Dossiermoddergat.nl
gerardtonenblogt2023, augustus/september
Canicule
Vrijdag 18 augustus, Cadouin
Wyb en ik komen het dorpsplein oplopen en worden verrast door geroezemoes en geschreeuw. Op ons dorpsplein zitten zo’n vierhonderd mensen aan lange tafels. Aan de randen van het plein staan de standjes met eten -canard, natuurlijk canard, overal in de Dordogne kun je canard eten, wat het patatje speciaal voor Nederland is, is canard voor de Dordogne, alleen wat duurder-, en natuurlijk de standjes met wijn, compleet gekoeld te verkrijgen. Er wordt door veel mensen wat verdiend vanavond.
En ik mag beslist de band niet vergeten. Leadzanger: Rod Stewart. Volgens Wyb is hij het niet, volgens mij wel. Als hij het niet is, is dit exemplaar gekloond, inclusief coup van het haar. Deze bejaarde Rod heeft wel de mooiste chick van alle groupies aan de haak geslagen. Een lange blonde dame met een rug die nooit eerder in het dorp is gezien, zo bloot, zo lang, haar ultra hoge hakken benadrukken de rug en haar welgevormde kont. Het dorp is verbluft, zo’n monument is hier nog nooit vertoond.
Zoals altijd op de marché gourmands, de eetmarkten, traditie in de Dordogne, speelt er een Engelse band. De marché’s vormen een gat in de markt voor de oudere rock ’n roller. En ze mogen er zijn, ze kennen hun repertoire en ze weten hoe ze het moeten spelen. Stones, Bowie, Doors, met evenveel power gespeeld als de oorspronkelijk uitvoerders. De eerste dansers melden zich schoorvoetend, daarna, drank, drank, meer drank, durven de anderen, de kinderen staan van begin af al op de dansvloer.
Het is ons dorpsplein zoals we het volstrekt niet kennen. In het toeristenseizoen ziet het er zes donderdagavonden zo uit. Over twee weken al, als de meeste toeristen weer thuis zitten, heerst er alle dagen een verpletterende rust op het plein. Er zijn nu drie extra restaurants in het dorp, alle drie sluiten over een paar weken. De pizzeria zal zijn openingstijden steeds meer verkorten. In januari en februari moeten we reizen als we in een restaurant willen eten. Cadouin gaat in slaapstand. Er wonen hier dan nog enkele tientallen permanente bewoners, ze groeten elkaar vriendelijk als ze elkaar eens tegenkomen.
Opmerkelijk vandaag op het plein: bijzonder weinig Nederlandsers. De eigenaren van campings en chambres d’hôtel klagen erover. Behalve dan op de camping van Wyb. Waarom zijn er zoveel minder? Inflatie? Bang dat het te warm zou zijn? Stom, want uitgerekend deze zomer had de Dordogne zijn ideale klimaat. Maar ik moet voorzichtig zijn: volgende week komt er een canicule aan. Ik gebruik nu even het Franse woord voor hittegolf omdat ik het zo’n mooi woord vind. Proef het maar eens op de tong: canicule, uit te spreken, canicuul.
Slangenverschrikker
Donderdag 17 augustus, Cadouin
Ik moet nodig de perceptie van ons huis herzien. Ik zie het gewoon als ons huis, bewoond door man, vrouw met hond, that’s it. Een huis dat op een berg staat. Dat wat buiten leeft, corrigeert mij echter. Ik denk dat ik het veeleer moet zien als een soort grot. Een grot die onderdeel is van de berg qua biotoop.
Vermoedelijk komt het omdat onze ramen altijd openstaan, zowel overdag als ’s avonds. Overdag zijn de ramen van onze slaapkamer en studeerkamer dicht, dit om altijd koele ruimtes te hebben. De ramen van de kamer en de badkamer staan dan meestal open. ’s Avonds is het andersom, dan doe ik de ramen van de slaapkamer en de studeerkamer open opdat er weer koudere lucht naar binnen kan.
En die openheid heeft gevolgen. Zo vloog op een avond vorige week een vleermuis naar binnen, de avonden daarop herhaalde zich dat. Wij zijn ontdekt als hol in een grot. De meeste mensen zouden er van schrikken, maar wij hebben ervaring met vleermuizen. In Saint-Hippolyte-du-Fort vlogen er regelmatig drie of vier vleermuizen in onze slaapkamer.
Je doet er niets tegen. Je kunt wapperen met een handdoek wat je wilt, vleermuizen zijn superieur als het op stuurmanskunst aan komt. Het enige dat ons restte was te gaan slapen terwijl die vleermuizen boven ons scheerden. ’s Ochtends waren ze altijd weg. Vandaar dat ik vorige week gelaten was, het zal wel, laat maar vliegen. Goede tactiek, de volgende dag is hij elke keer weer weg.
Wij wonen in het huis, maar met ons bewonen een stuk of vijftien (schatting) hagedissen ons huis. Zonder moeite verplaatsen ze zich langs de muren. Eergisteren deed ik ’s avonds het raam open in onze slaapkamer, zat er een hagedis in het raam. Ik wilde hem wegjagen omdat hij anders misschien de slaapkamer in zou rennen. Mijn verjagen had het tegenovergestelde effect, hij vluchtte inderdaad de slaapkamer in en nestelde zich tussen een hoopje kleren van Wyb. Ik doorzocht het hoopje, geen hagedis te bekennen.
Hij zit er nog steeds. Gisteren was ik aan het stofzuigen en met een snelle beweging had ik hem kunnen opzuigen. Ik kon dat echter niet over mijn hart verkrijgen, zo’n mooi beest. Zodoende delen wij nu al een paar dagen de slaapkamer met een hagedis.
Vanmorgen vloog een reuzenvlinder de kamer binnen, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Hij dwarrelde door het huis alsof hij het kende. Wie weet komen hier al generaties lang vlinders in ons huis. Van harte welkom dacht ik. Zoveel schoonheid in een huis is altijd welkom. Door al die ervaringen in korte tijd kwam ik op de gedachte dat ons huis niet alleen van ons is. Het is van alle levende wezens die bij ons op de berg wonen.
Omdat de hele dag de boel openstaat ben ik wel bang dat er nog eens een slang het huis in kronkelt. Dat er op de berg slangen zitten is vrijwel zeker, zeggen de mensen die er verstand van hebben. Het is een geluk dat wij een hond hebben, zeggen ze ook, want daar moeten slangen niets van hebben. Daarom heeft Dies nu de officiële functie bij ons als slangenverschrikker.
Perseïden
Woensdag 16 augustus, Cadouin
We hebben alles klaar gezet. Onze campingstoelen die je helemaal in verticale stand kunt zetten zodat je heerlijk kunt liggen, onze lange broeken en jacks tegen de muggen. Eindelijk willen we die meteorenzwerm, de Perseïden, wel eens goed zien. Maar naarmate de avond vordert, krijgen we steeds meer slaap. Volgend jaar kunnen we die Perseïden ook nog wel zien.
Zo gaat het nou altijd. In alles wat zich ’s morgens heel vroeg of ’s avonds heel laat afspeelt ben ik slecht, behalve televisiekijken. Als vogelaar zou ik ’s ochtends natuurlijk vroeg moeten opstaan, dat is de meest vruchtbare periode voor de ornitholoog. Helaas, het lukt me niet. Het bed is in de ochtend zo lekker.
