen mee terug naar Nederland. Wyb mag zich hier allemaal tegen aan bemoeien, dus dan maak je wel iets mee. Ik geniet van de zijlijn mee en leer, als zij met dat soort dingen bezig is, Frans (moeilijk, moeilijk), schrijf een blogje, lees een boek en maak lange wandelingen met Dies. Die van vandaag was te lang. De zomer is hier in volle hevigheid losgebarsten. Met 34 graden moet ik maar geen lange wandelingen meer maken.

 

Zilveren Griffel

Zaterdag 24 juni, Cadouin

 

Op de dag dat ze in Rusland elkaar de tent uitvechten, is hij er weer: Muisje.

 

Muisje

Och, kijk,
wat lief.

Een muisje

in een heel
klein versje.

 

Het heeft al vaker in een blog gestaan, nu is er een nieuwe aanleiding. Muisje bezorgt me een Zilveren Griffel. Of althans, een deel ervan. Muisje werd vorig jaar gebloemleesd door samensteller Jaap Robben in het boek Heel de wereld wordt wakker. Het boek kreeg veel aandacht, misschien wel omdat de ontlezing in Nederland in volle gang is en deze bloemlezing met kinderpoëzie een soort statement is tegen die ontlezing. Dit jaar krijgt het boek de Zilveren Griffel. Jaap Robben, zo verklaart hij, haalt de Zilveren Griffel op namens de auteurs, dus ook namens mij. Jaap, dank daarvoor.

Ik mag Jaap Robben sowieso dankbaar zijn, want hij heeft aardig wat promotie voor Muisje gemaakt. In het programma de Taalstaat droeg hij gedicht voor en stak hij de loftrompet over het nietige gedichtje en verklaarde hij dat hij het zo goed vond dat hij het op de eerste pagina heeft gezet.
Het gedichtje heb ik ergens in 2000 geschreven voor mijn enige bundel met kinderpoëzie O, was ik maar een aap. Over het totstandkomen van het gedicht kan ik me niets meer herinneren, ik vermoed dat het er opeens was. Zoals zoveel er opeens is.

Onlangs kreeg ik van Connie een link met het Vlaamse blad HUMO toegestuurd. Er stond een interview in met Jaap Robben waarin hij heel kort antwoordt op vragen over literatuur.
‘Wat is uw favoriete gedicht en waarom?’ vraagt HUMO.
Jaap Robben antwoordt: ‘Muisje van Gerard Tonen, omdat met dit gedicht voor kinderen poëzie begint.’ En dan citeert hij het gedicht, hij kent het blijkbaar uit zijn hoofd.

Jaap is niet de enige die het bloemlas. Gerrit Komrij ging hem voor in de baksteen: Nederlandse Kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten. Als ik het me goed herinner sta ik op pagina 845. Het was een volledige verrassing dat ik er in stond, want hij had het me niet gevraagd. Later kreeg ik er vijf euro voor.
Nu ik het gedichtje voor dit blog nog eens overschreef, vind ik dat het voor verbetering vatbaar is. Ik vind dat die punt achter lief eigenlijk weg moet. Ik vind het een hinderlijk ding. Door die punt heb ik Een met een hoofdletter geschreven. Dat vind ik ook hinderlijk. Het houdt het gedicht op, maakt het gedicht ietwat houterig. Het gedichtje hieronder vind ik beter omdat het daardoor nog achtelozer wordt.

 

Muisje

Och, kijk,
wat lief

een muisje

in een heel
klein versje.

 

O ja, over die Zilveren Griffel. In de bloemlezing staan 333 gedichten. Dat betekent dus dat 1/333 deel van die Zilveren Griffel van mij is. Eindelijk eens iets gewonnen.

Fête de la Musique

Vrijdag 23 juni, Cadouin

 

De mobiel van Wyb gaat over.
‘O ja, leuk. Dat moeten we zeker doen. Nee, prima, bel jij dan?’
Natuurlijk maken dit soort zinnen me nieuwsgierig. ‘Wie was dat?’
‘De man die we vorige week hebben ontmoet. Of we het leuk vinden om samen een keer af te spreken.’
‘En toen zei jij leuk.’
‘Ja, natuurlijk zei ik leuk. Jij vindt dat natuurlijk niet leuk.’
‘Voor mij hoeft het niet. Echt niet.’
Als het even kan wil ik mijn semi-monnik bestaan met hand en tand verdedigen, voordat je het weet word je weer door sociaal gedoe opgevreten. Maar ik weet ook wel dat die afspraak er gaat komen. Ook ik ben er ambivalent in. Een paar mensen in de buurt kennen is toch prettig.

Als je ergens nieuw gaat wonen het niet lang of je krijgt het idee dat je er al lang woont. Een kat in een vreemd pakhuis ben je maar even. Al snel vallen de dingen op hun plaats. Je ontwikkelt gewoontes in je nieuwe woonplaats, je begint de mensen te herkennen die er wonen. Het landschap dat je vreemd was, maak je je eigen en al snel heb je de omgeving van je woonplaats in kaart gebracht. Een vreemde plek, ook al is het in het buitenland, wordt dan al gauw je thuis.

Of iedereen dat heeft kan ik niet beoordelen. Door mijn verleden, 25 verhuizingen, ben ik hierin een soort specialist geworden, vermoed ik. Ik moest wel, anders was ik al tijden ongelukkig. Maar ik ken ook mensen, tamelijk veel zelfs, die hun hele leven op één plek wonen. Niets mis mee, het heeft veel voordelen. Tip voor de jonge generatie: als je vermogen wilt opbouwen, blijf dan op dezelfde plek wonen. Mobiliteit maakt je arm. Mij is het niet gelukt, die continuïteit, ben er te onrustig voor. Al hoop ik dat ik in Cadouin de rust vind -de voortekenen zijn vooralsnog prima.

Afgelopen woensdag, 21 juni, de langste dag van het jaar, Wyb en ik zijn 22,5 jaar bij elkaar, waarvan 14,5 jaar getrouwd, was er Fête de la Musique in Frankrijk. Een traditie sinds 1976. Het feest is bedacht door de Amerikaan Joel Cohen, toen werkzaam bij Radio France. Zijn idee was om op de avond van de zomerwende zo veel mogelijk bandjes en andere muzikanten de straat op te laten gaan om de hele nacht muziek te maken. In de grote steden is het uitgegroeid tot grote muziekfestivals en zelfs in Cadouin is er een Fête de la Musique.

Ik zeg zelfs omdat volgens de laatste volkstelling in 2011 Cadouin maar 311 inwoners heeft en ik vermoed dat meer dan de helft daarvan de bezitters zijn van een tweede huis, dus er maar een klein gedeelte van het jaar zijn.
Wyb en ik gaan natuurijk even kijken. Er is een gezellig drukte op het plein voor de abdij. Als we door het dorp lopen worden we van diverse kanten begroet. Als we aan een terrastafel zitten, komen al gauw Barend en Marijke bij ons zitten, Caroline komt vragen of we op 14 juli op haar verjaardag komen. Vanavond gaan we naar film die geprojecteerd wordt tegen de muur van de abdij in het kader van een filmfestival en morgen gaan we zowaar naar Le Buisson de Cadouin voor een concert van een strijkkwartet. Het is duidelijk: het socialisatieproces is in volle gang. Het is best moeilijk om een monnik te blijven.

Gefeliciteerd

Donderdag 22 juni, Cadouin

 

Beste mede-Nederlanders, we mogen elkaar feliciteren. Wat een fantastisch nieuws dat het overleg over het landbouwakkoord is geknapt. Je had er toch niet aan moeten denken dat er wel een akkoord was gekomen. Het kan niet anders of het zou een slap akkoord zijn geworden dat helemaal niemand zou dienen, behalve de boeren natuurlijk. Die willen alleen tekenen als er niets gebeurt. Niks reductie van stikstof. Wat? Stikstof? Hoezo stikstof, niks aan de hand, heeft iemand die stikstof ooit gezien? Niks zorgen voor de broodnodige bodemverbetering. Niks verbeteren van de natuur.

