Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2020, juni

Vu

Dinsdag 30 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Op bezoek bij Jardin Le Mazet, een medicinale tuin. 35 hectare vol geneeskrachtige planten. Het lijkt of we hier in de Provence zijn, al die lavendel. Maar het is een paar kilometer van ons huis. Een van onze vaste gasten heeft het onlangs gekocht. Al die geneeskracht is bedoeld voor de Amerikaanse markt.

Vu

Maandag 29 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Het licht van Saint-Hippolyte-du-Fort

Vu

Zondag 28 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Jezus roest. Tot overmaat van ramp heeft hij ook nog een wesp op zijn borst.

Vu

Zaterdag 27 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Marktplein Saint-Hippolyte-du-Fort

Vu

Vrijdag 26 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Markt Sommières

Wachtkamers

Woensdag 24 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Er is weer een tijd van wachtkamers aangebroken. Komt omdat ik 10 juli wordt geopereerd en hier en daar laatste checks krijg.
De foto boven, de foto waarop Wyb een mondkapje draagt, geeft een enigszins verkeerd beeld van Frankrijk. De indruk kan ontstaan dat wij nog volop mondkapjes dragen. Dat is absoluut niet het geval. Een enkeling zie je er buiten nog mee lopen. In ziekenhuizen en dokterspraktijken zijn ze nog verplicht. Ook in restaurants, als je naar de wc gaat, moet je een mondkapje dragen. Verder bestaan er hier geen regels meer. Ze bestaan wel maar niemand houdt zich eraan. Het nieuwe normaal is inmiddels weer volop het oude normaal.

Dor hout

Zaterdag 20 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Een verpleeghuis. Dat associeer je met veiligheid en beschutheid. Een mens redt het niet meer in het dagelijks leven en dan vangen we hem op in een verpleeghuis, daar wordt goed voor je gezorgd, daar is liefdevolle hulp.

Hoe anders is de realiteit. Als je in deze tijden in een verpleeghuis zit ben je in levensgevaar. In tijden van corona is het de onveiligste plek van Nederland. Ik wist dat eigenlijk al voor de corona crisis. Jarenlang bezocht ik mijn moeder in een verpleeghuis en toen wist ik al dat het een plek is die je moet mijden. Wyb en ik gaven mijn moeder een mooie patchwork deken die ze graag wilde hebben. Ze heeft er niet lang van kunnen genieten, al snel was hij onvindbaar. Hetzelfde geldt voor enkele juwelen die ze had, iemand kon haar klauwen er niet vanaf houden en loopt er nu mee te pronken. Een verpleeghuis is een plek waar zonder veel moeite kunt worden beroofd.

De afgelopen maanden heb ik met verbijstering gekeken hoe de mensen in verpleeghuizen zijn behandeld. Alle aandacht ging uit naar de ziekenhuizen, naar de ic’s. Pas na een paar weken kwamen de verpleeghuizen in beeld, de dood sloeg daar toen al wreed om zich heen. De bewoners zaten als ratten in de val. De zorginstellingen en de overheid zijn op onthutsende wijze in gebreke gebleven. Het personeel moest onbeschermd hun werk verrichten waardoor het virus vrij spel had, duizenden vonden de dood.

In de volgende fase werden de bewoners geïsoleerd en gekoeioneerd. Er werd met ze gesleept van het ene naar het andere huis, familiebezoek werd verboden. Dat heet: allemaal voor hun eigen veiligheid. Er werden in sommige gevallen zelfs hekken om een verpleeghuis gezet en familieleden konden hun vader of moeder achter het glas zien zitten. Via de telefoon was er contact, verder was er wat onhandig zwaaien. Nog nooit heb ik zo ervaren wat ouderdom betekent. Het is een staat waarin weinigen zich nog echt om je bekommeren, je staat achter in de rij als je hulp nodig hebt. Verpleeghuizen zijn parkeerplekken voor wie nutteloos en hulpeloos is geworden. Het is duidelijk wie er bij een triage op de laatste plaats komt. Diverse keren heb ik in deze de term dor hout gehoord.

Ook nog in deze fase, nu het virus nauwelijks nog in Nederland aanwezig is, worden veel bewoners van hun meest fundamentele rechten beroofd. Velen mogen niet zomaar de deur uit, het aantal bezoekers is gelimiteerd. De afgelopen maanden zijn veel mensen in alle eenzaamheid gestorven. Ik heb niet het idee dat het Outbreak Management Team er veel aandacht aan heeft besteed. De massale sterfte is met opmerkelijk weinig woorden en zorg gepaard gegaan. Zelfs toen in Frankrijk al iedereen een mondkapje droeg, was er in de verpleeghuizen een gebrek aan.

Ik ben benieuwd of in een evaluatie van de crisisbestrijding de oorzaak wordt achterhaald. Onderschatting van het probleem? Desinteresse? Vergeten? Slecht management? Nonchalance? Liefdeloosheid? Niet de moeite waard om veel energie in te steken? Wie investeert nou in dor hout.

Normaal

Vrijdag 19 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Het nieuwe normaal? Och, ik zie weinig verschil meer met het oude normaal. Ik heb vandaag zelfs sinds lang mijn eerste hand gegeven, al was dat een vergissing. Hier in Frankrijk is het business as usual. Het is druk in de straten met auto’s en met mensen. Die laatste houden een meter afstand van elkaar maar dat deden ze in het oude normaal ook wel. Ik heb de eerste mensen elkaar hier weer zien kussen en eergisteren reed de eerste Nederlandse auto bij ons de straat in. Het waren gasten van ons.

