Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2018, november

Virus

Vrijdag 30 november, Lhee

Er is iets raars aan de hand in onze familie. Momenteel ben ik druk bezig met de opvoeding van een hond, wat geen kattenpis is. Het is nog veel meer werk dan ik had verwacht, komt vermoedelijk ook omdat Dies een kruising is tussen diverse heftige rassen, zoals de border collie en de australische herdershond. Voor wie, zoals ik, labradors gewend is, is Dies een stevige kluif. Hij heeft energie voor een stuk of drie labradors.
Enig resultaat van de opvoeding is gelukkig best al zichtbaar. Vandaag was hij bijna een perfecte hond. Ik tel mijn zegeningen, morgen kan het anders zijn. Vind ik dat erg al dat werk? Helemaal niet. ‘Toch vind ik het nog steeds leuk dat we geen labrador hebben genomen. Dit is zo anders,’ zei Wyb vandaag nog. Ik ben het helemaal met haar eens.

Het rare is dat niet alleen ik druk bezig ben met een hond, ook mijn beide dochters zijn er op het ogenblik druk mee. Esmee krijgt, naast Hugo de labrador die ze al heeft, morgen een labrador van tien jaar erbij. Het is een blinde geleide hond die met pensioen gaat. Vorige week was hij op proefbezoek, morgen gaat Mica, zoals hij heet, definitief bij hen wonen. De huidige eigenaar van Mica krijgt dan een nieuwe blinde geleide hond. Ik neem aan dat Esmee een stuk minder werk heeft aan Mica dan ik aan Dies. Een hulphond van tien jaar lijkt me een makkie.
Anne gaf zich drie weken geleden via een app op om honden in Amsterdam uit te laten. Sindsdien is ze in contact met de eigenaar van een franse buldog die in Brazilië woont. Zijn hond, Charlie, is nog in Nederland en woont bij zijn ex-vrouw die niks met honden heeft. Pas over drie maanden verhuist Charlie naar Brazilië. Anne heeft de hond een paar keer uitgelaten, leerde zowel de man als de vrouw iets beter kennen en heeft Charlie nu een week in huis genomen. Ze heeft inmiddels haar hart verpand aan het permanent snurkende beestje.

Dit alles betekent dat mijn familie, en ik heb het voor de afwisseling nu over de familie van mijn vaderskant, al drie generaties druk in de weer is met honden. Mijn opa werkte bij de politie en had een politiehond onder zich. Een hond die gewoon bij mijn opa en oma thuis woonde, ik heb er een vage herinnering aan. Ik weet nog dat het een bouvier was, zo’n hond waar je bij voorbaat diep respect voor hebt. Of mijn opa hem vaak voor politiewerk moest inzetten, geen idee.

Toch mooi dat er in onze familie een soort hondenvirus rondwaart. Ik ben met honden opgevoed, weliswaar van die zeikerige poedeltjes, maar toch. Anne en Esmee zijn met honden opgevoed en dat heeft voor het virus zeker vruchten afgeworpen. Of mijn opa met honden is opgevoed weet ik niet. Zo ja, dan zijn de Tonen’s misschien al vier generaties met honden in de weer.

 

No Risk

Donderdag 29 november, Lhee

Als theaterdirecteur was ik altijd tegen het geven van kortingen op voorstellingen. Mijn standpunt was dat theater geen ramsjproduct is. Het is een volwaardig, kwalitatief product dat duur is om te maken en daardoor zijn prijs waard is. Waarom zou je er dan korting op geven?
Natuurlijk zijn er marketingargumenten om het toch te doen, maar er is een doorslaggevend argument waarom je dat niet moet doen: als je het publiek went aan kortingen, dan kom je er namelijk niet meer vanaf. Het publiek zal op den duur altijd wachten totdat het een korting krijgt aangeboden. Wat fnuikend is want een van de grote marketinginstrumenten van het theater is de abonnementverkoop. Mensen zijn gewend om ver voordat een voorstelling plaatsvindt al kaarten te kopen. Al is het feit dat dit instrument inmiddels stevig is aangetast en in sommige steden, vooral de  grote, nauwelijks nog bestaat.

Mijn gevecht tegen de kortingen heb ik verloren. Vooral door producenten van grote musicals als Joop van den Ende. In toenemende mate zat er niemand meer in zijn zalen die de normale ticketprijs betaalde. Leden van de ANWB, werkers in de zorg, vroegbestellers, overal doken kortingsmogelijkheden op. Op de korte termijn werkt een korting prima, op de langere termijn veroorzaakt het erosie. Het publiek stelt steeds langer de beslissing uit om een kaartje te kopen. Gevolg dat in die tussentijd zich nieuwe verleidingen aanbieden en mensen sowieso niet gaan.

In deze neerwaartse spiraal wordt door het Luxor Theater een nieuwe stap gezet. Daar bieden ze voor drie grote producties No Risk Tickets aan. Iemand koopt een kaartje voor de voorstelling en als die haar niet goed vindt, krijg hij in de pauze zijn geld terug als hij in honderd woorden beschrijft waarom je haar niet goed vindt. Niet alleen uit marketingoogpunt is dit killing, maar ook voor iedereen die risico bij deze voorstelling loopt. Elke producent maakt wel eens een mindere productie. Zowel de producent als het publiek loopt risico, wat misschien wel de charme van theater is. Maar wie nu productioneel een zeperd heeft, krijgt misschien wel een niet te betalen rekening gepresenteerd.

De marketingschade is sowieso groot, vind ik. Met deze No Risk actie laat je het publiek al naar het theater gaan met het idee dat de voorstelling misschien niet goed is. Terwijl je als theater een feestelijk gevoel dient te creëren, een lekker avondje uit, wordt de belangrijkste boodschap dat het helemaal pet kan zijn en dat je halverwege de avond weer naar huis moet. Je geeft een enorme negatieve connotatie aan een avondje theater. Ik vrees dat dit de dood in de pot is, het theater op zijn laatste benen.

Want de angel in deze kwestie zit in de zin die ik zojuist schreef: ‘Elke producent maakt wel eens een mindere productie.’ Was maar waar. Ik zie in toenemende mate snel in elkaar geflanste producties in het theater verschijnen. Voorstellingen die te snel en te goedkoop zijn gemaakt. Na de voorstelling geeft het publiek wel zijn plichtmatige ovatie maar je voelt dat de avond toch teleurstelde. Als iets de erosie van het publiek bevordert zijn het beroerde, rammelende voorstellingen.

Ik merk het zelf ook. Waarom zou ik naar het theater gaan als ik ’s avonds op de bank met Netflix eenzelfde soort ervaring kan krijgen? Het is goedkoper, ik kan plassen wanneer ik wil, ik heb geen buurvrouw die voortdurend snoepjes van krakende papiertjes ontdoet en ik hoef de deur niet uit.
De No Risk actie is een soort overgave, vrees ik. Het theater weet dat er veel beroerde producties worden gemaakt, het publiek weet dat, de enige oplossing is een wanhoopsdaad. Om het publiek toch te verleiden mag iedereen zijn geld terugkrijgen. Weg gezonde basis voor een theatercultuur waarin publiek, producenten en theaters elkaar onvoorwaardelijk kunnen vertrouwen.

Nijmegen

Woensdag 28 november, Nijmegen

Twee weken geleden had ik een vergadering in de juridische faculteit van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Daarna had ik een afspraak met Jan. Vandaag had ik eenzelfde soort vergadering op dezelfde plaats. Ik rij via de Oranjesingel over de Heyendaalseweg naar de Montesorrilaan waar de faculteit is gevestigd. Op de Heyendaalseweg, net de rotonde voorbij die de kruising vormt met de Groenewoudse weg, realiseer ik me waar ik twee weken geleden geen moment aan heb gedacht: hier, in dat verzorgingshuis, is mijn moeder overleden.

Ik rij zachter, gelukkig rijden er geen auto’s achter me. Ik overdenk wat voor een ellende we in die flat hebben meegemaakt. Mijn moeder die soms keihard op de gang riep dat ik haar moest meenemen, dat ik haar moest bevrijden. In een van die kamers, ik weet niet eens meer in welke precies, het was op de tweede of derde verdieping, begeleidden we haar naar de bevrijdende dood. Zachtjes fluisterden we dat ze dood mocht gaan, dat ze er niet tegen hoefde te vechten, dat ze een enorme goede moeder was geweest, dat we ontzettend veel van haar hielden.

De juridische faculteit zit in het Grotiusgebouw op de campus van de universiteit, een prachtig gebouw, ontworpen door Benthem Crouwel Architects. Voor wie ooit in de buurt is: zeker even binnen gaan kijken, zo transparant en mijn architectenvriend zou zeggen ‘zo mooi in de maat’. Als ik naar binnen ga zie ik de officiële naam staan Faculteit der  Rechtsgeleerdheid. Ben ik hier om rechten te gaan studeren? Zeker niet. Gewoon theaterzaken, as usually.

Omdat ik vandaag geen afspraak met Jan heb, rij ik over de St. Annastraat terug naar huis, is mijn voornemen. Als ik er heen rij, kom ik langs het Radboud Ziekenhuis en ik herinner me hoe vaak ik daar door die draaideur ben gelopen om mijn vader op te zoeken die daar van de zoveelste operatie lag te herstellen. Ik voel nog de spanning als ik hem bezocht. Hoe zou het met hem gaan, zou hij eindelijk beter worden?
En dan realiseer ik me, om het nog dramatischer te maken, dat mijn vader een paar honderd meter verderop in het moratorium heeft gelegen. Goed beschouwd heeft de dood van mijn ouders zich op een paar honderd meter van elkaar afgespeeld, al zaten er decennia tussen.

Ik rij terug over de St. Annastraat en kom op de kruising met de Fransestraat. De rellen rond de Piersongarage schieten me te binnen. Op deze kruising vonden de laatste rellen plaats. Het NOS Journaal meldde dat er nog één brandhaard was, namelijk op de St. Annastraat. Er waren beelden te zien van de kruising. Het klopte wat het Journaal meldde. Wij waren zojuist een willekeurig huis ingevlucht en onder ons veegde de ME met groot materieel de St. Annastraat schoon.

Als ik door deze stad rij, schiet mijn leven voorbij. 

Geluk

Dinsdag 27 november, Lhee

 

Klein geluk is geen geluk, schreef
Remco Campert, jong en onbezonnen.

Zowel de wijzen als de gekken
weten dat groot geluk niet bestaat.

Groot geluk is waan.
Rook in rook gehuld.

Klein geluk kun je vasthouden.
Handle with care, zegt de verpakking.

Kleinood. Twee hondenogen.
Een hand op een rug. This side up!

Plotseling samen hetzelfde zeggen.
Een eigen wereld in je hoofd.

 

Schoonheid

Maandag 26 november, Lhee

De partij der proleten, de VVD, wil ons doen geloven dat kunst luxe is. Dat doen ze omdat bepaalde kunstuitingen geld kosten, tenminste, als we die in Nederland willen kunnen zien. En voor de boekhouders van de VVD is alle subsidie die niet naar het bedrijfsleven gaat, onderwerp van discussie.
Natuurlijk is kunst geen luxe. In welke menselijke samenleving dan ook, op welk continent, in welke cultuur, altijd heeft de homo sapiens kunst gemaakt, heeft hij de behoefte gehad zich uit te drukken. Zelfs onder de meest erbarmelijke omstandigheden, bijvoorbeeld in de concentratiekampen, werd er kunst gemaakt, van cabaret, toneel tot muziek. Waarom? Fascinerende vraag.

