Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2017, maart

Woestijn

Dinsdag 28 maart, Lhee

 

 

 

Woestijn

De woestijn nadert, tergend snel. Het zand
vreet door. Het huis, de boom, het beest verbrandt.
Het water trekt zich terug uit woord en daad.
Tegen droge vlaktes is geen mens bestand.

Blind

Maandag 27 maart, Lhee

 

Ik schrijf nooit over voetbal. Ik heb er niets over te zeggen en het is al het meest overgewaardeerde onderwerp in de media. De pest is dat journalisten denken dat voetbal een volkssport is en het volk moet worden bediend. Bovendien is de aandacht voor voetbal een soort perpetuum mobile, het houdt zich zelf in stand en kan daardoor nooit meer stoppen.

Niet dat ik niet van voetbal hou. Van een mooi potje voetbal kan ik echt genieten en zelf heb ik heel wat tegen een bal getrapt. Door de overdosis aan aandacht heb ik er jammer genoeg steeds meer een hekel aan gekregen.
Nu zit je toch over voetbal te zeiken, hoor ik de lezer denken. Klopt. Ik zie een belangrijk maatschappelijk verschijnsel en daar wil ik wel over schrijven.

Zoals iedereen weer veel te uitgebreid in de kranten kan lezen is gisteren Danny Blind, de bondscoach ontslagen. Niet voor niets, na een blamerende kwalificatiewedstrijd tegen Bulgarije moet hij meteen het veld ruimen. Zelf ben ik blij met die nederlaag tegen Bulgarije, dat scheelt ons weer weken gezeur dat we misschien wel wereldkampioen worden. En, niet onbelangrijk, gelukkig blijven ons die oranje gekleurde straten bespaard.

Ik wil graag constateren dat Danny Blind ten onrechte is ontslagen. Altijd moet iemand de schuld krijgen en dat is lang niet altijd terecht. De schuld zijn wijzelf. Het is gedaan met Nederland als voetbalnatie en ik voorspel dat die gouden tijd van Cruijff en Michels nooit meer terugkomt. De reden is eenvoudig: we hebben het te goed.

Cruijff voetbalde, net als ik, eindeloos op straat. Elke middag weer vormde mijn vriendjes en ik twee teams en voetbalden we tot onze moeders ons naar binnen riep voor het warme eten. Zo leer je voetballen en niet anders. Nu zitten jongeren met hun luie reet achter bureautjes van Ikea computerspelletjes te spelen. Bij de wereldkampioenschappen computerspelletjes zullen we vast erg goed zijn.

Kinderen die nog buiten voetballen bestaan niet meer. Sowieso spelen er geen kinderen meer buiten. Veel te gevaarlijk. De pedo staat op elke hoek, kinderen zijn niet bestand tegen het verkeer en papa en mama zorgen dat hun kinderen volle agenda’s hebben met vioolspelen en hockey.
Natuurlijk zijn er nog kinderen die voetballen, maar dat doen ze op clubs. Als ze een beetje goed zijn, worden ze meteen geselecteerd in talenklasjes. Dan krijgen ze een tas met Ajax of PSV erop en rijdt papa of mama ze elke week twee of drie keer naar het trainingsveld en praten ze in de auto over vette contracten en spelen bij Barcelona.

De huidige generatie voetballers is niet op het trapveld groot geworden maar op de achterbank. Na elke training en wedstrijd bespreken papa of mama wat wel of niet goed ging en krijgen ze sportdrankjes en lekkere chips. Eenmaal thuis was papa of mama het ene trainingspak wat ze van Ajax of PSV hebben gekregen. Morgen kunnen ze dan het trainingspak aan dat al gewassen is opdat ze weer piekfijn het veld op kunnen rennen.

Het is met deze voetballers als met jazzmusici. Op de Nederlandse conservatoria kun je afstuderen als jazzmuzikant, sommigen doen dat cum laude. De geslaagde heeft werkelijk alles perfect gedaan, blaas elke noot zoals je een noot moet blazen. Toch wil dat niet zeggen dat de afgestudeerde een jazzmuzikant is, dat hij de soul, de blues, het teringgeluid heeft dat jazz zo mooi maakt.
De echte jazz leer je in de kroegen en de repetitielokalen en heb je in je omdat je de mooiste muziek van de wereld wil maken en er ontzettend lol in hebt, niet omdat je cum laude kunt afstuderen. Zo leer je voetbal vooral op straat, daar leer je vechten, buffelen, rotgeintjes, raffinement. Daar voetbal je omdat je het het mooiste spelletje op de wereld vindt en niet omdat je misschien een vet contract in Barcelona kunt krijgen.

Nederland is geen voetbalnatie meer. We zijn te verwend, te goed georganiseerd, we zitten te veel op achterbanken en onze opleidingen zijn te perfect. Ons land kennende zal dat niet zo snel verdwijnen. Niet dat ik er mee zit. Het bevrijdt me van de voetbalhysterie.

Snipper

Zaterdag 25 maart, Lhee

 

 

 

Een aantekening, op een snipper, snel geschreven,
Met inkt, door andere boodschappen heen verweven.
Vergeefs. Het werd door niemand ooit gelezen,
Het waaide weg. Schat, ik ben slechts even…

Blind

Maandag 27 maart, Lhee

 

Ik schrijf nooit over voetbal. Ik heb er niets over te zeggen en het is al het meest overgewaardeerde onderwerp in de media. De pest is dat journalisten denken dat voetbal een volkssport is en het volk moet worden bediend. Bovendien is de aandacht voor voetbal een soort perpetuum mobile, het houdt zich zelf in stand en kan daardoor nooit meer stoppen.

Niet dat ik niet van voetbal hou. Van een mooi potje voetbal kan ik echt genieten en zelf heb ik heel wat tegen een bal getrapt. Door de overdosis aan aandacht heb ik er jammer genoeg steeds meer een hekel aan gekregen.
Nu zit je toch over voetbal te zeiken, hoor ik de lezer denken. Klopt. Ik zie een belangrijk maatschappelijk verschijnsel en daar wil ik wel over schrijven.

Zoals iedereen weer veel te uitgebreid in de kranten kan lezen is gisteren Danny Blind, de bondscoach ontslagen. Niet voor niets, na een blamerende kwalificatiewedstrijd tegen Bulgarije moet hij meteen het veld ruimen. Zelf ben ik blij met die nederlaag tegen Bulgarije, dat scheelt ons weer weken gezeur dat we misschien wel wereldkampioen worden. En, niet onbelangrijk, gelukkig blijven ons die oranje gekleurde straten bespaard.

Ik wil graag constateren dat Danny Blind ten onrechte is ontslagen. Altijd moet iemand de schuld krijgen en dat is lang niet altijd terecht. De schuld zijn wijzelf. Het is gedaan met Nederland als voetbalnatie en ik voorspel dat die gouden tijd van Cruijff en Michels nooit meer terugkomt. De reden is eenvoudig: we hebben het te goed.

Cruijff voetbalde, net als ik, eindeloos op straat. Elke middag weer vormde mijn vriendjes en ik twee teams en voetbalden we tot onze moeders ons naar binnen riep voor het warme eten. Zo leer je voetballen en niet anders. Nu zitten jongeren met hun luie reet achter bureautjes van Ikea computerspelletjes te spelen. Bij de wereldkampioenschappen computerspelletjes zullen we vast erg goed zijn.

Kinderen die nog buiten voetballen bestaan niet meer. Sowieso spelen er geen kinderen meer buiten. Veel te gevaarlijk. De pedo staat op elke hoek, kinderen zijn niet bestand tegen het verkeer en papa en mama zorgen dat hun kinderen volle agenda’s hebben met vioolspelen en hockey.
Natuurlijk zijn er nog kinderen die voetballen, maar dat doen ze op clubs. Als ze een beetje goed zijn, worden ze meteen geselecteerd in talenklasjes. Dan krijgen ze een tas met Ajax of PSV erop en rijdt papa of mama ze elke week twee of drie keer naar het trainingsveld en praten ze in de auto over vette contracten en spelen bij Barcelona.

De huidige generatie voetballers is niet op het trapveld groot geworden maar op de achterbank. Na elke training en wedstrijd bespreken papa of mama wat wel of niet goed ging en krijgen ze sportdrankjes en lekkere chips. Eenmaal thuis was papa of mama het ene trainingspak wat ze van Ajax of PSV hebben gekregen. Morgen kunnen ze dan het trainingspak aan dat al gewassen is opdat ze weer piekfijn het veld op kunnen rennen.

