Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2022, september

Verliefdheid

Dinsdag 4 oktober, Groningen

 

 

In NRC staat een interview met de schrijfster Emy Koopman, ik heb nooit iets van haar gelezen. Ze wordt geïnterviewd over wat het leven de moeite waard maakt. Belangrijk onderwerp in het interview is verliefdheid. De kop van het interview luidt dan ook: ‘Verliefdheid is destructief en creatief.’ Ik weet er alles van.

Ik ben niet gauw verliefd, er was een hele periode in mijn leven dat ik beweerde nooit verliefd te zijn. Totdat ik Wyb ontmoette. Door het interview denk ik terug aan die tijd. Koopman beschrijft verliefdheid als een vorm van zelfverlies. Ik herken dat. Mijn verliefdheid was totaal, alles wat ooit belangrijk voor me was reduceerde tot onbelangrijk. Mijn geest verkeerde in voortdurende euforie. De schoonheid van Wyb, ik kreeg er niet genoeg van. Tijdens vergaderingen kon ik mijn ogen niet van haar afhouden. Zelfs zegt ze daar niets van gemerkt te hebben. Goed, want ik deed het zo onopgemerkt mogelijk.

Het gevoel dat ik had wordt het best verwoord door een gedicht van Herman Gorter, Zie je ik hou van jou. Hieronder is het te lezen. In die tijd moest ik regelmatig naar Amsterdam en tijdens de tocht over de Afsluitdijk zette ik in de auto keihard Orfeo en Eurice van Gluck aan, mijn geluk was dan totaal en ik had maar één ding in mijn hoofd: Wyb.

Ik ga me nu volstrekt belachelijk maken, maar mijn verliefdheid moet beschreven. Tijdens de zomervakantie had ik zo’n enorme behoefte om haar te zien dat ik haar telefoon op haar werk belde en luisterde naar het antwoordapparaat dat ze had ingesproken. Even was ze heel dichtbij. Wybrich, haar naam danste in mijn hoofd.

Ik had nooit gedacht dat mijn verliefdheid omgezet zou worden in daden. Mocht dat wel het geval zijn, dan wist ik dat ik alles wat ik had, en dat was best veel, opzij zou zetten voor mijn liefde voor haar. 
Gelukkig brak er op een gegeven moment toch het moment aan dat we elkaar de liefde konden verklaren. Met dank aan de pier in Harlingen die erg lang is, te lang voor verliefden om elkaar niet de liefde te bekennen.

‘Ik hou van jou,’ zei ik tegen Wyb. Erg grote woorden voor mensen die elkaar voor de eerste keer kusten, maar ik wist dat het waar was. Tegelijkertijd wist ik dat ik op die dag alles weggooide wat ik had: ik had geen baan meer, geen huwelijk, ik zou veel vrienden verliezen, mijn reputatie was naar de knoppen. Aldus de destructieve kant van verliefdheid waar Emy Koopman over sprak. Maar het maakte me niets uit. Wyb en ik hadden elkaar, en dat was verreweg het belangrijkste.

Drie maanden later woonden we in een kaal appartement, het enige meubel was een matras. Wybrich en ik hadden alles achtergelaten. Er was zeker verdriet in die tijd, maar bovenal was er het gelukkige gevoel dat we bij elkaar waren. Ramses Shaffy zingt: 
‘De wereld heeft mij failliet verklaard 
Ik heb me nog nooit zo goed en licht gevoeld als nu 
Ik heb me nog nooit zo schoon en bevrijd gevoeld als nu’
En zo was het.

Zie je ik hou van je,
ik vin je zo lief en zo licht –
je ogen zijn zo vol licht,
ik hou van je, ik hou van je.

En je neus en je mond en je haar
en je ogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar er voor.

Zie je ik wou graag zijn
jou, maar het kan niet zijn,
het licht is om je, je bent
nu toch wat je eenmaal bent.

O ja, ik hou van je,
ik hou zo vrees’lijk van je,
ik wou het helemaal zeggen –
Maar ik kan het toch niet zeggen.

Herman Gorter

VHEMT

Vrijdag 30 september, Cadouin

 

Gisteren schreef ik: ‘De wereld is de kluts kwijt.’ Wat natuurlijk onzin is, niet de wereld is de kluts kwijt, de mens is de kluts kwijt. De zoveelste oorlog escaleert. Elke dag sterven 40.000 kinderen door honger en oorlog. Een gloednieuwe premier in Engeland draait het land financieel de nek om. De natuur wordt in razend tempo, zonder terughoudendheid, vernietigd.

Vanmiddag ben ik even bij mijn Nicht in Issigeac. We hebben het over de oorlog in de Oekraïne, de leugenachtigheid van Poetin, enzovoort. Dan zegt ze: ‘Weet je, ik word lid van de Beweging ter Vrijwillig Uitsterven van de Mensheid.’
‘Hè,bestaat die dan?’ vraag ik.
‘Zeker. Ze pleiten ervoor dat niemand nog kinderen neemt. Dan is de wereld over honderd jaar van ons af en kan de planeet weer een mooie planeet worden zonder dat verwoestende soort.’
Ik kan me er meteen veel bij voorstellen: wat een briljant idee! Natuurlijk dit is de oplossing om van de menselijke plaag af te komen. We zijn toch een failed animal specie. Dan hoeven we geen gif te strooien, vallen te zetten, of tot afschieten over te gaan. We spreken met z’n allen af dat we afzien van nageslacht en alles lost zich vanzelf op.

