Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2018, januari

Schetsboekjes

Donderdag 31 januari, Lhee

Vaak begint mijn televisieavondje pas om half twaalf of twaalf uur. Zo ook vandaag. Dit keer na een toneelstuk van Tsjechov dat 2,5 duurde, Het Duel. Voor de liefhebber mooi gespeeld, helder vormgegeven. Degene die nooit naar toneel gaat, denkt: wat is dit voor een trage zooi, waar zijn al die woorden voor nodig en waarom een toneelstuk maken over een duel, leven we nog steeds in de negentiende eeuw?
Gelukkig is er na zo’n avond Jinek. De directeur van het Van Goghmuseum is te gast. Hij laat de schetsboekjes van Vincent van Gogh zien die perfect zijn nagemaakt. De originelen zijn in een kluis gestopt, te broos om nog in te zien. De schetsboekjes zijn nagemaakt in een oplage van 1000, zelfs de versleten elastiekjes onderscheid je niet van echt. Ik zou die boekjes graag willen hebben, toch eens informeren wat ze kosten.
Ooit kocht ik de complete cassette van de brieven van Van Gogh, vier kloeke delen, cassette en de afzonderlijke boeken in fel zonnebloemgeel. Het eerste deel heb ik half gelezen. Het verder lezen werd vermoedelijk verstoord door drukke werkzaamheden. De cassette staat prominent in mijn boekenkast en roept voortdurend: verder lezen, verder lezen. Als ik echt oud ben en de dagen moe ga ik er echt aan beginnen.

Over cassettes gesproken. Bij mijn afscheid in Leeuwarden kreeg ik het verzameld werk van Nescio in ook al een prachtige cassette, oer-Hollands bruin. Ik heb al eerder verhaald over onze opslag in Meppel. Een groot deel van onze spullen stonden daar vijf jaar opgeslagen. Niets heb ik er van gemist. De cassette van Nescio was het enige waar ik wel eens aan dacht. Ik had er spijt van dat ik het in een van de vele dozen had opgeborgen. Het werk van Nescio en J.D. Salinger is het enige dat ik nog wel eens herlees. Vorige week kwam de cassette tevoorschijn. Hij staat nu naast die van Van Gogh te pronken. Ook al lees je er niet in, het is een prachtig bezit. Het feit dat je het onder handbereik hebt, dat je zomaar naar de kast kunt lopen en ter hand nemen, is toch ook heel wat waard. Morgen zal ik weer eens goed voor Nescio gaan zitten.

 

Gevonden

Amsterdam

Kommetje

Woensdag 30 januari, Lhee

 

Ik heb de jaren dichtgesmeerd.
Nergens een kier of scheur te bekennen.

Ik isoleerde mijn bestaan van woord
en beeld, schreef nota’s, jaarverslagen.

Een management-letter tot slot. Toch
sijpelde zo nu en dan iets uit de muur.

Bloed kruipt gelukkig door beton
en stalen wanden. Rode tekens

dat ik toch bestond. Spaarzaam.
Druppels, een paar per jaar, ik bewaar ze

in een kommetje in de oude kast.
De sleutel heb ik in mijn zak, kleinood

dat ik koester. Altijd maar weer hopen

 

Gevonden

Lauwersoog

Kat

Dinsdag 29 januari, Lhee

Vanuit het slaapkamerraam zie ik midden in het weiland naast ons huis de witte kat zitten. Even voel ik het verdriet om Gijs. Jarenlang zat op diezelfde plek Gijs, onze halve Noorse boskat die half oktober stierf van ouderdom en nijd. Hij was in en in boos omdat we Dies in huis hadden gehaald, een hond, het dierensoort dat hij zo haatte. Alle weilanden om ons huis, de weilanden naast en voor ons huis, behoorden tot het landgoed van Gijs. Superieur heerste hij erover, geen kat die het waagde de weilanden te betreden.

De witte kat die nu zijn plaats heeft ingenomen, heb ik in de jaren van Gijs slechts éénmaal gezien. Ook toen zat hij in hetzelfde weiland. Ook toen stond ik voor het slaapkamerraam. De witte kat zat zoals katten graag in weilanden zitten: roerloos, klaar om een muis te grazen te nemen. Op dat moment zie ik Gijs het weiland insluipen.
Met grote vaardigheid tijgert hij naar de witte kat die niets in de gaten heeft. Hij besluipt de witte kat tot enkele centimeters, pas dan krijgt de witte kat hem in de gaten. De witte kat heeft blijkbaar eerder met de kracht van Gijs te maken gehad. Van angst springt hij een meter omhoog en zet het dan keihard op een lopen. In zijn rennen zit de doodsangst. Gijs doet geen enkele moeite hem achterna te lopen. De orde is hersteld. Dit is het weiland van Gijs en van niemand anders.

Sinds de dood van Gijs heeft de witte kat zijn plaats overgenomen. Hij heeft er zomaar drie uitgestrekte weilanden bijgekregen. Het beeld van Gijs op de weilanden is zo vertrouwd dat ik soms denk hem weer te zien lopen. Soms verschijnt hij ook zomaar voor onze tuindeuren om te vragen of hij naar binnen mag. Vorige week verscheen de witte kat voor de tuindeuren. Toen hij enige beweging zag, vluchtte hij weg.

Het graf van Gijs is inmiddels vrijwel uitgewist. De bloemen die we er op hadden gezet zijn verwelkt en door de herfststormen weggewaaid. De twee houtblokken die we er eerbiedig op hadden gelegd liggen een paar meter verderop. En ook Wyb en ik worden dadelijk een eind verplaatst, Gijs zal achterblijven. Maar hij ligt toch mooi in zijn eeuwige jachtvelden, het land waar hij superieur over heerste en het mooiste leven leidde dat een kat zich kan wensen. De witte kat zal hem zeker herinneren.

Gevonden

Die, Drôme

Alfa

Maandag 28 januari, Lhee

‘Mensen zijn over het paard getilde dieren.’ De uitspraak is afkomstig van Theunis Piersma, een trekvogelecoloog, en stond boven een interview met hem. Het interview is onderdeel van een serie die journalist Fokke Obbema in de Volkskrant schrijft over de zin van het leven. Hij besloot de serie te schrijven nadat hij een bijna dood ervaring had.

Het is een kop die mij meteen treft. Ik ben inderdaad van mening dat de mens een dier is, een dier begiftigd met meer denkvermogen dan andere dieren. Ik zeg bewust denkvermogen en geen verstand. Ook andere dieren hebben verstand, maar zij hebben een denkvermogen dat in overeenstemming is met hun kunnen.
Mensen hebben een denkvermogen dat is doorgeschoten en in geen verhouding staat met zijn omgeving. We dromen nu al over woongemeenschappen op Mars en kolonies op de maan. Prima, ondertussen zijn we bezig met het systematisch kapot maken van onze eigen planeet, en dit met diepe minachting voor alles wat groeit en bloeit op de aarde.
Ooit op de stranden van Azië gezeten, gezwommen in het water daar? Er ontwikkelt zich daar een plastic ecologie die zijn weerga niet kent. Zelfs in een van de meest beschaafde landen van de wereld, Nederland, lukt het ons niet om de meest eenvoudige klimaatdoelstellingen te halen.

De mens is niet alleen een over het paard getild dier, het is ook een in en in slecht dier. Ik raad iedereen aan de documentaire Get Me Roger Stone op Netflix te zien. Roger Stone is een van de belangrijkste adviseurs van Trump.  Wie ooit heeft gedacht dat Trump gewoon dom of onhandig is en daardoor zoveel liegt, heeft het helemaal fout. Zijn verdraaien van de waarheid, zijn goochelen met feiten, is bewust onderdeel van het destabiliseren van de Amerikaanse samenleving. Dit allemaal om rabiate conservatieve politiek te laten heersen. De mens speelt met de mens zoals de kat met de muis speelt als hij hem heeft gejaagd en in zijn macht heeft.

De mens is met zichzelf op de loop. Zijn superioriteitsgevoel is alle grenzen voorbij. Er zijn twee eigenschappen die voor het overleven van de soort en het vreedzaam samenwonen  met elkaar van belang zijn: redelijkheid en mildheid. Het zijn uitgerekend de eigenschappen waar steeds meer met minachting naar wordt gekeken. De moderne machthebber, de zogenaamde sterke man, de Trumps en de Erdogans, moeten er niets van hebben. Natuurlijk niet. Redelijkheid en mildheid ondermijnen alfa gedrag, het over het paard getilde dier.

Gevonden

Moddergat

Gehandicapt

Zondag 27 januari, Moddergat

‘En hoe is je Frans?’ Dit is een van de meest gestelde vragen aan me de laatste tijd. Ik kan niet anders antwoorden dat mijn Frans beroerd is. Op school had ik er ontzettend de pest aan. Lastige taal, vooral voor iemand die toch al weinig taalgevoel heeft. Al mijn taalgevoel is, vrees ik, in het Nederlands gaan zitten, voor andere talen bleef weinig over.

Dat neemt niet weg dat ik me nu weer over studieboeken buig. Ik stamp woordjes en vervoegingen in mijn hersens. Probeer zinnen te maken, maar besef meer en meer dat ik over een paar maanden een gehandicapte ben, een taalgehandicapte. Om mij heen zal een taal worden gesproken waarvan ik slechts woordjes herken en simpele zinnen kan stamelen. Ben benieuwd of dat aan me gaat vreten. Gelukkig hebben we ook nogal wat gasten uit Amerika, Nieuw-Zeeland en Engeland, kan ik eindelijk aan mijn trekken komen.