Op de allereerste plaats denk ik dat het vertellen van verhalen een levensbehoefte is van de mens. De wereld is chaos, willekeur en dreiging. Verhalen geven het leven samenhang, overzicht, er is een begin, een midden, een einde. Door verhalen lijkt ons leven logisch.
Toen ik vorige week bij Jan en Connie was, vertelde Connie over het boek ‘De code van de ziel’ geschreven door de psycholoog James Hillman. Ze liep naar boven om het te halen en attendeerde mij op een passage die over kunst gaat.
Hillman haalt daarin Thomas van Aquino aan die schreef: ‘Schoonheid zet beweging stil.’ Schoonheid geneest psychologische malaise. Hillman fulmineert tegen de psychologie die verstrikt is geraakt in methodes en therapieën maar de kern van ons zijn, de ziel van de individuele mens, verwaarloost. Zo vindt hij het een schrijnend gemis dat schoonheid in de psychologie eigenlijk geen rol speelt. Terwijl schoonheid van alle menselijke uitingen het dichtst bij onze ziel staat, er misschien wel een uiting van is. En hij wijst op de helende werking die van kunst uitgaat. Kunst biedt troost, afleiding, reflectie, vermaak, verwondering, bewondering. Het is integraal onderdeel van ons leven. In plaats van het luxe te zien, zouden we het moeten herwaarderen, gebruiken.

Kunst, kunst, schei toch een uit over kunst, elitaire aap, hoor ik mensen denken. Op de een of andere manier irriteert kunst altijd, mensen voelen zich dan al snel buiten gesloten, ‘daar heb ik geen verstand van’. Dat neemt niet weg dat in Nederland 2,35 miljoen mensen een abonnement op Netflix hebben en avond en avond zitten te bingewatchen, dat zo’n 30  miljoen mensen per jaar een museum bezoeken, dat zo’n 13 miljoen mensen per jaar een theater bezoeken en nog eens 36 miljoen mensen naar de film gaan. En dan heb ik het alleen nog maar over bezoekers en niet over het aantal mensen dat het zelf kunst beoefent, professioneel of als amateur.
Hoezo kunst luxe? Alleen de cijfers laten al zien dat kunst een onlosmakelijk deel van ons leven is. Al die mensen gaan natuurlijk niet voor niets. Ze vinden daar vermoedelijk iets waar Hillman op wijst: een vorm van heling, genezing, troost, tegenwicht tegen de verschrikkelijke werkelijkheid.

Vloedlijn

Zondag 25 november, Ameland

Een paar maanden geleden gingen Wyb en ik naar een paar fonteinen kijken die in de elf Friese steden zijn neergezet in het kader van Leeuwarden Europese Culturele Hoofdstad 2018. Zo kwamen we in Hindeloopen terecht. Een plaatsje waar ik graag kom, Anton Pieck zal hier vast veel inspiratie hebben opgedaan, Nederland op zijn pittoreskst. Maar ook vergane glorie, een plaatsje dat ooit lag aan die onstuimige Zuiderzee.
De Zuiderzee heet nu IJsselmeer, en niet voor niets. Het is een getemd beest. Als je langs de vloedlijn loopt -mag het die naam nog wel hebben?- zie je de impotente golfjes van wat eens een grillige binnenzee was. We zagen een fontein met allure maar die zijn allure verloor omdat het opgesloten zat in een woonwijkje. Het was hierdoor gehannes op de vierkante centimeter. Jammer, maar misschien een goede metafoor voor Hindeloopen zelf.

Maar daar wil ik het allemaal niet over hebben. We liepen door het stadje dat nu leeft van het toerisme. In een van de smalle straatjes zat de antiek winkel waar we de tafel zagen staan. Wyb is al een paar jaar op zoek naar een mooie ronde tafel voor op haar kantoor en daar stond hij. De winkel was gesloten, gelukkig kwamen net de eigenaren thuis die ons wel even binnen wilden laten.
Een kwartier later was de tafel van ons. Wat niet wil zeggen dat we klaar waren in de winkel want een van de eigenaren houdt van praten en vindt zelf dat hij erg grappig is. Elk verhaal eindigde met een kwinkslag. We spraken af dat de tafel gewoon in de winkel zou blijven staan en dat we hem met een busje een keer kwamen ophalen.

Vandaag was die keer aangebroken. In een grote Mercedes bus reden we weer richting Hindeloopen. Naast ons op de bank zit Dies die, we zijn naast een tafel ook een hond rijker, altijd in is voor avontuur.
Voordat we de tafel ophalen, lopen we weer op de dijk. Dies is gek op avontuur en schapenpoep. Ik vrees dat we na Dickens opnieuw een hond hebben die van poep houdt. De golfjes van het IJsselmeer zijn weer even machteloos als de vorige keer. Dies, geboren in de bergen van de Drôme, vindt ze desalniettemin nog steeds te hoog.

We manoeuvreren de bus door het smalle straatje. De eigenaar is blij ons te zien en blijkt opnieuw een vat vol verhalen en humor. Voorzichtig laden we de tafel in. Ze is nog steeds even mooi. Misschien moeten we hem toch maar in onze huiskamer zetten.
Uiteindelijk rijden we hem toch naar Ogterop en vindt ze een plaatsje in het theater, gelukkig blijft ze wel ons eigendom. We stappen over van de Mercedes in de Volvo, voor Dies inmiddels een vertrouwd onderkomen. Volgens mij ziet hij de Volvo als een grote rijdende bench, speciaal voor hem aangeschaft, inclusief het personeel dat voor in de bench zit.

Tafel

Zaterdag 24 november, Hindeloopen

Een paar maanden geleden gingen Wyb en ik naar een paar fonteinen kijken die in de elf Friese steden zijn neergezet in het kader van Leeuwarden Europese Culturele Hoofdstad 2018. Zo kwamen we in Hindeloopen terecht. Een plaatsje waar ik graag kom, Anton Pieck zal hier vast veel inspiratie hebben opgedaan, Nederland op zijn pittoreskst. Maar ook vergane glorie, een plaatsje dat ooit lag aan die onstuimige Zuiderzee.
De Zuiderzee heet nu IJsselmeer, en niet voor niets. Het is een getemd beest. Als je langs de vloedlijn loopt -mag het die naam nog wel hebben?- zie je de impotente golfjes van wat eens een grillige binnenzee was. We zagen een fontein met allure maar die zijn allure verloor omdat het opgesloten zat in een woonwijkje. Het was hierdoor gehannes op de vierkante centimeter. Jammer, maar misschien een goede metafoor voor Hindeloopen zelf.

Maar daar wil ik het allemaal niet over hebben. We liepen door het stadje dat nu leeft van het toerisme. In een van de smalle straatjes zat de antiek winkel waar we de tafel zagen staan. Wyb is al een paar jaar op zoek naar een mooie ronde tafel voor op haar kantoor en daar stond hij. De winkel was gesloten, gelukkig kwamen net de eigenaren thuis die ons wel even binnen wilden laten.
Een kwartier later was de tafel van ons. Wat niet wil zeggen dat we klaar waren in de winkel want een van de eigenaren houdt van praten en vindt zelf dat hij erg grappig is. Elk verhaal eindigde met een kwinkslag. We spraken af dat de tafel gewoon in de winkel zou blijven staan en dat we hem met een busje een keer kwamen ophalen.

Vandaag was die keer aangebroken. In een grote Mercedes bus reden we weer richting Hindeloopen. Naast ons op de bank zit Dies die, we zijn naast een tafel ook een hond rijker, altijd in is voor avontuur.
Voordat we de tafel ophalen, lopen we weer op de dijk. Dies is gek op avontuur en schapenpoep. Ik vrees dat we na Dickens opnieuw een hond hebben die van poep houdt. De golfjes van het IJsselmeer zijn weer even machteloos als de vorige keer. Dies, geboren in de bergen van de Drôme, vindt ze desalniettemin nog steeds te hoog.

We manoeuvreren de bus door het smalle straatje. De eigenaar is blij ons te zien en blijkt opnieuw een vat vol verhalen en humor. Voorzichtig laden we de tafel in. Ze is nog steeds even mooi. Misschien moeten we hem toch maar in onze huiskamer zetten.
Uiteindelijk rijden we hem toch naar Ogterop en vindt ze een plaatsje in het theater, gelukkig blijft ze wel ons eigendom. We stappen over van de Mercedes in de Volvo, voor Dies inmiddels een vertrouwd onderkomen. Volgens mij ziet hij de Volvo als een grote rijdende bench, speciaal voor hem aangeschaft, inclusief het personeel dat voor in de bench zit.

Vinkenoog

Vrijdag 23 november, Nijmegen/Lhee

Als je bij Jan en Connie binnenkomt, sta je in de gang. Aan de linkerwand van die gang hangen allemaal ingelijste speciaal gedrukte gedichten. Leonard Nolens hangt er, Slauerhoff, Bloem natuurlijk.
Een verzameling maakt zichzelf groter. Connie laat een gedicht zien dat ze van iemand heeft gekregen, gekocht op een veiling. Uit een koker komt, op vergeeld papier, een gedicht van Simon Vinkenoog tevoorschijn. Wie kent Simon Vinkenoog nog? Lees dit gedicht en je leert Simon Vinkenoog kennen. Zijn twee bakstenen dikke Verzameld Werk bestaat vooral uit dit soort erupties van woorden.
Ik vind het erg karakteristiek voor die tijd, 1978. Als ik het gedicht lees, hoor ik de dreinende stem van Simon Vinkenoog. Mooi dat die tijd zomaar uit die koker komt, het is het laatste jaar dat ik mij student mocht noemen. Als ik het gedicht lees, valt me op hoe weinig er in Nederland is veranderd. Alleen die dienstplicht is gelukkig geregeld, de rest kan in deze tijd geschreven zijn.
Het gedicht is op een groot langwerpig papier gedrukt in rood, wit en zwarte inkt. Ik neem het integraal over, inclusief spellingfouten. Spring teug in de tijd. 1978.

 

NEDERLAND NEDERLAND NEDERLAND NEDERLAND NL

Nederland!
Het huilen staat me soms nader dan het lachen!
Nederland, waarom laat je je regeren door angstige kleuters?
Nederland, waar zijn je helden van vroeger gebleven?
Nederland, heb je werkelijk je ziel aan de duivel verpacht?
Draait dan werkelijk alles om geld?
Waarom staat er nooit nieuws in je kranten,
waarom alleen maar de moorden, en ongelukken,
de oorlogen, en loonsverhogingen, het weer en
wie er gewonnen of verloren heeft?
Nederland, wie ben je? Ben ik niet Nederland?
Nederland, waar is je ondernemingsgeest?
Waarom kwamen de ketters hierheen vluchten?
Nederland, tot wie wend ik me?
Kun je nog luisteren? Nederland!
Nederland, is dan alles alleen maar verpakkings-
industrie van kunststoffen voor kunsteten, met
kunstbloemen voor kunstmensen?

Nederland, de wereld is zo groot en er is nog zoveel
te doen,                   waarom doen we het niet?
Hebben we dan niets geleerd, jij en ik, van honderden
jaren oorlog, voor nog tienduizenden jaren vrede?

Nederland, wanneer gaan we de angst uitroeien,
en de twijfel, de wanhoop en de ontreddering –
hebben we niet genoeg te doen,
en staan we niet alleen van zessen klaar?