Eenmaal thuis zoek ik meteen de site op en zie ik dat het een wereldwijde beweging is en dat de moederbeweging een Engelse naam heeft: The Voluntary Human Extincion Movement, afgekort de VHEMT.
Ik lees op de site: ‘VHEMT (uitgesproken als vee-haa-ee-em-tee) is een beweging, niet een organisatie. Het is een beweging die voortgebracht wordt door mensen die geven om het leven op de planeet Aarde. We zijn niet gewoon een stel misantropen en anti-sociaal, of Malthusiaanse buitenbeetjes, die er een ziekelijk genoegen in scheppen als er een humanitaire ramp plaatsvindt. Niets is minder waar. Vrijwillige uitsterving van de mensheid is het humane alternatief voor humanitaire rampen.
Wij blijven niet doorzeuren over hoe het menselijk ras zich heeft tentoongesteld als een hebzuchtige, amorele parasiet op de ooit gezonde oppervlakte van deze planeet. Dat type negativiteit biedt geen oplossing voor de onverbiddelijke verschrikkingen die menselijke activiteit veroorzaakt.
Echter, de Beweging biedt een bemoedigend alternatief ten aanzien van de verharde uitbuiting en grootschalige vernietiging van de Aardes ecologie.
Zoals VHEMT Vrijwilligers weten, het hoopgevende alternatief voor de uitsterving van miljoenen dier- en plantsoorten is de vrijwillige uitsterving van de diersoort: Homo sapiens… ons.
Telkens als iemand besluit niet nog weer een mens toe te voegen aan de uitgroeiende miljarden, die al zij aan zij lopen op deze verwoeste planeet, schijnt er een straal van hoop door de mistroostigheid.’

Ik kijk hoe ik lid kan worden van de VHEMT. Na enig zoeken realiseer ik me dat het een beweging is en geen organisatie. In feite ben ik al mijn hele leven vrijwilliger van de beweging. Door zelf geen kinderen op de wereld te hebben gezet, heb ik mijn steentje bijgedragen. Wat ben ik eigenlijk, tegen wil en dank, goed bezig geweest voor de VHEMT.

Wat moet het trouwens heerlijk zijn over honderd jaar voor de laatste mensen die op de aarde rondlopen: alle ruimte, geen staten meer die elkaar binnenvallen, een schone aarde en weten dat jij de geschiedenis mag afsluiten en de deur dichtdoen.
Voor wie is geïnteresseerd in de beweging: https://www.vhemt.org/nindex.htm

Aanslag

Zondag 25 september, Cadouin

 

Voordat we naar Frankrijk gaan moet ik nog even naar de kapper, bedacht ik. Ik heb al eerder over mijn haar geschreven. Met de teloorgang van mijn haar is mijn aftakeling begonnen. Eens kon ik mij, qua haar, meten met Johannes Sebastiaan Bach of Jan Vayne. En nu? Een vogelverschrikker met haar van stro. Als mijn haar tegenwoordig langer wordt, lijk ik een soort stekelvarken met slappe stekels. Waar is de tijd gebleven dat ik met originele pijpenkrullen rondliep?

Ik wilde mijn lot niet overlaten aan een Franse kapper die ik niet kende, dus ging ik naar mijn Groninger kapper waar ik inmiddels zo’n vijf, zes keer ben geweest. Mijn kapper is een beroepsouwehoer die werkelijk geen seconde zijn mond houdt. Niks aan de hand want ik luister graag naar hem. Hij nodigde mij uit om plaats te nemen en slaat de kappersslabber om mij heen.
‘Graag in model knippen en niet te kort,’ zeg ik.
Maar wat zie ik? Hij heeft de tondeuse al in de linkerkant van mijn haar gezet. Korter kan het niet.
‘Wat doe je nu? Ik zei niet te kort.’
‘Dit gaat je heel goed staan.’
‘Maar ik wil het niet.’
‘Er is geen weg meer terug. Heb nou maar vertrouwen.’
‘Ik vermoed dat jij het aan de stok krijgt met mijn vrouw.’

Als ik uiteindelijk in de spiegel kijk, zie ik dat de man een aanslag op mijn identiteit heeft gepleegd. Ik ging in de stoel zitten als een man van de wereld met een licht artistieke inslag en ik kom eruit, zoals mijn zwager het formuleert, een man met een CDA gezicht, jaren ’50 gereformeerd. Sinds mijn babytijd heb ik niet zo’n kort haar gehad. Ik zie nu pas dat mijn oren dezelfde vorm hebben als de oren van de duivel. En verdomd, ik begin steeds meer op mijn ex beste vriend JT te lijken, het moet niet gekker worden.

Het is goed dat we de volgende dag naar Frankrijk afreizen. Over tien dagen is het, mag ik hopen, weer wat aangegroeid. Jezus, wat heb ik een langwerpig hoofd, mijn kin is een paar centimeter langer geworden, mijn neus dikker, mijn voorhoofd wordt langer en langer. Ik transformeer in… Geen idee. Het is eng om mee te maken. Dat opgeknipte haar wat tegenwoordig zo in de mode is, associeer ik altijd met het kapsel waar fascisten zo gek op zijn.

Chagrijnig neem ik afscheid van de kapper. Ik weet dat het afscheid voorgoed is. Het is de laatste keer dat hij mij als klant ziet. Mijn andere zwager zegt dat ik naar spruitjes ruik. Wyb zegt dat ik steeds meer op Komrij begin te lijken. Alleen mijn schoonmoeder zegt dat ik nu veel jonger lijk. Geen idee waarom mensen altijd flauwe grappen over schoonmoeders maken.
‘Oh, nou weet ik op wie je lijkt,’ zegt Wyb.
‘Op wie dan?’
‘De burgemeester van Leeuwarden, hoe heet die ook weer?’
‘Buma,’ zeg ik.

Aankomsttijd

Donderdag 22 september, Cadouin

 

Ik meldde vaak met enige trots dat wij weer eens van Frankrijk naar Nederland reden, of andersom, in één streep. Al enige tijd hebben wij het afgezworen om twee dagen te doen over 1200 kilometer. Dat betekent dat je twee dagen in de reismodus zit. Wyb en ik vormen een ijzersterk duo als het gaan om van Nederland naar Frankrijk te rijden, of andersom. Twee uur rijden, na twee uur wisselen van positie. Over die 1200 kilometer doen we meestal 12 uur, soms 13 uur.

