Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2016, januari

Fahrenheit 451

Zondag 31 januari, Lhee

 

Nadat ik weg was bij Het Zuidelijk Toneel hielden Matthijs en ik intensief contact. Elke week hadden we een paar keer contact met elkaar, altijd telefonisch, soms per sms. Zelfs in de tijd dat we intensief samenwerkten, samen een bedrijf leidden, communiceerden we het meest per telefoon. Het was eigenlijk standaard dat we belden tussen half negen en negen uur ’s ochtends als we naar Tilburg reden. Ook ’s avonds, meestal laat, praatten we elkaar bij over wat er die dag was gebeurd.

Een belangrijk onderwerp de laatste jaren waren boeken. Matthijs was zeer maatschappelijk geëngageerd en maakte zich, even als ik, grote zorgen over het oppervlakkiger worden van onze cultuur en het langzaam verdwijnen van het belang van het boek.
‘Wat zou je in een stad als laatste wegbezuinigen?’ was een vraag die hij velen stelde. Zijn antwoord luidde altijd: ‘De bibliotheek.’ Ik had het idee dat het boek steeds belangrijker voor hem werd. Vooral toen hij ziek werd, heeft hij enorm van boeken genoten.

‘Dan moet je beslist dat boek lezen,’ zei hij regelmatig als we over een onderwerp spraken en dan wist ik dat binnen afzienbare tijd TNT Post voor mijn deur zou staan met een boek van Bol.com. Op een gegeven moment kreeg ik zelfs gewetensbezwaar van alle boeken die hij me opstuurde. Hij gaf me er bovendien zoveel dat ik het qua lezen niet bijhield.

Afgelopen dagen heb ik dat goed gemaakt. Een van de boeken die hij me twee jaar geleden toestuurde, was Fahrenheit 451 van Ray Bradbury. In veel van onze gesprekken haalde hij het boek aan, het stond voor hem, denk ik, symbool voor het belang van het boek.

In Fahrenheit 451 beschrijft Bradbury een maatschappij waarin boeken zijn uitgebannen. Boeken zijn bij uitstek dingen die mensen ongelukkig maken, is de redenering. Ze zetten mensen aan het denken, ze zorgen ervoor dat mensen gaan piekeren, gaan twijfelen, ze maken het leven onzeker, ze maken mensen zelfs verdrietig. Daarom is er een speciale brandweer in het in leven geroepen die uitrukt als ergens boeken worden gesignaleerd. Hun taak: het onmiddellijk verbranden van boeken.

De mensen in die maatschappij mogen alleen maar gelukkig zijn en dat geluk vinden ze vooral in kamers waarin op de vier wanden grote schermen zijn geprojecteerd. Die gelukkige mensen leven in een televisiewereld, een schijnwereld. Op die televisies is alleen maar onbenullig en oppervlakkig amusement te zien. Mensen walgen van boeken.

Natuurlijk zijn er zelfs in die maatschappij altijd mensen die blijven nadenken, die verlangen naar verhalen, naar de boeken van weleer. Zelfs een van de brandweermannen, Montag, verlangt steeds meer naar boeken. Bij verbrandingen drukt hij ze stiekem achterover.

Uiteindelijk wordt ook Montag uit de samenleving verjaagd en vindt hij ver buiten de stad outlaws, boekenliefhebbers, mensen die kennis nog wel belangrijk vinden. Ze leven, verdreven, gevlucht, buiten de samenleving. In die gemeenschap zijn ook geen boeken meer, de brandweer heeft zijn werk grondig gedaan. Het mooie is dat iedereen een boek uit zijn hoofd heeft geleerd en zo kunnen ze elkaar voorlezen, de kennis delen en blijven de boeken, zij het door mondelinge overlevering, toch bestaan. Matthijs vond het een fantastische gegeven. Ik ook. Fahrenheit 451 is trouwens de temperatuur waarbij boeken gaan branden, vandaar die titel.

Een van de laatste alineas van het boek gaat zo. De maatschappij waar ze uit zijn gevlucht is dan door oorlog vernietigd. De mensen die de boeken uit hun hoofd hebben geleerd, gaan nu terug naar de stad. Bradbury schrijft dan:
‘Laten we nu stroomopwaarts gaan,’ zei Granger. ‘En ons één ding voor ogen houden: Jullie zijn niet belangrijk. Jullie betekenen niets. Eenmaal zal de dag misschien komen dat de last die wij met ons meedragen iemand zal kunnen helpen. Maar zelfs toen we boeken, lange tijd geleden, tot onze beschikking hadden, maakte we geen gebruik van hetgeen zij ons leerden. We bleven doorgaan de doden te beledigen. We bleven doorgaan in de graven te spuwen van alle arme stakkers die voor ons waren gestorven. We zullen in de loop van de komende week en van de komende maand en van het komende jaar een heleboel eenzame mensen ontmoeten. En wanneer ze ons vragen wat wij doen, kunnen jullie zeggen: Wij onthouden. Dat is het wat ons op de lange termijn de overwinning zal schenken. En op een goede dag zullen wij ons zoveel herinneren dat we de grootste excavator uit de hele geschiedenis zullen bouwen en het grootste graf zullen graven dat er ooit gegraven is en daar zullen we de oorlog in duwen en met aarde bedekken. Vooruit, we gaan eerst een spiegelfabriek bouwen en het eerste jaar louter spiegels vervaardigen en ons er heel goed in bekijken.’

Slampampergeneratie

Vrijdag 29 januari, Lhee

 

Ik heb vandaag een nieuw begrip geleerd: Cotton Wood Kids. Zo noemen de Engelsen de nieuwe generatie kinderen die door hun ouders tegen alles en nog wat wordt beschermd. Baby’s schijnen tegenwoordig met kniebeschermers over de grond te kruipen. Zoals er ook kinderen zijn die tijdens de pauze niet mogen voetballen. Stel dat er iets gebeurt. Het zijn vermoedelijk dezelfde kinderen die, als ze op schoolreisje gaan, van die bouwvakkershesjes dragen.

In de Volkskrant lees ik de volgende passage: ‘In het kinderparadijs Purmerend kan de blonde speeltuinbeheerster Nancy Sondaar meepraten over de regeltjeshorror. Ze wijst naar de overkant van de vijver. “We hadden daar jarenlang een heel leuke kabelbaan over het water, maar die hebben we moeten weghalen omdat die blijkbaar niet aan de veiligheidseisen voldeed.”
Ook het fikkie stoken -“toch de grote trekpleister hier”, aldus Sondaar- dreigde afgelopen jaar in de verdrukking te komen. Een voormalige inwoner van Purmerend klaagde dat er kankerverwekkende stoffen kunnen vrijkomen als je geïmpregneerde pallets verbrandt en dat de speeltuin dus gevaarlijk bezig was. Vervolgens kwam de ggd met het advies het vuur in de ban te doen.’

Ik moet toegeven dat ik dit alles met enig sardonisch genoegen lees: Nederland verstikt zichzelf in veiligheid. Wat zou een goede Nederlandse term voor Cotton Wood Kids zijn? Mietjeskinderen? Watjekinderen? Slampampergeneratie (of moeten we hun ouders zo noemen)?
In Den Bosch is een kindervakbeurs. Grote kopzorg daar is dat het moderne kind nooit meer buiten speelt. Ouders vinden alles gevaarlijk: achter een boom kan best een pedofiel staan. Alleen door de straat fietsen kan zomaar een schedelbasisfractuur opleveren -en stel dat kinderen verdwalen. Er schijnen ouders te zijn die hun kinderen een gps-tracker meegeven, is het kleine prinsje of prinsesje altijd te traceren.

De pedagogelogen maken zich zorgen over dat binnen zitten omdat kinderen zo niet leren omgaan met risico’s. Hoe buitengewoon nuttig was het dat ik, toen ik met mijn fiets van het brugtalud afreed, over de kop sloeg. De helling bleek te steil. Erg nuttig om te ervaren. De keer dat ik bij mijn Ome Geert in Dodewaard van het vlot afkukelde, zo het zwarte grachtwater in, had ik ook niet willen missen. ‘En de hygiëne dan?’ hoor ik de moderne ouder zeggen. Hygiëne? Dat woord bestond vroeger helemaal niet. Dat is een uitvinding van de eind 20ste eeuw.

Ik zal negen of tien zijn geweest. Eindelijk had ik mijn ouders overgehaald om een hond te nemen. Het werd helaas een dwergpoedel, maar de avonturen die je met Lassie en Rintintin meemaakte, kon je ook vast met een dwergpoedel beleven. Zo trokken mijn vriendje Gerrit Vos en ik samen met Cindy keer op keer diep de bossen in van Heumen of de Hatertse Vennen. Niets spannender dan verdwalen.

Heb jij de afgelopen tien jaar nog wel eens twee jongetjes van rond de tien jaar met een hond alleen door het bos zien lopen? Hoe zou het toch komen dat het zo verrekte beroerd gaat met het Nederlandse voetbal? De afgelopen vijftien jaar nog wel eens kinderen op straat zien voetballen? Nee, die zitten sinds vijftien jaar voornamelijk achter computers, spelen in virtuele werkelijkheden, knallen daar mensen en dieren dood.

Tenminste, als de agenda dat toelaat. Want op woensdagmiddag hebben ze eerst om 14 uur pianoles, om 15.30 uur hockey en 16.30 uur hebben ze nog een half uurtje bijles om er vooral te zorgen dat ze lekker scoren op de Cito-toets. Kinderen vliegen wat af. O, sorry, ik bedoelde dit natuurlijk figuurlijk. Vliegen is namelijk erg gevaarlijk, gelukkig zitten ze op de achterbank van hun ouders die ze van afspraak naar afspraak rijden.

Rode loper

Donderdag 28 januari, Lhee

 

Eergisteren stond Anne aan de rode loper bij Carré. Niet zo heel bijzonder, want ze staat een paar keer per maand aan rode lopers bij premières, gala’s en prijsuitreikingen en probeert dan bij BN’ers mooie quotes op te halen. De kracht van Anne is dat ze èn nieuwsgierig is èn lef heeft èn beschikt over een sympathieke brutaliteit. Op de rode loper liep die avond George Clooney, zo’n beetje de troetel acteur van heel de wereld. Niet gek, want ik heb hem nog nooit op een foute uitspraak kunnen betrappen. Good guy, good message, onweerstaanbaar voor vrouwen.

Het was geloof ik niet de bedoeling dat Anne hem kon interviewen. Voor Anne geen enkele reden om hem geen vragen te stellen. Hij blijft rustig bij haar staan en neemt, ondanks de hectiek van de rode loper, alle tijd om haar vragen te beantwoorden. De laatste vraag van Anne is of zijn vrouw in verwachting is. Een vraag waar een groot deel van de wereld graag een antwoord op wil hebben. Tot nu toe heeft niemand hem die vraag durven te stellen. Het zou kunnen dat hij door zijn impertinente vraag boos wegloopt, maar door de innemende manier waarop Anne de vraag stelt, geeft hij een snedig antwoord terug.

Het levert Anne haar finest hour tot nu toe op. Twee grote Amerikaanse sites, People en Entertainment Tonight, kopen het item en zo gaat mijn dochter vandaag in de USA miljoenen keren van coast to coast.
Stel je voor dat ik daar had gestaan. Vermoedelijk was hij meteen doorgelopen. Een onaantrekkelijke man van boven de vijftig, wat moet je daar mee. Door haar charme kan ze zo’n item draaien.