Nederland, waarom gaan je misverstanden
nergens over,
waarom houd je je bezig met bijzaken,
waarom zorg je niet voor onbehuisden?

Nederland, waarom maak je geen eind aan de
woningnood?
Nederland, waarom laat je je regeren door een
schandaal?
Nederland, wanneer wordt je jeugd wakker
om te zeggen: dit nemen we niet langer,
dit hoeven we niet te nemen,
hier willen we een einde aan maken!
Nederland, wanneer steek je de brand in je papieren
en de handen uit je mouwen?
Nederland, de woningnood is een groter probleem
dan ik alleen aankan, maar ik alleen zou er in één
jaar een einde aan kunnen maken.
Nederland, waarom doen we het niet?
Waarom geven we geen woningen aan de ratten
van Kattenburg, aan de velen die zo graag willen
trouwen en kinderen krijgen, en die nog
kanker kanker kanker bij de vorigen moeten
inwonen?

Nederland, wanneer worden we volwassen?
Nederland, waarom speelt toch iedereen zo graag
vereniginkje , en jij wordt voorzitter, en ik secretaris,
en jij penningmeester en we praten maar en we
praten maar en we praten en we praten –

Nederland! Duizenden mensen staat in de kou,
duizenden mensen leggen hun moede hoofd niet
onder hun eigen dak te rusten.
Nederland! Er zijn tienduizenden jongens en meisjes
die niet alleen willen slapen,
duizenden ongeborenen die om liefde smeken!

Nederland, leer leven! Laat leven! Leef!
Laat je niet leven, Nederland,
laat je niet leiden, maar leid en leef:
maak je los van het verleden,
scheur je los van banden en bondgenootschappen –
in een volgende oorlog (als die komt, en die komt
toch lekker niet)
Nederland, waarom stuur je generaals niet met
pensioen, die de vorige oorlog nog moeten ‘winnen’?
Nederland, waarom schaf je de dienstplicht niet af,
Nederland, waarom wil je zo graag nog
soldaatje spelen?
Nederland, doe toch niet zo gek –
dacht je werkelijk dat je vijanden had,
die je pijn willen doen? Nederland
woef woef woef woef huilen de politiehonden
op de Westermarkt waar Descartes van de rede
sprak, en van het zoeken naar waarheid.

Zeg Nederland, weet je eigenlijk wel waarover ik het
heb,
zeg Nederland, heb je je geweten nog behouden –
en doe je er iets aan,
of heb je je ziel verpand aan ’t gemak, je natje en je
droogje en de koninklijke nutteloze goudgele
papierbedrukte miljoenen?
Nederland, je kunt alle noden lenigen,
Nederland, er bestaan geen problemen –
ze kunnen alle uit de wereld geholpen worden,
Nederland, maak je nuttig, Nederland –

de wereld wacht op bevrijding.
Nederland, ga vóór,
Nederland, tegen wie praat ik eigenlijk?
Nederland, weet je wel wie ik ben?
Nederland, wie ben je, en waar?
Nederland, ik houd zo van je.

(Voor Allen Ginsberg, omdat ik ook zo van de
Verenigde Staten van Amerika houd)

 

Simon Vinkenoog
druk Frans de Jong Amsterdam aug. ‘78

Tuinhuis

Donderdag 22 november, Nijmegen

Veertig jaar lang liep ik elke paaszaterdag met het mannelijk deel van mijn familie naar Lent, een dorpje dat over de Waal lag en nu is ingelijfd door Nijmegen. Deze familietraditie was misschien ooit het laatste mannelijke bolwerk van Nederland. Vrouwelijke familieleden mochten beslist niet meelopen. Uit protest hielden de dames ooit een alternatieve Paastocht maar dat werd nooit een familietraditie, het bleef bij één keer. Waardoor duidelijk was waarom alleen mannelijke familieleden mochten meelopen. Voor een Paastocht heb je doorzettingsvermogen nodig. Om het een en ander te relativeren. Het mannelijk deel van de familie bestond uit vier personen en de tocht was niet langer dan 6 kilometer.

Na veertig jaar bestaat de familietraditie niet meer. Een deel van de familie werd zo krakkemikkig dat die 6 kilometer niet meer werd gehaald. De laatste keer, 8 jaar geleden?, deden we het met de auto, een surrogaat dat niet echt beviel. Einde familietraditie. Dit betekende dat ik nog minder in Nijmegen kwam, laat staan in Lent.
Vandaag kwam daar na lange tijd verandering in. Ik maak met Jan, mijn oom, een biografisch boek waarin tekst en foto zijn gecombineerd. Lent mag daarin zeker niet ontbreken. En Lent wil zeggen het boerderijtje waar Toon nu alleen woont. Al die veertig jaar was het ons uiteindelijke reisdoel. Vroeger woonde hij er met zijn ouders en zus. De meeste jaren dat we er heen liepen alleen met zijn zus. In de loop van de jaren werd het steeds rustiger in huis. Een ding bleef altijd constant: de onberispelijkheid van zijn tuin. Aan de ene kant van het tuinpad de moestuin, aan de andere kant het gazon met het tuinhuis.

Jan en ik rijden over de Waalbrug naar Lent. Ik schrik me te pletter. Lent? Lent bestaat niet meer. Waar ooit een paar honderd mensen woonde, leven nu duizenden, er is een nieuwe stad uit de grond gestampt. Het landschap waar we altijd zingend doorheen liepen is totaal op de schop gegaan en is voor een deel een arm van de Waal geworden. Daar ligt mijn verleden aan diggelen. Alle vertrouwde beelden in mijn hoofd moet ik bijstellen.
De grootste schok komt als we de Vossenpels inrijden. Het boerderijtje dat ooit vrij uitkeek op Betuwse boomgaarden is omgeven door bouwactiviteit. Ik feliciteer Toon omdat zijn huis vermoedelijk twee tot drie ton meer waard is. Maar Toon geeft aan dat hij daar niets aan heeft. Hij wil het uitzicht en de boomgaarden terug.

Toon is ook niet meer de oude. Een paar geleden kreeg hij een hersenbloeding. Hij genas er wonderwel van maar het praten gaat niet meer zo goed, soms kan ik hem niet verstaan. De moestuin ligt er kaal en koud bij. Het tuinhuis is vervallen, de deur gaat met moeite open. De inkt van het sigarenkistje, waarin wij ooit onze namen en het jaartal schreven, was het 1979?, is door de tijd uitgewist. Ik neem foto’s van het huisje waarin wij ooit onze glaasjes jonge jenever dronken, onderdeel van onze familietraditie. We nemen afscheid van Toon. Grote kans dat het ons laatste afscheid is. Ik kijk nog een keer naar het tuinhuisje waarvan ik ooit droomde dat het mijn schrijfhuisje werd. Ondertussen rijden betonwagens af en aan.

Patiencen

Woensdag 21 november, Lhee

Ik lees in de Volkskrant een artikel over het beleid rond gehandicapten. Sinds het kabinet van VVD en PvdA de sociale werkplaatsen sloten (ja, je leest het goed, de PvdA), is het een puinhoop van jewelste. Gehandicapten moesten onder het minimumloon gaan werken (ja, je leest het goed, maatregel genomen onder verantwoordelijkheid van de PvdA) en het beleid werd van de Rijksoverheid naar gemeentes overgeheveld. Als dat gebeurt, dan weet je het eigenlijk al: dat wordt een puinhoop. Aldus de geschiede want veel gehandicapten zitten nu werkloos thuis.
Van alle organisaties waar ik mee te maken heb gehad, zijn gemeentes verreweg het meest beroerd. Buiten dat veel gemeentes te klein zijn om goed beleid rond jeugdzorg, mantelzorg en gehandicapten te organiseren, zijn de meeste gemeentes gewoon vermolmde organisaties. Mensen zitten er te lang, zijn ingesnoerd door procedures en protocollen en zijn over het algemeen doodsbang om fouten te maken.
Daar komt bij dat rotte appelen in de organisaties er niet uitgewipt kunnen worden. Een buitengewoon goede rechtspositie zorgt ervoor dat een ambtenaar nauwelijks kan worden afgerekend op slecht presteren. Het is ook geen gewoonte dat slecht functionerende ambtenaren stevig worden aangesproken. Meestal krijgt de slecht functionerende ambtenaar een functie met minder verantwoordelijkheid of vindt er een bypass operatie plaats, worden andere ambtenaren om hem heen gezet.
Het woord bypass is in deze goed gekozen want een van reden dat gemeentelijke organisaties zo beroerd functioneren heeft met vervetting te maken. Ik heb een heilig geloof in magere organisaties waar iedereen hard moet werken. Mijn ervaring is dat mensen dan het gelukkigst zijn. Laat mensen een beetje lanterfanten op het werk en de sfeer verkankert.

In Breda ligt het stadskantoor naast het Chassé Theater. Ik moest daar op een vrijdagmiddag zijn en zag het volgende beeld. Als je van het parkeerterrein naar het Chassé loopt, kom je langs de kantoren van het stadskantoor. En ik weet dat ik nu een cliché ga vertellen. Maar zoals het cliché wil: alle clichés ook waar. Ik liep langs de ramen en zag werkelijk op alle computerschermen ambtenaren aan het patiencen. Het leek wel alsof er een groot patience toernooi plaatsvond. Het was in de tijd dat ik nog geen mobiel op de zak had om het vast te leggen, anders was ik zeker nog eens langs de ramen gelopen.

Ik raad aan iedereen er op te letten. Als de Rijksoverheid weer eens taken overhevelt naar gemeentes -ik geloof dat dit in beleidstermen deregulering heet-, dan weet je vrijwel zeker dat het fout loopt. Ik gebruik het woordje vrijwel omdat er best wel eens een uitzondering zal zijn, alleen ken ik die niet.
De Rijksoverheid stoot trouwens niet voor niets zaken af, dat is een andere wet. Meestal doen ze dit als er iets moet worden bezuinigd. Dus de gemeentes krijgen dan een taak die ze niet aan kunnen en ze moeten het doen voor minder geld. Waarna, als na een paar jaren de puinhoop te groot is, de hele boel weer wordt gecentraliseerd. Zo houden wij onszelf bezig in Nederland, reorganiseren, reguleren en dereguleren, zit net zo in ons bloed als het Sinterklaasfeest. Jammer genoeg gaat daar niemand de straat voor op.

Engelengeduld

Dinsdag 20 november, Lhee

Als je me nou vraagt waar ik het liefst zou wonen, dan is dat toch Amsterdam. Klinkt gek voor iemand die midden in de jungle woont en het daar best naar zijn zin heeft. Maar als ik vrijelijk zou kunnen kiezen wist ik het wel. Amsterdammers klagen nogal over toeristische drukte en zo maar dat vind ik onzin. Is hetzelfde als ik zou klagen over de vele bomen die in Dwingeloo staan.
Een van de redenen om graag in Amsterdam te wonen vindt nu plaats, het IDFA festival, een festival voor documentaire films. Het lijkt me heerlijk om ’s avonds naar het Eye te fietsen en een van de honderden films van het IDFA festival te zien. Gelukkig is er een selectie van de films op televisie te zien. Maar toch. Vanaf de bank naar een documentaire kijken is anders dan dat je eerst met de pont naar Noord moet en de film in het Eye ziet.