Gisteren verliep alles anders. Waarom? Het kan zijn dat het gezellig was. Anneke reed met ons mee naar Frankrijk en het gesprek was geanimeerd. Het kan ook zijn omdat ik lag te slapen en er een wegomleiding was waardoor we niet opletten. Het komt er op neer dat we een tijdje na Orléans op onze navigatie zagen dat de auto een andere route reed dan gedacht.

Inmiddels wakker constateerde ik dat het niet erg was omdat Google aangaf dat onze nieuwe route zelfs sneller was dan de onze gebruikelijke route. Even later bleek dat we over een nieuwe weg reden die voor een deel nog in aanbouw was. Gevolg: wegwerkzaamheden. Na een wegwerkzaamheid volgde al snel de volgende wegwerkzaamheid. Geërgerd zag ik onze aankomsttijd oplopen.

Het werd helemaal erg toen we bij Angoulème van de snelweg reden. Al op de afrit stond een lange rij auto’s. Vervolgens kropen we, voetje voor voetje, naar de poortjes van de péage. Na de poortjes een survival van de fittest, of liever, een survival van de brutaalste, wie kan zijn auto voor de andere auto’s wurmen. Onze aankomsttijd van zeven uur liep op naar negen uur. Niks in 12 uur van Groningen naar Cadouin.

Uiteindelijk bleek dat we over onze tocht 15 uur hadden gereden. In plaats van in het daglicht kwamen we aan in de donkere nacht. Met onze iPhones zochten we de hoofdkraan van de waterleiding op en liepen vervolgens naar de voordeur. Licht! Thuis!

Voortaan de tocht toch maar in twee dagen doen? Niks ervan. Het is gewoon een kwestie van beter opletten. Nooit meer slapen, als je naast de bestuurder zit. Nooit meer slapen, mooie titel voor een boek.

PS Wij zijn tot zondag 2 oktober in Cadouin. We hebben veel bezoek, dus veel gezelligheid. Dat zal vast een aanslag zijn op Dossiermoddergat. Het onregelmatig verschijnen van een blog wordt in deze periode nog onregelmatiger. De lezer zal het ermee moeten doen.

 

Kluizenaar

Dinsdag 20 september, Groningen

 

Menig keer heb ik in Dossiermoddergat laten weten dat ik graag kluizenaar wil worden. Om een langzame overgang te creëren leek het me een prima idee om taxichauffeur op Ameland te worden. Het leek me heerlijk, een huisje in de duinen waar geen wandelpad langs loopt, af en toe tevoorschijn komen om bij aankomst van een boot mensen naar hun hotel of camping te rijden. En dan weer terug naar mijn huisje in de duinen.

Dat kluizenaarschap kan ik binnenkort mogelijk realiseren. Het huis in de duinen is een huisje in de uitgestrekte bossen van de Dordogne geworden. Taxichauffeur hoef ik niet eens meer te worden, mijn pensioenfondsen en de Nederlandse staat maken elke maand keurig een bedrag over. Ik hoef mijzelf niet eens meer te plagen met een baantje.

Het addertje onder het gras zit natuurlijk in het woordje ‘we’. Kijk, ik wil best kluizenaar worden, maar niet zonder Wyb. Bestaat dat, kluizenaars met een vrouw? Of ben je dan per definitie geen kluizenaar meer? Het zal me eerlijk gezegd een zorg zijn, een afgelegen huis met Wyb en daar in alle rust ons leven leven lijkt me meer dan prima.

Een vriend vroeg afgelopen weekend aan me: ‘Leuk dat geflirt met kluizenaar zijn, maar kun jij dat überhaupt wel?’ Goede vraag. Neem aankomende dagen. Morgen gaan we voor tien dagen naar Cadouin, Anneke, de moeder van Wyb rijdt met ons mee. Ze blijft tot maandag, dan nemen de zus van Wyb en haar man, op weg van Barcelona naar Nederland, haar mee terug. Die maandagavond blijven ze bij ons slapen om de volgende dag terug te gaan. We slapen dan met ons zessen in Cadouin want ’s middags komt Anne vanuit Rotterdam gevlogen. Anne blijft dan tot vrijdag bij ons. Ik bedoel maar, hoezo kluizenaar? En zie de foto’s hier boven, familielol, afgelopen zondag genomen. Wat ben ik voor een kluizenaar die zo aan sociale contacten hecht?

‘Moet je kijken hoe leuk je het vindt als we bezoek krijgen,’ zei Wyb vorige week nog tegen me toen ik klaagde dat we de laatste tijd zoveel mensen zagen.
‘Dat is waar, bezoek tilt me op,’ gaf ik zomaar spontaan toe. Wyb wijst me er altijd weer op hoeveel plezier ik heb als ik in gezelschap ben. En ik gaf het vorige week dus zelf toe: ik ben een kluizenaar van niets.

Dat neemt niet weg dat ik soms een enorme behoefte voel om me terug te trekken en alleen te zijn. Nou ja, alleen, Wyb moet er wel bij zijn, anders vind ik er niks aan. Geen idee hoe dat kan, die terugtrek behoefte. Misschien komt het wel omdat ik enig kind ben, de eerste vijf jaar van mijn leven woonden we op een zolderverdieping op de Broerdijk in Nijmegen. In die vijf jaar zag ik vrijwel alleen mijn vader en moeder. Het was een gelukkige, onbekommerde tijd.

Op mijn vierde bracht mijn moeder mij naar de kleuterschool. Toen ze weg was, zat ik opeens met een heleboel mensen in een klas. Ik voelde mij diep ongelukkig. Ik hoefde niet lang na te denken. Zo gauw de kleuterjuf niet keek, liep ik het gebouw uit, terug naar mijn moeder. Stond ik opeens weer voor de deur. Na die actie besloot ze me nog maar een jaar thuis te houden. Dat vond ze wel zo gezellig. Huis, tuin en keuken psychologie, het zou me niet verbazen als mijn verlangen naar het kluizenaarschap zo is ontstaan.