We besluiten de campingstoelen de campingstoelen te laten. Alleen nog even Dies uitlaten. We wandelen even ons volslagen donkere weggetje af. Soms komen we een das tegen, soms een ree. Dit keer, terwijl we in het volslagen donker lopen, zien we boven ons een snelle licht streep zich naar de aarde buigen. Een vallende ster zoal je ze bijna nooit ziet, zo helder. Het stomme is dat ik dan toch altijd een wens doe.
Het is zo mooi dat we toch besluiten onze posities in de tuin in te nemen. Door zoveel schoonheid word je klaarwakker. Lange broeken aan, jacks en we gaan liggen. We liggen nog niet of drie felle lichtstrepen, een links van ons, een in het midden en een rechts schieten in perfecte formatie boven ons hoofd richting de Middellandse Zee. Zoals bij vuurwerk kunnen wij een oh en ah niet onderdrukken. Dit is spektakel op hoog niveau. Vallende sterren die aan een soort synchroon zwemmen doen. Ze gaan volledig gelijk op, doven tegelijkertijd. Zouden ze in de ruimte al die miljarden jaren ook samen hebben gereisd? Wij zijn getuigen van de dood van een ruimte drieling.
Onze observatie van de ruimte beloofde veel. Maar we worden teleurgesteld. Er is opmerkelijk weinig beweging in de lucht. We zien nog zo’n zes magere vallende sterretjes. Zelfs vliegtuigen en satellieten laten het afweten. Een paar vallende sterren mis ik omdat ik al half lig te slapen.
Als je zo tuurt, kom je op rare gedachte. Ik zie nu een paar duizend sterren, een fractie van wat ik zou kunnen zien als we geen dampkring hadden. In feite is zo’n dampkring een wazige bril. Als ik die bril kon afzetten, zou ik nog dieper kunnen kijken in ons heelal en zag ik misschien wel iets van die bizarre hemelverschijnselen die de satellieten Hubble en James Web voor ons hebben geopenbaard. Elke foto van die satellieten benadrukt onze nietigheid.
Wyb en ik besluiten maar naar bed te gaan. Die Perseïden hebben ons teleurgesteld. We slapen meteen, maar worden halverwege de nacht gewekt door het spektakel op onze planeet. De Dordogne is nergens zo goed in als in onweer (nou ja, en foie gras natuurlijk). De natuurkrachten geven de aarde weer eens goed op haar donder. Regen geselt ons huis. Wij moeten Dies opvangen die door doodsangst verstijfd ligt te shaken. Vroeger had hij nergens last van, maar sinds die alcoholische klootzakken in het Noorderplantsoen een soort bom vlak achter hem gooide is hij panisch voor knallen.
Powercut
Dinsdag 15 augustus, Belvès
Stagnatie van Dossiermoddergat. Gisteren geen blog, vandaag alleen deze mededeling, oorzaak: noodweer, storm, slagregens, onweer, power cut. Overdag is het hier het mooiste weer, maar ’s nachts komen de spoken, onweersbuien zoals we die in Nederland niet kennen, dan is het hier complete oorlog. Al dat geflits en gedonder gaan gepaard met apocalyptische regenbuiten en zware windstoten.
Het grote slachtoffer is Dies, die absoluut niet tegen onweer kan. Hij ligt stijf te bibberen in doodsangst, erg zielig. Ander slachtoffer is dus Dossiermoddergat. Vannacht begon de elektriciteit eerst te stotteren, daarna kwam de donkerte. Vanochtend was er weer even licht, daarna viel alles weer uit. Mededeling van het elektriciteitsnetwerk: de 16e augustus, eind van de middag, is alles opgelost. Beroerd, want zonder elektriciteit geen internet, geen televisie, geen Franse cursus, geen Dossiermoddergat.
Ten einde raad heb ik Wyb vanmiddag naar haar werk gebracht en werk ik nu in het restaurant van Camping Le Moulin de la Pique in Belvès. Wyb moest vandaag om half twee beginnen en werkt dan tot negen uur vanavond. Op de camping geen powercut en wel volop wifi. Ik dacht, ik breng Wyb weg zodat ik de lezer van Dossiermoddergat op de hoogte kan brengen van de technische malheur. Bij deze.
Uiteraard zal Dossiermoddergat het elektriciteitsbedrijf aansprakelijk stellen en de kosten proberen te verhalen. Zo. Je bent op de hoogte, nu terug naar huis om een boek te lezen. Eindelijk eens niet de neurotische dwang om de social media en de nieuwssites te checken, vanavond geen televisie, jammer van B&B Vol liefde, maar goed dat halen we wel weer in.
Aan de lezer wil ik de woorden herhalen die Macron zei toen hij de lockdown afkondigde: ‘Maak van deze gelegenheid gebruik om u te scholen, van cultuur te genieten en van onze rijke literatuur.’ Indien de EDF (Électricité de France) wil meewerken: tot morgen met een nieuw fris blog.
Liefde
Zondag 13 augustus, Cadouin
Ho. Ik heb het idee dat het tijd wordt om Dossiermoddergat enigszins te corrigeren. Als ik naar de blogs van de afgelopen dagen kijk, dan zou een verkeerd beeld van De Blogger en De Censor kunnen ontstaan. De lezer die ons niet kent, zou kunnen gaan denken, nou, die zijn intellectueel lekker bezig, highbrow stelletje, Cees Nooteboom, beschouwingen over het leven, A.L. Snijders, toe maar, elitair stelletje daar in Frankrijk. Nou hebben wij niets tegen elitair zijn, integendeel, ik zou wensen dat 90% van de Nederlandse bevolking elitair was, dan hadden we heel wat minder ellende. Maar als het idee ontstaat dat de redactie van Dossiermoddergat elitair is, dan moet ik dat voor de eerlijkheid toch corrigeren. De redactie heeft tal van quilty pleasures waar je beslist geen eer mee inlegt. Zo vind ik het best lekker om eens een Telegraaf in te zien of naar interviews van Ivo Niehe te kijken (sorry, sorry).
Laat ik bekennen dat De Censor en ik ons de afgelopen tijd ontzettend verheugen op een avondje televisie. Wij leven er als het ware de hele dag naartoe. Frans leren is leuk, blogjes schrijven een nuttige tijdsbesteding, mensen in een receptie op een camping helpen die geen woord frans spreken bevredigend, maar het meest verheugen wij ons op de avond.
Wij kruipen dan tegen elkaar aan op de bank en zetten vol verwachting de televisie aan voor een nieuwe aflevering van B&B Vol liefde, een realityprogramma waarin acht vrijgezelle eigenaren van een B&B, verspreid over Europa, op zoek gaan naar de liefde van hun leven. Wij hebben alle afleveringen gezien en leven inmiddels mee met Bram in Zweden die een paar ontzettend leuke dames heeft om uit te kiezen, met Leendert die in België wanhopig op zoek is naar een vrouw. We leven zelfs mee met de lompe Martijn van restaurant Say Cheese in Thailand en die al één grote liefde heeft, namelijk Feyenoord, waardoor hij, maar dat weet hij zelf nog niet, helemaal geen tijd heeft voor een vrouw, bovendien weet hij niet eens hoe je met vrouwen omgaat.