Dat mijn Frans zo slecht is, heb ik geheel en al aan mijzelf te danken. Ik verstoorde liever de Franse lessen dan dat ik mijn best deed. De spijt kwam veel later, mijn Franse lerares heeft daar niets van gemerkt. Ik denk dat ze al lang is overleden, anders maak ik op vierenzestig-jarige leeftijd alsnog mijn excuses.
Misschien is er nog een kleine reden waarom mijn Frans zo slecht is. Komt misschien ook wel door Lies en Wyb, zonder hen de schuld te geven. Lies sprak prima Frans, Wyb spreekt het vloeiend. Ik heb al een paar keer meegemaakt  dat Fransen met verbazing merkten dat Wyb geen Française was. Mijn luiheid werd door zoveel luxe niet doorbroken. Op vakanties leunde ik volledig op hun Frans. Ik was een soort toerist die achter de gids aanliep, de gids regelde alles, vormde zelfs mijn stem. Aan mijn freewheelen moet nu een einde komen. Als ik enigszins een volwaardig inwoner van Frankrijk wil zijn, moet ik toch de taal spreken. Opnieuw ervaar waarom ik in de klas liever klooide dan leerde.

Gerede kans dat het te laat is. Van mijn vierentwintigste tot mijn vierenzestigste heb ik nooit meer iets geleerd. Ik heb heel veel geleerd, maar dat was allemaal in de praktijk, op de university of the street, of vrijwillig omdat een onderwerp mij ontzettend interesseerde. Nu moet ik weer verplicht (van mezelf) leren en ik vraag me af hoe de conditie van mijn hersenen zijn. Ik leer woordjes, repeteer ze, repeteer ze nog eens. Dan ken ik de woordjes. Mooi. Maar als ik ze na een week weer naloop, blijkt het merendeel uit mijn hersens verdwenen. Wie weet, blijf ik wel mijn hele leven daar in Frankrijk gehandicapt.

 

Gevonden

Die, Drôme

Tonen

Zaterdag 26 januari, Moddergat

Toen Lies en ik in 1974 trouwden was het nog vrij logisch dat Lies de naam Tonen ging dragen. Al denk ik wel dat de eerste vrouwen ook in die tijd hun meisjesnaam aanhielden. In ieder geval kan ik me niet herinneren dat het tussen Lies en mij een onderwerp was. Ik vond het wel leuk want als enig kind had ik, buiten mijn ouders, nooit andere Tonens om mij heen.

Wyb en ik trouwden in 2007. De mening over het aannemen van de mans naam door de vrouw was inmiddels totaal veranderd. Ik ken nu weinig vrouwen die ook de naam van de man gebruiken. Voor Wyb gold hetzelfde. Het was niet meer dan logisch dat ze zich Wybrich Kaastra ging noemen. Bovendien vind ik de oude Friese naam Wybrich perfect bij de diep Friese naam Kaastra passen. Wybrich Tonen klinkt echt een stuk minder.

Al schrijnde er wel iets, moet ik zeggen. Wyb gebruikte in haar eerste huwelijk wel de naam van haar man. Begrijpelijk want hij was gezegend met een mooie, chique naam, een naam die ik graag had gedragen, een naam die rook naar adel en vele voorvaderen.
Tonen, ik weet het niet. Ik vind het een harde naam, die je eigenlijk alleen kortaf kunt uitspreken. Het is ook geen bijzondere naam want het Nijmeegse telefoonboek staat vol met mensen die Tonen heten, of varianten daarop, zoals Toonen, Thonen, Thoonen en Thoone. Ik ben er altijd van uitgegaan dat het een ordinaire naam is, door vele gedragen. Pas toen ik in het noorden ging wonen, bleek dat niet iedereen zo heette. In Groningen woonde één andere Tonen. In Leeuwarden was ik de enige Tonen.
In ieder geval beschuldigde ik Wyb na ons huwelijk menig keer van snobisme. Wel de familienaam aanhouden van iemand die een chique, prachtige naam heeft, maar niet van een man die een eerlijke proletarische naam heeft. Het werd een running gag die ik, als het zo uitkwam, graag naar voren bracht.

‘Hé, Gerard, heb ik wat gemist?’ roept Bas, een van de technici van Ogterop in de gangen van het theater.
Ik heb geen idee wat hij bedoelt.
‘Ik zag op jullie site in Frankrijk dat Wybrich opeens ook Tonen heet,’ verduidelijkt hij.
Goed gezien van hem. Om duidelijk te maken dat de chambres d’hôtes door een echtpaar wordt gerund, hebben we besloten ons te presenteren als Wybrich en Gerard Tonen.
‘Een overwinninkje, Bas,’ zeg ik tegen hem. ‘Ik was er altijd al tegen dat ze haar meisjesnaam gebruikte. Nu heb ik tegen haar gezegd dat ik best mee wil naar Frankrijk, onder voorwaarde dat ze mijn naam aanneemt. Eindelijk gewonnen.’

 

Gevonden

Wybrich en Gerard Tonen

Oriëntatievermogen

Vrijdag 25 januari, Lhee

Als ik ooit blind word, moet ik zeker hier in Dwingeloo gaan wonen, in het huis waar we nu wonen. In het bos achter ons huis vind ik blindelings elk paadje, elke heuvel. Als je blind bent is dat handig, nu is het ietwat saai. Vooral sinds we Dies hebben, voel ik me soms een woudloper, we doorkruizen intensief de bossen rond ons huis.

Omdat een mens wel eens wat anders wil, neem ik soms de auto, rij drie minuten en sta dan in een heel ander gedeelte van het bos. Zowel voor Dies als mij leuk, altijd die gebaande paden. Dit keer reed ik naar het bos waar zomers de padvinders hun kampen opslaan. Ook dit bos ken ik goed, dacht ik.

Een mens is een gewoontedier. Als je door zo’n bos loopt heb je verdomme de neiging altijd weer dezelfde paadjes te lopen. Met dat besef besloot ik een paadje in te slaan waar ik nog nooit had gelopen. Een wonderschoon paadje moet gezegd, vooral in deze tijd. Het heeft alles weg van een sprookjesbos. De sneeuw geeft het bos een geheimzinnige aanblik. De bodem is bedekt met bosbestruikjes. De sneeuw heeft er feeëriek sneeuw over heen gepoederd.

Dies is ook gek op bossen die hij niet kent. In ons eigen bos loopt hij nog wel eens een eindje van me vandaan. Hier houdt hij me voortdurend in de gaten, een border collie let goed op zijn kudde. Zijn neus speurt onderzoekend door de dikke laag sneeuw.

Het paadje dat ik insloeg moet toch echt naar een van de grotere paden lopen die het bos doorsnijden. Ik volg nu al een hele tijd het paadje en naar mijn gevoel hadden we al lang bij die weg moeten zijn. Of vergis ik mij en buigt het pad zo langzaam af dat ik het zelf niet in de gaten heb?
Het geluid in een bos met een sneeuw is heel anders dan het geluid in een bos zonder sneeuw. Alles is gedempt, het lijkt alsof ik door een geïsoleerde ruimte loop. Wat als ik hier nu een hartinfarct krijg, dat is wel een gedachte die in zo’n groot, eenzaam bos door me heen kan gaan.

Ik sla een ander pad in dat toch zeker naar het grote pad moet lopen. Ik loop weer een kwartier zonder te weten waar ik ben. Ik ben totaal verdwaald. Stel dat dit sprookjesbos een val is. De pracht van het bos heeft me een andere wereld ingelokt. Ik kijk op mijn telefoon: geen ontvangst. Als die hartinfarct komt, kan ik het echt vergeten. Ik krijg het ook steeds kouder. Wandelen met een hond is leuk, maar het moet in de winterse vrieskou niet te lang duren. Nooit geweten dat er zoveel bosbesstruiken in een bos kunnen groeien.

Opeens zie ik een golden retriever op een heuveltje staan. Zou de hond ook verdwaald zijn? Of is het de poortwachter die mij begeleid naar een dieper deel van deze wereld? De hond blijft roerloos staan.
Dies loopt blij naar de hond toe, eindelijk iets te spelen in dit eentonige bos. De hond wijst Dies chagrijnig af, de hond is duidelijk geen hondenvriend. Op dat moment doemt ook zijn vrouwtje op en zie ik dat ze van het grote pad komt dat ik zo lang zocht. Geen idee waarom mijn oriëntatievermogen mij zo in de steek liet. Al weet ik dat ik niet de enige ben die daar last van heeft. Ook in ons bos kom ik regelmatig mensen tegen die zijn verdwaald.

Het is nog een eind lopen naar de auto. Zelfs Dies is blij als hij op de achterbank kan springen. Een wandeling kan ook te lang duren.

Gevonden

Dwingeloo

Vervlochten

Donderdag 24 januari, Lhee

Ik lunch met Pieter bij de Rietschans. Uitzicht op het Paterswoldsemeer. Twee mannen van in de zestig, op het einde van hun carrière. Pieter heeft al afscheid genomen van de krant als hoofdredacteur. Ik maak al langer terugtrekkende beweging uit het theater. We doen steeds meer wat we echt leuk vinden. Genoegzaam constateren we dat het heerlijk is om niet meer te moeten, niet meer met een carrière bezig te zijn, precies zoals het twee mannen in de zestig betaamt. Daar zitten we dan. Ik kan het me niet voorstellen.

Pieter schrijft de biografie van Hans Wiegel die volgend jaar zal verschijnen. Hij heeft nog een jaar om eraan te werken, de deadline heeft hij op 1 januari gesteld. Het boek is al aangekondigd.
Ik maak een scherpe bocht richting Frankrijk, weg uit het leven dat ik zo goed ken, weg van de vanzelfsprekende zekerheden.
We praten elkaar bij over van alles en nog wat, zoals we dat al een half leven doen.

‘Hebben de heren al iets uitgezocht?’
We hebben nog niet eens op de kaart gekeken. Er is te veel te vertellen.
Even later komt de serveerster terug.
‘En? Hebben de heren een keuze kunnen maken?’
‘Zeker,’ zeg ik. ‘Wij zijn twee jongens uit volk, dus….’
‘Twee uitsmijters neem ik aan.’