Automatische piloot

Maandag 19 september, Groningen

 

Het gaat niet goed met het theater in Nederland. Sinds de lockdowns lijkt een deel van het publiek niet terug te komen. Mensen in het vak zijn naarstig op zoek naar oorzaken? Moet men weer wennen aan zalen waar veel mensen zitten? Is voor veel mensen door de lockdowns de gewoonte doorbroken om naar het theater te gaan? Of is het theater, zeker in deze tijden van inflatie en dure energiekosten, gewoon te duur? Of hebben streamingsdiensten als Netflix tijdens de pandemie een deel van het publiek van het theater afgepakt?

Eerlijk? Ik denk dat er meer aan de hand is. Het wegblijven van het publiek heeft een veel fundamentelere oorzaak. Ik vermoed dat het ligt aan de kwaliteit van het theater. Die kwaliteit is op een aantal manieren aangetast. Het gevolg is dat het publiek het wel gelooft, het risico om voor een slechte of minder goede voorstelling te gaan betalen is te groot. En dan heb ik het specifiek over voorstellingen die plaatsvinden in de traditionele theaters, het avondje-uit.

Het is toch opmerkelijk hoe vaak ik tijdens de pandemie hoorde: ‘Het theater, weet je, ik mis het eigenlijk helemaal niet.’ Sowieso was theater nauwelijks een onderwerp van gesprek. Pas na enig lobbywerk kwam de problematiek van het theater in het zicht van de bestuurders. In de begin van de pandemie leek het theater vergeten. Maar dit terzijde.

De kwaliteit van het theater is denk ik op de volgende manieren uitgehold. De afgelopen dertig jaar heeft in de traditionele theaters nauwelijks innovatie plaatsgevonden. En dan bedoel ik dat zowel artistiek inhoudelijk als qua dienstverlening. Nergens zag ik nieuwe concepten of ideeën. Wie de seizoensbrochures van nu vergelijkt met dertig jaar geleden ziet nog steeds dezelfde programmaring, de opzet is een resterende breuk, zelfs de namen zijn veelal hetzelfde. Voor de zoveelste keer… laat ik geen namen noemen. Het maakt zelfs op mij, als liefhebber, een sleetse indruk.

Maar het belangrijkste is misschien wel de kwaliteit van de afzonderlijke producties. Te veel producties zijn te makkelijk en te snel gemaakt. Er was te weinig geld om langer te repeteren, terwijl dat absoluut noodzakelijk was. De productie ziet er te goedkoop of oubollig uit, ook hier is het gebrek aan geld de oorzaak. 
En dan altijd weer datzelfde concept: je bewerkt een boek, of je pakt een actueel thema, je zet er wat BN’ers of bekende acteurs in en succes lijkt verzekerd. Als het af is, weet niemand wat de noodzaak was om die voorstelling te maken. De bedrijfseconomische continuïteit van de producent was uiteindelijk de belangrijkste drijfveer.

Daarnaast er is er natuurlijk, wat de gesubsidieerde producenten betreft, de productiedwang. Op jaarbasis moeten er nu eenmaal een x-aantal voorstellingen worden gemaakt. Wat zullen we dit seizoen nu eens gaan maken? Die en die heeft nog wel een mooi idee en hatseflats daar stort het gezelschap zich weer in een nieuw avontuurtje. Was het echt nodig om die voorstelling te maken? Nee, maar de productiecriteria voor de subsidie is gehaald.

Het wegblijven van het publiek in de reguliere theaters staat in schrille tegenstelling tot de belangstelling voor festivals en locatievoorstellingen. Het heilig vuur van makers lijkt daar nog te branden, niet voor niets dat het publiek dat vuur herkent en daar met plezier in grote getale heengaat. 
Het wordt volgens mij hoog tijd dat de traditionele theaters en producenten het lef hebben om naar de kern van hun activiteit te kijken: de kwaliteit van de producties die ze maken. Misschien helemaal niet zo vervelend dat het publiek wegblijft. Ik hoop dat het uiteindelijk een impuls is om zichzelf opnieuw uit te vinden.

Eén suggestie: minder produceren, maar wel veel beter, zou al een zegen zijn. Laten we de automatische piloot uitschakelen.

Slaap

Donderdag 15 september, Groningen

 

Slapen is zonde van de tijd, heb ik jarenlang geroepen. Een mens slaapt 1/3 deel van zijn leven. Dat wil zeggen dat ik meer dan 22 jaar van mijn leven heb verslapen, dat ik maar 45 jaar bewust heb geleefd. Ik heb dat altijd een aanslag op mijn levensvreugde gevonden.

Ik heb het slapen zoveel mogelijk beperkt. Ik trainde mijzelf om ergens tussen een uur en twee ’s nachts naar bed te gaan en zeven uur weer op te staan. Dan sliep ik zo’n beetje vijf, zes uur per nacht, een acceptabele verspilling vond ik. Met dat ritme versliep ik 20 tot 25% van mijn leven, een mooie aanval op het gemiddelde van 33%.

Misschien omdat ik relatief zo weinig sliep, heb ik nooit problemen met slapen gehad. Kan ook komen omdat ik hard werkte en daardoor ’s nachts gewoon was gevloerd. In ieder geval sliep ik altijd als een roos, hoe spannend het leven ook was. Ik ging liggen en sliep.

Even voor de duidelijkheid: ik had echt geen hekel aan het slapen zelf. Ik vond het heerlijk om even weg te zijn uit de realiteit, er even niet te zijn of in een andere, droomwereld te vertoeven. Ik sliep diep en was ver weg. Ik vond alleen dat het niet te lang mocht duren. Ik leef nou eenmaal liever wakend dan slapend.