Ik merk het ook bij Wyb. Het feit dat ze een leuke, charmante vrouw is, helpt enorm om gezicht te geven aan een theater. Je ziet het ook bij schrijvers, het is natuurlijk veel leuker een thriller te lezen van een mooie, blonde dame dan van een morsige vijftiger.
Ik hoor de acteur Maarten Heijmans vandaag zeggen: ‘Och, die Academy bestaat ook wel uit heel veel blanke heteromannen van boven de vijftig.’

Zo’n vijftien jaar geleden was het een pré om een blanke heteroman van boven de vijftig te zijn. Een man met dat profiel had gezag en bekleedde naar alle waarschijnlijkheid een prima functie. Tegenwoordig ben je enigszins verdacht met zo’n profiel. Het betekent op z’n minst dat je old school bent, een ouwe lul die vernieuwing tegenhoudt. Niemand zit meer te wachten op de uitstraling van zo’n ouwe zak. Alle organisaties en bedrijven willen hip en cool zijn en blanke hetero mannen van boven de vijftig zijn dat niet, integendeel.

En zo is de man die ooit voor een groot deel het gezicht van de samenleving bepaalde in onmin geraakt. Een groot deel van de werkelozen in Nederland bestaat dan ook uit die blanke heteromannen van boven de vijftig. Ze zitten thuis, hun ervaring is blijkbaar niet relevant, hun meerwaarde nihil. Wedden dat er bij de reorganisatie van De Telegraaf een heleboel van dit soort mannen uitvliegt? Anne heeft de toekomst, en daar ben ik als blanke heteroman van boven de vijftig dan weer verrekte blij mee.

Bos

Dinsdag 26 januari, Lhee

 

Het is niet makkelijk om alleen door een bos te lopen. Ik moest daar echt aan wennen. Een van de reden is dat ik, voordat ik in Lhee woonde, nooit alleen door een bos liep. Of er was een mens bij, of een hond. Dat maakt een wereld van verschil. Een man die alleen door een bos loopt, is heel erg een man die alleen door een bos loopt.

Zo ervaar ik het zelf, maar vermoedelijk ook iemand die mij tegenkomt. Wat moet een man alleen in een bos? Waarom loopt hij daar alleen? Een bos heeft toch ook altijd iets onheilspellends. De mythe van het bos. Het bos is de enige plek waar overdag dingen kunnen gebeuren die het daglicht niet kunnen velen (velen, mooi woord). Als je een man alleen door een bos ziet lopen, ben je meteen op je hoede. Ik tenminste wel.

Ik vind het moeilijk om alleen door een bos te lopen omdat een bos zo leeg is. Er staan wel bomen, maar wat zijn bomen nou? Ik vind bomen in toenemende mate domme dingen. Ze groeien, maar waarvoor? Aan een boom worden al snel allerlei metaforen en zelfs magische krachten toegedicht. Ik zie een boom in toenemende mate als een boom. Een stuk hout wat nietszeggend in een bos staat te groeien. En daar loop ik dan tussendoor. Waarom? Omdat een bos zo rustgevend is? Ik word er vaak juist nerveus van. Nergens wordt een mens zo op zichzelf teruggeworpen als in een bos.

Ik kom op het onderwerp omdat ik de laatste twee jaar juist veel alleen door een bos loop. En ik kan zeggen dat het went. Een bos kan uiteindelijk iets vertrouwds krijgen. Een bos wordt echter pas een goede plek als je er met een ander doorheen loopt. Een gesprek voeren terwijl je door een bos wandelt, heerlijk. Als Matthijs met iemand een essentieel gesprek wilde voeren, ging hij vaak met iemand door een bos wandelen. Zelf nam ik daar nooit de tijd voor. Ik gebruik een bos niet opzettelijk als een goede gespreksplek. Omdat ik met iemand door een bos wandel, ontstaat vaak toevallig een goed gesprek.

De aankomende drie weken kan ik weer met een hond door de bossen lopen. Dat is pas echt leuk. Ik ken geen wezen dat zo geniet van een bos als een hond. En zeker Hugo. Onlangs verscheen een boek met de titel De man & het hout, waarin de liefde van de man voor hout werd verklaard. Wie zal het boek De hond & het hout gaan schrijven? Daar is ook veel over te zeggen.

Hugo vindt het fantastisch als ik met stokken gooi. Jammer genoeg zitten we met deze hobby niet op één lijn. Hugo heeft namelijk een voorkeur voor boomstammen. Hij komt met stukken hout aanlopen die ik nauwelijks kan tillen, laat staan weggooien. Soms sleept hij een boomstam honderden meters mee. Grote kans dat Hugo in een vorig leven olifant is geweest.

De tocht met Hugo voert ons vaak naar de Davidsplassen. Het grootste plezier dat je Hugo kunt geven, is halve boomstammen in het water gooien. Ik vrees dat hij hiermee net zo lang kan doorgaan tot hij, of ik, aan een hartstilstand overlijdt. Hij is meer dan een uitstekende zwemmer. Als hij kopje onder water moet om een stok te pakken, dan is dat geen probleem. En net zo als een van mijn vorige labradors denk ik dat hij stenen van de bodem kan opduiken. Een bos past me het best als ik er met een hond doorheen loop.

Heremiet

Dinsdag 26 januari, Lhee

 

Twee weken geleden bezochten Wyb en ik een prachtige meubelzaak hier in Dwingeloo. De zaak heeft een omvang die in geen verhouding staat met de grootte van het dorp. Van heinde en verre komen consumenten uit het hogere segment om hier hun meubels te kopen.
Wij hebben een nieuwe bank nodig, tenminste, dat komt eraan. De bank is het concentratiepunt van ons huis. Eigenlijk gebeurt alles op onze bank. Ja, alles. Het is dus niet zo gek dat het ding, dat we nog niet eens zo lang hebben, ernstig aan slijtage onderhevig is. Katten en honden dragen ook niet bij aan een lang leven.

Als we door de grote meubelzaak lopen, prachtig assortiment, wordt Wyb hartelijk begroet door de eigenaar. Ze kennen elkaar van zo’n netwerkclub van regionale ondernemers. Deze club heet A37 en is genoemd naar een snelweg. Wyb en de eigenaar van de meubelzaal praten over het investeringsklimaat van de regio en een aantal gemeenschappelijke bekenden wordt onder de loep genomen.

Gisteren kwam ik de eigenaar van de grote meubelzaak tegen in de plaatselijke supermarkt. Ik groette hem vriendelijk, maar het was duidelijk dat hij me niet herkende. Logisch, ik was ‘man van’ en in selectieve geheugens worden ‘vrouwen van’ en ‘mannen van’ gewist als zijnde niet echt interessant.
Zijn reactie zegt alles over mijn verblijf hier in Dwingeloo. Eindelijk ben ik wat ik al lang wilde zijn: volstrekt anoniem. Ik ken hier niemand en niemand kent mij, in plaats van iemand die acteert, initieert, ben ik iemand die observeert. Ik beschouw het als een luxe positie.

Een mens is toch voornamelijk zijn functie. Valt de functie weg en verplaats hij zich naar een andere omgeving, dan is hij niet meer wie hij was. Dan is hij pas werkelijk wie hij is. Uit observatie weet ik dat dit voor veel mensen best moeilijk is: vooral mensen die lang een functie in een gemeenschap hebben bekleed, zien geen verschil meer tussen hun functie en hun eigenlijke ik. Als, om wat voor redenen dan ook, de functie en de oude omgeving wegvallen, dan rest vaak desolaatheid.
Evenals Schopenhauer heb ik weinig vertrouwen in wat het individu werkelijk is. Als een mens op zichzelf wordt teruggeworpen, rest vaak leegte en verveling. Ook ik loop nu regelmatig langs de randen van de leegte. Verveling ken ik niet, want als enig kind heb ik geleerd mijzelf prima te vermaken. De leegte is wel een dreiging als je, zoals ik, dagen zonder verdere afspraken voor je hebt en in dit Drenthe, buiten wat aardige buren, niemand kent.

Goed beschouwd heb ik eindelijk bereikt wat ik al lang wilde: het kluizenaarschap, met af en toe wat afleiding. In vroegere tijden vulde de heremiet zijn dagen met bidden, een prima levensvervulling voor wie in god gelooft. Ik vul mijn anonieme dagen voornamelijk met gedisciplineerd werken, werk dat geen andere opdrachtgever kent dan mijzelf en waarvan de uitkomst ongewis is. Soms voel ik me een ontdekkingsreiziger door mijn eigen leven. Ik kap een pad door mijn verbeelding en hopelijk wordt die weg ooit een begaanbare weg waar ook anderen van kunnen genieten. Voorlopig loop ik alleen door de jungle. Zoals Jan Cremer al zei: het leven is een eenmansguerrilla.

Gezelligheid

Zondag 24 januari, Lhee

 

Afgelopen week zag ik vijf gebeurtenissen waardoor ik zeker weet dat Nederland knettergek is.

Meest bizarre beeld zag ik een paar dagen geleden. Er waren opstootjes in Heesch, zo’n Brabants dorpje dat er vredig uitziet als je er met de auto doorheen rijdt. In het stadhuis wordt in alle redelijkheid vergaderd over de mogelijke komst van een asielzoekcentrum.
Buiten ontploft zwaar vuurwerk en verwarren mensen een gemeentehuis met een voetbalstadion. De reporter vraagt aan een vrouw wat ze eigenlijk tegen vluchtelingen heeft. Haar antwoord: ‘Mensen hebben een heel andere achtergrond en ik denk dat die zich eigenlijk niet kunnen vinden in de Brabantse gezelligheid en de Brabantse toegankelijkheid en openheid.’ Om haar heen gooien mannen stenen en rotte eieren naar het gemeentehuis. Ze veranderen een dorpsplein in een slagveld.

Wilders is op bezoek in Spijkenisse en deelt verfbommen uit. Naar eigen zeggen opdat vrouwen zich kunnen beschermen tegen vluchtelingen, het liefst had hij peperspray uitgereikt, maar dat mag niet.
Een man met een jong kind op zijn arm, type voetbalsupporter, roept naar een tiental vrouwen die tegen Wilders protesteert dat ze een piemel willen. ‘Jullie willen een piemel, jullie willen een piemel, maar jullie kunnen geen piemel krijgen.’ Het kind op zijn arm is bang en huilt door zijn geschreeuw. De man blijft schreeuwen dat ze geen piemel kunnen krijgen.

Een paar dagen daarvoor verklaart Wilders dat alle mannelijke asielzoekers moeten worden opgesloten in kampen. Het is de eerste keer in mijn leven dat ik iemand in mijn eigen land zonder gêne hoor pleiten voor concentratiekampen. Het heeft meer dan zeventig jaar geduurd voordat iemand zoiets door zijn strot kreeg. De reacties zijn mild, we zijn inmiddels gewend aan zijn verbale geweld. Tussen verbaal geweld en daadwerkelijk geweld ligt een uiterst dunne grens, leer de geschiedenis. Het geheugen van de mens -een gebrekkig hulpmiddel.