Pieter en ik kennen elkaar nu precies 28 jaar. We zagen elkaar voor het eerst op een nieuwjaarsdiner. Lies en ik waren uitgenodigd door drie onbekende mannen voor een diner. Elk jaar nodigden ze twee mensen met partners uit die in Leeuwarden aan een nieuwe spraakmakende baan waren begonnen. Ik had de uitnodiging proberen af te wimpelen, maar dat was me niet gelukt.
Zo zat ik op 30 december 1990 voor het eerst tegenover Pieter. Dat weet ik zo precies omdat de drie mannen ons eerst uitnodigden voor 29 december. Omdat ik op die dag jarig was dacht ik eronder uit te kunnen komen. ‘Nou, dat verzetten we het toch naar 30 december.’ En zo werden we ontvangen in een getransformeerde slaapkamer in een rijtjeshuis, ambiance en eten drie sterren waardig. Zo goed dat je je af en toe laat verrassen.

Het leven van Pieter en mij vervlocht.
We werden buren.
We hadden beiden jonge kinderen die bevriend werden. Ons huis werd ook het huis van zijn kinderen en andersom.
Elke week squashten we tenminste één keer.
We trokken samen op in de Leeuwarder gemeenschap.
We hielden de wereld in de gaten en bespraken die samen.
We kregen andere banen.
We verhuisden, trokken weg uit Leeuwarden
We scheidden.
We zagen elkaar steeds minder. Ook wel eens een jaar niet. Maar we wisten van elkaar dat we ergens druk waren. Soms schampten onze levens elkaar weer even. Zo nu en dan spraken we af.

Decors veranderden. Spelers veranderden. Onze posities veranderden. We werden ouder. En dan zitten we in de Rietschans aan een uitsmijter. We vertellen elkaar over de huidige stand van zaken, nieuwe plannen. Twee levens schuiven voorbij. Hebben we het over ons? Ja, we hebben het over ons. Ik kan het me niet voorstellen.

 

Gevonden

Flevopolder

Reïncarnatie

Woensdag 23 januari, Lhee

Ik ben een paar maanden tamelijk doof geweest. Bij wijze van spreken dan. Niet dat mijn oren doof waren. Mijn oren zijn weliswaar niet meer wat ze zijn geweest, Wyb hoort frequenties die ik niet meer kan horen, maar een gehoorapparaat heb ik zeker niet nodig. Over Wyb gesproken, zij hoort dan weer het geluid van de uil niet die elke avond zit te roepen. Eindeloos roept hij… Ja, naar wat eigenlijk? Het is in ieder geval een obsessieve uil. Wanneer ik ook buiten kom, altijd hoor ik hem roepen. Kan best zijn dat hij eenzaam is. Je zult in dat grote bos maar eens een andere uil moeten vinden.

Ik was doof omdat de apparatuur waarmee ik luister het niet deed. Het luidsprekertje van mijn iPhone deed het steeds slechter. Een crime want vooral in treinen, en als ik door steden liep, kon ik nauwelijks horen wat degene die me belde zei. Keer op keer moest ik vragen of hij zijn zinnen wilde herhalen. In het begin vreesde ik dat het aan mij lag, maar als Wyb een keer mijn telefoon opnam, had ze gelukkig dezelfde klacht.
Het gekke was dat ik er thuis er minder last van had. Vermoedelijk omdat het daar rustig is. Daardoor was het een twijfelgeval of ik een nieuwe iPhone moest kopen. De afgelopen week was het zo erg dat ik geen keuze meer had: er moest een nieuwe komen.

Vandaar dat ik vandaag naar de Apple Store in Amsterdam ging om een nieuwe aan te schaffen. Het type dat ik wilde, had ik maanden geleden al uitgekozen. Het high end nieuwe model wilde ik niet omdat ik geen €1.200 voor een iPhone ga betalen, zijn ze nu helemaal gek geworden. Apple wordt er gelukkig zo door gestraft dat ze een winstwaarschuwing moesten uitdoen. Het loopt niet meer zo lekker met die iPhone’s. Ja, vind je het gek.

Maar het modelletje daaronder, de iPhone xr, was voor mij een prima keuze, vooral omdat er een uitstekende camera op zit. Het voordeel van zo’n telefoon is dat je ook altijd  een camera bij je hebt. Het werd een lang bezoek aan de Store. Eigen schuld, dikke bult, want mijn foto’s had ik niet in de cloud gezet. Het overzetten van de foto’s naar de cloud duurde liefst anderhalf uur. Daarna kon het overzetten van de inhoud van mijn huidige telefoon naar de nieuwe beginnen.

Op het einde moest ik afscheid nemen van mijn oude toestel, ik kreeg er zowaar nog een mooi bedragje voor. Het ging me wel aan het hart. Zo’n iPhone en ik zijn namelijk onafscheidelijk. Waar ik ben is hij. En andersom. Ik draag hem letterlijk op mijn hart. Ik slaap zelfs met hem. Hij is een onlosmakelijk deel van mijn leven: hij is mijn geheugen, mijn communicatiekanaal, mijn hersens, mijn wekker, mijn krant, mijn spelletjesmachine, mijn radio, mijn wegwijzer, mijn boekenkast, mijn televisiegids, mijn fototoestel, mijn winkel, mijn wegwijzer, mijn televisie, mijn bureau. Ik wil maar zeggen, afscheid nemen van je oude iPhone is ook een emotioneel proces. Maar wat een geluk. Eén druk op de knop en mijn oude iPhone transformeert in een gloednieuwe. Reïncarnatie bestaat dankzij Steve Jobs.

 

Gevonden

Amsterdam

Behang

Maandag 21 januari, Lhee

Wie Dossiermoddergat een beetje volgt, weet dat mijn oog regelmatig op street art valt, dat ik graag de schoonheid van straatkunst fotografeer. Het levert vaak grillige en absurdistische beelden op. Het is, en dat vind ik het fascinerende, tamelijk ongestuurde schoonheid.
Mijn belangstelling voor street art wil niet zeggen dat ik alle street art mooi vind. Zo las ik vandaag in de Volkskrant dat Collectief Boa Mistura, een kunstenaarscollectief uit Madrid, een complex van de sociale woningbouw in Heerlen onder handen gaat nemen. Ze zijn daartoe uitgenodigd door de Stichting Street Art Heerlen.

Ik heb dus helemaal niets met geïnstitutionaliseerde straatkunst. Zo is de hoofdstad van Albanië, Tirana, onder gekalkt met straatkunst om de lelijkheid te verbloemen. Albanië heeft er zelfs een soort vermaardheid door gekregen. Ik voel niet de minste aandrang om naar Albanië af te reizen, evenmin als ik aandrang voel om dadelijk naar Heerlen te gaan om dat complex te bekijken.
Nog niet zo lang geleden was ik in Heerlen en zag ik al dat de Stichting Street Art Heerlen erg actief is. Op heel veel gebouwen is inmiddels street art verschenen om de lelijkheid van gebouwen en de stad te verbergen. Street art als schaamlap, ik heb er niets mee. Ik heb geen enkele foto gemaakt, die grote lelijke werken, meestal op de zijkant van flats, zeggen me niets. Het is decoratiekunst, gemaakt om te imponeren in een wanhopige poging om wat lelijk is mooier te maken.

Je zou kunnen zeggen dat ik juist hou van straatkunst die de dingen lelijker maakt. Ik bedoel street art die gemaakt is om poëzie te maken, of juist gemaakt is uit onvrede, protest. Street art waar ik mijn fototoestel voor tevoorschijn haal moet militant zijn, stiekem gemaakt, op plekken waar het in contrast staat met de plek, waar het irriteert.

In het artikel over Boa Mistura lees ik: ‘Wat hen onderscheidt, zegt Pablo, is dat het individu van de kunstenaar er bij hen niet toe doet. Even verderop: ‘Het gaat ons erom iets achter te laten waar de buurt trots op is.’
In feite is Boa Mistura een soort behangersbedrijf. Ze willen dingen maken die iedereen mooi vindt, waar iedereen tevreden over is. Per definitie oninteressant vind ik. In mijn opvatting is echte street art per definitie geen behang. Street art moet recalcitrant zijn, kanttekening zetten bij keurigheid en zelfgenoegzaamheid. Street art moet steken, provoceren of, andere richting, poëzie zijn. Als ik dat tegenkom haal ik mijn fototoestel tevoorschijn.

Ik stel voor dat Stichting Street Art Heerlen zich opheft, dat geklieder met kleuren in een stad verdoezelt de ware aard van een stad en is daarmee in feite een oneerlijke bezigheid.

 

Gevonden

New York

Senf

Zaterdag 19 januari, Lhee

Afgelopen week is Jacques Senf overleden. Voor mensen in de theaterwereld een begrip, voor mensen daar buiten veel minder. Ik heb een klein marktonderzoekje gehouden. Als je het woord theater zegt en vervolgens aan iemand vraagt welke naam dan het eerst in je opkomt, zegt 60% Joop van den Ende. De andere 40% noemt acteurs, regisseurs en gezelschappen. Eigenlijk is dat niet terecht. Jacques Senf heeft die 60% veel meer verdiend.
Decennia lang vormde Jacques Senf, impresario, producent, medefinancier en verkoper van theater, de ruggengraat voor de Nederlandse theaters. Met zijn producties was hij voor verreweg de meeste theaters de belangrijkste verschaffer van content. Zonder hem was de programmering bij veel theaters een stuk armoediger geweest. Er waren theaters bij die nauwelijks programmering over hadden gehouden.