Het is met deze voetballers als met jazzmusici. Op de Nederlandse conservatoria kun je afstuderen als jazzmuzikant, sommigen doen dat cum laude. De geslaagde heeft werkelijk alles perfect gedaan, blaas elke noot zoals je een noot moet blazen. Toch wil dat niet zeggen dat de afgestudeerde een jazzmuzikant is, dat hij de soul, de blues, het teringgeluid heeft dat jazz zo mooi maakt.
De echte jazz leer je in de kroegen en de repetitielokalen en heb je in je omdat je de mooiste muziek van de wereld wil maken en er ontzettend lol in hebt, niet omdat je cum laude kunt afstuderen. Zo leer je voetbal vooral op straat, daar leer je vechten, buffelen, rotgeintjes, raffinement. Daar voetbal je omdat je het het mooiste spelletje op de wereld vindt en niet omdat je misschien een vet contract in Barcelona kunt krijgen.

Nederland is geen voetbalnatie meer. We zijn te verwend, te goed georganiseerd, we zitten te veel op achterbanken en onze opleidingen zijn te perfect. Ons land kennende zal dat niet zo snel verdwijnen. Niet dat ik er mee zit. Het bevrijdt me van de voetbalhysterie.

Poortwachters

Vrijdag 24 maart, Lhee

 

Afgelopen week kreeg ik dit mailtje van mijn vriend Erik.
‘Hallo Gerard,
Zat in de auto en kreeg een soort cyberpunk hersenspinsel. Kon er in mijn hoofd zo een boek of film van maken en dat was in ieder geval goed voor een ontspannen ritje naar huis.
Met de auto vol spullen van een woningontruiming kwam ik langs een begraafplaats en zag naast de grafstenen ook een urnenveldje. ‘Wat laat een mens na,’ dacht ik. Voor het stoffelijk omhulsel en de materiële zaken is het duidelijk, maar in deze digitale wereld…. wat gebeurt er met je virtuele entiteit?
Stel je voor dat na beëindiging van een (facebook)account je de mogelijkheid hebt om het (voor jezelf of voor een ander) weg te schrijven naar een plek van eigen keuze. Zo zou je de virtuele account van een overleden geliefde bijvoorbeeld in heaven.com kunnen bezoeken. Natuurlijk kun je op termijn vast wel virtuele bloemen voor haar kopen, zaken gaan door ook na de dood (dead-facebook). Dat geldt uiteraard ook voor hell.com en misschien koop je daar wel andere dingen. Krijg je volgers na je dood? Worden zaken van de echte wereld uitgevochten in de virtuele wereld en welke reikwijdte heeft dit? En wie geen keuze maakt tussen heaven en hell zit in de limbo-cloud want niets verdwijnt. Maar hoe kom je er weg?
Moest het even opschrijven om het kwijt te kunnen raken. Dat ‘dankzij’ de computer het eeuwige leven toch binnen handbereik is. God is een computer.
Groet,
Erik
ps. ’t is niet om te delen op het dossier’

Als ik het mailtje krijg, wil ik hem meteen bellen. Helaas lukt dat niet omdat ik de ene na de andere acteur aan de lijn heb die een veel te hoog salaris wil. Zo gauw ik kan, bel ik hem en vertel hem dat ik buitengewoon verrast was door het mailtje. Ik ken Erik niet als iemand die erg gecharmeerd is van social media. Lang nadat de smartphone was uitgevonden liep Erik nog met z’n enorm shockproof telefoon waar je timmerlui vroeger mee zag lopen. Als zelfs Erik al met zo’n idee komt, wil dat zeggen dat de social media volledig zijn doorgebroken, dat niemand meer ontsnapt.

Deze kritische kanttekening laat onverlet dat ik het een prachtig idee vind. Erik en ik besluiten dat we er een bedrijf van gaan maken. Wij gaan een virtueel hiernamaals maken met een link naar het ondermaanse.

We besluiten dat je niet zomaar in onze hemel kunt komen. Wij zijn de poortwachters, de Petrus van het World Wide Web. Mensen die ons hiernamaals willen betreden moeten eerst hun cv en levensgeschiedenis overhandigen. Vervolgens besluiten wij wat het wordt: hemel, hel of vagevuur.
Nadat wij hebben besloten waar de overledene heen gaat, krijgt hij of zij een plekje in dat hiernamaals.

Wij sturen elke week voor de overledene vriendschapsverzoeken de deur uit. Eens in de maand doen we een aankoop in een of andere webwinkel. De overledene blijft gewoon kopen en films zien. Op basis van zijn interessegebied bepalen algoritmes wat de overledene zou liken, bekijken en kopen en zo blijft zijn nagedachtenis eigenlijk springlevend en hebben de nabestaanden het idee dat de dode nog in hun midden is. Zo richten wij een virtueel en levendig monument voor een overledene op. Dat is nog wat anders dan een bemost graf op een tochtige begraafplaats of een gebarsten urn.

Gelukkig blijken zowel heaven.com als hell.com nog te koop. Na Rotterdam (het einde is in zicht!) heb ik dankzij Erik een nieuwe levensvervulling. Toch prachtig dat twee atheïsten de rol van god op zich nemen.

‘O ja,’ zeg ik ten slotte tegen Erik, ‘je schreef dat “’t is niet om delen op het dossier” dat ga ik wel doen, hoor. Elk beetje reclame voor ons hiernamaals is meegenomen’.
‘Ja, maar…’
‘Niks ja maar. Als je het hiernamaals vorm gaat geven moet je niet te bescheiden zijn. Spread the word! Alleluja.’

Bos

Woensdag 22 maart, Lhee

 

Ik ben niet goed in het alleen door een bos lopen. Het lijkt dan altijd alsof er een drone boven me vliegt en dat ik vanuit die drone naar mezelf kijk: man loopt alleen door het bos. Een bos maakt een mens eenzamer dan hij in feite is.

Als Wyb bij me is heb ik daar volstrekt geen last van, ook al kunnen we honderden meters lopen zonder iets tegen elkaar te zeggen. Zelfs als ik alleen met Franka, de hond van de buren, ga wandelen heb ik er geen last van. Jammer genoeg was Franka er niet zodat ik vandaag alleen moest wandelen.

De eerste lentezon scheen zo uitnodigend dat ik niet binnen kon blijven zitten. Zo liep ik voor het eerst sinds lang alleen door het bos. Man alleen door het bos. Omdat ik weet dat ik niet lekker alleen door een bos loop, heb ik mijn fototoestel meegenomen. Dat geeft mijn wandelen nog enig doel.

Op mijn wandeling kom ik nog twee andere mannen tegen die alleen door het bos wandelen. Een heeft een boterhamzakje in zijn hand dat treurig op en neer danst. Vermoedelijk werkt hij op de camping, heeft hij middagpauze, want bij een bankje aangekomen gaat hij zitten en maakt hij het zakje open. Niet slecht zo in het zonnetje.

Een andere man wandelt niet in de strikte zin van het woord. Hij rijdt op een scootmobiel naar een bankje en stopt. Het is een blinkend model en ik zou zo graag een foto van hem nemen. Jammer dat ik niet durf. Zou een mooie foto zijn geworden. Als fotograaf moet ik veel brutaler worden.

Ik wandel verder en zie een man met een jong meisje aan de rand van een bospad staan. Het is woensdag tussen de middag. Hebben meisjes dan al vrij van school? Wat doet een man met een meisje in het bos? Ik neem me voor het gezicht van de man goed te onthouden.

‘Weet u ook waar adders zitten?’ vraagt de man als ik langs hen loop.
‘Zeker. Weet u waar de telescoop is? Daar zitten ze in de berm.’
Op dat moment steekt een meter van ons vandaan een grote adder het bospad over. Gevaarlijk kronkelt het langs ons heen. Het meisje gilt van vreugde. Door hoe ze met elkaar omgaan weet ik nu dat het een vader met zijn dochtertje is. Zijn gezicht kan ik vergeten. Waarom denkt een mens zo vaak het slechte? Het is allemaal begonnen met een slang in het paradijs, bedenk ik. De slang op ons pad verbergt zich in de natte berm.

Mijn doel is de vogelhut, verborgen in het bos, met uitzicht op de Davidsplassen. Ik heb wel een fototoestel bij me maar geen verrekijker. Dom. Zo sta ik door de kijkgaten naar een zonnig landschap te kijken. Man alleen staat in een vogelhut. De drone vliegt voorbij.