Laat ik eerlijk zijn, ook de situatie bij ons in huis is niet veel anders dan vroeger. Komt omdat iedereen bij ons in huis sowieso voldoende ruimte heeft. Het enige verschil is dat we bij het ontbijt geen buffet hebben maar alle ingrediënten apart bij iedereen op tafel zetten. Al opperde Wyb vandaag het toch weer in buffetvorm te doen. Een pompje erbij en iedereen kan voor zijn eigen veiligheid zorgen.

Het moet wel zo zijn dat het virus niet heel makkelijk overdraagbaar is. Alles draait als vroeger en er is geen nieuwe grote uitbraak. Ik begin die Maurice de Hond steeds meer te geloven: geen superspread events, veel in de buitenlucht doen, goed ventileren, niet te veel zingen en schreeuwen, een mondkapje is ook niet slecht en dan dringen we het virus terug.

Het zou mooi zijn als we dat virus eronder krijgen want ik moet er niet aan denken dat er een tweede lockdown komt, en dan denk ik alleen al aan ons eigen belang. Onze chambres d’hôtes vult zich weer met gasten en reserveringen. Een volgende lockdown zou aan de hoop dat er nog iets van het seizoen te maken is meteen de grond in boren.

Wyb en ik rennen als vanouds trap op en af. We ontvangen mensen en zwaaien ze weer uit. Toch wonderlijk hoe snel dat allemaal is gegaan. De samenleving is nu twee, drie weken van het slot en het oude normaal lijkt nooit te zijn weggeweest.

Zoals al eerder geschreven: het nieuwe/oude normaal heeft zeker grote invloed op Dossiermoddergat. Vanaf vandaag zullen de blogs weer onregelmatig verschijnen, dit ter bescherming van mijzelf. We waren mede naar Frankrijk gegaan om een beetje relax en gefocust te leven, moet ik mezelf niet over de kop gaan werken.

Misschien toch één verschilletje met vroeger. De vorige keren dat ik werd geopereerd moest ik voor voorbereidend gesprek met de anesthesist speciaal naar Nîmes rijden. Vandaag was dat niet nodig, via een directe live verbinding met de anesthesist werd met het tochtje bespaard. Vroeger zou met het gesprek vier uur hebben gekost, nu dertig minuten. Dat noem ik nog eens vooruitgang.

1,5 meter en meer

Woensdag 17 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Het was Hemelvaart, Nederland ging massaal naar buiten en ontmoette elkaar op stranden en in parken. Het was zo lang geleden dat we elkaar hadden ontmoet. Maar onze bestuurders schrokken zich dood van de massaliteit, corona regels werden met voeten getreden. De heer Bruls, voorzitter van de veiligheidsregio’s, brulde dat dit zou leiden tot een opleving van het virus, dat hij in de toekomst zeker zou ingrijpen. Maar wat bleek: veertien dagen dagen daarna was er door deze uitspatting geen patiënt bijgekomen.

Op 1 juni kwamen op de Dam duizenden mensen bijeen om te demonstreren tegen racisme. Velen hielden zich totaal niet aan die 1,5 meter. Het was een middelvinger naar het verplegend personeel, het was spelen met vuur, dit moest fout gaan. Veertien dagen daarna leidde ook deze samenkomst niet tot een nieuwe uitbraak. Als er één patiënt door deze demonstratie was bijgekomen, hadden we dat zeker geweten. Ik weet zeker dat Baudet door Amsterdam loopt te speuren naar die ene patiënt. Maar opnieuw, geen uitbraak, geen nieuwe patiënten.

Ik weet wel zeker dat die 1,5 meter niets betekent in het in bedwang houden van het virus. Hier in Frankrijk bestaat die 1,5 meter niet. Hier wordt hard ingezet op één meter. En 1,5 meter of 1 meter, het resultaat is hetzelfde, het virus wordt in bedwang gehouden. Met die 1,5 meter maakt Nederland het zichzelf wel buitengewoon moeilijk, neem de horeca. Die 1,5 meter gedachte veroorzaakt veel schade.

Stel nou eens dat er heel andere factoren doorslaggevend zijn of het virus wel of niet wordt doorgegeven? Stel dat het RIVM en het kabinet er gewoon naast zitten? Nee, ik ga geen complottheorieën etaleren. Maar als je bijvoorbeeld luistert naar Maurice de Hond, hier boven op YouTube, waar hij wordt geïnterviewd in het programma Café Weltschmerz, hoor je een andere interpretatie van de dingen die we nu over Covid-19 weten. Groot voordeel van Café Weltschmerz: mensen kunnen uitpraten. Stel dat hij gelijk heeft, wat ik niet onaannemelijk vind, dan zou dat grote gevolgen kunnen hebben voor het eindoordeel van de aanpak van de pandemie door het kabinet. Er is nu volop waardering voor die aanpak, maar wat als blijkt dat de feiten toch iets anders liggen? Dan zou die waardering wel eens in zijn tegendeel kunnen omslaan, want hebben we op bepaalde punten niet te veel gedaan en daarmee de economie zwaar beschadigd, of hebben we juist op andere punten te weinig gedaan waardoor er massale sterfte in verzorgingshuizen heeft plaatsgevonden? Ik ben zo benieuwd naar de tijd dat op deze vragen antwoorden zijn gekomen.