Het is een leerzaam programma. In onze bubbel komen ze niet voor, maar in B&B Vol liefde zien we dat de Nederlandse taal volledig geïnfiltreerd is door het Engels. Iedereen onder de 35 jaar spreekt voor 50% Nederlands en voor 50% Engels, en dit door elkaar heen. Dat schijnt ontzettend nice te zijn om te doen. We leren er ook van dat een groot deel van Nederland druk doende is met spituele, sprituele, spirituele dingen. Mensen vinden het ontzettend belangrijk om authentiek zijn en zijn opzoek naar verbinding en positieve energie. Knuffelen, zo blijkt, ook erg belangrijk, dan voel je de verbinding. Dat is mooi. Denk je dat Nederland is verzuurd, blijkt uit dit programma dat we een land zijn vol tantra therapeuten, soundhealers en andere klankschaal- en cacao-therapeuten. Erg nice.
Nee, nou probeer ik me er weer uit te redden door denigrerend te doen. Wyb en ik leven oprecht mee met de gastheren, -vrouwen en de liefdeskandidaten. Wijn erbij (een glas, twee glas, drie glas), lekker hangen tegen elkaar, af en toe even knuffelen, mooiere avonden zijn er niet. Wat was dat vroeger in het theater toch behelpen. Jammer dat zo’n aflevering maar 55 minuten duurt. Gelukkig komt er ook een wintereditie.
Echo’s
Zaterdag 12 augustus, Cadouin
Een paar weken geleden kreeg ik van Connie een mail waarin ze zei dat ik Geheime vreugde 1 van A.L. Snijders moest lezen, dat ik het vermoedelijk zeer kon waarderen. Zelf las ze het ook met veel plezier. Ze was zo aardig om er kopieën van de eerste bladzijden bij te doen.
Nou wil het toeval, of eigenlijk is het geen toeval, ik heb alles, nou ja, bijna alles van A.L. Snijders, dat Geheime Vreugde 1 en 2 al jaren in mijn boekenkast staan. De boeken bundelen de columns die A.L. Snijders in de jaren negentig schreef voor de Deventer Dagblad Combinatie. Anders dan de boeken die hierna zouden volgen, bevatten Geheime vreugde eigenlijk nog geen ZKV’s in (Zeer Korte Verhalen). Het zijn meer NNNZKV’s (Nog Net Niet Zeer Korte Verhalen). De NNNZKV’s zijn in alle opzichten rechtgeaarde A.L. Snijders, maar zijn definitieve vorm heeft hij nog niet gevonden, wat niets zegt over de kwaliteit.
Door het enthousiast mailtje van Connie begon ik Heimelijke vreugde 1 te herlezen. Alhoewel ik zeker weet dat ik het boek rond 2008 helemaal heb gelezen, komen de woorden mij als nieuw voor. Ik herken wel echo’s van wat ik toen las, maar eigenijk lees ik een nieuw boek. Wat een mazzel, twee keer hetzelfde plezier aan hetzelfde boek. Misschien moet ik toch meer herlezen.
Het is mogelijk ook een teken dat ik genoeg boeken heb, er hoeft niets meer bij. Wat ik nu meemaak doet me sterk denken aan de man van een oude vriendin. Hij had een hersenbloeding gehad, waardoor zijn geheugen ernstig was aangetast. Hij vertelde me dat hij nog maar drie boeken had, meer had hij niet nodig. Als hij de derde uit had, kon hij weer met het eerste beginnen, want hij was inmiddels alles van dat boek vergeten. De wereld teruggebracht tot drie boeken. Je moet er niet aan denken.
Vorige week vertelde Erik me een een verhaal dat hier nauw aan verwant is. Een man was dement aan het worden, lezen ging al niet meer. Maar zijn hele leven had hij bij hetzelfde antiquariaat zijn boeken gekocht. En nu hij niet meer hoefde te werken, liep hij elke dag even langs het antiquariaat of er iets bij lag en elke dag vond hij wel iets. De man kwam dan opgetogen thuis om zijn vrouw te vertellen wat voor een fijn boek hij nu weer op de kop had getikt.
De stapel boeken groeide en op een gegeven moment besloot de vrouw de boeken weer naar het antiquariaat te brengen. De boekverkoper zette de boeken weer in de kast en zo gebeurde het dat de demente boekenliefhebber vaak hetzelfde boek kocht en het thuis weer even enthousiast aan zijn vrouw liet zien.
Ik vond het een ontroerend verhaal. Het genot van het boeken kopen zit dus diep in ons. Het is als de oude dame die bij mijn moeder in het verzorgingshuis zat. Ze wist niets meer, ze kende alleen nog de liedjes uit haar jeugd. Echo’s uit het verleden, zou je kunnen zeggen.

Verbeelding
Vrijdag 11 augustus, Cadouin
Twee blogs geleden schreef ik over mijn lezen van het verzameld werk van Cees Nooteboom. In dat blog gaf ik een aantal voorbeelden waarom zijn werk mij intrigeert. Van die voorbeelden houdt de volgende zin mij nu al een tijdje bezig, vooral omdat ik hem zo prachtig vind. De zin luidt: Niets weet ik, alles wat ik zeg is verbeelding.
Ik ben niet de enige die de zin fascinerend vind. Mijn Franse Nicht stuurde mij een dag ernaar onderstaand kunstwerk op. Ik vond het prachtig omdat het beeld voor mij eigenlijk precies zegt waarom ik de zin zo mooi en essentieel vind.
Goed beschouwd is de wereld chaos, een black box, waarin wij, na geboorte, als een bal in een flipperkast worden geschoten. Ik ben ervan overtuigd dat wij, om ons staande te houden in die chaos, een verhaal van ons leven maken. Ons leven lijkt een axioma, maar is het natuurlijk volstrekt niet. Ons ieder leven had ook totaal anders kunnen zijn. Stel dat je andere mensen was tegengekomen? Stel dat je andere ouders had gehad? Stel dat je behept was met een ander karakter, dat je meer of minder succes of pech in het leven had? Of dat je in Afrika was geboren in plaats van Europa? Toeval, toeval, allemaal toeval. Om de boel logica te geven en de zaken voor jezelf op een rij te houden en niet gek te worden, verbeelden wij ons leven, dat wil zeggen, we maken een verhaal van ons leven. Sterker. Stel dat iemand in jouw plaats jouw leven had geleid (beetje rare stelling), ik denk dat hij zijn levensgeschiedenis anders zou verhalen dan jij doet.
Dit is voor mij de essentie van de zin van Cees Nooteboom. Eigenlijk weet je niets, maar je verzamelt in je leven allerlei ervaringen, ideeën, gewoontes, meningen, mensen om je heen en zo verbeeld je als het ware je eigen verhaal. Zoveel mensen, zoveel verhalen.