Ik denk dat het door de bomen komt. Ik vind bomen zulke zielige wezens. Ze staan daar maar langzaam te groeien. Nooit komen ze eens van hun plaats. Bomen zijn zo onmachtig, zo overgeleverd aan de seizoenen, altijd in weer en wind. Ik loop eigenlijk veel liever door een stad dan door een bos. Al die bomen, zoveel bomen en dan moet je je daar als wandelaar toe verhouden. Dat is gewoon te veel voor een mens die iets van zijn leven wil maken.

Fiets

Maandag 21 maart, Rotterdam

 

Ik loop nu al vijf maanden drie of vier keer per week het Centraal Station van Rotterdam uit, een gebouw waarvan ik overigens nog steeds geniet. Wat verder niet relevant is voor dit blog. Ik loop dan het Kruisplein op richting Witte de Withstraat, geen beroerde straat om in een van de zijstraten, de William Boothlaan, het voormalige hoofdkantoor van Het Leger des Heils, te werken.

Maar ik moet mezelf niet voorbij lopen. Het gaat om het Kruisplein. Al sinds januari staat daar een fenomeen, een alledaags fenomeen, maar toch. Op het Kruisplein, ergens tussen koffiecafé Doppio en de kunstakopleiding Codarts, staat een OV-fiets. Die fiets, in prima conditie, keurig op slot, staat daar nu al drie maanden.

Elke week denk ik weer: nu zal hij wel weg zijn. Mis. De fiets blijft keurig wachten op iemand die hem meeneemt. Het is vreemd dat hij daar staat want hij staat nauwelijks tweehonderd meter van de stations fietsenstalling waar hij thuis hoort.
Degene die hem ooit leende zal inmiddels een boete van €100 hebben betaald voor het niet terugbrengen van een OV fiets. Zonde geld. Even doorlopen en hij had €100 uitgespaard.

De fiets staat daar onaangeroerd. Dat is opmerkelijk want hij staat op een soort boulevard waar elke dag duizenden mensen lopen. Compliment voor de Rotterdammers, niemand dus die er een trap tegenaan geeft of een van de wielen molt. De fiets staat al drie maanden keurig tegen de lantaarnpaal.

Eerlijk gezegd begon ik mij wat schuldig te voelen. Waarom nam ik die fiets nou gewoon niet mee om hem tweehonderd meter verder naar de fietsenstalling te brengen? Dat had ik makkelijk kunnen doen. Misschien doe ik dat binnenkort ook wel. Het onderzoek hield me tegen.

Ik vind het zo fascinerend dat die fiets daar maar blijft staan. Regelmatig wordt de boulevard schoongemaakt. Er zijn gemeenteambtenaren die al maanden lang de stoep rond de fiets schoon spuiten. Toch voelt uiteindelijk niemand de drang om hem even naar de fietsenstalling te brengen. Is de mens die hem daar neerzette ooit weer langs gekomen? Zou zomaar kunnen. De man ziet hem staan en denkt: laat maar lekker staan, ik ben die €100 toch al kwijt.

Dan zijn er ook nog de bewakers van de fietsenstalling. Per dag lenen ze honderden van dit soort fietsen uit. Er moet toch een bewaker over het Kruisplein fietsen en de verloren fiets zien staan. Niet mijn verantwoordelijkheid, zal hij denken. En weer blijft de fiets staan.

Voor mij is de fiets een experiment geworden. Hoe lang kan een keurige OV-fiets in een stad staan zonder dat iemand hem tweehonderd meter verderop brengt? Hoe lang duurt het voor zo’n fiets is gemold?

Ik hou de lezer van Dossiermoddergat op de hoogte. Vandaag, na een weekend vol stappers en feestgangers, en vorige week de Turkse rellen, staat de fiets er nog steeds.

De uitslag

Donderdag 16 maart, Lhee

 

‘Maar met het voortschrijden van de wetenschap was de conclusie uiteindelijk onvermijdelijk: de wereld of het universum is er niet voor de mens.
Dat wordt ook duidelijk als we naar de toekomst van de planeet kijken. We maken ons vandaag de dag druk over klimaatverandering, een onderwerp waarop ik terug zal komen, maar de paar graden waar het nu over gaat, vallen in het niet bij wat volgens de kenners komen gaat. Het in 1992 opgerichte Potsdamer Institut for Klimafolgenforschuhng (PIK) kijkt niet alleen naar de nabije toekomst, maar waagt zich ook aan speculaties over de verre toekomst. Over achthonderd miljoen jaar zal de gemiddelde temperatuur op aarde dertig graden zijn gestegen, en dat ligt niet aan de CO2-emissies. Hogere levensvormen zijn er dan niet meer. Over 1,6 miljard jaar is het gemiddeld zestig graden warmer en zal het leven zoals wij dat kennen, definitief zijn verdwenen. Oceanen zijn dan allang verdampt. Weer wat verder de toekomst van de diepe tijd in, laten we zeggen over 3,6 miljard jaar, zal de zon zo groot zijn dat het op aarde makkelijk meer dan duizend graden is. De Duitse klimaathistoricus Wolfgang Behringer ziet hier een mooie kronkel: wat begon als een helse planeet, wordt ooit onvermijdelijk weer een helse planeet.’

René ten Bos, uit Dwalen in het Antropoceen.

Rimpelingen

Dinsdag 14 maart, Lhee

 

De dingen zijn vaak kleiner en ongevaarlijker dan ze lijken. Ik kom erop omdat ik de maandag na de zaterdag van de rellen in Rotterdam aankom. Afgelopen zaterdag was de stad een slagveld. Dat slagveld vond een paar straten van de plek waar ik werk plaats.
Als ik maandag op mijn werk kom, vertellen de mensen die in Rotterdam wonen hoe beangstigend het was. Helikopters in de lucht, overal sirenes en relschoppers. Het schijnt, ik ben niet wezen kijken -ik ben slechts één keer ramptoerist geweest, trouwen onbedoeld, dat was toen de moordenaar van Marianne Vaatstra was opgepakt, een paar dagen daarna reden Anne en ik in file langs zijn huis- dat de laatste resten van het slagveld alweer werden opgeruimd. Zo hoort het, vervelende herinneringen zo snel mogelijk lozen.

Dat alles neemt niet weg dat ik, die 48 uur later door Rotterdam loop, niets merk van de ellende die heeft plaatsgevonden. Als ik niets van de gebeurtenissen zou weten, was die maandag zoals alle andere maandagen. De rimpelingen in het water lijken uit gerimpeld. Alles is back to normal. Normaal. Doen. Een premier met zo’n verkiezingsleuze kan tevreden zijn. Neemt niet weg dat de diplomatieke strubbelingen nog in volle gang zijn. Het front heeft zich echter verplaats van de straat naar de televisie.

Dat de dingen kleiner en ongevaarlijker zijn dan ze lijken, heb ik vaker meegemaakt. In 1987 gingen we Anne in Sri Lanka ophalen. De strijd tussen Tamils en Singalezen was op zijn hoogtepunt. Sri Lanka was wereldnieuws. De ene na de andere geweldsdaad vond plaats. Het thuisfront was buitengewoon ongerust dat wij midden in die oorlog zaten. Wij waren een van de weinige buitenlanders die in Sri Lanka waren.
Bij terugkomst geloofde niemand ons dat we van heel die oorlog niets hadden gemerkt. In Colombo, waar toen nog geen bomaanslagen waren, hadden we er helemaal niets van gemerkt. Het enige wat we van de oorlog zagen waren twee Indiase oorlogsbodems die voor de kust van Colombo lagen. Verder vlogen regelmatig twee van de drie helikopters over die Sri Lanka bezat.

Hetzelfde principe, bedacht ik later, gold voor de Jaren ’60. Een tiental mensen danste om Het Lieverdje op Het Spui in Amsterdam. Nederland was in rep en roep. Provo’s, hippies, kabouters namen bezit van Amsterdam. De wereld veranderde, peace, love and happiness. De rimpeling bleek achteraf veel kleiner te zijn dan gedacht. De mensen in Winschoten, Venlo of Breda gingen gewoon naar hun werk. Ze lieten allemaal hun haar wat langer groeien, een enkeling werd lid van de NVSH. Verder? Een decennium later was er nauwelijks iets over van die ’60-er Jaren.

Op zich ben ik wel blij dat brandhaarden vaak op geïsoleerde plekken plaatsvinden. Als de echte pleuris uitbreekt, zoals we in de vorige eeuw hebben gezien, is het leed niet te overzien. De mens is uiterst bedreven in vernietigen en uitroeien van zijn soort. Laten we blij zijn dat de grote massa vaak een neutraliserende werking heeft. Want als de boel grootschalig gaat schuiven: berg je. Benieuwd wat de verkiezingen ons morgen gaan brengen.

