Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2024, januari/februari

Roomdivider

Donderdag 29 februari, Valencia<

 

Het woongedeelte van ons appartement en het slaapgedeelte wordt gescheiden door een kast waarin allemaal vakjes zitten waar je dingen in kunt leggen. ‘Handig zo’n roomdivider,’ zegt Wyb de eerste dag dat we in het appartement zitten. ‘Roomdivider?’ zeg ik, ‘bestaat dat woord? Daar heb ik nog nooit van gehoord.’ Ik weet wel meteen wat ze bedoelt en ik vind het meteen een goed woord, al laat het overduidelijk zien dat onze Nederlandse taal op achterstand staat. Een ruimteverdeler bekt niet, een roomdivider is meteen hip. Maar waarom kent Wyb wel dat woord en ik niet? Dat gebeurt me vaker, de kinderen gebruiken soms ook woorden die ik nog nooit heb gehoord, of Wyb. Ergens begin ik dus dingen te missen. Maar waar? En waarom? Twee decennia geleden gebeurde me dat nooit.

We hebben erg geboft met ons appartement, het ligt precies in de goede wijk op de juiste plek. We zitten hartje Valencia. Het centrale plein met het stadhuis en de basiliek is hier vijf minuten vandaan. Het museum moderne kunst is tien minuten lopen, evenals het museum met oude kunst waar we zo dadelijk heen gaan.

Als we het straatje uitlopen, 50 meter lopen, staan we aan een drukke rondweg, waar we in het appartement verder geen last hebben. Als we die oversteken zijn we al in de Jardins del Turia, de groene long van Valencia, zo’n negen kilometer lang, een paar honderd meter breed. Dies kan er heerlijk poepen. We gooien er ook met de frisbee, maar dan blijkt het park erg druk. Constant rennen er mensen hun longen uit hun lijf, ook fietsers leven zich eruit. Zo nu en dan schreeuwt iemand dat de hond aan de lijn moet. Die weten natuurlijk niet dat wij uit de Dordogne komen en Dies vrijheid is gewend.

Inmiddels hebben we Valencia volledig doorkruisd en ik durf daarom te beweren dat het een prima plekje is dat appartement van ons. Want grote delen van Valencia zijn ook best saai. Valencia heeft spectaculaire bezienswaardigheden, prachtige gebouwen, maar daarnaast heeft het vele keurige wijken waar veel mensen wonen maar waar niets te beleven valt terwijl onze stadswandelingapp Momo ons er wel doorheen gidst. Het zijn tochten waarvan wij denken: waarom hebben we ze nou gelopen? Maar goed, het levert ons per dag meer dan 20.000 stappen op, dus dan zien we dat maar als het nut.

Onze wijk is volstrekt niet saai. Het stikt er van de restaurantjes, terrasjes, bezienswaardigheden en graffiti. Het is een feest voor toeristen zoals wij. Morgen gaan we het weer verlaten en reizen we verder zuidwaarts naar de streek Gabo de Gata pal aan de Middellandse Zee. Het plaatsje waar we en appartement hebben gehuurd heet Rodalquilar. Andere bestemming, andere sferen. We gaan terug de natuur in, eindelijk verblijven we weer eens aan de kust, slechts een paar honderd meter er vandaan. Adios, Valencia.

Journal

 

Judaskus

Woensdag 28 februari, Valencia

 

Iedere frequente lezer van Dossiermoddergat weet heus wel dat ik een tamelijk fanatiek lezer van poëzie ben. Daar ligt het dus niet aan. Maar om meteen met de deur in huis te vallen. Het gaat me om die Martin Bosma, ‘onze’ nieuw Kamervoorzitter. Hij beloofde om in 2024 – volgens hem een jubileumjaar voor de Kamer, omdat de Staten-Generaal 560 jaar bestaat – elke vergaderdag een gedicht voor te dragen. Ik vind het, om diverse redenen, een buitengewoon slecht idee.

Op de eerste plaats heeft dat met Martin Bosma zelf te maken. Iemand van wie we weten dat hij een diepe afkeer van kunst heeft. In het programma van zijn partij. Sorry, het is natuurlijk geen partij, het is het eenmansbedrijf van Geert Wilders, staat dat alle subsidies op kunst en cultuur moet worden afgeschaft en dan gaat Martin Bosma ff goede sier maken met het mooiste wat de mens heeft voortgebracht.

Ik verdenk hem er trouwens van dat hij dat helemaal niet doet om de poëzie zelf. Zoals hij voorleest, meen ik te horen dat hij dat doet ten faveure van zijn nationalistische agenda. Poëzie als carbidschieten zeg maar. Zie mij eens lid zijn van de schutterij. Zoiets. Ik vind het eigenlijk een Judaskus. Het lijkt dat hij de poëzie omarmt, maar het is verraad aan de ziel van de poëzie, die staat voor schone handen, puurheid, het zoeken naar essentie van de mens en ons denken, voor het onconventionele en het vrijdenken. Voor mij zijn het dingen waar ik Martin Bosma als laatste mee associeer.

Er is nog een andere belangrijke reden dat ik dat voorlezen anti-reclame voor de poëzie vind. Ik ben al jaren van mening dat je poëzie niet moet voorlezen, tenzij zij er voor is gemaakt. Poëzie is niet voor niets geschreven, poëzie moet je lezen. Poëzie is als goede whisky, die slurp je niet naar binnen, die moet je in alle rust in je mond houden om de smaak goed te laten rondgaan. Pas dan reageren tong en mond op de verschillende smaken en karakteristieken van de whiskey.

Zelf ga ik nooit naar poëziefestivals. Vermoedelijk zijn ze erg gezellig, maar als ik een gedicht hoor, heb ik altijd de behoefte om hem te lezen, pas dan doorvors ik de echte waarde van het gedicht.
En welke gedichten doen het goed op festivals? De cabareteske, de poëzie die er lekker inglijdt, die grappig is, want dan kunnen we met z’n allen lachen. Niet voor niets dat Bosma begon met een gedicht van Gerard Reve. Ik ben benieuwd of hij gedichten van Hans Faverey of Gerrit Kouwenaar gaat voorlezen.

Ik weet vrijwel zeker dat de meerderheid van de Kamer denkt: daar heb je die gek weer met zijn gedichtjes. Begrijp ik best. Je bent er vol van dat je dadelijk voor het front van het natie een toespraak moet houden, komt die lastpak met zijn gedichtjes de boel ophouden. In plaats van dat mensen genieten van poëzie is het een irritatie. Je gaat toch ook geen kamertoespraak houden op een poëziefestival? Je moet de dingen houden waar ze thuis horen, waar ze het beste tot hun recht komen.

Journal

Calatrava

Maandag 26 februari, Valencia

 

We besloten vandaag fietsen te huren. Niet mijn idee, Wyb verheugde zich er al dagen op. Ik hou niet van fietsen door een stad. Wie wandelt ziet veel meer. Bij fietsen doet zich de vergissing voor dat je weliswaar een grotere afstand aflegt en daardoor denkt meer te zien. Als straatfotograaf weet ik dat de wandelaar veel meer ziet. De fietser bekijkt, de wandelaar ziet.

Er was wel een goede reden voor die fiets want we gaan via Jardín del Turia naar het strand van Valencia en lopend is dat toch een flink eindje. Met de fiets ook, daar getuigde ’s avonds mijn beurse kont van. Zadels, nog een reden waarom ik niet van fietsen hou.

Maar niet geklaagd, want de route die ik beschrijf, betekent dat je langs de levenswerken van de architect Santiago Calatrava Valls, kortweg Calatrava komt. Daarvoor klim je graag op de fiets. Onder de verzamelnaam Ciutat de les Arts le Ciències heeft hij vijf gebouwen op het einde van Jardín del Turia ontworpen. Totaal architectonisch spektakel. Er is een opera, 75 meter hoog, oppervlakte 40.000 m2. Evenals de andere gebouwen heeft hij alles uit de kast gehaald wat een architect maar kan verzinnen. Het resultaat: een feest voor het oog. De gebouwen lijken te exploderen. Alle gebouwen zijn wit (één uitgezonderd) en liggen tussen blauwe waterpartijen die de witheid van de gebouwen nog eens benadrukken.

Daar sta je dan als zuunige Nederlander. Ik moest aan de cultuurparagrafen van de PVV en BBB denken waar carbidschieten, schutterij en carnaval als de hoogste culturele uitingen worden bestempeld. Er kwam een boosheid over me heen. Laat ze verdomme verplicht eens naar Valencia afreizen, kunnen ze zien wat er kan gebeuren als je niet benepen denkt.

Moet ik toegeven dat Calatrava niet alleen architectonisch tekeer is gegaan, ook financieel barstte het nodige uit zijn voegen. Het hele project mocht 300 miljoen euro gaan kosten, het werden er 900 miljoen. Maar ach, de stad zal deze overschrijding er vast uit hebben. Op deze zondag bleek het Museo de las Ciencias, het wetenschapsmuseum, een soort magneet. Heel Valencia, inclusief alle toeristen, wilde naar binnen. Het toerisme is, sinds Calatrava zijn werk heeft voltooid, sowieso tot enorme hoogte gestegen. Dit wil je zien. Het woordje wil mag ook worden vervangen door moet.

Ik betrapte mijzelf bij het zien van de gebouwen wel op een ernstige beroepsdeformatie. Als ontwikkelaar en directeur van een van de meest spectaculaire Nederlandse theaters bedacht ik dat de bouw de 600 miljoen heeft overstegen, maar dat voor de exploitatie hetzelfde zal gelden. Alleen al het lappen van de ramen, de verwarming van alle loze ruimtes waar Calatrava ongelimiteerd gebruik van heeft gemaakt, zal ook de nodige kosten met zich meebrengen. En wie schildert die prachtige, gekromde daken, die enorme schelpen, als ze door het weer zijn uitgeslagen? En zo stond ik als pietlut aan de blauwe vijverpartij te denken als een Nederlands gemeenteraadslid die moet beslissen over het wel of niet bouwen van een nieuw theater. Terwijl ik er toch van overtuigd was dat ik die fase al lang achter mij had gelaten.

Palau de les Arts Reina Sofía. De opera.

Journal

 

Dwalen

Zondag 25 februari, Valencia

 

Het leven dat we deze week leiden mag wat mij betreft permanent zo blijven. We zitten in een klein appartement in het oude gedeelte van Valencia. Het is weliswaar klein, maar het heeft genoeg om er een leven door te brengen. Van dit soort appartementjes zou Hugo de Jonge en veel moeten bouwen, ideaal voor singles en twee mensen. Vanuit dat appartement ondernemen we onze tochten.

De eerste dag heb ik doorgebracht zoals een straatfotograaf wenst: dwalend. Door de stad zwerven zonder doel, de stad ontdekken en maar kijken waar je uitkomt en wat je tegenkomt. Inmiddels weet ik: waar je ook heen dwaalt, je komt altijd verrassende dingen tegen, mooie foto’s gegarandeerd. Die foto’s laat ik deze reis niet zien omdat ik mijn donkere kamer en mijn harde schijf niet bij me heb. Pas in Cadouin zullen ze tot wasdom komen. Deze weken moet de lezer het doen met iPhone foto’s.

Het is een beetje vreemd dat zich in Valencia twee dagen geleden een enorme ramp heeft voorgedaan. Een woonflat brandde totaal af en er zijn vele doden. In de stad merk je daar nagenoeg niets van. De toeristen staan gewoon in de rij voor de attracties, de Valencianen (?) doen hun boodschappen. Als we ’s ochtends langs het stadhuis lopen is er enorme oploop. Overal camera’s, gecentreerd rond iemand die ik onmogelijk kan zien. Het schijnt dat er een herdenking plaatsvindt. Ik vermoed dat de burgemeester nu een persconferentie geeft. Verder hangen bij overheidsgebouwen de vlaggen halfstok.

’s Avonds, na veel wandelen en veel kijken, is op diezelfde plaats een demonstratie voor Oekraïne aan de gang. De demonstranten rollen een lange vlag van de Oekraïne uit. Goed dat het gebeurt, maar er zijn relatief weinig mensen aanwezig. Het gros loopt door voor de zaterdagnamiddagborrel, de terrassen zitten vol.

Tussen de middag eten we weer verplicht buiten. Verplicht buiten? Als Spanjaarden ergens een hekel aan hebben dan is het honden. Nergens in Europa zijn ze daar zo consequent in als hier. We zien een leuk restaurant en willen graag binnen eten. Helaas, zoals altijd wordt ons de deur gewezen. Dies is absoluut niet welkom. Hondenbezitters, en dat zijn er best veel, dienen buiten te eten.

Gelukkig worden we geholpen door een buitengewoon vriendelijk meisje. Het valt eigenlijk best mee met de stugheid van de Spanjaarden, bedenk ik. Maar als we aan de praat komen blijkt ze uit Italië te komen.
Verder geen kwaad woord over de Spanjaarden. Na lange tijd in Frankrijk te zijn geweest is het heerlijk om met de Spaanse keuken te maken te hebben. Veel vis, veel grillen, verrassende combinaties. Je zou willen dat de Fransen wat creatiever in hun keukens werden.

Op het eind van de straat waarin ons appartement ligt Jardín del Turia. Het park is liefst negen kilometer lang, slingert zich door de stad en is een van grootste parken van Spanje. Het wordt ook wel de groene long van Valencia genoemd, het is een prachtige voorziening.
Oorspronkelijk liep hier de rivier de Turia. Maar in 1957 vond er een overstroming plaats waarbij veel mensen het leven lieten. Om die reden besloot de Spaanse regering dat de rivier niet meer door de stad mocht lopen en werd het water omgeleid. In de oude bedding legden ze het park aan. Ideaal voor ons, want het is, dicht bij huis, een ideale uitlaatplek voor Dies.

Cadaqués

Zaterdag 24 februari, Valencia

 

Een mens kan zichzelf in de weg zitten. Er nestelen zich soms ideeën in iemands hoofd die waarheid worden, zonder dat ze dat mogelijk zijn. Omdat het waarheid is geworden, ben je niet meer kritisch op jezelf. Het afgelopen jaar ben ik dit fenomeen diverse keren tegengekomen. Ik weet niet of dit bij psychologen een naam heeft, ik ken de vakterm die daar bij hoort in ieder geval niet. Soms gaat het bij dit fenomeen om ernstige zaken, zo ernstig dat de verhouding met mensen eronder lijdt, of je maatschappelijke positie. Soms gaat het over onbenullige zaken.

In die laatste categorie betrapte ik me de afgelopen dagen zelf op zo’n tot foute gestolde waarheid. Na het havenstadje Collioure reden we via de kust van de Costa Brava richting het zuiden. Costa Brava, op de een of andere manier had het in mijn hoofd gezet dat het daar verschrikkelijk was. Bij die naam zag ik eindeloze flats aan de kust. Toeristen die zich apathisch bruin lagen te bakken.
Ik had al beter moeten weten want onze voormalige Franse buren, die ik hoog heb, gingen af en toe naar de Costa Brava en elke keer als ze gingen dacht ik: wat heb je daar nou te zoeken. Elke keer kwamen ze weer enthousiast terug.

Ze blijken gelijk te hebben. De Costa Brava is inmiddels een prachtige kust. Via grillige bergen en kliffen volgen we de kustlijn en hebben we de mooiste vergezichten. Onder de rotsen zo af en toe een strandje. Het zal ook aan de tijd van het jaar liggen, want er is nauwelijks een toerist te bekennen. Op de rotsen is hier en daar een wit dorpje uitgestrooid, een genot voor het oog.

Ik schrijf in de vorige alinea het woordje inmiddels. Want het is niet uit te sluiten dat mijn gestolde waarheid toch eens waar was. Ik beschrijf in een app de Costa Brava aan Kees en die schrijft terug: ‘Mooi bericht heb je gestuurd: Costa Brava: alle Franco hoogbouw aan de kust is rond 2000 gesloopt.’ Kees is een groede bron want hij heeft ooit Spaans gestudeerde en volgt het land veel intensiever dan ik. Ik had echt nog nooit gehoord van deze Franco-correctie. Goed werk dus.

Halverwege de dag zetten we de auto in het stadje Cadaqués neer dat na veel bochten op de kust van een van de schiereilanden ligt. Ik roep het dorpje Cadaqués hierbij uit tot een van de tien mooiste stadjes waar ik ooit ben geweest. Alles in het stadje is in evenwicht, zoals dat bij veel Spaanse stadjes het geval is. Het dorp loopt stijl omhoog, pittoreske straatjes slingeren zich naar boven en onder kabbelen de golfjes van de Middellandse Zee tegen de kust. Vlak voor koffietentjes waar de heerlijkste koffie wordt geschonken.

De Fransen kunnen veel leren van de Spanjaarden. Op de eerste plaats hoe je goede koffie moet zetten. Op de tweede plaats hoe je kustplaatsjes met respect behandelt. Wyb en ik zijn altijd opzoek naar het ideale kustplaatsje. In Frankrijk hebben we er eigenlijk nooit een gevonden. De Fransen hebben er, zonder uitzondering, altijd troosteloze toeristenoorden van gemaakt waar patserige boten eindeloos, en ongebruikt, tegen elkaar liggen te klotsen, onder een woud van levenloze masten.

Al wandelend komen we bij een baai waaraan een ongelooflijk mooi wit huis staat. Het blijkt het huis van Salvador Dalí te zijn, die er dertig jaar woonde. Je kunt het huis bezoeken, maar er is een tijdslot waar je tijdig voor moet reserveren. Helaas. Gemiste kans. Dalí, slimme rakker, denk ik. Hier heb je dus staan schilderen aan die kitscherige plaatjes van je. Je zult wel hebben gedacht, laat de mensen maar lullen, die plaatjes zorgen ervoor dat ik hier aan die mooie baai kan wonen. Nog na zijn dood lacht hij ons uit. Wij komen hier zeker terug voor een rondleiding door dat huis en nog een uurtje aan die baai te zitten.

Costa Brava.

Wyb en Dies aan de baai van Dalí.

Hôtel des Templiers

Donderdag 22 februari, Begur

 

Waarschuwing voor de trouwe lezer van Dossiermoddergat. Wyb en ik zijn de aankomende maand weer on the road en dan weet je wel wat dat betekent: onregelmatig bloggen, soms zelfs met grote tussenpozen. Maar geef de hoop niet op. Eenmaal thuis gaat De Blogger er weer volop tegenaan. Al die reizen zijn noodzakelijk voor de broodnodige inspiratie. Je ziet het aan onze reis naar India in november. Nog steeds zijn de prachtigste foto’s op Dossiermoddergat te bewonderen. Met de laatste zin neem ik even de brutaliteit van Gerard Reve over. Je moet jezelf nooit onderschatten, heb ik van hem geleerd.

Gisteren sloten wij ons huis in Cadouin zeer zorgvuldig af in de hoop dat zich bij thuiskomst geen rampen zullen treffen zoals na ons verblijf in India en Nederland. Het water had toen onze badkamer gesloopt. De deur was door al dat vocht uitgezet en ik kon pas toegang tot de badkamer forceren door een ruitje van de deur in te tikken en die vervolgens met een hamer open te slaan. Laten we het beste hopen.

Wat is het toch fantastisch om te reizen. Wyb en ik krijgen nadat Covid gedoe steeds meer de smaak te pakken. ‘Wat is Frankrijk toch op veel plekken lelijk,’ zei Wyb nadat wij de Dordogne hadden verlaten. En dat klopt: als je de Dordogne als vergelijking neemt, vallen veel streken van Frankrijk door de mand.

Ons eerste reisdoel was Collioure, een havenstadje dat tussen de Pyreneeën en de Middellandse Zee ligt. Al is het nogal een aangeharkt stadje, zoals Henk zei, wat zeker klopt, toch is het in zijn toeristisch karakter een van de beteren als je het plaatsje vergelijkt met de badplaatsen in de Camargue of de Provence. Maar de haven of de toeristische bezienswaardigheden waren niet de reden waarom dit ons eerste reisdoel was.

