Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2016, maart

Bom

Donderdag 31 maart, Lhee

 

Ik heb een vooruitziende geest. Een week geleden nam ik me voor om als blogger eens een weekje vrij te nemen. De Blogger en De Censor reisden naar Tenerife af en het leek me heerlijk om eens een paar dagen niet aan dat Dossiermoddergat te denken.

Maar ja, wil je het rustig aandoen, overlijdt Johan Cruijff, is er een heleboel nasleep van die aanslagen in Brussel, is Van der Steur weer lekker aan het blunderen, bovendien valt er over Tenerife ook het een en ander te vertellen. Het kon niet anders of ik moest er blogjes aan wijden. Zo niet, dan krijgen we nooit een compleet Dossier, de plicht riep.

Al diverse keren heb ik mijn hart gelucht over de buitengewoon ernstige situatie van het Franse digitale leven. Vraag maar eens in een willekeurig Frans café of ze wifi hebben. Wifi is geen origineel frans woord dus het bestaat niet. Mijn Nicht stuurde mij ooit een screenprint van de site van IKEA. Overal raast de digitale wereld 24/7 door. Niet in Frankrijk. De site van IKEA ligt in Frankrijk gewoon plat. Zelfs voor sites schijnt daar een arbeidstijdenbesluiten te bestaan. Twee weken geleden kreeg ik opnieuw een screentprint van haar. Ook de banken blijken in het weekend digitaal stil te liggen. Geen idee waarom. Het zou goed kunnen dat in Frankrijk alle digitale bestellingen nog in drievoud analoog worden overgezet voordat ze kunnen verwerkt. Vermoedelijk hebben voor dat recht van analoog werken in Parijs vele massademonstraties plaatsgevonden. Let op mijn woorden: Frankrijk is de economische bom onder de Europese Gemeenschap.

Toch kan het altijd nog erger. Dat bleek in Tenerife. Daar is het slechts toegestaan om drie minuten per dag op het internet te kunnen. Of de duvel ermee speelde. Wilde ik mijn mail checken, het blog van mijn oom lezen… Bam. Vloog internet er weer uit. Geen dag uitgezonderd.
Tenerife is een prima eiland om te ervaren hoe Nederland er twintig jaar geleden uitzag. De smartphone heeft zich inmiddels over de wereld verspreid. Zo niet in in Tenerife. Helemaal niemand heb ik met zo’n ding zien lopen. Ook bij het eten had niemand de vertrouwde smartphone op de tafel liggen. Heel vreemd.

Gevolg is wel dat ik, ook al had ik gewild, voor het eerst in acht jaar, Dossiermoddergat niet heb kunnen bijhouden. Er ligt niet één economische bom onder de Europese Gemeenschap, naast de Franse ligt er ook nog een Spaanse bom. Een mooi landschap, een prachtige zee en veel zon is blijkbaar de pest voor de digitale ontwikkeling. En voor Dossiermoddergat.

Blogvrij

Dinsdag 22 maart, Lhee

 

‘Help je even mee die ballonnen opblazen?’
En je blaast zo’n mooie rode ballon op. Als sluitstuk moet je er zo’n klein vervelend knoopje inleggen om hem opgeblazen te houden. Door onhandigheid gaat dat fout en de ballon vliegt een grillige weg door de kamer en eindigt slap en futloos op de grond.
De afgelopen dagen, en nog steeds, ben ik dat rode stukje plastic dat futloos op de grond is gevlogen. Afgelopen vrijdag vierden we de verjaardag van Wyb met zeer goed eten en zeer goede wijn. Het leven was halleluja, de volgende ochtend lag ik bibberend met hoge koorts in bed tot niets meer in staat. Zo is je lijf een prima functionerend apparaat, zo komt er de klad in en lig je op de schroothoop.

Met het zweet op het voorhoofd tik ik dit blog. Doe ik uit een soort plichtbesef omdat ik weet dat sommige lezers elke dag naar Dossiermoddergat kijken. Vind ik altijd een mooie gedachte, en ik voldoe daar graag aan, toch heb ik me voorgenomen om tot het einde van de maand helemaal vrij te nemen. Blogvrij. Even mijzelf geestelijk schoonvegen. Kijken hoe het is om niet elke dag toch weer even met een blog bezig te zijn.
Nou weet ik ook wel dat ik me nooit hou aan dit soort opgelegde rustpauzes. Op een gegeven moment begint het altijd weer te kriebelen. Door de weggelekte levenslust ontbreekt het me nu aan die kriebels. Laten we elkaar eind maart weer ontmoeten. Misschien eerder, maar ik ontsla me een tijdje van die verplichting. Eerst weer even die ballon opblazen.

Glans

Donderdag 17 maart, Lhee

 

Ik ben de afgelopen weken veel naar het theater geweest. Maar er is iets met het theater. Ik zag musicals die aftreksels zijn van echte musicals, die eigenlijk veredelde schoolmusicals zijn. Ik zag toneelstukken die te snel, te makkelijk zijn gemaakt. Uit veel van voorstellingen die ik zag, bleek vooral één ding: een enorme behoefte om het publiek te behagen.

Ik heb er helemaal niets tegen als het publiek is behaagd, maar dat is wat anders dan het publiek willen behagen. Dat laatste wil zeggen dat de theatermaker door zijn knieën gaat, dat hij zijn echte verhaal, als hij dat al heeft, niet eerlijk, niet goed verteld. Ik ben er van overtuigd dat het publiek merkt dat het niet serieus wordt genomen, waardoor er altijd een gevoel van onbehagen achterblijft.

De theaters en de producenten doen hun uiterste best om positiviteit uit te stralen: het gaat weer goed met het theater. Ik geloof er niets van. Ik zit in zalen die nog niet voor de helft zijn gevuld. De mensen die er zitten, zijn allemaal ouder dan vijftig. Alleen het cabaret trekt een jonger publiek.
Op de een of andere manier is de glans eraf. Van de voorstellingen, van de mensen die er heen gaan. Ik proef nergens meer de algehele opwinding voor aanvang van een voorstelling, in de jaren tachtig en negentig nog zo gewoon.

