Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2022, april

Beeldhouwen

Zaterdag 30 april, Cadouin

 

In NRC lees ik een interview met Jonathan Holslag, hij is docent politicologie aan de Vrije Universiteit in Brussel. Ik ken hem niet, maar het interview is verrekte interessant. Maar het gaat me eigenlijk niet om het interview, het gaat me om een uitspraak die hij doet: ‘De mens is zijn eigen beeldhouwer.’ Dat vond ik mooie beeldspraak. Het heeft iets esthetisch. Ik zie meteen een marmeren Griekse god voor me. De mens die hakt en beitelt om zichzelf vorm te geven. Ik bleef bij zijn uitspraak hangen. De mens zijn eigen beeldhouwer, ik had haar nooit eerder gehoord. Ik nam mij voor haar zelf ook te gaan gebruiken.

Bij enige nadenken bedacht ik dat het woord ‘eigen’ in die uitspraak wel een grote rol speelt. Is dat wel terecht dat ‘eigen’? Niemand kan zomaar even beeldhouwen en een Griekse god uit marmer scheppen. Dat vereist nogal wat opleiding en oefening. En die uitspraak impliceert dat iemand dat zomaar kan. Volgens mij maakt het nogal uit of je de zoon of dochter van een beeldhouwer bent, in een atelier van een beeldhouwer bent opgegroeid of niet. Als je vader bijvoorbeeld pakketbezorger bij DHL is, wordt het toch een stuk moeilijker om eens te gaan beeldhouwen.

Er zijn natuurlijk tal van andere punten. Bijvoorbeeld: kun je je een stuk marmer veroorloven, heb je een goede werkruimte ter beschikking, heb je materiaalkennis en hoeveel tijd krijg je om te oefenen? Bij nader inzien vind ik de uitspraak discutabel. Want als je al die bedenkingen in ogenschouw neemt, is het niet gek dat de meeste mensen een soort plumpudding van zichzelf beeldhouwen. De enige modellen die ze voor zich zien zijn plumpuddingen, vind je het gek dat ze een soort plumpudding van zichzelf maken.

De uitspraak van Jonathan Holsslag is net even wat te artistiek ingestoken, vind ik. Mooi dat beeld van beeldhouwen. Maar hij klopt eigenlijk alleen voor mensen die talent hebben en de middelen krijgen om aan zichzelf te beeldhouwen. De meeste mensen hebben nog nooit een mooi beeld gezien, laat staan dat ze dat uit zichzelf kunnen houwen. Misschien daarom dat het maar niet wil vlotten met die mensheid. Ze moeten beeldhouwen. Maar hoe? En waar? En wat? De overgrote meerderheid van de mensen zijn, denk ik, beeldhouwers in de nacht. Het blijft bij wat tasten, eens met een hamer op iets slaan, een beitel die uitschiet en je een vinger kost, het marmer wegflikkeren omdat het zo onhandelbaar is, het lichtknopje niet kunnen vinden.

Verdwaald

Vrijdag 29 april, Cadouin

 

De aftakeling is begonnen, dacht ik vannacht. 
Eerst wat voorinformatie. Elke nacht ligt op mijn nachtkastje mijn horloge, mijn bril en mijn mobiel. Het horloge het verst weg, mijn mobiel het dichtstbij. Die volgorde heeft een praktische reden. Sinds ik niet meer werk word ik vrijwel elke nacht een paar uur wakker. Na een uur draaien pak ik mijn mobiel en mijn bril en lees ik, als ze al zijn verschenen, de kranten. Of een deel daarvan. Want na twee, tweeënhalf uur wakker zijn, val ik weer in slaap.

Nachtkastje is trouwens een groot woord. In Groningen is dat een vierkanten Ikea mand met deksel. Daarin bewaren we wat beddengoed. Op die rieten mand staat een lamp en liggen de spullen die ik noemde. Niets aan de hand. Ik word wakker, maar vermaak mij dus. Wyb slaapt lekker door. En uiteindelijk val ik ook weer in slaap.