Ons reisdoel was Hôtel des Templiers. Lang geleden, wij praten over het begin van de twintigste eeuw, was dit hotel een pleisterplaats voor kunstenaars. Henri Matisse, die ik zelf een van de beste beeldend kunstenaar vind, woonde in Collioure en hij stond aan de wieg van een nieuwe kunststroming, Les Fauves. Oftewel: de wilde beesten.

Voor wie niet weet wat het fauvisme is: het was een reactie op het impressionisme en werd gekenmerkt door het gebruik van heldere, felle kleuren en een expressieve verfbehandeling. Fauvistische kunstenaars waren voornamelijk geïnteresseerd in het weergeven van emoties en het uitdrukken van hun innerlijke gevoelens door middel van kleur en compositie, aldus Google.

Nou wilde het geval dat er nogal veel kunstenaars richting Collioure trokken. De meesten waren platzak en konden hun verblijfkosten niet betalen. Omdat de eigenaar van Hôtel des Templiers al dat geschilder wel mooi vond, liet hij zich in natura betalen. Wyb en ik trokken daar gisteren en vannacht profijt van. Door het hele hotel, van de gelagkamer, het restaurant, de gangen en de kamers, hangen meer dan tweeduizend originele schilderijen en tekeningen. Hôtel des Templiers vormt het meest informele museum dat ik ooit heb gezien, elke muur is met kunst behangen.

Het is ongelooflijk dat al die rijkdom daar zomaar hangt. Wyb en ik werden er erg hebberig van. We zagen de mooiste werkjes daar nonchalant hangen. Eerlijk gezegd werd ik er roofzuchtig vond en begon te denken hoe ik sommige werken ongezien kon vervangen en mee naar huis nemen. De lezer van Dossiermoddergat merkt het weer eens, geen slechte gedachte is De Blogger vreemd. En De Censor fantaseerde ongeremd mee. Het was een feest voor het oog.

Wanneer staan De Blogger en De Censor nu samen op de foto? Eigenlijk nooit. Dit is de uitzondering. De foto is gemaakt nadat de De Blogger vroeg of er ook een catalogus van de werken is. Volgens mij had de man nog nooit zo’n domme vraag gehoord. Ik vraag me af of iemand weet welk schilderij door wie is geschilderd. Mooie klus voor een kunsthistoricus die een levenswerk zoekt.

Crapaud alyte

Dinsdag 20 februari, Cadouin

 

Ik loop met de was achter het huis langs naar de waslijn. Ik loop dan in een soort goot die bij regen het water van de berg opvangt. Toen we hier kwamen wonen dacht ik dat er enorme plassen water naar beneden zouden komen, maar dat is absoluut niet het geval. Er staat, hoe hard het ook regent, nauwelijks water in de goot. Blijkbaar absorbeert de berg het water. De bomen die erop staan zullen de berg wel helpen de boel weer droog te krijgen.

Opeens hoor ik een vreemd geluid van de berg. Een soort seinen lijkt het, alsof iemand morse aan het overseinen is, maar het geluid is zachter, bescheiden, het klinkt zelfs teder. Ik blijf staan en dan hoor ik dat de geluidjes overal vandaag komen. Dan is het weer links van me, dan rechts, soms hoog op de berg, dan weer dichtbij. Ik luister naar een concert. Onze berg maakt muziek.

Dan weet ik weer waar ik het geluid eerder hoorde. Vorig jaar stonden we in de tuin bij onze buurvrouw. Op een gegeven moment hief ze haar vinger, zei ze dat we stil moesten zijn. ‘Hoor je dat?’ Bij onze voeten hoorden we hele zachte geluidjes, een soort morsetekens. Ze wist ons te vertellen dat het geluid van een kleine pad kwam. We zochten op de grond en daar zagen we de mini-mini-padjes zitten. Lieve kleine beestjes die buitengewoon ingehouden geluidjes maken.

Pas nu ik weer in onze goot sta hoor ik ze opnieuw. Het zullen er tientallen zijn die naar elkaar roepen. Ik hang de was op en app de buurvrouw met de vraag hoe die kleine padjes ook alweer heette. Het antwoord komt snel: crapaud alyte. Zo komen we erachter dat het om de vroedmeesterpad gaat, in Nederland ook niet onbekend, maar daar heb ik ze nooit gezien of gehoord. Ik denk dat er in Nederland überhaupt teveel lawaai is om de crapaud alyte te horen.

Mijn buurvrouw vertelt dat ze huizen in de gaten van de stenen muren op onze terrassen en in holle bomen. De vroedmeesterpad maakt niet alleen een teder geluid, hij is ook teder. Heel liefdevol draagt het mannetje de eitjes een tijdlang rond zijn poten om ze te beschermen. Zo klein, en zoveel ouderliefde.

James Webb

Maandag 19 februari, Cadouin

 

Facebook heeft blijkbaar door dat ik vaak naar foto’s kijk die de James Webb Telescoop maakt. Ik krijg er steeds vaker foto’s van te zien. Het algoritme van Facebook begrijpt me, en ik geniet er van. Er wordt wat gekankerd op algoritmes, maar ze hebben ook hun nut. Het is toch onvoorstelbaar dat ik, geboren in 1954, kan genieten van de mooiste uitzichten in de ruimte. Wie had ooit in 1954 gedacht dat we in mijn leven onze waarnemingshorizon met 11 miljard lichtjaar zouden verruimen?

En het is geen kattenpis wat we zien. Er is wat spektakel om ons heen. Sterrenspiralen. Geboortekamers van sterrenstelsels, zwarte gaten die de boel opslurpen, het grenst aan het ongelooflijke. De telescoop heeft 10 miljard gekost, maar dan heb je ook wat. Voor wie het uitzicht nog niet heeft ontdekt: ga er eens goed voor zitten en kijk eens van je af. Je hebt geen idee in wat voor werelden je terecht komt.

Maar bij alles wat nu ontdekt wordt, is de heilige graal nog niet gevonden: ander leven in het heelal. Door de James Webb Telescoop realiseer ik mij des te meer wat voor een eenzame positie wij in dat heelal hebben.

Astronomen hebben al duizenden exoplaneten buiten ons zonnestelsel ontdekt, dat zijn planeten die om een andere ster draaien dan de zon. Maar het schijnt dat slechts 12 van die ontdekte planeten zich in de bewoonbare zone van een ster bevinden en een massa hebben die ongeveer gelijk is aan die van de aarde.
Ik ben ervan overtuigd dat er ooit ander leven in het heelal wordt gevonden, voorlopig is het een speld in een veel te grote hooiberg. Ondertussen zijn er giga explosies om ons heen, het een na het ander verschijnt en verdwijnt en de aarde mag daar een paar miljard jaren doorheen draaien en ik mag er een kort mensenleven kennis van nemen. Als de zon dooft is het met ons soort gedaan.

De constatering van Arthur Schopenhauer dat de mens slechts een soort schimmel is, onderschrijf ik steeds meer. In het licht van wat er rondom ons gebeurt, trek ik voorlopig toch maar de conclusie dat de mens werkelijk helemaal niets voorstelt, dat het mazzel is dat het soort hier is ontstaan en dat het over niet al te lange tijd zal worden weggevaagd. Laten we er met volle teugen van genieten zou ik zeggen. Wat we jammer genoeg niet doen, want ondertussen maken we elkaar op grote schaal af, evenals de andere soorten waar we deze planeet mee delen.

Journal

 

Petitie

Zondag 18 februari, Cadouin

 

Van verschillende kanten krijg ik via Facebook de vraag of ik een petitie wil ondertekenen ter nagedachtenis aan Alexej Navalny. Sympathiek initiatief, is mijn eerste gedachte.

Maar er is toch iets wat me weerhoudt. De kern van mijn bedenking: wat voegt mijn handtekening in godsnaam toe aan dit drama? Het is zo evident dat het verachtelijk is wat er is gebeurd, dat het verdrietig is, dat Poetin een ongelooflijke schurk is, dat de moord op Navalny me boos maakt. Maar wat voegt mijn handtekening daar nou aan toe? Daar komt bij dat ik de tekst van de petitie nogal bombastisch vind. Die luidt:

“Ze hebben je vermoord.
Vandaag huilen miljoenen mensen met jouw familie mee en rouwen we ter nagedachtenis aan jou. 
Het is jouw moed die dictators het meest vrezen, jouw moed die mensen inspireert om op te staan tegen tirannie. 
En de prijs die je daarvoor betaald hebt is hoog: eerst vergiftiging, toen gevangenschap en nu de dood. 
De oorlogen in Oekraïne en het Midden-Oosten duren voort en de wereld houdt haar hart vast. Jouw nalatenschap zal ons kracht geven in deze donkere tijden. Wij zullen niet zwijgend toekijken terwijl onze democratie langzaam sterft. 
Rust in kracht,
Mensen van over de hele wereld”

Ik begrijp best dat mensen iets willen doen in hun machteloosheid, zich solidair willen verklaren. Maar ik vind het ook zoiets als de Oekraïnse vlag ophangen toen Rusland Oekraïne binnenviel. In vrijwel elke straat hingen vlaggen. Ook weer zo’n sympathiek gebaar. Maar ik vind het ook iets melodramatisch hebben. Wat voegt zo’n vlag nou toe aan de ernst, de verschrikkelijkheid van deze oorlog? Met deze vlag tonen wij onze solidariteit, zal degene zeggen die de vlag ophangt. Mooi, maar in dit communicatiegeval is er eigenlijk alleen een zender en geen ontvanger, want de ontvanger zit in de loopgraaf. Of neem Jaap Scholten en Tommy Wieringa die jeeps en militaire spullen naar Oekraïne brengen, dat is iets, dat vind ik echte solidariteit. Maar daar ben ik dan weer te lui voor.

Ik was vroeger fel tegen het bouwen van kerncentrales en ik heb zelfs nog voor de toegangspoort van een kerncentrale gelegen. Maar een button, toen erg populair, met de tekst Kernenergie nee bedankt, heb ik nooit gedragen. Vermoedelijk heeft het ermee te maken dat ik niet hou van het etaleren van solidariteit als dat feitelijk niets toevoegt aan de kwestie. Ik hou ook niet van vlaggen of symbolische gebaren zoals de rode vlag of de linkse vuist. Ik denk altijd dat mensen een vlag dragen of een button opdoen ter bevestiging, of misschien zelfs tot genoegen, van zichzelf. Kijk mij eens links zijn.

In Den Haag een weg blokkeren tegen de opwarming van de aarde, dat is iets, dat heeft direct effect, dan stap je in de frontlinie van de actie. Dat ik ooit voor die kerncentrale heb gelegen, heb ik ook nooit spijt van gehad, dat betekende werkelijk iets. Dat is toch iets heel anders dan aan mijn comfortabele bureau een handtekening zetten voor Navalny.

In tweede instantie denk ik, natuurlijk ga ik die handtekening zetten. Al was het alleen maar om mijn vrienden een plezier te doen. Maar ja, dat is toch ook eigenlijk te gek. Dat is pleasen om het pleasen. Dat heeft niets met Navalny te maken.

Ik besluit uiteindelijk niet te tekenen. De woorden van de petitie zijn te groot voor mijn handtekening.

Journal

 

Jager

Zatetrdag 17 februari, Cadouin

 

Ik ben een jager. Als je dat zegt, denk je meteen aan het onverzadigd versieren van vrouwen. In die zin ben ik nooit een jager geweest. Integendeel. Ik ben, één keer uitgezonderd, op dit gebied een brave borst geweest. Ik zweer het. En die ene keer heeft er toch maar mooi voor gezorgd dat Wyb en ik nu drieëntwintig jaar bij elkaar zijn.

Toen ik mijn huidige schoonmoeder een van de eerste keren ontmoette, zei ze dat ze van een vriendin had gehoord dat ik als theaterdirecteur altijd in de café’s tegenover De Harmonie zat te womanizen. Ik schoot meteen in de lach. Ik? In café’s? Ik haat café’s. En als ik daar de versierder was geweest, was ik allang geen theaterdirecteur meer in Leeuwarden. ‘Anneke, die vriendin van jou is echt de meest onbetrouwbare informant die je je kunt bedenken. Beloof me dat je, wat ze ook tegen je zegt, nooit zult geloven.’

Nee, ik jaag op punaises en muizen. Ik zal me nader verklaren. In het najaar ging er een plaag door Frankrijk. Iedereen werd overvallen door wantsen, die hier les punaises heten. Het zijn niet de bedwantsen die je ’s nachts aan het jeuken maken. Je hebt er verder geen last van, ze zien er alleen onappetijtelijk uit. Mijn Franse Nicht, die een exemplaar met bewondering kan bekijken, is het daar zeker niet mee eens, ze vindt ze prachtig. Ik daarentegen zie het als prehistorisch monsters in miniatuur. Nog ver voor de dinosaurussen moeten deze wezens op aarde hebben rondgevlogen.

Ze gaan dus niet in je bed zitten, maar wel in de spleten of geheime plekken in je huis, zoals achter boeken en potten en pannen. Het hoogtepunt van de plaag is voorbij, maar nog elke avond dood ik zo’n tien tot vijftien wantsen. Soms dood ik ze niet, zuig ik ze met de stofzuiger op, maar ook daar zal de dood op volgen, neem ik aan. Elke avond als het in huis een beetje warm is, komen ze tevoorschijn. Ik ben een wantsenjager, mijn stofzuiger noem ik mijn geweer. Veel dood ik ook met een papiertje, even knijpen en ik gooi het geheel in de wc. De wants laat zich vrij makkelijk kapot knijpen.

Verder jaag ik momenteel op muizen. In het kastje boven onze aanrecht zit in het plafonnetje een spleet die op de zolder uitkomt. Sinds een paar dagen horen we muizen in het kastje lopen.
Gelukkig heb ik vorig jaar op aandringen van Wyb een muisvriendelijke muizenval gekocht. Dat wil zeggen. Ik hang een blokje kaas aan een soort spiesje in een kooitje. Muis gaat naar kaas. Spies ontgrendelt deur die met een klap dichtvalt. De muis zit opgesloten en ik kan hem vervolgens ver van ons huis loslaten. Gisteren had ik zelfs twee muizen in één klap.

Wyb is mijn jachtopziener. Als ik met mijn wantsengeweer kom, rent ze vaak naar voren om de wants diervriendelijk buiten te zetten. Gezien hun massale aanwezigheid heb ik die consideratie niet meer. Muizen moet ik van haar meteen na het dichtklappen van het deurtje naar buiten zetten. Anders is het zo zielig. Ik doe het braaf, ik ben een jager van niets. Daar is mijn schoonmoeder nu ook wel van overtuigd.

Cold turkey

Vrijdag 16 februari, Cadouin

 

Zoals de een de neiging heeft om te veel alcohol te drinken, of te veel te roken, of verslaafd te zijn aan sex, zo heb ik de neiging over-enthousiast voor iets te kunnen worden. Enerzijds heeft me dat best mooie banen opgeleverd, anderzijds heeft het ervoor gezorgd dat ik het altijd druk had en dat ik me ledig heb gehouden met de meest onzinnige projecten.
Zo heb ik samen met een collega/vriend een jaar lang aan een muziektheaterstuk geschreven over Elvis Presley. Wij waren er van overtuigd dat het een groot succes zou worden. ‘Dit is ons pensioen,’ zeiden we altijd als we er even doorheen zaten. Het stuk ligt kant en klaar op de plank. Tot nu toe is er niets mee gedaan en ik sluit niet uit dat dit zo blijft. Sinds een paar jaar kick ik cold turkey af van enthousiasme. En dat is niet makkelijk.

Ik loop met Henk in december door een somber bos in Norg en dan zegt hij tegen mij: ‘Wist je dat ik de Minister van Nutteloze Zaken ben.’
Tsja, dan heb je mij.
‘Zullen we dan een schaduwkabinet samenstellen? Want ik ben namelijk de Minister ter bevordering van Onveiligheid.’ En zo riep ik nog een aantal andere ministeries in het leven, zoals het Ministerie ter Bevordering van de Vertraging en het Ministerie ter Bevordering van Lanterfanten.

Waarop Henk mij schrijft: ‘Amice, overigens ben ik van mening dat een Ministerie ter Bevordering van het Lanterfanten wellicht iets te hoog gegrepen is. De agendering is uitstekend en noodzakelijk, maar ik zat zelf te denken aan een Staatssecretariaat bij het Ministerie van Nutteloze Zaken. Wat denkt?’

En ik schrijf terug: ‘Amice, goede opmerking. Ik denk dat je gelijk hebt. Al vind ik dan wel dat je veel macht naar je toetrekt, dan wil ik op mijn Ministerie ter bevordering van de Onveiligheid toch ook een staatsecretaris.’ En zo ouwehoeren we nog een tijdje door.

Maar dan komen we op het idee alvast de site schaduwkabinet.nl vast te leggen. Henk meldt dat die site al is geclaimd door derden en stelt voor een schaduwkabinet in ballingschap op te richten.
En dan grijpt mijn imaginaire coach in. ‘Blogger, stop? Heb je het zelf door? Je wordt te enthousiast.’ En na zijn waarschuwing zie ik mezelf al hele dagen quasi leuke stukjes voor onze website zitten schrijven. Alarmbellen schellen nu op het allerhoogste geluidsniveau.

Ik schrijf aan Henk: ‘Meen je dat nou serieus? Ik vind het grappig om met de gedacht te spelen. Maar om echt te doen? Je weet niet waar je aan begint. Man, als je dat goed wilt doen kost het zoveel werk. Bovendien wat is het profiel? En kunnen we dat wel? Zijn we leuk genoeg? Alleen al het inrichten van een website, kost het nodige. Het bijhouden, ik zie het bij Dossiermoddergat, best veel werk. Het creëren van de content, oef. Als je het goed wilt doen, moet je elke dag leveren. Hoeveel mensen werken er bij De Speld? Of gaat het niet op De Speld lijken? Is een schaduwkabinet.nl ook leuk als er niet meer wordt geformeerd. Nu is het voor ons spielerei, dadelijk wordt het misschien werk, wil je dat? Ik stel maar een paar vragen.’

En even later: ‘Weet je, ik zou er zo enthousiast over kunnen worden. Maar dat is erg gevaarlijk, weet ik inmiddels door veel schades en schandes wijzer geworden. Voordat je het weet zitten we er zo diep in dat jij niet meer met je busje Bruce Springsteen achterna kan en ik het weer als vanouds druk krijg. Laten we er genoegen in scheppen dat jij de minister van nutteloze zaken bent en ik de minister van onveiligheid, we vormen gewoon een schaduwkabinet in het geheim.,

Mijn coach roept mij even apart. ‘Het gaat goed kerel. Zie je dat je op de goede weg bent? Je gaat het leren.’ Trots loop ik terug naar mijn bureau.

Modder

Donderdag 15 februari, Cadouin

 

De zon schijnt, eindelijk, en het is zowaar gestopt met regenen. De rivier in onze vallei stroomt nog steeds, maar het meer is inmiddels verdwenen. Ik schrijf wel rivier, maar eigenlijk is het een brede beek met diverse vertakkingen. Het is opmerkelijk hoe veel water er van het ene op het andere moment doorheen kan gaan stromen, de bergen lopen leeg.. Zo snel als het komt, gaat het ook weer weg. Een paar dagen geen regen en je hebt geen idee dat hier ooit beken stroomden en op het einde van de vallei een meer lag.

Wyb en ik voelen ons als koeien die na de winter voor het eerst weer in de wei mogen. Niet dat we steeds in een stal hebben gestaan, maar een paar dagen regen zorgt er voor dat we onze dagelijkse wandeling beperken tot een rondje om de vallei, en dat is een verrekt klein rondje voor ons doen.