Nog een keer Spijkenisse. Wilders loopt over de markt en houdt een pleidooi voor zijn verfspray en achteloos spreekt hij in het Journaal de woorden: ‘Het wordt tijd voor een revolutie.’ Een revolutie omdat in 2015 ongeveer 50.000 mensen asiel hebben aangevraagd. Hoe teer is de ziel van velen die in mijn land wonen. Let wel: het gaat hier om twee landen. Hun land en mijn land, die twee landen hebben niets met elkaar te maken, al leven we op hetzelfde grondgebied. In hun land wil ik niet wonen.

Het land heeft ook nog een koning. Hij ging op werkbezoek naar het asielzoekcentrum in Ter Apel. Het blijkt het enige asielzoekcentrum in Nederland te zijn zonder asielzoekers. Hij bezocht een lege slaapzaal en zag in Ter Apel geen enkele vluchteling. Een koning die niet samen met vluchtelingen in beeld wil komen, dat is hun koning, niet mijn koning. Ik wil überhaupt geen koning.

Hond

Zaterdag 23 januari, Lhee

 

De aankomende drie weken hebben we weer een hond. Hugo, de hond van Esmee en Arjen, komt bij ons logeren. Met de kinderen gaan ze naar Thailand en een hond meenemen is onmogelijk.

De lezer zal zich afvragen hoe dat kan, Malu is toch leerplichtig en het is geen vakantie. Op Ameland zijn er voor ondernemers speciale regelingen. Op de een of andere manier is het zo geregeld dat kinderen ook buiten de gebruikelijke vakanties van school vrij kunnen nemen. Daardoor hebben ze natuurlijk wel minder gewone vakantie. De regelingen zijn er omdat ondernemers op Ameland tijdens normale vakanties hard moeten werken en niet met hun gezin op vakantie kunnen.
Grappig is wel dat heel Ameland in januari, de slapste maand op Ameland, verhuist naar Thailand. In de winter wordt een deel van Thailand een soort kolonie van Ameland, schijnt.

Ik ben benieuwd hoe dat bevalt, weer een hond hebben. Een groot deel van mijn leven heb ik honden gehad. Ik heb het altijd een rijk bezit gevonden. Na de dood van Dickens, onze laatste hond, hebben we geen hond meer genomen. Al tijdens het leven van Dickens was duidelijk dat een hond niet bij onze levenswijze past.
In de zes jaar die Dickens bij ons is geweest, kreeg hij een ontzettende hekel aan reizen. Met zichtbare tegenzin beklom hij de trappen van een station of sprong hij in de achterbak van de auto. Net als de meeste mensen hecht een hond aan regelmaat. En dat laatste kunnen Wyb en ik een hond niet bieden, wij zijn namelijk gek op onregelmatigheid.

Een hond is niet zomaar een dier. Een hond is een mens vermomd als dier. Hij heeft een eigen persoonlijkheid, eist vrijwel evenveel aandacht als een kind, is in alle opzichten volop aanwezig. Nadat ik met vijf honden heb samengeleefd, vind ik het ook heerlijk rustig om in een huis te wonen zonder hond.

‘Waarom nemen jullie geen nieuwe hond,’ vragen de kinderen regelmatig. Als één ding in onze opvoeding goed is gelukt, dan is het wel het bijbrengen van liefde voor honden. Zowel Anne als Esmee kan geen hond passeren zonder even contact te maken. Vorige jaar liepen we nog door Turkije en achter ons liep voortdurend een roedel honden. Esmee heeft nu dus haar eigen labrador en Anne is vrijwilliger bij een dierenasiel in Amsterdam. Wekelijks laat ze een aantal honden uit.

Het logeren van Hugo zie ik niet als een proefperiode om te kijken of we nou wel of niet een hond gaan nemen. Na Doortje, Dobber en Dickens vind ik het wel welletjes. We kunnen nu weg wanneer we willen, al vormt zelfs Gijs, die als kat natuurlijk prima zonder ons kan, een kleine drempel om weg te gaan. Als we reisplannen hebben, bedenken we elke keer weer hoe heerlijk Gijs het vindt om ’s avonds bij ons op de bank te liggen.

Daar komt bij dat Gijs niet bepaald een liefhebber van honden is. Een hond was zelfs de reden om zijn vorige baas te verlaten en bij ons asiel aan te vragen. Maar laat ik Gijs niet de schuld geven van ons hondenloos bestaan. Het is nu kwart voor twaalf en dadelijk zal ik mijn laarzen en trui weer aan moeten trekken voor de laatste uitlaatronde van Hugo. Vanavond besef ik weer ten volle hoe heerlijk het is om geen hond te hebben. Wat zou ik nou graag in een stoel met een glas wijn in de hand zitten te doezelen. Gaat niet gebeuren. Ja, Hugo, ik kom eraan, even geduld, even de laatste woorden van mijn blog opschrijven, dan ben jij aan de beurt.

Nieuw atheïsme

Donderdag 21 januari, Lhee

 

Op Facebook kwam ik onderstaande… ja, wat onderstaande? Regelmatig zie je van dit soort, semi-advertenties langskomen, waarin mensen uiting geven aan hun levensovertuiging. Deze trof me omdat je niet vaak ziet dat mensen zich voor het atheïsme uitspreken.
Dat is niet zo gek want slechts een zeer kleine minderheid van de wereldbevolking noemt zich atheïst. Of durft zich atheïst te noemen. Hun aantal wordt geschat, zo kwam ik op internet tegen, op 240 miljoen mensen, dat is 4% van de totale wereldbevolking.
Vermoedelijk zijn er meer mensen die niet in een god geloven, maar in veel landen is het buitengewoon gevaarlijk om je atheïst te noemen. Of je krijgt de doodstraf of je belandt in een gekkenhuis. De gelovige medemens, die zich vaak beroept op de goedheid en de rechtvaardigheid van zijn god, blinkt niet bepaald uit in tolerantie.

Al googelend kwam ik het onderscheid tegen tussen atheïsme en nieuw atheïsme. Wikipedia schrijft hierover: ‘Volgens Victor J. Stenger verschilt traditioneel atheïsme van het nieuwe atheïsme doordat het traditionele atheïsme verzoenend staat tegenover theïsme, terwijl het nieuwe atheïsme een vijandige houding daartegenover aanneemt. Nieuwe atheïsten vinden dat religie niet alleen onwaar is, maar ook slecht, en niet zomaar getolereerd mag worden, maar ook zo veel mogelijk moet worden tegengewerkt en bekritiseerd. En waar religieuze invloed kenbaar wordt, moet de ongeldigheid daarvan met rationele argumenten blootgelegd worden. Deze nieuwe atheïsten worden soms ook aangeduid als “militante atheïsten”.
Ik wist niet dat de term bestond, maar ik denk wel dat ik mijzelf tot de nieuwe atheïsten mag rekenen. Ik ben van mening dat godsdienst zoveel mogelijk moet worden bestreden, vooral omdat het zoveel kwaad en ellende aanricht. Kijk naar de conflicthaarden van deze wereld, te vaak was en is de ellende ingegeven door religieuze motieven.

Wie mijn blog leest, weet ik dat ik zeer ruimhartig sta tegenover vluchtelingen. Dat wil niet zeggen dat er bij mij wat schrijnt ten aanzien van de huidige stroom vluchtelingen. Niet dat ik de onzin van Wilders geloof dat we testosteronbommen en terroristen binnenhalen, juist opmerkelijk veel criminelen zitten bij de PVV, kijk naar alle veroordelingen van leden van die partij -wat dat betreft zijn het nep nette mensen. Wat mij het meest schrijnt, is dat er bij die vluchtelingenstroom zoveel gelovigen zitten.

In de jaren tachtig, negentig zag ik met grote vreugde dat Nederland meer en meer seculariseerde. Het aantal gelovigen nam drastisch af en ik had goede hoop dat er een tijd kwam dat we af waren van al die religieuze onzin. Met lede ogen zie ik nu aan dat er een nieuwe lichting gelovigen aankomt, duurt het weer langer voordat we van die goden zijn verlost.

Hoe kunnen we mensen, die vast geloven dat er een man was die broden en wijn kon vermenigvuldigen, en na drie dagen na zijn overlijden uit de dood herrees, serieus nemen? Of mensen die geloven dat je, als je anders- of niet-gelovigen doodt, als martelaar in de hemel door tientallen maagden wordt opgewacht en beloond?
Die 4% atheïsten wil dus zeggen dat 96% van de mensen gelooft in stompzinnige en vaak oeroude uit een tribale cultuur overgeleverde verhalen. Dat gegeven, dat mensen anno 2016 al die verzinsels te vuur en te zwaard verspreiden, kan me ontzettend pessimistisch maken over de toekomst van de mens. Willens en wetens bedondert men zichzelf.
De door de overheid verspreide spreuk dat je matig moet zijn met alcohol omdat het meer kapot maakt dan je lief is, zou met een kleine variatie eigenlijk ook op elk religieus gebouw moeten staan.

Sloot

Woensdag 20 januari, Lhee

 

Ik ben geboren met een overdosis aan bezorgdheid. Als mijn vader en moeder wat later thuiskwamen dan verwacht, was ik er van overtuigd dat hen iets ergs was overkomen. Als ik een ziekenauto hoorde, reed ik op mijn fietsje richting ziekenauto, er van overtuigd dat ze een ernstig ongeluk hadden gekregen.

Met de kinderen was het niet anders. Bij elke nieuwe stap in hun leven had ik mijn bezorgdheid. Al bij hun eerste stappen liep ik er beschermend om heen, bang dat ze met hun hoofdjes op de tafelrand vielen. Zelfs nu nog word ik geteisterd door bezorgdheid. Volgende week gaat Esmee naar Thailand en ik bedenk nu al wat er allemaal voor een vreselijks kan gebeuren. Bij De Telegraaf wordt gereorganiseerd en ik maak me zorgen over de toekomst van Anne.

Een van de nadelen van Lhee is dat er zoveel bomen staan. De weggetjes zijn smal en er rijden nauwelijks auto’s overheen. Dat alles kan erg lastig zijn in de winter. Bij sneeuw en ijzel zijn de wegen spekglad. Daar komt bij dat het hier al een paar weken opmerkelijk veel op Siberië lijkt. In een klein gebied in Drenthe, uitgerekend waar wij wonen, ligt een pak sneeuw die in de rest van Nederland ontbreekt.
In die weken zeg ik elke keer als Wyb naar Meppel rijdt dat ze vooral voorzichtig moet zijn. Ik weet hoe verraderlijk gladde wegen zijn. Ooit belandde ik zelf in een slip en dan voel je onmachtig het noodlot op je af glijden. Maar ja, om nou elke dag te zeggen dat Wyb voorzichtig moet zijn, daarom liet ik het vandaag achterwege.

Wyb ging tegen half tien richting Meppel. Het leek erop dat Siberië werd afgebouwd want het was 1 graad boven nul. Niets meer aan de hand, dacht Wyb, en ze nam voor het eerst het weggetje waarvan we hadden gezegd dat we dat ’s nachts en bij gladheid nooit moeten nemen. Het is een prachtige weg, het kronkelt door Het Land van Ooit en er naast staan pittoreske dikke bomen.

