Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2023, februari

Vliegen

Woensdag 22 februari, Cadouin

 

 

De aankomende weken reist de redactie van Dossiermoddergat door Spanje en Portugal. Dit betekent dat er zeer onregelmatig blogs verschijnen, afhankelijk van beschikbaarheid van wifi en zin om te schrijven. Het is de vakantie van de redactie. In de lente en de zomer moeten we er weer voor de volle 100% tegenaan, dus we besloten er even tussenuit te vliegen. Nou ja, vliegen, we trekken over het Iberisch schiereiland met de camperbus. Zo nu en dan zullen wij je zeker berichten.

Deugdenken

Maandag 20 februari, Cadouin

 

Als je nog eens een boek van Roald Dahl wilt kopen, doe het nu. Als je dezelfde titel volgend jaar koopt, heb je kans dat je een slap aftreksel koopt. Zijn Britse uitgeverij Puffin heeft gemeend een stel sensitivity readers op zijn boeken te moeten loslaten. Sensitivity readers zijn mensen die zich volledig met het woke-denken hebben vereenzelvigd. Alles wat in hun ogen een beetje discutabel is en niet strookt met hun overgevoelige deugdenken (om maar eens een rechtse term te gebruiken) veranderen ze in laffe zooi. Vroeger werden ze censors genoemd, nu heten ze sensitivity readers, maar het is één pot nat. En zo gaat het gladstrijken in algemeenheid maar door: klote situaties heten uitdagingen, en iedereen neemt te pas, maar vooral te onpas het woord positief in de mond. Als je maar positief bent. Donder op, zeg. Laten we alles wat klote is ook gewoon klote blijven noemen.

Nu ken ik Roald Dahl vrij goed. Niet alleen heb ik al zijn boeken gelezen maar ik heb ook zijn auto-biografie en biografie gelezen. Na al dat gelees heb ik niet het beeld dat Dahl een heel erg leuke man was: hij was wispelturig, een ijdeltuit en verre van sympathiek. Hij was een liefhebber van foute grappen en provoceerde als hij kon provoceren. In zijn kinderboeken gaat hij niet bepaald zachtzinnig met kinderen om en dat is nou juist zijn grote kracht.

Ik heb tamelijk veel van zijn boeken aan Anne en Esmee voorgelezen, maar bij geen enkele passage dacht ik: dit gaat over de schreef, dit kan helemaal niet. Hij was soms keihard, zo pakte juffrouw Bulstronk uit het boek Matilda een blond meisje bij haar lange vlechten en slingerde ze haar weg over de schutting van de school. Dat kon juffrouw Bulstronk erg goed want ze was eens Olympisch kampioen kogelstoten. Anne en Esmee smulden ervan.

De sensitivity readers hebben honderden wijzigingen aangebracht in de boeken van Dahl. Zo komen er in zijn boeken geen dikke of lelijke mensen meer voor. Het woord dik is vervangen door enorm. Mevrouw Griezel uit het boek De Griezels is niet langer lelijk en beestachtig, vanaf nu is ze alleen beestachtig. Ander voorbeeld, met dank aan de Volkskrant: ‘Ook zijn op sommige plekken in de tekst zinnen toegevoegd. Zo dragen de heksen in het boek De heksen pruiken omdat ze kaal zijn. Daar wordt nu bij gemeld: “Er zijn tal van andere redenen waarom vrouwen pruiken zouden kunnen dragen en daar is zeker niets mis mee.”
Het woord kamermeid is vervangen door schoonmaker en de aanduiding acht maffe kleine idioten is veranderd in acht maffe kleine jongens. De deughorde heeft alle scherpe kantjes zorgvuldig glad geschaafd. Arme toekomstige lezertjes, dit is een aanslag op het genieten.

Ik acht het niet uitgesloten dat Roald Dahl binnenkort opstaat uit zijn graf. Hem een beetje kennende gaat hij dit niet pikken. Hij zal een vliegtuig confisqueren, vermoedelijk een bommenwerper, hij was een piloot met ervaring, en zal hij die monsterlijk lelijke sensitivity readers een voor een plat bombarderen, evenals Uitgeverij Puffin.

Zijn de erven Dahl hier zomaar mee akkoord gegaan, vroeg ik mij af toen ik dit verbijsterende nieuws las. Maar wat blijkt, de rechten liggen tegenwoordig bij de Roald Dahl Story Company. De eigenaar: Netflix. En zo is de recalcitrante en nonconformist Roald Dahl in handen gevallen van de commercie en wordt hij kaltgestellt. Zo zie je maar weer dat iedereen dat kan overkomen, zelfs Roald Dahl. Kunstenaars aller landen, zorg dat je je nalatenschap goed regelt.

Journal

 

Leeg leven

Zaterdag 18 februari, Cadouin

 

‘Zaterdag,’ zeg ik tegen Wyb als we langzaam wakker worden, ‘wat heerlijk, weekend, eindelijk, daar heb ik zo naar uitgekeken.’
We moeten er beiden om lachen. Weekend, het zeg ons niets meer. We hebben elke dag weekend. In Nederland ervoer ik nog wel dat het zaterdag was. Hier lijken de dagen veel meer op elkaar. Elke dag ligt er een lege dag voor ons. Afspraken hebben we nauwelijks, verplichtingen al helemaal niet.

In het begin waren we nog druk, tot voor kort zelfs. Zie maar eens een bankrekening in Frankrijk te krijgen als je nog geen belasting hebt betaald. Inmiddels zijn we op orde. Sinds donderdag heb ik geen administratieve banden meer met Nederland. Wat natuurlijk niet echt waar is, want elke maand wordt er van diverse kanten geld naar me overgemaakt. Maar ik ben niet meer in Nederland verzekerd, sta niet meer ingeschreven. Ik sta trouwens ook niet in Frankrijk ingeschreven, want niemand staat in Frankrijk ingeschreven. Ze kennen hier helemaal geen bevolkingsregister. De energierekening is het bewijs dat je in Frankrijk woont, waardoor je een beroep kunt doen op de instanties.