Jacques Senf noemde zichzelf een marktkoopman en dat getuigde van veel zelfkennis. Jacques was een keiharde werker die overal was, veel zag en overal een scherpe mening over had. Zijn mening deed er toe, want als hij een artiest omarmde dan wist je dat Jacques zich er 150% voor inzette. En hij was niet te beroerd om ’s avonds van Maasland naar Groningen en terug te rijden om bij een try-out aanwezig te zijn en een artiest of productie nog even van wat nuttige adviezen te voorzien. Ondanks deze inzet, de onbeteugelde passie, was zijn belangrijkste doel, een goede marktkoopman indachtig: zoveel mogelijk verkopen.
De theaters waren er maar wat blij mee want Jacques was niet alleen een fanatiek en overtuigend verkoper, de producties waar hij voor stond hadden, ook al zaten ze in allerlei genres en smaakvariaties, sommige voorstellingen waren echt vreselijk, kwaliteit. Zo bracht hij de Chippendales naar Nederland, afschuwelijk, maar het waren wel de echte Chippendales. Later kwam nog een stoet van epigonen van hen voorbij. Senf verkocht zelden bocht. Katten in zakken hoefde je bij Jacques niet echt bang voor te zijn. Hij onderscheidde zich daarin van veel andere impresario’s.

Jacques was geen conventioneel marktkoopman. Je hoefde niet naar de markt, de koopman kwam naar jou toe. Een bezoek van Jacques Senf was altijd een belevenis, een langdurige belevenis. Als hij zei dat hij ’s middags langskwam, blokkeerde ik de hele middag en de avond. Zelden dat hij op tijd kwam, maar dat hinderde niet want de verloren tijd werd ruimschoots gecompenseerd. Als Jacques zich installeerde dan werden eerst de collega’s doorgenomen, vervolgens het theaterlandschap, gevolgd door wat anekdotes uit het verleden. Daarna werd het tijd om het aanbod door te nemen en de producties die je voorkeur hadden met potlood in de programmering te zetten. Want Jacques kwam nooit één keer in het seizoen langs. Eerst was er een bezoek voor het potlood, daarna om de programmering definitief te maken, in het voorjaar kwam hij nog een keer voor de prijsafspraken.
Als we de producties in potlood in de programmering hadden gezet, was het niet klaar. Deze fase van de afspraak was altijd een beetje heikel. Jacques kwam namelijk nooit alleen. Hij werd altijd vergezeld door een chauffeur, altijd een jonge jongen die er nooit beroerd uit zag en voor hetzelfde geld fotomodel had kunnen zijn. De chauffeur was ook nooit alleen chauffeur, hij was vaak ook een soort secretaris. Hij hield de boekingen bij en moest de parkeermeter bijvullen, wat vaak vergeten werd waardoor hij zelden zonder bekeuring bij me vandaan ging.
De chauffeur diende ook als bliksemafleider. Jacques leed aan suiker en was, een eufemisme, opvliegend van aard. Fout. Zeer opvliegend van aard. Jacques was een soort tijdbom, grote kans dat er bij een bezoek van Jacques een ontploffing plaatsvond. Iemand zei iets fout, schreef iets fout op, was het niet helemaal met hem eens en vervolgens werd hij boos. Fout. Heel boos. Vaak was de chauffeur de pispaal. Maar ook menig theaterdirecteur is uitgescholden voor een blik doperwten of werd er de oorzaak van genoemd dat de theaterwereld naar de knoppen ging.
Als dit ritueel was afgerond hield Jacques vaak nog een paar dingen tegen het licht. Wie moest hij nou voor die en die rol nemen? Wat vond ik van dit en dat idee? Welke kant moest het nou op met Impresariaat Jacques Senf? Onderwijl aten we taartjes want ondanks zijn suiker kon hij het snoepen niet laten. Natuurlijk mocht Barrie, zijn vrouw, daar niets van weten.

Jacques Senf was ook een wijs man. Jacques wist wat goed en slecht was en stak dat niet onder stoelen of banken. Net zoals Confucius kunnen we een aantal wijsheden aan hem toeschrijven. Ik heb er ooit een boekje van willen maken, een soort bijbeltje van Senf, maar als zoveel ideeën is ook daar niets van gekomen. Een paar uitspraken heb ik wel onthouden. Zoals: ‘Het eerste kaartje verkopen kunnen we allemaal, maar het laatste kaartje, daar gaat het om.’ Andere uitspraak: ‘Doelpunten na de wedstrijd tellen niet.’ Denk daar maar eens over na, een grote wijsheid.
Maar de allergrootste wijsheid is de volgende: ‘De eerste fout is de grootste fout.’ Aan deze uitspraak van Jacques heb ik zoveel gehad. Ik hoorde hem midden jaren tachtig en tot nu toe gebruik ik hem jaarlijks een paar keer.
Een uitspraak die ik ook niet gek vond, lag direct tegen zijn marktkoopmanschap aan. ‘Ik kan het vergeven dat iemand per ongeluk een dure Chinese vaas kapot stoot, maar een ongebruikte paperclip weggooien is onvergeeflijk.’

Begin jaren negentig vroeg Jacques of ik met hem meeging naar Zürich. Daar trad een jonge, Nederlandse bandoneonspeler op tijdens een festival, ene Carel Kraayenhof. Carel had advies van hem nodig. Jacques wilde ook kijken of hij iets voor zijn stal was. Samen vlogen we erheen. Even snel naar ons hotel, spullen wegleggen, daarna meteen door naar het theater.
Het concert begon en tot mijn ontsteltenis begon Jacques na vijf minuten naast mij te knikkebollen. Niet verwonderlijk want ik wist van zijn hectisch leven. Pas bij het slotapplaus werd hij wakker waardoor hij nog wel de toegift kon beluisteren. Ik ontdekte toen dat Jacques inderdaad een bijzonder talent had. Ondanks zijn geruime afwezigheid gaf hij een tamelijk perfecte analyse van het concert en het talent van Carel.

Wie trouwens dacht dat Jacques na het boeken, het vertellen van de anekdotes en het doornemen van het theaterlandschap naar huis ging, heeft het mis. Hij ging er vaak vanuit dat we daarna nog even wat gingen drinken, bij voorkeur in een onvervalst volkse kroeg. Zo gebeurde het een keer dat Jacques in zo’n kroeg terugkwam van een toilet-stop en ons met duidelijk plezier liet weten dat hem op de wc een pistool was aangeboden. Dit voorval werd de jaren daarna ons meest gememoreerde feit. We gingen nog wel eens naar die kroeg terug maar een pistool werd hem nooit meer aangeboden.

Laten we eerlijk zijn, Jacques Senf was ook omstreden. Hij domineerde het theateraanbod, was een machtig man. Het verhaal ging dat hij nauwkeurig bijhield met wie hij nog een appeltje had te schillen. En dat appeltje bestond uit het je onthouden van een paar prachtige voorstellingen. Kan een broodje aap verhaal zijn geweest, ik heb er nooit iets van gemerkt.
Je had directeuren die met hem dweepten en mensen die hem wantrouwden, die vonden dat hij te veel macht had en hem een drammer vonden. Ik behoorde tot de middenpartij. Ik hou eigenlijk niet zo van mensen die een beetje een ongelijkmatig karakter hebben. En als iemand niet gelijkmatig was, dan was het Jacques Senf. Zo was hij aardig, zo was hij boos. Ik vond dat niet echt aangenaam. De chauffeurs die hij meenam heb ik niet benijd.
Aan de andere kant was Jacques een van de meest attente mensen die ik heb gekend. Oud-directeuren vergat hij nooit, ik begreep dat hij zo’n beetje de hoofdsponsor was van hun jaarlijkse reünie. Zelfs als een directeur overleed, hield hij vaak nog contact met de weduwe. Voor mij was Jacques een man met grote tegenstellingen. Hard, maar ook zacht en empathisch. Buitengewoon aardig, maar eveneens opvliegend en boos. Zakelijk, maar loyaal. Zo wilde hij een paar van mijn kinderboeken hebben. Vond ik natuurlijk wel leuk. Later vertelde hij me dat hij ze niet had gelezen, volgens eigen zeggen hield hij niet van lezen, maar hij had ze wel in een nisje op de wc bij hem thuis gezet. Vond ik best een mooi idee.

Ik heb ook gezien hoe Jacques langzaam uit de tijd groeide. Ik heb een paar keer meegemaakt dat hij naar jonge makers kwam kijken. Het waren prachtige voorstellingen, hartstikke goed. In de gesprekken na hun voorstellingen merkte ik dat zijn kompas voor kwaliteit minder werd. Ik hoorde zijn opvattingen die ik steeds ouderwetser vond. Zijn wijsheden werden niet meer beïnvloed door nieuwe ontwikkelingen. Dat was jammer en ik begreep al te goed dat hij het bedrijf op een gegeven moment overdeed aan zijn jonge opvolgers, bijna zonen die in zijn bedrijf waren opgegroeid.
Iedereen heeft zijn levenscyclus. Men start, men is succesvol (of niet), men groeit uit zijn tijd. Dat neemt niet weg dat Jacques Senf heel lang zeer succesvol is geweest, dat hij pregnant decennia lang het profiel van veel theaters bepaalde. Pet af voor iemand die altijd zichzelf is gebleven: een marktkoopman met het hart op de goede plaats, ondanks zichzelf.

 

Gevonden

Rotterdam

Afsluitdijk

Donderdag 17 januari, Lhee

Wyb en ik rijden over de Afsluitdijk. Er was een tijd dat we zeker wekelijks over de Afsluitdijk reden. Van Leeuwarden naar Amsterdam en terug. Door al die verhuizingen is mijn leven afgebakend in periodes. Als je van Leeuwarden naar Arnhem verhuist is dat een scherpe afbakening, de periodes onderscheiden zich hard. Dat is anders dan dat je in een stad van de ene naar de andere woning verhuist. Na Leeuwarden reed ik nooit meer over de Afsluitdijk. De Afsluitdijk is voor mij direct verbonden met Periode Leeuwarden. En nu we er overheen rijden, overvalt me een weemoedig gevoel.