3x lege foto’s

Dinsdag 16 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Wiskunde

Maandag 15 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

65 jaar. Volgend jaar mei, deo volente, geniet ik pensioen. Tijd voor een kleine evaluatie van het onderwijs dat ik heb genoten, vooral van dat wiskundeonderwijs. Vier jaar lang heb ik wiskunde op school gehad, wat in mijn geval vier jaar zweten en lijden betekende. En wat heb ik eraan gehad? Geen donder. In mijn leven en voor mijn carrière is het een volledig overbodige inspanning geweest. Wat had ik mijn tijd beter kunnen besteden.

Ik zeg niet dat wiskunde een onbelangrijk vak is, integendeel. Ik zeg wel dat het voor veel leerlingen een totaal nutteloos vak is. Een van die leerlingen ben ik. Het is een onmisbaar vak voor wie een bèta-achtige carrière ambieert. Maar als alfa had ik al vroeg enige zelfkennis. Het feit dat mijn weinige wiskundekennis al snel ineenschrompelde tot nihil heeft een carrière voor mij nooit in de weg gestaan. Af en toe moest ik best eens een statistiekje lezen of iets ingewikkelds uitrekenen maar dat was me zonder die vier jaar wiskunde ook wel gelukt.

Of het nu nog zo is weet ik niet maar in de tijd dat Anne haar opleiding deed was wiskunde een verplicht vak op de middelbare school. Aangezien ze dyscalculie (leerstoornis op het gebied van rekenen) heeft kon ze daardoor geen havo doen. Jammer, want ze wist al van jongs af aan wat ze wilde worden: journalist. Uiteindelijk is dat ook geworden, maar wel via een jarenlange omweg.
Van de mavo ging ze naar het mbo en vanaf het mbo kon ze wel naar de School voor Journalistiek, dan heb je opeens geen wiskunde meer nodig. Waarom in godsnaam iedereen opzadelen met wiskunde als je een kant uit wilt waarbij je zeker weet dat er geen wiskunde nodig is? Het was natuurlijk ooit een politieke beslissing en de dames en heren politici dachten door wiskunde verplicht te stellen dat ze iets deden aan de kwaliteit van het onderwijs, vermoedelijk vonden ze het wel een stoere beslissing. Voor veel kinderen betekenden het verlies van vele jaren om die wiskunde te vermijden.

Ik weet dat al mijn klasgenoten die wel de bètarichting insloegen uiteindelijk de beste beslissing hebben genomen. De bèta’s hebben de afgelopen vijftig jaar de wereld werkelijk veranderd met hun talrijke uitvindingen als de computer, de iphone, de elektrische auto en zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik heb voornamelijk woorden geproduceerd, in vergaderzalen, op papier. Of dat de wereld nou veel verder heeft geholpen.

Waal

Zondag 14 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Een van de meest geliefde dingen voor mij in Nijmegen is de Waal. Op zich al niet gek omdat ik er hemelsbreed een paar honderd meter vandaan ben geboren. Veel jeugdherinneringen spelen zich af rond en in de Waal, zelfs de eerste keer dat ik met een meisje vrijde was in de Ooijpolder, ik kon de rivier horen stromen, al had ik er toen geen oor voor.
De belangrijkste reden waarom ik zo van de Waal hou is omdat het de mooiste rivier is die ik ken. Toen de dichter H. Marsman de volgende zinnen schreef in het gedicht Herinnering aan Holland moet hij zeker de Waal in gedachte hebben gehad. ‘Denkend aan Holland/zie ik breede rivieren/traag door oneindig/laagland gaan,/rijen ondenkbaar/ijle populieren/als hooge pluimen/aan den einder staan;/

De Maas is een kanaal dat zich als rivier heeft vermomd. De Rijn is het invalide broertje van de Waal. De IJssel is een uit de kluiten gewassen sloot. De Waal is een rivier, breed, majestueus, stabiel. Goed, in de winter pikt hij wel eens de Waalkade mee, zomers laten de kribben zich wat meer zien, maar het is een rivier waarop je altijd kunt varen, waar altijd bedrijvigheid is. Het is een rivier om u tegen te zeggen, een rivier waar je op kunt bouwen.

In de loop van de jaren ben ik hem steeds meer gaan waarderen, zeker nu ik in Frankrijk woon. Je kunt de rivieren hier nauwelijks rivieren noemen, ze zijn meer een soort afwateringssysteem voor bergen. Deze dagen, na een paar dagen slecht weer met veel regen, zijn de rivieren gevaarlijk gevuld. Wildwaterkanoërs zullen er gek op zijn, ik kijk er met enig afgrijzen naar. Ik vind die rivieren hier dan veel te gevaarlijk, waarom stromen ze niet gewoon, zoals de Waal. Over een paar dagen leggen ze al het loodje, staan ze weer helemaal droog en wordt het een rivier van louter steen. De rivieren hier zijn allemaal sprinters, de Waal is een marathonloper, een diesel.

Ik kom erop omdat er in Ganges, een dorp verderop, een brede rivier is. Tenminste, als ik naar de breedte kijk zou het dat kunnen zijn. Maar ik heb in die rivier nog nooit water gezien, geen druppel. En dan ben je toch echt een waardeloze rivier, dan kun je toch echt nog veel leren van de Waal.
Tot vandaag moet ik zeggen. Wyb en ik rijden over een van de bruggen van de rivier en Wyb zegt: ‘Kijk, er staat zowaar water in.’ We zijn zo verrast dat het een gespreksonderwerp wordt. Op zulke momenten zou ik zo graag even in Nederland willen zijn en aan de borders van de Waal willen zitten, net zoals vroeger. Die wispelturigheid van die rivieren hier, ik hou er niet van.