Hier in Frankrijk is de situatie anders. Er is wel een raar nachtkastje, een modern tafeltje. Eigenlijk alles wat hier is, hebben we van de vorige eigenaren overgekocht. Geen slechte deal vind ik nog steeds, er zijn een paar prachtige oude kasten bij en een mooie ronde tafel met stoelen met rieten zitting. Maar dit terzijde. Het punt is: in Groningen heb ik vlakbij die mand een stekkerdoos zodat ik mijn mobiel kan opladen. Hier is dat niet het geval. Het stopcontact zit, twee, drie meter van mijn bed verwijderd. Als ik een verlengsnoer zou gebruiken, die we hier nog niet eens hebben, zouden we over de snoer struikelen als we naar de badkamer of de logeerkamer gaan.

Vandaar dat ik mijn mobiel nu oplaad aan het stopcontact in de muur tegenover ons bed. Vervelend gevolg: ik kan ’s nachts niet meer opzij reiken en mijn mobiel pakken. Daar komt bij dat onze slaapkamer in Frankrijk absoluut donker is. In Groningen is er altijd licht van de straatlantaarns, hier zijn geen straatlantarens. Komt bij dat de traditionele ijzeren luiken, die hier als gordijn en als isolatie dienen, geen enkel licht doorlaten.

Dit neemt allemaal niet weg dat ik nog steeds ’s nachts wakker word en behoefte heb aan mijn mobiel. Ik sta dan zo stil mogelijk op. Met mijn been voelend volg ik het verlengde van mijn bed. Als het goed is kan ik dan mijn mobiel pakken, die dan is opgeladen en mij licht bezorgt.

Alleen. Dit is al twee nachten mislukt. Ik sta slaapdronken op en verdwaal vervolgens in het donker. Vannacht ging ik uiteindelijk op handen en voeten zitten, tastend naar mijn mobiel. Geen mobiel. Ik wist toch zeker dat ik de lengte van het bed had gevolgd. Ik kruip al tastend verder. Voel een prullenbak, een kast en ik weet dat ik volledig uit de richting ben. Gelukkig is het donker, niemand mij ziet, het moet een ontluisterend gezicht zijn. Naakte man die over de vloer kruipt, op zoek naar zijn mobiel. Ik tast verder. Niks. Geen idee waar ik nu ben.

Dan stoot ik tegen een ijzeren tafeltje. Wyb wordt door het lawaai wakker.
‘Wat is er aan de hand? Wat doe je?’ 
‘Ik ben verdomme verdwaald in mijn eigen slaapkamer. Ik weet niet meer waar ik ben. Ik zoek mijn mobiel.’
‘Wacht ik doe het licht wel aan.’
Ik hoor Wyb opstaan. Bedlampjes hebben we nog niet.
‘Pas op dat je niet over mij heen valt. Ik zit hier ergens op handen en voeten.’
Ik hoor Wyb manoeuvreren. Waarom kan zij wel de weg in het donker vinden en ik niet?
Ze knipt het licht aan. Het is inderdaad een ontluisterend gezicht. Ik ben zo’n twee meter van mijn mobiel verwijderd. Het is de tweede nacht dat me dit overkomt.

 

Motorcross

Woensdag 27 april, Cadouin

De reden waarom ik bij de eerste bezichtiging al wist dat ik onze Franse huis wilde kopen, heeft te maken met de rust die je binnen en buiten het huis ervaart. Het voelt heel beschut en warm. Het heeft een sfeer die ik in nog geen ander huis heb gevonden. Wyb noemde het al ‘onze bunker’, maar dat woord ruikt me toch te veel naar oorlog. Ik snap wat ze er mee bedoelt, maar ik denk dat we het in een andere richting moeten zoeken.

Het huis ligt namelijk dichtbij de abdij van Cadouin die in 1150 is gebouwd. Het zou me niet verbazen als ons huis onderdeel van de abdij is geweest. De vier terrassen die bij ons huis horen waren dat vroeger zeker. De monniken verbouwden op deze terrassen hun wijn. Het zijn geen makkelijke terrassen om te verbouwen. Ze liggen op een steile helling en je moet heel wat klauteren om er te komen. Ik kan me voorstellen dat ons huis, of een voorganger van ons huis, ooit diende als personeelswoning voor ondersteunend personeel. Misschien was het een woning waar de abt zich even kon terugtrekken. Zo fantaseert een mens wat af.