Inmiddels mogen we vaststellen dat die boeren een volstrekt overschatte beroepsgroep is. We spreken over 55.000 boeren waarvan er zo’n 15.000 veeteelt bedrijven. Samen zorgen ze voor 1,5% van ons Bruto Nationaal Product terwijl ze 50% van ons land bezet houden. 
De boeren denken dat ze de wind mee hebben met de winst van BBB, maar die is slechts verkregen door slimme framing: och, kijk die hardwerkende boer op zijn pittoreske boerderijtje. Het sentiment is door de vlees lobby meer dan goed bespeeld. Het zal niet lang duren of zelfs de kiezers krijgen door dat die boeren ons in de weg zitten. Als we Nederland verder willen ontwikkelen is er grond en milieuruimte nodig om te ondernemen. Het wordt hoog tijd om de boel te saneren.

Dat gebeurt tot nu toe buitengewoon omzichtig, met fluwelen handschoenen, bang als de politiek is voor tractors en kiezers. Maar feit is dat Nederland met de rug tegen de muur staat door gebrek aan ruimte voor van alles.
Laten we niet doen alsof we niet kunnen saneren. Hele branches en bedrijven zijn in mijn leven op de kop gegaan. Een paar voorbeelden: de textielindustrie in Twente en Tilburg, de Limburgse mijnen zijn gesloten, de scheepswerven hebben het loodje gelegd, de glasindustrie ging teloor, de Philipsfabrieken verdwenen nagenoeg, de suikerindustrie ging ter ziele, en zowel de vliegbouw- als de autoindustrie zijn resoluut weggesaneerd, evenals het fijnmazige filialennetwerk van de banken. En nu zijn de boeren aan de beurt.

Het wordt tijd, of beter gezegd, het is onontkoombaar dat de politiek eindelijk het heft in eigen hand neemt. Er is genoeg geld om te saneren. Stoppen met werken uit economische noodzaak en dan ook nog miljonair worden. Daar heeft de textielarbeider en de bankmedewerker nooit van kunnen dromen. 
Eigenlijk is er ook geen reden als middenpartij om in een hoekje angstig te gaan bibberen omdat de bbb zo’n monsteroverwinning heeft gehaald. Want goed beschouwd valt dat best mee. In onze nieuwswaanzin lijkt het of bbb het land heeft overgenomen, maar eigenlijk kregen ze maar 20% van de stemmen. 80% van de stemmen kregen ze niet. De enige die mag bibberen is het CDA, maar ja, dat hebben ze ook verdiend. Ook wel goed om te weten, wie stemde er op bbb? De oudere kiezer en de laag opgeleide kiezer. Niks ten nadele van hen, maar gezien de crisis waar we inzitten, is rationeel handelen noodzaak, weg met de onderbuik.

 

Catalpa

Woensdag 21 juni, Cadouin

 

Ik heb het gevoel dat we in Frankrijk eigenlijk vijf dingen hebben gekocht. Dat komt omdat ieder van die vijf dingen zo zijn eigen indentiteit heeft, zo op zichzelf staat. Op de eerste plaats hebben we natuurlijk het huis gekocht.

Met dat huis hebben we een berg gekocht. De berg leidt achter het huis een geheel zelfstandig bestaan. Eigenlijk ligt ons huis in de veilige schoot van de berg. In diezelfde schoot ligt ook de veranda die weliswaar in het verlengde ligt van ons huis, maar er wel los van staat. De veranda is in feite onze woonkamer. Als het weer het even toelaat, en dat is best vaak, wonen wij buiten. De veranda noemen wij ook wel onze boomhut. Vanuit die boomhut observeren we de wereld.

Dan is er nog de tuin die voor het huis ligt, maar vooral onder aan de voet van het huis. Voordat we de tuin in kunnen, moeten we een paar trappen afdalen. Sowieso moeten we trappen afdalen als we de wereld in willen. 
In de tuin staat onze catalpa, een monumentale boom die een geheel eigen bestaan leidt. De catalpa is de koningin van onze tuin, nu ze in volle bloei staat is ze op haar mooist.

Onze catalpa is een wonderlijke boom. Voordat we naar Frankrijk gingen had ik nog nooit van een catalpa gehoord, dat komt voornamelijk omdat ik geen verstand van bomen heb want in Nederland komt hij ook voor. Onze catalpa is een soort paraplu. Als het door de hitte nergens meer is uit te houden, vind je beschutting onder de catalpa. Niet voor niets hangt onze hangmat onder deze boom.

Je voelt aan alles dat het een krachtige boom is. Zo is de boom kaal en binnen een paar dagen staat hij volop in het blad. Een paar weken later komen er, als een explosie, opeens witte bloemen aan. Het lijkt of de koningin dan haar bruidsjurk heeft aangetrokken, wandelaars blijven vol bewondering naar haar kijken. Ze wil nu, naar anderhalve week, weer terugkeren naar haar natuurlijke staat en werpt de witte bloempjes van haar af zodat zij al een paar dagen op een wit tapijt staat.

De naam catalpa is afgeleid van het Cherokese ‘catawba’. Deze Indianen gebruikten delen van deze boom als geneesmiddel. Ik heb geen idee welke delen. De boom wordt ook wel eens trompetboom genoemd, dat komt omdat een bloem van de boom qua vorm op een trompet lijkt. Het is een weldadige boom, naast dat hij voor schaduw zorgt, heeft hij de bijzondere eigenschap dat hij vliegen en insecten op afstand houdt. We zijn inmiddels zeer aan onze catalpa gehecht.

Dit was eigenlijk alles

Dinsdag 20 juni, Cadouin

 

Verdomd, dat is het. Eindelijk heb ik het gevonden. Dat komt omdat ik de biografie van M. Vasalis lees. In de biografie is een proza fragment van Vasalis opgenomen waar ze nooit iets mee heeft gedaan, zoals ze met alle proza dat ze schreef niets deed. Het zijn twee eenvoudige zinnetjes. Ze vertellen precies welk probleem ik altijd heb gehad en nu niet meer. Ze luiden:

‘Hij wilde leven, zonder mee te doen. Dat was eigenlijk alles.’

Dat is nou exact mijn werkelijke behoefte geweest: leven zonder mee te doen. Eigenlijk was dat alles wat ik wilde. Maar het beroerde is: ik heb altijd meegedaan. Ik heb geëntameerd, gecoördineerd, aangejaagd, geregeld, gefaciliteerd, geënthousiasmeerd, jezus, ik heb wat geënthousiasmeerd. Enthousiasmeren was mijn middle name. Ik was een border collie, altijd maar rennen rond de kudde om die schapen naar betere gronden te brengen.

Maar dat wilde ik eigenlijk helemaal niet. Had mij een kamer gegeven met een tafel en een stoel en ik was gelukkig geweest. Ze hadden me een basisinkomen moeten geven en ik had in zo’n kamer gewoond.

Alhoewel dat niet waar is, want er waren natuurlijk allerlei andere drijfveren. Zo had ik best veel ambitie, ik werd soms verteerd door ambitie, dus ik werkte en werkte. Het geld, dat verdomde geld, was natuurlijk een mooie incentive. Incentive, dat is absoluut het lelijkste woord uit de managemtbrabbeltaal. Incentive, als ik dat hoor schiet het zuur in mijn mond. Maar goed, dat geld was natuurlijk een incentive. En, ik was een bange man, het idee dat ik zonder geld kwam te zitten was altijd een angstbeeld. De mens is een angsthaas.

Die ambivalentie, die kamer met tafel en stoel enerzijds en een druk, maatschappelijk belangrijk leven anderzijds, heeft toch voor een deel mijn leven verpest. Ik verlangde naar het een, en het andere deed ik met toenemende tegenzin.

Want eigenlijk dus had ik willen leven zonder mee te doen. En kijk, wat een onmetelijk geluk, op het einde van mijn leven, weliswaar veel te laat, heb ik dat heilige doel bereikt: ik leef, maar doe niet meer mee. Wat een genot. Ik zit op mijn veranda aan de zijkant en kijk op afstand naar het gefriemel waar ik zo lang deel van heb uitgemaakt. Wat een gedoe, waar mensen zin in hebben, waar ze zich druk over maken.