Ik kan zo genieten van de Afsluitdijk. De lucht, de uitgestrekte watervlakte, de harde lijnen van de dijk, ze vormen altijd visueel spektakel. Het is een onverbiddelijk landschap. Er waren artiesten die ’s nachts niet over de Afsluitdijk terug durfde. De leegte vonden ze te overweldigend. Vandaag baadt de dijk in zonlicht en neemt daardoor een uitzonderingspositie in in Nederland. Achter ons een druilerig Drenthe en Friesland, voor ons een nat en winderig Noord-Holland.

We rijden naar een nieuwe periode. Opnieuw een harde afbakening. We rijden naar Hoorn voor een middag les van onze voorgangers en stichters van Les Trois Comtes. Ze wijden ons in in de geheimen van het huis en de exploitatie van een chambres d’hôtes. Mochten we al te romantische ideeën daarover hebben gehad, wat denk ik niet waar is, dan worden die deze middag de grond in gebombardeerd. Ons wordt duidelijk gemaakt dat het een vak is waarin hard moet worden gewerkt. Dat neemt niet weg dat het gesprek ons nog enthousiaster maakt om in Saint-Hippolyte-du-Fort te beginnen.

Op de terugweg is de Afsluitdijk volledig van karakter veranderd. Het is er stormachtig en halverwege rijden we zelfs in de eerste sneeuwbui van deze winter. In Hippolyte heeft vandaag volop de zon geschenen, heb ik op mijn weerapp gezien.
Ondertussen rammelen we van de honger, aandachtig luisteren maakt moe en hongerig. Zo beland ik in Joure voor het eerst in..? Tien jaar? Bij een MacDonalds. Het eten is er nog steeds zo beroerd als tien jaar geleden. Onbegrijpelijk dat er zoveel mensen met kinderen zitten te eten. Maar goed, de leegte in onze magen is gevuld.

In Ruinen bevrijden we Dies uit de hondenopvang. Met een code openen we zijn hok. Zou mooi zijn als ze in Frankrijk ook zoiets hadden.

 

Gevonden

Rotterdam

Kiekendief

Woensdag 16 januari, Lhee

 

Ik ben een rivier in de winter, treedt
altijd buiten mijn uiterwaarden,
een leven lang watersnood.

In mijn land geen waterbeheersing,
altijd braken dijken, verdronken
koeien, paarden op eilanden.

Altijd het water tot de lippen,
roep om hulp, reddingsboeien,
noodvoedsel, alarmpijlen.

Nu perk ik het in. Noodzaak van
dijken, waterwegen, gemalen,
uitzicht op rustig vaarwater.

Eindelijk een zeilboot hebben,
mij verschuilen in de rietkragen,
het rustig klotsen van golfjes,
het overzeilen van de kiekendief.

Gevonden

Moddergat

Speelbal

Dinsdag 15 januari, Lhee

Ik heb eens gelezen dat mensen maar op zo’n 10% van de aarde kunnen leven. We kunnen niet in de zee wonen, we kunnen niet op te grote hoogte leven, veel streken zijn gewoon te koud of te onherbergzaam. Blijft er 10% over waar mensen zich kunnen vestigen, op de rest van de aarde is de mens niet gebouwd.
Realiseer je daarbij dat we rondvliegen in een oneindig heelal waar we al helemaal niet kunnen leven en je beseft dat slechts een nietig stukje voor ons beschikbaar is, een klein, onbetekenend stukje leefbare ruimte waar net genoeg lucht is, waar de temperatuur precies goed is. Er zullen in dat oneindige heelal niet zoveel stukjes zijn die dezelfde condities hebben. In ieder geval zijn ze voor ons onbereikbaar.

Ik schrijf het omdat het eigenlijk in schrille tegenstelling staat tot het superioriteitsgevoel van de mens. Op de een of andere manier vinden wij ons toch het middelpunt van de aarde, misschien wel het heelal, speciaal door een god gecreëerd. Zo zijn we in staat om elkaar tientallen keren te vernietigen, wat dan de hoogste staat van techniek is die we hebben bereikt. Nou? En? Als we onszelf opblazen, wie zal ermee zitten? Het antwoord is simpel: niemand.

Goed beschouwd zijn we een speelbal van de natuur. We weten niet eens wat er precies tien kilometer onder onze voeten gebeurt. Zo schuift de magnetische noordpool sinds de 19 eeuw van Noord-Canada naar Siberië. Dat gebeurde tot voor kort langzaam maar gestaag. Sinds 2000 is daar verandering in gekomen, de pool verschuift sindsdien van 15 kilometer per jaar naar 55 kilometer. Voor het vliegverkeer is dit een cruciaal gegeven voor het bepalen van de koers. Elk jaar moet het opnieuw nauwkeurig worden bepaald omdat een vliegtuig anders in Pyongyang landt in plaats van Tokio. Dit alles aldus de Volkskrant.

Als ik zo’n bericht in de krant lees, heb ik er ook wel fantasieën bij. Stel dat het hele binnenste van de aarde aan de kook raakt en op rare manieren gaat draaien, net zo als een bal. Misschien krijgt de aarde opeens een enorme versnelling of draaien of kantelen we. Noord wordt zuid, zuid wordt noord of misschien wel west en wij, nietige wezens, moeten ons vasthouden aan alles wat vastzit omdat we door de snelheid opeens wegvliegen of vallen. De natuur zal ons leren dat wij mensen volstrekt ten onrechte een nogal hoge dunk van onszelf hebben. Eén inslag van een stevige meteoriet en we volgen het lot van de dinosaurussen, om nog maar eens iets te noemen. Onbegrijpelijk eigenlijk dat we niet met meer liefde met dat stukje omgaan. Je zou toch zeggen, zo kwetsbaar, zo absoluut nietig, handle with care.

Gevonden

New York

Volksmond

Maandag 14 januari, Lhee

Vandaag had ik een akkefietje. Mooi woord, akkefietje. Je proeft aan het woord dat er een hobbel is, een venijnig dingetje, een oneffenheidje in de communicatie. Aan het begin van dit jaar kreeg ik een brief van de dierenarts. De dierenarts bood een gratis puppycheck aan. Nou is het simpel om een check op Dies los te laten. Aan alles zie je dat hij kerngezond is. De levendigheid en het enthousiasme stralen je van verre tegemoet. Met zo’n hond kan weinig mis zijn. Maar ja, het kan nuttig zijn om de dierenarts even te laten kijken. De eerste keer dat ze Dies zag, vroeg ze zich af hij wel testikels had. Er verschijnt inmiddels iets wat er op lijkt, maar overtuigend is het niet.

Ik belde de dierenartspraktijk dat ik inderdaad graag gebruik van de gratis puppycheck wilde maken. En dan kon hij meteen een spuit tegen hondsdolheid krijgen, dat ontbrak er nog aan, stelde ik voor. We spraken een tijd af.
Dies houdt van avontuur, hij lijkt zijn baas wel, dus met gretigheid stapte hij bij de dierenarts naar binnen. We werden zoals altijd allervriendelijkst ontvangen. De dierenarts constateerde dat zijn ballen eraan kwamen, dat er wat dat betreft niets mis is met hem. Ze bekeek zijn gebit. Prima in orde. Knipte zijn nagels. Een hond die meestal in het bos loopt, slijt zijn nagels niet, constateerden wij. Dies kreeg ondertussen wat hondensnoepjes, die vond het al lang best. En Dies en ik namen afscheid van de dierenarts.

Bij de balie liet de dierenartsassistent mij weten dat ik €63,60 moest betalen: €27.50 voor het consult en €36,10 voor de spuit.
’€27,50 is voor de puppycheck?’
‘Dat klopt.’
‘Maar die was toch gratis. Daar heb ik een uitnodiging voor ontvangen.’
‘Dat klopt, maar de puppycheck wordt door de dierenartsassistent gedaan en u bent bij de dierenarts geweest.’
‘Maar ik had de afspraak gemaakt voor de puppycheck. Ik heb geen idee bij wie ik terecht zou komen. Ik had best bij de dierenartsassistent willen komen.’
‘Maar u wilde ook een spuit tegen hondsdolheid.’
‘Ja, het leek mij slim om dat te combineren.’
‘Maar ja, dat kan de dierenartsassistent niet doen.’
‘Ik heb uw uitnodiging gelezen en daar staat dat onderscheid niet in.’
‘Volgens mij wel.’
De mevrouw achter de balie zoekt de brief op.
‘Er staat duidelijk in dat de puppycheck door de paraveterinarist wordt gedaan.’
‘De wat?’
‘De paraveterinarist.’
Ik heb geen idee wat een paraveterinarist is, ik heb vermoedelijk voetstoots aangenomen dat dit de dierenarts was. Ik heb volledig over dat woord heen heb gelezen. Ik kreeg de uitnodiging en vond het niet meer dan logisch dat Dies en ik dan werden geholpen door de dierenarts.
‘Maar dan had u mij daar toch op moeten attenderen. Ik kwam voor de puppycheck.’
Het is duidelijk dat de assistent geen beslissingsbevoegdheid heeft. De dierenarts wordt erbij gehaald en de discussie herhaalt zich.
‘In de volksmond is algemeen bekend wat een paraveterinarist is,’ hoor ik de dierenarts zeggen.
De volksmond, de volksmond? Als er iemand bij het volk hoort ben ik en ik heb het woord nog nooit gehoord. Dit laatste heb ik alleen gedacht, niet gezegd.
Ik houd voet bij stuk. Ik kwam voor een gratis puppycheck. Ik had een uitnodiging. Dan had men mij erop moeten attenderen dat ik afweek van de uitnodiging.
Uiteindelijk reken ik €36,10 af.

 

Gevonden

New York

Storage box

Zaterdag 12 januari, Lhee

Voor het eerst sinds vijf jaar komen we in onze storage box in Meppel. Vijf jaar lang heeft daar een paar kuub spullen van ons gestaan. Dozen, veel dozen. Twee boekenrekken, een houten en een ijzeren. En een bed, een twijfelaar. Vijf jaar lang hebben we er niet naar omgekeken en, opmerkelijk, niets gemist. Alleen het verzameld werk van Nesio lag er, wist ik, en dat had ik in die vijf jaar wel willen inzien. Voor de rest niets gemist.

