Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2021, juli

Theaterbezoek

Vrijdag 30 juli, Saint-Felix-de-Pallières

Dadelijk, als de theaters weer opengaan, zal alles anders voor me zijn. Ik was een super grootverbruiker van theater. Over de financiële kant daarvan hoefde ik me geen zorgen te maken. Mijn hele leven kwam ik overal gratis naar binnen. Sowieso in mijn eigen theaters, maar ook in die van mijn collega’s, dat was de afspraak. Als theaterdirecteuren moesten wij op de hoogte blijven van het aanbod en daarom hadden we bij elkaar gratis toegang.

Die gratis toegang is nu voorbij. Vroeger was het zo dat oud-theaterdirecteuren ook overal gratis toegang hadden maar door de verzakelijking is dat, geloof ik, afgeschaft. Mocht dat niet het geval zijn, dan heb ik er nog niets aan want door mijn carrière word ik niet meer gezien als oud-theaterdirecteur. Een groot deel van mijn leven, het laatste nog wel, bracht ik door aan de productiekant. De huidige lichting theaterdirecteuren is gewoon vergeten dat ik er ook ooit eens was, mijn netwerk heeft zich opgelost.

Dat betekent dat ik, als ik naar het theater ga, zelf moet betalen. Dat is een probleem, want gezien de frequentie waarmee ik ging, zou zo’n beetje mijn hele pensioen opgaan aan theater, en dat vind ik het niet waard. Theater is best duur als je het zelf moet betalen, kom ik achter. 
Nou zou ik nooit meer in dezelfde frequentie naar het theater gaan. Ik ben zelfs blij dat ik verlost ben van een deel van het aanbod. Voorbeeldje: die bekende cabaretier die ik al veertien keer heb gezien hoef ik echt niet nog eens te zien. Ander voorbeeldje: al die commerciële shit waarmee het publiek wordt bedot.

Vraag rijst dan waar ik heen zal gaan als de theaters weer opengaan. Die vraag is niet zo moeilijk te beantwoorden. Waar geniet ik nou het meest van? Het lijkt me heerlijk om weer naar een jazzconcert te gaan. Mooie kamermuziek, wat heb ik het lang niet meer live gehoord. Dans, verheug ik me op. Er wordt zulke goede dans in Nederland gemaakt. Niet alles is goed, maar wel heel veel. Toneel? Weet ik niet. Ik ben zo vaak teleurgesteld in toneel. Ik heb zo vaak geroepen dat er weer een avond in mijn leven verpest was na het bezoek van een toneelvoorstelling. Ik kan erg genieten van toneel. Maar het punt is dat er zoveel bagger wordt gemaakt. Als men mij garandeert dat een voorstelling echt goed is, zal ik best nog eens naar toneel gaan.

En dat alles in een frequentie die mijn portemonnee toelaat, beperkt dus. Wat ik niet zo heel erg vind. Ik verheug mij op de film en de boeken die ik nog kan verslinden.

Oogpunt 69

Slaap

Dinsdag 27 juli, Saint-Felix-de-Pallières

In mijn werkzame leven leefde ik in een voortdurende staat van zorgen. Er was ook zoveel om me druk over te maken. Al die projecten die we aangingen. Komen er wel genoeg bezoekers? Wordt niemand van de acteurs ziek? Pas alles wel binnen de begroting? Gaat het wel goed in het repetitieproces? 
En dan heb ik het nog niet over de zorgen als bouwpastoor van het theater in Leeuwarden. Alleen daar al was ik van tientallen partijen afhankelijk. Hield men zich aan deadlines? Werd het werk wel goed uitgevoerd? Zouden er geen ongelukken gebeuren? Wat te doen in de tijd dat het oude theater is gesloopt en het nieuwe, op dezelfde plek, wordt gebouwd?

Ondanks dat zorgelijk bestaan sliep ik als een roos. Ik ging op bed liggen en ik was vertrokken, dat als regel. De uitzondering was dat ik één keer in het kwartaal zwetend wakker werd en alle afspraken en things to do door mijn hoofd maalden. Mijn kop spatte dan bijna uiteen. Naast mijn bed lag mijn checklist en elke keer als er weer iets te binnenviel, schreef ik het op. Het schijnt een remedie tegen de slapeloosheid te zijn. Ik heb er weinig van gemerkt. Meestal viel ik pas tegen vier uur in slaap om de volgende ochtend ongelooflijk duf te zijn. Buiten deze uitzonderingen heb ik al die jaren geen klagen gehad: liggen en slapen, zo eenvoudig was het.