4x Sommières

Zaterdag 13 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Oranje

Vrijdag 12 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Vergeleken met vorig jaar was het voorjaar in Saint-Hippolyte-du-Fort prachtig. Vorig jaar was maart een mooie maand, zaten we al volop buiten, in april werd het wisselvallig met veel regen en dat duurde tot half mei. Daarna regende het vier maanden niet meer, het was de tijd van grote droogte, temperaturen soms wekenlang van rond de veertig graden.

De weergoden hadden dit jaar met ons te doen. Ze zagen ons geïsoleerd zitten in die lockdown en dachten: we gaan ze verrassen. En in de maanden maart, april en mei was het wekenlang achter elkaar mooi weer. Ik zelf vind dit de lekkerste tijd van het jaar. De temperatuur is rond de 25 graden terwijl er altijd een weldadig zonnetje is. Ik houd niet van die hoge temperaturen met verzengde zon.

Al moet ik niet te veel klagen want ik ben geen buitenzitter. Wyb begrijpt er niets van, die wil altijd buiten zitten. Ik vind binnen veel lekkerder, binnen kun je je veel beter concentreren. Niet dat ik niet van de zon hou. Ik vind het heerlijk als hij schijnt, maar dat zie ik het liefste vanuit de schaduw of door het raam van ons huis.

Het is zo jammer dat we in die lockdown zaten anders waren er volop gasten geweest. De reserveringen in april en mei waren sowieso al prima. Juni was een topmaand. Een voor een zagen we ze teloorgaan. Om depri van te worden. Gelukkig werden we dat niet want Wyb en ik zijn aardig depri-bestand. Door dat mooie weer zouden er nog meer reserveringen zijn binnengekomen. Helaas.

Nu ik dit schrijf zijn de weersomstandigheden even anders. Als huisbezitter in Moddergat zijn wij heel wat gewend wat stormen betreft. In de herfst en in de winter zijn er vermoedelijk meer nachten met dan zonder storm. We waanden ons vannacht in Moddergat toen we wakker werden door een enorme storm. De wind gierde door ons op zomer ingestelde tuin. Lastig ding is dat de huizen hier de klimaatbeheersing regelen met luiken. Zo’n luik is speelgoed voor de wind. Ze kunnen keihard naar binnen en buiten klappen. Vandaar dat ik mij midden in de nacht moest aankleden om de luiken dicht te doen. De regen kletterde zo hard op de bovenlichten van de bovenverdieping dat ik vreesde het glas het zou begeven. Het is hier niet voor niets nu code oranje.

In de ochtend is de wind gaan liggen. De regen niet. De regen komt nu met watervallen van de daken. De meeste huizen hebben hier geen dakgoten waardoor het water als een regengordijn langs de huizen de straten op stroomt. Voor Dies is het water een speeltje, niets leuker dan er wild in te happen.

Het gevolg is dat we een paar dagen in een bewolkte en natte wereld zitten. Even wennen om de deuren en de ramen weer dicht te hebben. We moeten er toch even van genieten, goed mogelijk dat we de aankomende drie maanden de regen totaal moeten missen.

Klein geluk

Woensdag 10 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Een van de redenen om naar Frankrijk te gaan, was het proberen te vinden van meer klein geluk. Nu heb ik mijn hele leven kunnen genieten van klein geluk, maar het streven was om meer klein geluk te vinden. Het is een mens ook nooit genoeg. Verreweg het grootste gedeelte van mijn leven heb ik mij met grote dingen beziggehouden, een theater bouwen, gezelschappen en theaters runnen, voorstellingen produceren. Het is het hectische werk waarin je altijd bezig bent om geld bij elkaar te schrapen of te verdedigen en mensen een doel te laten bereiken.

Levert dat nou groot geluk op? Soms wel. Soms heb je het euforische gevoel dat je dat toch verdomde goed hebt gedaan. Maar wedden dat er op dat moment weer iemand binnenkomt die vertelt dat hij een burn-out heeft en er toch een paar maanden tussenuit moet. Er is eigenlijk nooit een periode dat je zorgen vrij bent. Het is rennen, rennen, praten, praten, regelen, regelen. Klein geluk vond ik voornamelijk ’s avonds in mijn studeerkamer als ik alleen was en wat voor mijzelf kon schrijven of lezen.

Ooit werd ik door de Leeuwarder Courant geïnterviewd. De kop van het interview: ‘Alleen ben ik het gelukkigst.’ Het punt was echter dat er decennia voorbij gingen dat ik vrijwel nooit alleen was. In diepste wezen ben ik een kluizenaar, zei ik weleens. Om mij heen werd dan hard gelachen. Begrijpelijk want ik was het tegendeel van een kluizenaar. Een netwerk van hier tot ginder en altijd werken met andere mensen, heel veel andere mensen.

Door Saint-Hippolyte-du-Fort loopt een rivier, Le Vidourle. Nu in de voorzomer is het een kabbelende rivier met hier en daar een stroomversnelling. In de herfst en winter kan het een woedend monster worden dat alle meesleurt. In de hoogzomer vallen bepaalde delen helemaal droog, het is een wispelturig ding die Vidourle.