Sinds ik niet meer werk, is mijn slaapritme op de kop gezet. Ik ga nu inderdaad eerder slapen, een gewoonte die erin is geslopen, misschien wel een foutje. Ik ga nu rond twaalf uur naar bed en dan slaap ik vier uur en word dan tussen drie en vier uur wakker. Ik kan dan zomaar anderhalf, twee uur wakker liggen. Tegen zes uur val ik weer in slaap, een heerlijke slaap, vind ik zelf, ik ben dan heel ver weg. Acht uur laat de wekker weten dat ik moet opstaan. Eigenlijk is dat jammer, want ik zou dan best door kunnen slapen. Maar in mijn brein zitten altijd nog restanten van mijn werkethiek. Een mens moet dingen doen, niet slapen.

Tot dinsdag maakte ik me over dit nieuwe patroon zorgen. Ik wilde gewoon lekker achter elkaar door slapen, al heeft die slaappauze geen gevolgen voor mijn frisheid overdag. Totdat ik dinsdag in de Volkskrant las dat mijn slaappatroon een restant is uit oude tijden. Vroeger was het slapen in twee fasen juist de norm.

Voor het elektrisch licht gingen mensen na zonsondergang naar bed. Ze sliepen dan vijf uur om na middernacht wakker te worden, vervolgens waren ze dan enkele uren wakker om daarna aan een tweede slaap te beginnen.
Wakker liggen had toen nog geen negatieve connotatie. Integendeel. De Volkskrant schrijft: ‘De nachtelijke uren golden als me time, een van verplichtingen ontdane tijd, vrij te gebruiken voor zaken waar je overdag niet aan toekwam: fantaseren, drinken, praten, wandelen.’ Er waren wetenschappers die adviseerden juist die uren voor seks te gebruiken, mensen zouden er dan meer plezier aan beleven.

Een nuttig artikel dus. Voor mij reden om voortaan niet meer onrustig wakker te liggen en te wachten op de slaap. Ik ga gewoon doen wat ze vroeger deden, fantaseren, drinken, praten, seks. Wandelen blijf ik overdag doen.

Lulkoek

Maandag 12 september, Groningen

 

Anne, mijn dochter die in Amsterdan woont, heeft met haar blog een verdienmodel ontwikkeld waar ik als hoofdredacteur van Dossiermoddergat jaloers op ben. Gaandeweg heeft ze zich ontwikkeld tot een soort foodie influencer. Het gevolg is dat ze een paar keer per week door restaurants wordt uitgenodigd om te komen proefeten. Hotels vragen of ze hun bedden wil komen uitproberen. Het is dus een soort ruilhandel. Zij mag lekker komen eten, als tegenprestaties besteedt Anne aandacht aan het restaurant. Door al dat lekkere eten is ze prima op de hoogte van alle culinaire ontwikkelingen in de hoofdstad, wat voor een vader een genot is. Groot voordeel: al die etentjes zijn besparingen op haar eigen uitgaven.

Als sneue blogger van Dossiermoddergat zou ik dat ook wel willen. Maar ik heb geen specifieke. doelgroep waar ik me op richt, ook geen specifiek onderwerp. Mijn blogs schieten van persoonlijke ontboezemingen, via wat observaties tot politieke pamfletten, daar tussendoor wat fotootjes. Wie zit daar nou op te wachten? De onderwerpen die ik aankaart spreken hoogstens wat ouwe lullen aan, een doelgroep die voor de reclame totaal oninteressant is omdat hun smaak en voorkeuren sowieso zijn uitgekristalliseerd. Dossiermoddergat is een waardeloos product, commercieel gezien.

Dit weekend gloorde opeens hoop. Van mijn oud-collega Leo Pot kreeg ik het volgende briefje: Beste Gerard, zoals beloofd hierbij in ruil voor al het plezier dat ik beleef aan het lezen van jouw blogs een exemplaar van Lulkoek. Ik hoop dat je de inhoud ervan kunt waarderen! Hartelijks, Leo Pot.

Leo heeft een boek geschreven met de titel Lulkoek, een boek naar mijn hart. De ondertitel luidt: Hoe 50 waarheden van anderen zorgvuldig om zeep worden geholpen. Lulkoek is de bijl aan de wortel van de homo phantasticus, Leo maakt korte metten met alle verzinsels die de mens in de loop van de geschiedenis bij elkaar heeft gefantaseerd. Astrologie? Lulkoek. De aarde plat? Lulkoek. Graancirkels mensenwerk? Lulkoek. Waren aliens onder ons? Lulkoek. Praten met de doden? Lulkoek. Leven na de dood? Lulkoek. Oh, wat heerlijk om dit allemaal op te schrijven en zo gaat Leo vijftig onderwerpen door. Een genot om te lezen.

Leo geeft wat mij betreft het goede voorbeeld. Hij leest mijn blog en als tegenprestatie stuurt hij een product van eigen geest naar mij. Is er dan toch hoop voor een commerciëlere opzet van Dossiermoddergat? Deze ruilhandel vind ik erg prettig, maar ik kan natuurlijk ook advertorials gaan bloggen. Ik kan best gaan bloggen over onderwerpen waar mensen mij voor betalen.

Maar iets in mij zegt toch dat ik daar niet aan moet beginnen. Ik ben daar gewoon niet voor gemaakt. En Dossiermoddergat ook niet. Shit, berooid blijf ik weer achter.

Disclaimer. Mijn schrijven over Lulkoek is absoluut geen advertorial. Ik besteed aandacht aan zijn boek omdat ik het waardevol en grappig vind. Het boek zou verplichte kost op scholen moeten zijn. Dat voorkomt denk ik de zoveelste lading verdwaasde lieden. Onze monarchie is de kroon op onze tradities? Lulkoek. Boost je immuunsysteem en word gezonder? Lulkoek. Van beleggen moet je verstand hebben? Lulkoek.
Ik kan gewoon niet ophouden.