Leven zonder mee te doen, het is zo heerlijk. Elke dag kan ik doen wat ik wil, ik hoef niet te leveren, niemand die iets van mij vraagt of verwacht. Eindelijk heb ik de staat van volledige vrijheid bereikt. En dat alles door ons pensioenstelsel. Ik heb decennia met enige tegenzin een leven geleden waar ik in was gegleden. De troostprijs is dat dat leven het mogelijk heeft gemaakt één decennium te leven (deo volente) op de manier waarnaar ik altijd heb verlangd.

 

Nazaten

Maandag 19 juni, Cadouin

 

We wandelen over de zondagmarkt van Issegeac. Het toeristenseizoen is nog niet echt begonnen, dus we hoeven nog niet over hoofden heen te lopen. Na wat slenteren en het kopen van aardbeien belanden we op een terrasje. Het blijkt een eerste rang plaats voor een concert te zijn. Tegenover ons staan twee mannen, de een speelt gitaar, de ander speelt op een voor ons onbekend strijkinstrument, en ze spelen de sterren van de hemel. Ze maken Jiddische muziek afgewisseld met Frans repertoire waar je vrolijk van wordt.

Ze spelen zo goed dat mensen die langs wandelen spontaan beginnen te dansen. Lang geleden dat ik zo geraakt ben door muziek. Een kop koffie en een Perrier bij de hand, een fijne terrasstoel, muziek die gelukkig maakt, wat wil een mens nog meer? ‘Willen we een duurdere auto?’ vraag ik aan Wyb. ‘Willen we een groter huis?’ Nee, we willen alleen het nu. Zitten op een zonnig terras, een goed kop koffie, fijne mensen om je heen en muziek die je vervoert. Waarom zou een mens meer willen? De rest is hoogmoed en verspilling.

Dit weekend kwamen de nazaten van Circus Roelofs bij elkaar. Het is een zeer select gezelschap waarbij de jongste nazaten ontbraken. Dat is de schuld van mijn opa en oma die op oudere leeftijd, ze hadden al vier kinderen, nog een kind op aarde zetten, een onvervalst nakomelingetje. Met mijn moeder scheelde het zoontje, dat ze Jan noemde, liefst negentien jaar. Met mij scheelde Jan slechts negen jaar. Het gevolg is dat er sprake is van een soort scheiding bij de nazaten. Je hebt nazaten die de optredens van Circus Roelofs nog hebben meegemaakt en nazaten die het van horen zeggen hebben.

Waarom kwamen die nazaten bij elkaar? Zelf optreden hebben de nazaten nooit gedaan, al in hun jeugd werd Circus Roelofs geliquideerd. Moesten zij de erfenis verdelen? Er was helemaal geen erfenis. Ze kwamen bij elkaar omdat ze een gemeenschappelijk verleden hebben en samen kunnen ze nog even proeven aan dat verleden. Zo spraken ze over het overlijden van de moeders en de vaders, de zolder van hun oma, bogen zij zich over de vraag of hun oma eigenlijk wel aardig was. Een vraag die ik met een volmondig ja beantwoordde, mijn nichten hadden een genuanceerder antwoord.

Op deze bijeenkomst van de nazaten, die een keer in de dertig jaar plaatsvindt, was er bovendien heerlijk eten en vloeide de drank, zoals het Circus Roelofs betaamt, ook bij hen rijkelijk. Drank maakt, ondanks wat de gezondheidsgoeroes beweren, de geest zo heerlijk soepel en bevattelijk voor alles wat geweest is. Wij namen afscheid van elkaar met een foto.

Berg

Vrijdag 16 juni, Cadouin

 

Het Zwitserse dorp Brienz is nipt ontsnapt aan een rotslawine. Al lange tijd dreigde de helling achter het dorp los te laten en naar beneden te donderen. Voor de zekerheid was het dorp al ontruimd. Afgelopen nacht is het gebeurd. Gelukkig kwam de lawine een paar meter voor het dorp tot stilstand.

Nou wil het geval dat pal achter ons huis ook een steile berghelling ligt. Een meter breed achter ons huis ligt een goot om het water van de berg op te vangen, dan begint meteen de helling die vrij steil naar boven loopt. Zo steil dat ik hem nog maar een paar heb durven te beklimmen. Bij elke beklimming valt me weer op dat hij nog veel steiler en hoger is dan als je er voorstaat. Het toeval wil, of eigenlijk is het geen toeval, we hebben ervoor betaald, dat die berg van ons is.

Als ik het goed inschat is die helling zo’n honderdvijftig meter hoog. Aangezien ik een levendige fantasie heb, is al diverse keren in mijn hoofd opgekomen wat er gebeurt als het zaakje begint te schuiven. Wyb en ik zullen dan onder een dikke laag rotsen en bomen worden vermorzeld. Tot zover mijn fantasie, want de helling is goed begroeid, er staan grote bomen en struiken op die met hun wortels de zaak bij elkaar houden.

Komt bij dat de helling is opgebouwd uit terrassen. In vroegere tijd verbouwden de monniken van de abdij, die vlak bij ons ligt, daar hun wijn op. Monniken en wijnstokken zijn sinds lang verdwenen, wildernis kwam ervoor in de plaats. Op de top van de berg ligt een dassenburcht, waarvan we een das onlangs hebben gezien.

Wij hebben dus niet zoveel aan die berg. Dolph stelde onlangs voor dat ik elke dag één tree zou uithakken. Dat is makkelijk te doen en na tweehonderd dagen zou ik met gemak naar de top kunnen klimmen. Iedereen wil altijd onze berg beklimmen, terwijl ik deze ambitie totaal niet heb. Ik ben ontzettend blij met onze berg. Met genoegen kijk ik elke dag een paar keer omhoog en geniet ik van de wildernis. Ik heb geen enkele behoefte ook maar iets in cultuur te brengen.

Ik hoop niet dat de lezer, ondanks mijn fantasie, de indruk heeft gekregen dat wij gevaar lopen. Toen wij het huis en de berg kochten kregen we daar een totaal analyse van een onafhankelijk bureau bij die verklaarde dat de kans op aardbevingen en aardverschuivingen nihil was. De berg ligt er al eeuwen en zal er ook nog wel eeuwen blijven liggen.

Sterker: ik voel me hier juist veilig. De kans dat Nederland overstroomt is groot, het zal eens zeker onder de golven verdwijnen. Wij zitten hier hoog en droog en ik beloof, mocht het zover komen met het vaderland, dat ik dan hier in de buurt een vluchtelingenkamp opzet. Niet te dicht bij mijn huis, want ik ben gesteld op mijn rust.

Eigenlijk is dit blogje ontstaan door lobbywerk. Ik ben zo blij dat lezers geen reactie op mijn schrijven kunnen geven. Neemt niet weg dat het zo nu en dan toch gebeurt. Zo app ik deze ochtend met Henk. Hij laat me weten dat hij zo geniet van de blogjes die ik over onze omgeving schrijf. En wat doet dit lulletje dan, om Henk te behagen gaat hij een blog over de berg schrijven. Ik ben zo makkelijk te beïnvloeden.

PS Er is één iemand die ongelooflijk geniet van onze berg, en dat is Dies. Regelmatig stuift hij naar boven. Soms zondert hij zich af en gaat hij op een van de terrassen liggen zonnen. Met enige minachting kijkt hij dan naar beneden. Met die klimpartijen zorgt hij voor kleine lawinetjes.

 

Mismoedig

Donderdag 15 juni, Cadouin

 

 

Mismoedig. Ik vind het een mooi woord. Maar wie gebruikt het nog? Terwijl het voor deze tijd toch best een functioneel woord is. Mismoedigheid hangt over de aardbol, al kan mismoedigheid niet hangen. Ik heb er zo’n spijt van dat ik de Dikke van Dale op de vuilniscontainer in de H.W. Mesdagstraat heb gezet.