Bijna elke dag loop ik met Dies langs Le Vidourle. Het riet staat hoog in de bedding, in het midden van de bedding zoekt een vriendelijk Vidourle zijn weg. Dies vindt het heerlijk om erin te zwemmen. Keer op keer gooi ik een stok. 
Daar tussendoor loop ik wat te dromen, geniet van het heldere water en de gele kwikstaarten die er overheen schieten. Om mij heen de eerste heuvels van de Cevennen. Vaak als ik zo loop voel ik mij een bevoorrecht mens. Ik kan hier zomaar in deze prachtige omgeving op een dinsdag of woensdag wandelen, nauwelijks verplichtingen, geen enkele deadline. Ik kijk op mijn horloge en zie dat ik vroeger rond deze tijd in een managementteam vergadering zat, of in mijn maandelijkse afspraak met de wethouder.

Ik wandel nu over een hoge oever, een paar meter onder mij de kalme Vidourle waar Dies op zoek is naar de stok. Ik ga op een steen zitten. Dies brengt de stok en ik gooi hem opnieuw in het water, dat herhaalt zich zo een paar keer. Oud-collega’s vechten nu tegen de financiële dreiging van het corona virus of hebben een paar dagen geleden de uitslag gekregen van de Raad van Cultuur met daarin de beoordeling en het bedrag waar ze de aankomende vier jaar wel of niet over kunnen beschikken.
Ik loop door naar de waterval. Een ijsvogel schiet langs. Klein geluk, wat een luxe.

Regels

Dinsdag 9 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Een paar decennia geleden zag het er naar uit dat Nederland weer een toevluchtsoord voor vrijdenkers en omdenkers (vreselijke term trouwens maar mensen zijn er gek op) zou worden, net zoals in de Gouden Eeuw toen joden en anti-klerikalen hun heil in Nederland zochten. Het was de tijd dat onder het asfalt het strand lag en de sky zeker niet de limit was. Nederland had nog een gidsfunctie en daar waren we trots op. Regels? Alleen als ze nut hadden. Anders: fuck it!

Die tijd is definitief voorbij. Tussen toen en nu hebben we ons gestort op regelgeving. Voor wat je maar kunt bedenken zijn procedures, draaiboeken en protocollen geschreven. Zelfs voor het aanspoelen van walvissen. Een leger adviseurs, coaches en ambtenaren hebben er goede boterhammen aan verdiend.

Uiteindelijk zijn we naar die regelgeving gaan leven. Vroeger waren we er trots op omdat we dag en nacht werkten. Van 9 tot 5? Ben je nou helemaal gek, dat bepaalden we zelf wel. Het strikte CAO-denken heeft alles veranderd. Alles is beschreven tot op kwartieren waar we wel of geen recht op hebben. Lekker handig, want je weet waar je aan toe bent. Ik beschouw het voor mezelf als een absurde inperking, ik bepaal zelf hoe lang ik wel of niet wil werken.

Mijn haren gaan trouwens altijd recht overeind staan als iemand naar regels verwijst. Je hebt de tien geboden, een goede opvoeding, een goed humanistisch besef en dat moet voldoende zijn om ons goed te gedragen en de maatschappij een beetje redelijk te laten draaien.

Elke regel lokt trouwens weer zijn tegendeel uit. Mensen proberen er onderuit te komen, kijken hoe ze de regels ten eigen voordeel kunnen aanwenden, hoe ze de regels aan hun laars kunnen lappen. Regels maken de mens niet gelukkig, al denken we van wel omdat regels de dingen in goede banen moeten leiden. Maar goede banen zijn vaak strontvervelend, ze persen het leven uit ons leven.

Waar ik kan probeer ik regels aan mijn laars te lappen. Iemand noemt of proclameert een regel en de meeste mensen schikken zich. Mijn eerste reactie is wantrouwen en kijken hoe ik er eventueel onderuit kan komen. Regels maken de mens mak, inschikkelijk, lui en verveeld. Sander Schimmelpenninck introduceerde gisteren in zijn column in de Volkskrant het begrip geraniummoralisme. Wat mij betreft houden we die term erin. Het is namelijk het moralisme waar Nederland aan leidt. Als we ons aan de regels houden, en dat moet vooral iedereen doen, dan is het goed. Zelf denken uitschakelen, eigen initiatief de das omdoen, tevreden achterover leunen, als we regels maar naleven.

Mijn motto was altijd, ook in leidinggevende positie, regels zijn er om te overtreden. Dat brengt namelijk het beste in ons naar boven. Een regel brengt je zelden naar geluk of naar een hoger plan. Een regel wordt gemaakt om je in te perken, te zorgen dat we allemaal hetzelfde gaan doen en je braaf blijft. 
Ik vond het daarom fantastisch dat vijfduizend mensen op de Dam gingen staan en even de anderhalve meter regel aan hun laars lapten. Die anderhalve meter is namelijk niets. Die heeft die rare meneer Wiebes eens in een jolige bui in een vergadering bedacht. Hier in Frankrijk wordt getamboereerd op een meter afstand en dat heeft tot nu toe er niet voor gezorgd dat er meer mensen ziek werden dan dat op anderhalve meter afstand van elkaar blijven. Met een meter valt te leven, anderhalve meter is een rare constructie. Alweer een regel die vraagt om overtreden te worden.

Straathoekwerker

Maandag 8 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Het echte verhaal ken ik niet. Het zou best wel eens Dickensiaans kunnen zijn. Wie zet nu twee knuffels bij het afval?