Het is een beetje naïef te denken dat bij 1 graad boven nul Siberië definitief ten einde is. De grond blijft namelijk langer koud dan de lucht daarboven. Aan het begin van het weggetje ging het dan ook fout. Wyb reed er met een stevige snelheid van 60 kilometer per uur overheen en het bleek spekglad te zijn. De gladheid ging er dan ook met de auto vandoor. Wyb had niets meer te zeggen over het voertuig. Angstwekkend, omdat ook op die plek pittoreske dikke bomen staan. Wyb ziet een stevige boom op haar afkomen.

Iets voor de boom krijgt ze nog even grip op de auto. Vermoedelijk omdat de auto de berm heeft bereikt. Met een ruk kan ze een frontale botsing met de boom voorkomen. Dat neemt niet weg dat het achterste gedeelte van de auto tegen de boom klapt, waardoor de auto om zijn as draait. Met de neus naar de weg gekeerd belandt onze C3 in de sloot.

Wyb heeft een stevige klap gehad. Ondanks dat haar deur niet meer opengaat, weet ze uit de auto te klimmen. Ze wordt meteen opgevangen door mensen die er met hun hond aan het wandelen waren en tegenover de plek van het ongeluk wonen. Het zijn ook hun paarden die verschrikt voor de tollende auto wegrenden. De auto schoot half onder de afrastering door.

Wyb zet met dit ongeluk een rijke familietraditie voort. Tsjerk is liefst drie keer met zijn auto in een sloot beland, waaronder de sloot die van Anjum naar Moddergat loopt. Wij komen regelmatig langs de plek waar hij in het water belandde omdat hij iets uit zijn tas op de achterbank wilde pakken. Elke keer gedenken wij hem dan even.

In de loop van de dag kreeg Wyb steeds meer last van haar rug, nek en hoofd. ’s Middags is ze voor de zekerheid even naar de huisarts gegaan die haar meteen doorstuurde naar het ziekenhuis om foto’s te maken. Als je met een vaartje van 60 kilometer ergens tegenaan botst, blijkt dat een kritische grens te zijn. Onder de 60 kilometer vangt je lichaam de klap nog wel op.
Het blog kan eindigen met goed nieuws: de foto’s lieten niets verontrustends zien. Twee wervels zijn door de klap gekneusd, grote kans dat Wyb morgen helemaal verrekt van de pijn. De dagen daarna zal de pijn afnemen.

‘Wyb, doe nou alsjeblieft voorzichtig. Het kan hartstikke glad zijn.’
‘Ja natuurlijk, je weet toch dat ik altijd heel voorzichtig ben.’

Verovering

Dinsdag 19 januari, Lhee

 

Al een aantal maanden schrijf ik elke dag een paar uur aan een roman. Op het einde van de dag heb ik dan tussen de duizend en vijftienhonderd woorden geschreven. Het boek, dat ik al jaren in mijn hoofd heb, schrijft heerlijk weg. Daarmee wil niet zeggen dat het ook goed wordt. Dat zal de aankomende jaren blijken.
Ik schrijf nu een eerste versie. In mijn geval wil dat zeggen dat ik niet al ga corrigeren. Ik wil eerst het verhaal helemaal geschreven hebben, daarna ga ik ermee prutsen en het strak maken. Of dat de goede manier is, weet ik niet. In een boek van Jan Brokken over het schrijven van romans, verhalen en non-fictie, Het hoe, pleit hij er juist voor om een pagina te schrijven en die pagina te perfectioneren alvorens door te gaan met schrijven. Het is niet mijn manier van schrijven en ik weet dat een groot aantal schrijvers het op dezelfde manier aanpakt als ik. Eerst wil ik het verhaal veilig stellen, daarna ga ik het verhaal perfectioneren.

Ik hoorde onlangs een interview met Connie Palmen op de radio. Daarin vertelde ze dat ze zo’n halve pagina per dag schrijft, dat zal zo’n 250 tot 500 woorden per dag zijn. Waar ben je dan mee bezig, dacht ik in eerste instantie. Later bedacht ik me dat het bij mij niet veel sneller gaat. Ik schrijf die eerste versie snel, maar daarna ga ik het helemaal herschrijven, waardoor ik een geheel nieuwe, tweede versie heb. Daarna volgt er zeker nog een derde en vierde, al zal ik voor die versies niet meer het hele boek hoeven herschrijven. Bepaalde passages gaan dan nog wel volledig in de revisie, het grootste deel is dan al oké, hoop ik. Ogenschijnlijk werk ik sneller dan Connie Palmen, in laatste instantie zal ik op eenzelfde soort output uitkomen.

Het nadeel van aan een roman schrijven, is dat ik de poëzie verjaag. Of ik schrijf gedichten, of ik schrijf fictie. Beide vergen een totaal andere concentratie, combineren lukt me niet. Door het schrijven van een verhaal ban ik de instelling die nodig is om gedichten te schrijven en andersom.
Ik heb geen idee hoe dat komt. De enige manier waarop ik het kan verklaren, is dat het maken van poëzie een naar binnen gerichte, geconcentreerde manier van werken is. Bij het schrijven van fictie stel ik me juist open, laat ik de woorden zoveel mogelijk stromen. Dichten is verkleinen, verhalen schrijven is vergroten. Het zijn twee verschillende manieren om je hersens te richten, in mijn geval verdragen die manieren zich niet.

Ik denk dat ik met deze roman lang bezig ben, ik gun mij voor het boek alle tijd. Dat betekent dat ik weer een lange periode geen gedicht zal schrijven. Ik vreesde eveneens voor dit blog, gelukkig blijkt het werken aan die roman en het schrijven van dit dagelijkse blog wel te combineren. Ik kan de lezer dus op de hoogte blijven houden van mijn gestage verovering van een verhaal. Wordt vervolgd.

Data

Maandag 18 januari, Lhee

 

Anderhalf jaar geleden kocht ik een nieuwe laptop. Voor mij een bijzondere gebeurtenis, ik weet dat ik met zo’n ding een paar jaar intensief optrek. Ik weet inmiddels dat ik dan niet te zeikerig moet zijn. Goedkoop is in deze vaak duurkoop, snelheid, opslagruimte, allemaal belangrijke elementen. Voordat je het weet is een apparaat verouderd, kun je er niks meer mee. Met een beetje meer geld uitgeven, kun je er veel langer meedoen. Ik ben daarom niet zuinig geweest. Ik heb de Rolls Royce onder de laptops gekocht, de Macbook Pro met uitstekend geheugen en anderszins.

‘Hoeveel uur zit je per dag wel niet achter de computer?’ vroeg Wyb vorige week. Goede vraag. Een precies antwoord kan ik niet geven. Alles wat ik leuk vind, speelt zich af op een computer. Zonder een computer had ik een saai leven. Fotografie, schrijven, spelletjes, bij alles gebruik ik de computer.
Wyb heeft altijd een sterke neiging om naar buiten te gaan, te wandelen, in de tuin te werken. Bij dat wandelen wil ik nog wel meedoen, werken in de tuin weiger ik pertinent, niets erger dan in een tuin werken, daar kan ik zo ongelukkig van worden. Ik ben eigenlijk het gelukkigst als ik achter mijn laptop zit.

Mijn werk bij Bureau Lommerde & Tonen was eigenlijk ook totaal computer gestuurd. Wij hadden een virtueel bureau. Wij hadden geen vaste kantoorruimte, geen archiefkasten, niet eens een vaste werkplek. Ons kantoor bevond zich in de cloud en Dropbox managede dat voor ons. Samen werkten wij in virtuele mappen, in virtuele documenten. Werkte prima. Als de computer om wat voor reden eens uitviel, stopten onze werkzaamheden. Dan waren we totaal onthand.

Al mijn hele leven ben ik gek op typemachines, wordprocessors en computers. Overal waar je letters mee kunt produceren heeft mijn speciale belangstelling, daar bouw ik zelfs een emotionele band mee op. Mijn laptop beschouw ik als een vriend, voor een belangrijk deel vormt het ding het kader waarbinnen ik leef. Sterker: gelukkig ben. Geliefde uitspraak van mensen is dat ze meer van dieren houden dan van mensen, ik hou vaak meer van mijn laptop dan van menig mens.

Je zou mij ook een collectioneur van data kunnen noemen. Met al die fotografie en letters leg ik een poel van data aan. Het moeten enorm veel data zijn want die kekke laptop van me gaf afgelopen weekend aan dat de opstartschijf vol zat, dat ik ruimte vrij moest maken. Zo weigerde mijn laptop nog foto’s te ontvangen. Een ramp voor mij en Dossiermoddergat. Alweer: onthand.

Je moet niet te lang om dit soort ellende heen draaien, is mijn ervaring. Oplossen, is mijn devies. Vandaar dat ik vandaag naar Zwolle reed, naar de Mediamarkt, om een harddisk te kopen zodat ik een deel van mijn data naar die disk kon schrijven. Mooi ding gekocht, 3 terabyte, daar kun je oud mee worden.
Ik weet dat dit soort aankopen bij mij meestal fout gaan. Vandaar dat ik nadrukkelijk vroeg: ‘U weet toch zeker dat, als ik dit apparaat op mijn Mac aansluit, hij het meteen doet?’ ‘Hij is volledig compatibel,’ was het resolute antwoord. ‘Dat weet ik omdat ik er al heel veel heb verkocht.’
Ik heb deze week tamelijk pech met mijn leveranciers. Ikea liet me donderdag zitten, Mediamarkt doet dat vandaag. Gretig stopte ik mijn dure harddisk in mijn Mac, alle problemen zouden zijn opgelost, het is gewoon een kwestie van data verdelen.
Helaas. Mijn harddisk gedraagt zich als een autistisch kind dat contact met de buitenwereld schuwt. Van een Mac wil de disk al helemaal niets weten. Morgen maar weer naar Zwolle, naar de Mediamarkt. Ik kan me nog zo goed de tijd herinneren dat ik een secretaresse had -wat een genot was dat.

Brandi

Zondag 17 januari, Lhee

 

Wyb en ik hebben, als het gaat om smaak en schoonheid, een beetje dezelfde sensoren. Best vreemd als je ziet welke tegenstellingen erbij ons spelen. Wyb is opgegroeid in het noorden, ik in het zuiden, Wyb gereformeerd, ik katholiek (nou, tot mijn achtste), Wyb jong, ik oud (nou ja, ouder).
De eerste keer dat we daarachter kwamen, was toen we onze liefde nog illegaal moesten beleven. We liepen door Arnhem, door een achterafwinkelstraat. Zo kwamen we langs de achterkant van een galerie. In de etalage van die galerie, stond een klein schilderijtje, een abstractie van een winterlandschap. Bijna tegelijkertijd zeiden we tegen elkaar: ‘Kijk daar, wat mooi.’ We waren er beiden zo enthousiast over dat we het, ondanks onze illegale staat, toch kochten. Het schilderijtje hangt nog steeds in onze woonkamer, het is het eerste ding dat we samen kochten.

Een paar jaar geleden gebeurde iets vergelijkbaar in Portugal, om precies te zijn in de stad Coimbra -mooie stad. Er zijn een aantal winkels waar wij nooit zomaar langs kunnen lopen. Zo lukt het ons niet om een boekhandel te passeren zonder naar binnen te gaan. Ook al beheers ik het Portugees volstrekt niet, toch wil ik even naar binnen. Hetzelfde geldt voor platenzaken of cd-zaken. Ik kan het niet laten om even binnen te neuzen.