Het antiquariaat wilde de drie kloeke delen niet hebben. Ik was in een overmoedige opruimstemming en wat moet je nog met een woordenboek? Het antiquariaat wist te melden dat echt niemand meer gebruikmaakt van een woordenboek. Dat deed ik ook niet, maar ik kon hem niet in de container gooien, daarom zette ik de cassette er bovenop. Wie weet dat er nog een student was die de boeken wel graag wilde hebben. Wat er met de cassette is gebeurd geen idee. De volgende dag was hij verdwenen.

Nu ik in Frankrijk woon heb ik hem al een paar keer gemist. Zo zou ik graag de definitie van mismoedig opzoeken. Natuurlijk is daar internet. Voor het opzoeken gebruik ik nog wel eens encyclo.nl maar daar staat zo’n enorm spectrum aan betekenissen dat ik er eigenlijk nauwelijks iets mee kan. Kon ik nu maar Van Dale raadplegen voor de broodnodige nuance. Encyclo geeft liefst 17 betekenissen. Ik citeer: ‘1. Balorig 2. Bedrukt 3. Defaitistisch 4. Depressief 5. Down 6. Droef 7. Gedrukt 8. Mistroostig 9. Moedeloos 10. Neerslachtig 11. Ontmoedigd 12. Pessimistisch 13. Sip 14. Somber 15. Teneergeslagen 16. Verdrietig 17. Zwaarmoedig.’ 
Balorig? Ga weg, daar geloof ik niet van. Het woord gedrukt moet waarschijnlijk bedrukt zijn. De andere woorden zweven wel om mismoedig heen, maar zo jammer dat ik die Van Dale niet meer voorhanden heb.

Ik begin niet zomaar over dat woord. Het kwam bij mij op omdat ik mijn stemming wilde benoemen. Ik zou die willen typeren als mismoedig. Die mismoedigheid begon toen ik vanochtend een bericht las dat nog nooit zoveel kinderen op de vlucht zijn voor oorlog, vervolging en geweld, namelijk 43,3 miljoen. Het is een zakelijk berichtje dat ik zojuist probeerde te verifiëren maar kon het al niet meer terugvinden. De actualiteit gaat razendsnel. Het bericht van de kinderen heeft misschien moet wijken voor het nieuws dat voor de Griekse kust een overvol schip met vluchtelingen is vergaan. Resultaat 79 doden, honderden drenkelingen, honderden worden nog gemist.

Het is een mistroostige wereld. Ergens in deze eeuw is er iets geknapt en moest mijn toch al beperkte optimisme definitief wijken voor de overtuiging dat mensen onverbeterlijke klojo’s zijn, en dat tot op het hoogste niveau. Waarheid verwordt tot leugen. Wij zijn in handen gevallen van lieden als Poetin, Erdogan, Trump, Xi Jinping. Arme wij. Daar zit ik dan op mijn veranda tussen het gekwetter van vogels en bomen in volle bloei. Machteloos mismoedig.

 

Now and Now

Woensdag 14 juni, Cadouin

 

Mijn Nicht wordt vandaag 60 jaar. Ja? En? Er worden zoveel nichten wel eens 60 jaar. Moet ik daar nu een blog over schrijven? Ja zeker wel, want ik heb namelijk een bijzondere Nicht. Ik schrijf het woord niet voor niets altijd met een hoofdletter als het om haar gaat. Ik heb nichten die ik niet ken. Sterker: die ik zelfs nog nooit heb gezien. De ene familie is de andere niet. Zo wilde mijn vader eigenlijk niets met zijn familie te maken hebben. Ze lieten hem volstrekt koud. Waarom? Daar ben ik nooit achtergekomen. Met de familie van mijn moederskant daarentegen hadden we een sterke band.

Dat kwam omdat het leuke, liefdevolle mensen waren, maar het kwam misschien ook wel omdat iedere broer en zus van mijn moeder, evenals zijzelf, maar één kind had. Sinterklaas vieren met z’n drieën daar is weinig aan, Sinterklaas vieren met een stuk of vijftien mensen is een feest. Bovendien was het altijd gezellig bij mijn opa en oma die in een groot huis aan de Weurtseweg woonden met een zolder waar je grote feesten kon vieren en waar voor ons kinderen een donkere, geheimzinnige sfeer hing.

Aan Nicht en mij, ondanks ons leeftijdsverschil van acht jaar, hangt absoluut dezelfde nestgeur. Zo vinden wij beiden kerrebenaojelip het mooiste Nijmeegse scheldwoord. Wie had ooit gedacht dat wij, Nicht als kind van de Nijmeegse wijk Neerbosch-Oost, en ik als kind van de Nijmeegse wijk Hatert, nu samen in Frankrijk zouden wonen. Overigens is Nicht volledig verantwoordelijk voor het feit dat wij in de Dordogne wonen. Als zij daar niet had gewoond, hadden wij hier ook niet gewoond.

Dat zit als volgt. Mijn Nicht gaf mijn fotoboek vorm, waardoor Wyb en ik een lang weekend naar Frankrijk afreisden om dat te bespreken. Even daarvoor had Liesbeth, de vrouw van Nicht, die makelaar is in de Dordogne, een huis gestuurd met de vraag of dat niet iets voor ons was? Nee, dat was niets voor ons, bleek bij een rondleiding via Facetime. Maar het was wel de inspiratiebron om nog eens naar andere huisjes te speuren. Sommige verleidingen kunnen wij nu eenmaal niet weerstaan en voordat we het wisten woonden we weer in Frankrijk, twintig kilometer van Nicht vandaan.

We geven haar als cadeau deze verjaardag de dansvoorstelling Now and Now, die in oktober in Bordeaux zal plaatsvinden in de opera aldaar. Ik vind het een titel naar mijn hart, Now and Now, belangrijker bestaat niet. Het verleden moet worden gekoesterd, de toekomst bestaat nog niet, en niemand weet hoe lang de toekomst duurt, mogelijk maar heel kort, maar het nu kan worden beleefd, alleen in het nu kan worden genoten. Now and now, al het andere is herinnering of totaal ongewis.

 

Brieven

Dinsdag 13 juni, Cadouin

 

Ik lees nu de prachtige biografie over de dichteres M. Vasalis van Maaike Meijer en het valt me op hoeveel brieven Vasalis wel niet schrijft. Ze hield erg van haar familie en had een uitgebreide vriendenkring en al die mensen konden rekenen op lieve en vaak lange brieven, levendig geschreven over onderwerpen die ertoe doen.

Ik lees het met enige jaloezie. Waar haalde zij de tijd vandaan om die brieven te schrijven? M. Vasalis, of liever Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans, zoals haar echte naam luidde, was psychiater, dichteres, roerde zich best actief in het literaire wereldje, had drie kinderen en als ik kijk naar de hoeveelheid brieven die ze schreef, lijkt het of ze alle tijd heeft.

Lijkt, want zelf lijdt ze best onder al die drukte. Het zorgde er onder andere voor dat ze veel te weinig schreef naar haar zin. Als ze eindelijk een keer op vakantie is, noteert Maaide Meijer: ‘Ze is op vakantie en ze is ongehaast. Ze vertoeft in de tijdloosheid waarvan ze zo houdt, het lange heden.’ en dan citeert ze uit een brief van Vasalis: ‘Kon ik bij god maar eens drie maanden zo zitten, in isolatie, ik schrijf de hele dag, tenminste van binnen.’ 
Als iemand die inmiddels permanent in tijdloosheid leeft, lees ik dit soort passages met bijzondere belangstelling.

Vanmorgen kreeg ik weer een mededeling over het gemiddelde dagelijkse gebruik van mijn iPhone deze week. Ik durf het nauwelijks op te schrijven. Afgelopen week zat ik dagelijks bijna 5 uur naar mijn iPhone te turen. Kleine excuus, ik lees er mijn kranten op, kijk er soms televisie op en nu ik hier tijdloos woon verloopt alle communicatie met familie en vrienden via dat apparaatje, maar toch. Vind je het gek dat ik geen ellenlange brieven meer kan schrijven. Mijn iPhone heeft de brief verdreven. Het heeft ervoor gezorgd dat mijn generatie tot de laatste brievenschrijvers uit de geschiedenis behoort.