Of heeft iemand vuil weggegooid en daarvoor de twee beren even op deze uitkijkpost neergezet en daarna zijn vergeten?
Ander scenario is nog dat ze daar zijn neergezet door iemand voor de meeneem.
Alles is mogelijk, feit is dat ze anderhalve meter (geen grapje) van de vuilnis stonden waar wij heen waren gelopen om ons van het vuil te ontdoen. Natuurlijk viel het ons meteen op dat daar twee beren tegen een kale muur zaten. Als je ze zo ziet zitten laat dat niemand onberoerd.

Zeker Dies niet. Dies is gek op knuffels. Hij heeft van zijn hobby zijn beroep gemaakt. Dies is een straathoekwerker, altijd bereid om aan lager wal geraakte knuffels een onderdak te verlenen. Hij is er dan ook als de kippen bij om ze bemoedigend toe te spreken.

In goed overleg met Dies hebben we de knuffels toch laten staan. Stel dat ze zijn vergeten. Dat er ergens een kind is dat vanavond in bed ligt te huilen omdat zijn knuffels kwijt zijn. Misschien zal zijn moeder morgen nog eens richting het vuil lopen om te kijken of ze er nog staan. Wat een feest zal het dan zijn als ze de beren daar ziet zitten. Alleen met dit verhaal kreeg ik Dies mee. Voor een straathoekwerker, een professioneel hulpverlener, een van de vele helden die we hebben, is het moeilijk om dan even niets te doen.

Corporate image

Zondag 7 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

We moeten het er toch eens over hebben, we kunnen er niet omheen. De afgelopen twee nachten waren er twee mensen bij ons, een man en een vrouw. Zij heeft een chambres d’hôtes in de Cevennen, hij werkt deels als kok en deels als badmeester op een grote camping. Ze waren bij ons omdat ze hadden gehoord dat er een paar goede restaurants bij ons in de buurt zijn. Ze hebben de restaurants geprobeerd en het bleek inderdaad te kloppen: erg lekker eten. Gelukkig weten wij dat al heel lang.

Als je zo een paar dagen met elkaar optrekt, komt van het een het ander. En wat al vaker is gebeurd, op een gegeven moment komen we op het punt van hoe Fransen over Nederlanders denken. Ik denk zelf dat we een prima beeld van onszelf hebben. Wij zijn eerlijk, recht door zee, nuchter, ons maak je de kop niet gek, we zijn reëel, vriendelijk, open.

Als marketeer heb ik geleerd dat je corporate image en corporate identity hebt. Corporate identity is hoe een bedrijf zich zelf ziet, wat hij wil uitstralen, wat het wezen van het bedrijf is. Corporate image is hoe het publiek of de klant het bedrijf ziet. Als het goed is, sluit dat naadloos op elkaar aan, ik weet inmiddels dat het meestal niet op elkaar aansluit.

Hetzelfde met ons zelfbeeld. Dat is best oké. Dat wordt wel aan het wankelen gebracht als je het met Fransen over Nederlanders hebt. De meeste vinden ons buitengewoon lomp, brutaal, niet empathisch. Ze vinden ons lawaai- en praatjesmakers. De kok vertelt dat Nederlanders er om bekend staan dat ze één hoofdgerecht bestellen en er vervolgen met z’n tweeën van eten. De vrouw vertelt hoe Nederlanders meteen haar chambres d’hôtes overnemen, overal aan en in zitten.

Over de Nederlandse kinderen al helemaal geen goed woord. Ze vinden het verwende krengen, totaal losgeslagen, onopgevoed. Franse kinderen kun je zonder angst mee naar een restaurant nemen, die blijven keurig zitten en genieten van het eten. Nederlandse kinderen zijn verpeste prinsjes en prinsesjes die meteen gaan dreinen en rennen. Kortom: als we die identity en image bij elkaar willen brengen moet er nog wel iets gebeuren.

Want bij al die klachten komt ook nog eens harteloosheid. Zoals de Franse schrijver Michel Houellebecq in zijn laatste boek schreef: Nederland is geen land, Nederland is een bedrijf, hij vindt het een kille, berekende organisatie zonder cultuur of ethisch besef. Daar zitten wij dan in Frankrijk.

Het kan nog erger. Een van mijn thuisverplegers, een met Nederlandse roots nota bene, noemde Nederland aan mijn ziekbed zelfs fascistisch. Hij deed die uitspraak omdat hij fel tegen ons euthanasie beleid is. Een paar jaar geleden hoorde hij dat zijn zieke oom euthanasie wilde plegen. Hij nam meteen de auto naar Nederland om hem op andere gedachte te brengen. Op het moment dat hij dat net was aangekomen, kwam de arts binnen die zijn oom het laatste spuitje gaf. Hij kan perfect nadoen hoe nonchalant dat ging. Hij was zo fanatiek anti-euthanasie dat ik maar niet vertelde dat ik lid ben van Coöperatie De Laatste Wil. Aan mijn doodsbed hoeft geen dokter te komen met een spuitje. Dat ga ik zelf doen met aan mijn ziekbed mijn naasten, hoop ik.

Apenvlooien

Zaterdag 6 juni, Saint-Hyppolyte-du-Fort

Eerst waren er een paar dagen vrienden, erg gezellig. Daarna waren er weer gasten. Niet veel, ze druppelen binnen. Eén kamer per dag, daarna komt de volgende, alsof ze het hebben afgesproken. Er is een meneer die 12 weken lang elke week twee dagen bij ons te gast zal zijn. Dat is veelbelovend. Ik merk wel dat de schrik erin zit. Dadelijk komt er een tweede golf en dan zitten we weer in een huis zonder gasten, zonder inkomen.