Belangrijk probleem bij dit alles is dat er nergens meer marge zit. De producenten knopen met moeite de eindjes aan elkaar. Er is minder publiek, dus minder inkomsten, er zijn minder speelbeurten, wat ook al minder inkomsten betekent. Niet voor niets geeft de ene na de andere producent de pijp aan Maarten. Alleen bij het toneel dat structureel wordt gesubsidieerd zit nog genoeg geld om de zaken echt goed aan te pakken. Maar er worden van dat geld heel veel voorstellingen gemaakt waar het publiek niet op zit te wachten. Dus de theaters ook niet.

Het gesubsidieerde toneel dat niet op structurele subsidie mag rekenen, is vooral bezig de eindjes aan elkaar te knopen. Aanvragen worden half gehonoreerd, fondsen hebben minder geld waardoor er veel afwijzingen zijn. Daar komt nog bij dat al die gezelschapjes theater maken voor de kleine zaal, waarvan er steeds minder zijn. Hierdoor hebben ze inmiddels ultra korte speellijstjes.

Aan de kant van de theaters is de situatie evenmin rooskleurig. Ze hebben volop met bezuinigende gemeentes te maken. Hierdoor kunnen ze minder open zijn en hebben dus minder speeldata voor de gezelschappen. Bovendien krijgen ze een dreun van het publiek dat bij reguliere voorstellingen het steeds meer laat afweten. De concurrentie van festivals en locatievoorstellingen, waar wel veel jongeren komen, wordt steeds groter. Maar laten we vooral de concurrentie van Netflix, film, internet en de duizend andere prachtige vrijetijdsbestedingen niet vergeten.

Andere probleem is dat de wereld volop aan het veranderen is. In alle branches vinden enorme transities plaats. In het theater is van welke innovatie dan ook niets te merken. Elk seizoen weer kondigen de theaters de namen aan van mensen en voorstellingen die al decennia de podia domineren. Jeans 42, Rob de Nijs, de zoveelste tribute to The Beatles, Golden Earring, Het Groot Niet Te Vermijden, een lange lijst van makers waar de mensen al acht of negen keer heen zijn geweest. Het is alsof de autoindustrie gestopt is met het maken van nieuwe modellen.

Ik denk dat er een sluipende crisis is in het theater. De fut is eruit, de marge is weg, nieuwe impulsen ontbreken, routine heeft het gewonnen van creativiteit, er is een subsidiebestel dat zich heeft losgezongen van de behoefte van de theaters. Of andersom. Ergens zal de wal het schip keren. Ik ben benieuwd waar dat is, en wat het gevolg is. Wordt vervolgd.

Zwijgen

Woensdag 16 maart, Lhee

 

Het interview met mijn tante afgelopen maandag blijft me bezighouden. In het interview zegt ze dat bij hen thuis de liefde ontbrak. Uit de weinige verhalen die mijn vader over zijn jeugd vertelde, had ik dat al ook al begrepen. Mijn tante vertelde ook dat bij hen thuis, na een ruzie, soms wekenlang stilte heerste. Mijn opa en oma zeiden dan geen woord meer tegen elkaar.

Ik weet daar alles van. Bij ons thuis heerste soms ook wekenlang een ijzingwekkende stilte. Mijn vader was een zeer geoefende zwijger, ik weet nu waar hij de kunst van het zwijgen had afgekeken.
Mijn moeder en ik vonden het vreselijk dat zwijgen. De hele atmosfeer in huis werd erdoor geïnfecteerd. Die stilte ging in de kleinste hoekjes zitten en dreef de spanning in huis meer en meer op. Heel vervelend.
Volgens de beste familietraditie had ik dus ook een zwijger kunnen zijn. Je hebt ruzie met elkaar en als straf, of uit boosheid, hou je wekenlang demonstratief je mond. Het is een effectief wapen, weet ik uit ervaring.

Kinderen zijn vaak verstandiger dan je denkt. Ik weet nog heel goed dat ik dat zwijgen kon rationaliseren. Ik leefde wekenlang midden in dat verlammende zwijgen, maar ik kan me herinneren dat ik heel bewust dacht: dit zal mij, als ik groot ben, nooit overkomen, ik wil niks met dat zwijgen te maken hebben. ‘Ik heb veel van mijn vader geleerd,’ zei ik vroeger vaak. ‘Namelijk hoe het niet moet.’ Zwijgen is een effectief wapen in het arsenaal van huiselijk geweld. Al heel jong nam ik mij voor dat wapen nooit te gebruiken.

Jammer dat mijn vader niet dezelfde les heeft geleerd. Hij zou een veel leuker leven hebben gehad, een leven dat toch al zo kort duurde. Nadat mijn vader is overleden, heb ik nooit meer te maken gehad met dat zwijgen. Mijn vader heeft me ook geleerd dat je ruzie zoveel mogelijk moet vermijden, het is een treurige symptoom van menselijke onmacht.
Tot nu toe hebben de vrouwen waar ik mee mocht leven en ik zich nooit door die onmacht laten overmeesteren. Ruzie is voor de dommen, vind ik zelf. ‘Een ruzie op z’n tijd is gezond voor een relatie,” heb ik regelmatig horen zeggen. Ik geloof er niets van. Natuurlijk is er soms onenigheid, maar daar uitkomen en zo snel mogelijk goedmaken, is volgens mij nog veel gezonder voor een relatie, zeg ik als ervaringsdeskundige.

Nu ik dit zo opschrijf, moet ik aan het volgende voorval denken. Ik was negen, tien jaar oud en mijn vader en moeder hadden een fikse ruzie. De ruzie werd dit keer niet uitgevochten door te zwijgen maar door te schreeuwen. Ze gingen er flink op los.
Ik zal ze krijgen, dacht ik. Ik pakte het grote broodmes met van die gemene kartels uit de besteklade. Met dat mes ging ik tussen hen instaan en richtte het op mijn buik. ‘Als jullie nou niet ophouden, dan maak ik mezelf dood,’ zei ik. Ondertussen wist ik dat het een melodramatische actie was om hen een lesje te leren. Geen moment kwam het in mij op om mij daadwerkelijk te verwonden. Het was me vooral om het effect te doen.
Dat effect viel trouwens erg tegen. Tamelijk nuchter pakte mijn moeder het mes af en zei dat ik niet zo moest overdrijven, waar ze gelijk in had. Ik besefte ook toen al dat ik een ietwat te grof middel inzette. Ze hielden gelukkig wel op met schreeuwen. Of dat schreeuwen tot zwijgen verviel, kan ik me niet meer herinneren. Soms heb je als kind heel wat met je ouders te stellen. Maar ik vind dat een kind ook de eigen verantwoordelijkheid heeft om belachelijk gedrag van zijn ouders te onderkennen en niet over te nemen.