Wie dit leest, begrijpt meteen dat ik steeds minder vaak een winkel binnenloop. Platenzaken of cd-zaken zijn nagenoeg uitgestorven. In Den Bosch zit nog een hele goede, in Groningen weet ik er nog twee. Vroeger waren dit soort winkels volop aanwezig. Voor boekhandels geldt eigenlijk hetzelfde. Het aantal boekwinkels in Nederland is in zeven jaar tijd met 20 procent gedaald, aldus cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek. In 2007 waren er nog bijna 1000 boekwinkels in Nederland, in 2014 waren het er nog maar bijna 800. Rond 1990 waren er nog 3000 boekhandels, meen ik ergens gelezen te hebben. Het gaat hard.

In Coimbra zagen we tot onze grote vreugde een uitstekende platen- en cd-winkel. De eigenaar verzekerde ons dat hij nog de enige platenzaak in Portugal was. Ik kon het niet geloven, maar hij keek er heel overtuigend bij toen hij het zei.
Wyb en ik liepen de bakken na opzoek naar interessante cd’s, de platenspeler hadden we al afgeschaft voordat we elkaar leerden kennen. Terwijl we daar zo liepen, werden we ons opeens de muziek in de winkel bewust. We keken elkaar aan en zeiden: ‘Wow, wat goed.’
Bij navraag bleek het de elpee The Story van Brandi Carlile te zijn. Sinds ons bezoekje aan de platenzaak in Coimbra volgen we Brandi Carlile. Zij is ook de enige muzikant die ik op Facebook en Twitter volg, elk nieuw album van haar schaffen we onmiddellijk aan. Wikipedia typeert haar als: ‘An American alternative country and folk rock singer-songwriter.’ Het zal zo wezen, wij zijn fan. In al die jaren heb ik in Nederland nog nooit iemand haar naam horen noemen of zien schrijven. Geen idee of er mensen zijn die haar in Nederland kennen. Niet dat ik een fanclub op wil richten, ik moet er niet aan denken. Maar als je haar niet kent, mis je iets.

Service

Vrijdag 15 januari, Lhee

 

Aan goede voornemens doe ik nagenoeg niet. Waarom zou ik. Al mijn hele leven rook ik niet. Sterker: ik heb zelfs nooit een trekje van een sigaret genomen. Dat komt door mijn opvoeding. Mijn vader en moeder rookten zoveel dat ik eigenlijk voor mijn hele leven heb meegerookt. Ik vond het ook zo stupide, altijd weer dat zuigen aan zo’n papiertje met tabak erin. Prima opvoeding dus. Zelf heb ik een slechte opvoeding gegeven. Zowel Lies als ik waren fervente anti-rokers en wat denk je? Onze kinderen kunnen niet afblijven van de sigaretten. Zo is er altijd wat met het doorgeven van waarden en normen der generaties.

Let wel op het woordje nagenoeg. Sinds tien jaar heb ik slechts één voornemen: ik neem mij elk jaar weer voor niet naar Ikea te gaan. Zoals de een besluit eindelijk eens af te slanken, de ander definitief te stoppen met roken, zo neem ik ferm voor geen stap meer bij Ikea te zetten.
Ik ben er vast van overtuigd dat dit mijn geluk zeer ten goede zal komen. Geen geworstel meer met tekeningen die niemand snapt. Nooit meer opnieuw de boel hoeven in te pakken omdat de essentiële schroeven ontbreken. Geen echtelijke ruzies meer omdat Wyb, tegen beter weten in, die kast toch in elkaar wil zetten.

Helaas. Op 9 januari liep ik alweer door de Ikea van Groningen. In Moddergat hebben we een nieuw bed nodig en Wyb had een slim bed gezien bij Ikea. Onder ons bed was tot nu toe een open ruimte, een soort stofverzamelgebied. Bij Ikea hebben ze een bed dat van onder dicht is, nee, nog slimmer, onder het bed zitten lades, ideaal voor een tiny house. We krijgen er zomaar 180 x 200 centimeter opbergruimte bij.

Daar ga ik weer met mijn goede voornemen. Gelukkig heeft Wyb steeds meer begrip voor mijn afkeer van Ikea. We besloten daarom dat we het bed zouden laten bezorgen en door Ikea zelf in elkaar te laten zetten. Nooit meer gedonder. Fantastische service van Ikea. Voor een paar tientjes komen ze hun eigen ellende in elkaar schroeven.
We maakten de afspraak dat op vrijdag 15 januari het bed zou worden bezorgd en meteen in elkaar gezet. We konden op 14 januari op hun site zien hoe laat het transport ongeveer zou arriveren. Op de dag zelf zou de tijd er nog preciezer opstaan. Prima service, want we moeten er toch speciaal voor naar Moddergat rijden.

Op 14 januari zie ik dat het transport tussen 15.30 uur en 19.30 uur arriveert. Mooi, dan hoef ik niet vroeg op. Ik arriveer om 14 uur in Moddergat omdat ik het oude bed nog moet verwijderen. Met een bijl en zaag lukt het me het bed een kopje kleiner te maken. Ik word steeds handiger.
Als ik naar de auto loop om mijn camera te halen, kijk ik even in de brievenbus. Naast een bericht van de plaatselijke kerk ligt er een briefje in van thuistransport.nl met de mededeling dat ze om 11.18 uur hebben geprobeerd ‘uw bestelling van Ikea Groningen af te leveren, maar troffen helaas niemand thuis.’ Ik loop naar binnen om nog eens naar de site van Ikea te kijken. Daar staat, heel precies, in minuten: ‘uw zending wordt geleverd op 15-01-2016 tussen 17.01 en 20.01.’
Ik bel Ikea die me laat weten dat er inderdaad iets jammerlijk fout is gegaan. Of ik een nieuwe afspraak wil maken. Wyb zegt dat ik me in dit soort situaties meer moet inhouden, dus ik doe mijn uiterste best. Of je het nou zelf in elkaar gaat zetten of door Ikea laat doen: er gaat bij dat bedrijf altijd iets mis. 160 kilometer voor niks gereden. Dit keer geen voornemen maar een definitief besluit: in 2017, en alle jaren daarna, zet deze jongen geen stap meer in een Ikea.

Bierdouche

Donderdag 14 januari, Lhee

 

Bierdouche, het woord staat niet in Dikke van Dale. Toch is het een woord dat deze dagen regelmatig in de media opduikt. Vermoedelijk is het een te plaatselijk verschijnsel om de Dikke van Dale te halen.
Voor wie het niet weet, in januari vindt in Groningen altijd een groot muziekfestival plaats, Noorderslag, een naam die ik ooit nog eens mocht bedenken. Op Noorderslag wordt de Popprijs uitgereikt, bedoeld voor de persoon of artiest die in het afgelopen jaar de belangrijkste bijdrage heeft geleverd aan de Nederlandse popmuziek. Aan de uitreiking is sinds de jaren ’90 een bijzondere traditie verbonden. De winnaar wordt namelijk getrakteerd op een zogenaamde bierdouche, vanuit de zaal krijgt hij een tzunami van bier over zich heen.

Ik vond het altijd een mooie traditie. Het leven is saai en dit soort gebruiken geeft een beetje kleur aan het leven. De traditie begon ooit in de jaren ’90 omdat het publiek het niet eens was met de winnaar van de Popprijs. In de loop van de jaren werd het juist een eerbetoon en zoals je het te water laten van een schip viert met het kapot gooien van een fles champagne tegen de boeg, zo viert het publiek de uitreiking van de Popprijs met bier.

Vorig jaar kregen de The Common Linnets de prijs. Alhoewel Ilse de Lange haar bierdouche gul in ontvangst nam, begon ze er na afloop toch over te klagen. Presentator Giel Beelen, toch al niet mijn grote vriend, probeerde het publiek tijdens de douche er ietwat hysterisch van te overtuigen dat het respectloos was ten opzichten van The Common Linnets. Gelukkig tevergeefs, het publiek gooide gewoon door.

Dit jaar wordt de prijs uitgereikt op 16 januari. De organisatie heeft besloten dat er dit jaar geen bierdouche mag zijn. Bier is dit jaar verboden in de zaal. De festivalorganisatie geeft voor de beslissing twee redenen. Eerste reden is dat sommige artiesten er problemen mee hadden. Mijn tegenvoorstel is dat dit soort artiesten gewoon niet meer in aanmerking komt voor de Popprijs. Dat soort tutten moeten gewoon wachten tot ze een Edison krijgen, keurig uitgereikt door een of andere mutserige Willem Duys-achtige figuur. Rock ’n roll is rock ’n roll en dan moet je tegen bier kunnen, geen gelul. Overigens zijn bij de uitreiking van een prijs altijd twee partijen betrokken: de artiest en het publiek. Volgens mij is het publiek niets gevraagd.

De tweede reden om de bierdouche af te schaffen -ja, daar hebben we het weer-, heeft met veiligheid te maken. Al dat bier bij die geluidsinstallaties, erg gevaarlijk. Jezus, wat heb ik een hekel aan veiligheid. Onder het mom van veiligheid wordt alles wat karakteristiek is, kleur aan het leven geeft, kapot gemaakt. Het wordt hoog tijd dat we de veiligheid eens gaan afschaffen. Nou is er al die jaren nooit een fuck gebeurt, beginnen ze toch te emmeren over veiligheid, zoals ze altijd emmeren over veiligheid.

Ik hoorde Albert Verlinde vanavond verheugd zeggen dat hij het een prima besluit vindt om die bierdouche af te schaffen. Hij vindt het getuigen van respect voor de artiest. Het afschaffen van deze douche speelt precies dit soort burgerlijke truttigheid in de kaart. We lakken alles weg onder de vernis van de RTL cultuur, alles keurig, beheerst en ingetogen. Ik hoop zo dat morgen een bierwagen de deuren van de zaal kapot ramt en met een dikke slang bier het podium op spuit.

Schat

Woensdag 13 januari, Lhee

 

In juli vorig jaar reden we in Californië van Yosemite Park naar Death Valley. Omdat we in Yosemite Park hadden gekampeerd en daar tamelijk veel hadden rondgereden, was de benzine van onze Dodge bijna op. Daar kwam bij dat we niet hadden ontbeten, dus een tussenstop was zeer gewenst. Gelukkig lag voor ons het ietwat grotere plaatsje Bishop waar vast een benzinepomp en een Starbucks zou zijn.

Nadat we hadden getankt -wat een opluchting!-, de benzinemeter stond al een tijdje op rood, reden we door het stadje opzoek naar de onvermijdelijke Starbucks. Op een gegeven moment zagen we rechts van ons een grote drukte. Veel auto’s, mensen liepen in en uit. Een uithangbord vertelde ons dat het hier om Erick Schat’s Bakkerij ging, home of het original Sheepherder Bread. Prima gelegenheid om wat brood in te slaan. Op een terras zaten mensen te ontbijten, dus we zouden eindelijk wat in onze maag krijgen.

Door het uithangbord, dat Sheepherder Bread, dacht ik dat het om een Duitse bakker ging. Het uiterlijk van de winkel was namelijk zeer on-Amerikaans. Bij binnenkomst zagen we echter een foto van onze koninklijke familie hangen en zagen we dat Erick Schat stroopwafels verkocht en zelfs Fries suikerbrood. Het bleek dat het hier om een originele Nederlandse bakker ging.