Mijn lieve Nicht gaf vorm aan die chaos, en dan verschijnt die zin die mij bewust maakt van onze positie in de wereld, de positie van ons eigen leven, eigenlijk een existentiële balanceer act. Aldus mijn interpretatie. Mijn Nicht, die trouwens Ineke Oerlemans heet, stuurde mij gisteren een appje. Het bleek dat ze de zin van Cees Nooteboom ook in het frans op haar kunstwerk wilde zetten. Om hem te vertalen had zij, zoals ze schreef, een nieuwe vriend ingeschakeld. De dialoog tussen de vriend en haar verliep als volgt:
Ineke: Klopt deze Franse zin: je ne sais que rien, tout de ce que je dis, c’est l’imagination Vriend: De zin die jij hebt geschreven is bijna correct, maar er is een klein foutje. De juiste versie zou zijn: Je ne sais rien, tout ce que je dis, c’est de l’imagination. Dus de correctie zit in twee aspecten: 1. ‘Que’ moet worden verwijderd na ‘ne sais’. 2. De ‘l’imagination’ in plaats van ‘c’est l’imagination. Ineke: Fantastique! Merci!
Ik schrijf haar dat dit een belangrijke vriend is die dat zo precies weet en vraag wie hij is. Het antwoord van Ineke: Chat GPT. Ik antwoord: Ja echt? Waanzinnig!

Mr. Integrity
Donderdag 10 augustus, Cadouin
In de jaren zeventig verdedigde ik nog met verve de stelling dat de mens in principe goed is. Ik vond, in de geest van de opvattingen van de sociaal-democratie in die tijd, dat de mens maakbaar is. Als ze maar goed onderwijs kregen en goed geïnformeerd, dan zou het met iedereen wel goed komen. Wel lief zo’n opvatting, ik vertel het om duidelijk te maken dat ik van nature geen somber mensbeeld heb. Dat ik uiteindelijk ben uitgegroeid tot een misantroop beschouw ik als onvermijdelijk.
Afgelopen week keek ik naar de documentaire De zaak Schaap. Deze documentaire gaat over de enorme fraude gepleegd door Frank Oranje, bestuursvoorzitter van een van de grootste advocaten- en notariskantoren van Nederland, Pels Rijcken, bovendien onze landsadvocaat. Over een periode van 18 jaar verduisterde Oranje, van origine notaris, onder de ogen van al zijn hooggeleerde collega’s 11 miljoen euro.
Frank was een van de meest integere, betrouwbare en onkreukbare mensen uit zijn vak. Hij werd zelfs Mister Integrity genoemd. Veel van zijn artikelen, toespraken waren een pleidooi voor de absolute integriteit van zijn beroepsgroep. Frank had alles wat zijn hartje begeerde. Hij zat op de top van de apenrots van zijn beroepsgroep, wist precies hoe de hazen in Nederland lopen, had een kast van een huis in Den Haag, zat in besturen van tal van culturele instellingen, verdiende bakken met geld, had zeer goed onderwijs genoten, was buitengewoon goed geïnformeerd over van alles en nog wat. En toch stal Mr. Integrity her en der, op buitengewoon slinkse wijze, een vermogen bij elkaar. Kort na het publiek worden van de affaire pleegde hij op 6 november 2020 zelfmoord en ontkwam daarmee strafrechtelijke vervolging. Over zijn motieven liet hij niets na.
Wat bezielde hem? Een integrerende vraag die niemand tot nu toe kan beantwoorden. Zijn vrouw zegt van niets te weten, zijn collega’s, die altijd zo tamboeren op check, check, dubbelcheck sliepen nog steeds toen de kwestie aan het licht kwam. Het was de Belastingdienst die voor het eerst argwaan kreeg. Ik weet zeker dat in de organisaties waarvoor ik heb gewerkt meer controlemechanismes aanwezig waren dan bij de beschaafde en integere landsadvocaten van Pels Rijcken.
Wat waren nou zijn motieven? Hij laat niets na die deze vraag kan beantwoorden. Voor mij hoeft dat ook niet. Schopenhauer schreef al: er is geen mens die deugt. Deze stelling uit de negentiende eeuw wordt voor de zoveelste keer bewezen door de roverhoofdman van Pels Rijcken. Hoe beschaafd ook, onder de dunne laklaag van onze beschaving, huist de jager, de rover, de destructie.
Vorige week was het Earth Overschoot Day. Het is de dag van de overvraging van de aarde. Op die dag hebben we al het voedsel en de grondstoffen die de aarde in een jaar duurzaam kan produceren verbruikt. In feite stelen we de rest van het jaar van de mogelijkheden van onze nageslachten. Ik denk niet dat veel mensen zich daarvan bewust zijn. Een kleine elite -leve de elite!- gelukkig wel. De rest leeft in zalige onwetendheid. Maar is wel schuldig, want mede-rover.
Dit is eigenlijk de ideale wereld voor de misantroop. Elke dag krijgt hij een krant waarin zijn gelijk staat beschreven. Het is de schuld van de ander, en mijzelf. Dus van ons allen. In het najaar vlieg ik weer eens naar India. Willen en wetens roof ik weer iets van mijn nageslachten. Werkelijk niemand ontkomt aan de schuldvraag. Maar om met iemand te spreken die een vraag over klimaatverandering kreeg voorgelegd: ‘Het zal me aan mijn reet roesten.’ Er is geen hoop, zegt de misantroop.
Laurence
Woensdag 9 augustus, Cadouin
Nomen est omen. In Latijnse woorden: de naam is een voorteken. De Romeinen waren ervan overtuigd dat een naam iets over het lot van iemand zegt. Vooralsnog blijft in het ongewisse wat dat lot dan is.
Ik doel op het volgende. Ons vertrek naar Frankrijk dreigt, wat mij betreft, een ongewenst neveneffect te krijgen. Het begon op de verjaardag van Barend die tachtig werd. Voor deze gelegenheid had hij een stuk of vijftien mensen uitgenodigd, Fransen, Nederlanders. Als relatieve nieuwkomers was er voor ons natuurlijk speciale belangstelling.
Hoe wij heten. Voor mij is dat geen probleem. Gerard wordt Gérard en niemand kijkt er van op. Bij de naam Wybrich beginnen bij de Fransen alle alarmbellen te rinkelen. Met z’n allen proberen ze de naam goed uit te spreken, maar elke keer breekt hun tong. ‘Waarom hebben die Nederlanders geen gewone namen, zoals Marie of Melanie?’ Dat spel gaat zo even door totdat Erik, onze garagiste, die er toevallig ook is, zegt: ‘Ik vind het veel te moeilijk, hoor. Voor mij ben je voortaan Laurence.’ Hilariteit. Die avond heet Wybrich Laurence. Als we nu in zijn garage komen, is het nog steeds Laurcence.
Wat mij enigszins zorgde baarde, was dat Wyb het wel makkelijk vond, zo’n nieuwe naam. Nooit meer discussie over dat Wybrich. ‘Dan stel je je toch gewoon voor als Wyb?’ probeer ik. Het wordt van kwaad tot erger. Het komt er nu op neer dat Wyb op de camping inmiddels Laurence heet.
Wyb is er zelf erg content mee. ‘Laurence is toch een mooie naam?’ Dat ben ik absoluut niet met haar eens. Ik vind het een Franse trutten naam. Bij het uitspreken van die naam zie ik pastel bloemetjesbehang en aanstellerige meisjes. Ik hou voor haar een pleidooi voor de naam Wybrich, die ik zelf prachtig vind. Er waren vele redenen waarom ik verliefd op haar werd, maar de naam Wybrich was daar zeker debet aan. Het is een naam verbonden met het Friese land, verankerd in haar familie. De naam vertegenwoordigd een traditie en is zo bijzonder dat niemand die naam vergeet. In Meppel werd de naam zelfs een handelsmerk dat voor kwaliteit stond. Dat was met dat slappe Laurence nooit gelukt.