Ik zie met lede ogen aan hoe we nog slechts ultra-korte berichten naar elkaar toe seinen via WhatsApp of mail. Ze zijn ontdaan van elke nuance en diepte, alles is gericht op efficiency. Nu ik veel citaten uit de brieven van Vasalis lees, realiseer ik me wat een verlies aan liefde en schoonheid het is. Alles is verworden tot instant communicatie, na ons voedsel is ook onze communicatie instant geworden. Elke boodschap is ontdaan van redenen, beschouwing, reflectie. Alles is gericht op snelheid, kaalheid, hyper-efficiency.

Voor sommige mensen zijn er geen grenzen meer. Als je het met iemand niet eens bent, dan bedreig je hem met de dood en wens je hem de kanker toe. Ik denk dat dit het gevolg is van dat we alles hebben uitgekleed, er zijn geen conventies meer, nadenken is alleen gericht op de boodschap zo direct en snel mogelijk overbrengen, nuance en reflectie houden alleen maar op. Ik ben nu op bladzijde 486 van de biografie. Ik heb er nog zo’n 400 te gaan, ik hoop dat er ik nog heel lang overdoe. Eigenlijk wil ik wel voor altijd in de wereld van Vasalis blijven.

 

Melk

Maandag 12 juni, Cadouin

 

Verbeter de wereld, begin bij jezelf. Het is een uitspraak waarin in nooit heb geloofd. Op de eerste plaats omdat ik al geen vertrouwen heb in die ‘jezelf’. Jezelfen zijn vaak inconsequente, egoïsten, uit op het eigenbelang. Met die jezelfen gaan we de wereld echt niet verbeteren. Werelden worden verbeterd door het verenigen van mensen, door bewegingen, door politiek partijen, door bestuurders die ballen hebben. Fijn dat mensen hun best doen om in hun eentje de wereld te verbeteren, maar echt lekker schiet dat niet op.

Voor dit blog eens opgezocht waar de uitspraak verbeter de wereld, begin bij jezelf vandaan komt. Ik had het kunnen weten, want deze zalvende boodschap werd het eerst uitgesproken door pater Henri de Greeve, hoofd van de Bond Zonder Naam, een christelijke organisatie die haar best deed de armoe te bestrijden en de naastenliefde te bevorderen, later ging die BZN over in Cordaid.

De afgelopen tijd maakte ik zelf weer een gevalletje falen mee als het gaat om de wereld te verbeteren door met jezelf te beginnen. Door al die omgekeerde vlaggen en de agressie van de boeren kreeg ik een steeds grotere hekel aan de industriële boer. Eigenlijk zouden we ze agrarische industrieel moeten noemen. Door het woord boer te gebruiken blijft er veel te veel valse romantiek aan hen hangen.

Om maar eens bij mezelf te beginnen, probeer ik mijn vleesgebruik tot een minimum te beperken. Met de groente- en de vegabijbel in huis voorkom ik nu al jaren dat sommige varkens en koeien het slachthuis hoeven te zien en kwam ik erachter dat je zonder vlees buitengewoon lekker kunt eten. Al moet ik toegeven: een kippetje of eendje op zijn tijd, ik blijf ervoor tekenen. Daar ga je weer als jezelf, niks verbeteren.

Ik zal ze hebben, die rotboeren, dacht ik. Al die melkbedrijven, al die arme moederkoeien en kalveren die in hun meest liefdevolle periode wreed worden gescheiden voor onze melkproductie, ik ga er mede een einde aan maken en besloot geen melk meer in mijn koffie te doen. Goed voornemen. Ik probeerde eerst sojamelk. Maar dat vond ik echt niet te drinken, mijn koffie werd er een weeïg drankje door.

‘Laten we havermelk proberen,’ opperde Wyb. Dat beviel beter. Maar ik merkte dat ik steeds minder koffie dronk. Met veel moeite dronk ik één kopje koffie in de ochtend, het werd steeds meer bocht. Ik miste zo die koffie met een beetje melk. Ik kan daar zo van genieten. Een klein scheutje melk, voor mij brengt het de koffie op de juiste smaak. Afgelopen zaterdag heb ik maar weer een fles melk gekocht. Goede voornemen in de prullenbak. Mijn koffie smaakt als vanouds.

Beetje troost is de wetenschap dat de Franse boer niet is meegegaan in de waanzin van de agrarische industriële ontwikkeling. Kleinschaligheid is hier voor de meeste boeren nog gemeengoed. Al weet ik dat er grote kans is dat ook mijn Franse melk afkomstig is uit Friesland, waar de agrarische industriëlen het landschap kapot hebben gemaakt.

Offerdier

Zaterdag 10 juni, Cadouin

 

Ik zou over grote dingen kunnen schrijven, of moeten schrijven. Het overlijden bijvoorbeeld van mijn oud-collega Thom van der Goot. Een man altijd groot aanwezig, die langzaam steeds kleiner werd en bijna onzichtbaar is overleden. Of ik zou over verdriet kunnen schrijven, onderhuids familieverdriet, dat dode plekken in het lijf achterlaat en het hoofd dor maakt.

Ik zou vlammend kunnen schrijven over Rutte die zichzelf steeds meer in de weg zit, en vooral de anderen, een man die zijn levenscyclus voorbij is, maar dit weigert toe te geven. En zeker zou ik ook willen schrijven over de mooiste beeldspraak van het afgelopen half jaar, gebezigd door Henk Nijboer van de PvdA. In het debat over Gronings gas, waarin Rutte zich verdedigde, noemde hij Rutte een timmerman die een pudding tegen de muur probeert te spijkeren. Ik was verrast door zo’n duidelijk beeld, zo treffend van toepassing op de aangesprokene, maar ik zag ook dat het een beeld is dat vaker is gebruikt. Ik had het helaas niet eerder gehoord.

Ik weet niet wat het is, maar de laatste tijd schrijf ik het liefst over kleine dingen. Ik zoek de menselijke maat op, of zelfs onbeduidende dingen die me ontroeren. Zo ontdekte ik onlangs weer een toevalsdier. Voor mij een bijzonder toevalsdier want ik kijk er al anderhalf jaar na zonder het te zien.

Een substantieel deel van mijn leven breng ik momenteel op onze veranda door. Het is een soort overdekte kamer in het verlengde van ons huis. Het is daarmee de vierde kamer van ons Franse huis, maar misschien wel de belangrijkste. Zonder deze kamer hadden we het huis niet gekocht.

In die kamer kijk ik uit over de vallei. In de winter meer dan in de zomer omdat in de zomer bladeren een sluier over de vallei leggen. Wij noemen de veranda ook wel onze boomhut, in feite is het een boskamer, om ons heen bomen en blad. Een ideale plek om te mediteren, als ik dat zou doen, of te mijmeren, wat ik tamelijk veel doe. Het is inmiddels ook mijn ideale leesplek.

Ik kan over de vallei kijken en als ik mij naar rechts draai, zie ik ons huis met onze voordeur. De deur zit in een muur getekend door het verleden, wat ik prachtig vind. Ik houd niet van steriele muren. Ik kijk nu al zo’n anderhalf jaar naar die muur. Nou ja, kijken, ik keek niet goed. Want pas deze week zag ik het perfecte toevalsdier dat de tijd op de muur tekende. Het is een oud offerdier, gebonden aan een touw, op weg naar de offerplaats om door de mens gedood te worden. Ik zal het bij deze redden van de dood.

Stilte

Vrijdag 9 juni, Cadouin

 

Om acht uur breng ik Wyb naar haar werk zodat ik vandaag met de auto boodschappen kan doen. Het is veertien kilometer rijden naar haar werk, waarvan twaalf kilometer door een bos. Dan kom ik in het dorp Belvès en even daarachter ligt de camping waar Wyb werkt. Ik kom erop omdat wij in die 12 kilometer helemaal niemand tegenkomen. Geen tegenligger, geen mensen, niemand die ons achterop komt. We rijden 12 kilometer door het bos en pas in Belvès zien we op een parkeerterreintje vier campers staan.