We besluiten een lange wandeling te maken. Ik hou van wandelen, maar niet echt van lange wandelingen. Na anderhalf uur vind ik het wel welletjes. We besluiten naar Molières te wandelen, 5,5 kilometer heen en 5,5 kilometer terug. Lekker veel heuveltjes want dan hebben we ook weer onze cardio-oefeningen gedaan.

Ons lentegevoel blijkt toch iets te optimistisch. Het eerste deel van de wandeling gaat nog over een verharde weg. Daarna komen de heuvels en de zandpaden. Sommige paden blijken de afgelopen dagen beken te zijn geweest, het is één grote moddertroep. De pech is dat de zolen van mijn wandelschoenen zijn versleten. Ik lijk een schaatser, dan glijdt mijn been naar rechts, dan weer naar links. Sowieso merk ik dat mijn stabiliteit in de loop van de jaren is afgenomen. Wortels, stenen, ik moet opletten dat ik niet over ze uitglij of mijn voet verstap.

Naarmate we Molières naderen worden de heuvels hoger, de paden drassiger. Ik ben zo blij als we eindelijk zijn gearriveerd en even op het terras van het plaatselijk café kunnen zitten dat uiteraard is gesloten. Alles is hier in de Dordogne voor de lunch gesloten. Even tijd om mijn schoenen uit te doen. Broek en schoenen: alles onder een dikke laag modder.

‘Zullen we terug een ander weggetje nemen? Anders wordt het zo saai,’ zegt Wyb
‘En die weg is beter dan de paden hierheen?’ vraag ik. Daar heb ik namelijk enorme behoefte aan.
‘Ik heb geen idee. We zien wel. Het zal vast niet erger worden.’
Het eerlijke antwoord was geweest: ‘Nee, het wordt juist veel erger.’
Dit is geen wandelen meer maar glibberen.
En toen kwamen we bij die boom die het onlangs heeft begeven en over de weg ligt. We lopen op een hol pad, dus als we diep bukken kunnen we er onderdoor kruipen. Het pad is modderig en ligt op een steile helling. Ik ga als eerste. Ik doe mijn rugzak af, anders kom ik er niet onderdoor.

Ik buk me dieper en dieper en dan voel ik mijn rechtervoet wegglijden. Ik verlies mijn evenwicht. Probeer de boel te redden door mijn rechterhand in de modder te zetten. Het glijden gaat door en dan kantel ik om. Het lijkt Kamp van Koningsbrugge, zo’n afpeiger en afblaf programma voor de te stoere man en vrouw. Ik rol als een varken door de modder. Mijn broek plakt. Dan kruip je daar als 69-jarige door de modder onder een dikke boom.

‘Het zal vast niet erger worden.’ Wel dus. Even later glijden mijn voeten onder een steil pad opnieuw onder mij uit. Goed voornemen: nooit meer lange wandelingen na een periode van regen. Wyb, die achter me liep, heeft zich prima vermaakt.

Journal

 

Mismoedig

Woensdag 14 februari, Cadouin

 

Daar zit je dan als Nederlander in ruste in de Dordogne. Een zee van tijd. Nooit meer functioneringsgesprekken, geen vergaderingen meer over de hoogte van decorkosten in het budget van Macbeth. En nooit meer onderhandelen met acteurs die vinden dat ze zo’n bijzondere positie hebben dat ze niet meer onder de CAO vallen (en dat zijn er best veel). Hoe heette die acteur ook alweer die tijdens een onderhandeling mij toebeet: ‘Weet je wel wie ik ben.’ Mijn persoonlijke bevrijding is een feit. De Dordogne is een veilige schuilplaats.

Het gevolg van die zee van tijd is wel dat ik het gefriemel in het vaderland op de voet kan volgen. En langzaam kom ik tot de conclusie dat je misschien toch beter functioneringsgesprekken kunt voeren. Die functioneringsgesprekken leidden zo heerlijk af van het gefriemel, al had ik er de pest aan. Door al dat kijken naar het politiek gefriemel ben ik inmiddels tamelijk mismoedig. Voor wie dat woord niet kent, woorden die er aan raken zijn : bedrukt, depressief, droef, mistroostig, moedeloos, neerslachtig. Jammer dat er tegenwoordig zoveel taalkneuzen rondlopen, het proeven van taal is een genot op zich.

Omdat ik mijn woede nergens ander kwijt kan, doe ik het maar hier. Wat zijn dat voor een minkukels die Wilders nu 49 zetels in de peilingen geven? Zijn jullie nou helemaal van de pot gerukt. Wat heeft die man tijdens de formatie nou gepresteerd. Mensen die hij tot vriend moest maken heeft hij geschoffeerd en het formatieproces heeft hij kapot getwitterd.

Ik raad al die potentiële kiezers aan eens te googelen naar het gedrag van een junk. Een ding staat in dat gedrag centraal: onbetrouwbaarheid. Wat een junk ook zegt, je kunt hem nooit geloven. En Wilders is een junk, een onvervalste twitter-addict. Zonder hulp zal hij zich nooit van die verslaving kunnen bevrijden. En zoals de cocaïnesnuiver schuldig is aan de drugshandel, zo is de potentiële kiezer op Wilders schuldig aan zijn twitter verslaving.

Op papier zegt hij dat hij de media gaat beschermen. Een paar dagen later twittert hij dat hij de NPO gaat afschaffen. De NPO genoemd als NPO’66. Alles in de man is kwaadaardigheid, en onbetrouwbaarheid. En wat doet een groot deel van de kiezers: ze geven hem steun, wat minstens even kwaadaardig is, dat is willens en wetens een land mollen.

Ook de afgelopen maanden heb ik het weer moeten aanhoren: de kiezer heeft gesproken en de kiezer heeft altijd gelijk. Wat een onzin. De kiezer is zijn stem niet waard, de kiezer is de democratie niet waard, de kiezer is een kleuter met een pistool. Dat wil zeggen: een groot deel ervan.

Ooit hadden we in onze chambres d’hôtes in de Cevennen een gast die ongelooflijk zat af te geven op de Nederlandse overheid. Hij wist niet hoe snel hij moest emigreren, hij had het helemaal gehad. De man bleek een voormalige boer te zijn met in zijn manege een kudde paarden. Hij had een auto die vele malen groter was dan zijn ego en gaf aan de schaapjes meer dan op het drogen te hebben. En maar klagen en zeuren. Zijn enige hoop was Wilders. Een groot deel van de Nederlandse kiezer is een rancuneuze en verwende aap. Het algemeen belang? Bestaat niet. Er is alleen het eigen belang.

O ja, nu weet ik weer wie die acteur was. Ik zie hem nog regelmatig op televisie.

Journal

 

Mossen

Maandag 12 februari, Cadouin

 

Ons huis is een kameleon. Zo kijken we uit op een zonovergoten weide in een vallei, zo kijken we uit op een rivier, of liever, een snel stromende delta, water dat ongeorganiseerd een weg omlaag zoekt. Sinds drie dagen is het weer zover. Terwijl wij diep in slaap waren, is het gebeurd. Ik doe de luiken open en kijk op de stroom van een smalle rivier, onderbroken door meertjes, stukken waar het water zo gauw geen weg kan vinden.

Ik troost mij steeds met de herinnering aan vorig jaar. We verhuisden naar hier en kwamen in een soort paradijselijke toestand terecht. De eerste drie weken volop zon en wij lunchten elke dag beneden in de tuin. Daar is dit jaar geen sprake van. Iedereen klaagt steen en been, sinds jaren is de winter niet zo nat geweest. We hebben pas drie dagen buiten kunnen lunchen. Werklui klagen dat ze werk moeten laten liggen omdat het te nat is.

Wyb en ik kijken erg uit naar volgend week. Dan ontsnappen we hopelijk aan deze regens. Die overigens niet zijn te vergelijken met de verpletterende somberheid waar we de laatste drie weken in Nederland mee te maken kregen in Norg. Die weken herinner ik me als één zompige, grijze dag. Maar toch. De zwarte lucht ontbreekt hier in de Dordogne, maar de lucht is wel grijs. Om de zoveel dagen komt de zon zowaar tevoorschijn, vergeleken met Norg zijn we er best op vooruitgegaan. Maar nogmaals: maar toch, echt jofel is het niet.

Komt bij dat Wyb het weer hier in de Dordogne steeds vergelijkt met het weer in Saint-Hippolyte-du-Fort. En dat schrijnt een beetje. Daar is het al een maand lente. Weliswaar koude nachten, maar hele dagen zon en rond de twintig graden. Daar zouden wij nu voor tekenen. Wyb ging zowaar naar huizen in die omgeving kijken. Ik zei dat ze dat niet hoefde te doen want ik ging echt niet nog eens verhuizen. Nou ja, nooit. Ik ken mezelf. Als het om harde principes gaat ben ik tamelijk rekkelijk. Neemt niet weg dat er geen haar op mijn hoofd is die eraan denkt. Ik ben inmiddels buitengewoon gehecht aan onze berg en de wispelturige vallei.

Over volgende week gesproken, daar lonkt dus de escape. Wij gaan dan met een tussenstop richting Valencia, waar we een appartement voor een week hebben gehuurd. Daarna gaan we richting Andalusië, waar we drie kwartier boven Malaga voor twee weken een huis hebben gehuurd, de tweede week daarvan komen de moeder en de zus van Wyb ons vergezellen. Tussen Valencia en Andalusië zijn er nog wat tussenstoppen. Misschien zien we een mooie plek waar we volgende winter langer kunnen blijven. Spanje wordt zonniger en zonniger en misschien kunnen we daar een graantje van meepikken. We houden steeds minder van donkere luchten.

Het enige wat profiteert van deze natte dagen zijn de mossen. Het vocht doet ze zichtbaar goed. Ze worden groener en groener en hun levenslust knalt van de muren en bomen af.

Journal

 

Lanterfanten

Zondag 11 februari, Cadouin

 

Lanterfanten, ik heb het woord nooit gebruikt en ik heb het in mijn leven nooit gedaan. Toch denk ik dat ik er talent voor heb. Het is toch een raar iets gepensioneerd zijn. Zo zit je midden in drukte en verplichtingen, zo zit je in helemaal niets meer. Er waren tijden dat mijn agenda propvol was. Zeker overdag, vaak ook ’s avonds. Nu heb ik één afspraak in de week, namelijk op vrijdag 11 uur met mijn Franse leraar. En ik vind dat ontslagen zijn van verplichtingen heerlijk.

Nou is dat laatste nog iets anders dan lanterfanten. Door mijn beroepsdeformatie heb ik er toch voor gezorgd dat ik altijd iets te doen heb. ’s Ochtends lees ik eerst de kranten, daarna studeer ik Frans en schrijf ik een blogje, wat trouwens ook ’s middags kan na het uitlaten van de hond. Met dat uitlaten sla ik twee vliegen in één klap. Dies is uit en ik krijg mijn dagelijkse beweging. Het lijf moet fit blijven. Ik wandel zeker langer dan een uur waardoor ik hoop mijn tienduizend stappen te halen. Na het uitlaten is er het lezen van boeken. Dag gevuld, ’s avonds is er de televisie.

Ik geef toe dat dit met lanterfanten weinig te maken heeft. Maar ik moet ook toegeven dat het lanterfanten er steeds meer insluipt. Omdat er geen verplichtingen zijn, ontbreekt elke dwang. ’s Ochtends nog even langer blijven liggen dan de beoogde acht uur is eigenlijk al regel geworden. Een Franse les overslaan? Waarom niet? Een blogje meer of minder, och, moet kunnen. Aangezien deze productiviteit pro deo is, kan ik er ook wel eens de hand mee lichten, denk ik dan.

Zoals vanmorgen ook. Het bed wilde me niet loslaten, eenmaal op vind ik het heerlijk om rond te keutelen. Pas tegen elf uur ga ik naar mijn werkkamer, die overigens onze werkkamer is en tevens dient als eetkamer. Steeds meer proef ik het genot van het lanterfanten.

Mooi woord trouwens. De dikke Van Dale is er wat summier over, hij geeft als verklaring: ‘zijn tijd verbeuzelen, synoniemen leeglopen, straatslijpen.’ Dat levert mij meteen drie andere mooie woorden op: verbeuzelen, leeglopen en straatslijpen. Dat laatste woord is nieuw voor me, maar ik begrijp het meteen.

Op de site van het Meertens Instituut lees ik nog over lanterfanten: ‘Ook andere benamingen verwijzen naar het werkeloos door de straten dwalen. Een straatslijper, vroeger ook wel zerkenslijper genaamd, loopt zo vaak door de straat heen en weer dat de stenen er glad en geslepen van zijn worden. De lanterfant of lanterfanter trok oorspronkelijk bedelend door het land: het woord gaat terug op de samenstelling land-trouwandt, waarin trouwant een Frans leenwoord is dat ‘bedelaar, vagebond’ betekende en verwant is met trawant ‘bediende, handlanger’. Synonieme benamingen waren rondloper, kaailoper (‘kadeloper’) en schansloper (schans was de naam voor de stadswal).’

Van Dale stelt als laatste nog de vraag: ‘hoe kun je het toch uithouden, zo de hele dag te lanterfanten?’ Een beetje een domme vraag, alsof dat moeilijk is. Probeer het eens, zou ik zeggen, het is heerlijk.

Misschien toch ook maar het Ministerie van Lanterfanten toevoegen aan mijn schaduwkabinet.

Scheut

Zaterdag 10 februari, Cadouin

 

Ik heb Franse les. Met mijn leraar praat ik over een boek dat hij heeft vertaald en dat ik, als manuscript, momenteel lees. Het is geschreven door Robert Badinter. Ik had nog nooit van hem gehoord, maar hier in Frankrijk is hij een van de bekendste politici, een homo universalis pur sang. Hij was minister van justitie, advocaat, professor, essayist, politicus en schrijver. Het boek dat ik lees heeft als titel Idiss, het is de naam van zijn grootmoeder wiens leven hij beschrijft.

Idiss is Joods en woonde in een sjtetl aan de westgrens van het Russisch keizerrijk. Zoals zo vaak in de Joodse geschiedenis moest zij vluchten en kwam uiteindelijk in Parijs te wonen. Ik ben nu op eenderde van het boek, maar ik vrees dat deze Joodse geschiedenis eindigt zoals zoveel Joodse geschiedenissen: in een concentratiekamp.

Ik vind het een sympathiek boek, lees het met plezier. Mijn Franse leraar vertelt dat hij het naar diverse uitgeverijen heeft gestuurd maar overal nul op het rekest kreeg. Hij vertelt mij dat hij een paar keer contact met Robert Badinter heeft gehad, wat hij een grote eer vond.

Als mijn Franse les is afgelopen ga ik naar buiten waar de man van mijn Franse leraar in de tuin werkt. Hij vertelt me dat Dries van Agt is overleden. Het nieuws bezorgt me toch een schokje, Dries van Agt is zo verweven met mijn verleden als toeschouwer van het politieke spel. Wie Dries van Agt zegt, zegt toch ook Joop den Uyl. En als aanhanger van de laatste heb ik die Van Agt toch vaak vervloekt.

Als we zo in de tuin aan het praten zijn, komt mijn Franse leraar naar buiten. ‘Je raadt het nooit,’ zegt hij. ‘We hadden het net toch over Robert Badinter? Zojuist is bekend geworden dat hij is overleden, 95 jaar oud.’ Dan vertelt zijn man dat Van Agt ook is overleden. Twee ministers van justitie, ze zullen elkaar hebben gekend.

’s Avonds kijk ik naar Op 1 waar Dries van Agt wordt herdacht. Een mooi programma, een stuk van het verleden dat ik heb meegemaakt wordt opgediept met beelden en mooie anekdotes. Ik moet het toegeven, Dries van Agt wordt voor mij hierdoor een stuk sympathieker. Jammer dat ik dat, door de politieke bril die ik toen op had, nu pas op waarde kan schatten. Door de oude televisiebeelden kan ik genieten van zijn taal. Hebben Van Agt en Gerard Reve elkaar eigenlijk gekend? Is mij niet bekend. Maar de taal van Van Agt is onvervalst Reviaans, zowel stilistisch als in zijn ironiserende werking.

Ondertussen krijg ik app’jes van Henk die vertelt dat hij bij een voorstelling van Joost Oomen is geweest in De Oosterpoort over Johnny van Doorn. Hij schrijft: ‘En hij jutte het publiek écht op zodat ‘een magistrale stralende zon…’ uiteindelijk dwars door de zaal bulderde. Henk en ik zijn beide fan van het werk van Johnny van Doorn. Ik app hem terug dat het spijt dat ik er niet bij ben geweest en dat zijn app’je mij een scheut van heimwee bezorgt. Waarna hij terug appt: ‘In die scheut van heimwee ligt wellicht een onverwacht blog verscholen.’

Journal

 

Aanleiding

Donderdag 8 februari, Cadouin

 

Och, Omtzigt. Onhandige man, weifelende man, introverte man. Dat terugtrekken van hem was een schoolvoorbeeld van onhandigheid. Je vraagt je af of die man spindoctors om zich heen heeft. Wie helpt die man om zonder kleerscheuren door de politieke arena te sluipen?

Maar ik begrijp hem wel, die Omtzigt. Hij is verdwaald. Wie had nou gedacht dat die Dilan Yesilgöz de deur naar die Wilders zou openzetten? Zitten ze daar gevangen in een fuik (de kiezer heeft gesproken!) aan een tafel met lelijke bloemenstukken.

Meestal zit hij tegenover die Mona Keizer. Neemt hij voor zijn verjaardag een Twentse krentenwegge mee, gaat die Mona het brood aansnijden en vraagt ze of die journalisten ook een stukje willen. Opdringerige vrouw, ordinair ook. Een echte Hollandse. En dan die Volendamse tongval. Jammer genoeg niet weg te branden uit de Nederlandse politiek. Ze is zo blond dat het hem irriteert. Als ze aan het praten zijn, schemert er aan de overkant van de tafel altijd een witte vlek. Je zult maar haar man zijn.

Dan zit naast haar die Caroline van der Plas. Ja, wat moet je daar nu over zeggen. In haar hoofd heeft ze maar twee dingen: koeien en varkens. Zelfs als een losgeslagen boer parlementariërs staat te bedreigen voor brandende autobanden en asbest op een snelweg, dan verdedigt ze zo’n boer nog. Een vrouw zonder stijl.
En dom. Een paar dagen geleden hadden ze een discussie over een tekort in de zorgsector. ‘Och, Pieter, het tekort is maar een miljoen,’ had ze gezegd. ‘Daar komen we heus wel uit.’ ‘Caroline,’ had hij minzaam gezegd, ‘je vergist je, het tekort is een miljard. Een miljoen schrijf je met zes nullen en een miljard met negen nullen. Hier staat negen nullen achter de 1.’ ‘Even tellen,’ had ze gezegd, ‘ja, ik geloof toch dat je gelijk hebt.’ En daar moet je dan mee formeren. ‘Ik geloof dat je toch gelijkt hebt.’ Wanhopig kon hij ervan worden.’

En ja, dan de roverhoofdman aan deze formatietafel. Wilders. Every inch een intrigant. Een Twitter-addict, vilein tot op het bot. Jarenlang gif spuiten met die tweetjes van hem. In het parlement heeft hij hem zoveel mogelijk proberen te vermijden, en nu is hij gedwongen met die man rond een tafel te zitten. Hij heeft zijn NSC opgericht om Nederland weer integer, transparant te maken, een goed bestuur te geven. Alsof dat ooit gaat lukken met die man die er genoegen in schept om anderen te schofferen en geen middel schuwt. Hij heeft voor deze formatie een ijskast uitgevonden waarin hij al zijn infame ideeën instopt. Tot nader order. Alsof hij niet weet waar die Wilders op uit is. Katholieke gluiperd, dat vergeet je niet zomaar.