Voor mij ligt in principe een leeg leven. Als ik zou willen kan ik het bed induiken, net als de ontaarde slapers in het gelijkmatige boek van Ward Ruyslinck, en er nooit meer uitkomen. Moet je natuurlijk niet aan denken, maar dat het kan, geeft me toch een gevoel van vrijheid. Doe ik helemaal niets meer? Ik hoef niets meer, maar vul mijn dagen door mijzelf opgelegde projecten die ik erg noodzakelijk vind. En verder is Wyb er natuurlijk, die een nog onrustiger natuur heeft dan ik.

Zo gaan we volgende week voor een maand op reis door Spanje en Portugal. De heerlijke rust die ik nu voel, wordt dan weer stevig onderbroken. Na die reis zijn we een paar dagen thuis, maar dan gaan we weer richting Nederland, waar Wyb aan haar mond moet worden geopereerd. Tot haar eigen verrassing heeft ze daar een ontsteking, compleet met fistel. Familie Fistel. Fistels en wij lijken onverbrekelijk met elkaar verbonden.

Eind april gaan we terug en begint Wyb te werken. Ik pak dan weer mijn lege leven op. Voor me ligt dan vermoedelijk een warme zomer. Ik hoop dat ik de hitte kan weerstaan en gewoon kan werken aan mijn projecten. Nu al lijkt het hier zomer. De thermometer op de veranda geeft aan dat het 22 graden is, toch een fijn zomers temperatuurtje. Al drie weken heeft het hier niet geregend en zitten wij weer in onze vierde en belangrijkste kamer: de veranda. Het schijnt ook voor hier ongebruikelijk te zijn. Rond deze tijd is er altijd ook regen, soms zelfs veel regen. Nu is er dus helemaal geen regen, de bossen zijn kurkdroog.

Anderhalf uur nadat we zijn opgestaan, zitten we op een terras in Bèlves aan een marktpleintje dat lijkt weggelopen uit een Frans chanson. Ilja Gort zou zijn vingers erbij aflikken. Het is helemaal het Frankrijk dat hij ons wil voorspiegelen, waar hij zo van houdt. En wij ook. Na een rondje markt voor de broodnodige boodschappen nog een bezoek aan de supermarkt voor zaken die een markt ontbeert. Daarna gaan we terug naar onze veranda. 22 graden dus, de zoveelste dag met een wolkenloze lucht.

Journal

 

Château Mondou

Vrijdag 17 februari, Cadouin

 

Het is een dag met een verrassing. We gaan lunchen bij Marie-Anne en Rokus. Anderhalf jaar geleden kochten ze een origineel kasteel, Château Mondou, uit de 12e/13e eeuw met Moorse invloeden, zoals ze zelf schrijven op hun site. Het is een kasteel zoals je je een kasteel voorstelt, met torens, een grote zolder, grote kamers met open haarden. Het ligt niet ver van de stad Villeneuve sur Lot. Marie-Anne en Rokus wonen zo’n drie kwartier van ons vandaan.

Vorig jaar bezochten we hen rond dezelfde tijd.
‘En?’ vroeg Rokus, ‘wat was je eerste gedachte toen je het zag?’
‘Veel werk,’ antwoordde ik naar waarheid, wat onaardig vond ik zelf, want ik vond het ook imposant zo’n kasteel dat je durft te kopen.
Dat laatste nam niet weg dat ik schrok toen Marie-Anne en Rokus ons het chateau lieten zien. Eigenlijk moest alles worden opgeknapt. Zelf somden ze een lange lijst op wat hen nog te wachten stond. Een lijst waarvan mij, als onhandige kluns, de moed in de schoenen zonk. Waar heb je zin in, vroeg ik mij, alweer eerlijk, af.
Bij het chateau horen ook nog eens twee oude gîtes. Ik kon er niet doorheen kijken, zag alleen maar ongelooflijk veel werk.

Afgelopen jaar hielden we af en toe contact. Ik hoorde dat ze druk aan het werk waren, veel hulptroepen hadden, in de zomer konden ze zelfs al de eerste gasten ontvangen. Op foto’s zag ik de vooruitgang. Vandaag zagen we met eigen ogen het verrassende resultaat. Een chateau in verval is een chateau met een ziel geworden. Aftandse ruimtes waren kamers geworden waar je zo zou willen gaan wonen.

Er moet best nog het een en ander gebeuren, maar zelfs ik zie wat het al is en in volle glorie gaat worden. Opnieuw vervloek ik het feit dat ik twee linker handen heb, nooit heb leren klussen. Deze verantwoordelijkheid leg ik voor het gemak in eerste instantie bij mijn ouders neer die in paniek raakten als er iets kapot ging. En naar elkaar riepen wie dit nou in godsnaam moest gaan maken. Beiden waren even onhandig als ik. In tweede en laatste instantie ben ik natuurlijk zelf verantwoordelijk, ik heb mijn onhandigheid zelfs nog gecultiveerd. Een zakkerigheid die ik in mijn leven niet meer kan corrigeren.

Als ik nu jonge kinderen had zou ik ze stimuleren een echt beroep te kiezen, zoals timmerman of stukadoor. Ik heb eigenlijk niets anders gedaan dan ministers en wethouders naar de mond praten om subsidies te krijgen, dan schreef ik weer dat topkunst van groot belang was, dan weer dat eigen inkomsten prioriteit had en nu zou ik vast hebben neer gepend dat diversiteit en inclusiviteit van het grootste belang is. Mijn wapenfeiten zijn dat het werkte en ik inderdaad veel subsidies heb binnengeharkt waardoor veel mensen mooie dingen konden maken. Maar toch. Bij nader inzien had ik liever huizen en chateaus opgeknapt.

Op een veranda die weids uitkijkt over de heuvels en dalen van de Lot et Garonne genieten we van een heerlijke lunch. De zon schijnt alsof het juni is. Van de hak op de tak kijken we terug op onze levens. Hier en daar littekens, maar verder is de conclusie toch dat we boffen. We denken aan Nederland waar het tamelijk guur schijnt te zijn, en wij leven hier onbeschaamd ons zonnige Bourgondische leventje.