De vrienden en de gasten zorgen ervoor dat we weer in een andere wereld leven. De afgelopen maanden ben ik opgeleid tot viroloog en crisisduider. Ik las alles wat los en vast zat over de crisis. Mijn televisieconsumptie liet zich ook niet onbetuigd. Jammer dat er geen corona kennisquiz was, ik had zeker gewonnen. Ik corrigeerde op de bank gezeten vaak deskundigen aan de talkshow tafels die soms zaten te bluffen. Door mijn corona manie kon ik ze vaak corrigeren. Zonde dat niemand mij hoorde. Jammer ook dat Beau of Op1 mij niet uitnodigde. Ik wist op alle vragen antwoord.

En dan nu opeens mensen die je afleiden van lezen en kijken. Het werd ook tijd. Mijn belangstelling werd ongezond. Toch voelt het onbevredigend als ik mijn twee kranten per dag niet kan lezen, mijn social media niet uitgebreid kan checken en verdomme ook nog eens mijn televisieprogramma’s moet missen die mij altijd zo goed informeren.

Inmiddels weet ik dat ik dat leven, in die geïsoleerde bubbel, niet meer kan volhouden. Mijn kennis zal op achterstand geraken. Er dient met mensen gegeten te worden, de bedden moeten worden opgemaakt, de wc’s schoongemaakt. Het wordt weer zoals het leven eigenijk behoort te zijn. Het betekent wel dat ik niet meer op de huid van de tijd zal leven, maar goed, daarvoor waren we ook niet naar Frankrijk gegaan. In Frankrijk zouden we de tijd juist de tijd laten.

De bovenstaande tekst is meteen een waarschuwing voor de hardcore lezer van Dossiermoddergat. Ik weet dat ik de lezer de afgelopen tijd heb verwend. Bijna elke dag een blog, zoals in de dagen van weleer, het kon niet op. Kon ik me vooral permitteren door die geïsoleerde bubbel waar we in zaten. Grote kans dat de lezer het de aankomende maanden moet doen met dagen geen blogs, het accent zal verschuiven van tekst naar foto’s. Nou ja, we zien wel. Maar één ding weet de lezer: Dossiermoddergat zal nooit verdwijnen. Ook al is het een tijdje stil, er komen dagen dat er weer volop wordt geschreven.

Belangrijk onderwerp is natuurlijk het apenvlooien van de heren rechtse politici in de appjes van Femke en Ferd. Nog nooit werd er zo goed geclose readed. Nederland op z’n smalst. Ik vond het een prachtig gezicht al die mensen op de Dam.Wanneer zie je nog dat mensen voor een belangrijk issue de straat opgaan? Ik heb genoten van het gekijf van Wilders, vooral omdat hij niet anders meer kan. Over welk onderwerp de man het ook gaat, altijd kijven. Zoals sommige kinderen een permanent zeurtoontje hebben, zo heeft hij een permanent kijftoontje.

Portraits de Saint-Laurent-le-Minier 2

Vrijdag 5 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Een van onze lievelingswandelingen is het pad dat van de watervallen van Saint-Laurent-le-Minier loopt naar het gelijknamige dorp. We zetten de auto op het parkeerterrein bij de watervallen en lopen dan over een hoge brug naar de andere kant van de oever. Als je op de brug staat zie je een huis, een landhuis, van klassieke schoonheid. Als je er naar kijkt, kun je niet anders dan dromen hoe het is om daar te mogen wonen.

Over de brug slaan we rechts af naar beneden. We lopen dan langs de hoge muren van het landhuis. Of eigenlijk is dat fout gezegd. Het landhuis staat heel hoog op een heuvel en de muren waar ik over spreek zijn de muren die de heuvel stutten. Je voelt je per definitie klein als je er langsloopt. Aan de linkerhand loopt dan een snelstromend riviertje op weg naar l’Herault om zich daar te storten in de snel stromende rivier.

Wanneer we een rustige weg oversteken lopen we over een paadje waar een liefhebber allerlei kruiden en planten heeft geplant en er keurig de namen bijgeschreven. Tussen het groen staan filosofische aforisme. Op een bankje zit de plaatselijke dronkaard. Ik hou mijn fototoestel klaar om hem te vangen. Maar op het moment supreme blijkt mijn toestel niet aan te staan. Weer een prachtige foto gemist en voel me een waardeloze fotograaf.

Toch word ik op het einde van het paadje, als we in het dorp zijn, beloond met een fotoproject. Op veel deuren en panelen hangen foto’s van de bewoners. De foto’s zijn er primitief opgeplakt en ik neem aan dat de foto hoort bij de bewoner van het huis. Een foto in een foto, het pas precies in het project dat ik voor ogen heb. Ik noem de serie Portraits de Saint-Laurent-le-Minier.

Portraits de Saint-Laurent-le-Minier

Donderdag 4 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Mama

Dinsdag 2 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Je drukt met je knie hard op de nek van iemand die op de grond ligt. Het is overduidelijk dat degene die op de grond ligt in nood is. Hij roept een paar keer om zijn moeder. Mama! Mama, de meest ontwapende en fundamentele hulpkreet die er is. Mama, terwijl de man die daar op de grond ligt stoer en sterk oogt, roept hij toch de meest lieve hulpkreet die er is, de meest wanhopige ook. Met het roepen van mama grijp je terug op je jeugd toen je nog zeker wist dat het aanroepen van mama effect had.