En dan die Yesilgöz, hysterisch type. Als hij ooit premier zou worden, maar daar moet hij niet aan denken, dan wist hij het wel: functie elders. De reden dat ze hier allen met weerzin zitten is die Yesilgöz. Wie zegt nou dat je die Wilders niet meer uitsluit? Dan is er toch een steekje los bij je. De manier waarop ze lacht, nooit gemeend. Als hij thuis is, hebben zijn vrouw en hij het altijd over Het Secreet. Soms heeft hij er zo spijt van dat hij die NSC toch heeft opgericht.

Zelfs als ze het over rechtstatelijkheid hebben, betrapt hij zich erop dat steeds diezelfde vraag door hoofd spookt: hoe kom ik hier op een redelijke manier weg? Een aanleiding, er moet een goede aanleiding zijn, en als die zich voordoet dan is hij zeker weg.

Journal

 

Reality tv

Woensdag 7 februari, Cadouin

 

Tegen half acht ’s avonds komt het nieuws dat de formatiepoging is mislukt. Omtzigt houdt het voor gezien. Zo’n avond kan voor mij niet meer stuk. Dat wordt genieten. TV-programma’s worden omgegooid, parlementair verslaggevers gaan duiden en later die avond zullen enkele hoofdrolspelers in beeld komen. Hier kan geen B&B vol liefde of Married at the first sight tegenop. Zo’n tv-avondje is voor mij gemaakt.

Laat er geen misverstand over bestaan: ik geniet enorm dat het alweer mislukt is om een kabinet te bakken waar rechts zijn vingers bij aflikt. Al die hoofdrolspelers van deze formatie, die altijd verontwaardigd op hoge poten de anderen terecht wijzen dat ze niet doortastend zijn: mislukt. Dat rechtse kabinet lag voor het opscheppen, het zou een fluitje van een cent zijn, de kiezer had gesproken.

En dan staat Plasterk weer te zwaaien met zijn handjes. Altijd als ik hem zie denk ik dat Plasterk in wezen een onzekere man is. Met zijn handen wil hij de luisteraar afleiden van zijn woorden. Zijn gezicht trekt hij in de meest onmogelijke plooien, nog een afleidingsmethode. Ga lekker in alle rust weer het laboratorium in. Zo jammer voor hem dat hij door politieke ambitie wordt gedreven. Hij maakt het zichzelf zo moeilijk. Ik heb altijd een beetje medelijden met hem.

Vreemd eigenlijk dat er zo weinig aandacht is besteed aan het feit dat juist een PvdA’er een rechts kabinet moet smeden. Stel je voor dat een PVV’er formateur werd van een links kabinet. Rechts zou er gehakt van maken. Niemand uit eigen geleding kunnen vinden? Wat een teken van interne non-kwaliteit.

Ik geniet gisteravond van de pogingen om ieder ander de schuld te geven van deze mislukte formatie. Drie hoofdrolspelers laten zich niet zien, samen met hun spindoctors twitteren ze hun vingertoppen blauw. Onvoorstelbaar. Verbazingwekkend. Totaal onverwacht, zijn de kernwoorden. Ik lees: paniek, paniek.

Prima uitvinding dat Twitter (tegenwoordig X). Impulscommunicatie. X is een van de reden dat deze formatiepoging is mislukt. Die Wilders is totaal geconditioneerd op het grijpen naar zijn mobieltje om er weer eens een lekkere vette tweet tegenaan te gooien. Elke keer als hij op de verzendknop drukt, zie je het onderling vertrouwen afnemen. Je wilt vriendje met iemand worden en dan noem je hem een katholieke gluiperd. Ook al is het waar, dan is het nog wel dom.

Het meest medelijden heb ik met Caroline van de Plas. Parlementariër is het enige baantje dat je kunt krijgen bij bewezen ongeschiktheid. De afgelopen weken liep ze steeds sloffend langs de camera’s zonder dat ze iets wilde zeggen. Snap ik wel. Ze wil natuurlijk zo snel mogelijk naar de rookpaal buiten bij de ingang. Even lekker een paar hijsjes nemen. Bovendien wordt er over financiën gesproken. Och financiën, er wordt toch alleen maar naar de kosten gekeken. Dan liever een sigaretje. Daarna, thuis, een glaasje gratis bier, zoals altijd.

De enige die uitgebreid op tv verschijnt is Omtzigt. Is hij nu wel of niet opgestapt? Hij heeft er veel woorden voor nodig. Wikken, wegen. Uiteindelijk begrijp ik dat hij best verder wil praten met ‘partijen’. Maar door die kluns van Plasterk, die een paar mailtjes over financiën voor hem achterliet, beschouwt hij deze formatie als mislukt.

Ik heb me ook weer heerlijk geërgerd aan de parlementair verslaggevers Thomas van Groningen (Op1) en Elodie Verweij-Sauter (RTL). Beiden de nieuwste lichting parlementair duiders, altijd de verkeerde vragen stellen, geen interesse in de inhoud. Beiden zien de politiek als spelletje. Ik zelf gisteravond trouwens ook. Top-tv. Ik verheug me nu al op de volgende mislukte poging. Reality tv avant la lettre.

Blessure

Maandag 5 februari, Cadouin

 

We kregen Dies in de zomer van 2018 van een zwerver. We hadden geen idee dat hij een border collie was. We wisten wel dat er border collie bloed in zat, want van zijn ouders zagen we eerst de vader. Hij rende een café binnen en ging meteen pleasend aan de voeten van Wyb liggen. Hij vond het heerlijk om geaaid te worden. Maar opeens stond hij weer op en rende hij het café uit naar een zwerver die tegenover het café tegen een muur zat te drinken.

Even later kwam er een andere zwerver aan die een theedoek droeg met iets kostbaars. Hij deed er zo voorzichtig mee. Er bleken twee puppy’s in te zitten. Hij had ook een hond bij zich, een mooie hond, een bruine. Puppy’s hebben een magneetwerking op Wyb en mij. We gingen meteen een praatje maken. De hondjes bleken één dag oud te zijn. De twee honden die erbij waren, bleken de moeder en de vader te zijn.

Wyb en ik zagen meteen dat die ouders goede honden waren. Vriendelijk, stabiel, trouw. Op die middag besloten Wyb en ik in een split second dat we weer een hond wilden en vroegen de zwerver of hij de hondjes al kwijt was. Een had hij al aan iemand beloofd, de bruine beloofde hij die middag aan ons. Met een glas wijn bezegelden wij de belofte.

De plaats van handeling was het plaatsje Die in de Drôme (Frankrijk). Wij woonden in die tijd nog in Nederland en de afspraak over het hondje betekende dat wij negen weken later opnieuw van Dwingeloo naar Die moesten rijden, 1300 kilometer heen. En 1300 kilometer terug.
Eerst kregen we geen contact meer met Matthieu, zoals de zwerver heette. We hadden zijn telefoonnummer gekregen, maar hij nam niet op. Via het café maakten we uiteindelijk voor 1 oktober om elf uur een afspraak, we zouden elkaar zien op het terras van het café. Zelfs om elf uur die eerste oktober was het de vraag of wij een hond hadden. Om elf uur: geen Matthieu. Pas tegen kwart voor twaalf kwam hij aanlopen, het kopje van een pup stak uit zijn rugzak.

Wij gingen naar huis in de vaste overtuiging dat we een straathond hadden. Een border collie was zwart-wit, wisten wij, en zijn moeder was bruin. Eigenlijk was ik blij dat het geen volbloed border collie was. Ik had verhalen gehoord van hun niet te verzadigen energie.

Het drong pas tot ons door dat Dies een border collie was toen we thuis in Dwingeloo het bos uitliepen en, surprise, surprise, ons exact hetzelfde hondje als Dies tegemoet liep. Wij vroegen of ze hun hondje ook uit Frankrijk hadden gehaald, mogelijk dat er daar meer van dit soort hondjes rondliepen. De mensen moesten lachen toen wij zeiden dat Dies een straathond was. ‘Hoe komen jullie daar nou bij. Ik kan jullie verzekeren dat jullie een volbloed border collie hebben. Border collies zijn niet alleen maar zwart-wit, jullie hebben, net als wij, een tricolor. Hier in Drenthe zit een fokker die erin is gespecialiseerd. Onze hond heeft een chique stamboom, die van jullie niet, maar geloof ons, jullie hebben echt een border collie.’

Toen ben ik maar eens wat boekjes over border collies gaan lezen. Die bruine moeder bleek inderdaad een tricolor te zijn. Uit alles bleek, het karakter, het gedrag, de bewegingen, dat we inderdaad een border collie hadden. Ik las ook dat border collies nogal blessure gevoelig zijn. Ook dat kwam uit. Door zijn fanatisme, zijn geren door velden en bossen is Dies regelmatig geblesseerd. Zijn rechter poot blijkt zijn zwakke plek te zijn.

Dat komt vooral omdat hij, als hij naar een stok rent, met zijn voorpoten een soort sliding maakt. In die sliding tilt hij met zijn voorpoten de stok op om hem zo in de bek te nemen. Eens in de zoveel maanden zitten we dan met een hond die mank loopt. Vervelend, want dat betekent dat we minder ver met hem kunnen lopen. Die tienduizend stappen per dag kunnen we dan vergeten. Dies zelf vindt het ook verschrikkelijk, waar moet je als border collie nou met je energie heen als je bent geblesseerd?

Journal

 

Vertraging

Zaterdag 3 februari, Cadouin

 

Zondag slaagde het door Elon Musk opgerichte bedrijf Neuralink erin een hersenimplantaat bij een mens te plaatsen. Met die operatie wil het bedrijf verlamde mensen weer laten lopen, blinden zien en psychiatrische aandoeningen, zoals depressies, genezen. Nobel doel, dacht ik in een eerste instantie. Daar kunnen we niet tegen zijn.

Maar een dag later lees ik dat Musk verder wil gaan. Hij vindt dat de mens eigenlijk te gebrekkig communiceert. Praten gaat te langzaam, al dat formuleren is te moeizaam. Dat moet sneller kunnen. Uiteindelijk streeft hij ernaar dat we gesprekken, kennis, teksten in één flits naar elkaar kunnen overbrengen. Zo. Toe maar, dacht ik toen. Het inzetten van dat implantaat blijkt slechts een eerste stap te zijn.

Even een citaatje van Musk & kompanen: ‘Ons uiteindelijke doel is het menselijke brein laten versmelten met artificiële intelligentie.’ Hij wil onze hersenen een andere, nieuwe intelligentielaag geven die hij vervolgens aan computers wil koppelen. De mens, zo hoopt hij, kan hierdoor de steeds versnellende kunstmatige intelligentie bijhouden. De strategie: if you can’t beat them, join them.

Het zal hem worst wezen, maar Musk en ik staan hier lijnrecht tegenover elkaar. Wat versnellen? Ik ben juist een aanhanger van de vertraging. Niet de versnelling, maar de vertraging helpt de mens. De mensen lopen nu al hun benen onder hun lijf vandaan en zie wat er gebeurt door die verhaasting. Druk, druk, druk, en het gevolg is meer chagrijn, meer onhebbelijkheid, depressie. Ook meer domheid. Er is geen tijd om na te nadenken, geen tijd voor reflectie, om te ontspannen, een boek te lezen of je eens lekker te vervelen, alles moet snel en efficiënt. Wat leidt tot oppervlakkigheid, vervreemding en ongelukkige mensen. Het uiteindelijk doel van Musk is om kleine geldmachines van ons te maken. We mogen aan niets anders denken dan geld genereren.

Zoals ik al eerder schreef, ben ik met Henk een schaduwkabinet aan het formeren. Wij willen de huidige ministeries afschaffen en daar andere voor in de plaatsstellen. Als ik over de ambities van Musk lees, zou ik dat proces graag willen versnellen. Henk en ik hebben al een paar ministeries in het leven geroepen. Zoals het Ministerie van Nutteloze Zaken, waarvan Henk zelf de leiding gaat nemen. Ikzelf wil graag het Ministerie ter Bevordering van de Onveiligheid gaan leiden. Voor het Ministerie ter Bevordering van de Imperfectie voeren wij momenteel gesprekken met kandidaten.

Nu Musk helemaal losgaat stel ik voor daar nog een Ministerie ter Bevordering van Inefficiency aan toe te voegen en ook een Ministerie ter Bevordering van Verveling & Mijmering lijkt me geen overbodige overbodige luxe. En laten we het bestaande ministerie van Algemene Zaken vervangen door het Ministerie ter Bevordering van de Vertraging in het Algemeen. Op naar een nieuwe wereld.

Journal

 

Nicht

Vrijdag 2 februari, Cadouin

 

Laat ik eerlijk zijn. Ik ben eigenlijk best zelfingenomen met de site van Dossiermoddergat. De site in deze vorm bestaat nu bijna negen jaar en ik vind hem nog steeds mooi. Ik denk eigenlijk nooit dat hij qua vormgeving is ingehaald door de tijd. Dat had ik bij mijn vorige site, die zeven jaar heeft bestaan, in toenemende mate. Ik vind de huidige vormgeving nog steeds top. De lezer zal begrijpen dat ik inmiddels gehecht ben aan het fenomeen Dossiermoddergat, wat onlosmakelijk is verbonden met hoe de site eruit ziet. Het is toch een soort persoonlijk museum geworden.

Als iemand ooit op de gedachte is gekomen dat die Blogger toch verrekte handig is met computers, dat hij dat toch maar mooi flikt, dan heeft diegene het volstrekt mis. Ik schrijf elke dag mijn blogje, daarnaast fotografeer ik veel, maar de opzet, de vormgeving van Dossiermoddergat komt volledig uit de geest van mijn Franse Nicht. Zij was degene die bepaalde hoe de tekst eruit zou zien, hoe de foto’s geplaatst kunnen worden, kortom, zij bepaalde de opzet en uiterlijk van Dossiermoddergat.

Zij gaf mij instructies hoe ik die tekst en die foto’s dan op de site kan zetten. Ik ben niets anders dan een trouwe opvolger van haar instructies. Ik ben gewoon een domme kracht die productiewerk doet, want het is best nog wat werk om die site een beetje bij te houden. Zet maar eens al die teksten die ik op de pagina Nieuw zet over naar het archief. Dat gaat niet automatisch, daarvoor moet ik heel wat plakken en knippen. Soms doe ik iets fout en dan weet ik mij geen raad, dan neem ik meteen, bevangen door enige paniek, contact op met mijn Nicht. Mijn Nicht is het brein achter de site. Zij weet er dingen over die ik volstrekt niet weet. Zij weet hoe WordPress werkt, hoe je dingen daarin kunt aanpassen, updaten, moderniseren. Ik vaar blindelings op haar.

Vorige week waren we bij mijn Nicht en haar vrouw op bezoek toen Dossiermoddergat ter sprake kwam. Dat gebeurt niet vaak, hoor, meestal hebben we het over belangrijkere dingen. Of spelen we het spel Toc. In ieder geval had mijn Nicht al snel door dat ik op een prehistorische wijze aan de site werkte. Ze vertelde dat je tegenwoordig een veel snellere manier hebt om in zo’n site te werken, dat er een soort Visual Builder bestaat. Of ik daar dan nooit van had gehoord. ‘Nee, lieve schat, op dit gebied ben ik volstrekt dom. Ik volg nog steeds trouw de instructies die jij me negen jaar geleden gaf.’

En zo gebeurde het dat ik gisteren bij mijn Nicht op cursus was. Ze leerde me hoe ik veel prettiger met de site kan werken, het lijkt wel toveren, en ik besefte hoe vervelend het eigenlijk is als je, wat computers betreft, zo dom bent als ik. In een uur zorgde mijn Nicht ervoor dat ik per maand uren van gepriegel kan besparen. Wat een genot! Hulde aan mijn Nicht.

Journal

 

Zon

Woensdag 31 januari, Cadouin

 

Ik dacht dat er nooit een einde aan zou komen. Voor ons begon het nadat we terugkwamen uit India en nog drie weken in Nederland verbleven. We kwamen in de zondvloed terecht. Drie weken lang: regen. Het bos in Norg was daarvoor al veranderd in één grote blubberzooi. De wolken hingen laag over de bossen, grijs, zwart, donker. Zelfs als we overdag wandelden, liepen we door een soort mistige schemer heen. Het kon niet anders of Nederland werd ergens voor gestraft.

We waren opgelucht dat we eind december Nederland konden verlaten. Ik was vergeten dat het zo’n somber oord kon zijn. Maar terug in Frankrijk was het beter, maar niet veel beter. Iedereen klaagde over de natte winter. In onze vallei verschenen keer op keer beken die een paar dagen bleven en dan weer oplosten. Onze berg was door en door nat, dat zagen we wel. Verschil met Nederland: hier hield het regenen nog wel eens op en verscheen er, om de mensen te troosten, soms zowaar even iets als een blauwe lucht. En, ook een belangrijk verschil, de wind is hier aanzienlijk vriendelijker. Maar om er nou echt blij van te worden? Nee.

Maar deze week is alles anders. Er zijn zelfs dagen bij dat er geen wolkje in de lucht is, alles is strak blauw. De thermometer kroop gisteren zelfs naar 18 graden. Wyb en ik hebben al twee keer in de tuin geluncht. Na de lunch keren we onze gezichten naar de zon en genieten van haar eerste zonnestralen.
Het weer heeft me nooit een donder kunnen schelen, door al dat gewerkt vergat ik, blijkt nu, vrijwel alles. Pas nu begrijp ik waarom al die pensionades als het kan naar de zon vluchten. De zon is gul, hartverwarmend, een moeder voor de mens. Zij hoeft alleen maar weldadig te schijnen, als zij ons gaat geselen, en dat doet zij als zij de veertig graden nadert, dan hoeft het voor mij ook niet meer. Alles onder die 40 graden vind ik een geschenk. Een mens is veeleisend.

Wyb en ik zitten inmiddels weer volledig in de leesstand. Wyb heeft de luie stoel al onder de capalca gezet en raast door Schemerleven van Jaap Robben heen. Ik lees een roman van de Indiase schrijver Pankaj Mishra. De titel: Heen komen. 
Ik kan me zo goed voorstellen dat oude volkeren de zon als godin aanbaden. Als iets ons weldadigheid en, letterlijk, warmte geeft, dan is het de zon, die heerlijke zon. Dat zij deze winter nog veel mag schijnen.

Journal

 

Mem

Dinsdag 30 januari, Cadouin

 

Ik ben afgesneden van het vaderland. Als we nu, zoals we regelmatig doen, in één dag naar Nederland willen rijden, dan is dat onmogelijk. Als ik de kranten mag geloven, loopt er een muur van tractoren door Frankrijk, is er geen doorkomen aan. Parijs is belegerd, ondanks dat de Franse regering concessie na concessie doet, weten de boeren van geen wijken. En zij niet alleen, taxi- en vrachtwagenchauffeurs doen driftig mee.

Toen wij vijf jaar geleden richting Frankrijk vertrokken, kwamen we midden in het protest van de gele hesjes. We konden geen rotonde nemen of er stonden mensen met gele hesjes te barbecueën, omringd door revolutionaire leuzen. Eigenlijk is het sinds die tijd onrustig. De post staakt, er wordt geen brandstof aan de pompstations geleverd, barricades op de snelwegen, we hebben het allemaal meegemaakt. Nou ja, meegemaakt is een groot woord. Hier in de Dordogne heerst, zoals altijd, een bezadigde rust.

Op de een of andere manier is het boerenprotest in Frankrijk mij sympathieker dan in Nederland. De situatie van de Nederlandse boer heeft hij vooral aan zichzelf te danken, hij heeft zich laten naaien door de Rabobank en de agrarische industrie. Sterker, het protest in Nederland was geëntameerd en gefinancierd door die agrarische industrie. De Nederlandse boer is, gelokt door geld, geld en nog meer geld, met open ogen in de fuik van de grootschaligheid gezwommen. En dat ze nu klem zitten, dat hadden ze echt zelf kunnen voorzien. Komt bij dat ik geen medelijden met ze heb. Verkoop de boel en je bent miljonair. Er zijn weinig mensen die zo’n goede afvloeiingsregeling hebben.