Wyb had gisteren een zware dag. Jongetjes van de camping hadden de ingepakte hooibalen van de buurman vernield. Wyb werd geconfronteerd met een boze boer en zijn zonen. Ze besloot om samen met de boeren de schade op te nemen en in een klein Renaultje reden ze naar de boerderij. ‘Ik moest wel lachen,’ vertelde Wyb mij ’s avonds, ‘zit ik tussen die Franse boeren die mij voortdurend Laurence noemen.’ Haar woorden snijden door mijn ziel. Laurence, nomen est omen, ik zou het lot niet tarten. Meteen stoppen met gebruik. Laat die boeren maar proberen Wybrich uit te spreken, verdomme.
Ik weet nog dat ik, drieëntwintig jaar geleden, in de zomervakantie haar nummer op het werk belde. Ik wist dat er niemand was, maar dan kon ik via het antwoordapparaat even haar stem en naam horen. Zeker: nomen est omen.
Nooteboom
Dinsdag 8 augustus, Cadouin
Cees Nooteboom is een schrijver waar ik niets mee had. Ik las wel eens een passage uit zijn boeken in de boekwinkel, leende wel eens een boek van hem uit de bibliotheek. Bij elke poging kwam een vermoeidheid over me: Cees Nooteboom (zucht). Ook als ik hem op televisie zag, kwam er iets vermoeid over me. Ik vond dat hij net iets te veel zijn best deed om highbrow te zijn, nooit zag of las ik een sprankeling. Ik vond hem vooral gymnasium.
Vlak voordat we naar Frankrijk gingen, zag ik zijn pas verschenen verzamelde gedichten liggen. De titel vond ik prachtig: Zo worden jaren tijd. Het deed me aan een gedicht van Willem Hussum denken: warmte vergt/jaren groei.
Ik sloeg het boek open en las meteen een gedicht dat me trof, ik ben vergeten welk gedicht. Ik besloot het boek niet te kopen. Het was best prijzig en Wyb en ik waren net in een zuinige bui. Bovendien brachten we opnieuw een groot deel van onze boeken naar het antiquariaat, om dan meteen weer een boek te kopen.
Maar eenmaal in Frankrijk kreeg ik spijt dat ik het had laten liggen. Ik had het moeten meenemen. Ik had het gevoel dat ik Cees Nooteboom nu moest lezen, zeker zijn gedichten. Ik vroeg aan Yvonne, die naar ons toekwam, of ik Bol.com bij haar de bundel mocht laten bezorgen en of zij het pakketje dan mee wilde nemen. Bol.com bezorgt namelijk niet in Frankrijk. Zo komt het dat Zo worden jaren tijd toch op mijn tafel in Frankrijk ligt en ik er regelmatig van kan genieten. Ik ga nu ook zeker andere boeken van hem lezen.
Ik heb een beetje een kinderachtige gewoonte. Ik categoriseer namelijk de gedichten die mij aanspreken. Drie streepjes zijn de beste gedichten, twee streepjes de goede en een streepje betekent best goed, moet ik vast nog eens lezen, misschien dat ik het gedicht dan beter vind. Cees Nooteboom krijgt niet zoveel drie streepjes als andere dichters, merk ik, maar daar staat tegenover dat ik zijn gedichten erg graag lezen en dat er ongelooflijk mooie regels en fragmenten in staan.
Ik ga nu iets doen wat eigenlijk niet mag. Ik haal er een paar uit hun context, maar dan weet je wat ik bedoel. Alle fragmenten komen uit de bundel Monniksoog uit 2016, een cyclus van 33 gedichten, opgedragen aan Remco Campert
1. Deze regel komt uit gedicht 15:
Niets weet ik, alles wat ik zeg is verbeelding.
2. Dit fragment komt uit het 21ste gedicht:
Een Russische tuin wil ik, in een andere
eeuw, met een uil in het donker, stappen op zolder,
een brief uit de hoofdstad, wind
in hoge bomen, een verschoten vlag. Verleden
tijd moet het zijn, zodat iedereen
dood is, de tuin voor altijd verwaarloosd,
een lege schommel, op de tafel nog glazen,
het boek nat van de regen, waar was het, wanneer
toen ik er niet was?
3. Deze regel komt uit gedicht 22:
Bedenk een verleden, wees niet zuinig
met oorlog of ontrouw.
4. Dit fragment komt uit gedicht 24
Niemand had ons bedacht, wij zaten in het gruis
van de eerste seconde, wij zijn er vanaf
het begin. Pas later kregen wij zielen en mochten
we schrijven. Van ons zijn de woorden…
Gelukkig heb ik nog zo’n vijfhonderd gedichten te gaan.

El Niño
Maandag 7 augustus, Cadouin
‘Houden jullie het wel een beetje uit daar in de hitte?’ vraagt een vriend in een mailtje.
Ik denk dat de Dordogne vaak in Zuid-Frankrijk wordt gesitueerd. Het ligt inderdaad diep in Frankrijk, maar Cadouin ligt nog altijd zo’n driehonderd kilometer van de Middellandse Zee. Er is hier zeker geen sprake van een mediterraan klimaat.
Als je me vraagt hoe het weer in de Dordogne dan wel is, dan heb ik daar eigenlijk geen antwoord op. Wij maken hier nu de tweede zomer mee en die is volstrekt anders dan de eerste. Vorig jaar heb ik drie of vier maanden permanent een korte broek gedragen. De temperatuur zat altijd rond de dertig graden, vaak doorlopend naar de 35. Altijd was de lucht strak blauw.
Deze zomer begin ik ’s ochtends met een lange broek. Het is de hele zomer zo rond de 25 graden, maar ’s ochtends is het nog best fris. Ik denk dat we zo’n zes dagen boven de dertig graden zaten. We hebben pas twee of drie keer echt zwoele avonden gehad, avonden dat je in de tuin kunt zitten en tot diep in de nacht naar het heelal staart. Om met Wyb te spreken: ‘Vorige zomer sliepen we de hele zomer onder een laken, nu is het dekbed nog niet van bed geweest.’ ’s Avonds koelt het rond negen uur zo af dat je naar binnen wilt.
Niet dat we niet buiten zitten. Ik zit eigenlijk de hele dag buiten op de veranda -dat dan weer wel. De veranda wordt ook steeds meer mijn werkkamer. In het begin moest ik daar aan wennen. Als je wilt werken moet je niet buiten gaan zitten, was altijd mijn adagium. Inmiddels heb ik mijn calvinistische arbeidsmoraal losgelaten.
De natuur is hier nog steeds hartstikke groen. Dat was vorig jaar wel anders. Regelmatig dat hier de afgelopen maanden regen valt. Meestal vooraf gegaan door een paar rukwinden. Het is niet die regen zoals we die in Nederland kennen, die regen die onder sombere luchten dagenlang door ettert. Hier zijn stevige buien, die nooit lang duren. Na de regen komt al snel de zon weer door.
Dat laatste is eigenlijk het hele jaar het geval. De zon is er altijd weer snel bij. In februari hebben we drie weken lang het mooiste weer gehad, konden we in de zon en in de luwte gewoon buiten lunchen.