Ook als ik terugrij: geen tegenliggers, geen mensen. Kom daar eens om in Nederland. Ooit had ik in mijn jeugd een boek van Bart Garthoff. Hij was televisiepresentator van het programma Weer of geen weer en was daarmee een van de eerste mensen die aandacht vroeg voor de natuur en milieu, hij maakte een soort voorloper van Vroege Vogels. Daarnaast schreef hij een aantal boeken over de natuur. In een van die boeken schreef hij dat hij nog nooit op een plek in Nederland was geweest waar hij langer dan een kwartier geen mechanisch geluid hoorde. In welk natuurgebied hij ook zat, op wat voor een afgelegen plek ook, binnen een kwartier hoorde hij wel een auto, vliegtuig, brommer of anderszins.

Zoals je merkt heb ik dat altijd onthouden. Dat kwartier zit al mijn hele leven in mijn hoofd en in Nederland check ik het altijd. Als ik ergens afgelegen in de natuur zit, kijk ik altijd of ik het record van Bart Garthoff kan verbeteren. Maar het is me nog nooit gelukt. Altijd weer is er ver weg een tractor of zo te horen. En laat ik vooral vliegtuigen niet vergeten, het is ongelooflijk, als je er op let, hoeveel vliegtuigen er in de lucht zijn. Normaal gesproken hoor je ze niet, filter je dat geluid in je oor weg, maar als je op zoek bent naar echte stilte, en daar scherp op bent, merk je hoeveel vliegtuigen er overvliegen, die je wel terdege hoort, ook al is het ver weg.

Een van de fijnste dingen die ik nu dagelijks meemaak, is dat ik met Dies door de uitgestrekte bossen hier wandel en dat ik werkelijk helemaal niemand tegenkom. Het geeft me een heerlijk oer-gevoel, ik kan mij bijna alleen op de wereld wanen. Ik zeg bijna: want ook hier in de Dordogne is het best nog een truc om het record van Bart Garthoff te breken. Belangrijkste stoorzenders hier: auto’s, vliegtuigen & tractoren -ver weg, maar wel te horen. Het moet millennia stil geweest zijn op onze planeet, maar die tijd is definitief voorbij. Schaars goed, stilte.

 

Koekoek

Woensdag 7 juni, Cadouin

 

Het is een mooie dag voor mij als vogelaar. Wyb en ik wandelen naar de bakker en terug, dan zien we bij het grasveld achter de abdij een vogel die schichtig opvliegt. We zien hem tegen een boom gaan zitten, wat toch atypisch is voor zo’n grote vogel. We zien het tegelijk. Als je van vogels houdt, scan je eigenlijk altijd het landschap.

We lopen in een grote boog om de boom heen en daar zien we zitten wat we al verwachtten: de groene specht. Het is een vogel waarvan we wisten dat hij vlakbij ons huis zit. Regelmatig horen we hem lachen. De groene specht maakt namelijk een heel karakteristiek geluid, net alsof hij je uitlacht en wil zeggen: haha, ik ben er wel, maar je ziet me toch niet. Hij is zo schichtig. Zo gauw hij ons ziet, vliegt hij weg. Maar onmiskenbaar zien wij zijn groene lijf. Eindelijk hebben we hem eens gespot.

Die middag, als we boodschappen doen, gebeurt ongeveer hetzelfde. We rijden rustig over ons weggetje, het is zo smal, we moeten wel, dan draaien we de weg op die tegenover ons aan de vallei ligt. Op dat moment zien we de koekoek over vliegen. Tegelijkertijd zeggen we het: ‘Een koekoek.’ Ik heb nog nooit een koekoek gezien, het is mijn eerste. En het is vast het exemplaar dat de hele lente boven in de bomen op onze berg ons heeft zitten terroriseren met zijn eindeloos gekoekoek. Nu hij zich aan mij heeft geopenbaard vergeef ik het hem.

Nu ik toch bezig ben zal ik er maar een dierenblog van maken. Vorige week liepen Wyb en ik laat op de avond nog over ons weggetje om Dies uit te laten. Het was zo’n mooie heldere nacht waarin het heelal zich in volle rijkdom laat zien en dat je beseft dat wij mensen er in een nietig luchtbelletje een beetje doorheen draaien.

Opeens schiet Dies weg. Dies ziet meer dan wij, hij heeft katachtige kwaliteiten, hij ziet beesten waarvan wij geen vermoeden hebben. Hij jaagt een groot beest op. Een kat? Een vos? We horen ze door de struiken rennen. En dan komt er opeens een das uit de struiken tevoorschijn. Dies heeft de achtervolging alweer opgegeven, hij heeft vermoedelijk geen idee wat hij met een das moet. Het dier schommelt snel en verontwaardigd van ons vandaan.

De laatste dierenervaring is dat we sinds vandaag met een hagedis in onze badkamer zitten opgescheept. We hebben het raam meestal openstaan en daar heeft hij gebruik van gemaakt. Elke keer als we naar de badkamer gaan, zoekt hij een donker hoekje op. Hoe krijg je een hagedis uit een badkamer? Hij is zo snel, het lukt me niet om hem te pakken. Ik laat het raam maar open, hopelijk vindt hij de weg terug naar buiten. Zo lang er geen slang naar binnenkomt vind ik alles goed.

 

Recept

Dinsdag 6 juni, Cadouin

 

Er is hier in de Dordogne een overdaad aan natuur en een overdaad aan stilte. Jammer genoeg is er een gebrek aan mensen die iets kunnen, zoals klusjesmannen en dokteren. Twee maanden geleden gingen we naar de praktijk van een arts in Le Buisson de Cadouin om te vragen of wij ‘cliënt’ in de praktijk konden worden. Onmogelijk, was het antwoord van de dokter die toevallig naar buiten kwam. Maar als we een recept nodig hadden dan wilde zij dat wel voor ons uitschrijven, dan moesten we maar langskomen.

Gisteren was dat laatste het geval. Mijn medicijn om mijn cholesterolgehalte binnen de perken te houden was op. Ik dacht dat ik een ruime voorraad uit Nederland had meegenomen. Helaas. We gingen weer naar de dokter die ons het uitschrijven van een recept in het vooruitzicht had gesteld. De reactie van de receptioniste beloofde al niet veel goeds. Een recept uitschrijven? Dat ging zomaar niet. Om dit vrijmoedige verzoek met de dokter te bespreken ging ze de spreekkamer in waar op dat moment een patiënt zat.

Of we even wilden wachten, de dokter wilde ons graag zelf spreken. Als ik eenmaal goed Frans spreek, ga ik een opleiding voor klantvriendelijkheid starten. Het leek dat we op een strafbankje zaten, want eerst gingen twee andere patiënten ons voor. Na twintig minuten kwam de dokter naar buiten, waarvan me al eerder was opgevallen dat het een kordate, zeer efficiënte dame is. Ze nodigde ons uit in de spreekkamer.

Hoe kwamen wij erbij dat we zomaar een recept konden krijgen? Wij moesten goed begrijpen dat zij dokter was en nooit zomaar een recept uitschreef. Voor een recept was vooronderzoek noodzakelijk. Wyb vertelde deemoedig dat ik het recept al meer dan tien jaar slik en dat ik in januari nog totaal was onderzocht.

Of ik even meeging naar de onderzoekskamer. 
‘Hoe is uw gezondheid?’
‘Prima, niks aan de hand.’
‘Geen klachten?’
‘Geen klachten.’
Of ik mijn shirt omhoog wilde doen. Vervolgens begon ze met haar stethoscoop naar mijn binnenste te luisteren. Het werd een diepgaand onderzoek. Ze luisterde buitengewoon aandachtig en keer op keer moest ik zwaar in- en uitademen. Wat dit met cholesterol had te maken, geen idee. Het zou toch niet dat ze opeens iets vond?

Wel dus. Ze hoorde iets bij mijn hart. ‘Het is wel noodzakelijk dat een cardioloog er beter naar kijkt,’ was haar conclusie. ‘Ik geef u voor de zekerheid een doorverwijzing.’ En zo duikel ik, geheel onverwachts, toch weer het Franse medische circuit binnen. Mijn hart eens goed nakijken, kan geen kwaad, dacht ik. Bijkomend voordeel: opeens zijn we patiënt van haar praktijk. Dat is mooi, vooral omdat onze nieuwe huisarts ook nog eens tamelijk goed Engels spreekt.