De overgrote meerderheid van de Franse boeren heeft zich niet door de agrarische industrie laten verleiden. Ze zijn blijven kiezen voor kleinschaligheid. Hier grazen nog kuddes koeien op de hellingen, prachtig om te zien. Hun lot is de armoede. Elke dag plegen twee boeren suïcide.

Het probleem met zowel de boeren in Nederland als in Frankrijk is dat ze afhankelijk zijn van subsidies en door de politiek gegeven privileges. Ze schelden wel op die overheid, maar ze zijn er totaal van afhankelijk. Ze hangen aan de mem van die overheid, of die overheid nou Europa, rijksoverheid of provincie heet. De boer is feitelijke geen ondernemer meer. Hij is een man die hard werkt om nog zoveel mogelijk zelf geld binnen te harken, maar zijn hand moet ophouden om echt rond te komen.

Eigenlijk zou de boerenbranche totaal op de schop moeten, is sanering noodzaak. Het huidige verdienmodel is niet eens meer een verdienmodel. Veel van hun producten worden elders op de wereld veel schoner en goedkoper geproduceerd. Maar ja, kom er maar eens mee aan bij die boerenbranche. Voordat je het weet staan ze met trekkers en fakkels voor je deur. Je ziet het nu in Frankrijk. De politiek trekt de ene na de andere maatregel in om de boeren maar tegemoet gekomen.

Arm land. Want de overheidsschuld gaat alle proporties te buiten. Als dit land Argentinië of Zimbabwe zou heten was het al failliet verklaard, las ik onlangs. Door de macht van de boer en zijn lobby is Europa gegijzeld. Sartre schreef al dat Europa een lek schip was. Inmiddels heeft het zoveel water gemaakt dat zinken dreigt. Het lek kan alleen gedicht worden door het aanpakken van de landbouw, ze nemen qua landoppervlakte in Nederland veel te veel ruimte in en de subsidies aan de boeren zijn onbetaalbaar, zie Frankrijk. Benieuwd of er politici zijn die het lef hebben dit probleem nou eens echt aan te pakken.

Journal

 

Berg

Zondag 28 januari, Cadouin

 

‘Een stel gaat op een berg wonen, met het doel om niets uitzonderlijks te beleven.’ Het is deze zin die meteen raakt als ik de boekenbijlage van de NRC scan. Het is de eerste zin van een recensie van een boek van de Ierse schrijfster Sara Baume. De titel: Weken maanden jaren.

Nog even wat zinnen uit de recensie. ‘Iedere schrijfdocent zou een verhaal dat alleen over gelukkige mensen gaat ten zeerste afraden.’ ‘Sara Baume beschrijft zeven jaar van het leven van een stel, Bell en Sigh, die met twee honden in een oud afgelegen huis aan de Ierse kliffen gaat wonen. Ontsnapt aan de drukte van de stad wensen zij verder niemand te zien en niets uitzonderlijk te beleven. Het leven is simpel en wordt geleefd van dag tot dag, van het ene seizoen in het andere, ontdaan van plannen en dromen. Het bestaat uit rommelen in de tuin, schoonmaken, groenten verbouwen, onderhoud om en in het huis, zwemmen, wandelen, koken (.) en een zeldzaam uitstapje naar de supermarkt als het echt moet.’

Verdomme, een boek dat genoeg heeft waarmee ik me kan identificeren, lijkt me. Kopen, denk ik meteen. Maar dan volgt een zin waardoor ik meteen ga twijfelen. ‘Dit alles komt tot ons via een bijzondere verteller: de berg waar hun huis op uitkijkt.’ Tsja, een literaire truc, dat is jammer. Dat vind ik dan weer geforceerd, was er geen ander vertelperspectief mogelijk?

Maar die zin zet me wel aan het denken over onze berg. Wij kijken dan wel niet uit op onze berg, onze berg ligt hoog achter ons. Hoe kijkt onze berg naar ons? Onze berg kijkt niet naar ons. Hoe kijk ik naar onze berg als persoon? Ik zie hem als een grote moeder die ervoor zorgt dat ons huis veilig in de luwte ligt bij stormen uit het Noorden en veel regen voor ons opvangt. Ik zie de berg als bescherming, een machtig gegeven. Ik denk wel eens: stel dat al die stenen en bomen naar beneden komen rollen en schuiven en ons verpletteren. Maar dat zie ik onze berg gewoon niet doen.

Vaak als ik thuis kom kijk ik even naar boven, niet iedereen heeft een bos boven zijn hoofd. Als kroon op die berg is er een dassenburcht. Als ik in de kamer de luiken opendoe, kijk ik altijd met bewondering naar de berg. Een berg waar ooit de monniken op zijn terrassen wijn verbouwden. Nu verwilderd. En ik heb geen enkele behoefte om onze berg te ontdoen van zijn verwildering. De berg is zoals zij is. Ze kijkt niet naar ons. Onze berg doet wat alle bergen doen: zwijgen.

Dat boek Weken, maanden, jaren, ga ik toch kopen. Het gegeven raakt aan ons verblijf hier, vermoed ik.

Journal

 

Johanna

Zaterdag 27 januari, Cadouin

 

Net als ik afscheid neem van mijn Franse leraar gaat mijn mobiel. Ik zie dat Johanna belt. Ik neem niet op omdat ik eerst het afscheid wil afronden. Ik popel om op te nemen, want Johanna is mijn oud secretaresse. Aan het eind van de vorige eeuw hebben we een paar jaar intensief samengewerkt. We konden goed met elkaar opschieten, werkten perfect samen. Na onze samenwerking spreken we elkaar sporadisch, maar het is altijd leuk om elkaar aan de lijn te hebben.

Ik stap in de auto, rij het dorp uit en parkeer mijn auto op een landweg. Als ik terug bel, neemt Johanna meteen op. Door ons gesprek ben ik meteen terug in de tijd dat ik in Leeuwarden werkte. Het was zonder twijfel de drukste tijd van mijn leven. Mijn leven bestond voornamelijk uit werken, thuis wachtten Lies en de kinderen. Gelukkig woonde ik dicht bij het theater. Een minuutje fietsen en ik was op mijn werk. Die luxe heb ik daarna nooit meer mogen ervaren.

Ik weet waarom Johanna belt. Toen Wimie Wimhelm overleed heb ik haar gebeld met de vraag of zij wist of er nog ergens een integrale opname was van Rolbrug, een van de meest bijzondere toneelproducties waar ik aan mee werkte. Het duurt even voordat we bij dat onderwerp komen. Herinneringen hebben voorrang, evenals de huidige situatie van De Harmonie (crisis, heb ik in de krant gelezen!) die ik met zoveel liefde heb gebouwd. Nou ja, ik. Met heel veel anderen. Johanna herinnert zich hoe ik altijd op bureaus sprong. Dat was een grote prestatie want uit staande toestand sprong ik in één beweging op een bureau. Ik was daar zeer geoefend in.

Pas op het einde vertelt ze wat ik vermoedde omdat ik zelf Omrop Fryslân en de NPO al had gebeld: er bestaat geen integrale registratie van. Verdomme, wat stom dat we die niet hebben gemaakt, maar ja, in die tijd was dat nog niet gewoon. Het laat weer eens zien dat theater een vluchtig medium is. Er wordt ongelooflijk veel gemaakt, en er wordt ongelooflijk veel vergeten.

Met een weemoedig gevoel hang ik op. Ik heb me in mijn leven met veel plezier uit de naad gewerkt. Het is toch wonderlijk dat ik nu een leven leidt met maar één afspraak in de week, namelijk met mijn Franse leraar. En ik vind het heerlijk. Hoe heeft dat zo kunnen gebeuren? Wanneer heeft de omslag plaatsgevonden? Was er een kantelpunt? Ik denk het niet, het zal langzaam zijn gegroeid.

Het gebeurde denk ik halverwege de vijftig. Elke dag in het theater, een leven lang dezelfde gesprekken, het begon me tegen te staan. Het kernwoord dat me daarvoor altijd te binnen schiet, komt uit het Engels: fed up. Het definitieve afscheid van het theater was toen Wyb en ik een chambres d’hôtes in Frankrijk begonnen. Langzaam, of niet eens langzaam, dreef mijn netwerk van mij af. De tijd van De Harmonie en het leven in Cadouin, er is geen grotere tegenstelling.

Journal

 

Teken

Donderdag 25 januari, Cadouin

 

Ik vermoed dat het spannend gaat worden. Ik ben benieuwd of Nederland over een paar jaar nog het land is dat we nu kennen. Het eerste teken van verandering geeft de Gemeente Westland. Ik weet niet of je daar wel eens bent geweest, maar Westland is verreweg de lelijkste gemeente van Nederland. Benauwde weggetjes, kassen die de mens hebben overwoekerd, ’s nachts altijd een oranje lucht, donkerte bestaat er niet.

Het is een gemeente die geen asielzoekers opvangt. De mensen die zorgen dat de kassen winst opleveren, de Polen, de Bulgaren, worden elke avond uit de gemeente geweerd, die moeten hun heil in Den Haag en Rotterdam zoeken in veel te dure, vieze kamertjes. De ondernemers in Westland nemen, wat wonen betreft, en een heleboel andere dingen, geen enkele verantwoordelijkheid voor hun medewerkers. Westland zou wel eens het bewijs kunnen zijn dat een lelijke omgeving, lelijke mensen baart. Wat is je referentiekader als je in Westland woont? Kale kassen, kunstlicht, het enige wat ze goed kunnen is plukken.

Maar het gaat me om het volgende. De Spreidingswet was nog niet aangenomen, of de Gemeente Westland liet weten dat ze die wet verwerpen en er niet aan zullen meedoen. De essentie van de wet is juist dat elke gemeente goed overlegt met naburige gemeentes. In dat overleg bepalen de gemeentes wie wat kan betekenen. En het is de bedoeling dat iedere gemeente een bijdrage levert aan de opvang. Een gemeente die alsnog weigert iets te doen, kan dan worden gedwongen asielzoekers op te nemen. Wilders, de mogelijke nieuwe premier van Nederland (je moet er niet aan denken), was er als de kippen bij om de Gemeente Westland te steunen.

En die dynamiek zou wel eens een nieuw Nederland kunnen opleveren. Daarom valt het woord rechtstatelijkheid tegenwoordig zo vaak. De gemeenteraadsleden van Westland durfden zelfs het woord dictatuur in de mond te nemen. Hoezo dictatuur? Het besluit om de Spreidingswet in te voeren werd met een grote meerderheid door de Eerste Kamer genomen. Precies zoals democratie werkt. Maar wat gebeurt als een gemeente, een provincie of de Rijksoverheid een wet niet uitvoert? Wat als we het principe gaan volgen dat je mensen volgens de weg niet mag oplichten, maar dat we ons daar geen ruk van aantrekken. Leerplicht? Verkeersregels? Belasting betalen? Bekijk het.

Voortdurend merk je dat Wilders & Co het lastig vinden dat er wetten zijn, bindende afspraken in Europa, verdragen in VN-verband. Dat is de reden waarom Wilders het heeft over Nexit, die afspraken en verdragen, hij wil er gewoon van af. Hij suggereert zelfs de Spreidingswet onder een nieuwe regering niet uit te voeren.

Ik durf wel te stellen dat de rechtstaat in gevaar is. We hebben gezien hoe de Wildersen in de Verenigde Staten, Polen en Hongarije hebben gewerkt, keer op keer zie je ze de rechtstaat verder ontmantelen, proberen ze van rechters hun politieke verlengstuk te maken. En hier in Nederland zal het niet anders gaan. Ik geef toe, het is een waarschuwing van een totaal nietig bloggertje. Maar realiseer je: wie het laatst huilt, huilt het hardst.

 

Journal

 

Ascetisch leven

Woensdag 24 januari, Cadouin

 

Ik heb al diverse keren ons huis in Frankrijk vergeleken met een klooster, met mijzelf daarin als monnik. Belangrijkste reden, het huis ligt in afzondering, eenzaamheid is er troef, de stilte alom. Waar tref je dat nog? Precies: in een klooster.

Ons huis is de afgelopen tijd nog meer veranderd in een klooster. Nadat het werk van Wyb ophield, ben ik niet meer de enige monnik. Wyb is bij mij ingetreden. We zouden nu kunnen spreken van een kloosterorde.
Wij zouden de dagen slempend en als ontaarde slapers kunnen doorbrengen. Doen we niet. De wekker gaat hier zeker om acht uur. Geef toe dat we meestal om half negen het bed uitkomen. Het wordt ook wel eens negen uur. Dus strenge kloosterregels zijn er niet.

Er zijn kloosters waar zwijgen de regel is. Daar doen we ook niet aan. Elk woord dat we willen spreken, mag er uitkomen. ‘We houden het toch opmerkelijk goed uit zo met z’n tweeën in deze eenzaamheid,’ zei ik gisteren tegen de Wyb op de bank terwijl we Married at first sight keken, het zoveelste dating programma.

Het was eigenlijk de eerste keer dat ik stilstond bij ons leven dat nu al maanden aan de gang is. Wij leven in een vredig klooster. De kloosterregels zijn nergens beschreven, maar hebben zich als het ware als vanzelf om ons leven heen geweven en ze passen ons als een jas. In de eerste alinea gebruikte ik het woord eenzaamheid, maar ik geloof niet dat dit het goede woord is, want eenzaam zijn wij volstrekt niet. Wij zien weinig mensen, om ons heen is er weinig ander vermaak dan de natuur. In die tamelijke afzondering vermaken wij ons prima. En och, de ene reis is nog niet voorbij of de volgende is gepland, wat zullen wij nou zeuren.

Toch heeft ons klooster de afgelopen weken nog meer het karakter van een klooster aangenomen. Ascetisch leven heeft bij ons zijn intrede gedaan. Tot nu toe leefden wij een Bourgondisch leven, altijd lekker eten, altijd lekkere wijnen. Eigenlijk waren we een soort culinair klooster. Maar die tijd is (voor even?) voorbij.

Wyb heeft besloten om 66 dagen niet meer te drinken. Die 66 dagen zijn gebaseerd op wetenschappelijke bevindingen. Wij waren, Wyb meer dan ik, best overmatige drinkers. Elke dag gingen er wel een paar glazen in. Gelukkig merkten we dat we nog net geen alcoholisten waren, daarvoor voldeden wij aan geen enkel criterium. Dat was meegenomen, maar dat nam niet weg dat we volgens de classificerig wel overmatige drinkers waren.

We stelden paal en perk. Wyb is zelfs geheelonthouder geworden. Hè, Wyb? Ja, Wyb. Om haar te ondersteunen leven we elke avond op druivensap (zonder alcohol). Matigheid is de maatstaf. Als Wyb naar bed is, schenk ik incidenteel wel eens een whisky in. God, wat heerlijk. Half maart zijn die 66 dagen voorbij en zijn we, Wyb meer dan ik, helemaal clean. Ben benieuwd wat er dan gebeurt. Voor die gebeurtenis zal ik vast een paar mooie flessen wijn in huis halen. Een klooster kent ook zijn vieringen.

P.S. De Censor vindt het voor de waarheidsvinding wel noodzakelijk dat ik hierbij de opmerking maak dat we nog steeds lekker eten. Haar geheelonthouding ziet ze als een vakantie voor haar lever. Waarvan akte.

Journal

 

Aanklooien

Maandag 22 januari

 

Vandaag treurig nieuws in de Volkskrant. De kop: ‘Leeftijd eerste seks blijft stijgen: jongeren voelen meer druk, minder ruimte voor ‘aanklooien’. Het nieuws raakt me mede omdat ik zelf een groot liefhebber was van aanklooien. Arme jongeren, de helft van hen heeft pas met 18,7 jaar geslachtsgemeenschap. In 2017 was dat nog 18 jaar en in 2012 17 jaar.

Een van de reden is, zo denken de onderzoekers, de druk die jongeren ervaren om het de eerste keer perfect te laten zijn. Tsja, alles moet tegenwoordig perfect zijn. Nergens mag meer een krasje opzitten, alles dient glad als plastic te zijn. Het lijf idem dito. De sixpack dient aanwezig, de borsten in perfecte vorm, evenals de lippen en de kont. Het is de Instagram- en TikTok-terreur denk ik. Ik ken een jonge vrouw, een leuke vrouw, een mooie vrouw, maar als ze een foto op Instagram zet dan bewerkt ze die foto zo dat ze niet meer herkenbaar is, maar wel voldoet aan de normen die iemand instagramable maken.

En er wordt niet alleen met photoshop verbouwd. Men zwoegt in sportscholen naar de perfecte vorm en dan zijn er natuurlijk de ‘dokters’ die fysiek kunnen verbouwen. Resultaat foeilelijke lippen, onnatuurlijke borsten. Arme kinderen. Ik gun ze zo het schijt hebben aan.

Vorige maand liep ik met Henk door een somber, regenachtig bos in Norg. En we bespraken dat het eigenlijk hoogtijd wordt voor een schaduwkabinet. Een kabinet met nieuwe ministeries, zoals het Ministerie van Nutteloze Zaken, het Ministerie ter Bevordering van de Onveiligheid. Het lijkt me goed daar het Ministerie ter Bevordering van de Imperfectie aan toe te voegen. Een Ministerie ter bevordering van het Aanklooien lijkt me ook geen overbodige luxe.

Zelf was ik een enorm voorstander van het aanklooien. Als het stil was dan hoorde je bij mij de testosteron door het lijf gieren. Gaf me de Wehkamp gids, afdeling lingerie en de testosteron deed zijn werk. Zo zie je maar weer dat verwennerij niet gelukkig maakt. De jeugd van tegenwoordig heeft de hele porno-industrie ter beschikking. Ik dacht dat dat vooruitgang was, wat had ik daarvan genoten. Ik zou niet van het beeldscherm zijn weg te slaan. Ik moest me behelpen met die gids, een incidenteel beeld van een actrice die eens uit haar kleren ging op tv en natuurlijk mijn fantasie. Leve de fantasie. Laten we er ook een Ministerie ter Bevordering van Fantasie tegenaan gooien. Fantasie maakt een mens pas echt gelukkig. Maar die arme kinderen van tegenwoordig hoeven die bron niet aan te boren, alles krijgen ze op een presenteerblaadje.

Ik zal zelf zestien, zeventien jaar zijn geweest toen ik voor de eerste keer De Daad verrichtte. Ik vond dat zelf al vervelend laat. Mijn hele lijf schreeuwde om De Daad. Gelukkig had ik allerlei vriendinnetjes in de buurt die ik liefdevol mocht bevoelen. Maar ja, De Daad was iets anders, dat was de Heilige Graal. God, al weet ik niet of hij de ideale persoon is om aan te roepen, laten we de jongeren toch vooral het aanklooien gunnen. Het maakt complete mensen. Vallen, opstaan, en weer heel vaak doorgaan. Nu begrijp ik waarom jongeren vaak zo depressief zijn. Degene die niet aanklooit, heeft een imperfect leven.

 

Journal

 

Twee werelden

Zondag 21 januari, Cadouin

 

Ik leef in twee werelden. Dat bedoel ik niet psychologisch, ik bedoel het fysiek. Mijn huis op de berg, midden in de bossen, met uitzicht op de vallei, kent in feite uit twee werelden. Overdag zie ik wat ik zojuist beschreef, dat is mijn wereld. ’s Nachts, als de zon het voor gezien houdt, het donker intreedt, wordt het een andere wereld.

Ik realiseerde het me omdat het wel eens gebeurt dat Dies, midden in de nacht, keihard waaks begint te blaffen. Hij blaft nooit, en dat maakt zijn blaffen extra opmerkelijk. De eerste gedachte is dat onbekende mensen het erf opkomen, maar dat is nooit het geval. Er zijn hier helemaal geen mensen. Pas de ochtend na zijn blaffen zie ik de reden van zijn opwinding. Vlak voor ons huis is de grond van de vallei omgewoeld. Een troep zwijnen heeft daar vannacht naar voedsel gezocht.