Wyb en ik liepen er verwonderd rond. In de winkel lag een enorm assortiment van het meest lekkere ambachtelijke brood en blijkbaar sloeg dit on-Amerikaanse bedrijf zeer aan bij de Amerikanen want voor de kassa’s stonden lange rijen. Schat verkocht niet alleen brood, maar ook allerlei heerlijke gebakjes. De koffie bleek ook al prima te zijn.
Het was duidelijk dat Erick trots op zijn zaak was want overal hingen foto’s van vroeger en foto’s van hem met bekende mensen. Door die foto’s herkende ik Erick toen we weg wilden rijden. Hij stond in een achteringang wat zakken uit te laden.

Omdat ik bewondering voor de zaak had, stopte ik de auto, draaide het raampje open en complimenteerde hem in het Nederlands met de winkel en zei hem dat we verrast waren door de kwaliteit.
‘Dank voor het compliment,’ zei hij in een Nederlands met een zwaar Amerikaans accent. ‘Zal ik jullie een rondleiding door de zaak geven?’
We parkeerden de auto voor de tweede keer en zo liepen we door het fabriekje dat achter de winkelruimte zat en zagen we dat hij alles zelf bakte. Hij vertelde dat hij regelmatig nog naar Nederland kwam voor recepten en om machines te kopen. Hij liet zien dat hij zelfs oliebollen verkocht, of we er een met of zonder krenten wilden. Zo belandde bovenop ons ontbijt nog een oliebol. Waarna we hartelijk afscheid namen.

Peter Schat is een van onze bekendste en meest spraakmakende moderne componisten. Lang geleden was ik in Groningen betrokken bij een festival rond zijn werk, waar overigens maar 80 mensen op af kwamen. Onlangs verscheen zijn biografie. In een recensie over de biografie lees ik dat de biograaf een indrukwekkende hoeveelheid gesprekken heeft gevoerd, onder met Peter Schats jongere broer Erick, eigenaar van een florerende bakkerij in Californië.

Florerende bakkerij in Californië. Eerlijk gezegd was ik vergeten hoe de bakkerij heette die Wyb en ik afgelopen jaar bezochten. Ik kan me wel herinneren dat de eigenaar uit Utrecht kwam, en Peter Schat was daar, volgens het artikel, geboren. Gelukkig had ik een foto van het uithangbord gemaakt en bewaar ik al mijn foto’s op chronologische volgorde.
Zo werd mij dit weekend pas duidelijk dat we niet alleen met de beste bakker van Californië hadden gesproken maar ook met de jongste broer van de componist Peter Schat. Geen moment zou ik deze twee personen met elkaar verbonden hebben. Les extreme se touchent. Jammer dat we alleen over brood en het bedrijf van Erick hebben gesproken. Ik had het graag nog met hem over zijn broer gehad.

Schakelingen

Maandag 11 januari, Lhee

 

Als je, zoals ik nu, veel thuis bent, verandert de wereld. De wereld wordt er een stuk groter door. Twee maanden geleden reed ik vrijwel elke dag op en neer van Lhee naar Amsterdam. Dat was de gewoonste zaak van de wereld.
Tot april vorig jaar reed ik zeker twee keer in de week naar Den Bosch, het was een afstandje van niets. Vaak na een voorstelling, nog even napraten, zo rond half twaalf, reden we nog naar Den Bosch. Kwamen we daar tegen een uur ’s nachts aan. Niks aan de hand.

Ik ben al driekwart jaar niet meer naar Den Bosch gereden en in de afgelopen twee maanden slechts een of twee keer naar Amsterdam. Een mens krijgt snel een ander perspectief. De weg naar Amsterdam en Den Bosch is opeens veel langer geworden. Ik kan me niet meer voorstellen dat het de gewoonste zaak van de wereld was dat we er zomaar heen reden. Ik moet eigenlijk nog een keer naar Den Bosch om een paar mensen te zien. Ik ben er nog niet aan toegekomen omdat ik zo tegen de afstand op zie. Hetzelfde geldt voor Amsterdam.

De beleving van de afstand verandert, maar ook de beleving van tijd. Drie jaar lang kostte het me geen enkele moeite om rond kwart voor zes op te staan om rond kwart over zeven in de trein naar Amsterdam te zitten. Als ik een wekker hoorde, stond ik naast mijn bed.
In mijn hoofd zijn een paar schakelingen anders gaan lopen, vrees ik. Als ik nu om acht uur de wekker hoor, kan ik me niet voorstellen dat ik op moet staan. Meestal zet ik hem dan een kwartiertje later, nog even na liggen om rustig op te kunnen staan. Als het kwart over acht is, moet ik mezelf een schop onder de kont geven om eruit te komen.

Het heeft natuurlijk alles te maken met het feit dat je niet hoeft. Ik kan me goed voorstellen dat mensen zo het besef van tijd verliezen. Zoveel moeite het me kost om op te staan, zoveel moeite kost het om naar bed te gaan. Niets heerlijker dan in de nacht nog een glas in te schenken en te genieten van de stilte.
Ik dwing mezelf tot strenge zelfdiscipline. Rond negen uur, half tien (wat een luxe!) wil ik achter mijn bureau zitten en de dingen doen die ik mezelf opleg. Toch wonderlijk dat verplichtingen naar vreemden mij meer weten te sturen dan verplichtingen die ik mezelf heb opgelegd. Zo zou ik nu naar bed moeten. Buiten is het aardedonker, Wyb, die met koorts op de bank ligt, slaapt al lang. Het gaat me weer niet lukken om op tijd naar bed te gaan. Ik zie nu al op tegen het afgaan van de wekker.

Genoeg

Zondag 10 januari, Lhee

 

 

Genoeg

En dan blijkt
alles is gezegd
alles is geschreven
en dat niet alleen

alles is 100 keer
op 100 verschillende
wijzen gezegd en nog
eens geschreven

de dichters zien het
de schrijvers zien het
wie moet wat en waar
toevoegen, afmaken?

de dichters stoppen
en de schrijvers stoppen
het is genoeg
het is meer dan genoeg

de pen gaat in de dop
de dop erop
neen, stop, het is genoeg
het is meer dan genoeg

vanaf heden, zo spreken zij af,
geen gedichten, geen verhalen
meer, vanaf heden
teren wij op het oude.

Tranen

Zaterdag 9 januari, Lhee

 

We krijgen er geen genoeg van, Obama die huilt. In vond het indrukwekkend, een president die traantjes wegpinkt. En ik was stinkend jaloers. Wij zitten opgescheept met een minister-president die voortdurend lacht. Over wat voor onderwerp dan ook, onze minister-president laat zijn big smile zien. Bij een president die huilt, heb je het idee dat hij zich ergens om bekommert, bij Rutte denk je steeds: die man lacht alles weg, het interesseert hem geen zak.
Amerika heeft maar één staatshoofd, wij hebben er in feite twee, Rutte en dan hebben we nog een koning. Die helpt ons niet uit de brand. Ik zou zeggen, bekijk nog eens zijn kersttoespraak. Zakkeriger kan niet. Op de manier waarop hij staat en voorleest, weet je: ook hem interesseert het geen bal, hij leest voor omdat hij er verrekte goed voor wordt betaald.

Dan heb ik het nog niet eens over de stijlvolle wijze waarop Obama een traantje wegpinkt. Wegpinken is trouwens een verkeerd woord. Ik heb nog nooit iemand met een pink een traan zien wegpinken. Een normaal mens doet dat met zijn wijsvinger of met de bolling van zijn bovenhand. Obama niet.
Hij doet het zo elegant dat het lijkt alsof hij er heel lang op heeft geoefend. Neem de eerste traan die hij wegpinkt, uit zijn linkeroog. De eerste beweging lijkt hij nog een normaal mens, dan gebruikt hij zijn wijsvinger. De tweede keer doet hij het met zijn middelvinger. Zo verrassend. Dat heb ik nog nooit iemand zien doen. Het ziet er zo goed uit dat ik er nu op aan het oefenen ben. Zo stijlvol.

De tweede traan komt uit zijn rechteroog en verdomd, opnieuw die middelvinger. De derde keer doet hij het weer gewoon met zijn wijsvinger, spannend die afwisseling. De vierde keer is er dan weer die middelvinger. Er zijn weinig mensen die zo ingetogen, zo stijlvol hun tranen kunnen laten vloeien als Obama.
De wijze waarop de tranen in zijn ogen opwellen, is ook al zo mooi. Ze zeggen: ‘iemand schiet vol’. Aan de ogen van Obama zie je dat hij vol schiet, al besef ik dat deze uitdrukking niet gepast is gezien de reden van zijn verdriet.
Eigenlijk is alles mooi aan zijn huilen. Hij veegt weliswaar zijn tranen af, maar dat doet hij buitengewoon inadequaat. Op zijn wangen, of meer onder zijn ogen, blijft het vochtig. Gek eigenlijk dat hij dat vocht niet weg veegt. En de vocht van die tranen wordt dan, wat een geluk, prachtig belicht. Mooier huilen is, wat mij betreft, nooit vertoond. Obama verheft huilen tot een kunst.

Over het onderwerp van zijn verdriet hoeven we het niet te hebben. Als ik in de schoenen van Obama stond, jammer genoeg is dat niet het geval, had ik allang via een presidentieel decreet verordend dat het met die gewerenwaanzin onmiddellijk afgelopen moet zijn.

Kustlijn

Vrijdag 8 januari, Lhee

 

Drie, vier jaar geleden reden Wyb en ik van de kust van Noord-Frankrijk langs de hele kustlijn van België terug naar Nederland. Wij waren geschokt. Vrijwel de hele kustlijn in het Vlaamse land is een soort wal van naargeestige lelijkheid. Nergens is een stukje oorspronkelijke kust over, alles is volgebouwd met architectuurmeuk uit de jaren zeventig en tachtig. Arm land waar zoveel lelijkheid zich ophoopt aan wat toch de mooiste plek van een land zou behoren te zijn.

Eenzelfde onthutsende ervaring had ik in Zuid-Spanje, aan de Andalusische kust. Hoe bestaat het dat De Mens, als hij vrijspel heeft, alleen lelijkheid produceert. Hele oorspronkelijke dorpjes, vernietigt door beton, door onooglijke hoogbouw. Het is om te huilen. In Nederland zag ik deze desolate troep alleen in Zandvoort. Niets vermoedend nam ik daar ooit een hotel en werd opslag suïcidaal. Arm Zandvoort.

Al deze misbaksels zijn het gevolg van het vrije spel van de markt. Laat een projectontwikkelaar iets bedenken en hij toont zijn wansmaak. Ik schrok me dan ook dood toen ik voor de kerst las dat VVD en PvdA de strengheid waarmee wij omgaan met onze kustlijn willen loslaten ten faveure van de economische impuls. De PvdA heeft zich weer een oor laten aannaaien, was mijn eerste gedachte. Was die Samsom niet ooit eens milieuactivist? Vermoedelijk had hij veel op de Noordpool of in de Stille Oceaan actie lopen voeren en was hij nog nooit langs de Belgische kustlijn gereden.