We openen de deur van de box en kijken tegen een muur van troep aan. We moeten zorgvuldig graven anders dondert de hele boel naar voren. Tot mijn verrassing bestaat de berg voor een belangrijk deel uit mijn eigen boeken. Ooit kocht ik van een uitgever voor een paar tientjes een restpartij op. Een man kan heel wat boeken krijgen voor een paar tientjes blijkt vandaag. Honderden Bloedbroeders hebben daar al die jaren liggen wachten.

Als we de dozen doorlopen blijkt dat het ontzettend moeilijk is om dingen weg te gooien. Het overgrote deel van de dozen gaat toch weer mee. Ik kom boeken tegen waarvan ik het bestaan vergeten was, sommige maken me blij ze weer te zien, andere gaan van de box in de vuilniszak. Maar de grote opruiming valt toch kleiner uit dan ik had verwacht.
In de berg opslag zitten ook dozen vol herinneringen. Vijf jaar niet gemist, maar als het puntje bij het paaltje komt, gaan ze toch weer mee. Je jeugd gooi je niet zomaar weg.

Met sommige dozen heb ik medelijden. Sommige neem ik nu voor de vierentwintigste keer mee. Twee of drie dozen hebben al heel Nederland gezien: Nijmegen, Groningen, Leeuwarden, Arnhem, Heerlen, Den Bosch, Meppel. En nu neem ik ze ook nog eens meer naar het diepe zuiden van Frankrijk. Je zult maar in de doos herinnering zitten van mij, heb je het best zwaar.

’s Avonds eten we bij Hans en Jolinda. Vorig jaar stond Frank Boeijen in Ogterop. Uiteraard ben ik dan een van de bezoekers. Al veertig jaar maak ik vrijwel elk jaar een concert van hem mee. Na afloop stonden we in de kleedkamer te praten. Op een gegeven moment komt een lange man binnen, een oude bekende van Frank bleek. Frank noemt zijn naam en dan pas zie ik dat het ook een oude bekende van mij is.
In de tijd van De Lindenberg hadden we een tijd intensief met elkaar te maken. Ik noem zijn naam. Ik had hem niet herkend, hij mij niet. Hij blijkt met zijn partner in de buurt van Meppel te wonen. Daarna zien we elkaar nog een paar keer in Ogterop en nodigen ze ons uit om een keer te komen eten. Vandaag was het dan zover en kwam ik voor het eerst in het plaatsje Hasselt. Het blijkt een verrassing te zijn, het had ontworpen kunnen zijn door Anton Pieck.
Het is wel grappig. Ik ontmoette Hans toen ik in het theater ging werken en ik ontmoet hem weer nu ik het theater verlaat. Zo schept het leven zijn eigen mythische verhaal.

 

Gevonden

New York

Polderen

Vrijdag 11 januari, Lhee

Het was vandaag een bijzondere dag. De praatcultuur in dit land werd ontmaskerd. De polder liep even helemaal onder. Het afgelopen jaar hebben ontzettend veel mensen aan zogenaamde klimaattafels eindeloos zitten praten. Praten, praten, praten. Het hield  niet op. De polderjongens en -meisjes moesten met afgeronde ideeën komen hoe de klimaatdoelstellingen gehaald konden worden. Compromis stapelde zich op compromis en er werd nog eens gepraat, en nog eens gepraat.
Bij niet elke tafel leverde dat een gemeenschappelijke resultaat op. Aan de tafel waar de industrie zat, werd het bonje. Niet gek, want als iemand er genadig vanaf kwam dan was het de industrie. Als een van de grootste vervuilers hoeven ze eigenlijk niets te betalen alleen maar te beloven. Zo zie je maar weer dat een goede lobby en mensen op de goede plek hebben altijd helpt. Niet voor niets liepen de milieuorganisaties weg.
Een ander ding dat pijnlijk duidelijk werd is dat, wat in vaktermen ‘de gewone man’ heet voor de energietransitie opdraait. Voorspelling: over tien jaar zal blijken dat de industrie zijn belofte niet is nagekomen, de vliegtuigindustrie helemaal buiten schot is gebleven en die ‘gewone man’ op hoge kosten is gejaagd.

Alles wat ik tot nu toe vertelde is niet bijzonder. Dat is zoals het altijd gaat. Jij en ik worden niet in een geblindeerd busje bij het Torentje afgezet voor een onderonsje met de premier. Wat pijnlijk is dat gisteren bleek dat buiten al dat gepraat hard wordt gewerkt. De burger in dit land steekt ondertussen de handen uit de mouwen en legt velden en daken vol zonnepanelen aan. In de samenleving is een enorme versnelling gaande. Inmiddels leveren al die kleine initiatieven van coöperaties, boeren en huizeneigenaren zes keer zoveel energie als onze enige kerncentrale.
Helaas. Wat blijkt. Dit proces, waardoor werkelijk energietransitie plaatsvindt, moet stoppen. Er wordt zoveel zonne- en windenergie aangeleverd dat het elektriciteitsnet het niet meer kan verwerken, de capaciteit is gewoon te klein. Ik wist niet wat ik hoorde. Al die bestuurders en decision makers die daar aan die tafels zaten te babbelen hadden volgens mij toch echt moeten weten dat de keten net zo sterk is als zijn zwakste schakel. En laat die zwakste schakel nou juist de basis vormen van de hele infrastructuur. Dan heb je als bestuurder en decision maker toch echt zitten slapen.
Ik zou zeggen: hup, weg van die tafels, kopjes koffie in de afwasmachine, jasje van het blauwe pak uit, mouwen oprollen en nou eindelijk eens echt aan het werk. Stel je voor dat we een premier met visie hadden. Wat zou het leven dan makkelijker zijn. Hoefden we niet zoveel te praten en dan had vermoedelijk wel iemand voorzien dat we een elektriciteitsnet hebben dat moet worden aangepast.

 

Gevonden

Groningen

Bewegen

Donderdag 10 januari, Lhee

Half maart ga ik voor de vierentwintigste keer in mijn leven verhuizen. Dit wordt bovendien de verhuizing met de langste afstand tussen het oude en het nieuwe huis. Voordat je van Lhee in Saint-Hippolyte-du-Fort bent, moet je dertienhonderd kilometer afleggen. Geen kattenpis.
Het wordt geen grote verhuizing. Eergisteren was Erik hier die ons voor de zoveelste keer gaat verhuizen. Hij bekeek met zijn kennersblik onze bezittingen en concludeerde dat het best in een bestelbusje en een paardenaanhanger paste. Beide zaken bezit Erik.

Als je vierentwintig keer bent verhuisd weet je dat je niet te veel bezittingen moet hebben. Wat heeft een mens ook nodig? Mede door ons huisje in Moddergat weet ik dat een mens weinig nodig heeft. Als ik het inventariseer:
een tafel
een eettafelstoel (als men alleen is), twee eettafelstoelen als men met z’n tweeën is en vier eettafelstoelen als men wel eens bezoek ontvangt
een bank
een luie stoel om in te lezen
een laptop
een televisie (niet echt noodzakelijk, maar een mens mag zich een uitspatting veroorloven)
wat bestek
drie pannen (twee als men wat minder uitgebreider kookt)
een koekenpan
een nagelschaartje
En dat is het eigenlijk wel. De rest is niet echt noodzakelijk.

Ik heb best in grote huizen gewoond. Zo’n huis waarvan je je afvraagt welke bestemming je bepaalde kamers eigenlijk moet geven. Uiteindelijk komen ze natuurlijk vol. De mens verzamelt wat troep in zijn leven. De Action en de veilinghuizen staan er vol mee. Door die ervaring heb ik geleerd dat grote huizen de meest zinloze uitvinding van de mens is.
Halverwege mijn leven heb ik besloten dat ik mijn geld niet in bezit steek maar in bewegen. Ik weet niet of het een beter is dan het andere, maar ik heb er meer plezier in. En bij verhuizingen is het een zegening. Bewegingen draag je gewoon mee in je kop en nemen geen ruimte in in bestelbusjes.

Sinds tien jaar probeer ik naar bovenstaande noties te leven. Heel makkelijk is dat niet. Probeer bijvoorbeeld maar eens van je boeken af te komen. Ze hebben geen enkele economische waarde, al heb ik er heel wat geld in gestoken. Zonder spijt daarvan te hebben, hoor. Maar ik respecteer mijn boeken te veel om ze zomaar in een container te gooien. De geestelijke waarde is namelijk enorm. Het zoeken naar de juiste liefhebber is geen sinecure. Ontbezitten is best een klus. Door deze verhuizing geef ik er verder vorm aan. Het scheelt niet veel of al onze bezittingen passen inderdaad in Huisje Moddergat.

 

New York

Wat

Woensdag 9 januari, Lhee

 

Met het wad is altijd wat
dan is het weer eb en dan weer vloed
het is ook nooit eens goed.

Moddergat

Life Changing 2

Dinsdag 8 januari, Lhee

Het lijkt bijna regel. Iemand blijkt een moordenaar te zijn en vervolgens verklaren zijn buren dat hij wel de laatste is van wie ze het verwachtten. In het dagelijkse leven was de moordenaar altijd een keurige, aardige en voorkomende meneer. Een betere buurman was nauwelijks denkbaar.
Ook keurige mensen hebben diepe kelders. Ook onder de orde en de netheid broeit het. Wie blijft gespeend van zondige gedachten? Achter de regelmaat schuilt altijd chaos. Eigenlijk is heel weinig wat het lijkt.