Het stikt in de bossen om ons heen van de zwijnen. Je ziet het aan de overal omgewoelde grond. Maar het gekke is, ik heb hier nog nooit een zwijn gezien. Gisteravond laat liet ik Dies uit en hoorde toen duidelijk een troep zwijnen knorren. Ik haalde Wyb op, we pakten onze verrekijker en zo slopen we opeens door een ijskoude nacht. Het mooie heldere licht van de maan hielp ons. Onze verrekijker kan dat soort donker wel aan.

Maar verdomd, we zagen voor de zoveelste keer helemaal niets. Die andere wereld is zo gemaakt dat wij worden buitengesloten. De bewoners daarvan willen niets met ons te maken hebben. Het gebeurt ook vaak dat ik ’s nachts Dies uitlaat en in het licht van de zaklamp de ogen van een ree worden gereflecteerd. Even maar. Want een ree weet dan genoeg. Mensen? Wegwezen.

Het is een wrede wereld, die nachtwereld, wat dat betreft verschilt ze weinig van mijn wereld. Vorige week schreef ik dat ik overdag een vos zag lopen. Ik vermoed dat er momenteel veel vossen in de buurt zijn. Soms hoor ik ze ’s nachts keffen. De afgelopen maanden verdween Chacha zomaar. Het was de kat van onze buurvrouw, een lief beest dat met onze buurvrouw meeliep naar haar werk hier in het dorp. Na een nacht is Chacha nooit meer gezien. Het werk van een vos, vermoedt ze.

Vorige week kwamen Wyb en ik terug van een wandeling. Op de wei bij het klooster, waar de kinderen altijd spelen die in de jeugdherberg slapen, zagen we een dode hond liggen, of lag hij te slapen? Wyb hield Dies vast en ik ging kijken wat er aan de hand was. Het bleek een das te zijn. Zijn hele buik was weggevreten, de rest van zijn lijf was nog gaaf. De vos zal die nacht zijn werk weer hebben gedaan.

Zo gebeurt er wat om ons huis waar wij geen weet van hebben en ook geen zicht. Op het einde van de zomer burlen de herten rond onze vallei. Een imposant geluid, waar ik graag ooggetuige van zou willen zijn. Maar elke poging daartoe is tot nu toe mislukt. De twee werelden, de lichte en de donkere, ze zijn strikt gescheiden.

Journal

 

Dreunen

Zaterdag 20 januari, Cadouin

 

 

_

We sluiten de deuren en blijven
voor altijd binnen, buiten het dreunen.
Dreunen, steeds het dreunen.

We zijn veroordeeld tot de geschiedenis,
herhaling, herhaling, het dreunen.
En na het dreunen het kloppen.

Houd je niet thuis. Zet alles op slot.
Blijf zitten waar je zit. De gordijnen
gesloten. Het dreunen, het kloppen.

Sluit de deuren en blijf voor altijd
binnen. Ze gaan nooit een deur voorbij.
Wie niet meer bestaat overleeft, de rest

sterft langzaam op hun zolders en in
hun kelders. De onschuldigen zijn, zoals
altijd, schuldig. Sluit de deuren. Blijf binnen.

Journal

 

De kale zangeres

Vrijdag 19 januari, Cadouin

 

Ik heb deze week 1 afspraak. Vandaag heb ik om 11 uur afgesproken met mijn Franse privéleraar. Als ik deze ochtend de luiken voor mijn slaapkamer wegklap, zie ik dat de wereld wit is. Niet dat het heeft gesneeuwd, want dat gebeurt, naar mijn weten, hier slechts een keer in de tien jaar. De wereld zit onder de rijp. Mooi gezicht. Ik kijk naar de auto: de ramen zijn bevroren, de motorkap zit onder het ijs.

Om tien uur realiseer ik me dat ik beter eerder naar mijn enige afspraak van deze week kan gaan. Eerst moet ik de auto nog ontdoen van het ijs. Ik loop naar beneden naar de auto, ons huis staat namelijk een beetje op een heuvel. Ik doe de deur van de auto open. Maar die gaat helemaal niet open. Ik trek, maar ben bang dat ik de deurknop van de auto af trek, net iets voor mij. Ik probeer de andere deuren. Geen beweging in te krijgen.

Aan elke deur ruk ik zo hard mogelijk. Eindelijk krijg ik de rechter achterdeur open. Via de achterbank kruip ik naar de stoel van de chauffeur. Ik durf nu wel te beweren dat ik voor mijn leeftijd, 69 jaar, best nog lenig ben. Er is best heel weinig ruimte om in een Volvo van de achterbank naar een voorstoel te kruipen. Eindelijk zit ik.

Ik start de auto. Pak de autokrabber. Klim terug naar de achterbank, want ook van binnenuit zijn de deuren niet open te krijgen. Hopelijk zorgt de draaiende motor voor genoeg warmte om de boel te ontdooien. Eenmaal buiten begin ik de ruiten schoon te krabben, wat best makkelijk gaat. De voordeuren krijg ik nog steeds niet open.

Ik neem afscheid van Wyb en Dies en rijd naar Saint-Pompont. Al bij al kom ik ruim op tijd aan, ik heb zelfs nog even tijd om door het dorp te lopen.
Mijn studie-opdracht was om vijf foto’s uit mijn Indiareis uit te kiezen en te vertellen waarom ik die foto’s had uitgezocht. Met veel vallen en moeizaam opstaan lukt het me. Ik voel dat het goed is dat ik op deze manier word verplicht om Frans te spreken. Daarna hebben we het over de imparfait en de passé composé. Ik zal daar niemand mee vermoeien. De verleden tijd in het Frans vind ik nogal moeizaam.

Daarna lezen mijn leraar en ik de eerste scène uit het toneelstuk La Cantatrice Chauve van Ionesco. Vertaald: De kale zangeres. Mijn leraar leest mr. Smith, ik lees mrs. Smith. Eerst schrik ik me dood. Ionesco in het Frans lezen? Daar begrijp ik natuurlijk niets van. Maar wonder boven wonder, met enige leeshulp van mijn leraar, krijg ik toch vat op de eerste scène van De kale zangeres.

Het valt me weer op hoe grappig Ionesco is. Hoe kan het eigenlijk dat Ionesco zo weinig wordt gespeeld in Nederland? In mijn theatercarrière heb ik Ionesco volgens mij alleen in het amateur circuit gezien. Raar. Want de absurditeit van Ionesco heeft ons, vermoed ik, nog veel te vertellen.

Ik vind het wel stoer dat ik daar in Saint-Pompont Ionesco zit te lezen, maar mijn leraar weet van geen ophouden. Ik heb normaal gesproken anderhalf uur les, na twee uur zitten we nog steeds te lezen. Ik merk dat vooral mijn leraar er erg plezier in heeft. Hij houdt van theater, heeft hij me al een paar keer laten weten. Ik hint er even op om te stoppen. Ik wil best naar huis. De leraar dringt aan nog even door te gaan, scène 1 is bijna klaar, zegt hij. ‘Eigenlijk moet jij míj́ nu betalen, volgens mij zitten we hier nu voor jouw plezier,’ zeg ik.

Eindelijk is de les afgelopen. De Dordogne is zonovergoten. De rijp is verdwenen. Toch maar mooi Ionesco in het Frans gelezen.

Journal

 

Huis

Donderdag 18 januari, Cadouin

 

Nu al een jaar lang zie ik op een van mijn wandelroutes onderstaand huis midden in het bos staan. Vanuit hetzelfde gezichtspunt als de bovenste foto. Vanaf het pad kun je het huis eigenlijk niet zien liggen. Alleen als ik iets verder loop, zie ik het boven de struiken uit liggen.

Pas na een paar maanden begon ik mij af te vragen of er überhaupt wel iemand in dat huis woonde. De balkondeur stond altijd ietwat open. Ik heb lang gekeken of daar variatie in zat, maar uiteindelijk kwam ik tot de conclusie dat dat niet het geval is. De balkondeur stond altijd op dezelfde kier, niemand kwam er met zijn handen aan.

Er is iets verder terug op mijn pad een zanderige oprit dat vermoedelijk naar het huis leidt. Andere ingangen zijn er niet. Ik legde twee stokken op het pad om te kijken of die stokken door een auto kapot werden gereden. Zo kon ik zien of er wel eens mensen kwamen. De stokken bleven daar maandenlang ongebroken liggen. Ik concludeerde daarom maar dat er niemand in het huis woont.

Ik maakte Wyb deelgenoot van mijn kleine fascinatie. Als we langsliepen tuurden we samen even naar het huis. Zagen we echt geen beweging? We namens ons voor een keer beter te gaan kijken. Maar ik vond dat ook eng. Grote kans dat er toch een zonderling woont. Of dat camera’s registreren wie daar even komt kijken. Want zo’n groot huis kan daar toch niet zomaar onbewoond staan?

Alhoewel, als we naar Monpazier rijden staat er zo’n honderd meter van de weg, midden in het bos een prachtig wit huis. Het is inmiddels zo door bomen en struiken overwoekerd dat wel duidelijk is dat er al lange tijd niemand meer woont. Ik neem mij voor om ook daar eens te gaan kijken. Er staan überhaupt hier in de Dordogne veel oude huizen leegt. Maar de kwaliteit van mijn houten huis en het witte huis in het bos hebben ze niet.

Anderhalve week geleden wandelden Wyb en ik er weer langs.
‘Zullen we nu eens gaan kijken?’ stelde ik voor.
‘Nou niet, het regent zo. Andere keer,’ vond Wyb.

Drie dagen geleden kwamen we weer langs.
‘We gaan nu echt kijken, hoor,’ en ik wandelde resoluut de zanderige oprit op naar boven.
Al snel stonden we voor het huis. Een compleet huis, een houten huis. Helemaal intact.
Voorzichtig liep ik er omheen. Een dakgoot was aan vervanging toe. De verandavloer was half verrot. Maar even wat reparaties en het huis was bewoonbaar. De voordeur werd dichtgehouden door een steen. Als ik de steen weghaal, zwaait de deur open. Ik zie een leeg huis. Hier is al een hele tijd niemand geweest. De vorige bewoners hebben het leeg achtergelaten, of de boel is vakkundig leeggeroofd, is ook mogelijk. We zien nergens camera’s hangen. Ik leg de steen weer voor de deur.

Het zou in Nederland ondenkbaar zijn dat zo’n huis, op zo’n plek, leeg zou staan. Wie een beetje handig is, dus ik niet, kan zo in het huis trekken. Als ik onze burgemeester tegenkom zal ik eens vragen naar de geschiedenis van het pand. Wordt misschien vervolgd.

 

Wijs zijn

Woensdag 17 januari, Cadouin

 

Wat heb ik gisteravond genoten. Na twee dagen debatteren over de Spreidingswet laat de VVD-fractie in de Eerste Kamer weten dat ze de Spreidingswet steunt. Lees: de VVD. Dat is toch echt wonderlijk en pikant nieuws. Wie had dat gedacht na al die verkiezingsbeloftes en ferme woorden van de VVD.

Op de eerste plaats is het natuurlijk een trap onder de kont van Dilan Yeşilgöz. Hoezo partijleider als je fractie in de Eerste Kamer de partijlijn aan haar laars lapt? Dag geloofwaardigheid. Vandaag moet Dilan weer aanschuiven bij de onderhandelingen over een nieuw kabinet. Er zal vast iemand vragen: ‘Goh, Dilan, hoe kan dat nou?’ En was het nou maar het enige smetje op haar nieuwe leiderschap. De smetjes stapelen zich op. De grootste fout is wel geweest dat ze deur openzette voor de PVV, waarmee ze haar partij substantieel reduceerde.

Dilan is heel goed in hautain kijken. Minachtend kijken kan ze ook goed. Er verschijnt dan, als ze in debat is, een vilein en geposeerd glimlachje op haar gezicht. Waarmee ze onderstreept dat ze zich superieur waant aan haar debatpartner die er weer eens niets van snapt. Dat lachje ontbrak gisteren volledig toen haar werd gevraagd wat ze er nou van vond. Haar verkiezingsgezicht was verdwenen en stond nu gewoon op chagrijnig.

Alle hulde voor de VVD-staatssecretaris Eric van der Burg. Lees: VVD. Met deskundigheid, humor en overtuiging loodste hij de Spreidingswet door het parlement. Hulde, hulde. Eigenlijk was iedereen die ermee te maken had, van burgemeesters tot COA het ermee eens, die wet moet er komen. Het kan niet zo zijn dat 111 gemeentes geen donder doen, de asielzoekers buiten laten slapen en andere gemeentes in de stront laten zakken.

En dan het konijn uit de hoge hoed: de fractie van de VVD in de Eerste Kamer. Zij deden wat van de Eerste `Kamer wordt verwacht: wijs zijn. Weg van de waan van de dag en de politieke fixaties: wetten op hun meritus beoordelen. De VVD-senatoren zorgden er met hun besluit voor dat er nog hoop is op wijsheid en tegenkracht. Vind je het gek dat Wilders twitterde: MIJN HEMEL! Ja, Geert, dat is ff schrikken, maak kennis met je tegenmacht. Ik vermoed dat de PVV voor altijd een eenmanszaak blijft.

Ik vond het ook een soort uiteindelijke rechtvaardigheid dat uitgerekend de VVD-fractie de doorslag gaat geven. Meer dan een decennium was het de VVD die de opvang van asielzoekers een puinhoop liet zijn. Wouter de Winter hintte aan een talkshowtafel gisteren dat hij wel eens had gehoord dat de VVD de situatie liet bestaan om geen aanzuigende werking te krijgen. Dus lekker puinhoop laten zijn, dan blijven die verdomde asielzoeker wel weg.

Ik heb dat al vaker gesuggereerd, Wouter lichtte een tipje van de sluier op en hij kan het weten want als Telegraaf journalist verkeert hij voortdurend in die kringen. Al die mensen die jarenlang in een puinhoop hebben moeten leven, alles dus ter wille van cynische politiek. Voorzie ik hier een parlementaire enquete? Natuurlijk niet. Zeker niet als de formerende partij elkaar weten te vinden. Dan is het nog maar afwachten of de Spreidingswet wordt uitgevoerd. Welke psychiater helpt PVV & Co van hun fixatie af?

Vos

Dinsdag 16 januari, Cadouin

 

Als we Dies uitlaten hebben we een grote keuze aan wandelingen. Welke kant we ook opgaan, overal zijn paden waarlangs we een kleiner of groter rondje rond ons huis kunnen maken. Mijn lievelingsroute heb ik na onze terugkomst uit Nederland en India nog niet gelopen. Die route kent na de herfstregens een stuk waar het erg nat is, een flink deel van het pad is dan onbegaanbaar, een omweg door het struikgewas is noodzakelijk. En dan nog zit je broek onder de modder als je thuis komt. In het gebied waar wij wonen is dat sowieso vrijwel onvermijdelijk in deze tijd.

We besluiten vandaag toch die wandeling te nemen. We raken steeds meer in vorm met het lopen, onze rondjes worden groter en groter. Steile hellingen worden steeds minder steil. Het fijne van mijn lievelingswandeling is dat er in het begin een steile helling is, maar met een stijgingspercentage waardoor je toch lekker loopt.

We boffen. Goed dat we deze wandeling hebben gekozen. We nemen de eerste flauwe bocht op de helling waardoor je meteen zicht op de top hebt. En verdomd. Ik gebaar tegen Wyb dat ze stil moet blijven staan. Op de helling, midden op het pad, zie ik een jonge vos lopen, zeer ontspannen, een beetje verveeld, als een schooljongen die net uit school komt en niet weet wat hij zal gaan doen. Rustig loopt hij naar boven, keurig over het pad. Ik steek mijn vinger op naar Dies dat hij moet gaan zitten. Wat hij niet doet, want hier staan we nooit stil.

Dies is een autist. Elk route heeft zijn vaste plekken waar dingen dienen te gebeuren. Alles wat daarvan afwijkt, wil hij niet. Als border collie is zijn jachtinstinct totaal niet ontwikkeld. Hij heeft maar één doel: de kudde bij elkaar houden en die kudde zijn Wyb en ik. Voortdurend houdt hij ons in de gaten.

Als hij bijna boven is, ruikt het vosje onraad. Hij kijkt eens schichtig achterom. Hij moet nog veel leren dit vosje want als wij jagers waren, had hij nu niet meer geleefd. Zijn moeder had beter haar best moeten doen. Hij kijkt nog een paar keer achterom en dan pas zet hij de spatten erin en duikt de struiken in.

Dies krijgt pas iets in zijn neus als we boven zijn. Opgewonden zigzagt hij een paar keer over het pad. Dan ziet hij een stok en gaat hij klaar liggen opdat wij de stok gaan gooien. Dies heeft twee hobby’s: stokken en ballen. Het wild vindt hij volstrekt oninteressant. De natuur vindt hij interessant omdat wij dan stokken van hellingen kunnen gooien en ver weg over de velden waar wij dadelijk langskomen. Maar daarvoor dient de ezel nog op zijn hoofd gekrabd. Wij zijn inmiddels goede bekende van de ezel. Als hij ons ziet, draaft hij naar ons toe.

Weegschaal

Maandag 15 januari, Cadouin

 

In Nederland files met een totaal lengte van meer dan elfhonderenzoveel kilometer. Ik weet precies hoe dat voelt om in te staan. Een paar keer heb ik files van die lengte moeten meemaken. Een ramp, gevoel van onmacht, dom zitten in een auto, geen beweging, alle afspraken naar de knoppen. Als ik terugdenk aan Nederland, zie ik voornamelijk files. Kan goed dat ik daardoor enigszins ben getraumatiseerd. Hoeveel tijd van mijn leven zijn verpest door files? Ik heb het niet bijgehouden.

Het liefst nam ik de trein. Maar ja, ook dat was geen garantie dat je op tijd op een afspraak kon komen. Of je nou door de hond of de kat wordt gebeten. Hoeveel tijd van mijn leven heb ik verpest door zinloos op treinen te wachten die te laat kwamen of uitvielen? Ook dat heb ik niet bijgehouden.

Wat een tegenstelling vandaag met de Dordogne. De Dordogne slaapt. Er is vrijwel niemand op de weg als wij boodschappen doen in Le Bugue. We komen nagenoeg geen auto’s tegen. Zelfs de bomen slapen. Grijs staan ze levenloos te wachten tot de zon ze weer tot leven wekt. De akkers wachten op ploegen en zaaien. De enige die werkt in de Dordogne is de naamgeefster van het gebied: La Dordogne. Zij zit boordevol water en voert het met razende snelheid af richtig zee. Respect.

Wij doen onze grote, wekelijkse boodschappen. Met nog een specifiek doel: een weegschaal. Wyb en ik zijn ons aan het renoveren. Al sinds oud en nieuw drinkt Wyb helemaal niet en ik sporadisch, een glas, dan houdt het op. Laat ik toegeven dat wij, volgens de officiële criteria, gewoon overmatige alcoholgebruikers waren. Niet dat wij dat gevoel hadden, dat drinken ontregelde ons leven niet, integendeel, het gaf ons leven meer fleur, vonden wij.

Maar toch. Ik geef toe dat wij momenteel best een tamelijk lui leven leiden. Niets hoeft, alles mag, wie kan dat nu zeggen? We wandelen veel met Dies. Maar verder, veel lezen, veel tv kijken. En dan elke dag dat drinken. Dat zet toch aan. Wyb zat er meer mee dan ik. Dat komt vermoedelijk dat ik mijn papperig uiterlijk met het stoppen van mijn werk achter me heb gelaten. Al dat uit eten, al die lunches, daar heeft je BMI best een schurft aan. In ieder geval: paal en perk, was ons voornemen.