Neemt niet weg dat ik vandaag voor een documentaire over Bellingcat de bank heb opgezocht. Deze film wilde ik zeker zien, ik volg met belangstelling de verrichtingen en de ontwikkelingen van Bellingcat.
Voor wie niet weet wat het is, Bellingcat wordt gevormd door een aantal losse individuen die graag achter een computer zitten. Het gaat om mensen die tijd over hebben omdat ze werkeloos zijn, gepensioneerd, zeer gedreven zijn om de waarheid boven tafel te krijgen of gewoon fulltime nerd zijn. Ze hebben zich gespecialiseerd in het online rechercheren. Door allerlei data die wij online achterlaten met elkaar te combineren, lossen zij zaken op die officiële instanties als de politie niet voor elkaar krijgen.
Ze hadden eerder dan de politie bewezen dat MH17 was neergeschoten door een Russische bukraket. Een politiefunctionaris geeft in de documentaire toe dat de Bellingcat het voorbeeld voor de politie was om ook zo te werken. Onlangs achterhaalde Bellingcat nog de ware identiteit van de Russische spionnen die de ex-spion Skripal hadden vergiftigd. En zo laat de documentaire tal van andere zaken zien.

Het werk van de mensen van Bellingcat is niet spectaculair. In die zin dat het geen James Bond werk is. Mensen zitten thuis achter hun laptop of PC en volgen met engelengeduld digitale sporen. Ik vind het zo’n prachtig initiatief omdat het niet is geïnitieerd door een overheid of een of andere instantie. Hier hebben individuen zich verenigd die officiële lezingen van overheden wantrouwen en werk laten liggen waar journalisten geen tijd voor hebben. Mijn oude anarchistenhart, dat trouwens al lang niet meer klopt, zou bijna weer tot leven komen. Mensen verenigen zich van onderaf om de leugens van machthebbers te ontmaskeren. Bellingcat zijn de bevechters van het fake news, de leugens van de Poetins en de Trumps.

Zwarte Piet

Maandag 19 november, Lhee

Een paar dagen geleden durfde ik nog niet over de Zwarte Piet kwestie te schrijven. Ik stond er te ambivalent in. Mijn hele leven heb ik zo genoten van de Sint en zijn zwarte knecht. De herinneringen aan de Sinterklaasavonden op de Weurtseweg horen tot de mooiste die ik heb. En eerlijk: Zwarte Piet heb ik nog nooit geassocieerd met zwarte mensen of een eventueel koloniaal verleden. De Sint en Zwarte Piet zijn voor mij sprookjesfiguren, vergelijkbaar met Sneeuwwitje en de zeven dwergen.
Zoals de meesten weten heb ik twee bruine kinderen. In de zomer kunnen ze ook nog eens zwart als roet zijn. Ook zij zijn grote Sinterklaas aanhangers. Nog nooit hebben ze zich door Zwarte Piet gekrenkt of gediscrimineerd gevoeld, wat zit die anti-Zwarte Piet beweging nou te zeuren.
Een paar jaar geleden liep Anne door Albert Heijn. ‘Hé,’ riep een meisje van vier opeens, ‘Kijk, een Zwarte Pietje.’ en ze wees op Anne. De vader geneerde zich enorm, corrigeerde het meisje en verontschuldigde zich tegenover Anne. Anne moest er juist hard om lachen, vond het grappig dat ze midden in de zomer opeens als Zwarte Piet werd gezien. Het is maar hoe je in de dingen staat, dacht ik.
Tegelijkertijd besefte ik dat Anne en Esmee qua culturele achtergrond natuurlijk gewoon twee keurig opgevoede Nederlandse middle class kinderen zijn. En dat je met je bruine huid anders tegenover de dingen staat als je uit een andere cultuur bent gekomen en in de slachtoffer rol zit of hebt gezeten. Maar ja, om nu op het Sinterklaasfeest zelf te gaan protesteren tijdens een kinderfeest, ik vond het overdone, ook al gebeurde dat keurig.

Sinds gisteren denk ik daar anders over. Ik zag filmpjes van mensen die zich tegen de anti-Zwarte Pieten demonstranten richtten en schrok me te pletter. Het blijkt dat de Zwarte Piet die ik altijd zo sympathiek vond wordt omringd door volstrekt foute vrienden, die ook nog eens een knokploeg hebben gevormd. Dat die Zwarte Piet inderdaad een katalysator van racisme is geworden. Nu het zover is gekomen zweer ik Zwarte Piet meteen af. Weg ermee. Als deze sprookjesfiguur zoveel racisme oproept: afschaffen. Roetveeg Piet, helemaal goed. Waar zitten we over te zeuren.
Grote schaamte over wat ik zie. Tegen een vrouw die mee protesteert richten zich de spreekoren: ‘hoer van de zwarten. Hoer van de zwarten.’ Een andere vrouw die filmt wordt intimiderend ingesloten. Er worden eieren gegooid. De meest beschamende dingen geroepen. De politie kijkt toe, grijpt niet in. Ook wel begrijpelijk, het is een kinderfeest. Ja, een kinderfeest. Een lid van de knokploeg zegt dat hij het doet voor zijn kinderen, een ander houdt zelfs triomfantelijk zijn kind omhoog. Is er iemand die hen duidelijk kan maken dat ze het slechtste voorbeeld geven wat je aan een kind kunt geven: intolerant zijn, agressief, respectloos, het totaal ontbreken van empathie, een hufter zijn. En dat allemaal voor een sprookjesfiguur dat zogenaamd symbool staat voor de Nederlandse cultuur. Het sop is de kool niet waard. Weg met die Zwarte Piet.

Gehaktmolens

Zondag 18 november, Moddergat

Ik hoorde gisteren dat het de bedoeling is dat de Noordzee voor 25% wordt vol gezet met windmolens. Molens in zee wekken de minste weerstand, is een van de argumenten. Probleem is dat niemand die dingen in de achtertuin wil. Begrijpelijk, want als je wilt zien hoe windmolens een landschap kunnen verpesten, moet je naar Noord-Duitsland. Als je die dingen in zee zet, staan ze netjes uit zicht. Over wat je niet ziet, hoef je je niet druk te maken, is de overtuiging van velen.

Niet voor niets hoor je steeds meer het woord Antropoceen. Vroegere geologische tijdperken waren bijvoorbeeld het Mioceen en het Pleistoceen. Die namen geven de geologische veranderingen van de aarde aan, die altijd werden veroorzaakt door natuurlijke oorzaken, zoals ijstijden en inslagen van meteorieten. Veel wetenschappers duiden het huidige tijdperk aan als het Antropoceen. Het wordt zo genoemd omdat de grote veranderingen van de aarde niet meer door natuurlijke oorzaak maar door menselijke oorzaak plaatsvindt, het klimaat, de atmosfeer, het leven van de natuur om ons heen, verandert door de mens rigoureus. Dat antro komt van anthropos, het oude Griekse woord voor mens. Wij herscheppen de aarde, zou je kunnen zeggen. Nou ja, herscheppen. Misschien is herscheppen een ander woord voor vernietigen.

Die windmolens dus. Wij hebben er geen last van. Maar andere wezens wel. Je zult maar een brandgans zijn die elk jaar van Siberië naar Moddergat vliegt en terug. De tocht die je aflegt ligt al duizenden jaren vast. Het is een rechte streep (zo stel ik me dat voor) op tweehonderd meter hoogte. En daarmee is het woud van windmolens, dat nu al wordt gebouwd, een soort gehaktmolen. De brandgans denkt echt niet, laat ik eens even lekker om die molens heen slalommen.
Ik kom erop omdat we vandaag weer even in Moddergat waren. Vroeger was het karakteristieke geluid van ons dorp het roepen van de scholeksters, het gakken van de overvliegende ganzen. Het is nu stil in het dorp, zoals het overal in Friesland stil is geworden. Het aantal vogels is gedecimeerd, een ramp in slow motion. Vrijwel niemand die het ziet. Want wie gaat er nou naar Moddergat, daar is echt geen fuck te beleven. Waar Wyb en ik overigens heel blij mee zijn.

Het zal in 1995 of 1996 zijn geweest. Een of andere ambtenaar hield bij de Rotary, waar ik toen nog lid van was (mijn excuus daarvoor), een praatje over de nieuwe vogelrichtlijnen van de Europese Unie om vogels beter te beschermen. Grote verontwaardiging in de club: Friesland werd door de EU op slot gezet. Ondernemen werd op deze manier onmogelijk, Friesland werd van de vogels in plaats van de mensen.
Wie er uiteindelijk voor heeft gezorgd dat die vogelbeschermingsmaatregelen niet werden uitgevoerd, geen idee. Het bleek double speak te zien. In plaats van bescherming heeft er genocide op de vogels plaatsgevonden. En die genocide wordt nog erger, daar zorgen de nieuwe gehaktmolens wel voor, die inmiddels een hoogte van tweehonderd meter bereiken en wieken van honderden meters lang hebben. Het Antropoceen krijgt steeds meer vorm.

Zwerven

Vrijdag 16 november, Lhee

Gisteren schreef ik over Nijmegen: ‘de stad waar Jan zo van houdt en ik van hield’. Ik schreef het gedachteloos op. Bij het herlezen schrok ik er enigszins van. Ik ben geboren en getogen in Nijmegen en heb er tot mijn 27ste gewoond. En ik weet dat ik lang verknocht was aan de stad en er met evenveel liefde over sprak als Jan er over schrijft.
Op mijn 27ste verhuisde ik naar Groningen en sneed daarmee mijn wortels met Nijmegen door, merkte ik later. Ik ging trouwens niet voor niets weg uit de stad. De stad benauwde me, al die sociale contacten die ik had en die me verstikte, wilde ik graag achter me laten, op weg naar nieuw avontuur.

Voordat ik eergisteren een vergadering in Nijmegen had, ging ik eerst even langs bij José en Tino, zo’n beetje mijn oudste vrienden. Zij wonen al meer dan dertig jaar in Nijmegen, in Brakkenstein, in hetzelfde huis. Tino is daar eindredacteur van de wijkkrant, voorzitter van de schaakclub en meer van dit soort zaken. Ze leiden een leven dat diametraal tegenover mijn leven staat. Jammer genoeg zijn ze nog nooit in Dwingeloo geweest. Tino is slecht ter been en naar Drenthe komen is voor hen een grote reis.
Ik ben er van overtuigd dat ik overal kan wonen. Zet me in willekeurig welke plaats of dorp in Nederland neer en ik zal er prettig gaan wonen. Moet ik wel bij aantekenen dat ik dan de mogelijkheid wil blijven houden om veel te reizen, regelmatig naar Amsterdam te gaan, Nijmegen te bezoeken, naar andere steden te gaan. Voor mij is Nederland één grote stad.

Neemt niet weg dat ik weet wat ik mis als ik Jan en Tino over Nijmegen en Brakkenstein hoor praten. Als zij later in een bejaardenhuis wonen, wat overigens niemand meer doet, kunnen zij met andere bewoners over die en die praten en herinneringen ophalen over wat er allemaal in de stad is gebeurd en dat vroeger alles beter was. Zou ik me op kunnen verheugen, beetje ouwe beppen. Neem Jan, die oer-Nijmegenaar wordt genoemd. Ik heb deze eretitel al lang geleden verspeeld. De kans is groot dat ik een van de eerste nieuwe Nederlanders ben, namelijk iemand die overal en nergens heeft gewoond, kriskras door Nederland reist en zich overal thuis voelt. Zou leuk zijn als ze mij oer-Nederlander gingen noemen.