Voor meer informatie: www.chateau-mondou.com

Journal

 

Onderscheidingen

Woensdag 15 februari, Cadouin

 

Gisteren zakte mijn broek weer af.

Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik nog nooit van Jan Zwartendijk had gehoord. Voor wie hem niet kent. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was hij directeur van Philips in de hoofdstad van Litouwen. In diezelfde tijd werd de Nederlandse consul van Litouwen ontslagen omdat hij heulde met Duitsland. De ambassadeur die in Riga zetelde vroeg aan Jan Zwartendijk of hij geen plaatsvervangend consul wilde worden. Pas na enig aandringen stemde hij daarin toe.

Inmiddels waren veel Poolse Joden naar het neutrale Litouwen gevlucht. Maar het was duidelijk dat elk moment de Duitsers zouden binnenvallen. Zwartendijk begon daarop, eerst een paar, later steeds meer, tot het er duizenden werden, visa voor Curaçao aan Joden te verstrekken. Samen met de Japanse ambassadeur zorgde hij ervoor dat ze via Vladivostok naar Japan konden vluchten. In totaal wist hij op die manier tussen de negenduizend en tienduizend Joden uit handen van de nazi’s te houden. Een held dus. Hij wordt door de weinigen die hier kennis van hebben niet voor niets de Nederlandse Oskar Schindler genoemd. Gelukkig schreef Jan Brokken een paar jaar geleden een boek over deze heldendaden en trok hij Jan Zwartendijk uit het moeras van de geschiedenis.

In 1963 werd hij op het Ministerie van Buitenlandse Zaken geboden door de toenmalige minister Joseph Luns. Omdat Zwartendijk niet uitsloot dat hij geridderd zou worden, deed hij voor de zekerheid zijn beste pak aan. Niks geen mooie woorden, niks lintje. Hij kreeg een officiële berisping omdat hij in Litouwen buiten zijn boekje was gegaan. Hij had zich niet aan de regels gehouden, want hij had onder andere toestemming aan de ambassadeur en de gouverneur van Curaçao moeten vragen.

En dat in 1963. We wisten precies wat goed en fout was geweest en wat voor een verschrikkelijk dingen zijn gebeurd. Het was een originele christelijke naaistreek van deze KVP-charlatan. Zwartendijk stierf trouwens zonder te weten wat voor een ongelooflijk goed werk hij had verricht. Op de dag van zijn dood maakte Israël na grondig onderzoek bekend dat de meeste Joden inderdaad door hem zijn ontsnapt aan de dood. Zowel in Israël als Amerika ontving hij postuum onderscheidingen voor zijn ongelooflijk doortastend gedurfd optreden.
In Nederland ontving hij alleen dus die berisping omdat hij zich niet aan de regels had gehouden. Altijd weer die verrekte regels. Het is wat mij betreft tekenend voor de miezerigheid van het vaderland.

Hier zijn we politiek volop bezig om te zorgen dat er hekken om Europa worden gezet en te zorgen dat mensen die asiel aanvragen dat in Rwanda (in Rwanda of all places) hun procedure moeten afwachten. Het is je om voor te schamen.
O ja, komt er ook nog bij dat de rechter gisteren moest uitspreken dat er bij controles van de marechaussee niet meer racistisch geprofileerd mag worden. Een beetje politicus met ballen had het natuurlijk nooit op een rechterlijke uitspraak laten aankomen, die had al lang ingegrepen. Maar ja, een land vol egoïstische racisten moet je tevreden houden anders verlies je stemmen.

Ik ben zo blij dat ik weg ben uit die miezerigheid. Nee hoor, helemaal niet. Toevallig ben ik vandaag sinds 13.30 uur geen ingezetene meer van Nederland en woon ik officieel in Frankrijk. Met weemoed ontving ik de bevestiging van de Gemeente Groningen dat ik was uitgeschreven. En wat Frankrijk betreft: ik vrees dat ik van de regen in de regen ben gekomen. Maar gelukkig zie ik hier, omdat we zo teruggetrokken wonen, verrekte weinig mensen waar ik me aan hoef te ergeren.

 

RIB

Dinsdag 14 februari, Cadouin

 

Dit blog zou De Blogger en De Censor in Kafkaland kunnen heten. Een land dat we vier jaar geleden ook al eens bezochten toen we naar Frankrijk verhuisden.

Weet je wat een RIB is? Vermoedelijk niet, wij kennen in Nederland geen RIB’s, maar in Frankrijk zijn RIB’s buitengewoon belangrijk. Een RIB is een document van de bank waar uw bancaire gegevens opstaan, zoals je IBAN en je BIC. Maar daar heb je toch bankpasjes voor, hoor ik de opmerkzame lezer zeggen. Klopt.

In Frankrijk hebben ze ook bankpasjes maar daarnaast willen ze toch altijd een RIB hebben. Vorige week zaten Wyb en ik bij de AXA om de zorgverzekering te regelen. Het contract was opgesteld, we hoefden alleen nog maar te tekenen. De buitengewoon aardige mevrouw draait de papieren naar ons toe voor tekening en zegt: ‘Maar dan heb ik nog wel even uw RIB nodig.’
Wyb: ‘Maar wij kennen in Nederland geen RIB. Ik kan u wel onze bankpasjes laten zien.’
Mevrouw: ‘Ik heb toch echt uw RIB nodig.’
Wyb: ‘Maar volgens Europese regelgeving moet u ons met een bankpasje gewoon accepteren.’
We praten wat over en weer. De aardige mevrouw belt voor de zekerheid nog met het hoofdkantoor en die weet het zeker: een RIB is absoluut noodzakelijk.
‘Tsja, dan kunnen we niet overgaan tot tekenen,’ zegt de mevrouw en ze draait het contract weer naar zich toe.

‘Laten we maar gewoon een Frans bankaccount nemen,’ zeg ik als we buiten staan. ‘Dan zijn we van het gedonder af. Die RIB, daar komen we niet onderuit.’
Eenmaal thuis belt Wyb met Orange Bank waar wij goede ervaringen mee hebben. Voor deze enige digitale bank van Frankrijk kun je online een account aanmaken. Wyb vult alles keurig in en drukt op de knop verzenden.