Game changer

Zondag 12 maart, Lhee

 

De hele verkiezingstijd klagen de media al dat er geen game changer is. Wat moet je als media ook zonder game changer? Heb je niks om over te schrijven, moet je elke dag zitten emmeren over de peiling van de dag.

Uiteindelijk hebben de media hun zin gekregen. Er is een game changer van jewelste: Nederland, of liever het kabinet, zoekt de keiharde confrontatie met Turkije. Ik weet niet of het een game changer voor de verkiezingen is. Het is wel een game changer voor de Nederlandse samenleving.

Sinds ik mij kan herinneren is Nederland het land bij uitstek van de repressieve tolerantie. Geen probleem zo groot of we weten het geruisloos weg te vergaderen met maatschappelijke debatten en inspraakavonden. We polderen, we praten, we overleggen, stellen commissies in en adviesraden. Tot een confrontatie in of met dit land komt het nooit.

Sinds gisteren is dat veranderd. Opeens neemt Nederland een keihard standpunt in ten opzichte van Turkije. Een vliegtuig met de minister van buitenlandse zaken van Turkije mag niet landen. De minister van familiezaken mag het Turkse consulaat niet in. Onder begeleiding van een speciale politie-eenheid wordt ze het land uitgezet. Rellen in Rotterdam.

Waarom? Nederland is het niet eens met het referendum dat de Turkse president heeft uitgeschreven waarin hij nog meer macht vraagt. Het kabinet wil niet dat de Turkse ministers voor het ja van het referendum komen pleiten. Een gevaar voor de openbare orde, vinden onze bestuurders.
In Duitsland, België, Oostenrijk en Frankrijk speelde dezelfde kwestie en liep het uiteindelijk met een sisser af. Hier wordt het een diplomatieke rel die zijn weerga niet kent. De VVD en PvdA als verdediger van een pluriform Turks politiek systeem. Waarom?

Het is helemaal vreemd omdat organisaties als de Grijze Wolven, en meer van dit soort obscure organisaties waarmee de Turkse regering hun onderdanen blijft controleren, al tientallen jaren ongehinderd hun gang kunnen gaan.
Nog een voorbeeldje, met allerlei gelden uit Saoudi-Arabië wordt volop missionaris werk voor de islam verricht. Saoedische ministers en andere ministers worden altijd met veel egards ontvangen, ook al vertegenwoordigen ze de meest vreselijke regimes en standpunten. En nu zijn we tegen de Turken opeens zo principieel? Waarom?

Goed, de ministers zijn hier om op een bijeenkomst abjecte standpunten te propageren. Maar moeten we dat erg vinden? We hebben vrijheid van vergaderen en vrijheid van meningsuiting. Dat koesteren we in dit lands toch als geen ander. Dacht ik.
Heeft Rutte werkelijk het idee dat hij door deze bijeenkomsten te verbieden bijdraagt aan het corrigeren van Erdogan? Ik denk dat het tegendeel het geval is. Grote kans dat Erdogan in zijn presidentieel paleis vannacht een enorm feest heeft gegeven. Eindelijk heeft hij een gemeenschappelijk vijand kunnen creëren. Het referendum dreigde een sof voor hem te worden en nu verenigt het land zich tegen het nazistische en fascistisch Nederland.

Tegen domheid is geen kruit gewassen. Overal zie je dat het volk patsers als president kiest: Erdogan, Poetin, Trump, hetzelfde laken een pak. Het merendeel van het kiesvolk heeft het idee dat ze het met patsers beter krijgen. Totdat ze de puinhoop van een volgende oorlog moeten opruimen. Daar helpt geen vlieg- of inreisverbod aan, een volk gaat zijn eigen debiele weg.

Is deze rel een game changer voor de Nederlandse verkiezingen? Ik hoop het niet. De huidige gelijke stand van partijen bevalt me wel. PVV mogelijk niet de grootste, verder verdeling van de macht over veel middenpartijen. Ik zie zo’n breed kabinet wel zitten. Ik hou wel van compromissen sluiten en elkaar in redelijkheid zien te overtuigen.

Belangrijke vraag: is die plotselinge stoerheid het gevolg van zich willen bewijzen ten opzichte van Wilders? Ik hoop zo dat het niet waar is. Het zou betekenen dat die Nederlandse patser over de band zijn invloed uitoefent. En we weten inmiddels dat invloed van Wilders alleen maar gedonder brengt. Waar Wilders is, is haat, nijd, onenigheid, ruzie, geschreeuw, ellende. Deze game changer had wat mij betreft mogen uitblijven.

John Surtees

Zaterdag 11 maart, Lhee

 

Sport en ik, een slechte combinatie. De enige sporten waar ik van hou zijn jeu de boules en dammen. De sportprogramma’s met de ene flits naar de andere: niet aan mij besteed. Al die voetbalwedstrijden: ik word er zelf chagrijnig van. Nederland 1, Nederland 2, Nederland 3, sport, sport, sport. Weg ermee.

Dat is niet altijd zo geweest. Gisteren stond in de krant ‘Britse racelegende Surtees (83) overleden’. Wie zegt die Surtees nog iets? Nou is mijn jeugdheld ook al dood. John Surtees was de enige die erin slaagde zowel op de motor als in de formule 1 wereldkampioen te worden.

Jezus, Blogger, wat is dit voor een onzin? Hoe weet jij dat nou? Ooit hing mijn jongenskamer vol met uitgeknipte plaatjes van motoren die plat door de bocht gingen. Hoe meer een foto snelheid uitdrukte, hoe mooier ik de foto vond. Elke week kwam bij ons het tijdschrift Motor binnen. Eerst las mijn vader het tijdschrift, daarna mocht ik de foto’s uitknippen.

Het is allemaal de schuld van mijn vader. Ik ben op een motor opgegroeid. Mijn eerste vijf levensjaren werd ik vervoerd op een motor en zat ik achterstevoren tussen mijn vader en moeder in. We zouden nu meteen van de weg worden gehaald. In Derde Wereldlanden zie ik het nog wel eens en denk dan: levensgevaarlijk.

Motoren, ik vond ze prachtig. Mijn vader kende een paar motorcrossers persoonlijk en regelmatig stonden we langs crossbanen hen aan te moedigen. Opvliegend zand, benzinedampen, knetterende motoren, ik genoot van het spektakel. Eens ging ik met mijn vader naar de TT in Assen. Op de terugweg ging een vriend van hem op de buddyseat van de motor staan, zijn armen wijd uit. Zo reed hij met grote snelheid over de weg terug naar Nijmegen.

John Surtees was in die tijd mijn grote held. Niet gek, want hij won vier keer de wereldtitel op de motor in de 500cc-klasse, in 1956, 1958, 1959 en 1960. Daarna stapte hij over naar de Formule 1. Verraad! En verdomd, in 1964 werd hij ook daar in een Ferrari wereldkampioen. Als ik met mijn Matchboxjes een race fantaseerde dan was ik uiteraard John Surtees.

Zoals later George Best mijn grote voetbalheld was. Een paar jaar van mijn leven heb ik vrijwel elke dag op een voetbalveld doorgebracht. Nou ja, voetbalveld, trapveld is een betere benaming. Op een braakliggend terrein had de Gemeente Nijmegen twee keer twee boomstammen gezet, onze doelen. De beste beslissing van de Gemeente Nijmegen ever, vermoed ik.

Ze zorgden er waarschijnlijk ook voor dat ik een glanzende carrière als ballenjongen bij NEC doorliep. Weer trekken wij ten strijde voor ons rood, groen en zwart! Het stadion galmde het strijdlied uit volle borst en ik stond daar op het veld. Nou ja, wel niet binnen de lijnen, maar toch.
Ik maakte zelfs mee dat ik tot de eerste ballenjongens behoorde die met shirtreclame mocht lopen. Op onze zwarte trainingsjacks stond in witte letters Bankzegels op onze rug.

Het absolute hoogtepunt in mijn sportcarrière was de dag dat NEC voor het eerst van de Eerste Divisie naar de Ere Divisie promoveerde. Omdat mijn vader de coördinator van de ballenjongens kende (kruiwagens, altijd weer kruiwagens), ze hadden beiden als postbode gewerkt bij de PTT, mocht ik voorop lopen met de NEC-vlag toen het elftal een ereronde door de stad maakte. We liepen door de Houtstraat en de Burchtstraat, het muziekkorps achter mij. In een bomvolle Vereeniging mocht ik als eerste met vlag het podium betreden. Daarna ben ik nooit meer zo toegejuicht.