In totaal ben ik nu 24x verhuisd. Zelfs de hoeveelheid bezittingen heb ik aangepast aan een eventuele nieuwe verhuizing. Ik ben een nomade in eigen land. Voel me net zo thuis in Leeuwarden, Rotterdam, Amsterdam, ’s-Hertogenbosch als in Nijmegen. Een makelaar in Den Bosch noemde Wyb en mij ooit luxe-zwervers. Maar waar je nou het gelukkigst van wordt, wortelen of zwerven? Ik moet er niet aan denken dat ik mijn hele leven in Nijmegen had gewoond, zoals Tino er niet aan moet denken dat hij 24x had moeten verhuizen.

 

Oer-Nijmegenaar

Donderdag 15 november, Nijmegen

Op de fototentoonstelling Unseen in Amsterdam kocht ik een boekje van de Hoxton Mini Press. De titel: I’ve lived in East London for 86,5 years. In het boekje wordt de tekst  van Joseph Markovitch en de foto’s van Martin Usborne gecombineerd en er ontstaat een schets van het leven van Joseph, een vederlichte biografie. Ik ben erg gecharmeerd van de opzet en bedacht meteen dat ik ook zoiets zou willen maken.

Ik wist eigenlijk meteen met wie ik dat wilde, namelijk met Jan, mijn oom en collega blogger. Eergisteren beschreef de plaatselijke krant hem als een ‘broze oer-Nijmegenaar’. Dat oer klopt zeker. Mijn oom is vergroeid met Nijmegen. Hij schrijft er met liefde over en heeft een prachtig gedicht over Nijmegen geschreven dat zelfs een plaats in het stadhuis kreeg. Dat broos klopt ook, mijn oom is niet gezegend met een blakende gezondheid.
Zoals Jan vergroeid is met Nijmegen, zo ben ik vergroeid met hem. Met mijn moeder scheelde hij als nakomelingetje 19 jaar. Met mij negen jaar waardoor hij mij, als enig kind, toch een broer-gevoel heeft gegeven.

Mijn idee over dat boekje valt bij Jan meteen in goede aarde. Samen een schets maken van zijn leven, daar voelt hij wel voor. Zo kwam het dat wij vandaag eerst naar zijn geboortehuis reden op de Weurtseweg. In het eens statige pand bleken nu zes studenten te wonen. Het pand zou in Harlem, New York, niet misstaan. Het ziet er zwaar afgeleefd uit.
Een paar huizen verderop staat voor mij het huis aller huizen. Toen Jan een jaar of vier was, is hij verhuisd naar Weurtseweg 85 en ook ik ben in dat huis voor een belangrijk deel opgegroeid. Het was een huis met een geheimzinnige zolder, kamers zonder ramen, veel logeerkamers. Nu staan we het aan de buitenkant te bekijken. Hopen iets van het verleden terug te vinden, maar dat is lastig omdat de kruidenierswinkel daaronder verdwenen is, mijn opa en oma al lang zijn overleden en in de buurt yuppen flats de oude volkswijk steeds meer verdringen.

Het huis van mijn opa en oma lag een steenworp van de Waalhaven. De kop van de haven was een geliefd wandeldoel. Maar het gras en de paardenbloemen zijn vervangen door lelijke kantoorpanden, inmiddels alweer vervallen, en een nepkraan die nostalgie moet uitstralen. Ook hier overheersen yuppen flats het beeld. Nijmegen vernieuwt, zal het in beleidsnota’s heten. Maar ons verleden is gesloopt, dat is duidelijk. Hindert niet, als het maar een mooi boekje oplevert. Al keuvelend en fotograferend lopen we door de stad waar Jan zo van houdt en ik van hield, op zoek naar de restanten van ons leven. A sentimental journey.

Ghostwriter

Woensdag 14 november, Lhee

Wyb en ik zijn in de auto op weg naar een representatieve bijeenkomst in Zwolle. Dit keer wordt er iets onthuld. Wij zijn ontzettend goed in representatieve bijeenkomsten. Laat ons maar social talken. We hebben altijd wel een vraag of een onderwerp bij de hand wat het gesprek een kwartier verder helpt.

Op de radio is er reclame voor een uitvaartbedrijf dat vol goede ideeën zit, zegt het zelf. Zo doet men de suggestie dat de overledene in een filmpje op de begrafenis nog iets zegt tegen de nabestaanden. Ik vind het nogal een confronterend idee. Aan de andere kant, als het smaakvol gebeurt. Ik heb geen idee wat ik zelf zou zeggen. Misschien als je half ligt te sterven wel. Ik heb het trouwens nog niet meegemaakt dat op een begrafenis de overledene groot in beeld verschijnt.
Zelf ben ik gek op PowerPoints met foto’s op begrafenissen. Hoe meer foto’s hoe beter. Een leven in beeld, dat kan me zo ontroeren. Jij schijnt daar de mooiste programmaatjes voor te hebben. Bij de begrafenis van mijn tante onlangs had mijn neef een wonderlijk mooie collage van foto’s gemaakt. Je kunt waarschijnlijk niet zeggen dat je ervan geniet, maar het was wel zo, incluis verdriet.

Als ik het reclamespotje hoor, bedenk ik dat het eigenlijk zonde is dat je bij je eigen begrafenis niet de toespraken kunt horen. Ik ben zo benieuwd wat ze over mij gaan zeggen. Voor de meeste doden is hun begrafenis de enige dag dat ze volop worden bewierookt. Daarom zegt ik tegen Wyb: ‘Lieve schat, wat vind je ervan als je vast jouw begrafenistoespraak op mijn begrafenis gaat schrijven. Dan kan ik ook horen wat je te zeggen hebt. Het is toch zonde als ik jouw woorden niet tot mij kan nemen.’
We lachen om het idee.
Wyb weet het nog beter gemaakt: ‘Wat zou je ervan vinden als jij dan voor mij die toespraak schrijft. Kun jij best goed. Voor mij gemakkelijk en jij hebt volledige controle over wat er gezegd gaat worden. Dan ben je nog eens een echte ghostwriter.’
Geen slecht idee. Ga ik over nadenken.

Tobber

Dinsdag 13 november, Lhee

Ik lees nu al drie, vier jaar in het Boek der Rusteloosheid van Fernando Pessoa. Afgelopen zomer bezocht ik zijn graf in Lissabon en zag ik zijn geboortehuis, een kleine pelgrimstocht. Het boek bevat 629 pagina’s. Ik ben nu op pagina 168. Als ik zo doorlees heb ik het over zes of zeven jaar uit. Ik vind het goed zo. Het Boek der Rusteloosheid is zware wijn, veel tannines, stevige afdronk. Vandaag lees ik op pagina 168:

‘Alles wat de mens laat zien of uitdrukt, is een opmerking in de kantlijn van een geheel uitgewiste tekst. Uit die opmerking leiden wij min of meer de betekenis af van de tekst die er had moeten staan, maar altijd blijft er twijfel en er zijn veel mogelijke betekenissen.’

Ik heb nooit een somber wereldbeeld willen hebben. Mijn vader had het somberste wereldbeeld en ik vond dat geen voorbeeld. Langzaam is het in mij gegroeid als een fout afgeknipte nagel in een grote teen. Een paar tips voor wie dat wil voorkomen: lees nooit Schopenhauer, lees nooit Pessoa. Schopenhauer schopt meteen alle hoop onderuit en van Pessoa word je een tobber. Ze sluipen bij je naar binnen en ondermijnen elke hoopvolle en positieve gedachte.
Ik ben nu zover dat ik dat een groot pre vind. Beter realistisch zijn dan naïef. Bovendien geeft die somberheid houvast. Het schept prettige duidelijkheid. Dat neemt niet weg dat je daar best vrolijk over kunt zijn. We zitten als mens in een beroerde situatie, we zitten ook nog eens met elkaar opgescheept, beslist geen pretje. En als klap op de vuurpijl kun je er ook van de ene op de andere seconde er geweest zijn.
Zoals Theo Maassen ooit zei: Een optimist is een slecht geïnformeerde pessimist.

 

Bingewatchen

Maandag 12 november, Lhee

Zitten is het nieuwe roken, zeggen ze. Zo is het altijd wat. Ik eet zeer verantwoord, koolhydraat arm, vrijwel vegetarisch. Matig mij zeer met drank, al drink ik elke dag een glas, liefst gin tonic. Nooit gerookt. Wandel veel.  Als ik één ding wel heb gedaan is het zitten.
Overdag zit ik achter een bureau, uren achtereen; ’s avonds zit ik in het theater of kijk televisie en dat al tientallen jaren. Dat betekent dus dat ik zo’n dertig, veertig jaar rook als zitten het nieuwe roken is. Terwijl ik toch een fel tegenstander van roken ben.
Eigenlijk bij alles wat ik leuk vind moet ik zitten: schrijven, lezen, theater, televisie. Ik begrijp nu dus dat mijn hobby’s een aanslag op mijn leven plegen. Komt bij dat zitten steeds leuker wordt. Op de traditionele televisie, die analoge dus, ben ik volkomen uitgekeken. Er gaan avonden voorbij dat er helemaal niets is waar ik naar zou willen kijken, uitgezonderd DWDD en Pauw. Daartussendoor: bagger. Gelukkig is daar Netflix, het nieuwe kijken, het kijken als je daar zelf tijd en zin in hebt.

De maand begon goed want vanaf 2 november staat het zesde seizoen van House of Cards op Netflix klaar. De vorige seizoenen zorgden ervoor dat Wyb en ik avonden aan de bank waren gekluisterd. Eerst één aflevering per avond kijken, al snel twee per avond en als de spanning stijgt, kijken we er zomaar drie of vier. Je rookt je helemaal te pletter.
Dat zesde seizoen is trouwens een enorme deceptie. Als je zuinig op je tijd wilt zijn: niet kijken. Het afserveren van Kevin Spacey vanwege zijn #metoo’tjes zijn fnuikend voor de serie. Niet zozeer omdat hij niet meer mee mocht doen, vooral omdat de scenarioschrijvers hierdoor de weg kwijt raakten. Het gevolg is een warrig verhaal, slecht uitgewerkte plots, enzovoort. We hebben het wel uitgekeken. Kwam omdat we niet konden geloven dat het zo slecht was. Helaas, het was zo slecht.

Gelukkig ontdekten we daarna meteen de serie de Bodyguard. Zodoende zitten we nu toch alweer drie hele avonden voor de televisie te bingewatchen. Want Netflix heeft een nieuw woord in onze taal gebracht. In mijn woordenboek staat het als volgt omschreven: met je luie reet een avond op de bank meer dan een aflevering van een serie bekijken.
Bingewatchen is het nieuwe lezen. Het is, denk ik, een nieuwe nekslag voor het lezen en het analoog kijken. Al dat gebingewatch heeft mij al heel wat boeken minder doen lezen. En natuurlijk blijkt dat bingewatchen niet zonder gevaar, zoals elke menselijke activiteit niet zonder gevaar is.
Op een of andere site met wetenschappelijke pretentie lees ik: ‘Er zijn ook kritische geluiden tegen bingewatching. Uit onderzoek, uitgevoerd aan de Universiteit van Texas, is bingewatching gecorreleerd aan depressie, eenzaamheid en obesitas. Of bingewatching meer dan een onschuldige verslaving is, zal de toekomst uitwijzen.’ Combineer dit met de claim dat zitten het nieuwe roken is en het is duidelijk dat mijn leven in gevaar is. Ik stop meteen met dit blog, zit nu alweer drie kwartier achter mijn laptop.