Niet lang daarna krijgt ze een mailtje dat we nog een bewijs moeten opsturen dat we belasting betalen in Frankrijk. Wyb stuurt een mailtje terug met als belangrijkste zin: ‘Wij kunnen geen bewijs laten zien omdat we pas een maand in Frankrijk wonen en dus hier nog geen belasting hebben betaald.’
Er vliegen weer wat mailtjes op en neer. Degene die de mailtjes verstuurt, overlegt nog even met het hoofdkantoor. Conclusie: een bewijs dat wij in Frankrijk belasting betalen is absoluut noodzakelijk. Ook telefoontjes helpen niet: dat bewijs moet er komen. De laatste dame die Wyb aan de lijn heeft, raadt ons aan naar een Orange winkel te gaan, misschien kunnen die iets voor ons betekenen.

En zo rijden we de volgende dag 35 kilometer naar Bergerac voor de Orange winkel. En verdomd: na twee dagen krijgen we de bevestiging dat we toch klant mogen worden van Orange Bank. Tenminste, een derde persoon moet nog wel vijftig euro vanuit een Frans bankaccount naar ons overmaken voordat we echt klant kunnen worden. Waarom? Daar kan niemand antwoord op geven. Gelukkig is mijn lieve Nicht bereid die vijftig euro te storten. Al snel volgt een mailtje dat we nu definitief zijn geaccepteerd. Na deze bevestiging kunnen we de Orange Bank App downloaden om onze bankzaken daadwerkelijk af te handelen.

Maar wat we ook doen, het lukt ons niet de Orange Bank App te downloaden. Onze mobiel geeft steeds aan dat we niet in Frankrijk wonen en dat we de app daarom niet kunnen downloaden. We zetten echt alle instellingen over naar Frankrijk, maar wat we ook doen. We zijn en blijven Nederlanders volgens de Orange Bank.
Als we naar Orange Bank bellen, krijgen we te horen dat we het beste naar een Orange winkel kunnen gaan, daar zullen ze het probleem misschien kunnen oplossen. Zodoende rijden we twee dagen later opnieuw de 35 kilometer naar Bergerac. En verdomd: een meneer pruts wat met onze mobiel en zowaar, de app verschijnt.

Eindelijk hebben we een Franse bank, eindelijk kunnen we de RIB downloaden, eindelijk kunnen we een nieuwe afspraak met AXA maken om de contracten te ondertekenen. Het heeft wat tijd gekost, maar we worden steeds Franser op deze manier en eindelijk heb ik een zorgverzekering.

Koortje

Zondag 12 februari, Cadouin

 

Ik denk dat ik de meeste tijd van mijn leven heb besteed aan lezen. Ik geloof niet dat er dagen bij waren dat ik niet las. Boeken hebben mijn leven ongelooflijk verrijkt. Dat kwam op de eerste plaats omdat ze me uit de werkelijkheid tilden. Laat ik eerlijk zijn, voor mij zijn ze zeker een soort escapisme.

Door dat escapisme ben ik op veel plekken geweest, heb ik veel mensen ontmoet in allerlei tijden. Boeken namen me mee naar het antieke Rome, de Russische revolutie, de prehistorie, de Tweede Wereldoorlog. Ze brachten me in science fiction boeken zelfs in een mogelijke toekomst. Ze leerden me hoe mensen in allerlei situaties, verliefdheid, stress, angst, handelen. Ik heb meegeleefd met romanfiguren alsof het mijn beste vrienden waren, nee, zijn. Diverse romanfiguren zoek ik met grote tussenpozen nog eens op om van ze te genieten. Een zo’n goede vriend is Holden Caulfield, hoofdpersonage uit Catcher in the Rye van Salinger. Gelukkig is hij in die veertig of vijftig jaar nooit ouder geworden.

Door de Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline heb ik de diep, donkere kant van de mensen leren kennen. Lees Reis naar het einde van de nacht of Dood op krediet en voortaan kijk je anders naar mensen. Bij Markus Zusak, een Australische schrijver, zie ik elke keer weer de onhandigheid van de mens, het tedere gesappel met zijn liefdevolle kanten.
Schrijvers gaan geen onderwerp uit de weg, en zo hoort het ook. Het rijk van de fictie is het rijkste wat de mens heeft voortgebracht. De verbeelding laat gelukkig geen onderwerp en situatie onbesproken, voor mij was het goud.

Een van de belangrijkste spelregels daarbij is: de schrijver is niet zijn personages. De schrijver mag schrijven wat hij wil, de lezer dient te weten dat hij die schrijver niet mag vereenzelvigen met zijn romanfiguren, zoals de toneelkijker de rollen niet mag verwarren met de acteurs die die rollen spelen.

In 2015 schreef Pim Lammers een verhaal voor volwassenen over een jongen die zich voelt aangetrokken tot zijn trainer. En de trainer schijnt gebruik te maken van die aandacht. Ik heb het verhaal niet gelezen, maar wat ik opmaak uit wat mensen schrijven die ik kan vertrouwen, is het een ingehouden verhaal over een onderwerp dat van alle tijden is en waar velen over hebben geschreven: de aantrekkingskracht van ouderen voor kinderen en/of de aantrekkingskracht voor kinderen voor ouderen. Voor wie daar allerlei waardeoordelen aan wil hangen, en dat doen we eigenlijk allemaal, het thema gaat met de mensheid mee zolang de mensheid bestaat. Niet gek dat het onderwerp van schrijvers is, vooral als ze daar zelf mee te maken hebt gehad.

Pim Lammers had als kinderboekenschrijver de eer om het kinderboekengedicht van dit jaar te schrijven. Mooie opdracht, ik ben er stinkend jaloers op.
En ja, hoor, streng christelijk en ultra-rechts Nederland produceerden weer eens stront waar ze in konden roeren. Hoe kan een schrijver, die ooit eens schreef over de liefde voor een jongen voor een man, die opdracht krijgen? Streng christelijk en ultra-rechts Nederland weten dan ook wel dat Ongehoord Dom Nederland dan weer de riolen gaat vullen.