Feit is dat het huis een voelbare geborgenheid biedt. Ik verbeeld me dat het bijna spiritueel is, terwijl ik als atheïst volstrekt niet spiritueel ben aangelegd. Misschien komt het door de helling waar het tegenaan ligt. Die helling beschermt het huis voor het noorden. Harde en venijnige noordenwind heeft op ons huis nauwelijks vat. Onze berg beschut ons.

Voor ons huis is ruim uitzicht. Het is een dal, volstrekt niet diep, hoor, waar een beek doorheen loopt. Langs de beek staan hoge bomen. We hebben eigenlijk maar één buur, Jennie, een Franse documentaire maakster, Fins van geboorte, die een vervallen huis met eigen handen tot nieuw maakt. Eergisteren hebben we met haar een wijnfles leeggemaakt.

Ik denk dat haar huis zo’n 75 meter van ons vandaan staat. Tussen de buren aan de andere kant en ons ligt een dicht bos. Het huis kunnen we niet zien. Ook aan de overkant van het dal, dat in feite een wei is waar paarden grazen, zien we geen huizen staan. Helemaal rechts in de hoek zien we een stukje begraafplaats, rustiger kun je het niet krijgen.

Tot zover de idylle. Maar echte idylles zijn zeldzaam. Zo viel ons vorige week op dat de paarden uit de wei werden gehaald en dat daarvoor in de plaats mannen een woud aan paaltjes in de grond sloegen. Wat blijkt, aanstaande weekend is ons pittoreske uitzicht het toneel voor een van de grootste evenement in de Dordogne. Wat de Vierdaagse voor Nijmegen is, zo is dit evenement voor de Dordogne.

Zo’n zeshonderd crossmotoren gaan na een soort rally door de Dordogne met elkaar strijden wie uiteindelijk de snelste en behendigste is. De mannen die paaltjes in de grond sloegen, zetten namelijk een circuit uit, waarvan een deel pal voor ons huis loopt. Hebben wij weer. Hebben we rust gevonden, scheuren die krengen voor onze deur. Gelukkig werd daarbij aangetekend dat het evenement slechts één keer in de twee jaar plaatsvindt. Nou ja, daar moeten we ons dan maar bij neerleggen. Mogelijk kunnen we onze tuin als tribune verhuren, want het uitzicht op het circuit is perfect.

Voor wie wel eens in Frankrijk is geweest zal vast opgevallen zijn dat Franse jongetjes gek zijn op crossmotoren. In Hippolyte hadden we die ellende ook. Met knetterende motoren reden ze door de smalle straatjes. Zo’n jongetjes-liefde nemen mannen natuurlijk hun hele leven mee. En wij zijn daar aankomend weekend de dupe van.

Gered

Maandag 25 april, Cadouin

Het had niet veel gescheeld of wij waren aankomende zondag een ander Frankrijk uitgereden dan wij een week geleden waren ingereden. Gisteren was voor Frankrijk, maar ook voor Europa, en dus ook voor ons, een belangrijke dag. De vraag was of Macron werd herkozen of dat Le Pen hem zou verslaan. Ik moet bekennen dat ik mijn adem inhield. Er waren zo weinig mensen die echt enthousiast waren over Macron, zou links Frankrijk nog op hem willen stemmen om Le Pen van het presidentschap af te houden, of zouden ze uit recalcitrantie gewoon niet gaan stemmen? Gelukkig leek het in de loop van zondag al duidelijk dat hij met een riante 58% zou winnen. Gered door de bel.

Je had er niet aan moeten denken dat Le Pen had gewonnen. Zij wilde de Franse rechtspraak weer boven het Europese recht stellen, wat de facto de definitieve aantasting van Europa betekende. Om over de situatie voor de vele multiculturele groepen in Frankrijk maar niet te spreken. Degenen die Frans van geboorte zijn zouden meer rechten krijgen dan zij die hier later kwamen wonen. Hoofddoekjes in het straatbeeld afschaffen, was een van haar programmapunten. Ik zag de gevechten in Parijs en de banlieues al voor me.