Familie

Dinsdag 15 maart, Lhee

 

Op mijn verjaardag in december, terwijl we in het fotomuseum in Rotterdam zijn, word ik gebeld door tante Agnes. Op zich is het niet bijzonder dat een tante een neef belt als hij jarig is. In dit geval wel, want mijn tante Agnes heb ik in mijn leven sporadisch gezien, de afgelopen vijfentwintig jaar maar één keer. Ik weet niet eens meer of ze wist dat ik jarig was.

Tante Agnes is de jongste zus van mijn vader. Mijn vader had twee broers en twee zussen, maar de familie interesseerde hem helemaal niets. Wat ik heel raar vond, want met de familie van mijn moeder gingen we juist heel intensief om. Nou moet gezegd dat mijn vader Agnes en Chris, haar man, nog het best kon velen. Met de anderen hoefde hij überhaupt niks te maken te hebben. Zo kwam het dat ik tante Agnes en ome Chris tot mijn vijfentwintigste tamelijk regelmatig zag.

Ome Chris is een paar jaar geleden na een lang ziekbed overleden. Jammer genoeg ben ik niet op zijn begrafenis geweest. Ik had graag afscheid van hem genomen want ik mocht hem graag. Dat ik geen afscheid heb genomen, komt eigenlijk door mijn moeder die met tante Agnes en ome Chris gebrouilleerd raakte. Volgens mij weet helemaal niemand meer waarom, het had wel tot gevolg dat ik ze helemaal niet meer zag. Toch opmerkelijk hoe vaak er ruzies zijn in families.

Na een mailtje van tante Agnes, zes of zeven jaar geleden, gingen Wyb en ik bij hen op bezoek, Ome Chris leefde toen nog. Het was een zeer aangenaam bezoek, maar aangezien ik wat contacten betreft een lakse kloot ben, bleef het bij die ene keer.

In december beloofde ik tante Agnes dat ik snel eens een keer langs zou komen. Toen ik de belofte uitsprak, vreesde ik voor de uitvoering. Dit keer heb ik mezelf overtroffen: ik heb haar vorige week zowaar gebeld en dat resulteerde gisteren in een bezoek. Mijn tante is nu 80 jaar, maar zeer helder en levendig.

Het moet maar eens afgelopen zijn met die laksheid. Zo neem ik mij al mijn hele leven voor om de mensen te interviewen die belangrijk voor me waren. Veel kansen heb ik voorbij laten. Zo kreeg mijn moeder Alzheimer nog voordat ik haar kon interviewen. De eerste die ongeïnterviewd overleed was mijn opa, de vader van mijn vader, lang geleden. De vader dus ook van tante Agnes. Hij was een man vol verhalen en ik had ze graag op band vastgelegd. Helaas stelde ik het weer veel te lang uit waardoor zijn verhalen met hem in zijn graf zijn verdwenen.

Dit keer vroeg ik aan tante Agnes of ik haar mocht interviewen. Ik besefte dat het een beetje een raar verzoek is als je elkaar na zo’n lange tijd niet hebt gezien. Gelukkig vond ze het wel een grappig idee. En na een hartelijk weerzien zaten we tijdens de lunch met een microfoon tussen ons in en stelde ik mijn vragen. Van het stellen van vragen, werd het al snel een gesprek en na een uur en een kwartier zette ik de opname-apparatuur uit. Het was een mooi gesprek dat ik een tijdje wil laten liggen, maar wie weet, als ik toestemming van tante Agnes krijg, voeg ik het een keer toe aan Dossiermoddergat.

Het gesprek verklaarde wel waarom mijn vader geen familieman was. Om tante Agnes te citeren: ‘Bij ons in huis ontbrak de liefde.’ De enige keer dat haar moeder haar omhelsde, was toen ze na het bombardement op Nijmegen na een lange tocht uit de Betuwe terugkwam in de schuilkelder waar het gezin tijdelijk woonde. Mijn oma was geen warme vrouw, eufemistisch uitgedrukt. Had ik ook al van mijn vader begrepen. Tante Agnes: ‘Mijn moeder liep een beetje mank, waardoor ze met een stok liep, die ik ook vaak heb gevoeld.’
Ik zelf heb de beste herinneringen aan mijn oma die ik Oma Centjes noemde. Altijd als ik als kind bij haar op bezoek kwam, gooide ze wat centen in haar schort die ik dan mocht tellen. Misschien heb ik wel aan haar te danken dat ik uiteindelijk zakelijk leider ben geworden.

Radio

Zondag 13 maart, Lhee

 

Zaterdagmiddag lees ik een paar zinnen uit een interview met Karl Hyde, frontman van Underworld. Zowel van Karl Hyde als Underworld heb ik nog nooit gehoord. Bij toeval lees ik een stukje uit dat interview, hij zegt: ‘Als ik wil relaxen ’s nachts, of als ik een lange reis voor de boeg heb, trek ik er met de auto op uit. Mijn voorruit is dan het filmscherm, de radio verzorgt de soundtrack.’ De zinnen vallen me op omdat ik die dag een tocht naar Eindhoven en terug voor de boeg heb. Vind ik dat erg? Integendeel. De voorruit is mijn filmscherm, de radio verzorg de soundtrack.