Zo schreef Tante Tutje Monique Smit uit Volendam dat Pim een viespeuk was. Overduidelijk is dat ze het verhaal niet heeft gelezen. Dat ze niet op de hoogte is van les 1 dat een schrijver niet zijn romanfiguur is. Waar het broeit en vies is, duikt al snel het kamerlid Kakkerlak van Haga op. Suggestieve vragen stellen is de hobby van Kakkerlak en natuurlijk laat model Kim Feenstra zich ook niet onbetuigd. Een stukje aandacht moet je nooit laten liggen, volgens de Feenstra doctrine.

Ik zou tegen Tantje Tutje Volendam willen zeggen: als je ongehoord dom bent, moet je gewoon je mond houden. Ga in de hoek staan en je schamen. Tegen Haga hoef je niets te zeggen, die is onverbeterlijk, hopelijk lost de kiezer dit probleem eens op. En Kim Feenstra? Ach, Kim Feenstra, laat maar. We moeten met dit miezerige koortje leren leven, maar dat is best moeilijk als ze met hun vieze vingertjes aan dingen zitten die je lief zijn.

Journal

 

Le Triskel

Vrijdag 10 februari, Cadouin

 

Vroeger was er in Cadouin een café, bar Le Triskel, dat het centrum van het dorp was. Iedereen liep er in en uit om even een kopje koffie te drinken of er gezellig hele middagen of avonden door te brengen. Het café bestaat fysiek nog wel. Bijna dagelijks lopen we er langs. Helaas werden de eigenaren te oud en hadden ze na zoveel decennia er geen zin meer in om het café voort te zetten. Het staat nu te wachten op een koper.

Onlangs konden ze het verkopen, maar dat deden ze niet. De potentiële kopers wilden het beperkt openstellen, overdag open, maar ’s avonds gesloten. De voormalige eigenaar liet de koop niet doorgaan, hij vond dat Le Triskel de hele dag open moest, maar zeker ’s avonds. Le Triskel vormt volgens hem het cement van dorpssamenleving. Hij zou daar wel eens gelijk in kunnen hebben. Met veel plezier denken wij terug aan de café’s in Saint-Hippolyte-du-Fort, waar ook het hele dorp in en uit liep en waar wij het dorpsleven aan ons voorbij zagen trekken.

Bij Barend, die een paar dagen geleden tachtig werd en al vijfentwintig jaar in Cadouin woont, zie de ogen gaan twinkelen als hij het over Le Tiskel heeft. Hij heeft er Frans geleerd, zegt hij, en dat wordt beaamd door een andere Nederlander die hier al achttien jaar woont en ook op de verjaardag van Barend is. Zijn vrouw vertelt dat ze in het eerste jaar dat ze hier woonden terug moest naar Nederland. Haar man sprak nauwelijks Frans, maar toen ze na weken terugkwam, bleek hij opeens ontzettend goed Frans te spreken.
‘Wat is er met jou gebeurd?’ vroeg ze verbaasd.
‘Ik heb veel in Le Triskel gezeten,’ verklaarde hij, ‘en daar leer je binnen een paar weken verrekte goed Frans.’

Mijn hoop is nu gevestigd op de verkoop van de bar. Hopelijk gebeurt het wonder dan en spreek ik na een paar weken perfect Frans. Maar ja, waar vind je in godsnaam nog mensen die een leven willen geven voor Le Triskel, die dag en nacht achter een bar willen staan? Wyb denkt er inmiddels ernstig over na om het met een aantal mensen te gaan doen, om in coöperatie het café te gaan runnen. Ik ben benieuwd. Ik zie mezelf wel uren in de zon op het terras zitten met een kop koffie.

Ik vertel dit alles omdat ik op de verjaardag van Barend ook een anekdote hoorde. Zoals vermoedelijk in alle dorpen wemelt het ook in Cadouin van de anekdotes. Een beetje mens heeft hier een aantal anekdotes om zich heen hangen.
Zo kwam in Le Tiskel altijd een man die zomer en winter in een korte broek liep. Hij liep altijd op sandalen met blote voeten. In zijn schaduw liep altijd een hondje mee dat zowel doof als blind was. Baas en hond waren onafscheidelijk.
Op een dag leek het hondje de kluts kwijt. Het dwaalde verloren door het café. Op een gegeven moment was het hondje zelfs uit het café verdwenen en alle bezoekers van de bar gingen in het dorp naar het hondje op zoek. Gelukkig werd het al snel gevonden.
‘Hoe kan het nou dat hij bij je wegloopt, dat doet hij nooit,’ zei Barend tegen de man in korte broek.
‘Och, dat gebeurt zo nu en dan. Ik vanmorgen mijn voeten gewassen en dan kan hij me niet meer ruiken.’

De neus van de hond is nu eenmaal een ongelooflijk belangrijk instrument, zeker voor hondjes die doof èn blind zijn. Wij zouden in die hoedanigheid hopeloos verloren zijn.

Apéro

Woensdag 8 februari, Cadouin

 

Gisteren schreef ik een blog waarin de pensioenplannen van Macron figureerden en het protest daar tegen. Gisteren hadden we ook ons eerste feestje in Cadouin. Barend werd tachtig en we werden uitgenodigd voor een uitgebreide apéro. Wie niet weet wat een apéro is: de apéro is een afkorting van apéritif, is simpel gezegd een pre-dinner borrel en een belangrijk onderdeel van de Franse eetcultuur. De apéro van Barend was gedrenkt in drank en heel veel lekkere hapjes die de genodigden, dus wij ook, hadden meegenomen. Wyb maakte voor deze gelegenheid saucijzenbroodjes. Meestal duurt een apéro van zes tot acht. Deze liep echter uit de hand. Pas om half elf ’s avonds verlieten wij het pand.