Omdat ik mijn sporthoogtepunten toen wel had gehad, zei ik mijn lidmaatschap van NEC op. Ik raakte in de puberteit, Marx en Bakoenin vervingen George Best en John Surtees.

George Best, John Surtees, er waren jaren dat ik niet aan ze dacht. Aan Surtees heb ik misschien al vijftig jaar niet meer gedacht. Toch ging er een warme gloed van nostalgie door mij heen toen ik las dat hij was overleden. Ik had trouwens geen idee dat hij nog leefde. Het had me ook niet verbaasd als hij vijftig jaar geleden was overleden bij een auto- of motorongeluk. Niemand nam de bochten zo scherp als hij. Ik kan het weten, want met mijn Matchboxjes was ik vele malen John Surtees.

Zweven

Donderdag 9 maart, Lhee

 

Het is moeilijk om niet te zweven. Na de vorming van het kabinet met VVD en PvdA heb ik besloten om nooit meer strategisch te stemmen. Ik stem op de partij die het meest mijn principiële standpunten vertegenwoordigt. Vandaar dat ik vorig jaar zeker wist dat ik Groen Links ga stemmen.

Voor wie daar in is geïnteresseerd, de zaken die ik politiek belangrijk vind zijn de volgende.

Op de eerste plaats wil ik op een partij stemmen die hard wil vechten voor een goed milieu. Van alle politieke issues is milieu voor mij verreweg het belangrijkste. Ik zie hoe we deze planeet zonder scrupules volledig uitwonen.

Ander belangrijk onderwerp is de vermogens tweedeling waar deze wereld onder lijdt. De Nederlandse politieke partijen hebben het altijd over nivellering en dan hebben ze het over de nivellering van lonen. Och, die nivellering vind ik niet zo’n groot punt. De vermogens tweedeling is veel ingrijpender en onrechtvaardiger. En dan bedoel ik het verschil tussen mensen die alleen hun arbeid in kunnen zetten om geld te verdienen en mensen die kapitaal bezitten en dat kapitaal buitenproportioneel kunnen vermeerderen. Het gezamenlijk vermogen van de rijkste 1% van de bevolking is groter dan van de overige 99% van de wereldbevolking. Onmiddellijk herverdelen, zou ik zeggen.

Belangrijk punt voor mij is ook de vraag wie over mijn leven beslist. Voor mij overigens geen vraag. Ik heb het standpunt dat niemand anders over mijn leven beschikt dan ikzelf. Tot nu toe lag die beschikking in handen van god, de christelijke moraal en de medici. Drie instanties waarvan ik niet begrijp waarom ze over mijn leven zouden moeten beschikken.

Het vierde belangrijke punt voor mij is het absurde instituut van het koningschap, dit mallotige overblijfsel van het feodale tijdperk. 15 maart zijn er verkiezingen, drie maanden om een regering te vormen, dan kunnen we per 1 september de ww voor de koninklijke familie aanvragen.

Het is niet zo moeilijk om op basis van deze punten een partij te kiezen. Dan kom je al snel op Groen Links uit. Het punt is echter dat Alexander Pechtold vorige week iets ongelooflijk moedigs deed. In een televisieprogramma werd hij geconfronteerd met iemand van 57 jaar die graag uit het leven wilde stapte. De vraag aan Pechtold was of deze man dan het recht moest krijgen om uit het leven te kunnen stappen. Een beetje een provocatieve vraag want D’66 heeft een wetsvoorstel ingediend waarbij die grens op 75 jaar ligt.
Het mooie was dat Alexander Pechtold, die het in alle opzichten als politicus goed doet, niet het gewenste politieke antwoord gaf waardoor hij andere partijen mee zou krijgen. Hij zei dat, wat hem betreft, iedereen recht heeft om over zijn eigen leven te beschikken. Een reden waardoor ik toch weer begon te zweven. Toch D’66 stemmen?

Maar ja, D’66 is me toch te liberaal, heeft veel te enthousiast meegedaan met het huidige kabinet met liberaliseren, waaronder dat killing flexibiliseren van de arbeidsmarkt. Komt bij dat ze voorstander zijn van het referendum, een politiek monstrum.

Het is jammer dat Pechtold geen leider van Groen Links is. Jesse Klaver hangt me net iets te veel de popster uit, koketteert net iets te veel met zijn verleden dat oh zo moeilijk schijnt te zijn geweest. Leuk koppie, die Klaver, maar iets te veel aansteller. Wat moet ik dan kiezen? Zweefde ik verdomme weer. Gelukkig kwam ik in mijn Facebook bubbel het onderstaande staatje tegen en toen wist ik het weer.

Benne

Maandag 6 maart, Lhee

 

Benne Holwerda: ‘Als ik me op het werk niet thuis voelde, tekende ik een mooi strandhuisje.’

Wie Dossiermoddergat leest, komt elke dag de naam Benne tegen. Elke dag sluit ik de dag af met een van zijn tekeningen. Benne is de voornaam van Benne Holwerda (1948). We leerden elkaar kennen in 1983 toen ik in Groningen bij de Stadsschouwburg en De Oosterport als hoofd marketing ging werken. Benne was daar vormgever. We werkten zeven jaar samen en we ontmoeten elkaar nog regelmatig. Tijdens de vele vergaderingen die we samen hadden, zat Benne vaak te tekenen, tekeningetjes die ik erg mooi vond.

Ik kwam ze vier jaar geleden weer tegen. Erik Kweksilber van Boekhandel Godert Walter had een tentoonstelling van Benne’s werk georganiseerd. Naar aanleiding van de tentoonstelling vroeg ik of ik de tekeningen mocht gebruiken voor Dossiermoddergat. Sinds meer dan drie jaar verschijnt er dus elke dag een tekening.

Regelmatig kreeg ik de vraag wie die Benne dan wel niet is. Tijd voor een interview dacht ik. We spraken elkaar in het keukentje van ons huisje in Moddergat met uitzicht op de dijk.

Benne houdt van boten en is een verwoed verzamelaar van boeken die op de een of andere manier met de zee hebben te maken.

 

Hoe vind je het eigenlijk dat er elke dag een tekening van je verschijnt?

Ik ben heel blij met je site. Weet je, ik heb er gewoon heel veel aan. Als ik bij voorbeeld in Engeland ben, kan ik mooi naar Dossiermoddergat verwijzen en dan kunnen die mensen mijn tekeningetjes zien. Dat is hartstikke handig voor me. Maar wat ook leuk voor me is dat het jouw keuze is. Dus ik word ook steeds een beetje verrast. Ik heb er echt belang bij. Je hebt er iets van zeshonderd van me gehad, weet je dat?

 

Het zijn allemaal tekeningen die een tijd geleden hebt gemaakt. Teken je nu nog?

Ik maak wel eens nieuwe, maar dat is toch anders. Het wezen van al deze tekeningetjes was de combinatie met het werken. Het had met mijn chagrijn of verdriet of what ever in relatie met mijn werk te maken. Het was een soort compensatie. Vaak zat ik liever ergens anders.

Natuurlijk heb ik veel tekeningetjes op de automatische piloot gemaakt. Dat was hetzelfde als mijn vader. Als hij telefoneerde zette hij gedachteloos allerlei pijltjes in de kantlijn, zo zijn ook mijn tekeningetjes gemaakt. Al mijn tekeningen zijn tijdens mijn werk ontstaan, ik moest iets bedenken en onderwijl zat ik te tekenen.

Omdat ik nu niet meer werk is dat veranderd. Nu ga ik tekenen om het tekenen. Dat heb ik ook altijd wel gedaan, maar de sfeer van de tekeningetjes die jij gebruikt is toch wat spontaner. Ik denk dat ik beter teken als je er niet te veel bij nadenkt. Ik denk dat veel dingen tot stand komen als je aan iets anders denkt, bij deze tekeningetjes was dat ook het geval.

 

Je maakt deze tekeningetjes, maar je maakt ook totaal ander werk, grotere tekeningen, collages. Hoe verhoudt zich dat?

Dat heeft wel met elkaar te maken, ik zie dat niet gescheiden. Maar soms ben je gewoon te artistiek. Ik wil helemaal niet artistiek zijn. Ik ben niet artistiek. Daar hebben deze tekeningetjes geen last van.

Ik zeg altijd dat ik veertig jaar de verkeerde kant ben uitgefietst. Ik had toch altijd iets anders willen doen. Op school zag ik buiten de vogeltjes vliegen en ik wilde het liefste buiten zijn. Op een gegeven moment ontdekte ik dat ik met een webcam de haven van Terschelling kon zien. Daar keek ik dan vaak naar op mijn werk. Dat was een soort uitvlucht. Als ik op het werk ongelukkig was of de vergadering saai vond dan tekende ik een mooi strandhuisje. Een plek waar je eigenlijk zou willen zijn.