Op zo’n tocht naar Eindhoven kan ik me verheugen. Met een snelheid van 130 km per uur over de snelweg, radio aan. Karl Hyde: ‘Ik zoek de ruis tussen de zenders en laat de auto het signaal van de radiostations oppikken.’ Nou, daar denken we dan toch anders over. Ik hou er vooral van om tijdens het rijden naar eindeloos gelul te luisteren. Het liefst zet ik een marathoninterview op, verstand op nul en kilometers maken.
Wyb luistert naar popzenders. Vind ik ook irritant, voor het zogenaamd leuke gezemel van die DJ’s ben ik helemaal allergisch. Wyb stemt altijd af op 3FM. Als ik daarna in een auto rij, weet ik niet hoe snel ik hem om moet zetten naar Radio 1 of BNR. Radio 1 wordt tegenwoordig geterroriseerd door Standpunt.nl, de gewone Nederlander geeft zijn mening over een onderwerp. Altijd oninteressant en reden om snel door te zappen. ’s Avonds is dat populisme gelukkig afgelopen.

De laatste tijd ben ik gefascineerd door podcasts. Mensen die radio maken en die op internet delen. Het is inmiddels een kleine subcultuur aan het worden en in Amerika zeer populair. Mensen die met een microfoon op stap gaan en mensen interviewen. Op alle Apple apparaten zit een app waarmee je podcasts kunt zoeken en afluisteren. Op de heenweg luister ik naar twee podcasts uit de serie De Eeuw van de Amateur van radiomaker Botte Jellema, podcasts over podcasts.

‘Moet je nou nog helemaal terug?’ vraagt Cor na de première waarvoor ik naar Eindhoven ben gereden. ‘Red je dat wel?’
Ik vertel hem dat ik me er erg op verheug en dat ik, als ik in Meppel ben, nog naar een muziekfestival ga dat Wyb in Ogterop heeft georganiseerd. Ik heb het op me genomen om vannacht haar chauffeur te zijn.

Op de terugweg luister ik Met het oog op morgen, het ideale radioprogramma om in de auto te beluisteren. Vanavond een journalist die Saoudi-Arabië heeft bezocht en daar in de Volkskrant en Elsevier verslag van doet. Aandacht voor de Boekenweek die als thema Duitsland heeft. En veel aandacht voor de verkiezingen in drie grote Duitse deelstaten die vandaag plaatsvonden.

In de buurt van Arnhem moet ik tanken. Mooie gelegenheid om frisdrank met veel suiker te kopen en een satékroket. Het bezoeken van een pompstation is onlosmakelijk onderdeel van dit soort lange tochten. Het is inmiddels middernacht. Wat niet wil zeggen dat het rustig is bij het pompstation. Voor me staat een lange rij. In zo’n pompstation moet ik vaak aan Ivan denken, ook zo’n liefhebber van pompstations met eet- en drinkbare dingen.

Om half een kom ik in Meppel aan waar ik nog net de laatste band kan horen spelen. Muziek is vaak leuker dan toneel. De band houdt om een uur op met spelen, maar pas tegen twee uur kan Wyb naar huis. Om half drie nog een wijntje, drie uur te bed. Het was een mooie avond. Ik overweeg om chauffeur op de grote vaart te worden.

Aanbod

Vrijdag 11 maart, Lhee

 

Niemand hield van jazz voordat er jazzmuziek was, hoorde ik vanavond iemand op televisie zeggen. De zin kaart een belangrijk onderwerp voor me aan. Ik begon mijn loopbaan als leraar, maar al snel werd ik hoofd marketing in Groningen en hield ik me intensief met marketing bezig. Zo haalde ik mijn Nima A diploma en werd ik een gediplomeerd reclameman. Ik ben dus, zou je kunnen zeggen, opgeleid om me met de vraag van consumenten bezig te houden.

Sinds de jaren zeventig is marketing steeds belangrijker geworden. Zo belangrijk dat het aanbod zich aanpaste aan de vraag. Eerst kijken we wat mensen willen, vervolgens gaan we maken wat ze willen. Vandaar al die bagger op SBS 6, RTL en al die andere commerciële zenders. Overigens is de publieke omroep ook niet vies van de kijker naar de mond praten. U vraagt, wij draaien.

Het zal zo in het midden van de jaren ’90 zijn geweest dat ik voor het eerst hoorde van vraag gestuurde subsidies. In toenemende mate is dat mode geworden. De ontvanger, de gebruiker van subsidies bepaalt voor een groot deel de aard van de subsidie. Politici, bestuurders hebben steeds minder een eigen visie, ze kijken waar de gebruiker behoefte aan heeft. De overheid is steeds meer bedrijfsleventje gaan spelen. Overheidsdiensten werden geprivatiseerd en de politicus spreekt over een markt in plaats van burgers die iets nodig hebben.

Ondanks mijn marketingachtergrond geloof ik hier steeds minder in. Niemand hield van moderne kunst voordat er moderne kunst werd gemaakt. Afgelopen week las ik de biografie van Steve Wozniak, samen met Steve Jobs startte hij vanuit zijn slaapkamer wat nu het grootste bedrijf van de wereld is: Apple.
Het meest opmerkelijke wat uit zowel de biografie van Wozniak en Jobs spreekt, is dat ze helemaal niet keken naar de markt. Sterker: er was nog helemaal geen markt. Wozniak knutselde uit puur hobby aan elektronica, van het een kwam het ander en zo fröbelde hij de eerste computer in elkaar. Jobs hield ook van elektronica, bovendien van vormgeving en bedrijfje spelen. Beiden waren het bovenal liefhebbers, fanaten.

Ook later hield Steve Jobs zich wat zijn productontwikkeling betreft niet bezig met de vraag. De consument weet helemaal niet wat hij wil, is dacht ik een uitspraak van hem. De consument had namelijk nooit de iPhone en de iPod kunnen bedenken, gewoon omdat ze geen idee hadden van de technische mogelijkheden, en geen idee van zijn eigen wensen. Steve Jobs ging er vanuit dat er wel vraag zou zijn omdat hij die dingen zelf zo graag wilde hebben en zo mooi vond. Bij Apple bepaalde het aanbod de vraag.