Sinds ik bevrijd ben van werk en drukte is de boel omgedraaid. Zo nu en dan heb ik een goede nacht, over het algemeen word ik tegen drie of vier uur wakker en lig ik zo’n anderhalf, twee uur wakker. Waarom? Ik heb geen idee. Ik kan gewoon de slaapfrequentie niet vinden. Er dwarrelen geen verontrustende of overspannen gedachtes door mijn hoofd. De stress van vroeger bestaat niet meer want ik heb niets om stressig over te zijn. Een to do lijstje ligt niet meer naast mijn bed want ik heb geen dingen to do, in ieder geval niet noemenswaardig.

Vaak val ik tegen vijf, zes uur pas weer in slaap en duik dan in een heerlijke diepe slaap. Een slaap die rond half acht wreed wordt verstoord door de wekker. Ik had zo graag nog even willen doorslapen. Maar ja, Wyb heeft nog een tamelijk werkzaam leven. 
Wat mij hier in Domaine du Rey fnuikt is dat voor mij op verschillende dagen de wekker om half zeven gaat. Ik lig dan net weer in die heerlijke diepe ochtendslaap en dan laat de wekker weten dat ik naar de boulangerie moet om een enorme vracht croissantjes, pain aux chocolade, baguettes en ander brood te halen. Om half negen gaan zo’n 30 mensen opstaan en verwachten hun Franse ontbijt. En de ellende is, voor die bakker moet ik zo’n vijftien kilometer rijden, om vervolgens weer vijftien kilometer terug te rijden.

 

Oogpunt 68

Nanny

Zondag 25 juli, Saint-Felix-de-Pallières

De bruiloften die hier plaatsvinden kosten het een en ander. Gisteren aten honderdvijftig mensen aan lange tafels in de olijfgaard een couvert van €120 p.p. Alleen de kale huur van het domaine kost voor twee dagen al €15.000. Een bruiloft kost al snel €60.000, €70.000. Minder dan champagne wordt er niet gedronken. Het is elke keer weer een imposant gezicht als de gasten komen aanrijden. Het is een parade van chique auto’s. Landrovers, Porches, de duurste Mercedessen en Audi’s.

Sinds twee dagen hebben we ook een andere wereld op bezoek. In ons huis logeert Jeanette, een Colombiaanse vrouw die de nanny is van Timothe, de kleinzoon van de eigenaresse. Jeanette is naar Frankrijk gekomen omdat in Colombia geen werk meer voor haar was. Ze is verpleegster, maar de Venezolanen, die met miljoenen hun land naar Colombia zijn ontvlucht, hebben de banen van de Colombianen overgenomen. Zij werken voor minder dan de helft dan de Colombianen. Op zoek naar werk en geld hebben veel Colombianen hun land verlaten.

Zo ook Jeanette. Ze woont in Parijs in een kamer van 12 m2 met haar jongste zoon. Ze kwam naar Frankrijk voor de verzorging van een oudere heer. Maar toen de lockdown werd afgekondigd was ze niet meer welkom. Zodoende zat ze zonder werk, zonder geld, ze moest haar kamer van 8 m2 verlaten. Een Colombiaanse hulporganisatie zorgde dat ze te eten kreeg. Sinds enige tijd is ze nu nanny van Timothe waardoor ze die kamer van 12 m2 kon huren.

Timothe, vijf jaar oud, gaat inmiddels volop op in de familie. De nanny heeft nauwelijks iets te doen en loopt ietwat verloren rond. Ze heeft geen auto en kan hier dus niet weg. Het dichtstbijzijnde dorp met winkel is zes kilometer van onze berg vandaan. 
Wyb en ik maken ons zorgen omdat ze niet met de familie mee eet. Ze liet ons vanmorgen weten dat ze gisteren rijst heeft gekookt. ‘Colombianen zijn gek op rijst.’ Dat zal wel. Maar een portie kale rijst is ook maar een portie kale rijst. Daarom ontfermen we ons een beetje over haar. We bieden aan boodschappen voor haar te doen en betrekken haar bij ons huiselijk leven.