Een feestje is een perfecte gelegenheid om je Frans te verbeteren, merkte ik. Elke dag stamp ik Franse woordjes in mijn hoofd, studeer ik op werkwoorden en luister ik naar Franse zinnetjes. Maar eigenlijk hoor ik nauwelijks Franse gesprekken. Daar was op het feest geen gebrek aan en naarmate de apéro vorderde, begreep ik het Frans beter. Er is mogelijk toch hoop op de verovering van deze taal.

Ik begon dit blog over pensioenplannen en dat heeft te maken met de eerste meneer met wie ik sprak. We hadden het over ouder worden en pensioen in diverse landen. Tijdens dat gesprek bracht hij zijn vinger naar zijn mond en begon hij zachter te spreken: ‘Tegen niemand vertellen, hoor, maar ik ben met pensioen gegaan toen ik 51 was.’ Hij bleek een hoge politiefunctionaris te zijn geweest die ook posten in het buitenland bekleedde en daardoor mocht hij zo vroeg met pensioen.

We horen in de discussie over die pensioenen in Frankrijk steeds de leeftijden 62 en 64 maar er zijn ook hele beroepsgroepen waar die leeftijd op 54 ligt, zoals het personeel van treinen en metro. Maar het kan dus nog gekker: 51. Nieuw record voor mij.

Ik kan mij nog herinneren dat voor het eerst in Nederland geopperd werd om de pensioenleeftijd te verhogen. Nu breekt de hel los, dacht ik. Natuurlijk haalden de leden van de FNV hun rode vestjes en banieren uit de mottenballenkist, maar uiteindelijk werd de verhoging toch vrij gelaten geaccepteerd. Wat zijn wij Nederlanders toch een braaf volkje. De hel die ik verwachtte, breekt nu in Frankrijk los.

Niet gek want in datzelfde gesprek hoorde ik iemand vertellen dat het Franse woord travailler (werken) afstamt van een oud-occitaans woord dat martelen betekent. Als je werken en martelen met elkaar associeert, tja, dan is werken niet je favoriete bezigheid natuurlijk.

Nog een laatste alinea over die afkeer van Fransen voor werken. Wij merken het nu ook: eigenlijk is Frankrijk te fijn om te werken. Vandaag kunnen we weer in een heerlijk zonnetje zitten, overal lonkt het lekker eten om ons heen. Wat zou je je druk maken over werken.

En dat zeg ik, jaren te laat dus. Het grootste deel van mijn leven heb ik verdaan met me druk maken. Ik was een soort border collie in de theaterwereld. Ik rende om kuddes heen om de boel bij elkaar te houden en richting te geven. Ik herken me in Dies: altijd gefocust, klaar om te spelen en te werken. Met enthousiasme achter de dingen aan te hijgen.

Frankrijk en Frankrijk

Dinsdag 7 februari, Cadouin

 

Toen we in Saint Hippolyte-du-Fort woonden zag ik het voor het eerst: er zijn eigenlijk twee Frankrijken. Er is het Frankrijk van juli en augustus en een Frankrijk van die andere maanden. Het verschil is enorm. Als toerist heb ik me dat nooit gerealiseerd. Je kruist het land en overal is het druk, volle winkels, alle restaurants open, op de wegen soms opmerkelijk druk. Vaak zon, vaak warm.

In de andere maanden is Frankrijk dus een heel ander land. In september realiseer je je het opeens: verrek, het land verandert. De laatste toeristen, veelal bestaande uit gepensioneerden die de topdrukte vermeden, rijden het land weer uit. De drukte is verdwenen, de winkels zijn opmerkelijk leeg, de eerste sluiten alweer hun deuren want de Fransman is niet geïnteresseerd in souvenirs en lavendelzakjes, in de restaurants hoef je niet meer te reserveren, op de weg kun je weer lekker doorrijden. Gelukkig blijft de zon nog volop, evenals de warmte, die worden pas in oktober, november definitief aangetast.

Frankrijk gaat weer in de ruststand, wat volgens mij de natuurlijke stand van Frankrijk is. Juli en augustus zijn er om geld te verdienen aan toeristen zodat je de rest van de maanden weer rustig aan kunt doen. Werken is nodig om geld te verdienen, maar als het niet hoeft dan hoeft het niet. In sommige dorpen loopt een leger van mensen door de straten die geen werk hebben en die dat volgens mij helemaal niet zo erg vindt. Het huis is afbetaald, van de uitkering kun je net leven, met een moestuintje en soms een zwart klusje hier en daar heb je ook nog wat beleg op de boterham. En voor mensen die werken: gelukkig is er een 35-urige werkweek en is Frankrijk het land met de meeste vrije dagen. De luiken gaan steeds vroeger voor de ramen, hoe vroeger hoe beter. De Fransen sluiten graag de wereld buiten.

Je ziet het deze dagen weer aan de massale protesten tegen de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Op NOS Nieuws is het vandaag te lezen. In Morlaix, een plaatsje in Bretagne protesteert vrijwel de hele stad tegen de plannen. In het plaatsje van 15.000 mensen zijn liefst 10.000 mensen op de been om tegen de verhoging van 62 jaar naar 64 jaar te protesteren. “Voor veel Fransen staat werk gelijk aan lijden”, schreef de linkse politiek analist Mathieu Slama. Hij pleitte voor ‘het recht op luiheid’, tekent NOS Nieuws op. Waar best iets voor te zeggen is, vind ik.

In mei, juni komt Frankrijk heel rustig weer tot leven. De eerste gepensioneerden en mensen die zich kunnen permitteren om buiten de schoolvakanties op vakantie te gaan laten zich weer sporadisch zien. De eerste toeristenwinkels gaan open, de restauranthouders halen de bordjes Fermer van de deur. Men maakt zich op voor het andere Frankrijk. Het zou me niet verbazen als veel Fransen dat als een onnatuurlijk Frankrijk beschouwen: drukte, bah.

Ik moet nog aantekenen dat in de maanden januari en februari Frankrijk in diepe winterslaap is. Hier in Cadouin is vrijwel niemand te zien. Luiken van huizen lijken voor altijd gesloten. Wyb en ik passen ons opmerkelijk snel aan: we blijven steeds langer uitslapen.