Politici zijn tegenwoordig vies van het hebben van visie. Het zijn voornamelijk pragmatici die zich richten naar de wensen van de kiezer. Zoals de lezer van dit blog weet, heb ik geen hoge pet op van de kiezer. De meeste kiezer zijn te onwetend en te stom om voor de duvel te dansen. Als ze naar een inspraakavond gaan, schreeuwen ze dat er een piemel in moet. Treurig volk.
Vorige maand was ik bij een lezing van de Nederlandse ruimtevaarder André Kuipers. Om met een groot ruimtestation als ISS, liefst 80 bij 100 meter, met 28.000 kilometer per uur om de aarde te vliegen, heb je, zei hij in zijn lezing, dromers, denkers, doeners en durfals nodig. Zonder die vier typen mensen was het niet te realiseren.

Eigenlijk geldt dat voor alle belangrijke stappen die de mens zet. Het begint met iemand die droomt (leve de idealist), daarna moet over die droom goed worden gedacht (leve de wetenhschap), vervolgens moet je mensen hebben die het kunnen realiseren (leve de ingenieurs) , maar dat neemt altijd risico’s met zich mee, dus je hebt ook durfals nodig (leve de ondernemer). Mensen die zich naar de vraag richten krijgen de grootst gemene deler, de mainstream, de gulden middenweg. Heel mooi, heel veilig, maar volstrekt oninteressant voor degene die nieuwe ontwikkelingen wil entameren.

Ik denk dat het goed zou zijn als de politiek wat minder bedrijfsleventje ging spelen en zich meer met het daadwerkelijk oplossen van grote maatschappelijke vraagstukken bezig zou gaan houden. Het beroerde is alleen dat ik onder politici zo weinig dromers, denkers, doeners en durfals ontwaar.

Redigeren

Donderdag 10 maart, Lhee

 

De dingen zijn vaak niet wat ze lijken. De ontdekking van de korte verhalen van Raymond Carver waren een grote ontdekking voor me. Zo mooi kaal, zo suggestief, zo scherp geschreven. Ik heb zijn verhalen verslonden. Vaak zijn het sombere verhalen, eigenlijk gaan ze allemaal over de onvolmaaktheid van de mens. Niet voor niets is Carver een van de belangrijkste vertegenwoordigers van een stroming die de naam Dirty Realism kreeg, of Black Realism. Wie zijn verhalen leest, weet meteen waarom hij  tot het Dirty Realism worden gerekend.

Na zijn dood werd echter duidelijk dat Raymond Carver eigenlijk heel andere verhalen schreef. De meeste van zijn verhalen zijn namelijk geredigeerd door zijn redacteur van Uitgeverij Alfred A. Knopf, Gordon Lish. Het is zelfs de vraag of hier nog wel van redigeren sprake was. De verhalen die Carver instuurde, zijn vaak twee keer zo lang als de versies waarin Knopf ze uiteindelijk publiceerde. Gordon Lish coupeerde zin na zin en maakte er uiteindelijk de verhalen van waar ik zo van hou. Je zou zelfs kunnen zeggen dat de typische Carver stijl eigenlijk een typische Lish stijl is. Er is heel wat af geschreven over het feit of dit toelaatbaar was.
Feit blijft dat het een samenspel van Carver en Lish was en het resultaat voortreffelijk is, who cares. Uiteindelijk gaf Carver zijn fiat aan de publicatie en had Lish nooit zijn zegenrijke werk kunnen doen als Carver niet zulke prachtige grondstof leverde. Al schreef Carver op 8 juli 1980 een hartstochtelijke brief aan Lish waarin hij erop stond dat Lis de verschijning van verhalenbundel What We Talk About When We Talk About Love zou tegenhouden. De psychisch kwetsbare Carver was bang door zijn vrienden, die veel van zijn verhalen in eerdere versies hadden gelezen, te worden ontmaskerd.

Ik dacht dat dit in de relatie tussen maker en redacteur zijn weerga niet kende. Totdat ik gisteren het nieuws rond het overlijden van George Martin volgde, vaak de ‘vijfde Beatle’ genoemd. Omdat ik veel meer een Stones dan een Beatles fan ben, weet ik eigenlijk niet veel over de Beatles. Ik heb altijd gedacht dat het vier eigenzinnige jongens uit Liverpool waren die een geheel eigen sound ontwikkelden.
Tot mijn verrassing is bij de Beatles sprake van een soort Carver/Lish verhouding. Gisteren werd het op televisie en radio een paar keer treffend geïllustreerd. John Lennon levert de basis van een liedje in dat eigenlijk nergens naar klinkt. Pas als George Martin ermee aan de gang gaat, wordt het een zo kenmerkende Beatlesong. Voordat ze kennismaakten met Martin klonken de opnames van de Beatles massief en recht voor zijn raap, waren de Beatles de Beatles nog niet.

Bij de Beatles heeft niemand de vraag gesteld of dit wel toelaatbaar was. Sterker: over de samenwerking tussen de Beatles en Martin is iedereen laaiend enthousiast. Ook al beïnvloedde Martin, evenals Lish bij Carver deed, de stijl van de Beatles direct. In beide gevallen is het resultaat subliem. Door het enthousiasme over George Martin zag ik de relatie Carver/Lish in een veel positiever licht. Carver leverde de basis voor de songs, Lish produceerde ze tot perfectie. Eigenlijk is er geen verschil.

Drinken

Woensdag 9 maart, Lhee

 

Steven heeft een huisje gehuurd in Westerbork. Het huisje van een voormalige schaapsherder. Woonkamer en keukentje in één ruimte. In de woonkamer verder twee bedsteeën. Daarnaast is er een doucheruimte met een wc. Het huisje heeft niet altijd op die plek gestaan. Vijftien jaar geleden is het verplaatst van een pek midden in de bos naar de rand van Westerbork.
Omdat Steven ’s avonds bij ons komt eten, haalt hij bij de slijter een fles wijn. Hij kiest voor een pinot noir uit Chili van het huis Cono Sur. Prima wijn. Voordat hij afrekent, bekijkt hij welke bieren de slijter in Westerbork in huis heeft.
Als hij onderzoekend langs de schappen loopt, komt een oude meneer met een rollator binnen. Op zijn rollator staat een leeg kratje bier dat hij komt inruilen voor een vol. Op het moment dat de oude meneer afrekent, wordt hij gebeld. In een hoekje van de winkel gaat hij op zijn rollator zitten telefoneren. De slijter en Steven kunnen het gesprek woordelijk volgen.