Gelukkig las ik gisteren dat het voorstel van het kabinet grote tegenstand ondervindt in de Kamer en dat de PvdA-fractie zich aan de kant van de oppositie heeft geschaard. Maar goed, dat wil dus wel zeggen dat lieden als Dijsselbloem en Asscher zich zomaar aan achter die onzalige VVD-opvattingen scharen.
Als iemand de gematerialiseerde vorm van de VVD-opvatting wil zien, dan raad ik een tocht door Zuid-Holland aan. Daar zie je hoe het landschap, de leefomgeving, totaal is verrapzakt en verrommeld, dit alles om een impuls te geven aan de economie. Waarom gaan lelijkheid en HEAO-liberalisme altijd samen? Omdat de volgers van dit soort liberalisme geen kader hebben, het ontbreekt hen aan ethisch en geen esthetisch besef. Halbe Zijlstra gaat er prat op dat hij alleen Dan Brown heeft gelezen. Ik heb helemaal niks tegen Dan Brown, maar als Brown je enige referentiekader is als leidinggevend politicus dan krijg je dus de troep die in Zandvoort is opgehoopt.
Natuur? Schoonheid? Wat maakt het uit, als het maar geld oplevert, aldus, in een notendop, de visie van de VVD waarvan de leider zegt dat het hebben van een visie het bestuurlijk denken alleen maar in de weg zit.

Mocht de PvdA toch akkoord gaan met de aantasting van onze kustlijn, laten we er dan voor zorgen dat de PvdA de komende regeerperiode als splinterpartij in de oppositiebanken verder weg zal kwijnen.

Huisje

Donderdag 7 januari, Lhee

 

Ik schrijf regelmatig over ons huis in Moddergat, het hoofdkwartier van Dossiermoddergat. Omdat ik het woord huis niet echt vind passen bij ons bezit daar, spreek ik meestal over huisje. Niet voor niets is de domeinnaam van ons huisje: www.huisjemoddergat.nl.

Het doet me altijd plezier om over huisje te praten omdat ik van huisjes hou. Ik vind een huisje leuker dan een huis. In de kinderboeken die ik heb geschreven, komt in elk boek wel een hol, een boom- of schuilhut voor. Ik hou van dingen waar je je in kunt verbergen. In een huisje kun je je verbergen, in huizen niet, in huizen etaleer je je.

Ik heb best in grote huizen mogen wonen. Niks mis mee. Toch hebben grote huizen iets absurds. Zo stond in ons huis in Den Bosch meer dan 1/3 van de huisoppervlakte leeg. Wyb en ik hadden geen idee wat we ermee moesten, buiten veel troep opstapelen. Ook in andere huizen waar ik heb gewoond, stonden kamers leeg. Word je daar gelukkig van? Ik niet.

De trouwe lezer van Dossiermoddergat weet dat ik niets nieuws vertel, ik heb dit meninkje al menig keer geventileerd. Ik was me nooit bewust dat ik met deze mening onderdeel vormde van een beweging die in Amerika heel populair is en in Nederland steeds meer aanhangers krijgt: the tiny house movement.

Er zijn diverse redenen waarom mensen zich met kleine huisjes bezighouden. Op de eerste plaats omdat ze het leuk vinden om klein te wonen. Als je filmpjes over de beweging bekijkt, dan valt je meteen het plezier op dat mensen hebben in het vormgeven van zo’n klein huisje. Mensen vinden de meest inventieve designs uit om zo optimaal mogelijk van een klein huis gebruik te kunnen maken.
Andere belangrijke reden heeft met geld te maken. Waarom zou je groot en duur gaan wonen als je ook in een klein en zeer goedkoop huis kunt wonen. Er blijft dan ongelooflijk veel geld over voor andere leuke dingen. Gemiddeld 32% van onze inkomsten gaan op aan woonkosten. Als je dat percentage substantieel weet te drukken, blijft er veel geld over. Veel mensen die van reizen houden, kiezen voor een klein huis omdat ze daarmee geld uitsparen en toch maar een beperkte tijd thuis zijn.

Onder de tiny house liefhebbers zijn ook veel idealisten, mensen die zo’n klein mogelijke footprint op deze aarde willen nalaten. De kubieke meters van al die grote huizen eisen energie, onderhoud, stoffering. Dat was ook een van de redenen om ons huisje in Moddergat te kopen. We wilden geen groot huis omdat het alleen maar weer sores en onderhoud met zich mee brengt. Ik geeft toe dat dit meer met onze onhandigheid en luiheid had te maken dan met ons idealisme. Mooi dat we er nu ook een idealistisch motief aan kunnen plakken.

De aankomende tijd zal ik wat filmpjes en foto van de tiny house movement plaatsen, dan krijgt de lezer van Dossiermoddergat een indruk van de mogelijkheden, de slimheid en de schoonheid van sommige kleine huisjes. Er zit overigens nog wel verschil tussen het ene en het andere kleine huisje. Het varieert van piepkleine huisjes tot ietwat grotere kleine huisjes, waar we zeker het hoofdkwartier van Dossiermoddergat onder mogen scharen. Voor mensen die er meer over willen weten, kijk eens op www.tinyhousenederland.nl of https://en.wikipedia.org/wiki/Tiny_house_movement

Iglo

Woensdag 6 januari, Lhee

 

In 1987 stonden Benne en ik in de Stadsschouwburg in Groningen voor het raam van ons kantoor en we zagen hoe alles buiten was ingepakt door een dik pak ijzel. Terwijl we daar stonden, zagen we hoe de ene na de andere tak en boomtop afbrak door het gewicht van de ijzel.
Het weekend daarop ging ik naar het bos in Schipborg om te wandelen en veel bomen hadden een totaal ander uiterlijk gekregen. Grote takken en toppen lagen afgescheurd naast hun bomen. De littekens van het afgescheurde hout hadden zich nog niet aan de stam aangepast. Ik dacht toen dat je deze amputaties altijd zou blijven zien, maar het volgend jaar was het al alsof er niets was gebeurd.

Gisteren deed zich in Lhee ongeveer dezelfde situatie voor. De hele natuur is ingepakt in een dik laag ijzel. De wegen en onze tuin zijn spekglad. Op straat wordt geschaatst. Ik hou van dit soort ontregelingen, al komt het slecht uit. Ik moet om tien over acht in het ziekenhuis zijn voor controle. Na een stap buiten te hebben gezet is me duidelijk dat ik het ziekenhuis, 12 kilometer verderop, nooit zal halen. Wyb en ik duiken gelegitimeerd nog even het bed in.

Er breken trouwens geen takken af, daarvoor is de laag ijzel blijkbaar niet dik genoeg. Dit keer dus geen amputaties. Wyb kan zich bij dit soort situaties slecht neerleggen. De ene mens legt zich makkelijker neer bij de spelingen van de natuur dan de ander. Tegen half uur roept de plicht zo hard dat ze toch naar Meppel wil rijden.
Een eerste poging om de auto te bereiken eindigt op haar kont. De weg naast ons huis, met van die kleine baksteentjes, is een ijsbaan. De auto blijkt een soort iglo te zijn. Bikken met een krabber heeft geen enkele zin, het ijs is keihard. In mijn auto heb ik een spuitbus om de ramen te ontdooien. Wat ik ook spuit, het heeft geen enkel effect.
Met wat wrikken weten we de deur open te krijgen. We zetten de auto aan en laten de motor draaien, onderwijl drinken we binnen nog een kop koffie. Na een kwartier beginnen er barsten in de iglo te komen en lukt het om het ijs van de auto te bikken. Als Wyb in Meppel aankomt, blijkt daar niets aan de hand te zijn.

Vanochtend doet zich dezelfde situatie voor, nog iets erger, want regelmatig komt er een bui met ijzel over. De ijzel blijft op de ramen zitten, mooi effect. Wat mij betreft mag het zo wel even blijven. Ik hou er wel van als de wereld af en toe een ander uiterlijk krijgt, daarom ben ik zo verrekte blij dat ik niet in de tropen woon, altijd dat gelijkmatige weer, niets voor mij.

Dipjes

Maandag 4 januari, Lhee

 

Lang geleden maakte het voor de spoorwegen niet uit welk jaargetijde het was. In mijn jeugd reden de treinen gewoon op tijd. Het was de tijd dat de zorg nog geen gespreksonderwerp was. Voor wie minder verdiende was er het ziekenfonds en wie meer verdiende verzekerde zich particulier. Zorg was voor niemand nog een kopzorg.
Tegenwoordig krijgen treinen in de herfst vierkante wielen door vallende bladeren. In de winter wordt de helft van de treinen van het spoor gehaald als het sneeuwt. Argument: dan ontstaat er minder vertraging. Een schijnbeweging. Omdat de helft van de treinen uitvalt, is er sowieso al sprake van vertraging.

Maar dit terzijde. Gisteravond begonnen bij ons in huis de lichten te knipperen. Ik zoek de oorzaak daarvan, zoals bij elk feilen, eerst bij mezelf, in ons huis. We controleren de meterkast. Niets aan de hand.
Wyb googelt wat op internet en komt erachter dat het knipperen wordt veroorzaakt door zogenaamde stroomdipjes, een voor mij geheel nieuw woord. Vooral Drenthe heeft er last van.

Het blijkt dat een stroomdipje een zeer milde vorm van een powercut is. Met het woord powercut heb ik in mijn leven veel te maken gehad. In India of Sri Lanka valt elke dag wel een paar uur de stroom uit.
Bij een stroomdipje valt in een fractie van een seconde de elektriciteit uit. Deze dipjes hebben onder andere tot gevolg dat het treinverkeer stil is gelegd. Hoe kan het anders. Zoals de powercut in de Derde Wereld een onuitroeibaar fenomeen is, zo is het uitvallen van treinen bij de minste of geringste tegenslagje een onuitroeibaar fenomeen in Nederland.

Het is een leerzame avond want het nieuwe woord stroomdip levert nog een nieuw woord op. De oorzaak ligt namelijk bij het lijndansen. Wat vierkante wielen voor de NS zijn, is het lijndansen voor de energieleverancier. Het blijkt dat hoogspanningslijnen tussen de masten kunnen gaan dansen. Het schijnt dat door ijsafzetting een hoogspanningskabel vatbaar is voor wind en dan hard op en neer gaat bewegen. Opnieuw een fenomeen dat in mijn jeugd nooit voorkwam. In die jaren hadden we nooit last van dansende electriciteitsbedrading. Uiteraard doet het woord lijndansen me aan het Amerikaanse linedancing denken, ook al zo’n verschijnsel waar je liever niets mee te maken wilt hebben.

Langzaam worden al mijn zekerheden de grond in geboord. Soms letterlijk. Als kind keek ik al veel naar het journaal. Daardoor vond ik het altijd ontzettend fijn dat ik in Nederland woonde. Overal vonden de meest verschrikkelijke aardbevingen plaats, behalve in ons vlakke land, opgebouwd door het gruis van Frankrijk en Zwitserland. Het was voor mij dan ook een grote klap toen de eerste aardbevingen in Groningen zich meldden. Zelfs hier, in dit land waar ik mij veilig waande, vinden nu dus aardbevingen plaats.

Zo vrees ik ook voor de stroomdipjes. Met de spoorwegen is het zo ook begonnen. Eerst kregen een paar treinen in de herfst vierkante wielen, later allemaal. Eerst was er een licht trillen van de aarde, later volgden de aardbevingen. Voordat je het weet is een dip een cut. Ben benieuwd wat ons nog te wachten staat.