Druktemaker

Zondaga 5 februari, Cadouin

 

 

Na de verhuizing keert de rust weer, evenals de zon. Al twee dagen lang kunnen we op onze veranda in de zon zitten. Het is niet echt warm, maar met een dikke trui en soms een jas aan is het heerlijk zitten. Ik lees in een boek van Markus Zusak met de titel Als honden huilen. Op bladzijde 91 kom ik de volgende prachtige zin tegen:

‘Je bent tot alles in staat als het niet echt is.’

Het is een zin die ik denkt te begrijpen. Ik vind de zin een ode aan de fantasie, aan de imaginaire wereld, waar ik het zo uitstekend toeven vind. Of misschien doelt hij helemaal niet op de imaginaire wereld maar op je eigen wereld, je binnenwereld.

Ik heb het geluk enig kind te zijn. Ik heb daardoor geleerd, denk ik, genoeg te hebben aan mijzelf. Ik genoot van de fantasie die ik had, vermaakte mijzelf uitstekend. Een kwaliteit waar ik nog elke dag, zeker nu we hier in Cadouin wonen, de vruchten van pluk.

Al een paar keer heeft Anne laten weten dat ze het helemaal niets zou vinden hier te wonen. Het is daar veel te rustig, vindt ze. Ik denk dat het voor veel mensen geldt, ze zouden zich hier te pletter vervelen. Ik vind het juist heerlijk. Zoveel mogelijk alleen zijn met jezelf, alleen met je eigen gedachten, alleen je eigen dingen doen.

Zou ik hier alleen willen wonen? Geen denken aan. Zonder Wyb zou ik onmiddellijk verhuizen. Gelukkig hebben we met z’n tweeën al lang een evenwicht gevonden om in relatieve verlatenheid samen zeer tevreden rond te keutelen en daarbij genoeg ruimte te hebben om alleen te zijn met jezelf.

Het drukke leven dat ik had, vond ik vaak een last. Ik heb er dan ook veel minder van genoten dan ik misschien had kunnen doen. Het drukke leven weerhield mij ervan om bezig te zijn met dingen die niet echt zijn. Het weerhield mij van lezen, het weerhield mij van schrijven, het weerhield van de rust waar ik zo van houd. Al denk ik dat weinig mensen dat hebben gemerkt, over het algemeen werd ik toch gezien als een druktemaker. Als ik in een bepaalde modus zit, weet ik wel door te gaan.

Mark Zusak vervolgt de zin met de volgende alinea:

‘Wanneer het wél echt is, is er niets om je val te breken. Er zit niets tussen jou en de grond, en het had nog nooit zo echt gevoeld als die avond in het park. Ik had naar mijn gevoel nog nooit zo weinig controle over iets gehad. Zo leek het te zijn, en altijd te blijven.’

 

Journal

 

Post

Zaterdag 4 februari, Cadouin

 

 

De post, dat is wel een dingetje bij ons. Het begint al met het feit dat wij geen huisnummer hebben. Dat heet in Frankrijk dan ‘lieu dit’. Ons adres is Lieu dit Chemin de la Condamine. Geen nummer dus, wat in Frankrijk tamelijk vaak voorkomt. Volgens Liesbeth komt daar binnenkort een einde aan, dat schijnt nu wettelijk te zijn geregeld. Als wij naar de burgemeester stappen en een huisnummer vragen, is hij verplicht de huizen aan ons weggetje nummers te geven.

Aan ons weggetje staan vier huizen. Vanaf het dorp gezien, zijn wij het tweede huis. In het eerste huis woont Jenny, zij is haar huis vanaf de fundamenten aan het opbouwen en is al ver gevorderd. Volgens de Nederlandse huisnummer toekenning zou haar huis dan nummer 2 zijn en ons huis nummer 4. Of haar huis nummer 1 en ons huis nummer 3. Volgens Liesbeth, die gemeenteraadslid is van een gemeente hier vlakbij, hebben ze in Frankrijk een totaal andere manier om nummers toe te kennen.

Het is goed mogelijk dat Jenny op nummer 2565 komt te wonen en wij op 2737. De nummers worden namelijk toegekend naar het aantal voetstappen vanaf het centrum van een dorp. Zijn ze nu helemaal gek geworden? dacht ik toen Liesbeth het me vertelde.
‘Dat is handig voor de hulpdiensten,’ wist Liesbeth me te vertellen. ‘Dan weten ze hoever het huis van het centrum is’. Daar zit toch wat in, dacht ik na het krijgen van deze informatie.
Maar goed, ik zie ons nog niet voor een huisnummer naar de burgemeester stappen.

Ander dingetje is dat de post nu weigert bij onze vier huizen de post te bezorgen. Niet dat iemand ons dat vertelde. Gisteren kwam Jenny met de post om te zeggen dat we de post voortaan moeten ophalen bij de mairie die is gevestigd in het voormalige klooster. De post weigert namelijk ons weggetje in te rijden omdat het aan beide kanten eenrichtingsverkeer is. Aan de kant van het dorp staat ook een eenrichtingsverkeer bord, maar in tegenstelling tot de andere kant staat er onder, sauf riverain, wat uitgezonderd aanwonende betekent. Aangezien de postbode in zijn gele autootje geen aanwonende is, mag er hij dus niet in, is zijn interpretatie.

Zo komt het dat we van Jenny gisteren een kaart van Mieke kregen, had ze meegenomen van de mairie nadat ze was gaan klagen dat de post niet meer in onze brievenbussen valt. De eerste zin van het kaartje: ‘Zomaar een kaartje. Om te kijken of de post bij jullie bezorgd wordt, ook al ontbreekt een huisnummer.’ Nee dus, maar dat komt omdat, behalve wij, niemand meer het weggetje mag inrijden.

Eindelijk

Vrijdag 3 februari, Cadouin

 

Verhuizen haalt je leven overhoop. Niet dat dat erg is, ik ben er aan gewend. Ik weet dat je een paar dagen moet wachten totdat alles weer op zijn plaats ligt en valt. Zo gaat dat, je moet er iets voor over hebben.