Zo hoort Steven hem op een gegeven moment zeggen: ‘Zoals Willem Kloos al zei: Natuur is mooi, maar je moet er wel wat bij drinken.’ Steven vertelt me het voorval als ik hem op kom halen. We moeten hartelijk om de uitspraak lachen. ’s Avonds herhalen we de uitspraak nog vele malen en verzinnen onze eigen varianten, zoals: ‘Vrouwen zijn mooi, maar je moet er wel wat bij drinken.’ Of: ‘Theater is mooi, maar je moet er wel wat bij drinken.’ Goed beschouwd is het principe van Kloos overal op toepasbaar.

‘Weet je dat er een heleboel mensen zijn die hier niet om kunnen lachen,’ zegt Steven als ik hem veel later op de avond weer naar het schaapherderhuisje breng.
‘Is dat zo?’ vraag ik me hardop af.
‘Er zijn zoveel mensen die geen humor hebben.’
Dat klopt. Maar waarom vind ik de uitspraak van de oude meneer eigenlijk grappig? De uitspraak van Kloos blijkt trouwens bekend te zijn. Als ik hem google, kom ik diverse sites tegen waar hij op wordt gememoreerd. We verbazen ons erover dat we hem nog nooit eerder hebben gehoord.

Wat ik op zich al grappig vind, is dat een oude meneer in Westerbork of all places een slijterij binnenkomt en kennis heeft van een uitspraak van Willem Kloos. Wie weet in godsnaam nog wie Willem Kloos is? Voor wie het niet weet: het is een van de belangrijkste dichters van de Tachtigers beweging, de stroming die de Nederlandse poëzie eind 19e eeuw bevrijdde uit de klauwen van de dominees en andere droogstoppels. Lof voor degene die Willem Kloos kent.

‘Waarom zouden mensen het niet grappig vinden?’ vraagt ik aan Steven.
‘Kloos spot toch enigszins met de waarde van natuur. In ieder geval relativeert hij de natuur enigszins. Er zijn zoveel mensen die natuur helemaal niet willen relativeren. Wij kunnen genieten van natuur, maar weten ook dat natuur een beetje saai is. Een borrel om die saaiheid te doorbreken, is eigenlijk wel noodzakelijk. En er zullen vast mensen zijn die zeggen: moet je nou overal bij drinken, dat zijn de mensen die het genot van de alcohol niet kennen.’
Ik vrees dat Steven daar gelijk in heeft. Het neemt niet weg dat we besluiten t-shirtjes te laten drukken met de uitspraak van Willem Kloos en die bij de Bospub te verkopen, de uitgelezen plek bedacht ik om de shirts te verkopen.
Halverwege herinner ik Steven nog aan een dichtregel van J.C. Bloem: ‘Natuur is voor tevredenen en legen.’ Ook een mooie tekst voor een t-shirt.

Eiland

Zondag 6 maart, Lhee

 

Een paar weken geleden was er een discussie in De Wereld Draait Door over het teruglopend aantal abonnees bij kranten. Tafeldame Hanneke Groenteman zei op een gegeven moment in die discussie dat ook Matthijs van Nieuwkerk op een afkalvend eiland zit. Van Nieuwkerk begreep haar in eerste instantie niet. Waarop Hanneke Groenteman verklaarde dat steeds minder mensen real time televisie kijken, dat de manier waarop mensen televisie consumeren dusdanig verandert dat het ten koste gaat van de publieke omroep.

Vorige week had ik een gesprek met Anne, zelf journaliste. Ze vertelde dat niemand uit haar vriendenkring, allemaal onder de 35 jaar, een abonnement op een krant heeft. Ze bekende dat zelf ook geen krant las en dat veel collega’s van haar leeftijd dat ook niet doen. Dat wil niet zeggen dat ze geen nieuws tot zich neemt. Ze krijgt het nieuws allemaal digitaal en heeft een abonnement op Blendle. Als ze ergens een interessant artikel tegenkomt, koopt ze online dat ene specifieke artikel.

Ze vertelde me ook dat ze de afgelopen vijf jaar nooit naar televisie heeft gekeken. Sterker, ze heeft niet eens meer een televisie. Ze kijkt alles op haar laptop en maakt gebruik van Uitzending Gemist, YouTube en Netflix. In Nederland hebben nu 1,3 miljoen mensen een abonnement op Netflix. Gemiddeld kijken mensen daar 10,5 uur per week naar. Is het voor mij generatie nog normaal om ’s avonds de televisie aan te zetten om te kijken wat er op is, de leeftijdgenoten van Anne kijken ’s avonds films of documentaires op YouTube en series op Netflix.

Ik kom erop omdat Wyb en ik een van die 1,3 abonnees zijn. Wij kijken daar gemiddeld zeker geen 10,5 per week naar. Wij kijken in golven. Als een serie ons boeit, dan gedragen we ons als verslaafden en kijken we elke avond een of meer afleveringen. Als de serie is bekeken, genieten we weer televisie op de traditionele wijze.

Vandaag was het trouwens weer raak. Afgelopen vrijdag is het nieuwe seizoen, het vierde, van House of Cards online gekomen, een speciaal voor Netflix gemaakte serie. Zelfs niet-Netflix abonnees kan dat nauwelijks zijn ontgaan. Zelden kreeg een televisieserie zoveel aandacht. Het onderwerp is dan ook actueel en buitengewoon spannend verfilmend: de machinaties in en rond het Witte Huis onder President Underwood die in de serie dit jaar meedoet aan de presidentsverkiezingen. Meer zeg ik er niet over.

Wyb en ik hebben vandaag vijf afleveringen gezien. Het schijnen er dit jaar dertien te zijn, dus we zijn al een aardig eindje op weg. Het algemene oordeel over het derde seizoen was niet zo goed, schijnt. Ik vernam dat pas dit jaar, want voor mij was ook het derde seizoen er een om van te genieten.
Wanneer Wyb en ik de aankomende week ’s avonds een uurtje tijd hebben, brengen we die zeker voor Netflix door. Hanneke Groenteman had helemaal gelijk, House of Cards zorgt er bij ons voor dat het eiland waar Matthijs van Nieuwkerk opzit afkalft. De traditionele televisie legt het weer dagen af tegen het on demand aanbieden van televisie. Opnieuw maken we deel uit van een nieuwe ontwikkeling. Ik ben benieuwd hoe het afloopt.