Saluut

Zondag 11 november, Lhee

Vandaag naar een jeugdtheatervoorstelling geweest voor 4+ met de titel: Drie. Collega’s van Wyb keken al raar op: is Gerard opeens in jeugdtheater geïnteresseerd? Nee, al weet ik dat in het jeugdtheater prachtige voorstellingen worden gemaakt. Ik ging naar deze voorstelling omdat het de laatste kans was een voorstelling van Matthijs Rümke te zien.
Matthijs maakte deze voorstelling in 2001 toen hij nog artistiek leider van jeugdtheatergezelschap Artemis was. Na zijn dood kwamen een aantal mensen op het idee om de voorstelling te hernemen, waaronder een van de acteurs van toen, Niek van der Horst. Ik vond het een ontroerend idee en het bleek een succesvol idee, de voorstelling staat in totaal 180 keer in het land. Ik zag een echte Matthijs-voorstelling, muzikaal, inventief en de verbeelding volledig aan de macht.

Het verdriet om Matthijs is een hardnekkig iets. Als ik aan hem denk, is het altijd aanwezig. Tijdens zo’n voorstelling zou ik zo maar kunnen janken. Buiten Lies en Wyb is Matthijs degene met wie ik het intensiefst in mijn leven ben omgegaan. Van de vroege ochtend tot de late avond hadden we contact met elkaar. Als hij of ik laat in de avond van een voorstelling kwam, was het niet ongebruikelijk om elkaar te bellen. Avondlijke gesprekken werden vaak nachtelijke gesprekken. Als directie van Het Zuidelijk Toneel hadden we veel te bespreken. En niet alleen als directie. Onze samenwerking verdiepte onze vriendschap die voorzichtig begon in de jaren ’80 in Groningen. Matthijs was acteur en regisseur van De Voorziening, ik hoofd marketing van de Stadsschouwbrug en De Oosterpoort. In de tijd dat ik directeur in Leeuwarden was, maakten we samen een paar voorstellingen. De Harmonie als producent, Matthijs als regisseur.

Ik zal nooit vergeten dat we eind 2012, de dag van mijn afscheid bij Het Zuidelijk Toneel, samen het gebouw uitliepen. We namen geen afscheid en spraken tegen elkaar uit dat we samen zeker weer voorstellingen zouden maken als Matthijs Het Zuidelijk Toneel verliet. Ik reisde af naar Meppel, naar Wyb, Matthijs ging naar Madrid voor een korte vakantie. Eigenlijk was het die dag ook het afscheid van Matthijs. In Madrid kreeg hij de eerste symptomen van zijn ziekte die zich, kleine periodes daargelaten, zich steeds verergerde. Tijdens zijn ziekbed intensiveerde ons contact. Er ging geen dag voorbij of we belden met elkaar. Als Wyb en ik een reis maakten, volgde Matthijs ons digitaal en kregen we de hele dag adviezen over dingen die we zeker niet moesten missen.
Zo nu en dan ging ik bij hem op bezoek en zag ik hoe hij steeds verder achteruit ging. Een dag voor zijn overlijden namen we definitief afscheid van elkaar. We wisten beiden dat we elkaar nooit meer zouden zien. We spraken naar elkaar uit dat we zielsveel van elkaar hadden gehouden. We memoreerden de momenten dat we het moeilijk hadden gehad bij Het Zuidelijk Toneel en we concludeerden met voldoening dat het onze band niet had aangetast.

Vandaag dus definitief de laatste keer dat ik mocht genieten van zijn ongekende creatieve kracht. Met dank aan Niek van der Horst, de BonteHond en Maas theater en dans die dit mogelijk maakte. Een allerlaatste saluut aan wat mijn beste vriend was.

Belletje

Zaterdag 10 november, Lhee

– Met Buma
– Met Sybrand van Haersma Buma?
– Spreekt u mee.
– Mooi je spreekt met de Here.
– De Here? De Here? Kennen wij elkaar? U naam komt mij niet bekend voor.
– O nee? De Here, man. Je bidt elke dag tot mij. Nou ja, dat zeg je tegen anderen. Je slaat nog wel eens een dagje over, merk ik. Met andere woorden, Sybrand, je spreekt met God.
– Ik vind dit geheel ongepast. Een ontzettend flauwe grap. Eigenlijk gewoon blasfemie. Ik ga u nu ophangen.
– Dat ga jij niet. Ik zal bewijzen dat ik God ben. Probeer de verbinding maar te verbreken. Wedden dat dat niet lukt.

– Nou, druk dat ding dan uit.

– Hallo, ziet u nu wel dat ik God ben. Als het moet lukt mij alles.

– Het lukt me inderdaad niet.
– U bent niet de eerste die twijfelt aan mijn almacht. Maar als het moet pak ik ze allemaal terug. Na hun dood heb ik een verrassing voor ze. Hier onder in de hemel heb ik een stevig vuurtje branden. En dat is een eufemisme, Sybrand.
– Maar als u alles kunt, waarom komt u dan niet even langs? Waarom belt u me?
– Dacht u dat ik daar tijd voor had? Ik heb wel iets beters te doen. Maar ik dacht, ik moet Sybrand toch even een belletje doen.
– Vanwaar die eer?
– Het is geen eer. Het is een waarschuwing.
– Hoe bedoelt u?
– Ik wil het even met je hebben over dat Kinderpardon. Het gerucht gaat hier dat jij tegen bent.
– Natuurlijk, Here. Natuurlijk ben ik tegen. De wetgeving in Nederland staat dat niet toe. De rechter heeft gesproken.
– Daarom bel ik je. Hoe durf jij je een christen te noemen, man. Je beledigt mij en de rest van de drie-eenheid. Ben je nou helemaal betoeterd.
– Maar de rechter…
– Niks met die rechter te maken. Wie heeft die wetgeving gemaakt? Wie stelde de regels op? Jullie, de politiek. Dus als je wilt kun je die ook veranderen. Zolang jij tegen dat Kinderpardon bent, accepteer ik niet dat jij je christen noemt? Begrepen.
– Maar…
– Ga je me nou tegenspreken? Met je christen te noemen misleid jij mensen. Je maakt misbruik van de door mij zo zorgvuldig opgebouwde branding van het christendom. Ook niet elke limonadefabrikant mag zich Coca Cola noemen. Als jij je nog één keer christen noemt, stap ik naar de rechter wegens schending van het merkenrecht. Als je je christen noemt, moet je je ook als een christen gedragen.
– Maar ik ben politicus, Here. Ik moet compromissen sluiten, ben met handen en voeten gebonden aan coalitiepartners.
– Nou, Sybrand, dat heb ik even een tijdje aangezien maar ik heb gemerkt dat jij juist een fel tegenstander bent van dat Kinderpardon. Dus geen smoesjes.
– Maar…
– Schei eens uit met dat gemaar. Heb ik geen zin in. Je hebt me goed gehoord, neem ik aan. Ik heb ook geen zin in gesoebat over dit onderwerp. Als jij tegen dat Kinderpardon blijft, zien we elkaar volgende week voor de rechter wegens misleiding van de christenconsument en schending van het merkenrecht.
– Here, alstublieft…
– Tuut. Tuut. Tuut.
– Hallo, hallo, Here. Verdorie, ik…
– Tuut. Tuut. Tuut. Tuut. Tuut. Tuut. Tuut. Tuut. Tuut. Tuut. Tuut. Tuut. Tuut. Tuut. Tuut.

Naakte waarheid

Vrijdag 9 november, Rotterdam/Lhee

Als ik onderstaande foto maak, bekruipt me een geluksgevoel. Het is een foto zoals ik er meer zou willen maken. Ik vind het een agressieve foto. Het toont de mens zoals ik hem graag wil laten zien. Ik denk dan: ik zal je krijgen nietige mens. Je loopt dan wel met een mobiel aan je hoofd en denkt daarmee de hele wereld in je macht te hebben, maar je bent niets. Een vlekje, een stukje schimmel op de aardkost. Als het lot toeslaat, val je daar dood neer. Haal je niks in je hoofd, mens. Moet je kijken wat voor een lelijke wereld je hebt geschapen. Veel plezier met die lelijkheid, die niet alleen in de architectuur zit, maar heel de cultuur heeft geïnfecteerd. Ik kan mij niet bij de werkelijkheid neerleggen en al helemaal niet bij mensen die zelfgenoegzaam die werkelijkheid accepteren. Ik ben gelukkig als ik door een foto die zelfgenoegzaamheid van zijn cosmetica kan ontdoen.

Ik moet mijzelf even corrigeren. Het geluksgevoel vindt niet plaats op het moment dat ik de foto maak, dan is er een vermoeden van geluk. Het eigenlijke geluksgevoel vindt plaats in de donkere kamer, als ik de foto tot leven laat komen en pas werkelijk kan zien of de foto goed is. Ik gebruik de woorden donkere kamer uit nostalgische overwegingen. Ik werk niet meer met een donkere kamer, ik werk juist met Lightroom, de Lichtkamer, het fotoprogramma dat de digitale fotografie een soort donkere kamer gaf. Ik maak er met plezier gebruik van.

Deze foto kan niet anders dan zwart-wit zijn. Zwart-wit foto’s abstraheren het beeld. Kleuren leiden af, maken de wereld mooier dan hij is. Door het grafische karakter van zwart-wit fotografie blijft de kern over, het naakte staketsel van het verhaal dat een foto wil vertellen. Een kleurenfoto is voor de documentaire fotografie, een zwart-wit foto is voor de fotografie van de naakte waarheid.

Verliefdheid

Donderdag 8 november

Ik zag bij RTL Boulevard, ik schaam mij nergens voor, dat Esthelle Cruijff was beroofd van een Rolex horloge van €35.000. Die beroving schokte mij niet, wat mij vooral schokte is dat iemand een horloge van €35.000 koopt. Dan moet er toch een steekje los zijn bij je. Stel dat je zomaar €35.000 kunt uitgeven, dan is toch het laatste waar je aan denkt een horloge. Ik kan die €35.000 best uitgeven, een nog mooiere camera, kunst, een atelier in de tuin, dat soort dingen. Maar een horloge. Een horloge om te patsen. Knettergek. Bij mij komt dan zelfs de gedachte op dat, gezien de armoede in de wereld, de overheid eigenlijk paal en perk moet stellen aan dit soort onzin.
Maar ja, alle verhoudingen zijn sowieso zoek. Ik lees vanmorgen dat in het laatste boekjaar de Verenigde Staten 13% meer wapens heeft verkocht. Waardoor de totale verkoop van wapens van de Verenigde Staten, houd u vast, op 192 miljard komt. De mens is knettergek. En vooral: knetterslecht. Alles in deze wereld draait om geld. Natuurlijk dat iemand die grossiert in voetbalnamen zonder scrupules een Rolex van €35.000 koopt. Het ding is nog lelijk ook, het ding is gemaakt om te patsen. Sneue esthetiek dus.

Ik heb mezelf nooit met geld beziggehouden. Wat ook sneu is, want daardoor heb ik mijzelf te kort gedaan. Ik had verdomme veel rijker kunnen zijn, maar ja, te laat. Dat is helemaal sneu omdat ik mij voor anderen altijd met geld heb beziggehouden. Als zakelijk leider was geld een van mijn hoofdaandachtspunten. Ik ben niet vies van geld, maar het moet wel een doel hebben. Kunst is voor mij altijd nog een hoger doel. Als ik €35.000 vrij had te besteden, zou het toch voornamelijk opgaan aan kunst.