En ja, hoor. Er ging weer eens een apparaat kapot. Wie er ook op onze weegschaal ging staan, iedereen woog 88 kilo. Een nieuwe batterij bracht geen uitkomst. En zodoende kwamen we op het eind van de ochtend thuis met een nieuwe weegschaal.
Wyb pakte hem uit en wat blijkt, hij is hypermodern. Ik ken alleen weegschalen waar je op gaat staan en je kunt aflezen hoeveel je weegt. Deze niet. Eerst app downloaden, daarna per persoon instellen. Ik zit er niet op te wachten, maar de informatie is gedetailleerd moet ik toegeven. Verrassend: mijn BMI zit in de groene zone, mijn lichaamsvet eveneens. Zie nou wel dat die pensionering mij veel goeds bracht. Mijn bestanddeel water is ook in de groene zone, maar kan wat opgekrikt. Vanavond toch maar weer gaan drinken? En verdomd, met mijn spiermassa zit ik ook prima in de groene zone. Mijn gewicht 78,8. Dat is zo’n zes kilo minder dan toen ik werkte.

Wat Wyb betreft… Nu ga ik stoppen. Als ik de gegevens van Wyb hier vermeld, weet ik zeker dat De Censor weer tot leven komt. Privacy gevoelig dus. Ik kan alleen zeggen dat het ook bij haar er alleszins positief uitziet. De redactie verkeert, mogen we constateren in prima conditie. Wat onverlet laat dat er zomaar een aorta kan knappen. Je weet het nooit.

Pittoreske dichtheid

Zondag 14 januari, Cadouin

 

Wyb en ik rijden met een grote tas vol was naar Beaumont. Onze wasdroger is normaal gesproken de zon. Een groot deel van het jaar hangen we de was een dagje buiten en hebben we op het eind van die dag droge was. In deze tijd van het jaar lukt dat niet omdat het te vochtig is en de zon te weinig kracht heeft. Ons huis is te klein om de was binnen te drogen. Gelukkig bieden de supermarkten een oplossing.

Naast elke supermarkt bij ons in de buurt staat een machine waar je kunt wassen en drogen. Wassen doen we gewoon thuis, het drogen doen we sinds een tijdje in zo’n machine. We stoppen de natte was erin, doen ondertussen boodschappen en als we klaar zijn, ligt de droge was op ons te wachten. Ik moet toegeven dat het wel een beetje raar is dat je was in een openbare machine ligt waar iedereen bij kan. Maar tot nu toe is er nog geen onderbroek gejat, dus we krijgen er steeds meer vertrouwen in.

Maar dit geheel terzijde. Het is al in de middag als we naar Beaumont rijden. Dies moet uit, daarom besluiten we hem in Molières, halverwege Beaumont uit te laten. We rijden het dorpsplein op en ik word meteen getroffen door de schoonheid van deze kleine bastide. Sinds we terug zijn uit Nederland en India heb ik een soort hypergevoeligheid ontwikkeld voor de schoonheid van de Dordogne. Het lijkt alsof ik, veel meer dan vorig jaar, de kwaliteit van het gebied zie.

We besluiten een wandeling rond Molières te maken. We wandelen het dorpsplein af en komen in een van de weinige straatjes van het dorp in. Ik geloof niet dat er veel plaatsjes zijn waar sinds de 14e eeuw niets meer is veranderd, Molières is zo’n plaatsje. En het is niet het enige bij ons in de buurt. Al wandelend langs de oude huizen waan ik me zonder problemen in de middeleeuwen. De huizen staan hier klaar om door de opvolgers van Anton Pieck getekend te worden, de pittoreske dichtheid hier is 100%.

We wandelen het dorp uit langs de notenboomgaard, we gaan langs open velden, over holle wegen, door dichte bossen, langs huizen waar je jaloers op wordt. Heuvel op, heuvel af, paden vele malen ouder dan de middeleeuwen. Hier liepen de eerste mensen, de pelgrims van een gelovige wereld, de marskramers en ridderlegers op weg naar de Kruistochten.

Nu lopen wij er, geïmporteerde Fransen, zoals er hier zoveel zijn. Ik denk aan New Delhi en Mumbai, steden van meer dan 20 miljoen mensen. Ik realiseer me dat wij lid zijn van de bevoorrechte klasse, mensen die de drukte van de moderne samenleving zijn ontvlucht, genieten van een romantisch landschap, in een uithoekje van Europa, in een decor wat door de geschiedenis is gebouwd, waarin je nog de illusie in stand kunt houden dat we in een vredige harmonieuze wereld leven.

X (voorheen twitter)

Zaterdag 13 januari, Cadouin

 

Er is een groeiende stroming in de Westerse wereld die pleit voor het afschaffen van wetten en regels. Ze pleit voor maximale individuele vrijheid en soevereiniteit op zowel persoonlijk als nationaal niveau. De naam: het libertaire denken. Met name in de Verenigde Staten is deze stroming een politieke macht om rekening mee te houden. Elon Musk bijvoorbeeld, maar ook andere tech giganten zijn er vurig voorstander van. Niet vreemd, want in maximale vrijheid kun je doen en laten wat je wilt, niemand die op je vingers kijkt en tikt, en daar hebben ze alle baat bij. Als je de wind mee hebt, zit je niet te wachten op tegenmacht door regeltjes en wetten die je macht indammen voor het maatschappelijk belang.

Het speeltje van Elon Musk, aangeschaft voor 44 miljard dollar, is voor mij het levende bewijs wat er gebeurt als je alle regels los laat. X (voorheen Twitter) is verworden tot een beerput. Het is een medium waarin al het slechte van de mens ongehinderd zijn weg vindt. De lucht uit de beerput is niet te harden. Leve de mateloze vrijheid. Ik, als misantroop, sta daar natuurlijk niet van te kijken. Er is geen mens die echt deugt en sommige deugen al helemaal niet. Absolute vrijheid laat ruimte voor het schuim der samenleving om eens lekker los te gaan, de ander te sarren, gif te mengen (Wilders is er een meester in), complotten te lanceren, mensen zwart te maken, te liegen, onwaarheden te debiteren die de samenleving heerlijk destabiliseren. Leve de ongebreidelde vrijheid.

Met ongeloof heb ik de reacties rond Akwasi gevolgd op zijn deelname aan de Slimste Mens. Wie er nu nog niet van overtuigd is dat het in Nederland stikt van het racisme zal nu overtuigd zijn. Akwasi, rasmuzikant, werd tijdens het programma geïntroduceerd als directeur van Omroep Zwart, een omroep die velen onzin vonden omdat diversiteit in Hilversum toch een speerpunt is. De deelname van Akwasi was het bewijs dat deze omroep buitengewoon nuttig is. Er is in Nederland nog een lange weg te gaan. Een organisatie die dan een voorhoederol vervult is van essentieel belang.

Ik schreef hierboven ‘X (voorheen Twitter)’, wonderlijk hoe lang de media dat volhouden. Het lijkt alsof het in de computers is voorgeprogrammeerd. Schrijf je X komt daar als vanzelf (voorheen Twitter) bij te staan. Ik vind die X een buitengewoon goed gekozen logo. Het logo van Twitter was een vriendelijk kwetterend vogeltje dat optimistisch zijn weg vond in een strak blauwe lucht. Het moet het product zijn geweest van vooruitgangsoptimisme.

Elke keer als ik X zie moet ik denken aan een vervormd hakenkruis, zwart, hard, liefdeloos. Het moet ontworpen zijn door een vormgever die zijn inspiratie haalt uit een duister verleden. Grote kans trouwens dat Elon Musk zelf de ontwerper is van X. Hij heeft als eerste de moderators uit zijn bedrijf gegooid, daarna de rest. Ik geloof dat Musk nog de enige werkende medewerker is bij X. Hij heeft al geklaagd dat zijn werk voor X ten koste gaat van zijn andere bedrijven. Dat is dan weer een voordeel, het houdt het libertaire wonderkind van de straat.

Les

Donderdag 11 januari, Cadouin

 

Gelukkig dat niemand mij hier kan zien zitten. Ik vind het zelf beschamend. Ik zit in het dorpje Saint Pompont op de bank van mijn Franse leraar. Iedereen vraagt altijd: ‘En, hoe is het met je Frans?’ Hier wordt het antwoord gegeven. Beroerd. Ik zit te stamelen of ik een spraakgebrek heb. En dan te bedenken dat ik mijn geld heb verdiend met lullen. Ik was een beroepsluller. Goochelen met de gesproken taal, dat was mijn specialisme. Maar dat was in het Nederlands. In het Frans word ik gereduceerd tot een stamelaar en een analfabeet.

Het klinkt goed, een Franse leraar hebben. Maar in feite is het slechts de derde keer dat ik hier zit. In oktober zat ik twee keer eerder op deze bank, daarna vertrokken we eerst naar Nederland daarna naar India. Verder worstel ik thuis met de Franse taal. Ik luister elke dag naar een radiojournaal naar een fransman die zo langzaam mogelijk praat en doe ik een online cursus. De tijd die ik er in steek, weegt niet op tegen het resultaat, vind ik. Wyb is zo lief steeds te zeggen dat ik toch veel vooruitgang boek.

Ik stamel in het Frans over mijn belevenissen in India, opdracht van mijn leraar. Mijn buitengewoon aardige leraar trok, voordat we begonnen, een vies gezicht als hij India noemt. Hij is niet de enige Het valt me op dat India beslist geen favoriete reisbestemming is. We kwamen relatief ook weinig toeristen tegen. Terwijl je er In Thailand en Vietnam over struikelt.

Ik zie het bij mijn kinderen. Ze bereizen de hele wereld maar India komt niet in hun hoofd op. In mijn jeugd trokken juist veel jongeren richting India, getrokken door feesten, drugs en spirituele verrijking. De geest moet waaien, weet je wel. Het viel ons dan ook op dat buitenlandse toeristen voornamelijk oudere reiziger zijn. Het toerisme in India moet het momenteel vooral hebben van het binnenlandse toerisme. De middenklasse in India wordt groter en groter en dat brengt natuurlijk het binnenlands toerisme op gang.

Moeizaam probeer ik even later in het Frans duidelijk te maken waarom wij dan wel naar India gaan. ‘Wat is daar dan leuk?’ Ik antwoord dat leuk niet het goede woord is. Dat fascinatie een beter woord is. Ik vertel hem dat Wybrich echt van India houdt, zij is er zoveel geweest, heeft er veel herinneringen. Voor mij is de fotografie een belangrijke drijfveer om te gaan. En te zien hoe 1,4 miljard mensen met elkaar leven. Ik vertel hem over het eten, dat heerlijk is. De maatschappij die keihard is. De armoe. De stuitende tegenstelling tussen arm en rijk. De enorme vervuiling, de smog, op het gevaarlijke af. De sfeer en de cultuur die zo totaal anders zijn als in Nederland. De schoonheid van het straatbeeld, de lelijkheid van het straatbeeld.

Na een uur ben ik kapot. Vertel dat maar eens in het Frans. Nou ja, vertellen? Stamelen. Mijn Franse leraar vindt dat ik het uitstekend heb gedaan, een uur in het Frans, dat kan niet iedereen, praat hij me moed in. ‘En kijk eens naar de vooruitgang die je hebt geboekt.’ Van die laatste zin word ik achterdochtig. Wyb sprak ongeveer dezelfde zin uit. Ze zullen toch geen contact met elkaar hebben gehad? En afgesproken dat ze me vooral moeten stimuleren?
Maar als ik thuiskom ontkent Wyb dat met stelligheid. Anderhalf uur les, ik heb er koppijn van gekregen.

 

Philo

Woensdag 10 januari, Cadouin

 

Een paar jaar geleden belde Tino op vanuit Nijmegen.
‘Je raadt nooit wie hier naast me staat.’
Natuurlijk had ik geen idee. Ik noemde een paar namen. Allemaal mis.
‘Je kent haar van vroeger.’
Ja, we kenden zoveel mensen samen van vroeger.
‘Zeg nou maar,’ drong ik aan.
‘Philo.’
Philo, er ging een wereld voor me open. Alleen haar naam al heb ik altijd prachtig gevonden.

Ik kreeg haar aan de lijn. Wat ik deed. Wat zij deed. Zij was kunstenaar, zei ze. Ze had een atelier in Nijmegen. Getrouwd geweest, en één zoon. Philo, een zoon. Ik merkte dat ik aan dat idee even moest wennen. Voor mij was Philo nog steeds de jeugd.

Philo vertegenwoordigde voor mij altijd een soort zuiverheid. Ik denk dat het in die tijd ook waar was. We kenden elkaar van Creatief Dukenburg, vermoed ik. Daarna werd ze caissière bij de Coöp van Malvert. Tino en ik woonden toen dicht bij elkaar en we kwamen elkaar vaak tegen in het winkelcentrum van Malvert. Onze geliefde bezigheid was boodschappen doen bij de Coöp, alleen of samen, dat maakte niet zoveel uit, want Philo zat achter de kassa.

Ik ben in mijn leven niet vaak verliefd geweest, een paar keer. Een daarvan was op Philo. Geen haar op mijn hoofd die dat zou toegeven. Lies en ik woonden samen, ik was niet vrij. Maar anders…Dan had ik heel veel werk van Philo gemaakt. Vorig jaar heb ik haar dat toegegeven.

Na het telefoontje van Tino werden we Facebook-vrienden. Zo nu en dan schreven we naar elkaar. Ik zag dat Philo een atelier in de Krayenhoffkazerne in Nijmegen-Oost had. Ik had daar een paar keer geluncht als ik in een van de bibliotheken van Nijmegen optrad. Had ik het geweten, was ik zeker bij haar langs gegaan.

Nadat Philo niet meer achter de kassa zat, werd ze een regelmatige bezoeker van ons op de Westkanaaldijk. Het blijkt zelfs dat ze een tijd bij ons woonde omdat haar thuissituatie gecompliceerd was. Ze schreef me daar meer dan veertig jaar later over: ‘Het grappige is, is dat ik me nooit bedacht had dat je me als “mooi” kon zien: ik was indertijd vooral blij dat je me “zag”! Toen ik er best een beetje doorheen zat, hebben Lies, waar je toen mee was, en jij me echt zo lief opgevangen!’ Goh, dacht ik toen ik het las, ik was zo blij dat ik je kon zien.
Heb ik gezien dat Philo er doorheen zat? Ik kan het me niet meer herinneren. Ik herinner me haar vooral als vrolijk. Ze schrijft dat ze door gesprekken met ons uiteindelijk naar de kunstacademie is gegaan.

In de loop van de decennia dacht ik nog wel eens aan haar. Philo, wat zou er van haar geworden zijn? Ik had geen idee. Was er best nieuwsgierig naar. Pas toen we Facebookvrienden werden kreeg ik daar een beeld van. Af en toe gaven we commentaar op elkaar posts. Laatste keer dat we elkaar schreven, as ze met haar zoon in Noord-Portugal.

Vanmorgen zag ik op haar Facebook pagina haar rouwkaart. Philo, 5 oktober 1957 – 4 januari 2024. Geboren in Nijmegen, gestorven in Nijmegen. Op de kaart staat een haiku van de Japanse dichter Bashó.

Zag ik een bloesem

die naar haar tak terugkeerde?

Ach – ’t was een vlinder.

Mooi gevonden, Philo was een vlinder.

Typemachine

Dinsdag 9 januari, Cadouin

 

Hoe ouder iemand wordt, hoe meer verleden hij krijgt -en dat is eigenlijk best jammer. Mijn kindertijd was ongetwijfeld de mooiste tijd van mijn leven. Ik vermoed dat het komt door een gebrek aan verleden. De pest met een verleden is dat het alleen maar meer wordt en dat je er nooit vanaf komt. Al dat verleden verdrukt de onbevangenheid van de kindertijd. Met het verleden begint het tobben, komen de krassen, komt de onvolmaaktheid, de nare herinneringen, het verdriet van alles wat voorbij gaat. Zijn er dan geen gelukkige en mooie herinneringen? Natuurlijk wel, veel zelfs. Maar de pest is dat het verleden per definitie onvolmaakt is, want afgerond, beëindigd, er valt niets meer te corrigeren, of echt terug te halen. Wat was was, komt nooit meer terug. De vorm staat vast, de inhoud is onveranderbaar. Hoe anders was dat in in de kindertijd, alles was nog vormloos, een heel leven voor je, niets was ingevuld. Oneindige mogelijkheden.

Een zo’n kras die ik opliep heeft met mijn handschrift te maken. In de eerste klas van de basisschool had ik een negen voor schoonschrijven. Op mijn achtste veranderde ik van school en moest ik een ander handschrift aanleren. Daar is het ergens fout gegaan. Sindsdien is mijn handschrift een puinhoop. Ik kan het zelf nauwelijks lezen.

Een van de mooiste en meest nuttige dingen die ik ooit heb gekregen was een typemachine, Olympia, Traveller de Luxe. De gulle gever was mijn opa. Ik kreeg hem bij de overgang van de basisschool naar de middelbare school. Er is vermoedelijk geen instrument wat ik vaker heb gebruikt. Ik heb wat op dat ding zitten rammen. Mijn handschrift verliet ik voorgoed. Ik leerde mijzelf met tien vingers typen en voortaan schreef ik werkstukken, gedichten en andere schrijfsels met prachtige typeletters. Het was het definitieve afscheid van mijn handschrift. Jammer, want ik ben gek op mooie schriftjes en aanteken boekjes.

Dat je nooit van je verleden afkomt, bleek wel toen Lies mij enkele maanden geleden belde. Ze ging verhuizen en had tussen de spullen mijn typemachine gevonden. Of ik hem nog wilde hebben. Ik was in de veronderstelling dat ik het ding al lang geleden had weggegooid. Ik kan me herinneren dat sommige toetsen door het vele gebruik het niet meer deden. Ik had de typemachine gewoon kapot gerammeld.

Natuurlijk wilde ik de typemachine hebben. Niet om hem te houden, maar nog één keer te voelen, vast te houden. Bovendien vond ik, dat ik hem moest weggooien en niet Lies, mijn liefde voor hem was groot geweest. Ze overhandigde de typemachine toen we met z’n allen naar een voetbalwedstrijd van Joris gingen kijken.

Nu staat de Olympia Traveller de Luxe, nog steeds stralend blauw, op mijn werktafel in Frankrijk. Het klopt, sommige letters zijn niet meer in te drukken. Een dezer dagen zal ik hem naar het grofvuil in Le Bugue brengen en definitief afscheid van hem nemen. Ons huis is te klein voor al te veel materieel verleden en, hoe veel plezier ik er ook aan heb beleefd, hij kan niet op tegen mijn Apple MacBook Pro. Komt bij: ik weet dat afscheid nemen nuttig kan zijn, het ruimt niet alleen fysiek op, maar ook het hoofd. Weg is weg. Je kunt het verleden een beetje te lijf gaan door het reduceren van ballast.

20.15 uur

Zondag 7 januari, Cadouin

 

Je kunt van het theater zeggen wat je wilt, maar het doek gaat altijd om 20.15 uur open. Ik heb dat altijd een wonder gevonden. Om een voorstelling te spelen vindt er elke dag een enorme verhuizing plaats van decors, rekwisieten, techniek, en niet te vergeten mensen. En in al die veertig jaar dat ik in het theater werkte heb ik slechts één keer meegemaakt dat een voorstelling niet op tijd begon omdat een acteur veel te laat binnenkwam.

Twee keer heb ik meegemaakt dat een voorstelling moest stoppen omdat de techniek het begaf. Beide keren was dat een voorstelling van Toon Hermans. De eerste keer begaf de lichtcomputer het. Overmacht dus. De tweede keer ging het licht opnieuw uit, maar dat kwam omdat er in Leeuwarden een stroomstoring was.
O ja, er was ook nog een derde voorstelling, tijdens de voorstelling brak René van ’t Hof zijn been. René werd door een ambulance opgehaald en het publiek vond het prachtig, dat was er van overtuigd dat het bij de voorstelling hoorde.