Met dit blog is het niet anders. Ik schreef afgelopen dagen over een nieuwjaarsconcert, het lengen van de dagen en over groeiende boekstapels. Ondertussen speelde er in mijn hoofd iets heel anders, iets nog veel groters. Wyb en ik waren vol van een nieuw plan. Of eigenlijk was het geen plan meer. 31 december tekenden we een intentieverklaring dat we vanaf april een chambres d’hôtes gaan beheren aan de voet van de Cevennes. Mijn hoofd vol van dit project en ik kon er niet over schrijven. Eerst dienden de medewerkers van Ogterop op de hoogte gesteld. Ook De Blogger is niet te vertrouwen, hij schrijft over het een, maar hart en hoofd zijn vol van iets heel anders.
En natuurlijk geldt dat ook voor andere zaken. Verdriet, zondige gedachtes, de blogger veinst dat hij het niet heeft omdat hij de onderwerpen zorgvuldig links laat liggen. Eigenlijk is dat het lot van de lezer van dit blog. Dossiermoddergat suggereert een inkijk in het leven van alledag, ondertussen wordt hij op een dwaalspoor gebracht.

Maar laat ik nu volledige openheid van zaken geven. Ons chambres d’hôtes ligt in het plaatsje Saint-Hippolyte-du-Fort. Wyb is op 13 maart voor het laatst aanwezig in Ogterop. Op 15 maart rijdt een vrachtwagentje richting het zuiden en vanaf dan wordt Dossiermoddergat geschreven in de Franse dependance die 45 minuten rijden af ligt van Montpellier en 45 minuten rijden van Nîmes. Als de redactie er zin in heeft, ligt ze binnen een uur rijden op een strand aan de Middellandse Zee.

De goede lezers van dit blog, en die bestaan weet ik, hadden al iets kunnen vermoeden nadat ik een blog had geschreven met de titel Life Changing. Nou, deze move van ons mag toch wel life changing worden genoemd. Of het een goede change is? Niemand die het weet. Dat is de eigenschap van avontuur: je gaat iets aan waarvan de afloop onbekend is. Als je de afloop wel weet, is het geen avontuur meer. Wij hopen natuurlijk dat we in Hippolyte volop zullen bloeien. Dat kans dat we na een jaar weer op hangende pootjes aan de Nederlandse grens aankloppen is best aanwezig. Al die mogelijkheden vormen, denk ik, de charme van het project Hippolyte. In ieder geval heeft Dossiermoddergat de aankomende tijd genoeg stof om over te schrijven.

to be continued

Lissabon

Spierballen

Zondag 6 januari, Lhee

Vandaag naar een nieuwjaarsconcert geweest van het Noord Nederlands Orkest. Ik heb in mijn leven al heel wat nieuwjaarsconcerten meegemaakt. Niet omdat ik er zo gek op ben. Ik was eigenlijk altijd aanwezig vanwege representatieve verplichtingen. Als ik die verplichtingen niet had, was ik er zeker niet voor mijzelf heengegaan.
Ik hou eigenlijk niet van representatieve verplichtingen. Ik zie dat sommige mensen er gek op zijn, dat ze het heerlijk vinden om in smoking of pak zich even goed aan de ander te laten zien. Social talk, ik zie sommige mensen genieten. Ik heb er eigenlijk niets mee. Ik baal ervan als ik een pak aan moet, social talk vind ik cliché praat. Als iemand op een receptie tegen je begint te talken, weet je eigenlijk al hoe het gesprek verloopt. Mensen blijven beleefd tegen elkaar praten omdat er anders zo’n vervelende stilte valt.
Wyb zegt altijd dat ze er niets van merkt dat ik een hekel heb aan zulke bijeenkomsten. Kan kloppen. In de loop van de jaren ben ik er best goed in geworden. Ik sta mijn mannetje. Maar het is een mannetje met tegenzin. Kan best zijn dat al die andere mannetjes daar ook met tegenzin staan. Dat zou wat wezen zeg, dat we met z’n allen iets in standhouden wat eigenlijk iedereen zou willen afschaffen.

Er is nog een andere reden waarom ik niets met nieuwjaarsconcerten heb. Ik hou niet echt van symfonische muziek. Er zijn best stukken bij die ik prachtig vind, maar over het algemeen vind ik het spierballenmuziek. Een symfonisch orkest is gewoon te groot. Instrumenten vechten om voorrang, alles lijkt er op gericht om indruk te maken, om kracht uit te stralen. Let maar eens op hoeveel stukken wel niet ontaarden in een bombastisch hoogtepunt.
Over het algemeen kan ik zeggen dat ik van eenvoud hou. Ik hou zoveel meer van kamermuziek dan van een symfonieorkest. Zoals ik ook veel meer hou van de American Recordings van Johnny Cash dan van Pink Floyd of Queen. Een man op zijn gitaar, een versleten stem, dat is zoveel mooier dan exalteerde arrangementen. Eigenlijk hou ik ook meer van het korte verhaal dan van de roman. Meer van zwart-wit dan kleur. Eenvoud, dat is op zo’n nieuwjaarsconcert zo ver te zoeken, niet in de muziek en ook niet in de gasten.

Zeeland

Donkerte

Zaterdag 5 januari, Lhee

Hoe ouder je wordt, hoe minder slaap je nodig hebt, schijnt. Dit is een van de weinig verheugende bijverschijnselen van ouder worden. Slapen is voor mij toch een vorm van morsen van tijd. Goed beschouwd ben je, in het licht van de eeuwigheid, maar een paar dagen op deze wereld. Dan vind ik het zonde om je ogen dicht te doen en niets ziend en onwetend op een bed te gaan liggen.
Al sinds een paar jaar merk ik het genot van het ouder worden, lukt het me niet om uit te slapen. Zo rond zes uur, half zeven ben ik wakker. Niet dat ik opsta, een van de fijne dingen van een bed is dat je er heerlijk wakker in kunt blijven liggen en wat kunt mijmeren. Onder de dekens is het behaaglijk warm, buiten de dekens is de kou en de donkerte. De gedachten gaan hun kronkelende wegen, mijmeren, peinzen, tussen die drabberige staat is er opeens een helder idee, lost zich een probleem op dat je in eerdere dagen in je hersens hebt geplant. Veel goede ideeën van me zijn geboren in deze sluimerende staat van de geest.

Maar daar wil ik het niet over hebben. Ik wil eigenlijk even klagen over het nieuwe jaar. Zo is 21 december voor mij een magische datum. Niet alleen omdat ik Wyb op die dag voor het eerst kuste en mijn liefde verklaarde -of was het anderom?-, ook omdat het een keerpunt is. De maanden daarvoor is de dag langzaam gekrompen, groeit de donkerte, krimpt het licht. Wanneer we 21 december hebben aangetikt gaat het proces de andere kant op. Tenminste, dat zou moeten. Ik weet niet of het de lezer opvalt, maar na afgelopen 21 december groeit er helemaal niets. Het lijkt wel, of is het mijn gevoel?, dat de dagen helemaal niet lengen. Als ik ’s ochtends na mijn dagelijkse mijmeruurtje het rolgordijn opendoe, zie ik buiten nog geen sprankje licht. Ik kijk tegen een modderige en sombere donkerte aan. De dag is nog even ver weg als in de dagen voor 21 december.
Het kan best zijn dat de aarde en de zon ons een lesje willen leren. Ik zou het wel weten als ik de aarde was, ik zou die mensheid eens stevig op zijn donder geven. Er heeft nog nooit een diersoort geleefd die zo misbruik van haar heeft gemaakt. Ik hoop dat deze boosheid niet al te lang duurt. Het wordt hoog tijd voor meer licht en de warmte die daar bij hoort.

New York

Sloddervossen

Vrijdag 4 januari, Lhee

Gisteren kwam in mijn blog de schrijver F.B. Hotz even ter sprake. Hotz is een Nederlandse schrijver van voornamelijk korte verhalen. Het zijn prachtige verhalen die hij schreef in de laatste decennia van de vorige eeuw. Is er nog iemand die F.B. Hotz kent? Zijn naam en verhalen zijn weggezonken in de drab van onze herinnering. Op cultureel gebied zijn Nederlanders sloddervossen, het lijkt wel alsof onze belangrijkste eigenschap het wegmaken van kunstenaars is. Behalve als ze toeristisch interessant zijn, pas dan hijsen we een kunstenaar op het ereschild. Wij zijn geldwolven. Als Hotz een Amerikaanse schrijver was geweest, werd hij nu keer op keer herdrukt en zou zijn werk nog volop in leven zijn.

Hetzelfde geldt voor Louis Paul Boon die ook in de tweede helft van de vorige eeuw leefde en misschien wel de grootste Nederlandstalige schrijver was. Het bereik van zijn stem oversteeg de minor poet stem van Hotz. Boon was een universeel schrijver, een volksschrijver pur sang, die alle registers van de menselijke stem beheerste. Is er nog iemand die Louis Paul Boon leest?
Toevallig kwam ik vandaag een gedicht van hem tegen. Ik wist eigenlijk niet eens dat hij ook poëzie had geschreven. Het is weer een mooi volksgedicht dat in deze tijd nooit geschreven zou kunnen zijn. De politieke correctheid en de preutsheid dringt steeds meer in onze poriën door. Het gedicht heeft de taal van de jaren zeventig van de vorige eeuw, maar het is wel de taal van de menselijkheid.  