Vouwbeen

Zaterdag 5 maart, Lhee

 

Eindelijk durf ik het aan om Anna Karenina van Tolstoi te lezen. Het boek staat al mijn hele leven op mijn verlanglijst, ik durfde er alleen nooit aan te beginnen omdat het te dik is. Nu ligt het boek van 937 bladzijden voor me. Tot voor kort wist ik dat ik het door mijn drukke leven nooit uit zou lezen. Ik zou vast ergens halverwege het boek weken geen tijd hebben en ik weet dat je daarmee een boek verpest. Om een boek goed te lezen, moet je in de sfeer kunnen blijven.

Een zo’n mislukt leesproject van me is De kracht van Atlantis van Ayn Rand, 1369 bladzijden. Ik kreeg het boek van Matthijs. Later gaf hij toe dat hij het cadeau gaf om me te plagen.
Ik had de loftrompet gestoken over een ander boek van Ayn Rand, De eeuwige bron. Matthijs vond het maar niks dat ik het een goed boek vond. De schrijfster is de ideologe van de Theaparty, de republikeinse vleugel die de Verenigde Staten de afgelopen jaren in zoveel ellende stortte. De eeuwige bron gaat daar trouwens helemaal niet over. Om mij een lesje te leren stuurde hij me die baksteen op.
Ik begon er in te lezen en was opnieuw meteen geboeid. Helaas kwam ik niet verder dan pagina 633, zie ik nu. Vermoedelijk moest ik toen een periode dag en nacht werken waardoor ik geen tijd had om het verder te lezen. Als je na weken uit zo’n tunnel komt, vind ik het altijd moeilijk om een boek weer op te pakken. Ik hoop dat ik nog een keer de moed vind om het uit te lezen.

Ik begin over Anna Karenina omdat ik voor het eerst over een vouwbeen lees. Anna Karenina woont in St. Petersburg en is naar haar broer in Moskou gegaan om zijn huwelijk te redden. Tijdens haar verblijf in Moskou ontmoet ze een jonge militair, Vronski, waar ze verliefd op wordt. Dat kan niet want in St. Petersburg wachtten man en kind en daarom ontvlucht ze Moskou. Op de terugweg zit ze in de trein en leest een boek met behulp van een vouwbeen, diverse keren komt het woord terug.

Ik ken het bestaan van het woord vouwbeen, heb alleen geen idee wat het is. Op internet leer ik dat het ‘Een stukje gepolijst been of hout, plusminus 15 cm lang, aan alle kanten afgerond, waarmee men met de hand papier kan vouwen.’ Verder zoekend leer ik dat je het vouwbeen ook als briefopener kunt gebruiken. Voor een tientje heb je een vouwbeen.

Heldere informatie, maar ik kom er niet achter waarom Anna Karenina nou een boek leest met een vouwbeen. Doet ze dat om de pagina’s glad te strijken? Of doet ze dat om de pagina’s van elkaar te snijden? Ik heb wel eens gehoord dat vroeger veel boeken werden verkocht waarvan de pagina’s nog aan elkaar vast zaten. De befaamde Privé Domein reeks van De Arbeiderspers is de reeks zo begonnen. Ik vond het een crime om die pagina’s los te moeten snijden.

Ik vind het een mooi woord, vouwbeen. Het is een woord waardoor je meteen graag zelf een vouwbeen wil hebben. Ik vind het ook begerenswaardig om een boek met een vouwbeen te lezen, al ken ik het nut niet.  Ik heb ding ook nooit gemist.
Wat dat betreft vind ik het wel jammer dat lezen een eenvoudige bezigheid is. Een boek en je kunt gaan lezen. Ik heb altijd zoveel plezier van dat lezen dat ik er best meer geld aan zou willen besteden. Als je van wielrennen houdt, wil je natuurlijk de mooiste fiets, de meest kekke outfit. Dan kun je eindeloos naar de mooiste spullen zoeken. Wat dat betreft is lezen een van de laatste eenvoudige liefhebberijen, denk ik. Je gaat zitten, richt je ogen op het boek en je kunt beginnen. Je hebt er tegenwoordig zelfs geen vouwbeen voor nodig.

Aarden

Vrijdag 4 maart, Lhee

 

Hoe snel went een mens aan een nieuwe situatie? Domme vraag, is geen algemeen antwoord op te geven. In het boek van Hylke Speerstra, Het Wrede Paradijs, een boek over Friese emigranten, komt een familie voor die midden in Australië woont. In de verste verte is geen meer, geen oceaan te bekennen. Toch hebben ze in hun achtertuin een originele tjalk gebouwd. Elk weekend verhuizen ze van hun huis naar de tjalk en blijven daar dan het weekend om te genieten van het tjalk-gevoel. De meesten mensen doen dat op het water, zij doen dat in hun achtertuin. De tjalk heeft ook nog nooit in het water gelegen. Ik heb het sterke vermoeden dat ze nog steeds niet echt zijn gewend in Australië, al wonen ze er meer dan twintig jaar.

Nou wil ik Drenthe niet met Australië vergelijken. Toch is Drenthe totaal anders dan ik was gewend. Ik ben een jongen van de stad: Nijmegen, Groningen, Leeuwarden, Arnhem, Heerlen, ‘s-Hertogenbosch. Zet mij ergens neer en ik aard.
Afgelopen week ben ik drie keer naar het zuiden gereden, oude tijden herleven. Eerst naar een première in Maastricht, daarna op kraambezoek in Eindhoven, gisteren naar een première in ‘s-Hertogenbosch.
Meest gestelde vraag aan me: ‘En waar ben je nu mee bezig?’ Als ik zeg dat ik thuis zit en geen enkele klus meer heb, geen afspraken, is er ongeloof. “Maar dat kun jij toch niet? Je bent altijd zo druk. Je zult je wel kapot vervelen.” Mijn eerlijke antwoord is dat het tegendeel het geval is. Na een jachtig leven vind ik het heerlijk om een agenda te hebben waar geen enkele afspraak in staat.
Dat wil natuurlijk niet zeggen dat ik niets doe. Gelukkig ben ik een gedisciplineerd mens, ook al is er geen werkdwang. Altijd om half tien zit ik achter mijn bureau en schrijf ik het aantal woorden dat ik mezelf opleg. ’s Avonds is hetzelfde het geval. Er gaan soms dagen voorbij dat ik niemand zie. Voor iemand die soms verdronk in sociaal leven is dat toch echt een verandering.