Ondertussen klinkt de muziek van de dansende bruiloftsgasten. Bij elk begin van het diner danst het bruidspaar uitbundig de olijfgaarde binnen op opzwepende muziek. De bruiloftsgasten pakken hun servetten en zwaaien er enthousiast mee in het rond terwijl ze zo hard mogelijk het bruidspaar toe schreeuwen. Het bruidspaar maakt twee of drie ererondjes. De fototoestellen knippen. Cameramannen volgen het bruidspaar. De drones nemen alles van bovenaf op. Het is een groot feest.

 

Oogpunt 67

Bij1

Zaterdag 24 juli, Saint-Felix-de-Pallière

Zet de drieduizend meest gestaalde idealisten van Nederland bij elkaar. Mensen die precies weten wat goed en kwaad is. Mensen die een perfecte analyse kunnen maken van hoe het maatschappelijk systeem werkt en hoe je dat kunt veranderen. Drieduizend mensen die precies weten hoe het anders kan en hoe een betere wereld eruit moet zien. Zo knap dat mensen dat allemaal zo zeker weten. De partij die ze oprichten heet heel toepasselijk Bij1. Hun samengebalde energie zal er eindelijk voor zorgen dat het liberale bolwerk Nederland drastisch zal veranderen in een beter Nederland.

En wat gebeurt er als die drieduizend idealisten vol goede intenties aan het werk gaan? Ze krijgen ruzie. Net zoals bij de kynologenclub van cockerspaniëls, de biljartvereniging van Oestgeest, de christen-democraten, de socialisten, de communisten, Oranjevereniging Oranjewoud en jeu de boules club De Ketsers. Het is het lot van de mens. De mens is een knoeier, een sociale minkukel. Of je nou idealist bent of darter, het gaat in clubverband eigenlijk altijd fout. 
Je zult zien dat het niet lang duurt of je hebt naast een Bij1 een Bij2 en een Bij3. Zo zit ik te wachten tot de eerste splitsing zich voordoet in een van de vele eenmansfractie in de Tweede Kamer.

‘En? Meneer De Blogger, makkelijk om cynisch te zijn, hoe zou u dat dan aanpakken? Je kunt wel kritiek hebben, maar hoe moet het anders?’
Ik heb geen idee. Sterker: ik denk dat het niet anders kan. Het is mijn geloof, of liever ongeloof, dat de mens een onverbeterlijke prutser is. Ik ben geen cynicus, een scepticus misschien. Ik ben in ieder geval een misantroop, maar wel een vrolijke misantroop. 
‘Maar kijk eens wat die mens allemaal heeft bereikt. De rijkdom waarin we leven. De grote huizen, de prachtige auto’s. Hoezo prutsers?’
Ga vooral zo door, eens kijken hoe de aarde erover honderdvijftig jaar eruit ziet. Fantastisch zeg die miljardairs die zich de ruimte in schieten. Hoeveel mensen leven met honger? Hoeveel mensen hebben in armoe moeten leven opdat meneer Bezos een kwartiertje buiten de dampkring kan zijn? En zo kan ik nog wel even doorgaan. Laten we het nageslacht veel succes toewensen, er is nog veel werk aan de winkel.

 

Oogpunt 66

Visser

Vrijdag 23 juli, Saint-Felix-de-Pallière

Mijn kleinzoon is een fanatiek visser. Vier jaar geleden vroeg Esmee of wij met haar en de kleinkinderen mee gingen kamperen. Samen met Arjan, haar man, kamperen ging niet omdat dochter en schoonzoon op Ameland horecagelegenheden uitbaten. In de zomer moeten ze het op Ameland verdienen.

Esmee wilde toch met Malu en Joris kamperen omdat ze hen dezelfde vakantie ervaring wilde geven als zij vroeger had gehad. En zo kampeerden we met z’n vijven op twee verschillende campings in Zuid-Frankrijk. Mijn kleinzoon leerde ik de edele kunst van het bouwen van dammen in rivieren, een van de belangrijkste taken van een opa ten opzichte van zijn kleinkinderen. Watermanagement zit nu eenmaal in onze genen. Als je in Nederland koning wilt worden, kun je je het beste bezig gaan houden met watermanagement. Als de functie niet door geboorte werd bepaald had mijn kleinzoon grote kans koning te worden. Dagenlang hielden wij ons bezig met het verleggen van een rivier.