Ik heb acteurs doodziek het podium op zien gaan en zien spelen alsof ze zo fris als een hoentje waren. Ik heb technici zich helemaal de pleuren zien werken omdat er een storing was en de voorstelling niet dreigde door te gaan, hun eetpauzes offerden ze op, maar niemand die er ook maar aan dacht niet door te werken. Het doek moest om 20.15 uur open.

Bij de bouw van De Harmonie, de kinderen waren nog klein, heb ik een vakantie opgeofferd omdat ik stand-by moest zijn voor de architecten die aan het tekenen waren. Menig keer reed ik naar Amsterdam om hun laatste plannen te toetsen aan het plan van eisen. Het kwam niet bij me op om toch op vakantie te gaan.

Ooit werkte een theatertechnicus tot diep in de nacht door omdat de vrachtwagenlift stuk was gegaan en hij wist dat er ’s ochtends weer een nieuwe vrachtwagen voor de deur stond die moest lossen. Als de lift niet werd gerepareerd, ging de voorstelling de volgende dag niet door. Hij wachtte op de liftmonteur die ’s nachts uit Breda moest komen. Zodoende werd de lift die nacht gemaakt en ging het doek de volgende dag gewoon om 20.15 uur open. Later kregen we hiervoor van de Arbeidsinspectie een boete van drieduizend gulden omdat we een werknemer langer dan zeventien uur hadden laten werken. We moesten lachen om de woorden ‘hadden laten werken’. De werknemer had zijn verantwoordelijkheid genomen, zoals we dat in het theater zijn gewend.

Ik begin erover omdat aanstaande dinsdag de besprekingen over een nieuw kabinet weer beginnen. Dinsdag? Waarom niet maandag? Maandag is toch gewoon een werkdag? Waarom nemen mensen twee weken vakantie als een land in tal van crises is gewikkeld? De wooncrisis, de ‘emigratiecrisis’, de klimaatcrisis, een belastingcrisis, de oorlogsdreiging, ik zou zeggen: zorg dat er als de donder een kabinet komt. Nood aan de man, in de theaterwereld betekent dat doorwerken tot de boel is opgelost.

De formatie van het vorige kabinet duurde 299 dagen. Terwijl ze daarvoor al vier jaar met elkaar hadden samengewerkt. Hoe durf je? In veel Europese landen is er, uitgezonderd België, binnen een paar weken een nieuw kabinet. Waarom kan dat in Nederland niet? Waarom dat eindeloos om elkaar heen draaien over komma’s, geitenpaadjes en angsthazerij voor boeren?

Is wel eens opgevallen hoe lang politici vakantie hebben? Er is een zomerreces van twee maanden, het kerstreces duur drie weken, het voorjaarreces twee weken en het meireces ook twee weken. Op deze manier gaat het doek natuurlijk nooit om 20.15 uur open.

Onbeschaamd

Zaterdag 6 januari, Cadouin

 

Ik lees momenteel Luister, geschreven door Sascha Bronwasser. Gisteren zag ik dat het op 2 stond in de NRC boeken Top 10. Nirwana van Tommy Wieringa staat op 1, dat is het vorige boek dat ik las. Onbedoeld blijk ik een Top 10 lezer te zijn. Top 10’s heb ik altijd gemeden, als lezer wil ik mijn eigen weg gaan. Toevallig kwam ik de afgelopen tijd bij deze boeken uit.

In Luister staat een zin die mij een hart onder de riem steekt. De zin luidt: ‘Wie echt iets wil vertellen moet onbeschaamd zijn, zeg je.’ Dat is een zin die ik goed begrijp, en waar ik soms mee worstel.

‘Schaam je je niet als je die foto maakt?’ wordt mij vaak gevraagd als iemand naar een foto kijkt waar een ander mens in volle glorie of juist helemaal geen glorie op staat. Schamen is niet het goede woord, ik vind het wel spannend. Eigenlijk ga ik bij elke straatfoto die ik maak een relatie aan met iemand die ik niet ken. Ik heb geen idee hoe hij of zij zal reageren. Sowieso vind ik het ook zelf onbeschaamd. In feite breek ik toch elke keer een beetje in in de privacy van mijn onderwerp. Maar ik doe het, zo houd ik mijzelf voor, voor de goede zaak. Alles voor de kunst. Een mooie foto stijgt uit boven het belang van het onderwerp en de fotograaf, al valt daar denk ik ethisch wel iets op af te dingen, maar met dat afdingen houd ik me niet bezig. Ik ben een fotograaf.

Eigenlijk heb ik slechts twee keer een boze reactie gehad. Een keer fotografeerden ik lezende meisjes in de trein. Ze zagen het en vroegen of ik de foto wilde verwijderen. Wat ik dan onmiddellijk doe.
Andere keer was in Enschede. Ik fotografeerde een man, maar werd even later aangesproken door een jongen die ik niet fotografeerde maar op de achtergrond liep. Ik had hem niet eens gezien. Op hoge poten dreigde hij met de politie. Daar was ik niet van onder de indruk, want ik wist dat ik in mijn recht stond. Ik heb de foto toch verwijderd, ik maak genoeg foto’s, een meer of minder, och.

Maar laat ik eerlijk zijn. Toen ik begon poseerde ik mij vaak unverfroren voor degene die ik fotografeerde. Velen lieten het lijdzaam gebeuren, met een knikje bedankte ik ze, soms stak ik een duim op, soms liet ik de foto zien. Tegenwoordig weet het onderwerp steeds vaker niet dat ik hem fotografeer. Het wordt steeds onbeschaamder. Het lukt mij steeds beter om ongemerkt mensen te fotograferen. Niet omdat ik het lekker vind om het stiekem te doen, helemaal niet. Maar inmiddels weet ik dat iemand transformeert als hij een camera op zich krijgt gericht. Hij gaat onnatuurlijk kijken, glimlachen of lachen in de camera. En dat verpest altijd de foto die ik eigenlijk wil maken.

Het mooiste vind ik als mensen in zichzelf zijn gekeerd, in gedachte helemaal niet op de plek zijn waar ze zijn. Die mensen, samen met de omgeving, dat levert voor mij de mooiste foto’s op. Denk niet dat ik stiekem om de hoek met een telelens sta te fotograferen. Telelenzen geven voor mijn foto’s altijd een lelijk resultaat, ik fotografeer met een 35 mm lens, het gezichtsveld is dan vergelijkbaar met het menselijk oog. Voor die foto’s loop ik gewoon op mensen af, of loop ik juist langs hen heen. Mijn techniek is steeds verfijnder geworden. Ik kijk vaak niet eens als ik fotografeer, ik praat met Wyb of kijk een andere kant uit. Ondertussen maak ik de foto. Het toestel voor mijn buik of nonchalant op de heup.

Ik geef toe: totaal onbeschaamd. Misschien wel abject, maar ja, zoals ik in het boek Luister las, wie echts iets wil vertellen moet onbeschaamd zijn.

En laten we eerlijk zijn, dat Dossiermoddergat is toch eigenlijk ook onbeschaamd.

Stappen

Donderdag 4 januari, Cadouin

 

Na het sombere Nederland, vandaag een onvervalste zonnige dag in La douce France. Wyb en ik bezoeken de markt van Monpazier, die is gereduceerd tot een paar kramen. Op een terrasje vieren we de zon en de vrijheid. Decennialang was begin januari een periode van representatieve verplichtingen. Een nieuwjaarsreceptie hier, een nieuwjaarsconcert daar, ontvangsten bij de gemeente, de provincie, het hield niet op. Tientallen keren gelukkig nieuwjaar wensen, drie zoenen of een stevige handdruk. Ik wist wat men van mij verwachtte. Ik deed buitengewoon representatief, charmant en enthousiast. Maar of ik het leuk vond? Daar kan ik een eenduidig antwoord op geven: nee. Elke keer dat ik mijn nette pak weer aantrok en de stropdas om mijn nek knoopte, slaakte ik een zucht. Wat zou het heerlijk zijn als ik thuis kon blijven. Maar ik durf wel te beweren dat niemand dat ooit heeft gemerkt. Nu, met Wyb op een terras, vier ik het feit dat ik nog niemand een bonne année heb hoeven wensen. In relatieve eenzaamheid ben ik het gelukkigst. Want laat duidelijk zijn, zonder mijn naasten zou ik niet kunnen.

En als je dan zo relatief eenzaam bent, verveel je je dan niet? Nee, neem vandaag. Wyb vraagt of ik vanmiddag mee naar Molière wandel. Dat zou ik misschien wel willen, maar door ons bezoek aan Monpasier, heb ik nog niets aan mijn Frans gedaan. Daar komt bij dat ik nog een blogje moet schrijven. Thuis staat een harde schijf met honderden foto’s uit India op mij te wachten die ik graag wil ontwikkelen. Daarnaast heb ik nog een kleine to do lijst van administratieve verplichtingen. Van lezen is de afgelopen dagen ook al weinig gekomen.

Het is aantrekkelijk om mee naar Molière te gaan, want dan kom ik aan de beoogde gemiddelde van 10.000 stappen per jaar. Het afgelopen jaar heb ik die na twee jaar van respectievelijk 10.200 stappen en 10.400 stappen niet gehaald. 2023 heb ik afgesloten met 9270 stappen per dag. Door blessures van Dies, maar ook van mijzelf, heb ik die 10.000 stappen dus niet gehaald. Of misschien ook wel. Wyb draagt zo’n horloge dat elke stap telt, ook binnenshuis en zij komt altijd tot een veel hoger resultaat dan ik. Ik tel mijn stappen met een iPhone, maar die vergeet ik regelmatig, zelfs als ik ga wandelen. Al die stappen die ik in en rond het huis zet worden niet geteld omdat het ding dan op een tafeltje ligt.

We besluiten dat ik niet mee ga wandelen, en daar heeft de lezer dit blogje aan te danken. Mijn Franse cursus heb ik al gedaan. Nu weer aandacht voor de fotografie. Never a dull moment, ook al heb ik geen enkele verplichting en in feite geen donder te doen.

Jungle

Woensdag 3 januari, Cadouin

 

Ik vind het heerlijk om in Frankrijk te wonen. Maar mocht het onvoorstelbare gebeuren en Wyb ontvalt mij, (afkloppen. zo. nee op hout, ja, op hout. zo) dan vlucht ik onmiddellijk terug naar Nederland. Zonder Wyb ben ik hier in Frankrijk hopeloos verloren. Vandaag ben ik me dat ten volle bewust.

Januari is administratiemaand, de belastingen dienen betaald, verzekering moet gebeld voor de waterschade die we hebben, we krijgen rekeningen van bedrijven waar we nog vragen bij hebben. Wyb en ik zitten tegenover elkaar in de studeerkamer annex eetkamer, annex foto-atelier. Ik ontwikkel foto’s op Lightroom, Wyb doet de administratie en belt zo nu en dan iemand op voor uitleg of zaken te melden. De telefoon zet ze op de luidspreker. We genieten dan samen van de onbeschoftheid van de Franse telefonistes en de ondoordringbaarheid van de Franse bureaucratie.

Ik weet niet of iemand van een opleidingsinstituut wel eens mijn blogjes leest. Mocht dat het geval zijn, dan nu een gouden tip. Begin in Frankrijk een opleidingsinstituut waar mensen leren wat kwaliteit en klantvriendelijkheid is. Je zult rijk worden. Het zou een bevrijding voor iedereen zijn. De bedrijven en organisaties die hun medewerkers bij je laten opleiden worden stinkend rijk, want met een beetje moeite zullen ze met kop en schouders uitsteken boven het gemiddelde chagrijn. De medewerkers die les krijgen zullen een vrolijker leven krijgen, eindelijk mogen ze niet meer chagrijnig zijn en de klanten kunnen eindelijk met gerust hart een bedrijf bellen en weten dat er bedrijven zijn die niet zomaar tijdens een gesprek de hoorn op de haak gooien.

En doe dan ook iets aan de efficiency van bedrijven en de publieke sector. Het lijkt er soms op dat dingen gemaakt worden opdat de klant zich er doorheen moet vechten. De bureaucratie hier is een papieren jungle. Wyb spreekt gelukkig goed Frans, maar dan nog. Als het om specialistische dingen gaat, wordt het snel lastig voor een niet native speaker. Maar er is geen fransman of fransvrouw die daar rekening mee houdt. Je hoort steevast de irritatie dat je de taal niet volledig machtig bent, dat je wel eens een woord moet zoeken, of niet begrijpt. Niks waardering dat je de taal spreekt. En dat voor een volk dat in meerderheid slechts één taal spreekt, namelijk de eigen taal. Met bewondering luister ik naar Wyb hoe ze zich door de gesprekken worstelt. Ik stel me, met mijn gebrekkige Frans, in haar plaats voor. Ik zou ten einde raad zijn.

Maar stel dat echt het onvoorstelbare gebeurt. Opnieuw afkloppen. Zou ik inderdaad naar Nederland vluchten? Ik weet het niet zeker. Grote kans dat ik me verstop in eigen huis. Luiken voor de ramen, deur op slot. Ik denk dat ik kies voor het wegkwijnen. Laat de wereld barsten. Ik zal door de foto’s bladeren tot ik misselijk van ellende wordt. Gelukkig staan hier veel hoge bomen.

Drukte

Dinsdag 2 januari, Cadouin

 

Qua menselijk verkeer is er denk geen groter verschil dan de drukte van Mumbai en de rust van Cadouin. In Mumbai had ik het idee dat ik werd opgeslokt door de massa. Mumbai vond ik geen stad van individuen. Mumbai zelf is een organisme waarvan alle bewoners van Mumbai onderdeel zijn. Van het vliegveld naar ons hotel was het langer dan een uur rijden. En ik had het gevoel dat het organisme mij opzoog. Overal stad, overal centrum, en de taxi nam ons er steeds dieper in.

De drukte van Mumbai is een heel andere drukte dan de drukte in Nederland. De drukte van Mumbai wordt vooral gekenmerkt door enorm veel mensen. Overal zijn mensen, overal is lawaai en beweging, maar die beweging is vrij langzaam. Voor een groot deel wordt de snelheid bepaald door mensen die lopen. De wegen zijn zo overvol dat zelfs de auto’s het tempo van de wandelaar aan moeten nemen.

In Nederland zijn ook veel mensen, maar veel minder opeen gestapeld dan in Mumbai. In Mumbai wonen zo’n 20 miljoen mensen, maar op een veel kleiner stuk grond. Dus de bewering dat Nederland vol is, dat er niemand meer bij kan, is relatief. Het is de mening van het luxe-beest dat nog enige ruimte wil behouden. De drukte in Nederland bestaat uit gejakker: het moet sneller, het moet meer, het moet groter, het moet nieuwer. Het is de mateloze jacht van de verwende voor wie het nooit genoeg is.

Na de drukte van Mumbai en Nederland zie ik Cadouin met nieuwe ogen. De Dordogne is nog mooier dan ik dacht, de rust is zo weldadig, het landschap wonderschoon en nergens vind je mooiere dorpjes. Is het saai? Ja, het is tamelijk saai. Maar na Mumbai en Nederland is zelfs dat weer een kwaliteit.

Op het weggetje voor ons huis wandelt per dag welgeteld één mens. Het is het vrouwtje van Venus, een witte poedel. Venus rent elke dag onze tuin in om Dies te ontmoeten en om er even lekker te plassen, onze tuin kan dat gelukkig hebben. Het vrouwtje van Venus begint hem dan keihard te roepen: ‘Venus, Venus, kom hier!’ Wat klinkt als Fenoes, Fenoes, venez ici!’ Wat verder geen enkele indruk op Venus maakt. Eerst zijn plasjes doen, samen kwispelen met Dies en dan is hij wel bereid zijn vrouwtje achterna te gaan.

Januari is de rustigste periode van het jaar in Cadouin. Alle horeca in de buurt is dicht. Veel bewoners zijn, vermoed ik, naar Thailand, Spanje of andere zonnige streken gevlogen. De vele mensen met hun tweede huizen zijn in Engeland of Nederland aan het werk en hebben zich teruggetrokken in de steden. 
Wyb en ik leven hier weer als kloosterlingen. Een wandeling rond en door het historisch dorpje Montferrand is het hoogtepunt van onze dag. We komen dan langs het kerkje van St. Christoffel, gebouwd in de twaalfde eeuw. Het is het kleinste kerkje dat ik ken. Er is plaats voor twaalf mensen. Op de muren nog de restanten van de fresco’s uit de twaalfde eeuw. Als je niet oppast zou je er nog religieus van worden. Hieronder een impressie van de buitenkant. Voor het kerkje ligt een begraafplaatsje waar deze kloosterling wel begraven wil worden als het in Nederland had gelegen.

Thuiskomen

Maandag 1 januari, Cadouin

 

Vertrekken is een. Thuiskomen is twee. Het accent ligt altijd op vertrekken, omdat het vol verwachting zit, er avontuur lonkt, verandering. Thuiskomen is moeilijker. Na dat avontuur moet je je weer voegen in het dagelijks ritme. Moeilijk, want dat ritme is ernstig verstoord. Neem het huis, het huis dat je zo goed kent. Het huis is verontwaardigd, dat merk je aan alles. Het is nukkig omdat het zich verlaten heeft gevoeld.

In ons geval is het huis zelfs in opstand gekomen. Het heeft ons een poets gebakken. Lekker zeven weken lang een waterstraal laten lopen. Het heeft water in zichzelf gepompt waardoor alles is aangetast. Willen we onze vakantiewas doen, blijkt de wasmachine het niet te doen. Ook door het water aangetast? Het ongeluk zit deze dagen in alle kleine en grote hoeken. We spreken het huis liefdevol toe. We hebben het samen toch goed gehad, laten we dat nou samen zo voortzetten, dat maakt onze beide gelukkig. Ik hoop dat het huis luistert.

Alleen al het uitpakken van onze vakantiespullen. Naar India namen we nagenoeg niets mee. We reisden met handbagage, ieder gemiddeld zo’n zeven kilo. Dat is doeltreffend reizen, maar vergt wel enig nadenken en organisatie. Omdat we ook nog in totaal vier weken in Nederland waren, hadden we toch een kleine garderobe meegenomen. En al onze devices niet te vergeten, de foto-apparatuur. Eigenlijk een kleine verhuizing en dat alles moet weer een plaats in het huis krijgen. Kost best twee, drie dagen.

Gelukkig organiseren onze Franse Nichten op oudjaarsdag traditioneel een apéro, van vier uur ’s middags tot acht uur ’s avonds. Opeens zijn we weer sociale wezens en is er alom gezelligheid, en lekkere hapjes. Tegen acht uur nemen we afscheid en krijgen we twee soorten soep, appelflappen en oliebollen mee. Ik rij, Wyb zit met de soep op schoot. Het lukt me niet kuilloos te rijden waardoor er soms wat soep op de broek van Wyb klotst. De soep is dat meer dan waard.

We rijden door een donkere nacht. Van onze Franse Nichten naar ons huis is het zo’n twintig kilometer. We komen één auto en één ree langs de weg tegen. De Fransen zitten thuis en genieten van een uitgebreid diner dat de hele avond en misschien een deel van de nacht zal duren. Hun luiken gesloten. Om twaalf uur, als 2023 voorbij is en 2024 begint, zal niemand naar buiten komen. Het nieuwe jaar wordt in Frankrijk rustig verwelkomd met het openen van champagne en elkaar een bonne année wensen. Tegelijkertijd begint in Nederland een soort oorlog. Vierpijlen, duizendklappers, kleine bommetjes, schijt aan alles. En dan maken we onszelf nog wijs dat we een nuchter volk zijn. Hoe lang zal het nog duren totdat we toegeven dat we hysterisch zijn?

Alle rechten voorbehouden © Gerard Tonen 2024