Mus

Zondag 3 januari, Lhee

 

Theater en natuur, het is geen gelukkig combinatie. Zet dieren op toneel en geheid dat er protesten komen. Soms terecht. Ik kan me een voorstelling van Jan Fabre herinneren, De macht der theaterlijke dwaasheden, waarin hij kikkers op het toneel doodtrapte.

Vandaag beleefde ik een lieflijke variant van de combinatie theater en natuur. Ondanks die lieflijkheid zeker in het begin geen gelukkige combinatie. In Ogterop was een nieuwjaarsconcert van het Noord Nederlands Orkest. Omdat ik een buitengewoon scherp oog heb voor alles wat mis is in een theater (beroepsdeformatie) zag ik bij binnenkomst meteen dat er een vogel door de zaal vloog.
Ik kan me herinneren dat in De Harmonie een keer een vleermuis in de zaal zat die af en toe een rondje door de zaal maakte. Niets zo irritant als een dier dat niet in een theaterzaal thuishoort. Zelfs een dikke vlieg of hommel die rond een spot cirkelt leidt af.
Theater vereist concentratie. Het publiek wordt meegenomen in een fictieve wereld, moet daar in gaan geloven, en een dier dat niet in de dramaturgie past, is dan hoogst irritant.

Er gebeurde wat ik verwachtte. Het orkest begint te spelen, de vogel laat zich voor het eerst zien en meteen is er onrust in de zaal. Mensen stoten elkaar aan en wijzen op de vogel.
Mijn gedachten waren meteen bij de mus. Je zult toch een vogel zijn en in een theaterzaal belanden. Een ramp voor het beestje, lijkt me. Zitten er opeens vijfhonderd mensen naar je te kijken en onder je zitten tientallen mensen op een podium herrie te maken, mensen met violen die met hun stokken steeds jouw richting uit prikken.

De mus, want ik was er vast van overtuigd dat het mus was, had één groot geluk. Voor dit concert had een bloemist drie enorme bloemstukken gemaakt die boven het orkest hingen. Het diertje had dus plekken die op zijn natuurlijke omgeving leken. Veel rust gaven de bloemstukken niet want het diertje vloog van de ene naar het andere bloemstuk, soms nam hij een kijkje in de zaal. Een paar keer vloog hij dwars door de zaal naar het balkon en weer terug.

Naarmate het concert vorderde, zag ik dat het diertje steeds meer plezier kreeg in de muziek. Bij de uitvoering van Les nuits d’été: L’île inconnue van Berlioz vloog het vogeltje keurig op de maat van het ene naar het andere bloemstuk. Het publiek was inmiddels aan het vogeltje gewend, het vogeltje was onderdeel van het concert geworden. De irritatie verdween, daarvoor in de plaats kwam dus een gevoel van lieflijkheid.
Het orkest speelde werken van Reznicek, Rossini, Offenbach en Gounod en het vogeltje hoorde erbij. Misschien een prima idee voor theaters om bij een concert een paar vogeltjes los te laten. Wat een prima combinatie eigenlijk, die symfonische muziek met het gefladder van vogels. Op een gegeven moment ging de mus zelfs op de schouder van een bassist zitten. Frappant hoe snel een vogel onder invloed van muziek tam wordt.

In de pauze hoorde ik een paar mensen zeggen dat het niet om een mus maar een winterkoninkje ging. Ik geloofde er niets van. Winterkoninkjes zijn buitengewoon nietige vogeltjes en dit was geen nietig vogeltje. Mensen die op het balkon zaten, hadden hem op de balkonrand zien zitten en bleven volhouden dat het winterkoninkje was. Bij het volgende nieuwjaarsconcert neem ik mijn verrekijker mee.

Het was een teleurstelling dat het vogeltje zich na de pauze niet meer liet zien. Niemand had enig idee waar het was gebleven. Ik hoop niet dat het zich in een kleedkamer heeft laten opsluiten en daar de hongerdood sterft. Ik hoop ook niet dat hij in de omhulsel van een spot terecht is gekomen en daar is verbrand. Alles is mogelijk. Ik was zo benieuwd hoe het diertje had gereageerd op de tientallen ballonnen die traditioneel op het einde van het concert uit de kap komen vliegen.

Ik begon te zeggen dat theater en natuur geen gelukkig combinatie is. Door de mus wil ik daar op terugkomen. Ik vond het vogeltje echt iets toevoegen aan de muziek en de theatrale beleving in het algemeen. Wat mij betreft mag het een jaarlijkse traditie worden zo’n vogel.

Zweig

Zaterdag 2 januari, Lhee

 

Wat ons mensen opbreekt, is ons geheugen. We denken dat we kunnen denken, en dat kunnen we ook, maar we moeten zoveel denken dat een heleboel zaken die we bedacht hebben ook weer dienen gewist.

Neem de Tweede Wereldoorlog. De mensen die het hebben meegemaakt, zijn vrijwel allemaal overleden. De Tweede Wereldoorlog hebben we weliswaar bijgezet als zwarte bladzijden in onze geschiedenisboekjes en we herdenken deze zwarte bladzijden, maar in onze gedachte is het ook iets geworden wat klaar is, afgerond. We denken: das war einmal. Dat was toen, in primitievere tijd, dat zal nu niet meer gebeuren.

Ik denk dat dit een volstrekt foute gedachte is. Ik ben daar nog meer van overtuigd na het lezen van De wereld van gisteren van Stefan Zweig. Deze Oostenrijkse schrijver heeft twee keer meegemaakt dat zijn tijdgenoten hetzelfde dachten: oorlog, het zal hier nooit gebeuren. Oorlog is een ding uit vervlogen tijden, de mensheid heeft van al die oorlogen zoveel geleerd, dat zal ons nooit meer overkomen.

In zijn boek beschrijft hij hoe het toch tot twee keer toe fout ging. Het ernstige van zijn beschrijving is dat het overeenkomt met wat wij nu meemaken.
Eerst is er de irrationele ontevredenheid onder bange mensen, vaak kleinburgers. Dan zijn er de populisten die op de onvrede en angst inspelen. Vaste ingrediënten zijn altijd de angst voor en de haat tegen de ander. De vijandelijke natie, het andere geloof, de Joden, de communisten, de homo’s, de zigeuners -kortom alles wat niet behoort tot het vertrouwde wereldje van de kleinburger.
Dan komen de schreeuwers, de stormgroepen, de stootgroepen. Intimidatie, provocatie, het uitlokken van strijd en ellende. Dan is er het eerste geweld, daarna nog meer, nog erger geweld, het polariseren, het structureel maken van geweld. De populist maakt het volk verder rijp voor het overnemen van de macht, de onderdrukking, de uitstoting en vernietiging van de ander.
En voordat het volk het weet, is het een oorlog in gerommeld. Om pas daarna, na vele doden, verpaupering en ellende te zeggen: ‘Wir haben es nicht gewusst.’

De wereld van gisteren zou verplichte leeskost voor scholieren moeten zijn. Slagen voor je eindexamen? Eerst Stefan Zweig lezen, anders ben je niet bestand tegen de gevaren van de samenleving. Als er een gek opstaat, moet je die gek wel kunnen herkennen.
Nu kan een scholier zijn examen halen en een maatschappelijke imbeciel zijn. Een imbeciel die mag stemmen, die zich volledig kan laten inpakken en gebruiken. Voor ongeacht welk beroep heb je papieren nodig, moet je gekwalificeerd zijn, maar om je politieke stem te laten horen hoef je van toeten noch blazen te weten.

Wat wij maatschappelijk creëren, zijn een soort HEAO-achtige burgers. Als je maar kunt rekenen is het goed. Besef van ethiek, schoonheid, poëzie, empathie, wellevendheid, we hebben het bij het grofvuil gezet als onbelangrijk, soft, niet relevant.
Dat wegzetten bij het grofvuil is ons ingegeven door bureaucraten en managers die alleen zaken die je kunt meten en berekenen relevant vinden. Deze tijd maakt zichtbaar dat dit een beperkte relevantie is, een relevantie die blind maakt. Want wat moet je met mensen die niets met ethiek, schoonheid, poëzie, empathie, wellevendheid hebben? Het zijn kille mensen met zeer beperkte blik, bereid om alles te doen om de wereld -illusoir, totaal illusoir- beheersbaar en overzichtelijk te krijgen.

Facetime

Vrijdag 1 januari, Lhee

 

Als ik iemand bel, komt het niet in mij op om dit met FaceTime of Skype te doen. Voor de digitale analfabeet, en die zijn er nog genoeg, vooral onder mijn generatiegenoten, dat is bellen met beeld erbij. Ook als het wel in mij opkomt, kies ik daar niet voor. Alleen via het oor bellen is toch heel anders dan daar je oog bij betrekken.

De enige met wie ik Skype is mijn lieve Nicht in Frankrijk en zelfs dan zetten we het beeld vaak uit omdat de verbinding dan beter is. Ik Skype met haar omdat het geen drol kost. Langzaam zagen we zo de poten onder de stoel van KPN vandaan. WhatsApp gratis, Skype en FaceTime gratis, op naar een gratis wereld. Zojuist kreeg ik via PeerBy de vraag van iemand die hier 4,2 kilometer vandaag woont of ik een takken versnipperaar heb. Heb ik niet, anders was ik hem graag van dienst geweest. Met PeerBy leen je spullen van elkaar.

Toch is die ontwikkeling in de telefoontechnologie niet tegen te houden. Ook ik heb er in toenemende mate mee te maken. Dat komt omdat mijn jonge nageslacht op Ameland er fanatieke gebruikers van zijn. Als ik naar Ameland bel, doe ik dat nog steeds via de traditionele weg. Als ik Esmee of Arjan aan de lijn krijg, blijven we dat via het oor doen. Maar Malu (5 jaar) en Joris (2 jaar) die pikken die beperking niet.
‘Opa, ik zet hem op FaceTime, hoor.’
Vroeger moest Esmee dat nog doen, tegenwoordig kan ze dat zelf. Na een paar seconden verschijnt het lachende gezicht van Malu. Stom dat ik niet aan dat FaceTime heb gedacht. FaceTime is ook veel leuker omdat er dan een ander soort gesprek plaatsvindt. Ik kan bijvoorbeeld zien hoe Malu geschminkt is.

We hebben ook veel meer plezier samen.
‘Opa, laat de kont van Gijs nog eens zien.’ En dan hou ik de telefoon voor de kont van Gijs. Ander geliefd spelletje is dat ik met de telefoon mijn neusharen laat zien, heel dichtbij, waardoor er vanaf Ameland afwerende geluiden komen, zoiets vies hebben ze nog nooit gezien. Zo verdwijnt mijn telefoon regelmatig in mijn mond waardoor mijn Malu en Joris opeens in een afzichtelijke grot zitten -heel spannend.

Met deze nieuwe vorm van telefonie lukt het me om vanuit Lhee het gehele gezin op Ameland te ontwrichten. Ik roep en fluit Hugo die er helemaal opgewonden van wordt en me begint te zoeken. Voor Joris speel ik dinosaurus, hij siddert van angst, maar keer op keer moet ik het weer doen. Voor Malu houd ik mijn telefoon dichtbij mijn oog waardoor er een angstwekkend eng oog op haar beeldscherm verschijnt. Als ik vijf minuten later ophang, heb ik het hele gezin hyper gemaakt. Met de traditionele telefonie was me dat nooit gelukt.

Alle rechten voorbehouden © Gerard Tonen 2016