Homo Phantasticus

Zondag 11 september, Groningen

 

‘Er is geen mens die deugt,’ schreef de filosoof Arthur Schopenhauer. En ik zou daar aan willen toevoegen: ‘en hij is bovendien een dwaas.’ Het bewijs wordt geleverd door de hysterie rond de dood van de queen. Een oud besje overlijdt, wij zagen het al jaren aankomen, maar een groot deel van de wereld is ernstig geschokt: het zal nooit meer worden als tevoren’. O ja? Kan iemand mij vertellen wat de queen nou precies heeft gedaan buiten zwijgen? Noem één grote daad van haar?

De Volkskrant kopte zelfs ‘Elizabeth the Great’. Hallo, waar zit dat Great dan in? Onder haar koninginneschap is het Britse rijk verbrokkeld en weggevaagd als een zandkasteel in een branding. Grote kans dat, als ze een paar jaar langer had geleefd, ze ook Schotland en Noord-Ierland verloren had zien gaan. Ik weet dat ze daar niets aan kon doen, het verdwijnen van het kolonialisme, het was de loop van de geschiedenis.

Hoe kan het toch dat mensen altijd behoefte hebben aan machten die boven hen zijn gesteld? Ook al zijn het zelfverzonnen machten. Komt het door hun eigen leegte die moet gevuld? Is het de angst om alleen in de wereld te staan?
In plaats van homo sapiens zou de soortnaam van de mens eigenlijk moet luiden homo phantasticus. Zo vond Elizabeth dat ze een verbond met god had gesloten, dat zij tot haar dood het Britse rijk zou dienen. Verbond met god? Dat was dan wel een eenzijdig verbond. Van god heeft ze tot haar dood niets vernomen, daar durf ik mijn handen voor in het vuur te steken, en ook daarna zal ze niets van hem horen.

Wie zwijgt kan tot grote proporties groeien. Elizabeth blonk uit in zwijgen. De Amerikaanse schrijver J.D. Salinger deed na het schrijven van vier boeken hetzelfde en zowel Elizabeth als hij werden mythes. Omdat mensen geen vat krijgen op zwijgende mensen, fantaseren we ze tot mythe. Een mythe met een fel gekleurd hoedje op en dito mantelpakje aan. Aan de arm een handtasje geklemd.

Voor Buckingham Palace huilende mensen, een zee van bloemen. ‘Ik hield meer van haar dan van mijn grootouders,’ zei de een. De man van in de vijftig vreesde voor de toekomst, hij zou aan zoveel weer moeten wennen, hij wist niet of het hem zou lukken. ‘O ja, waaraan dan?’ ‘Dadelijk zullen we niet meer haar beeltenis op onze munt zien.’ Zo creëert ieder zijn eigen drama.

Dat die Engelsen ermee bezig zijn, oké. Maar zelfs in ons eigen armtierige landje zonder cultuur of empathie is het Elizabeth wat de klok slaat. Er staan hier in Groningen reclameborden waarop de queen wordt herdacht. De mens bedondert zichzelf om het leven wat fleur te geven. Middeleeuwse instituten, goddelijke verzinsels, een groot deel van ons mensen houden ze met liefde in stand. Homo phantasticus.

Valt hieraan te ontsnappen? Helaas, zie de mens. Voor wie, evenals ik, een tamelijke afkeer heeft van koningen, goden en dom gefantaseer kan ik als raad een zin van Friedrich Nietzsche meegeven: ‘Vlucht, mijn vriend, in de eenzaamheid.’

Baasjes

Zaterdag 10 september, Groningen

 

Baasjes. Bazen. Ik heb er in mijn leven heel wat ontmoet. Een baasje kenmerkt zich door zelfverzekerdheid. Er is weinig tot niets dat een baasje aan het twijfelen maakt. Een baasje is erg tevreden met zichzelf. Hij is ervan overtuigd dat hij veel, heel veel, tot misschien wel alles weet. In ieder geval heeft hij alles in de hand. Bovenal vindt een baasje zichzelf ongelooflijk belangrijk en weet hij zeker dat hij onvervangbaar is. Als de baas verdwijnt, is het leed niet te overzien.

Een baasje wenst zo min mogelijk tegenspraak, hij heeft genoeg aan zijn eigen spraak. De baas draagt het liefst een pak. Om met Jan Greshoff te spreken: ‘Zo onmiskenbaar ziet men aan hun kleren, dat zij rechtvaardig zijn, terwijl de plicht die edele lijnen groefde in hun gezicht.’ Een baas boetseert zichzelf. Hij wordt OSM, Ons Soort Mensen, diepe stem, zorgvuldig formuleren, geen onvertogen woorden, ingetogen bewegingen. Een baasje heeft zich volledig in de hand. Hij weet dat beheersing een belangrijke eigenschap is en dat je nooit het achterste van je tong moet laten zien. Het achterste van de tong kan je zwak maken, het is de achilleshiel van het baasje. En onberispelijkheid, ook niet te onderschatten.

Een baasje begeeft zich graag in kringen van serviceclubs, zoals de Rotary. Daar ontmoet het baasje namelijk andere baasjes. Zij begrijpen elkaar en zijn nooit te beroerd om elkaar een handje te helpen. Erg handig voor baasjes om voorrang te krijgen bij een specialist en natuurlijk staat daar, vent, een wederdienst tegenover. Noblesse oblige. Vriendschappelijke klap om de schouder.

En bij zo’n Rotary kan het baasje laten zien dat hij best sociaal is en maatschappelijke geëngageerd. Dat hij zich soms ten dienste stelt van de gemeenschap, is hij zelf erg tevreden over. Gezien zijn functie voelt hij zich daartoe ook wel verplicht. Een baasje weet hoe de hazen lopen en je kunt daar de medemens enorm mee helpen. Cheers! Hij houdt er soms een mooie toespraak. Veel omhaal, natuurlijk. Dat heet eruditie. Daarna applaus. Baasjes bevestigen andere baasjes.