Ik weet nu ook waarom ik mijn hele leven met kunst heb beziggehouden. In Trouw lees ik een artikel met de kop: ‘Hersenen reageren op kunst net zoals op liefde’.
Ik citeer: ‘Proefpersonen ondergingen hersenscans terwijl ze dertig schilderijen van wereldberoemde kunstenaars te zien kregen. Wanneer ze keken naar schilderijen die ze zelf het mooist vonden, verhoogde de bloedstroom met tot wel 10 procent, evenveel als wanneer iemand naar zijn geliefde kijkt. (.) wanneer je naar kunst kijkt, of dat nu een landschap is, een stilleven, abstracte kunst, of een portret, er is veel activiteit te zien in het deel van de hersenen dat gerelateerd is aan genot.’

Ik heb mij in feite mijn hele leven dus beziggehouden met verliefdheid, met genot. Laat die Rolex maar zitten.

Mountaintop

Woensdag 7 november, Meppel

Vijf jaar geleden zat ik op een terras in de Haarlemmerstraat in Amsterdam met een jonge regisseur. Hij vertelde me dat hij in Engeland bij The National Theatre regie-assistent was geweest bij de voorstelling Blue Orange. Toevallig zat een tafel naast ons Dennis Rudge, een zwarte acteur die eerder in dat stuk de hoofdrol in Nederland had gespeeld. Met Dennis had ik nog bij Het Zuidelijk Toneel samengewerkt. We raakten in gesprek en van het een kwam het ander.
De jonge regisseur, Teunki van der Sluis, vertelde dat hij bij Het National Theatre dramaturg was geweest bij de wereldpremière van een stuk dat hij graag in Nederland zou willen regisseren. De titel was The Mountaintop en ging over de avond voor de dood van Martin Luther King. Hij beloofde Dennis en mij het stuk toe te sturen. Misschien konden we het samen realiseren.
Dennis en ik waren meteen enthousiast over het stuk. Het speelt zich af in een hotel. King heeft zojuist een van zijn vele toespraken gehouden en zit nu in een hotelkamer in Memphis. De volgende dag moet hij nog een toespraak houden. Een kamermeisje komt hem koffie brengen, een nogal vrijpostig, brutale meid. Naarmate het stuk vordert, blijkt dat zij een engel is, gezonden door god. Zij moet hem namelijk naar de hemel brengen omdat hij de volgende dag zal sterven. Dennis liet weten dat hij een zwarte actrice kende die perfect de rol van kamermeisje kon spelen, Joy Wielkens.

Twee maanden later speelden Dennis en Joy The Mountaintop voor Wolter en mij in een klein zaaltje van het Trusttheater. Een bij elkaar gescharreld bed en een nachtkastje verbeeldden de hotelkamer. Ze speelden het stuk met de tekst in de hand. We wisten meteen dat het stuk in Nederland gespeeld moest worden. Het was prachtig geschreven en Dennis en Joy waren er geknipt voor.
En dan volgt het geëtter dat in de podiumkusten zoveel voorkomt, we probeerden subsidie te krijgen, zochten eventuele medeproducenten. Hier aanvragen, daar aanvragen, niemand zag het zitten. Uiteindelijk bliezen we het project af. Voor Wolter en mij was het project onhaalbaar.
Ik wist dat Dennis en Joy het stuk niet loslieten. Ze woonden dicht bij elkaar en kwamen in de jaren die volgden regelmatig bij elkaar om te repeteren. Teunki deed nog wat andere pogingen om het geproduceerd te krijgen, ook die strandden. Tot vorige jaar de directeur van de Meervaart in Amsterdam er lucht van kreeg. Het toeval wil dat zijn grootvader een van de medewerkers van King was. Er is een mooie, oude foto waarop zijn grootvader naast Martin Luther King zit. Samen met Impresariaat Senf  besluit hij het voor de Nederlandse theaters te produceren.

Eind augustus waren Wyb en ik bij de première in de Meervaart. Voor het eerst zagen we het stuk in volle glorie uitgevoerd. We zagen ook dat de spelers nog niet echt waren ingespeeld, er was onwennigheid, de tekst niet ingedaald. Ze hadden maar een paar weken kunnen repeteren. Alweer door dat verdomde geld.
Gisteravond zagen we The Mountaintop volgroeid in Ogterop. Ik zag het stuk zoals ik het zo graag had gezien bij eerste lezing. Dennis en Joy speelden de sterren van de hemel. Als toneel altijd deze kwaliteit had, zaten de zalen vol. En dit is toch ook weer een voorbeeld dat echt goede ideeën vrijwel altijd worden gerealiseerd.

Rectificatie

Ik al vaker geschreven dat herinnering een gammel bouwwerk is. Eergisteren schreef ik in Dossiermoddergat dat mijn opa en oma vermoedelijk op de 23ste en 24ste oktober jarig waren. Ze waren op dezelfde dag jarig, maar scheelden 10 jaar. Ik schreef ook nog dat op hun verjaardagen een paar keer sneeuw had gelegen. Mijn oom stuurde het volgende bericht: ‘Verjaardag opa en oma Roelofs 19 november 1891 resp 1901’. Ernstige vergissing dus mijnerzijds. Het feit dat er op hun verjaardagen sneeuw had gelegen werd daardoor iets minder spectaculair.

Salvo’s

Dinsdag 6 november, Lhee

Lees: 6 november. Bernadette en Eric zijn op bezoek en voor die gelegenheid heb ik de kussens van de tuinbank weer uit de schuur gehaald. Twee weken geleden heb ik ze opgeborgen, overtuigd dat de zomer echt voorbij was. Mis. Er schijnt vandaag een intens najaarszonnetje en het is heerlijk om buiten te zitten.
Mijn opa en oma waren eind oktober op dezelfde datum jarig, al scheelden ze tien jaar van elkaar. De precieze datum ben ik vergeten. Ik vertel het omdat ik me kan herinneren dat op hun verjaardagen, het zal de 23ste of 24ste zijn geweest, een paar keer sneeuw heeft gelegen. Ik kan het me nu niet meer voorstellen.
Het voelt ook een beetje raar. Een felle zon, overal de geur van herfst om ons heen. De beuk is nu helemaal kaal. Nadat we terugkwamen van vakantie was hij eigenlijk al kaal. Met een injectie van water zorgden we ervoor dat er nog enig groen blad overbleef. Ik ben benieuwd of hij volgend jaar weer tot leven komt.
Om ons huis staan de eiken te twijfelen. Een eik is bruin en verliest al volop zijn blad. Andere zijn nog volop groen, willen maar niet geloven dat het herfst is. Wij trouwens ook niet. Gelukkig hebben ze hun wekenlange salvo’s van eikels op ons dak gestaakt. In de eerste dagen van die salvo’s schrokken we ’s nachts wakker. Er van overtuigd dat inbrekers aan het werk waren. Ik schrijf salvo’s omdat het soms helemaal stil was. Als er een windvlaag kwam, vielen de eikels massaal.
Ik weet dat het een aparte naam heeft als in een jaar zoveel eikels vallen. Op internet zoek ik op wat die naam precies is. Dat blijkt een mastjaar te heten. En ik lees daarbij de volgende passage, bewijs dat ik niet overdrijf als ik praat over salvo’s: ‘Zo’n mastjaar is een jaar dat eens in de zoveel tijd voor komt. Wanneer dat is, daar is eigenlijk geen peil op te trekken. Soms tien jaar niet, en soms twee jaar achter elkaar. Tijdens een mastjaar kunnen eikenbomen 600 tot 1200 kilo eikels per hectare (100 bij 100 meter) laten vallen, zo blijkt uit Duits onderzoek. Dat kan oplopen tot vijftig kilo eikels per boom van honderdtwintig jaar oud. Normaal is dat zo’n tien tot dertig procent van die hoeveelheid: een kilo of tweehonderd per hectare.’
Dat het toch echt herfst is, blijkt op het eind van de middag. In de zomer gaat de zon schuin achter ons huis onder. Vandaag zie ik de zon al heel vroeg in het midden van onze tuin verdwijnen. Impotent gaat hij krachteloos en snel onder. Als hij weg is, kruipt al snel de herfstkou in onze botten.

Terrassen

Maandag 5 november, Lhee

Als je aan Nederland denkt, denk je aan regen. Ik vermoed dat we dat beeld toch moeten bijstellen. We hebben Dies nu vijf weken en ik heb hem nog nooit in de regen hoeven uitlaten. Ik hoor nu enkele lieden gemeen grinniken: ja, dat komt nog wel. Weet ik ook wel. Ik heb vaak met eerdere honden door de regen gelopen, hopend dat ze snel gingen poepen en piesen zodat ik snel naar mijn droge huis kon.
De wereld verandert hier trouwens rigoureus als de herfst echt losbarst. Het is heerlijk om door het bos te wandelen. Maar als het een paar weken flink heeft geregend wordt het bos een grote blubberzooi. Kun je alleen met laarzen door het bos lopen, vooral het stuk achter ons huis. Verderop, richting hei, valt het mee.
Voor de liefhebber een paar feitjes. Sowieso is het in Nederland 240 dagen helemaal droog. Tussen de 120 en 155 dagen valt er regen, variërend van de hele dag plenzen tot af en toe een beetje druilen. Mooi al die namen die we voor regen hebben. Gemiddeld regent het per maand tussen de 40 en 80 uur. Per dag regent het gemiddeld dus zo’n 2 tot 2,5 uur. Wat dan weer best veel is als ik dat zo opschrijf.
Ene Gerard Poels heeft 10 jaar de regen bijgehouden als hij naar zijn werk en terug fietste. Hij komt tot de volgende conclusies.  In totaal heeft hij 3271 ritten gereden, in totaal 55.624 kilometer. Bij 2953 van die ritten was het helemaal droog. Wat neerkomt op 90,3%. Bij 319 ritten regende het. Niet continu, maar er vielen druppels regen. Wat neerkomt op 9,7%  van het totaal aantal ritten. Zijn site heet niet voor niets www.hetregentbijnanooit.nl. Voor mij toch een tegenvaller want ik dacht altijd dat, als je naar je werk ging, je slechts 5% van de keren in de regen fietste.
Dat neemt allemaal niet weg dat ik verschrikkelijk ga balen als de eerste herfststormen komen en ik een regenpak aan moet en de laarzen weer in de kamer staan. Het vervelende is dat we geen halletje bij onze buitendeur hebben waardoor er altijd meteen veel troep in de woonkamer komt. Ik heb al een paar keer gedroomd dat een natte Dies zich even lekker uitschudt in onze woonkamer.
Vandaag in Rotterdam kwam die droom nog niet uit. Een zonnetje liet weten dat het nog steeds nazomer is. De terrassen zaten vol.