In maart lag er voor het eerst in tien jaar sneeuw, wisten dorpsgenoten mij te vertellen. Dat hebben wij helaas niet meegemaakt omdat we in Spanje waren en op dat moment over besneeuwde wegen glibberden met sneeuwschuivers langs de weg die poogden de weg schoon te krijgen.
Een paar dagen daarna zaten we in de Zuid-Spanje en maakten daar de eerste weken mee van een hittegolf die nog steeds voortduurt. Volgens sommigen is al deze wispelturigheid het gevolg van El Niño, zou best kunnen.
Als ik moet kiezen tussen deze of de vorige zomer, dan kies ik toch voor deze. Vorige zomer waren er dagen bij dat voor pampus lagen door de warmte. Ik kies toch voor die 25 graden, verkoeling in de avond en een nacht onder een dekbed.
Niks dus hitte. Het is hier gewoon heel aangenaam en buitengewoon goed vol te houden. Misschien met dank aan El Niño (het is voor de eerste keer dat ik een ñ met zo’n kringeltje gebruik).
Eindpunt
Zondag 6 augustus, Cadouin
Goed nieuws! Niemand hoeft meer eenzaam te zijn. Download de apps Replika, de meest geavanceerde en populaire, of Paradot en je hebt een vriend. Niet zomaar een vriend: je beste vriend, je meest intieme vriend. Neem de Replika Pro, €62 per jaar, en je krijgt extra opties, waaronder de optie Erotisch Rollenspel.
Even uitleggen, ik citeer: ‘Sociale chatbots zijn taalprogramma’s die zich kunnen gedragen als invoelende gesprekspartners. Het lijkt alsof de gebruiker in gesprek is met een levensecht persoon. De chatbots zijn zelflerend (generatief) geprogrammeerd.’
Een voorbeeldje dat het heel ver kan gaan. De Amerikaanse Angel Miller heeft de pro versie van Replika. Haar digitale vriend heeft ze Bishop genoemd. Ze zegt hierover: ‘Ik kon alles met hem doen wat mijn partner niet wilde.’ Het was haar fantasie om haar echte partner te pijpen op een parkeerplaats. ‘Hij durfde het niet, en toen heb ik het maar met Bishop gedaan.’ Dit is nou wat je noemt een friend with benefits.
Misschien flauw van me met dit voorbeeld te beginnen, dan trek ik het meteen in de morsige sfeer. Er staan ook mooie, schrijnende voorbeelden in het artikel. Een vader wiens dochter is overleden en een app neemt nu haar plaats in. Hierdoor kan hij nog steeds met haar praten. Hij heeft de app dezelfde naam gegeven als zijn dochter.
Dit alles lees ik in de NRC van zaterdag, de mensen die de apps gebruiken geven er hoog van op. Er zijn zelfs mensen die een pop hebben laten maken naar het evenbeeld van hun fantasie, want iedereen stelt zich bij deze chatbot een reëel persoon voor. In de pop hebben ze luidsprekertje laten inbouwen zodat ze ook echt ‘iemand’ tegenover zich hebben.
In het artikel vraagt niemand zich af of er op de kantoren van Replika of Paradot iemand meeluistert. Hierbij bestaat niet alleen het gevaar dat ze alles van je weten, zoals bij Facebook en Apple, dit gaat een stap verder. Het is de laatste stap, het blootleggen van iemands ziel. Eindelijk eens een ontwikkeling met een eindpunt, lijkt me.
Terwijl ik het artikel lees, vraag ik me steeds af wat ik ervan vind. Aan de ene kant vind ik het de ultieme triestheid van de alsmaar toenemende individualisering. Aan de andere kant: de mens is nu eenmaal een door eenzaamheid geplaagde diersoort. Als dit helpt. Uit het artikel blijkt dat veel mensen er gelukkig mee zijn. In totaal zijn er nu twee miljoen gebruikers.
Grote kans dat het een succes wordt. Ik kan me nog de hype herinneren van het digitale huisdier, de Tamagotchi. Binnen de kortste keren had iedereen zo’n ding. Wie wil nou niet een eigen mens hebben, een mens dat altijd empatisch is, altijd met de je mee buigt en ook nog eens in een auto gepijpt wil worden.
Voor mij als kluizenaar is dit misschien wel de oplossing. Wyb is weer aan het werk. Kluizenaar zijn wordt nu nog leuker. Lekker alleen zijn, maar toch altijd aanspraak.
Littekens
Zaterdag 5 augustus, Cadouin
Ik krijg een foto van Wolter toegestuurd via Whatsapp met daaronder de tekst ‘Guess what’. Nou, dat is niet moeilijk. Het is een foto van de Bospub. Vermoedelijk is Wolter, als zo vaak, op vakantie/werk in Drenthe en zit hij nu in de Bospub. Ik reageer: ‘Ah! bekend terrein. Een soort thuis.’
Volgende appje van Wolter: ‘Ze hebben een heel nieuw huis gebouwd in jullie tuin.’
Ik: ‘Ik weet het. Ik vind het vandalisme. Schuren weg, vijver weg, het graf van Gijs (poes) geschonden.’
Het huis waar we vijf jaar in Drenthe woonden, heb ik met tranen in mijn ogen verlaten. We kozen ervoor om een chambres d’hôtel in Frankrijk te beginnen. Misschien hadden we het niet moeten doen, dan hadden we het huis en de plek kunnen beschermen tegen vernieuwing. Wat is dat toch in Nederland dat alles nieuw moet zijn, dat er geen oog is voor de schoonheid en de waarde van het oude? Heel Dwingeloo is in twintig jaar veranderd. Veel van wat authentiek was, is gesloopt en moest plaatsmaken voor boerderettes en patserige landhuizen.
Zeker, ons huis in Dwingeloo was klein. Maar wat is er tegen klein? Er stonden oude schuren op het terrein. Maar wat is er tegen oude schuren? Er kwamen zelfs mensen onze tuin in om te vragen of ze een foto mochten maken van onze oude Drentse schuur. Natuurlijk mocht dat. Ik was trots op die oude, donkerrode schuur waarvan merels en kraaien langzaam het rieten dak kaal plukten.
Rond de tuin stonden hoge, oude hagen die zorgden voor onze bescherming. Een van de eerste dingen die een nieuwe bewoner deed was het neerhalen van de heggen. Vermoedelijk vond hij ze te slordig en oud, strak en clean is het schoonheidsideaal van de Nederlander. Alles waar een kras op zit moet worden overgeverfd, deuken dienen uitgeduikt. Arme mussen, de heggen waren hun veilig huis. Zoals de kieren onder het dak de ideale plek was om hun jongen groot te brengen. Het huis verdwenen, de kieren verdwenen, de mussen verdwenen. De mens is weer tevreden.
Misschien ben ik hier in Frankrijk wel een vluchteling, bedenk ik nu, gevlucht voor de steriliteit van het Nederlandse schoonheidsideaal, zou zomaar kunnen. Jezus, wat kan ik genieten van de slordigheid van de Franse huizen. De geschiedenis mag hier zijn werk doen. Huizen staan hier eeuwen, schuren mogen vervallen. Littekens worden hier niet weggewerkt. Ik raad iedereen aan eens naar een plaatsje als Monpazier te gaan. Daar zie wat een schoonheid de geschiedenis voort kan brengen. Of te komen kijken naar onze kerk en abdij in Cadouin (sinds 1115) , gehavend door de kogelgaten van vele oorlogen, maar gelukkig nooit gerenoveerd.