Daarna deden we mee met een botenwedstrijd op diezelfde rivier. De campinggasten werden uitgedaagd om op de een of andere manier een boot te bouwen en over een lengte van zo’n 500 meter werd dan bepaald wie de snelste boot had gemaakt. Mensen creëerde de meest vernuftige bouwsels. Onze boot, gevouwen van simpel karton, was het meest nietige om te zien. Bij de eindstrijd bleek hij desalniettemin de snelste. 
Door eindeloos geduld, slaan, oprapen, slaan, oprapen, leerde Wyb Malu de eerste beginselen van badminton. Zo breng je kleinkinderen de liefde voor kamperen bij.

Inmiddels zijn we vier jaar verder. Het jaar daarop ging Esmee alleen met de kinderen kamperen op een camping niet ver van Saint-Hippolyte-du-Fort zodat we elkaar in Frankrijk konden zien. Nu willen de kinderen elk jaar terug naar diezelfde camping waar ze dan jaarlijks hun vrienden en vriendinnetjes treffen. Zo ontstaat het ware kampeergevoel. De missie van het eerste jaar is volledig geslaagd.

Gisteren bezochten we het nageslacht weer, uiteraard op diezelfde camping. Het bouwen van dammen sloegen we dit jaar over omdat Joris dit al uitgebreid met zijn vader had gedaan. Dit jaar kan Arjan voor het eerst mee. Leve Covid! 
Dit keer richtte Joris al zijn aandacht op het vissen. Met een duikbril bespiedde hij het onderwaterleven, met een schepnetje sloeg hij toe. De vangst voor deze dag besloeg liefst zeventien vissen. Maar hij is een kind van zijn tijd. Greenpeace heeft zijn werk gedaan. Op het eind van de dag werden de visjes losgelaten zodat ze verder konden groeien.

Malu hebben wij slechts heel even gezien. Vriendinnen zijn nu eenmaal belangrijker dan opa’s en een oma’s. En zo hoort het ook. Joris bouwt dammen als de beste, Malu slaat de badminton shuttle volleerd op en neer. Ons werk zit er voor een groot deel op.

Oogpunt 65

Mieren

Donderdag 22 juli, Saint-Felix-de-Pallière

Ik zit deze weken tamelijk veel op ons terras. Eerlijk gezegd breng ik er hele dagen op door. Dat komt omdat Wyb hier aan het werk is, en ik niet. Als ik het werk van Wyb kort moet samenvatten dan is ze zo’n beetje de gastvrouw van Domaine du Rey. Dat betekent niet alleen keurig er bijlopen, mensen ontvangen en handjes geven. Elke ochtend staat ze vroeg op om het ontbijt klaar te maken voor de dertig gasten die hier blijven slapen. ’s Middags is er een brunch. Tussendoor zijn er allerlei trouwceremonies. Alles wat een beetje misgaat in de loop van de dag probeert ze op te lossen.

Toen Wyb deze klus aannam, zei ik meteen dat ik er geen zin in had, dat ik niet mee zou doen. Wat voor Wyb geen punt was, want ze wilde sowieso graag die klus doen. Lekker hard werken, haar frans verbeteren, leuk werk met al die mensen, waren haar argumenten. Dat begreep ik dan wel weer. Al had ik juist helemaal geen zin om hard te werken, mijn frans te verbeteren, en leuk en aardig te doen met al die bruiloftsgasten, ik blijf er liever verre van. Zodoende zit ik hele dagen op het terras en doe ik wat ik het liefste doe: lezen en af en toe wat schrijven.

Op dat terras deed zich afgelopen dagen een dilemma voor. Twee weken lang was ik de enige op het terras. Vier dagen geleden ontwikkelde zich op het terras een ware snelweg van mieren. Dwars over het terras liepen honderden, misschien wel duizenden mieren in een constante stroom van een bloempot naar de muur van het huis. Onder de muur verdwenen ze om er met honderden er weer vandaan te komen en opnieuw aan de tocht te beginnen, het was een voortdurende stroom in bijna rechte lijn. Het was duidelijk dat er strenge afspraken waren gemaakt. De reden van al dit verkeer bleef natuurlijk ongewis. Wat had ik graag even met ze opgelopen en was ook ik even onder de grond verdwenen. Ik had er wat geld voor over om goed met ze te kunnen communiceren.

Mijn eerste bijna onbedwingbare neiging was om een einde aan de snelweg te maken. In de keuken staat het verdelgingsmiddel klaar. Maar door de enorme insectencrisis waarin we verkeren, maak ik geen vlieg meer dood. Alle respect voor onze kleine, maar vaak irritante mede-aardbewoners. Ik ben geen boer die voor het minste of geringste het gif tevoorschijn haalt.