Vadsig

Zondag 4 november, Lhee

In mijn vorige blog schreef ik: ik ben van het laffere soort. Mea culpa. Ik moet eraan denken omdat ik de afgelopen weken voor mijn fotografie best wat activistische ideeën had. Helaas heb ik er geen enkele uitgevoerd.
Een van die ideeën is mij verstoppen in Kroondomein Het Loo zodat ik die foto van Willem Alexander kan maken terwijl hij trots naast een zojuist geschoten wild zwijn staat. De bossen van het Kroondomein zijn momenteel gesloten voor publiek opdat het koninklijk huis vrijelijk zijn hobby kan uitoefenen: het schieten op dieren. Waarom heeft er in de Nederlandse kranten nog niet zo’n foto gestaan? Wordt toch hoogtijd. Belachelijk toch dat het koninklijk huis het weer voor elkaar krijgt om zo’n groot gebied, tegen de wil van de Kamer in, gesloten te krijgen. Nog belachelijker dat ze jagen. Wie wil er met mij mee die bossen in?
Ander idee betreft het volgen van kinderen die zijn uitgezet. In de film van Tim Hofman komt een gezin met drie kinderen voor dat is uitgezet naar Kiev. Alle drie de kinderen zijn in Nederland geboren en spreken geen Oekraïens. Nu zit het gezin in een morsig kamertje in Kiev. Letterlijk ontheemd. Ik zou graag zo’n gezin fotografisch willen volgen, of eigenlijk moet ik zeggen: journalistiek volgen. Eenmaal uitgezet verdwijnen deze totaal in Nederland geïntegreerde kinderen van de radar. Het lijkt me buitengewoon nuttig ze een paar jaar te volgen, kijken wat er met ze gebeurt. Hoe ze omgaan met zo’n traumatische ervaring. Ik zal toch Vluchtelingenwerk eens bellen.
Nog een ander idee. Het negenjarige jongetje Nemr, dat een hoofdrol speelt in de reportage van Tim Hofman, wil graag vlogger worden. Er zullen vast meer kinderen zijn die in dezelfde positie als Nemr zijn en vlogger willen worden. Ik geef vier of vijf kinderen een camera en zorg dat ze vlogs kunnen maken en op een YouTube kanaal kunnen zetten. Ik zal volgende week Tim Hofman eens bellen, of hij me in contact wil brengen met een paar kinderen.
Mooie voornemens waarvan het resultaat wel eens prachtig kon zijn. Ga ik het doen? Ik vrees van niet. Het is zo heerlijk om in Dwingeloo een jonge hond op te voeden. Zo nu en dan op stap te gaan met een camera en hier en daar wat plaatjes te schieten. Ik voel me soms een vadsige koning, een huismus. Ik lever commentaar vanaf de zijlijn, observeer wat, schrijf eens een blogje en dat is het dan.

Schaamte

Zaterdag 3 november, Lhee

Als je een hond hebt, moet je wel tegen een stootje kunnen. Soms kom je voor situaties te staan die je liever niet wilt meemaken. Toen wij onze vorige hond, Dickens, uit het asiel haalden, was hij totaal onopgevoed. Hij had zelfs een criminele inborst. Dickens, ras labrador, had maar één ding in zijn hoofd: eten. En daarvoor deed hij alles.
Eens in de week kneep hij er tussenuit en ging hij op rooftocht. In de tweede week hebben wij hem zelfs uit een slagerij op de Geitenkamp moeten halen waar hij aan de worsten was begonnen. Je gaat door de grond. We stamelden dat hij net uit het asiel was en wij net met de opvoeding waren begonnen. De slager kon er wel om lachen. Dickens was de eerste winkeldief die na zijn misdaad een stukje worst kreeg.
Anders was dat met de vissers. Eens in de zoveel tijd, als we met hem liepen te wandelen, luisterde hij niet meer naar zijn naam en rende hij keihard de Paasberg af. Hij wist precies waar hij mensen kon beroven. Zo hebben we hem een paar keer bij een visvijver moeten ophalen. Hij wist dat vissers met brood vissen en een voor een ging hij ze langs om hen van dat brood te beroven. En dan moesten wij zeggen dat het onze hond was en dat het ons zeer speet. Vissers zijn uit ander hout gesneden dan slagers.

Zelfde schaamtemoment maken we vandaag met Dies mee. Dies is gek op kinderen, zelfs iets te gek. Hij vindt ze de ultieme speelmaatjes. We lopen door het bos en in de verte komt een grote groep mensen aangelopen. Vermoedelijk een familie die een familiedag hier in Dwingeloo organiseert, gebeurt vaker.
Goede oefening voor Dies om bij ons te blijven en niet naar die groep te gaan. Iets te ambitieus gedacht van ons. Dies is niet zomaar te houden, zeker als er kinderen bij zijn. Het kindje ziet Dies eerder dan wij. Weg is hij, blij dat hij kan spelen. Hij rent op het meisje af, dat duidelijk geen honden is gewend. Het meisje begint heel hard te schreeuwen. Dat is leuk, denkt Dies. Deze manier van spelen ken ik nog niet en begint hoog tegen haar op te springen. Het meisje gilt nog harder. Paniek. De vader van het meisje gooit Dies van het meisje af. Gelukkig krijgen we Dies dan te pakken.
Grote bewondering voor Wyb. Ze verdedigt Dies door dik en dun. Dat het nog maar een pup is, dat hij het nog moet leren. ‘Dan moet je hem niet loslaten,’ zegt de vader die heel redelijk blijft. ‘Maar dit is een honden losloop gebied,’ probeert Wyb nog.
Ik ben van het laffere soort, sta wat achteraf toe te kijken. Schaamte. Ook opgelucht dat Dies het meisje niet in zijn spel met zijn scherpe tandjes in het gezicht heeft gebeten. Eén ding is zeker, het meisje wordt nooit meer een hondenliefhebber.

Schram

Vrijdag 2 november, Lhee

Op televisie vertelt de schrijver David van Reybrouck hoe hij de eerste keer, hij was vijf, zes jaar, buiten gingen spelen en zijn eerste schram opliep. Ik ben jaloers op zo’n herinnering, ik wil mij ook herinneren hoe ik mijn eerste schram opliep.
Hij vertelt het verhaal omdat veel kinderen niet meer buiten spelen en nooit meer risico lopen. Al het gevaar is uit hun leven gebannen. Ze gaan onder begeleiding naar school, spelen in speeltuinen waar verende tegels liggen, spelen nooit in bossen. Er zijn kinderen die op hun zevende, achtste nooit hun eigen bloed hebben gezien.
Ik kan me toevallig wel de eerste keer herinneren dat ik alleen buiten was. We woonden op de Broerdijk in Nijmegen. Ik was nog geen vijf, want op die leeftijd ben ik verhuisd naar de Larvenhof. Samen met een vriendje, dat volgens mij Wouter heette, ontsnapten wij aan het toezicht van onze moeders. Onze vaders waren natuurlijk aan het werk, zoals dat toen hoorde. We liepen naar een zandbak een paar straten van ons vandaan. Woutertje en ik zaten rustig in die zandbak te spelen tot zijn en mijn moeder in paniek kwamen aanrennen. Ik voelde hun angst ons voor altijd kwijt te raken. Of ze boos waren, kan ik me niet meer herinneren. Het was mijn eerste avontuur.
Daarna zouden er nog vele volgen. Toen ik acht of negen jaar was verhuisden we naar Hatert, een buitenwijk van Nijmegen. Om ons heen lag het paradijs, uitgestrekte weilanden en bossen waar we eindeloos doorheen zwierven. Dukenburg was nog niet gebouwd. Malden en Heumen waren nog dorpjes. Dat hele gebied was van ons. Met de mededeling dat we nooit met andere mannen mee moesten, ook niet als ze ons snoepjes aanboden, verkregen wij de volledige vrijheid en zwierven langs de vennen waar nog grote meeuwenkolonies waren.
Mijn eerste schram kan ik me niet herinneren, maar van veel schrammen draag ik nog steeds de sporen in de vorm van klein littekens, opgedaan door vallen en schaven. Naast ons huis lagen de zandbergen waarmee de volgende nieuwbouwwijken werden gebouwd. Het was ons oorlogsgebied. Wij bestookten elkaar met zandkluiten, vochten met stokken en er vloeide veel bloed. ‘Ho, stop, hij heeft een gat in zijn kop,’ hoorde ik vele malen.
Mijn jeugd verschilde hemelsbreed van de jeugd van nu, die de tijd voornamelijk voor beeldschermen doorbrengt en de geplande activiteiten van de Buitenschoolse Opvang afwerkt. Ik kon als een gek kluiten gooien en holen graven, dat was lang voor de tijd dat kinderen al op tweejarige leeftijd leren swipen.

Boos

Donderdag 1 november, Lhee

Vanavond een avondje tv. Lekker rustig, denk je. Fysiek is het rustig, mentaal niet. Liefst twee keer word ik boos. De eerste keer als ik De Wereld Draait Door kijk en Tim Hofman samen met een uit Syrië gevlucht jongetje aan tafel verschijnt. Als ik het me goed herinner heet het jongetje Nemr. Hij heeft een mooi vlinderstrikje om. Mijn moeder deed me bij belangrijke gebeurtenissen ook een vlinderstrikje om. Op die manier kwam ze optimaal met me voor de dag, vond ze.
Nemr is niet uit Syrië gevlucht. Zijn ouders zijn daar, begrijpelijkerwijs, vandaan gevlucht. Nemhr is in Nederland geboren. Samen met 400 andere kinderen die in Nederland zijn geboren dreigt hij nu uit Nederland te worden gezet. Mijn woede hormonen treden in werking. Een super welvarend land als Nederland, het ontbreekt ons aan niets, kan niet het erbarmen opbrengen om in Nederland geboren kinderen op te vangen. We sturen ze terug naar een land dat ze niet kennen en scheuren ze weg van hun vriendjes, hun vertrouwde omgeving. Ja, onze identiteit is gevormd door de christelijke waarden.

Tim heeft samen met Nimr een reportage gemaakt en is daarvoor naar de Tweede Kamer afgereisd. In de reportage interviewt het jongetje Kamerleden. Ongemakkelijk en formalistisch staan ze hem te woord. Ongemakkelijk repeteren ze hun mantra’s over procedures, consequenties en precedenten. Ondanks hun muur van formalisme zijn ze blijkbaar toch zo geraakt dat het Tim Hofman in de toekomst wordt verboden om in het Tweede Kamergebouw te filmen. De lafbekken.
Natuurlijk ben ik meteen de petitie gaan tekenen die oproept tot een pardon voor deze 400 kinderen. Nietige uitlaatklep voor mijn boosheid. Want veel van deze kinderen zijn hier zo lang omdat de bureaucratie tergend langzaam werkt. Lees zojuist toevallig in de krant dat het liefst 43 weken duurt voor dat een asielaanvraag in behandeling wordt genomen. 43 zinloze weken. Nimr is tot nu toe 8 keer van de ene naar de andere AZC gebracht. VVD beleid, geholpen door partijen waar ik op heb gestemd: het doelbewust pesten van mensen, het kapot maken van kinderen.

Nou, dat is wel genoeg boosheid voor de avond, dacht ik. Bij Pauw word ik opnieuw boos. Al wekenlang erger ik me aan het politiek gedoe rond het Stint-drama. En dat betreft dan vooral de uiterste traagheid waarmee de overheid zo’n probleem aanpakt. Pas in januari is er de uitslag van een onderzoek. Felix Rottenberg vertelt dat alleen al het verzoek aan TNO voor het onderzoek twee weken is blijven liggen. Twee zinloze weken.
En passant vertelt Felix dat hij het probleem met TU Eindhoven al heeft opgelost. Door enkele simpele ingrepen is het probleem dat zich mogelijk heeft voorgedaan, al weet niemand dat nog zeker, we praten nog altijd over een theoretische situatie, totaal opgelost. Probleem opgelost, zou je denken. Mis. De ambtelijke molens zijn in gang gezet en draaien, zoals gebruikelijk, traag, traag, traag. Ondertussen is er een ondernemer failliet gegaan en worden duizenden kinderen in gevaar gebracht omdat ze over straat moeten wandelen en busjes door de straten van scholen rijden. Jammer dat ik niet een petitie kan ondertekenen die zich richt tegen de traagheid van de overheid.

 

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2018