Het meest vervelende is dat ik al weken geen boek heb aangeraakt. Eerst moet je de boel inpakken, vervolgens moet je alles in een auto laden en naar de nieuwe bestemming brengen. In ons geval best een eind weg. En als je daar dan na twee dagen rijden bent, moet je alles weer uitladen, uit de dozen doen en er een plek voor vinden. Daar gaan best een paar dagen overheen en dan kun je niet op een bank gaan zitten en even lekker lezen.

Sinds we hier in Frankrijk aankomen, is het eigenlijk niet al te best weer. Er zijn veel wolken, af en toe komt er regen uit. Als een soort troost wil er wel eens een zonnetje doorbreken, maar niet dat je zegt wat een behaaglijk zonnetje. Het best is gewoon door te werken. Hoe sneller alles op zijn plaats ligt, staat en valt hoe beter.

Vanmorgen had ik geen wekker gezet, waarom zou ik. De aankomende weken heb ik geen afspraken staan. Dat is toch fantastisch, ik heb een leven achter de rug waarin afspraken mijn leven bepaalden. Ik zat in een afspraak of ik rende naar een afspraak. Ik vond het ook wel lekker, dan was het net alsof je echt iets deed.

Om acht uur word ik wakker door het geblaf van Dies. Dies blaft nooit, dus er moet echt iets aan de hand zijn. Ik loop in mijn blote kont naar de voordeur. Dom, want er staat iemand op de deur te kloppen. Ik sta dan wel aan de andere kant, maar kan de deur niet opendoen. In je blote kont de deur opendoen is geen gezicht, zeker in het preutse Frankrijk. Ik roep Wyb, die gelukkig snel komt aanlopen.

Het is de termietenman. In Nederland heeft niemand een termietenman. Hier in Zuid-Frankrijk hebben best veel mensen een termietenman. In ons huis zijn twee jaar geleden termieten geconstateerd. De vorige bewoners hebben meteen een termietenman in de armen genomen. Zo’n man gaat onmiddellijk aan het verdelgen, zet acht vallen rond het huis, twee in huis en komt om het half jaar kijken of de verdelging is gelukt. Bij ons was het goed gelukt. Tot vandaag. In een val blijken twee termieten te zitten. Dit betekent dat hij vergif in de val heeft gestrooid, sterk vergif, als de termieten met het vergif weglopen, gaat de hele kolonie eraan. De termietenman heeft verschrikkelijke verhalen over termieten. Binnen één maand kunnen ze een huis slopen. Voor de zekerheid komt hij nu om de drie maanden.

Op het einde van de middag is het dan zover. Eindelijk kan ik mij de luxe van even niets doen permitteren, volgens mij de hoogste trede die een mens in de beschaving kan bereiken. Ik pak een boek, een boek waar ik me al weken op heb verheugd, ik heb het speciaal voor dit moment in Nederland gekocht. Het is een boek van Markus Zusak, de titel: Als honden huilen.

Ik heb de afgelopen tien jaar twee keer gehuild. Elke keer was dat als ik een boek van Markus Zusak las. Het eerste boek dat ik van hem las was De bruggenbouwer, het tweede boek De boekendief. Ongekend mooie boeken. De zon schijnt, strak blauwe hemel. Ik pak het boek uit de nieuwe boekenkast en ga op de veranda in de zon zitten. Eindelijk. Lezen.

Behang

Woensdag 1 februari, Cadouin

 

Zoals de trouwe lezer van Dossiermoddergat weet, is street art een vast onderwerp in mijn fotografie. Het lijkt me toch goed om duidelijk te zijn over de street art die mijn belangstelling heeft. Voor een groot deel van street art interesseer ik me namelijk geen bal. Ik kom erop omdat ik op de NOS Nieuwssite lees dat een muurschildering in Tilburg is verkozen tot de mooiste van de wereld. Onder dit blog zie je een foto van die mooiste muurschildering. Ik weet niet hoe jij erover denkt, maar ik vind het een vreselijk kitsch plaatje. De jury moet behept zijn met veel wansmaak.

Sowieso hou ik niet van dit soort patserige en protserige muurschilderingen, ik vind het kitscherig behang. Zo hebben gemeentes street art ontdekt om lelijkheid te bedekken. Het zou me niet verbazen als dat dit wanprodukt hierdoor is ontstaan. In de lelijkste stad van Nederland, Heerlen, hebben ze de street art zelfs tot unique selling point gemaakt. Dit in navolging van het lelijkste land van Europa, Albanië. Street art als staatskunst, mijn fototoestel is er allergisch voor.

Ik ben alleen geïnteresseerd in street art die controversieel is, anti-establishment, voortkomt uit subcultuur of protestbeweging, en/of gemaakt is door autonome kunstenaars. Street art die voortkomt uit braafheid en bedoeld is als behang, vind ik oogvervuiling. Ik hou van het recalcitrante, het poëtische in street art, van de snelle en daarom vaak ietwat slordige esthetiek. Mensen die dagenlang op steigers staan met een pallet vol spuitbussen kunnen me gestolen worden. Ik hou van de kunstenaars die midden in de nacht op stap gaan om hun kunst te maken omdat overdag arrestatie dreigt.

En dan nog iets wat me aan het bericht op NOS Nieuws ergerde. Het mooiste van van de wereld, toe maar. Alsof schoonheid volgens criteria valt te beoordelen. Ik geloof überhaupt niet in kunstprijzen, ook al heb ik ze zelf uitgereikt. Kunst moet geen onderdeel van competitie zijn. Bovendien heeft dit kitsch plaatje niets met kunst te maken, het is alleen gemaakt voor het effect en het behagen. Kunst vertelt ons iets over de wereld of laat ons de poëzie zien. Het gladjakkerige plaatje dat verkozen is door een krankjorume jury heeft daar niets mee te maken. Als iemand al die prijs zou verdienen, dan is het natuurlijk Banksy, de Rembrandt onder de straatkunstenaars. Al ben ik ervan overtuigd dat hij hem zou weigeren, zelfs als een belediging zou beschouwen.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2023