 

Vandaag bij je graf lieve paps

Vandaag bij je graf lieve paps
wou ik je zeggen hoe mooi
de meisjes worden en hoe kort
hun rokjes zijn en hoe dik hun
tieten worden

je zag dat zo graag lieve paps
je keek het aan met je goedige ogen
de rustige glimlach van de oude man

je sprak zo graag lieve paps
over een koppel ferme tieten en toeten
en je had ze ook graag nog eens
beetgenomen ouwe sloeber lieve paps

dat wou ik je zeggen bij je graf
hoe mooi ze deze zomer waren
hoe liefdevol ik keek met jouw ogen
naar hun rokjes zo kort
naar hun spannende spijkerbroeken

je mocht het niet aankijken
van mams ik weet het
je wendde de goedige blik af
je bruine zachte ogen
van een te brave hond

vandaag vertel ik het dan
met wat weemoedige glimlach
 aan je graf

 

Louis Paul Boon

 

New York

Opruiming

Donderdag 3 januari, Lhee

Wij hebben nu vijftien jaar ons huisje in Moddergat. Moddergat? De meeste mensen hebben er nog nooit van gehoord. Maar als iemand de naam van het dorpje hoort, vergeet hij het nooit meer. Tot mijn verrassing is Moddergat in die tijd een paar keer op het nieuws verschenen. Zit ik nietsvermoedend Journaal te kijken, verschijnt opeens Moddergat. Gisteren was dat ook weer het geval.
270 containers overboord van een containerschip op de Noordzee, een enorme troep op de stranden van de Waddeneilanden. In mijn naïviteit dacht ik dat die zooi beperkt was gebleven tot de eilanden. Op het nieuws duiken er echter beelden van Moddergat op. Ook mijn geliefde dorp is getroffen door piepschuim, resten stoelen, gif, plastic en onzin speelgoed. Ik zie de dijk, het garnalenfabriekje en een heleboel mensen ontzettend hard werken om de troep weg te werken. Groot respect.
Deze hele ramp illustreert zo duidelijk met wat voor een troep wij over de wereld zeulen. De planning van dat zeulen wordt nu gedicteerd door de kostprijs. Wie het goedkoopste iets kan maken, mag het maken. Zou toch mooi zijn als we in de overweging of we wel of niet met troep over de wereld gaan sjouwen meenemen wat de ecologische kosten oftewel schade is en wat het precieze maatschappelijke nut. Maar dat zal zeker niet gebeuren. Dan maken we geld verdienen lastiger en dat is een groot taboe. Liever persen we de wereld verder uit.

In ons huis ook opruiming. Er is een of ander mechanisme in ons huis waardoor boeken zich op wonderbaarlijke wijze vermenigvuldigen. Ik zou er gelovig van worden. Een stapeltje wordt een stapel. Een rijtje boeken wordt een rij. Gevolg: de boel slibt dicht.
Voor de zoveelste keer heb ik een strenge selectie gemaakt. Er ligt nu een hoge stapel boeken tegen een muur waar ik vanaf moet. Tweedehandsboeken hebben geen economische waarde meer, heb ik gemerkt. Gelukkig zijn er wel mensen die ze graag willen hebben. Zo gaat Vincent, die op bezoek was, met een bijna niet te tillen stapel huiswaarts. Waaronder de biografie van F.B. Hotz, een van mijn lievelingsschrijvers. Ik heb het boek al jaren in huis en ik weet dat ik het nooit ga lezen. Het is zo dik. En ik weet dat het leven van Hotz erg saai was. Ongelezen gaat het mee met Vincent.
Wie zin heeft in een stapel, schroom niet, kom langs. En dan te bedenken dat we in Meppel nog een storage box vol dozen met boeken hebben liggen.

New York

Champagne

Woensdag 2 januari, Lhee

Wij hebben dit jaar geen Oud en Nieuw gevierd. Toen de klok op 00.00 sprong, lagen we te slapen. Volgens mij voor het eerst dat ik niet bewust een nieuw jaar vierde. Ik zelf geef de schuld aan de rode wijn. Door rode wijn word ik altijd zo slaperig. Gin-Tonic (mijn lijfdrank) zorgt er juist voor dat ik fris blijf, het verkwikt me. Whisky geeft ook een oppepper. Van cognac word ik dromerig. Het meest neutrale drankje voor me is port. Overdag drinken is sowieso erg slecht voor me, dan kak ik een paar uur later helemaal in. Behalve als ik port drink, dat is eigenlijk het enige drankje waardoor ik overdag overeind kan blijven. Witte wijn heeft een onvoorspelbare uitwerking. Soms heeft het hetzelfde effect op me als rode, andere keren, afhankelijk van welke witte wijn, merk ik er nauwelijks iets van.

Op de laatste dag in 2018 bezochten we een domain in de Cevennen van een Engelse professor gespecialiseerd in DNA-strengen en het splitsen van cellen. Hij heeft niet alleen veel geld verdiend, maar ook veel geërfd. Van al dat geld heeft hij een oude jeugddroom gerealiseerd: boer worden. Tenminste, dat doet hij erbij. Ondanks zijn hoge leeftijd blijft zijn hoofdactiviteit de wetenschap. Een paar keer per maand vliegt hij van Oxford naar de Cevennen en doet hij wat hij ooit wilde worden. Hij moet een gelukkig man zijn.
Het domain wordt beheerd door een Nederlander. Hij doet het meeste werkt, zorgt ervoor dat op het bedrijf elke dag de dingen gebeuren die moeten gebeuren. Als een soort tovenaar meet en mengt hij de wijnen om de unieke smaak van het domain te krijgen. Mooi werk, lijkt me.

We kregen een uitgebreide rondleiding en van praten en luisteren komt proeven. Toevallig zijn de smaken van het domain helemaal mijn smaken. We kopen vier doosjes. Twee van onze lievelingswijn en twee van andere soorten die ze maken. Eenmaal terug in Hippolyte openen we meteen een fles om het oude jaar uit te drinken.
Grote kans dat die fles ervoor zorgde dat we rond half twaalf al geen besef meer hadden van tijd, in een diepe slaap waren gegleden en geen idee hadden van de overgang van oud naar nieuw. Jammer, want ik had graag op het nieuwe jaar willen drinken. Ik verheug me erop, nieuwe avonturen, nieuwe verhalen.

Dit alles had wel tot gevolg dat vandaag in de koelkast nog een mooie fles champagne stond. Ondertussen had die fles een reis ondernomen van Hippolyte naar Lhee. Om alsnog het nieuwe jaar te vieren, in feite begint elke dag een nieuw jaar, hebben we hem vanavond opengemaakt. Als het nieuwe jaar net zo smaakt als de champagne komt het helemaal goed.

Hesjes

Dinsdag 1 januari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Zo ben je als blogger op de radar, zo ben je ervan af. Een blogger is volledig afhankelijk van wifi en dat ontbeerde ik de afgelopen dagen. Wyb en ik waren voor een paar dagen afgereisd naar Saint-Hyppolyte-Du-Fort, een plaatsje aan de voet van de Cevennen, op bezoek bij vrienden die daar een prachtig oud huis hebben, 300 jaar oud en ooit gebouwd door een van de rijke zijdehandelaren die in die tijd in die streek woonden.
Ik geloof niet dat er in het plaatsje nu nog rijke mensen wonen. Het plaatsje hoort bij de Gard en ligt dus aan de Cevennen, beide streken horen bij de armste van Frankrijk. Wat toch een beetje raar is want 45 minuten rijden en je bent in Montpellier, in diezelfde tijd ben je ook in Nîme en tel er tien minuten bij en je ligt aan de Middellandse Zee. Toch steden die tot de rijkste van Frankrijk behoren. En daarbij heb je de Cevennen, een gebied waar ik erg van hou. Het is een van de ruigste gebieden van Frankrijk, met grillige heuvels, diepe gorges en een intrigerende droge hoogvlakte, dit alles domein van hippies en andere onaangepaste geesten.

Aan de ene kant de rijkdom van de steden, aan de andere kant de armoede van het platteland. Het lijkt het politieke klimaat in de wereld te bepalen. Je ziet het in Amerika, Trump is er het uitvloeisel van, je ziet het in landen als Hongarije en Polen.
Op onze tocht naar Frankrijk was het opeens dichtbij. In tegenstelling tot de terugweg hebben wij de heenweg niet in één ruk gereden. Omdat we laat uit Dwingeloo vertrokken, maakten we een tussenstop in Lyon. We sliepen in een hotel dat we pas na enig dwalen op een industrieterrein vonden. Geen leuke plek voor Dies want om het hotel blaften gevaarlijk de honden die ’s nachts de fabrieken bewaken.
De volgende ochtend reden we weg en op weg naar de snelweg zagen we een stoet van ongeveer honderd gele hesjes lopen. Hun gezichten in sjaals gewikkeld of verstopt in bivakmutsen. Ze liepen naar een rotonde waar wij langs moesten. Op die rotonde stonden nog eens zo’n honderd mensen met gele hesjes die de eerste barricades opwierpen. Wyb en ik waren vermoedelijk de laatsten die er langs konden. Geluk. Want Hyppolyte lokte.
Ook in de Gard stonden bij elk plaatsje wel gele hesjes op rotondes. Op zo’n rotonde stonden tenten en protestborden die schreeuwden dat Marcon zo snel mogelijk moest oprotten. Maar het protest was hier vriendelijk. Als een geel hesjes een paar folders had uitgedeeld ging hij snel terug naar het kampvuur en de barbecues die op de rotondes brandden.

In Hyppolyte belandden Wyb en ik nog in een demonstratie. Nou ja, demonstratietje. We kwamen een straat uit en op hetzelfde moment kwam een demonstratie van gele hesjes de straat uit die er haaks op stond. Ik moest even aan die film van Charlie Chaplin denken die niets wetend opeens met een vlag voor een demonstratie loopt en de boel lijkt aan te voeren. Was bij ons anders. Zo’n dertig mensen slenterden enigszins ongeïnteresseerd over de straat, voor en achter hen begeleid door de politie. Even moesten we meelopen om snel de eerste zijstraat in te kunnen schieten.
Het huidige protest doet me denken aan de Occupy beweging van een paar jaar geleden. Het protest bleef lang aan, maar het overgrote deel van mensheid is met andere dingen bezig en vindt die gele hesjes op die rotondes alleen maar gedoe. Op een rotonde in Ganges stonden allerlei schapen gesmeed uit ijzer. Iemand had ze met verf gele hesje aangemeten. Geen idee of het door een voor- of tegenstander van de gele hesjes beweging was gedaan.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2019