Binnenkort telt Nederland 18 miljoen inwoners. Dat aantal is ongelijk verdeeld. In Zuid-Holland wonen 1238 mensen per vierkante kilometer, in Drenthe 185 mensen per vierkante meter, in Dwingeloo waarschijnlijk nog minder. Als we naar het zuiden rijden, merk ik dat ik me snel aan Drenthe heb aangepast. Op de wegen vind ik het opmerkelijk druk, in de stad verlang ik weer naar het platteland.
In sommige steden heb ik in het hart van een stad gewoond, keken we uit op winkelend publiek, bezoekers van coffeeshops, stadsverkeer. Tot voor kort werkte ik zelfs in het hartje van Amsterdam. Mijn twee werkplekken lagen ieder zo’n tweehonderd meter van het Centraal Station. Nu verblijf ik dagenlang midden in de natuur. Achter uitzicht op de bossen van het Dwingelderveld en voor uitzicht op de landbouwgrond grond rond het dorp Dwingeloo. Van de hectiek naar rust en stilte.
Vroeger kon ik me niet voorstellen ooit ergens anders dan in Nijmegen te wonen. Sinds vijfentwintig jaar ben ik een zwerver, zet me ergens neer met een bed, een televisie, een boekenkast en een computer en ik heb een thuis.

Draak

Woensdag 2 maart, Lhee

 

In 1957 gaf het Nederlandse volk prinses Beatrix een cadeautje omdat ze 18 jaar werd. Het was een lemsteraak die de naam De Groene Draeck kreeg. Een gepaste naam want het cadeau bleek een draak van een geschenk. De gevers gaven de boot aan Beatrix en beloofde haar dat de Staat der Nederlanden voor het onderhoud zou zorgen. Met resultaat dat wij, ik zeg wij omdat het met ons geld gebeurt, tussen 2004 en 2015 1,5 miljoen euro hebben betaald voor het onderhoud. Pikant gegeven: voor dat bedrag kun je twee nieuwe kopen.

Die kosten zijn mede zo hoog omdat het onderhoud plaatsvindt op de marinewerf in Den Helder. Het uitvoeren van het onderhoud is een schoolvoorbeeld van het efficiënt werken van de overheid. Liefst tien managers zien toe op de uitvoering van het winteronderhoud: een senior projectleider, een projectmanager, een scheepscoördinator, een engineer/coördinator, een projectplanner, drie productiegroepmanagers, een werkvoorbereider en een KAM-coördinator (geen idee wat dat is). Met z’n allen vergaderen ze elke drie weken een paar uur in Den Helder. Dit projectmanagement kost alleen al €9.000 per seizoen.

Het meest onthutsende gegeven uit dit nieuws is dat De Groene Draeck een vaste bemanning heeft, namelijk een schipper en een bootsman. Deze lieden zijn in dienst van Defensie. Hun salarissen en onkosten drukken trouwens niet op De Groene Draeck, waardoor de werkelijke kosten nog veel hoger zijn.
Een permanente bemanning voor een schip dat nauwelijks wordt gebruikt. Ik ben dan zo benieuwd hoe die schipper en bootsman hun dagen slijten. Na een kwartier de boel te hebben afgestoft, zijn ze toch zeker 330 dagen van de 365 klaar met hun werk. En dan?
Ik heb zo het vermoeden dat ze dan in de kajuit op hun laptopje de hele dag naar porno zitten te kijken. Misschien mogen we binnenkort ook een fantastisch literair werk van ze verwachten. Mogelijk dat ze zich met beide zaken bezighouden. Wat zullen ze zich vervelen, ik heb zo’n diep medelijden met deze mannen.

Mark Rutte heeft nu laten weten dat het jaarlijks onderhoud €90.000 per jaar gaat bedragen. Wedden dat over vijf jaar blijkt dat het dubbele noodzakelijk was? Het schijnt dat de kosten zo hoog zijn omdat volgens de Volkskrant De Groene Draeck wordt onderhouden als een oorlogsschip. Ik denk dat Defensie uitgaat van een worse case scenario. Mocht De Groene Draeck ooit in de buurt van Somalië komen en aangevallen door mogelijke kapers, dan kunnen vanuit het ruim anti-aanvalsraketten worden gelanceerd.

Iemand heeft het Nederlandse volk ooit wijsgemaakt dat een president even duur is als het hebben van een koninklijk huis. Ik raad iedereen aan zich daar even in te verdiepen, want dan ziet men dat de vergelijking schokkend is. Ik weet ook wel dat het Nederlandse volk zich daarin niet verdiept, een significant deel van onze landgenoten verdiept zich überhaupt nergens in. Het gaat zo toch goed met dat Koninklijk Huis? En we vergeten de criminele strapatsen van Bernhard, de vakantiewoninkjes, het steigertje, het hekje, het racebootje, de woninkjes en de kantoortjes die moeten worden verbouwd. Het Nederlandse volk kankert bij voorkeur liever over vluchtelingen.

Wat ik niet snap is dat de koninklijke familie, een van de rijkste families ter wereld, zich niet de oren van de kop schaamt voor dit financieel parasitaire gedrag. Maak een echt Koninklijk Gebaar en zeg dat je die kosten natuurlijk niet op de samenleving wil laten drukken. Als ze het onderhoud voor eigen rekening nemen, zijn ze trouwens voor minder dan de helft klaar bij een van de vele werfjes in Friesland. Blijkbaar komt zo’n gedachte bij onze koninklijke familie niet op: de verwendheid zit vermoedelijk zo in de genen dat een dergelijke gedachte bij voorbaat wordt weggefilterd.

Alle rechten voorbehouden © Gerard Tonen 2016