 

Heeft iemand er wel eens iets van gezegd dat je altijd zat te tekenen?

Jacques van Veen kende me in het begin niet zo goed. Die heeft er wel eens iets chagrijnigs over gezegd. Maar de rest zei toen al: och, dat doet hij altijd, hij luistert heus wel.

Ik had het vroeger al bij hoorspelen. Daar kon ik pas naar luisteren als ik tekende. Het heeft met slecht kunnen concentreren te maken, te druk zijn in het hoofd. Als ik niet tekende dan was ik afgeleid. Als je frutselt, hoef je niet veel na te denken, dat vind ik lekker, een dakje tekenen, een schoorsteentje erop, wat gras erbij, een paar bomen erachter, lekker arceren dat kun je in half bewustzijn doen.

 

Een heleboel mensen denken dat jij die tekeningen op vakantie maakt terwijl je voor zo’n huisje zit.

Nee, nauwelijks. Ik heb wel eens momenten in mijn leven gehad dat ik zo rustig was dat ik buiten tekende, dat ging ook hartstikke goed. Ik ben 99% van de tijd zo onrustig dat het me niet lukt. Ina (vrouw van Benne, GT) zegt dat ik vroeger waarschijnlijk het stempel ADHD had gekregen. Maar dat was toen nog niet door de chemische industrie uitgevonden.

 

Maar ze zijn zo mooi realistisch, de dingen die je tekent. Heb je die wel ergens gezien?

Jawel, dat wel. Mijn ouders hadden vrienden en die hadden een scheepswerf in Koostertille. Als jongetje liep ik daar rond en de dag daarna tekende ik een schip dat op die werf lag en daar ontbrak eigenlijk niets aan. Die vriend van mijn vader was daar altijd verbaasd over. De antennes zaten op het goede plekje, alles klopte. Het zal een beetje ziekelijk zijn, je hebt van die jongetjes, meestal wat autistisch, die dat ook kunnen. Zo erg is dat bij mij niet, maar ik heb het wel in huis om de dingen goed te zien, goed te begrijpen hoe ze in elkaar zitten.

Dat is wel een frustratie trouwens. Je had altijd van die jongens in de klas die perfect Donald Duck konden natekenen. In die tijd tekende je naar voorbeelden. Dat kon ik helemaal niet. Maar zet je me voor een boot, dan teken ik hem zo na. Maar wat ik eigenlijk al zei, de meeste tekeningen maak ik uit het hoofd

 

Wat ik er ook mooi aan vind, dat het ongeveer allemaal hetzelfde is.

Ja, ja, eindeloos. Ja, ik heb geen idee hoe dat komt, het gaat gewoon zo.

 

Waarom heb je er godverdomme nooit iets mee gedaan?

Daar ben ik gewoon niet mee bezig, ben ik niet in geïnteresseerd. Erik, een vriend van me die een boekhandel had, Boekhandel Godert Walter, heeft vijf jaar zitten zeiken dat we in het najaar een tentoonstelling van mijn werk in zijn boekhandel zouden houden. Dan dacht ik echt: laat maar zitten. Pas toen hij plannen had om met de boekhandel te stoppen, hebben we het gedaan. (En daar ben ik hem achteraf zeer dankbaar voor.)

 

Anders had je nooit wat met die tekeningen gedaan?

Al die boekjes, waar die tekeningen uitkomen, liggen in een doos. Als Erik niet had aangedrongen, hadden ze daar nog gelegen. Het zijn 32 boekjes die in die doos op zolder lagen. Als een boekje vol was, zette ik er groot achterin VOL, gooide het in die doos en dan pakte ik een nieuw boekje.

 

Hoeveel tekeningen zijn het in totaal?

Geen idee. Jij hebt van mij 600 scannetjes gehad. Je hebt alles gekregen wat ik de moeite waard vond. Er zit nog eindeloos meer van dezelfde bagger in maar die heb ik niet gescand. Ik heb wel kritisch gekeken naar wat ik wel of niet de moeite waard vind. En daar komt bij dat scannen (rot)werk is.

 

Ik vind ook mooi dat het allemaal hetzelfde formaat is.

Het zijn allemaal van die A5 boekjes. Ik ben begonnen met een heel mooi boekje. De tweede kreeg ik van een stagiair die aan boekbinden deed. Die had een boekje met mooie cassette er omheen voor me gemaakt. De rest is allemaal van een goedkope winkel, hoe heten die, zo’n winkel in de Herestraat of op de Vismarkt met van die foute dvd’s en video’s, zo’n winkel met van die ramsjboeken. Die boekjes waren handig om in mijn tas bij me te hebben.

 

En tijdens zo’n vergadering haalde jij een boekje te voorschijn…

Die had ik altijd bij me. Ze zitten ook vol aantekeningen, welke affiches ik moest maken, en wat de prijs van een voorstelling of concert was. Het tekenen was toch een soort verlangen van wat er niet was. Dat klinkt alweer zo artistiek, zoiets was het wel een beetje. Jij had laatst een paar mooie foto’s van IJsland, dat soort dingen konden wel een aanleiding zijn. Of samen met Ina bij Nieuw Statenzijl de auto neerzetten en dan over de dijk naar Ditzum lopen. Dat is een mooi gebied. Daar heb je nog echte sloten met omgewaaide knotwilgen. Het is natuurlijk hartstikke romantisch gezeik, maar van die echte terpdorpjes dat vind ik dan mooi, met van die torentjes van die dikke galmgaten, dat inspireerde dan, dan ging ik een tijdje los op dat soort constructies. Of in Bretagne, dan stond er op een eilandje voor de kust zo’n vervallen dorpje, vijf huizen met van die muurtjes. Daar kon ik dan weer eens lekker mee te keer gaan.

 

De tekeningen zijn vaak heel precies, terwijl je ze heel argeloos maakt.

Ja, dat is wel zo. Maar dat kan toch samengaan? Ik ben bijvoorbeeld heel slecht in verhoudingen, ook wel in verhoudingen met mensen, zegt Ina altijd, omdat ik vrij uit mijn hoofd teken, kan ik de horizon zetten waar ik wil. Dan klopt het uiteindelijk ook wel weer. Als ik het echt ga tekenen, is de lol er weer af. Dan denk ik: o, dat klopt niet, dat huis is niet zo hoog.

 

Je bent heel jong begonnen met tekenen?

Ja, ik heb altijd getekend. Dat kon ik gewoon. Het werd thuis ook wel gestimuleerd. Ik kom uit een gereformeerd nest en mijn vader had verschillende vrienden die lid waren van een christelijke expressionistenstroming, zoals Pier Feddema en Klaas Koopmans. Die groep bestond voor en na de oorlog. Mijn vader was wel een romanticus en had zeker iets met de kunsten. Hij vond dat ik Friese luchten moest schilderen, dat leek hem het mooiste. In mijn milieu was de kunstacademie not done, maar die Friese luchten vond hij te gek. En dat ik grafische vormgeving deed vond hij mooi want dan verdiende je nog wat, dat was tenminste nuttig. Hij had altijd aandacht voor mijn tekeningen. Verder was er in mijn familie niemand mee bezig. Ook met bootjes niet. Als ik wel eens tekeningen van schepen exposeerde waren er altijd mensen die tegen mij zeiden: ‘ja geen wonder met de naam Holwerda’. Je hebt namelijk bekende reders met de naam Holwerda. Maar daar ben ik geen familie van, ik kom uit een familie met vooral veel dominees.

 

Jij kunt ook manisch zijn. Je bent een echte verzamelaar.

Ja, dat is ook zo. Dan wil ik alles hebben. Dat is ook helemaal niet zo leuk. Ik had bijvoorbeeld best veel langspeelplaten. Wat moet je ermee? Maar het heeft wel drie jaar geduurd voordat ik ze weg kon doen. Dan zie je die elpees weer van Ry Cooder, Neil Young of Bob Dylan, ja, dan wil je ze toch houden. Ik heb ze nu eindelijk toch weggedaan.

Als je ouder wordt, over niet al te lange tijd de pijp uitgaat, dan moet je ruimte maken. Wat moeten die kinderen ermee? Die gooien het gewoon in de container, dat wil ik ook niet.

Ja, laatst las ik dat boek van Melville, Typee, dat lag in de ramsj. Dat gaat over de Stille Zuidzee, dan kan ik daar zomaar vier maanden induiken en van alles gaan verzamelen. Zo’n boek kan zo’n heerlijke aanleiding zijn om je ergens in te verliezen.