Zo marcheerde de stroom mieren drie dagen onvermoeibaar door. Af en toe moesten we even een stoel verzetten omdat een poot op hun snelweg stond. Dies wist al snel waar hij niet moest liggen. Mieren pikken geen honden op hun snelweg. Of juist wel. 
Ik moet bekennen dat deze voor ons onbegrijpelijke stroom bij mij soms agressie opriep. Ik had af en toe best met mijn voet een genocide willen veroorzaken. Op de een of andere manier roept de brutaliteit van de beestjes bij mij moordlust op. Ik heb me gelukkig kunnen bedwingen.

Gisteren woensdag 21 juli is een historische dag voor deze mierengemeenschap: ze hebben hun klus geklaard. Wat ze hebben geklaard blijft voor ons mensen een raadsel, maar ze zijn met iets klaar. Niks snelweg meer. Er is geen mier meer te zien. Ik prijs mijzelf omdat ik het ongedierte gewoon zijn gang heb laten gaan. Dankzij mijn niet-ingrijpen, zitten ze nu onder het huis of onder de bloempot met elkaar tevreden te zijn.

Oogpunt 64

Bermtoerisme

Woensdag 21 juli, Saint-Felix-de-Pallières

Ergens in de tweede helft van deze eeuw zal het woord bermtoerisme uit het woordenboek verdwijnen. Niet meer relevant, zoals het nu al niet meer relevant is. Wie jonger is dan 60 of daaromtrent weet al niet meer wat het is. Ik heb nog net de tijd meegemaakt dat een snelweg als iets bijzonders werd gezien, waarvan men zelfs de schoonheid zag. Zeker in combinatie met de auto, zo’n opkomend massavervoermiddel. Ook al zo bijzonder. Alles gaat voorbij. Dat bermtoerisme is opmerkelijk snel voorbij gegaan, had ik nooit gedacht, er waren zoveel mensen die ervan genoten.

Dat neemt niet weg dat Wyb en ik op deze avonden toch weer aan bermtoerisme. Een soort bermtoerisme. We liggen op ons terras op onze ligstoelen en kijken naar het firmament. We hebben er zelfs de verrekijker bijgehaald en verbazen ons over de enorme zee van sterren, de satellieten en vliegtuigen die overvliegen. Het zou goed zijn om de naam Melkweg te veranderen in Melksnelweg. Zo kom je best op goede invallen als je aan bermtoerisme doet.

Ik lees alles wat er in de krant staat over astronomie. Wybrich niet. Dat komt omdat ze bij het lezen daarover een soort angst voelt, wat ik goed begrijp. Wie over dat oneindige heelal leest, moet wel een existentiële eenzaamheid bekruipen en het besef dat wij in een uiterst kwetsbaar luchtbelletje leven. Als we erover praten voel ik een woede in mij opkomen over klootzakken als Donald Trump die met onverantwoordelijke onverschilligheid aan die kwetsbaarheid voorbij gaan.

De volgende dag zoek ik een gedicht op dat ik lang geleden heb geschreven naar aanleiding van ook zo’n avond dat wij bermtoerisme bedreven. Ik weet het gelukkig meteen te vinden.

 

Boem. Paukenslag.

Het vuur brandt.
Met een glas pino grigio
in de hand liggen we
te kijken naar de oneindigheid.

Blazars. Bolhopen. Supernova’s.
Witte dwergen. Protoplanetaire
nevels. Zwarte gaten. Quasars.
Aardscheerders en ander kruim.

Het blote oog is gewoon te bloot,
zeg ik. Weet je, goed beschouwd,
is het eigenlijk gewoon wachten
op de voltreffer. Boem. Paukenslag.

Alle begrippen vallen.

 

Het gedicht dat er vlak bij staat, gaat eigenlijk over het kijken dat daar tegengesteld aan is.

 

Het blote oog

En als ik in de scheerspiegel,
zeven maal zeven keer vergroot,
in mijn ogen kijk, dan zie ik
in zeeën van waterig blauw
twee zwarte gaten, onpeilbaar
diep. Niemand heeft enig idee
welke wezens daar leven,
en hoe en waarom en wanneer.

Nog nooit is het iemand gelukt
om in deze diepte af te dalen
en rond te dwalen en opnames
te maken van al wat daar
kruipt, schuift, krioelt.