Een baasje wordt uiteindelijk de perfecte boomer. Eenmaal baasje af, blijft hij in innerlijk en uiterlijk uiteraard altijd nog een baas. Vroeger, vroeger. De boomer weet alles van vroeger. Vooral omdat het baasje toen nog een echte baas was. Zijn stem klinkt steeds gewichtiger. Een baas spreek je niet tegen, een boomer helemaal niet, want een boomer weet alles, en dat alles ook nog eens beter. Vroeger, in zijn tijd, luister nou eens goed, was überhaupt alles beter. De mensen hadden nog respect voor elkaar, er was nog een sociaal verband. Tegenwoordig. Och, was hij nog maar actief. Hij zou het wel weten. Daar is hij van overtuigd. Chin chin, Amices. Courage!

Frikandel

Woensdag 7 september, Groningen

 

Er bekruipt mij een unheimisch gevoel. In Nederland wonen ging altijd gepaard met een gevoel van zekerheid, hier zijn de zaken tenminste goed geregeld. Maar dat gevoel begint me te verlaten. Welk onderwerp je ook neemt, overal lijkt de rot in te zitten. Het lijkt wel alsof iemand gif in onze samenleving heeft gespoten en dat de boel aan het rotten is.

Ik maak me vooral zorgen over de inflatie. Ik geef toe dat eigenbelang daarbij zeker een rol speelt. Met een gerust hart ging ik mijn levensfase als ouwe lul in. Met de combinatie van AOW, pensioen en wat spaargeld leek een zorgeloze periode aangebroken. Niet lang nadat ik besloot te stoppen met werken, begonnen de inflatiecijfers op te lopen, met als voorlopig dieptepunt een inflatiecijfer van 12%. Tsja, met zo’n percentage kun je je niet zeker voelen.

In vroegere tijden konden we op Nederlands niveau het een en ander bijsturen. Tegenwoordig zijn we afhankelijk van het monetaire beleid van Europa, dat de afgelopen jaren als een gek de inflatie bewust heeft aangewakkerd. Nou, ze hebben hun zin gekregen. Probleempje daarbij is dat je inflatie onder andere bestrijdt met renteverhogingen. Renteverhogingen zijn echter een bedreiging voor de zwakkere landen in de EU, die dan voor onoplosbare schulden komen te staan. Het is zo’n beetje kiezen tussen het redden van mijn pensioen en een nieuwe Euro-crisis.

Werkelijk alles is nu in crisis: klimaat, stikstof, asielbeleid, energierekening, complotdenkers, boeren. Het is onvoorstelbaar, maar zelfs voor de frikandel dreigt een crisis. Binnenkort schijnt deze winstmaker van de horeca niet meer leverbaar. Een van de oorzaken: te duur vlees.

Ik geef hierbij toe dat het eten van een frikandel een guilty pleasure van mij is. Vroeger at ik ze in tamelijk grote mate, naargelang ik verstandiger ging eten werd het minder, nu is het een zeldzame delicatesse. Heel soms, en dan bedoel ik, echt heel soms (ik schat 2x per jaar), halen Wyb en ik iets bij de snackbar. In die zeldzame gevallen permitteer ik me nog wel eens een frikandel. Dat levert altijd een zuinige blik van Wyb op die daar niets van begrijpt, maar ja, oude gewoontes zijn moeilijk te doorbreken.

Degenen die dit met verontwaardiging lezen, kan ik geruststellen met de mededeling dat Wyb en ik nauwelijks nog vlees eten. Zeker sinds die boerenterreur gun ik die boeren niets meer. Mijn vleesgebruik is al weken nihil en zelfs voor de koffie zijn hier de eerste pakken havermoutmelk binnengebracht. We zullen ze krijgen die boeren.

Met deze consumptietransitie doe ik iets voor het klimaat, de stikstofrreductie en hopelijk dus die boeren een tik op hun vingers geven. Nou weet ik wel dat het verbeteren van de wereld niet bij jezelf begint. Maar ja, idealisme moet toch altijd gepaard gaan met een gezonde dosis naïviteit.

Nu nog kijken hoe ik de inflatie te lijf ga, dat is vast een stuk lastiger.

Winnetou

Maandag 5 september, Groningen

 

Uitgeverij Meulenhoff heeft laten weten dat het stopt met het uitgeven van de boeken van Karl May over Winnetou en Old Shatterhand. De Duitse Uitgever Ravensburger van Karl May had hier al eerder toe besloten. Binnenkort dus geen Winnetou meer. Volgens Ravensburger worden door de boeken mensen gekwetst. De uitgeverij verklaart: ‘We zijn tot de conclusie gekomen dat de onderdrukking van de inheemse bevolking geromantiseerd wordt en met veel clichés wordt omgeven.’

Bij het lezen van deze verklaring realiseer ik mij dat ik met verderfelijke literatuur, sorry, lectuur, ben opgegroeid. Winnetou was een jeugdheld van me, ik heb zijn boeken verslonden. Hetzelfde geldt voor de boeken van Puk en Muk. Ook die zullen niet van smetten vrij zijn. Puk en Muk in Afrika en Puk en Muk in China zullen vast bol hebben gestaan van de clichés en racistische opmerkingen. Tenminste, dat vrees ik. Ik heb de boeken nooit herlezen.

Op het gevaar af gecanceld te worden door mijn woke broeder en zusters (slijm, slijm) vind ik het nogal wat om boeken te veroordelen tot de censuur op grond van één kwaliteit: het wel of niet politiek correct zijn.
De boeken van Karl May en Frans Fransen, de schrijver van Puk en Muk, hebben namelijk zoveel andere kwaliteiten waar blijkbaar achteloos aan voorbij wordt gegaan. Ik verdedig die kwaliteiten omdat ik veel aan de boeken te danken heb. Ze hebben mij namelijk al vroeg in mijn leven geleerd hoe sterk de kracht van verbeelding is, hoe ongelooflijk fijn het is om te lezen, hoe waardevol het is om meegevoerd te worden in fantasie.