 

De tekeningen zitten altijd rond dezelfde onderwerpen.

Ja. Dat is het enige wat ik kan, denk ik. Ik kan geen mensen tekenen, niet goed in ieder geval, het is altijd te grof, uit verhouding. Mijn modeltekenen was echt niet zo best.

Het speelt zich bij mij altijd af rond het water, het landschap rond de Waddenzee. Het komt ook wel door mijn tochtjes met mijn vader. Hij kwam zelf uit Blija. Hij nam ons dan mee naar Hogebeitum of Janum, naar een kerkje. Die muffe geur die er hing, de zon die dan door zo’n raampje scheen, dat heeft iets geweldig. Daar komen al die tekeningen wel vandaan, daar ben ik door beïnvloed.

 

Je bent ook een heel kritisch mens. Je kunt ontzettend mopperen. Toch maak je eigenlijk hele lieve tekeningen. Mensen die je oppervlakkig kennen zullen zeggen dat die tekeningen eigenlijk niet bij je passen.

Bij mij is het inderdaad niet snel goed. Voor mezelf zeker niet. Ik zou ook graag lief willen zijn, vooral nu ik ouder word. Ik ben soms zo tegen mensen tekeer gegaan, zo’n domme agressie, nergens goed voor. Maar ja, dat zit wel in me. Zo zie je dat aan elk mens meerdere kanten zitten. Kijk, ik hou van het getetter van moderne jazz, maar als ik senang wilt zijn, dan zet ik iets moois van Händel op.

 

Maar Benne, als Erik de tekeningen niet had geëxposeerd en ik ze niet op Dossiermoddergat zou zetten, dan was er niets meegedaan?

Nee, dan was er niets meegedaan. Dan hadden ze in een doos op zolder gelegen en als ik was doodgegaan waren de kinderen ze tegengekomen, hadden ze zich afgevraagd wat ze er mee moesten. Die hadden dat niet weggegooid, denk ik.

Maar weet je, ik vind dat er ook veel te veel kunst wordt gemaakt. Ga eens naar de Action, schappen vol verf en schilderslinnen. Dat geeft niks, beter dan dat ze bij een bank gaan werken. Maar toch, het heeft ook iets lulligs. Het punt is dat er teveel kunst is, dat alles tegenwoordig kunst wordt genoemd. Dat mensen via de Action aan het schilderen gaan is prima, maar het is geen kunst, vind ik. Net als die vreselijke gedichtjes overal.

 

Gelukkig laat je je tekeningen nu wel zien.

Ja, nu wel. Ik ben overgehaald. Kijk, het feit dat ik het maak, vind ik voldoende. Ik hoef er echt niet mee naar buiten. Het is aan Erik en aan jou te danken dat er iets mee gebeurt. En dat vind ik heel fijn, maar uit mezelf was dat nooit gebeurd. Te veel gedoe voor mij. Ik vind het fijn om te maken, dat is genoeg. Nu het naar buiten komt, vind ik het best leuk.

Het is ontstaan omdat ik eigenlijk niet binnen wilde zitten. Het werk dat ik deed was het punt niet, het was heerlijk om affiches te maken, ik ben gek op letters. Maar ik was te gebonden, vooral qua plaats. Komt bij dat ik helemaal niet van vergaderen hou. Die tekeningen vormden een tegenwicht. Al heb ik voor dat werk natuurlijk zelf gekozen. Ik wilde niet in de commercie werken. Ik had misschien kapitalen kunnen verdienen als ik de reclamewereld in was gegaan. Dat wilde ik al helemaal niet. Ik heb toch op een hele mooie manier mijn zakgeld verdiend daar bij de Stadsschouwburg en De Oosterpoort. Plus dat ik toch veel mooi werk heb kunnen maken. Ik ben laatst weer eens naar het Groningen Archief geweest en daar zijn toch rekken vol met mijn affiches, honderden en honderden A0-affiches. Die heb ik daar gedumpt en die hebben ze allemaal in gescand. Maar dat voelt bijna als te veel eer. Misschien zijn ze binnenkort ook op Dossiermoddergat te zien. Men is ze nu voor mij op cd’s aan het branden.

 

Met wie voel je je eigenlijk verwant? Heb je voorbeelden?

Hoe meer je weet des te beter besef je dat nog niks weet. Ik vind het altijd vrij dom als mensen zeggen: dit is het mooiste wat ik ooit heb gehoord. Als je ouder wordt, heb je zoveel dingen gehoord, dan kun je helemaal niet meer zeggen wat het mooiste was. Je kunt wel zeggen dat je vanmiddag Händel het mooiste vindt. Maar eigenlijk vind ik de Haagse School wel een van de mooiste periodes. Kwak, kwak, kwak op dat linnen –en dan is het toch lucht of bomen. Cobra vind ik ook erg mooi, dat zijn een handjevol mannen. Maar die Haagse School dat was toch wel een busje vol met mannen, daar kun je een mooi lijstje van maken. Ik hou van Weissenbruch, zijn schetsen en losse aquarellen vind ik duizend keer mooier dan zijn uitgewerkte schilderijen. Dat vind ik voor de meeste schilders van de Haagse School wel gelden.

 

Heb jij wel eens gehad dat je dacht: kom, laat ik eens een tekening uitwerken tot een schilderij?

Nee. Ik ben eigenlijk heel slecht met kleur. Dat zou je aan die tekeningetjes misschien niet zeggen. Als ik aan een lucht begin, is het altijd fout. Het groen is te groen. Daarom bewonder ik die Haagse School zo. Bij die tekeningetjes, ja dan kleur ik wat, of als er thee of koffie in de buurt stond dan doopte ik mijn kwastje erin, dan leek het al snel iets. Maar als het echt gras moet worden, dat is andere koek. Ik heb het wel eens geprobeerd, ik heb wel schilderijtjes staan, maar dat is gewoon niks. Waardeloos. Een vriend van me, Harm, Harm Holtkamp, zelf schilder, zegt dan: dat moet je niet willen jongen.

Och, man, er is zoveel mooie kunst. Al vind ik wel dat er in de afgelopen dertig jaar ontzettend veel bagger is gemaakt. Ik denk dat we met een heleboel dingen klaar zijn. Het is gewoon af, alles is gedaan, dat gevoel heb ik. Al dat moderne toneel. Ga gewoon weer een mooi toneelstuk maken, of speel iets bestaands weer eens heel goed. Dat doe je in de klassieke muziek toch ook. We weten nu wel dat je een toneelstuk door honden kunt laten spelen. Doe nou maar weer eens gewoon. Sinds Den Uyl kreeg je alleen maar subsidie als het vernieuwend was. Dat is een hele grote vergissing geweest en heeft veel rotzooi opgeleverd. Picasso experimenteerde niet, hij was een genie.

Ik ben meer als Nescio, zestig keer langs hetzelfde slootje en kijken hoe die knotwilg erbij staat. Dat natuurdagboek van Nescio dat spreekt me zo aan. Prachtig. Als alles instort en ik heb nog een fiets dan red ik me wel. Als ik maar naar het wad kan en van de dijk af kan kijken. Een paar minuten, kijken of Engelsmansplaat er nog ligt. En verdomd we kunnen Ameland ook nog zien en graag wat vogels. Dat is mooi genoeg.

 

Door Dossiermoddergat zie je elke dag een nieuwe tekening. Wat denk je dan over je eigen werk?

Het is een beetje alsof je het zelf niet gedaan hebt. Dat vind ik altijd leuk. Bij mijn affiches had ik dat ook. Dan reed ik door de stad en dan zag ik een affiche. In de eerste oogopslag dacht ik dat het van iemand anders was, maar dan realiseerde je: shit, hij is van mij. Dan keek je er toch anders tegen aan, frisser. Als je het net gemaakt hebt, dan weet je dat een corpsgrootte net niet paste, dan heb je er nog zo mee geworsteld. Als je een affiche dan opnieuw ziet, heb je daar geen last meer van.

 

Je hoeft niet meer op je werk te tekenen. Waar teken je nu?

Als ik teken zit ik het liefste in de kamer met veel gedoe om me heen. Ik heb boven een apart kamertje, maar dat vind ik helemaal niks. Ik heb het liefste dat Ina wat voor de buis hangt of wat zit te knutselen. Och, je hoeft je nooit te vervelen. Wat ik jammer vind is dat je, als je graag wilt tekenen, dat het dan niet gaat. Dan moet je tekenen om te tekenen en dat lukt bij mij niet.