Oogpunt 63

Wolkers

Dinsdag 20 juli, Saint-Felix-de-Pallières

Tweeënhalf jaar geleden kocht ik in de ramsj de biografie van Jan Wolkers, Het litteken van de dood. Ik las de eerste tweehonderd bladzijden. Het boeide mij steeds minder en legde het terzijde. Het was weer zo’n kwestie van te druk zijn, hapsnap lezen en daardoor een boek als lezer verpesten. Ik moet een boek echt in lange halen lezen, anders verliest het zijn kracht voor me.

De biografie, door Onno Blom geschreven, stond fel roze in mijn boekenkast erg aanwezig te zijn, Wolkers waardig. Een paar dagen voor de vakantie pakte ik het boek eindelijk weer eens uit de kast, las een paar bladzijden en ik wist dat ik het moest meenemen op. vakantie. Zodoende geniet ik al 810 bladzijden van Jan Wolkers -wat een mooie biografie. Ik krijg zin om Wolkers weer te lezen.

Die behoefte is in deze tijd dubieus. De laatste maanden is diverse keren met afkeer over Wolkers geschreven. Wie woke is, leest geen Wolkers, lieten een paar lieden in de krant weten. Wolkers is een vrouwonvriendelijke seksist, die verkrachtingen verheerlijkt, gezien de huidige tijd volledig incorrect is en meer van dit soort argumenten. Wolkers moest verboden worden op leeslijsten. Daarmee is hij de zoveelste kunstenaar die ten onder dreigt te gaan aan de cancelcultuur Vroeger noemden wij dat gewoon censureren. Censuur op basis van ethische en morele afwegingen.

Wolkers is een man vol driften. Dat laat hij in zijn schrijven zien, in zijn persoonlijk leven, maar ook in zijn seksuele leven. Zijn werk en persoonlijk leven zijn doordrenkt met lust en geilheid. En lust en geilheid zijn taboe in deze keurige tijd. Veel romans worden tegenwoordig geschreven door afgestudeerde neerlandici, filosofen en lieden die een schrijfcursus hebben gevolgd. Ze leven verantwoorde schrijfsels af, met zorgvuldig gecomponeerde lagen en betekenissen. Niets op aan te merken.

Sowieso moet kunst tegenwoordig verbinden, inclusief zijn, maatschappelijke doelen dienen. In de theaterwereld zijn het criteria waardoor je wel of niet subsidie krijgt. Er is geen theatermaker die niet naar de pijpen van de subsidiegever danst. Het levert politiek gewenste kunst op. Niets op aan te merken. Vaak dodelijk saai.

Ik troost me met de gedachte dat het de zoveelste modegril is. We moeten er een paar jaar doorheen en dan waait het wel weer over. Want kunst is er niet om verantwoord en nuttig te zijn. Kunst is er om alle aspecten van het leven te laten zien, gewenste en ongewenste. Inclusief dat de mens een diersoort vol driften en geile verlangens is. We praten er niet over, daar zijn we te beschaafd voor, wat niet wegneemt dat het volop aanwezig is en altijd zullen er weer kunstenaars zijn die ons dat laten zien. We kunnen nog zo woke zijn, de mens blijft een getemd wild dier. Hij of zij of hen, is onder zijn keurigheid nog vaak een klootzak vol driften, dubieuze gedachtes en daden. Wolkers schrijft erover. Gelukkig wel.

Oogpunt 62

Bergamo

Zondag 17 juli, Saint-Felix-de-Pallières

Ik ga naar Sommières om foto’s te maken. Ik ben een aanzienlijk slechtere fotograaf dan voor dat hele Covid gedoe. Oefening, oefening, dat maakt een mens goed. Ik heb gewoon te weinig gefotografeerd, ben banger om foto’s van mensen te maken. Mijn brutaliteit is verdwenen. Ik hoop dat ik hem weer vind.

Als ik op de terugweg ben, word ik gebeld. Het is Wyb. 
‘Waar ben je nu?’ vraagt ze.
‘Ik ben op de terugweg. Hoezo?’ Aan haar stem hoor ik dat ze iets wil zeggen.
‘Ik ga…’ Dan is de verbinding verbroken.
Ik bel een paar keer terug maar krijg geen verbinding. Vive la France. 
Al rijdende peins ik over haar mededeling ‘ik ga’. Geen idee waar ze heen zou kunnen gaan. Ze is op Le Rey aan het werk, moet daar zijn, anders was ze wel met me meegegaan naar Sommières. Ik ga… Stel dat ze had willen zeggen ‘Ik ga je verlaten.’ Wat er ook gebeurt, altijd heb ik van de sombere gedachtes. Zo somber dat ik zelf om moet lachen. Het blijft nog even in het ongewisse wat dat ‘ik ga’ betekent.