Ik heb ontzettend veel tijd doorgebracht met Winnetou. Met hem en Old Shatterhand heb ik zo’n beetje heel Amerika doorkruist. Ik heb met hen door bossen gedwaald, wilde paardenritten over prairies meegemaakt, mensen bevrijd, gevochten tegen vele slechteriken. Want gelukkig stonden Winnetou en Old Shatterhand altijd aan de Goede Kant van de mensheid. Het Goede overwon altijd Het Kwaad. Impliciet brachten de twee mij zo nog wat onderscheidingsvermogen bij.

Eigenlijk heb ik door al deze verderfelijke lectuur de wereld leren kennen. Met Puk en Muk reisde ik zo’n beetje de hele wereld over en zelfs naar de maan. De verbeelding kent geen grenzen, kwam ik achter, wat voor mij een fantastische ontdekking was. Tot de schoolmeesters en de frikken opstonden en met hun rode potloodjes en hun politieke correctheid een streep door de boeken zetten.

Tienduizenden kinderen, honderdduizenden denk ik zelfs, zijn opgegroeid met het sympathieke Apache-opperhoofd en zijn zilverbuks en niet te vergeten zijn slimme paard Iltshi. Zijn al die kinderen in politiek opzicht beïnvloed door deze verderfelijke lectuur? Zijn het rechtse, racistische figuren geworden met een minachting voor indianen? Ik weet zeker dat Winnetou bij velen de belangstelling voor de indianencultuur juist heeft gestimuleerd, in plaats van minachting voor indianen zorgden de boeken voor sympathie.

Maar ja, ze waren wel geromantiseerd en met clichés omgeven: weg ermee. Ik snap dat inzichten veranderen, maar om het leesplezier van eerdere generaties te veroordelen tot de prullenbak vind ik doorgeslagen correctheid. De wereld is heerlijk simpel voor wie zwart-wit denkt.

Boomer! Boomer! Boomer!

Zelfcensuur

Zaterdag 3 september, Groningen

 

Ik heb in mijn leven best lef gehad, durf ik te beweren. Ik heb stappen genomen waarbij ik mijn hart vasthield: als dat maar goed gaat. Het geluk was vaak met mij. Opmerkelijk vaak ging het goed, al was het op het nippertje.
Wie veel risico neemt, en dat risico loopt goed af, is geneigd om nog meer risico te nemen. Ik vermoed dat dit bij mij ook het geval was. Manmoedig overschreed ik grenzen onder het motto: een mens moet durven.

Laat ik eerlijk zijn, vandaag loop ik tegen een grens aan die ik niet ga nemen. Al krijg ik er meteen een laf gevoel bij. Een paar weken geleden was ik op de markt van Monpazier, een plaatsje vlakbij Cadouin. Natuurlijk had ik mijn fototoestel bij me. Ik stond te wachten voor een winkel waar Wyb met ons logeetje souvenirs uitzocht.

Terwijl ik sta te wachten komt een keurig gezin met een stuk of wat kinderen voor de winkel staan. De moeder is buitengewoon streng. De kinderen hebben ballonnen in hun hand. ‘Houd alsjeblieft die ballonnen tegen je aan dat andere mensen er geen last van hebben.’ ‘Ga elkaar nou niet slaan met de ballonnen.’ ‘Pas op voor dat metalen staafje dat je elkaar niet in de ogen prikt.’ Zo gaat ze maar door.

De kinderen kijken elkaar aan en ik zie ze denken: wat zit ze weer te zeuren. Als ze even niet kijkt, petst een jongen zijn zusje met zijn ballon tegen het hoofd. De moeder heeft niets door. Ze lachen haar achter haar rug uit.
De vader en moeder verdwijnen met de kleinste naar binnen. Met belangstelling blijf ik kijken. Ik sta voor de etalage, probeer me zo onzichtbaar mogelijk te maken en wacht af hoe dit zich zal ontwikkelen.

Ik moet nog even iets vertellen over die ballonnen. Even daarvoor heb ik er al een opgemerkt. Een man zit op een stenen bank op zijn vrouw te wachten. In zijn hand een ballon in de vorm van een penis. Tenminste, het lijkt een geribbelde piemel met daarop een stevige eikel. De man zwaait gedachteloos  met de piemel op en neer.

Ik ben niet de enige die deze associatie heeft, blijkt al snel. De vader en moeder van het gezin zijn nog niet binnen of hun keurige zoontje, elf, twaalf jaar oud, houdt de ballon als een piemel voor zijn kruis en maakt wat obscene bewegingen. Ik kan dit beeld perfect fotograferen, snel en onopgemerkt, zoals ik steeds meer een onzichtbare fotograaf word.

Eenmaal thuis blijkt de foto prima gelukt. De jongen doet wat ik vroeger vermoedelijk ook heb gedaan. De seksualiteit moet nu eenmaal worden ontdekt en er zijn diverse spelletjes voor die door velen van ons gespeeld zijn, al zullen we het daar nooit over hebben.

Ik vind het een prachtige foto. Met plezier zou ik hem op Dossiermoddergat willen plaatsen. Maar dat ga ik niet doen. Dit is geen tijd waar je kinderen kunt fotograferen met seksuele verwijzing. De keurige vader en moeder, zich van niets bewust wat zich buiten afspeelt, zouden woedend zijn en mij aanklagen. Deze prachtige foto blijft in mijn map Index librorum prohibitorum zitten. De map is genoemd naar de lijst die het Vaticaan hanteerde voor katholieken verboden boeken. Ik moet mij erbij neerleggen dat we in een preutse en benepen tijd leven. Gewoon een gevalletje dus van onvervalste zelfcensuur.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2022