Foto Rob Mazzelman

Voorbij

Zaterdag 4 maart, Lhee

 

 

 

De tafel en de stoelen
hebben na lang schuiven
hun vaste plaats ingenomen.

Ze staan muurvast en zijn
onvervangbaar geketend.
Dingen pinnen zichzelf vast.

De kast en de bank,
alles heeft zijn plaats gezocht,
niets is meer in beweging.

Er is alleen de herinnering nog
aan de tijd dat alles schoof en
vervangbaar was. Voorbij,

Eenvoudigweg voorbij.

Rustplaats

Vrijdag 3 maart, Lhee

 

 

 

 

We zoeken de laatste rustplaats op.
De merels zingen in wuivende bomen.
Daar doorheen het schuifelen van
voetstappen, het vullen van een gieter.

De rij vormt een cirkel rond een kuil.
Hij schommelt in de touwen naar
het donker. Hier en daar denkt iemand
terug in de tijd. De tijd, och, die tijd.

Woorden trekken stilte en een lach. Zo
was hij. Dan gaan de mensen uit elkaar.
Nooit komen ze meer samen. Een rustplaats
verbreekt een verzameling. Dat heet verdriet.

Stad

Donderdag 2 maart, Lhee

 

Nog nooit heb ik de globalisering van de samenleving zo aan den lijve ondervonden. Anne reist op het ogenblik door Thailand en doet een duikcursus in de Zuid-Chinese Zee. Esmee ligt met haar gezin ergens op een strand in Tanzania en verkoelt zich in de Indische Oceaan en de moeder van Wyb is met de zus van Wyb op Lanzarote met uitzicht op de Atlantische Oceaan. Onze familie laat een stevige voetstap op deze aarde na. Wij weten onze portie fossiele brandstoffen wel op te maken.

Ik doe er zelf ook stevig aan mee. In de zomer reizen Wyb en ik voor drie weken naar Japan. Een afstand die ik misschien nu ook al werkend afleg. Lange tijd woonde ik een paar minuten fietsen van mijn werk af. Ik realiseerde me toen niet wat voor een luxe dat was.

Wat dat betreft heb ik altijd geboft. Toen ik op de lagere school (basisschool, aan de term basisschool kan ik maar niet wennen) zat, woonde ik tegenover de school. De straat oversteken en ik stond op het schoolplein. Voor zoveel luxe word ik momenteel blijkbaar gestraft. In deze maanden woon ik liefst 2 uur en 3 kwartier van mijn werk af. Ik vertrek om kwart over zes uit Lhee en stap om 9 uur het gebouw van het voormalige Ro Theater in Rotterdam binnen. Het gekke is: het went ook nog.

De keren dat ik in Rotterdam slaap, worden steeds minder. Ik reis op een dag liever nog eens 2 uur en 3 kwartier dan dat ik eenzaam in een hotel zit. En och, zo’n treinreis is voor mij geen straf. Er is altijd wel iets te zien. Landschappen die voorbij schuiven, mensen aan wie je je kunt ergeren. Vroeger hoorde ik van die verhalen dat ze in Amerika soms twee uur moesten reizen om op hun werk te komen. Belachelijk idee vond ik dat. Nu doe ik er nog eens 3 kwartier bij. Veel is een kwestie van je hoofd instellen. Even een paar knoppen omdraaien en indrukken en je bent op nieuwe situaties ingesteld.

Nederland is in mijn beleving steeds minder een land. Het is een grote stad met diverse stadsdelen (Amsterdam, Rotterdam, Nijmegen, Moddergat) en tussen die stadsdelen liggen grote lappen groen. Daarmee is Nederland misschien wel de groenste stad van de aarde. Hoezo Nederland vol? Laatst las ik dat slechts 8% van de oppervlakte van ons land is bebouwd.

Ik heb het even opgezocht. De precieze cijfers zien er zo uit. 8% is bebouwd, 55% is agrarisch terrein, bos en natuur nemen 12% van de oppervlakte in, 10% is buitenwater, 9% is binnenwater, 3% is verkeersterrein, 2% is recreatiegebied, 1% is semi-bebouwd terrein. Als je met de trein naar Rotterdam gaat, raas je langs al die percentages. Een mens hoeft zich nooit te vervelen.

Derp

Woensdag 1 maart, Lhee

 

Vorige week wandelde ik in de ochtend door een stormachtig Den Haag. De avond daarvoor waaide het zo hard dat ik niet over het Lange Voorhout durfde te lopen. Her en der kwamen takken naar beneden. Straten waren veranderd in windtunnels. De volgende ochtend was de wind enigszins gaan liggen, maar het waaide nog hard genoeg om er respect voor te hebben.

Wyb en ik hadden de nacht samen doorgebracht in een hotel waar je door sommige vrienden beter niet gezien kunt worden, Des Indes. Voor sommigen synoniem met de klote wereld. Neemt niet weg dat ik geniet van de quasi chique sfeer en de geconserveerde 19e eeuwse esthetiek.
Wyb had al vroeg een afspraak in Drenthe. Ik besluit nog wat met mijn fototoestel door de stad te zwerven. In de buurt van het Centraal Station valt mijn oog plotseling op een pasfotootje dat op een lantaarnpaal is geplakt.

Dat ik op lantaarnpalen let, zo weet de trouwe lezer van Dossiermoddergat, is op zich niet bijzonder. Ik heb mijn oog getraind op lantaarnpalen en rommelig bekladde en beplakte muren. Wat ik wel bijzonder vind is het onderwerp van het pasfotootje: een gezonde, blozende baby. Dit soort afbeeldingen verwacht je niet op lantaarnpalen. Een lantaarnpaal is het medium om obscure politieke boodschappen te communiceren, voor organisaties en bedrijven die goedkoop reclame willen maken, voor mensen uit de underground die gekke en vage boodschappen kwijt willen.

Wie plakt nou het pasfotootje van een baby op een lantaarnpaal? De baby hangt daar zo verdwaald, detoneert zo met zijn omgeving. Het heeft zelfs iets wreeds zo’n fotootje daar op die plaats. Wie hangt nou een baby op zo’n vieze lantaarnpaal in weer en wind.
Het heeft ook iets moois dat contrast. Al die maffe en heftige boodschappen en dan hangt daar zo’n blakende baby tussen. Hoeveel mensen hebben dit specifieke fotootje zien hangen? Wie let er nou überhaupt op lantaarnpalen? Het plakken van stickers is sowieso een marginale, bijna onzinnige bezigheid. Het plakken van een babyfoto al helemaal.

Ik denk aan de man of vrouw die voor de lantaarnpaal heeft gestaan en de baby daar op heeft geplakt. Wat was zijn of haar motief? Het kan best dat het kind is overleden en dat de treurende vader en moeder het kind als herinnering en eerbetoon overal ophangt. Het kan ook een boodschap van onschuld zijn. Al die politieke en commerciële boodschappen, hangt er opeens een non-boodschap tussen al die andere stickers. Een actie van een kunstenaar die weet dat alles nutteloos is -dus waarom dit niet gedaan? Er is tenminste één iemand die het opvalt, een man met een fototoestel die op lantaarnpalen let.

De volgende dag zet ik de foto die ik van de pasfoto neem op Instagram. Diezelfde dag krijg ik een reactie van Amresh, een vriend van Anne en zelf ook fotograaf. Zijn reactie bestaat uit één woord: derp. Ik heb geen idee wat het betekent. Als ik het opzoek lees ik dat het internettaal is en staat voor een extreem stupide en onbelangrijke dialoog. Ergens anders lees ik: ‘An expression used when a person, or yourself, has done somthing extremely stupid and dopey.’

Even later plaatst Amresh nog een reactie: ‘Iemand heeft die ook in mijn agenda weten te plakken. Blijft een mysterie wie.’
Waarop ik antwoord: ‘Amresh, heb jij dat gedaan? Hoezo een mysterie wie? Wie kan bij jouw agenda komen?’
Reactie Amresh: ‘Ik heb mijn tas een keer open gehad op een feestje. Dus ik zal de persoon moeten kennen. Ik vraag even rond.’
Grappig. Ik maak een foto van een totaal onzinnige pasfoto op een lantaarnpaal in Den Haag. Blijkt daar mogelijk Amresh mee annex te zijn die in Utrecht woont. Inmiddels zou ik de mens die de baby heeft geplakt wel willen ontmoeten. Een interview voor Dossiermoddergat met de plakker, hoe derp ook, vind ik een aantrekkelijk vooruitzicht. Het zou fijn zijn als de plakker contact met mij zou willen opnemen.

Alle rechten voorbehouden © Gerard Tonen 2017