In Sauve staat een vrouw langs de weg te liften. Als oud lifter stop ik nog altijd voor mensen die er niet als een roofovervaller uitzien. Ze spreekt gelukkig engels. Ze moet naar een plaatsje boven Durford. Dat is fijn voor haar, want ik kon langs Durford.
Eenmaal in Durford stop ik om naar uit te laten stappen. Als ze hoort dat ik links ga en dan weer rechts besluit ze te blijven zitten. Ze noemt de naam van een gehucht waar ik nog nooit van heb gehoord. Ze klinkt tamelijk warrig. Dan ligt het weer iets boven Durford, dan ligt het toch ook weer dicht bij Monoblet. Ze besluit verder mee te rijden, maar ik woon toch wel zes kilometer boven Durford.

We rijden nog niet richting Le Rey of ik zie een Audi met grote lichten naar mij seinen. Ik de auto zie ik in een flits Wyb zitten. Naast haar een knappe jongeman, kan zo maar een Italiaanse Casanova zijn. Ik stop de bus maar Wyb rijdt hard door. Dan realiseer ik me dat ik haar met een andere man in de auto heb zien zitten, maar dat zij mij met een vreemde vrouw in de bus zag.

Eenmaal bij Le Rey besluit de vrouw bij het kruispunt naar Monoblet uit te stappen. Ze zegt dat ze het herkent en wil mij verder niet tot last zijn. Ik geloof er niets van. Ik weet zeker dat ze volstrekt niet weet waar ze is. Ik zeg dat ik haar niet alleen hier wil achterlaten omdat er vrijwel nooit een auto langskomt. Ik laat haar weten dat ik haar met alle plezier naar Monoblet wil brengen. Ze staat er op om uit te stappen. Met zwaar gemoed rij ik weg. Stel dat haar iets overkomt. In de achteruitkijkspiegel zie ik dat ze haar telefoon pakt.

Wat Wyb betreft. Eenmaal op Le Rey krijg ik te horen dat ze een gast met spoed naar Montpellier brengt. Deze ochtend kreeg hij te horen dat zijn broer zelfmoord heeft gepleegd. Als ze op tijd zijn kan hij met het vliegtuig via Parijs naar Milaan vliegen, vervolgens kan hij dan doorreizen naar Bergamo waar zijn familie woont. Bergamo, als ik sinds een jaar die naam hoor moet ik aan dood denken.

Oogpunt 61

Journal

 

Kluizenaar

Zaterdag 17 juli, Saint-Felix-de-Pallières

Vroeger, in de tijd dat ik het druk had, wilde ik graag kluizenaar worden. Ik heb het ook vaak uitgesproken in een blog. Laatst herinnerde iemand mij er nog aan: ‘Maar jij wilde toch kluizenaar worden of taxichauffeur op Ameland?’ Klopt, dat laatste was mijn liefste wens. Als kluizenaar verdien je niks, als taxichauffeur krijg je nog eens een fooitje.

Ik heb wat lopen zeuren over dat kluizenaarschap. Ik vermoed nu dat ik het altijd bij het verkeerde eind heb gehad. Ik vrees dat ik er niet echt voor gebouwd ben. Dat weet ik omdat ik sinds tweeënhalve week een echte kluizenaar ben. Ik woon hoog op een berg met uitzicht op andere bergen waar niemand woont. Het dichtstbijzijnde dorp is zes kilometer rijden. Als kluizenaar zit ik veel op een terras met uitzicht op dezelfde bomen. Nou ja, dat is het dan.

Daar komt bij dat hier nauwelijks digitale communicatie mogelijk is. Om dit blogje op Dossiermoddergat te krijgen moet ik vijftien kilometer met de auto naar Sauve en het daar op een terrasje uploaden. Zelfs met mijn telefoon kan ik nauwelijks contact met de bewoonde wereld krijgen. Meestal heb ik 3G met 1 streepje. Soms -waarom? geen idee- is het 4G met 1 streepje. Dan ben ik als een kind zo blij omdat ik dan zelfs even op Facebook kan kijken of mijn mail kan checken. Ik scheld wat af op die Fransen die volstrekt niet geïnteresseerd zijn in een gezonde digitale wereld.