En ze doet niet kinderachtig. Ik heb een ander medicijn meegenomen zodat ze dat in de toekomst uit kan schrijven, maar laat haar weten dat ik daar nog veel van heb. Ik weet niet of het met wantrouwen naar Nederlandse medicijnen heeft te maken, maar ook daar schrijft ze nog eens een recept voor een half jaar voor uit. Het kan niet op.

De volgende dag blijkt dat ook cardiologen in de Dordogne zeer zeldzaam zijn. Na enig bellen vinden we er een die pas 26 oktober om half zeven ’s avonds tijd voor me heeft. Ik vind het prima, want acute zorg lijkt me niet echt nodig.

Succes!

Maandag 5 juni, Cadouin

 

Het gaat de aankomende weken spannend worden in Nederland. Rutte heeft weer eens een belofte gedaan. Voor het eerst heeft hij met een opstandige VVD te maken. ‘Denk nou eens aan je eigen volk, man,’ beet iemand hem toe, of in ieder geval iets van dien aard. Hij beloofde en public dat voor de vakantie de asielstroom zal zijn ingedamd. Anders, dreigement!, mag niemand van de verantwoordelijke ministers op vakantie. Hij zelf incluis.

Nou weet iedereen al dat dat niet gaat lukken. Rutte heeft namelijk helemaal geen vat op die asielstroom. De stroom gaat gewoon door totdat die stopt. Rutte is gebonden aan allerlei internationale afspraken en in het kabinet bestaan enorme meningsverschillen over dit probleem. En, ander puntje, hij roept het al jaren en het is hem nog nooit gelukt ook maar een deuk in dit pakje boter te slaan.

Hij heeft er niet eens de middelen voor. Zelfs de opvang van mensen die asiel aanvragen kan/wil hij niet regelen. Terwijl dat voor elke manager toch een fluitje van een cent moet zijn. Tenminste, als de wil aanwezig is. En die wil ligt bij de VVD en die is er niet. Als je types als mevrouw Broekers-Knol op dit soort dossiers zet, dan weet je dat er sprake is van kwade opzet, dat dit soort kwesties niet opgelost mogen worden. Een humane opvang zou eens een aanzuigende werking hebben. Menig VVD gaat bij deze gedachte over zijn nek.

Het wordt niet alleen de aankomende weken spannend in Nederland. De aankomende decennia is er een dossier waarbij we ons hart gaan vasthouden: ons pensioen. De afgelopen week is het in dit liberale land gelukt om van ons allen kapitalistjes te maken, dit geheel tegen mijn wil. Over max drie jaar zijn wij allen bezitters van aandelen en is ons pensioen afhankelijk van de waanzin van de beurzen. Collectiviteit wordt ingeruild voor persoonlijke pensioenportefeuilles en het rendement daarop. Dat wordt gokken op niveau.

Mensen van de generatie X, Y, Z of hoe ze allemaal mogen heten, denken dat we in een stabiele maatschappij leven en dat vooruitgang normaal is. Klein vergissinkje, tot nu toe hebben ze mazzel gehad. Maar ik heb de jaren ’70 (werkloosheid) en ’80 (No future!) meegemaakt. Ze weten niet beter of de AEX zit veilig rond de 750 punten. Ik heb meegemaakt dat de AEX rond de 250 punten stond. Kijken hoe onze persoonlijke pensioenportefeuilles zich dan houden. Ik leg in ieder geval vast een moestuin aan. Adviesje van de sociaal-democraat Klijnsma.

Tot vorig jaar was het geld gratis. Je kon lenen tot je een ons woog, maar je hoefde er niets voor te betalen. Rentestijgingen? Die tijd was voorbij. In die tijd vertelde ik mijn kinderen dat ik had meegemaakt dat de rente op 12% stond. De oude man vertelde weer eens uit zijn sprookjesboek. Vol ongeloof keken ze me aan. Nou zal die 12% nog even duren, maar ik voorspel dat we binnen tien jaar de 6% aantikken. Op de financiële markten is alles mogelijk.

Net zo als Rutte de asielstroom niet in de hand heeft, zo hebben wij ons financiële lot niet meer in handen. Maar er hebben zoveel deskundigen naar gekeken, zal de tegenwerping zijn. Tsja, ik kan vele dossiers aanwijzen waar vele deskundigen ontzettend intensief naar hebben gekeken, maar wat toch een puinhoop werd. Voorbeeldje? Het invoeren van het leenstelsel voor studenten. Een hele generatie zit opgescheept met een dikke schuld. Gelukkig blijkt dat alles teruggedraaid kan worden, zie dit voorbeeld.
Ik wens iedereen veel voorspoed met zijn persoonlijk pensioenportefeuile, laten we onszelf succes wensen, we zullen het nodig hebben.

Schuil

Zondag 4 juni, Cadouin

 

__

Schuil, wordt onzichtbaar

want de jagers zijn overal

eerst zijn er de drijvers

met stokken en schreeuwen

luister naar de kraaien

en de dieren die vluchten

zij weten vanwaar

de storm en het onweer komt

nog is het bos zonovergoten

maar vergis je niet, schuil

blijf ontzichtbaar. Hoor,

stokken, schreeuwen

altijd is er honger

naar lijden en buit

verderop staan ze, de jagers,

altijd geduldig, verdekt

en altijd onverwacht:

de jager, dan het schot

schuil, blijf onzichtbaar.

 

Lichtheid, wendbaarheid

Zaterdag 3 juni, Cadouin

 

Hoe hou je al je ontmoetingen, ervaringen, herinneringen en het enorme informatiebombardement dat op je afkomt een beetje bij elkaar? Ik denk dat de redding van deze dagelijkse chaos het verhaal is. Om zich het vege lijf te redden, denk ik dat elk mens van zijn leven een verhaal maakt. Op die manier brengt hij wat coherentie in die verpletterende werkelijkheid die in een niet aflatende lawine op je afkomt. Een mens wordt zijn eigen verhaal waar vele vertellijnen doorheen lopen, maar die, net als in een boek, toch een middelpuntvliedende kracht hebben. Die kracht is dan de mens die dat verhaal schrijft, of moet ik zegen ‘verzamelt’?

Want het woord schrijven veronderstelt dat een mens, net als een schrijver, alles keurig in de hand heeft. En dat is natuurlijk niet het geval, het leven hangt van geluk en pech aan elkaar. Waar word je geboren? Welke mensen ontmoet je? Welke kansen krijg je en pak je? Hoe gaat het met je gezondheid? Zo zou ik eindeloos kunnen doorgaan. Hoe dan ook, je schrijft je verhaal niet zelf, maar sprokkelt uit die enorme chaos de elementen die je als mens belangrijk vindt.

Ik zag gisteren een kop in de krant die de vraag stelde: zijn er nog mensen zonder trauma’s? Dit omdat iedereen wat psychisch lijkt te schelen. Goede vraag. 1,2 mensen in Nederland slikken antidepressiva. 10 procent van de volwassenen geeft aan in de afgelopen twaalf maanden contact te hebben gehad met een psycholoog, psychiater of psychotherapeut. Bijna 15% van de jongeren krijgt professionele jeugdhulp. We mogen dus constateren dat er nog genoeg mensen zijn zonder trauma. Maar ook veel met.

Elk mens is een verhaal en ik denk dat een mens kan verdwalen in zijn eigen verhaal. Dat is een belangrijke reden om met professionele hulpverleners in aanraking te komen. Maar er zijn ook genoeg mensen die verdwalen in hun eigen verhaal en niet bij hulpverleners terecht komen. Ze lopen vast met waar ze mee bezig zijn, weten niet meer wat en waarheen en hoe. Vooral omdat mensen denken dat hun verhaal één richting uitgaat en onveranderbaar is.