Nou zijn Wyb en ik hier maar snelle passanten, dus goede waarnemers zijn we niet, maar ik merkte niets van enige verkiezingskoorts. Er hingen op de verkiezingsborden keurig twee affiches, Macron met nummer 1, Le Pen met nummer 2, waarmee, onbedoeld, de uitslag al werd voorspeld.

Onze nichten, die hier al twintig jaar wonen en diep in het Franse leven zijn geïntegreerd, wisten ons te vertellen dat Fransen nooit over politiek praten. Wat mij verbaasde, zeker gezien hetgeen op het spel het stond. Het verbaast me ook weer niet. Ik ervaar de Fransen als vriendelijke mensen, iedereen zegt ons hier bonjour, maar er is ook altijd een afstandelijke keurigheid. Het lijkt me geen land waar men massaal als krankzinnigen op twitter tekeer gaat, zoals in Nederland, en waar families verscheurd worden door politieke discussie.

Ik was dus zeker niet gerust op de uitslag. Ik vreesde voor een Trumpiaanse verrassing. Je weet nooit wat die gekke kiezers wel of niet doen. Ik ben ongelooflijk voor ons democratisch systeem, maar erg veel vertrouwen heb ik er niet in. Anders gezegd: wel in het systeem, maar niet in de kiezers, die toch voornamelijk uit een te makkelijk te manipuleren kudde bestaat en soms zichzelf als lemmingen in de afgrond stemmen.

Daarom maakte ik alvast een trieste foto van het affiche van Macron dat je kunt zien als Oogpunt 243. Gelukkig staat het niet voor het resultaat waarvoor ik het bedoelde, het verlies van Macron. Neemt niet weg dat ik het nog steeds een symbolische foto vind. Macron heeft in zijn eerste presidentsperiode liefst 41% van de Fransen niet kunnen overtuigen, sterker: ze stemden op een extreem-rechtse kandidaat, alsof dat de gewoonste zaak van de wereld zou zijn.

Vlees

Zondag 24 april, Cadouin

Ik woon in een stad met vele gezondheidsfreaks. Je ziet het in het Noorderplantsoen, het lijkt wel een atletiekbaan. Als ik met de hond wandel, word ik links en rechts ingehaald door rennende studenten, waarvan het vrouwelijk deel verreweg in de meerderheid is. Het lijf, de lijn, met je correctietools op Instagram red je het op een gegeven moment niet meer, dan moet je fysiek aan de bak.

Een ander gevolg is dat ik in een vegan stad woon. Geen restaurant meer waar je het woord vegan niet vindt. Vegetarisch oké, vegan is beter. Bij gezond bewegen hoort gezond eten. Men stort zich er massaal op. De supermarkten bij mij in de buurt, en dat zijn er vijf op loopafstand, staan barstensvol vleesvervangers, groenten en sojamelk.

Opmerkelijk vind ik dan weer dat zoveel studenten roken en zich ’s nachts helemaal te pletter feesten, wat te horen is aan hun schorre stemmen. Maar ik mag niet te cynisch zijn, ook een veganist wil wel eens uit de ban springen. En laat ik eerlijk zijn, die gezondheidshoos laat Wyb en mij ook niet onberoerd. Zo zijn we beiden al bijna totaal vegetarisch. Klinkt wat raar ‘bijna totaal’, maar ik denk dat we nog maar één keer per week echt vlees eten. Misschien zelfs een keer in de twee weken. Wat ik toch echt bijna totaal vind. Er zijn tegenwoordig zoveel smakelijke vleesvervangers en wij weten wat vlees betekent voor ons milieu.

Er speelt bij mij nog een ander argument mee om zoveel mogelijk vegetarisch te eten. Dat gedoe van die boeren, steeds grotere mega-stallen, steeds meer industrietje spelen, raaigras zaaien, vogels hun habitat ontnemen, we moeten ze maar eens een lesje leren. En dat vlees, weet ik nu, hebben we helemaal niet nodig. De schappen in Groningen liggen vol met prima vegetarische alternatieven.