Souffle
Vrijdag 4 augustus, Cadouin
Ik hoop niet dat de architect van het ziekenhuis in Périgueux, Centre Hospitalier de Périgueux, nog meer opdrachten voor ziekenhuizen heeft gekregen. Als je binnenkomt, denk je meteen aan een crematorium. De ontvangsthal, tevens centrale hal van het ziekenhuis, is op de tweede verdieping, waardoor de bezoeker eerst twee steile trappen moet beklimmen.
We checken in bij een balie in een halletje dat nauwelijks een meter breed is. De baliemedewerkster zit pal achter een computer zodat Wyb en ik tegen een computerscherm praten. Om haar te zien moeten we ons langs de computer buigen. Ik overweeg haar te zeggen dat ze die computer misschien beter aan de zijkant kan zetten en een draaistoel aanschaffen. Vroeger zou ik dat misschien hebben gedaan. Moet gezegd, ze is bijzonder vriendelijk en dat hebben we wel eens anders meegemaakt van baliemedewerksters in ziekenhuizen Als alle administratieve handelingen zijn verricht, verwijst ze ons naar de lift naar de derde verdieping. De lift ligt twee lange gangen verderop.
Het is voor de eerste keer in vier jaar dat ik weer in een Frans ziekenhuis ben. Misschien heb ik toch een klein trauma opgelopen van al die keren dat ik ben geopereerd in de ziekenhuizen van Nîmes en Montpellier. Ik voel dezelfde angst als toen. De gangen zijn trouwens gemodelleerd naar de sfeer in de romans van Kafka. Nergens is iets gedaan om de boel een beetje op te vrolijken.
Ik had mij voorgenomen nooit meer in een Frans ziekenhuis te belanden. Maar ja, zoals altijd met voornemens, je komt ze meestal niet na -overmacht. Het Franse ziekenhuiswezen was een tijdje de reden dat ik toch niet meer in Frankrijk wilde wonen. Bij de verhuizing nam ik mij voor dat, mocht ik weer een ziekenhuis nodig hebben, ik mij dan meteen laat repatriëren. Mijn weerstand heeft niet zozeer met de gebouwen te maken, maar vooral met de mentaliteit van de specialisten. Zelden heb ik zulke non-communicatieve horken meegemaakt.
Maar dit blog loopt ongelooflijk goed af. Eerst worden we ontvangen door de assistent van de specialist die het voorwerk doet. Wat een leuk mens. Zo vriendelijk heb ik ze nog nooit meegemaakt in een Frans ziekenhuis. Ze doet de intake en dan mogen we in de wachtkamer weer wachten op meneer Champeau.
En verdomd, wat een toffe bedrijfscultuur daar. Meneer Champeau krijgt van mij de erepenning voor de meest aardige en communicatieve specialist van Frankrijk. Hij maakt grapjes, praat heel rustig zodat wij hem goed kunnen volgen, hij neemt uitgebreid de tijd, vertelt bij elk onderzoek wat hij doet en wat zijn bevindingen zijn. Zie nou wel dat een gebouw niets zegt over de mensen die er werken.
Het komt er op neer dat ik een souffle heb, een hartruisje, en meneer Champeau heeft in een half uur uitgevogeld waar dat ruisje zit. Mijn hartkleppen hebben een lichte vergroeiing waardoor het hart ietwat harder moet pompen om het bloed er doorheen te krijgen. ‘Niets om je zorgen over te maken.’ Precies wat ik wilde horen van meneer Champeau. Over anderhalf, twee jaar krijg ik voor de zekerheid weer een uitnodiging om te kijken of het toch niet erger is geworden. Hij verwacht van niet, maar je weet nooit.
Hij stimuleert me om vooral 10.000 stappen per dag te blijven lopen, de uitslag van het bloedonderzoek was uitstekend, het ritme van mijn hart, niets op aan te merken. We nemen afscheid van elkaar.
‘Alles goed en wel,’ zegt Wyb als we terug naar de auto lopen, ‘maar je staat hier nu toch te boek als hartpatiënt.’ ‘Dat betekent dat je met een hartpatiënt naar India gaat.’

Steen
Donderdag 3 augustus, Cadouin
Een half jaar geleden liep ik nog, als ik Dies uitliet, door het Noorderplantsoen in Groningen. Het was een rondje dat Dies en ik door en door kende. Op elk pad had Dies zijn gewoontes, ik kon raden waar hij de vijver inging en waar hij wachtte tot ik een stok of bal gooide. Het park was niet alleen een uitlaatplek voor honden, maar ook voor mensen. Vooral met mooi weer moest ik mij door een mensenmassa manoeuvreren en ontstond er spontaan een soort festival. Hele muziekinstallaties werden meegenomen, verspreid over de grasvelden walmden barbecues.
Hoe anders zijn mijn rondjes nu. Ik loop ons weggetje af en sta aan de rand van wat je best een oerwoud kunt noemen. We lopen het oerwoud in en komen niemand tegen. Het afgelopen half jaar ben ik twee keer iemand tegengekomen, een boer op een tractor die gekapt hout vervoerde en een vrouw die een hondje uitliet. Haar auto had ze verderop op een bospad geparkeerd.
Als border collie, dus licht autistisch, heeft Dies ook hier zijn gewoontes ontwikkeld. Op sommige plekken blijft hij staan en laat hij mij doorlopen. Hij wacht tot ik bijna uit beeld ben en komt dan keihard aanlopen. Zo gaat hij ook steeds op dezelfde plekken liggen in de verwachting dat ik een stok gooi. Dies is voor mij absoluut levensverlengend. Door hem heb ik mijn dagelijkse beweging en 10.000 stappen.
Ik zelf heb ook gewoontes ontwikkeld. Op een van mijn rondjes kom ik twee stenen tegen waar ik altijd even bij stilsta, soms letterlijk, soms figuurlijk. Ik vind het machtige stenen, stenen met karakter. De ene steen zit verwerkt in een muur die ik eerder beschreef. Het is een lange muur van lichte steen, kunstig gestapeld. De werklui, die drie maanden over de bouw deden, hebben er een rode, erts-achtige steen tussen gedaan. Dat maakt de steen, maar ook de muur nog mooier.
Soms raak ik de steen aan. Ik beschouw het als een ode aan de aarde. Hoe oud zal de steen zijn? Miljoenen jaren? Als het meezit miljarden. Hoe diep heeft hij in de aarde gezeten? Hoe is hij hier terecht gekomen? Als ik hem aanraak heb ik met die geschiedenis mooi even contact. Ben benieuwd hoe lang hij in die muur gevangen blijft zitten.
Even verder loop ik een steile heuvel op. Boven op de heuvel staat, als een monumentje, een keihard rotsblokje, ik dacht eerst dat het vuursteen was. Er staat een klein bordje bij met de volgende tekst: Dit is zeer hard gesteente bestaande uit silica en kalksteen, dit soort steen werd vaak in molens gebruikt. Verwar het niet met vuursteen!’ Oké, dat doe ik dan niet meer.