Eigenlijk zou iemand het verhaal van zijn leven moeten opvatten zoals een schrijver doet. Als een schrijver een boek schrijft, is het niet ongebruikelijk dat hij voelt dat zijn verhaal vastloopt. Hij bedenkt dan diverse manieren om het verhaal vlot te trekken. Voor een schrijver is dat gemakkelijk want een boek is voor hem een project. Het verhaal van een mens zien veel mensen als een fait accompli. Ik denk toch dat dat laatste niet helemaal het geval is.

Het zou voor velen een uitkomst zijn als ze hun leven gaan beschouwen zoals een schrijver met een boek omgaat. Het zou de wendbaarheid, de dynamiek in een leven, en daarmee het geluk, enorm ten goede komen. Als een verhaal vast zit, moet je het lostrekken. Misschien moet je een deel van je leven schrappen, een aantal blaadjes verfrommelen en in de prullenbak gooien en gewoon eens een nieuwe verhaallijn bedenken en als dat niet helpt met nog een volgende variant beginnen. Ik vrees dat velen hun leven te absoluut zien, gewichtig maken en daardoor te zwaar opvatten. Meer lichtheid en wendbaarheid in het bestaan aanbrengen, meer het schrijfproses in het eigen hand nemen, het kan een uitkomst zijn.

De oudste steen

Vrijdag 2 juni, Cadouin

 

In Groningen hoefden we maar vijftig stappen te lopen om het vuil in de container te gooien. Nu moeten we het hele dorp door, heen en terug zo’n tweeduizend en nog iets stappen. Dat weet ik omdat ik mijn stappen bijhoud. Dat doe ik niet nauwkeurig, want ik meet ze via mijn iPhone en ik vergeet dat ding nog wel eens. Wyb doet het via haar digitale horloge en dan telt elke stap.

Ik zeg ‘moeten’ we het hele dorp door. Het valt wel mee met dat moeten want dat doen we meestal na het eten en dan is het heerlijk om even te lopen. We bereiken het dorp via de binnenplaats van een abdij uit 1115 en een middeleeuwse poort. Elke keer ben ik mij bewust van de geschiedenis van de plek. Nog niet zo lang geleden liepen hier de monniken.

We brengen de vuilnis weg, onderweg gooien we keer op keer een frisbee voor Dies opat hij ook een plezierig uitje heeft. Als we teruglopen en midden op het dorpsplein zijn, horen we iemand ‘Hé, Wybrich!’ roepen. Het is de eerste keer dat een van ons wordt geroepen zoals je in de stad wel eens wordt geroepen als een bekende langs je fietst. In de deuropening van onze plaatselijke pizzeria staat Josee, een oud-collega van Wyb. Nou ja, oud. Vorig jaar werkten ze nog samen en hebben samen heel wat stormen doorstaan.

We wisten dat Josee en Rob, haar man, in Frankrijk waren en richting Dordogne kwamen, maar geen idee wanneer. Het blijkt dat ze net een foto naar Wyb hebben gestuurd om te laten zien dat ze in de pizzeria zaten te eten. Toen we langskwamen, dachten ze dat we naar hen op weg waren. Alleen een beetje raar dat wij doorliepen, vandaar dat ze ons maar had geroepen. Wij hadden weer eens onze iPhones vergeten, dus het fotootje nog niet gezien.

Het eerst wat ze vragen is hoe wij het hier vinden in dit kleine dorp, blijkbaar verwonderd dat wij het hier uithouden. Ik zeg dat het monnikenbestaan mij prima bevalt, het is een kwestie van langzamer leven.

Ik moet meteen aan het gedicht Tijd van Vasalis denken. Het is mijn ambitie om het perspectief van dat gedicht te bereiken. Het is niet gek dat ik aan Vasalis denk, want ik lees momenteel de biografie over haar, geschreven door Maaike Meijer. Het is een van de beste biografieën die ik ooit heb gelezen. Gelukkig bevat het 966 bladzijden en heb ik het nog lang niet uit. Zo jammer dat ik M. Vasalis nooit heb gekend, wat ik tot nu toe las, was het een vrouw om in je hart te sluiten. Het gedicht Tijd gaat als volgt. Ik zou zeggen: geniet van haar woorden en het perspectief.

 

Tijd

Ik droomde, dat ik langzaam leefde ….
langzamer dan de oudste steen.
Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde,
wat stil lijkt. ‘k Zag de drang waarmee
de bomen zich uit de aarde wrongen
terwijl ze hees en hortend zongen;
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen ….
Ik zag de tremor van de zee,
zijn zwellen en weer haastig slinken,
zoals een grote keel kan drinken.
En dag en nacht van korte duur
vlammen en doven: flakkrend vuur.
– De wanhoop en welsprekendheid
in de gebaren van de dingen,
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademloze, wrede strijd ….
Hoe kón ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten?

M. Vasalis,


uit Parken en Woestijnen. 


 

Kaas

Donderdag 1 juni, Cadouin

 

Ik krijg van mijn lieve Franse Nicht het volgende bericht van nu.nl toegestuurd. Ze schrijft: ‘Sorry, maar dit moet ik met jou delen. Weet niet waarom. Soms is de werkelijkheid nog gekker dan je kunt verzinnen. Maar eigenlijk hou ik er niet van als mensen van die grappige dingen delen, maar deze móest naar jou.’ Het bericht luidt als volgt:

‘De jaarlijkse kaasrolrace in het Britse district Gloucester is dit jaar gewonnen door een vrouw die onderweg buiten westen raakte. De Canadese viel op haar hoofd en verloor haar bewustzijn, maar kwam toch als eerste over de finish. Zij won daarmee een wiel Double Gloucester van een paar kilo.

Bij de kaasrolrace wordt een wiel kaas van 3 tot 4 kilo van Cooper’s Hill gerold. De deelnemers gaan er vervolgens achteraan, met als doel de kaas te vangen of als eerste over de finish te komen. Doordat de heuvel steil is, is het zeer lastig om op de been te blijven. Daardoor rollen en vallen deelnemers vaak meer dan rennen.

De rollende kaas kan snelheden tot boven de 100 kilometer per uur halen. Daardoor is het in de praktijk zo goed als onmogelijk om hem te vangen voor de finish, die bijna 200 meter verderop onderaan de heuvel ligt. De winnaar van de race mag de kaas mee naar huis nemen.


Een van de winnaars was de negentienjarige Canadese Delaney Irving. Zij won de vrouwenrace terwijl ze onderweg op haar hoofd viel. Ze raakte daardoor kort buiten westen. “Ik weet alleen nog dat ik m’n hoofd raakte en nu heb ik een kaas”, zei Irving.

De eerste vermelding van kaasrollen in Gloucester stamt uit 1826, maar waarschijnlijk is de traditie nog vele eeuwen ouder. 
Matt Crolla, een van de mannen die met een kaas naar huis ging, kreeg na de race vragen over zijn voorbereiding. “Ik denk niet dat je hiervoor kunt trainen. Je moet gewoon een idioot zijn.’

Ik schrijf mijn Nicht terug dat dit eigenlijk de ultieme metafoor voor het lot der mensheid is. Als dollen rennen achter zoiets stoms als kaas, je raakt buitenwesten, je weet niet eens waar je werkelijk mee bezig bent en je wordt toch de winnaar. Een tragikomische, volstrekt zinloze triomf. Dit is echt weer een gevalletje ecce homo. Je kunt het ook zien als een samenvatting van het geloof. Je hele leven blind achter iets vaags aanlopen, nauwelijks weten achter wat en maar hopen dat je op het eind de kaas/de hemel wint.

Ik heb een somber mensbeeld. De mens is dom en hardleers, ze stellen kwakzalvers boven wetenschappers en geloven boven feiten. In feite zijn mensen lemmingen en storten ze zich in slowmotion in de afgrond.

Dat neemt niet weg dat ik een talent voor geluk heb. Ik heb bijna dagelijks diepe geluksmomenten en ook over het algemeen neigt mijn gemoed naar opgewektheid en geluk. Er zijn kwesties en mensen die rafels maken aan dat geluk, maar vooralsnog lukt het niet daar scheuren in te brengen.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2023