Misschien kan ik wel kluizenaar zijn, maar dan wel met alle digitale mogelijkheden. Door zo’n blogje te schrijven heb ik het idee dat ik nog enigszins bij de wereld hoor. Alleen maar zitten en nadenken en af en toe iets met een pen op papier zetten, diepe bewondering voor alle kluizenaars in het verleden die dat konden. Je zult toch in een grot kluizenaar zijn geweest, zoals er zoveel waren. Wat een dom leven. Dat mag dan bijdragen aan de verdieping van je spirituele of religieuze beleving -dan maar geen verdieping.

Een ding is zeker: ik ben dan geen kluizenaar, ik ben gewoon een junk. Zonder computer met verbinding kan ik niet, wil ik niet. Ik heb nu zelfs last van afkickverschijnselen. Ondanks mijn evenwichtig gemoed ben ik hier af en toe ronduit chagrijnig. Ik weet zeker dat ik weer de opgeruimde en vrolijke man zal zijn als ik zo’n fijne internetverbinding heb. 4G, 5G, ik heb er wat voor over.

Oogpunt 60

Journal

 

Zwijnen

Vrijdag 16 juli, Saint-Felix-de-Pallière

Wij leven hier in Frankrijk in een buurt waar verspreid over een groot gebied 170 mensen wonen en 350 zwijnen. Zwijnen zijn een plaag in de Cevennen, hoor ik van iedereen. Ondanks dat ik hier veel wandel, heb ik nog nooit een zwijn gezien. Wat niet helemaal waar is. Eergisteren ging ik in Saint-Hippolyte-du-Fort brood halen. Op de weg daarnaartoe lag een jong zwijntje midden op de weg. Dood, aangereden.

Dieren en Fransen, het is geen gelukkig combinatie. Overal hangen bordjes chasse gardee, pas op hier wordt gejaagd. Er wordt wat afgeknald. Vogels vangen ze ook graag. Lijm op stokken, grote klapnetten, zonder mededogen doen ze hun werk. Frankrijk is gevaarlijk gebied voor trekvogels.

Op ons landgoed schijnt een groot mannetjes zwijn te lopen, een beer. Zoals zwijnen gewoon zijn, wroeten ze wat af in de bodem. Hier en daar zie je sporen van een culinair zwijnenfeestje. Om ze een beetje uit de tuinen van het landgoed te houden is schrikdraad gehangen. Gevolg is dat de tuinen nog steeds onaangetast zijn. Grass is here like diamonds, liet de properiétaire mij weten.

Omdat ze er niet gerust op is, de beer een voortdurende bedreiging vindt, heeft ze bij het huis van Thierry, die hier ook woont, een zwijnenval laten zetten. In de grote ijzeren kooi legt ze wat maiskolven. Wanneer de gulzige beer toehapt, valt een deur voor de kooi. Omdat ik het een ongelijke strijd vind, neem ik mij voor om ’s nachts de kooi dicht te doen zodat het zwijn er niet in kan.

Alweer zo’n goed voornemen van mij dat ik niet in een werkelijke daad omzet. Met dodelijk gevolg. De volgende dag zit het zwijn inderdaad in de val. Er wordt een jager gebeld die hem een dodelijke schot geeft en het zwijn verwerkt tot zwijnenvlees.

De ochtend waarop dit gebeurt besluit Thierry dat het wespennest dat op het zandpad naast ons huis zit, en waar eveneens niemand last van heeft, geruimd moet worden. Stel dat een van onze gasten wordt gestoken. Met zijn autootje rijdt hij op en neer over het nest dat boven de grond uit diverse gaatjes bestaat. Als hij met zijn werk klaar is, is er geen wesp meer te bekennen.

Tot mijn vreugde vliegen na een paar uur de eerste wespen weer over de grond, de eerste gaatjes zijn alweer open. Gaandeweg de dag draait de kolonie weer op volle toeren. Ik heb goede hoop dat Thierry niks in de gaten heeft. IJdele hoop. Later op de dag zie ik hem en een vriend met een spuitbus over de grond spuiten. Sindsdien geen wesp meer gezien.

Oogpunt 59

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2021