De man die met zijn knie op zijn nek zit trekt zich niets aan van de hulpkreet. De man op de grond geeft aan dat hij in grote nood is: ‘I can’t breathe.’ Hij roept het zestien keer, ‘I can’t breathe.’ De man met zijn knie op zijn nek geeft geen reactie. Onverstoorbaar kijkt hij stoer en superieur voor zich uit. Om hem heen roepen mensen dat hij moet stoppen, dat de man op de grond dreigt te sterven.

Er is geen enkele kans om te ontsnappen voor de man op de grond. De knie drukt moordend hard op zijn nek, de rest van zijn lichaam wordt in bedwang gehouden door drie andere mannen. Ook zij drukken zwaar op hem. De omstanders roepen in paniek, ze zien dat het fataal afloopt. De man op de grond doet trouwens geen enkele poging om los te komen want hij weet dat de overmacht te groot is, dat het dan erger wordt.

‘Mama!’ ‘I can’t breathe!’ Het zijn zijn laatste woorden. Hij raakt buiten bewustzijn. Ademnood. Hij heeft geen lucht meer. Zijn lichaam ligt levenloos onder de knie. Even later is hij dood. De knie blijft onverstoord op zijn nek drukken. Het gezicht van de man met de knie toont geen spoor van spanning of mededogen. Hij heeft zich iets voorgenomen en dat maakt hij af.

Hoe kan het dat je als mens zonder een spoor van emotie willens en wetens iemand dooddrukt. Het was toch een kleine moeite even de knie minder hard te laten drukken, de man die je overmeestert even lucht te geven. Het roepen van de omstander doet je niets. De spanning van de situatie en het lijden van de man in nood laat je onaangedaan. In cool blood. Wat voor een opvoeding heeft de man met de knie gehad? Waarom heeft deze man geen ethisch besef? Waarom ontbreekt elk gevoel in zijn handelen? Wat is er met deze man gebeurt opdat hij in koele bloede met zijn knie het leven van een ander mens kan beroven.

Homo homini lupus. De mens is voor de mens een wolf. Wij zijn in staat zonder een greintje mededogen, zonder een spoor van emotie iemand te doden. Niet alleen iemand, we zijn in staat omwille van een politiek idee, zoals het zuiveren van een land, een heel ras te doden, of leden van een ander geloof massaal te executeren.

De hoop in dit verhaal is dat na de moord een golf van protest opsteekt. Dat overal in het land en de wereld mensen ziedend van verontwaardiging zijn. Natuurlijk wil je na het zien van zo’n gebeurtenis de boel in de fik steken. Dat heet machteloze woede. De een kan zich nog inhouden, de ander natuurlijk niet.

Verzwolgen

Maandag 1 juni, Saint-Hippolyte-du-Fort

Ik zat in de eerste klas van de lagere school. Juffrouw Meeuwsen deed haar best mij te leren lezen. Op een gegeven moment zei ik tegen mijn moeder dat ik kon lezen en ik las stuntelend een zin uit een Leren Lezen Boekje. ‘Has, je kunt lezen, wat goed! Kom, dat gaan we meteen aan Tante Mies laten zien.’ We stapten op de fiets naar Tante Mies die een paar straten verder op de St. Jacobslaan in een oude boerderij woonde.

‘Gerardje kan lezen,’ zei mijn moeder meteen bij binnenkomst. ‘Is het echt waar? Laat horen.’ En zo las ik mijn eerste woorden al meteen voor een groot publiek want bij Tante Mies was het een zoete inval. Er was altijd drukte in het chaotisch gezin. Ome Geert trok zich daar niets van aan. Die lag altijd op de bank, een fles bier naast hem of aan de mond.

In de tuin van Tante Mies stond een perenboom, iets voor de volière waar de kanaries van Ome Geert in rondvlogen, naast het bier zijn enige hobby. Aan de perenboom was ooit een kruisbeeld gespijkerd. De boom groeide en groeide en had het kruisbeeld als het ware opgegeten. Het kruisbeeld was inmiddels diep in de stam gegroeid. Meer en meer had de boom Jezus Christus verzwolgen. In de jaren dat ik bij Tante Mies kwam zag je alleen nog zijn gezicht en zijn uitgestrekte bovenarmen. Zijn onderlijf zat al diep onder de stam.

Van wat ik hier schets is niets meer over. Tante Mies is dood. Ome Geert overleed lang daarvoor. Of hun kinderen nog leven, ik zou het niet weten. De perenboom is omgezaagd. De volière verwijderd. De boerderij gesloopt. De locatie van dat levendige, liefdevolle gezin waar ik mijn eerste woorden las, ligt nu onder het asfalt van het parkeerterrein van een Albert Heijn.

Jezus Christus die verzwolgen wordt is altijd bij me gebleven. Niemand zag hoe de boom zijn werk deed. De boom deed, met behulp van de tijd, zo tergend langzaam zijn werk. Maar wel onontkoombaar. Pas met tussenpozen van jaren zag je het naderde einde van Jezus Christus. Hij is niet de enige die slachtoffer van een boom wordt. Hier boven op de foto’s nog een paar voorbeelden, een jeu de boules bal en een busbordje, gevangen en opgeslokt door bomen.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2020