Deze steen raak ik altijd even aan. Je weet het natuurlijk niet. Wie weet heeft een steen meer gevoel dan we denken. Ze komen er nu pas achter dat planten veel mee gevoel en communicatie hebben dan we ooit vermoedden. Misschien voelt en denkt een steen zo langzaam dat wij het niet kunnen opmerken, dat zou toch mooi zijn. En dat die steen dan in 452.679 na Christus denkt: het was toch mooi dat die man met die hond me in 2023 elke dag even aanraakte.


Van Dale
Woensdag 2 augustus, Cadouin
Het fijne van kluizenaar zijn, is dat het opeens leuker wordt om vrienden te ontvangen. De lezer kan nu twee dingen denken. Een. Wat is dat voor een kluizenaar die vrienden ontvangt? Goede gedachte, maar uit de literatuur van de Tao weet ik dat, als het om een kluizenaar gaat, alles mag. Familie, vrienden, de kluizenaar hoeft niet permanent en strikt in eenzaamheid te leven. Anders was ik ook nooit kluizenaar geworden.
Twee. Was er dan een tijd dat je het niet leuk vond om vrienden te ontvangen? Ja, die was er, moet ik bekennen. Niet altijd natuurlijk, maar in mijn Nijmeegse tijd, bijvoorbeeld, werd ik overspoeld door vrienden. Het kwam er op neer dat Lies en ik permanent bezoek hadden. Om daaraan te ontsnappen, vond ik het niet erg om naar Groningen te verhuizen.
En ook later vond ik bezoek vaak een last. Ik was druk, en dan wordt die drukte opeens onderbroken door bezoek. Ik vond dat vaak lastig. Dat is fout, niet aardig, weet ik, daarom is dit een bekentenis en een mea culpa. Het grootste deel van mijn leven heb ik te gehaast en met te weinig oog voor mijn omgeving geleefd. Daarvan kan ik alleen mijzelf de schuld geven. Te ambitieus, te gefocust, te fanatiek in allerlei opzichten.
Wyb en ik kwamen terug uit Bordeaux en pas op dat moment checkte Wyb haar telefoon. ‘Hé, kijk,’ zei Wyb en ze liet een foto zien waarop Erik, Jildou en Werner voor ons schilderij staan dat op onze veranda hangt. We wisten beiden dat het maar één ding kon betekenen, namelijk dat ze in Cadouin waren en op de camping stonden. Wyb belde dat we inmiddels thuis waren en even later zaten Erik, Jildou en Werner live voor ons op de veranda.
En toen kwam de eerste zin in mijn hoofd op: het fijne van kluizenaar zijn, is dat het opeens leuk wordt om vrienden te ontvangen. Ik was nu al maanden overdag alleen, wat ik heerlijk vind, maar het bezoek vond ik nu een zeer welkome afwisseling. Erik, Jildou en Werner waren niet de eerste die met een foto op de veranda duidelijk maakten dat ze er waren. Eerder kregen we zo’n zelfde foto van Pietie en Hans. Vervelend was toen dat zij in Cadouin zaten en wij in Nederland. Een paar maanden later maakten we dat goed.
Het fijne van bezoek ontvangen uit Nederland is dat bezoekers vaak belangrijke dingen voor je meenemen. Tegelijkertijd met de foto ontdekten we dat er op de veranda een zak stond met de driedelige Dikke van Dale erin. Een paar weken geleden blogde ik dat ik de Dikke van Dale zo miste. In Groningen had ik hem op de vuilcontainer gezet opdat een arme student hem mee kon nemen. Nu ik in Frankrijk woon, heb ik hem al drie keer willen pakken. Mijn hele leven lang heb ik hem in huis gehad. Nu pas besefte ik wat je mist als je hem niet hebt.
Er is nog een andere reden waarom ik hem miste. Ik vind namelijk dat zo’n monument als de Van Dale gewoon in je huis hoort te staan. Het is toch een eerbetoon aan de Nederlandse taal. Gelukkig maakt Erik huizen leeg waardoor hij de mooiste dingen vindt. Het kon niet anders of hij vond wel eens een Dikke van Dale. ‘Heb ik nog wel voor je,’ schreef hij een paar weken geleden in een app. En nu al stonden ze in een bruine zak op de veranda. Vrienden, ik zweer erbij.
Waterspiegel
Dinsdag 1 augustus, Cadouin
Goddank, de orde is weer hersteld. Vorige week viel mijn iPhone op het asfalt en mijn trouwe kameraad lag totaal in gruzelementen. Hierdoor was ik totaal onthand. De communicatie met de buitenwereld was ernstig gehandicapt, want met een laptop ga je niet even lekker op stap. Gisteren verscheen er geen blog omdat ik met Wyb naar Bordeaux was: op naar de Apple Store.
De tocht erheen was geen sinecure. Bij een tolpoort stonden enorme rijen auto’s, we slopen tergend langzaam naar de betaalautomaat. Tot overmaat van ramp kotste Dies nog in de auto. Later in Bordeaux poepte hij nog eens in de drukste winkelstraat van Bordeaux. Dit zou hij allemaal nooit doen, ware het niet dat hij wat ziek was.
De beloning voor deze reis vond ik in de Apple Store waar een nieuwe Phone op mij lag te wachten, de 14 max pro. State of art. Het installeren bleek een fluitje van een cent. Mijn verbinding met de buitenwereld was hersteld. Het klinkt raar, en zegt veel over mijn verslaving aan iPhones, maar ik voelde me na al die dagen weer een compleet mens, zonder zo’n ding voel ik me toch een beetje gemankeerd.
Andere belangrijke beloning: Bordeaux. Het is een stad waar ik me meteen gelukkig voel. De zon scheen, de terrassen zaten vol, de mensen toonden zich op hun mooist, flaneerden in volle schoonheid over de avenues en boulevards: een feest.
Ik raad iedereen aan eens een bezoek aan deze stad te brengen. Wat je dan vooral niet moet overslaan is de De Miroir d’eau aan de kilometers lange boulevard die langs de Garonne loopt. De Miroir d’eau, vertaald De Waterspiegel, is een kunstwerk van landschapskunstenaar Michel Corajoud. Het is een kunstwerk dat vrolijkheid en plezier genereert.
De Waterspiegel is een grote plaat van 3.450 vierkante meter, opgebouwd uit kleinere platen, waar om de zoveel tijd water oploopt. Er ontstaat dan een laagje water waar de wereld in wordt weerspiegeld. Het is een speelterrein voor kinderen en volwassenen. Mensen baden er pootje in, je kunt het niet nalaten om elkaar nat te spatten, kinderen gaan er in liggen en rollen vrolijk op en neer, jongeren nemen aanlopen, duiken op hun buik en glijden zo over het water een eind weg.
Na een tijdje loopt het water weg en komt er stoom van onder de gladde platen vandaan. Mensen hullen zich in een soort mist en ontstaat er een sprookjesachtige sfeer. Voer voor fotografen. Dan is er even rust op dit magistrale kunstwerk en wachten honderden mensen op het moment dat het water weer tussen de platen naar boven welt, waarna de opwinding opnieuw begint.
Voor een indruk, zie de foto’s hieronder. Maar ik moet er altijd nog eens heen om echt de tijd te nemen voor een paar goede foto’s. Wordt vervolgd.


alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2023