Dat het een luxe is, beseffen we nu we in Frankrijk zijn. Wij doen onze boodschappen bij de Intermarché in Le Bugue, een joekel van een winkel. Al enigszins sceptisch gingen wij opzoek naar vegetarische alternatieven voor vlees. Wij vonden slecht één, lees één, pakje met een alternatief voor vlees. Nou begrijp ik dat best wel. Het vlees is in Frankrijk echt verrukkelijk, komt vooral omdat ze hier nog aan kleinschalige landbouw doen. Dit is mogelijk omdat de Europese Unie bakken vol geld in die Franse landbouw stort. Ik vrees wel dat we onze vegetarisch leven hier vaarwel moeten zeggen. Meer vlees lijkt onvermijdelijk, wat ik overigens nou ook weer niet echt een ramp vind.

Belasting

Zaterdag 23 april, Cadouin

Formule 1 races interesseren me helemaal niks. Neemt niet weg dat ik soms berichten lees die ermee te maken hebben. Zo lees ik op een nieuwssite dat coureur Charles Leclerc afgelopen week even gezellig uit eten was in het Italiaanse Viareggio, nabij Toscane. Een aantal fans herkende hem en vroeg of hij met hen op de foto wilde. Charles is niet de beroerdste. Hij gaat van tafel en mengt zich tussen zijn fans voor een kiekje. Meer en meer mensen herkennen hem, het wordt een enorme drukte om hem heen. In die commotie lukt het een dief het horloge van Leclerc te pikken. De waarde van het klokje €300.000.

Het doet me denken aan een jongetje van in de twintig die op de weg van Zwolle naar Meppel zijn Lamborghini van €500.000 tegen de vangrail zet. Resultaat: auto total loss. Er ontstaat een grote file waar Wyb en ik nog even de dupe van zijn omdat we om moeten rijden. Geen punt. Wat ik wel een punt vind is een auto van €500.000.

Welke gek koopt een auto van 5 ton? Welke gek draagt een horloge van 3 ton? Ik wil wel verder gaan: het aanschaffen van een auto van 5 ton vind ik een criminele daad. Gezien alle problemen waar ons nietige planeetje mee heeft te maken, ernstige hongersnood, een klimaatcrisis, een enorme kloof tussen rijk en arm, een grondstoffencrisis, is het vandalisme om zo’n auto of horloge te kopen. Het is een dikke middelvinger naar de mensen die keihard moeten werken voor een klote bedragje of, om wat voor een reden dan ook, moeten rondkomen van uitkeringen en toeslagen. Het is ook een middelvinger naar onze planeet.

Nou weet ik dat ons liberale maatschappij er andere waarden en normen op nahoudt. Op partijcongressen in verkiezingstijd fulmineer je tegen De Dikke Ik, maar na de verkiezingen zorg je ervoor dat mensen met vermogen geen belasting hoeven te betalen, laat staan dat je De Dikke Ik een strobreed in de weg legt in zijn koopgedrag.

Ik stel bij deze voor het maximumbedrag dat aan een auto mag worden besteed op 1 ton vast te leggen. Vind ik nog te hoog, maar oké, dan hebben we een compromis. Een bedrag voor een horloge? €500, dan moet het ophouden, hoor. Mijn horloge kostte €150 en doet het al jaren meer dan prima. Het werd overigens ooit aangezien voor een horloge van €10.000 en dit nog wel door iemand die zo’n horloge had.

Natuurlijk gaan deze maatregelen niet ver genoeg. We moeten het probleem bij de wortel aanpakken. Hoe is het mogelijk dat iemand zoveel geld heeft, dat hij überhaupt zulke bedragen kan besteden? Ik zou zeggen: belasting, belasting, belasting. Verdelen dat geld. Dat een meneer het voorrecht heeft om in een formule 1 auto te rijden wil toch niet zeggen dat hij veel moet verdienen? Een jongetje dat toevallig te veel geld heeft verkregen met het gokken met bitcoins of gelukje met een start-upje ? Aanpakken die ‘verdiensten’. Belasting, belasting, belasting, om met Rutger Bregman te spreken.

 

Condamine

Donderdag 21 april, Cadouin

Tot mijn verrassing is de vorige eigenaresse van ons nieuwe huis bij de inspectie voor de overdracht aanwezig. Ook tot mijn vreugde. Ik was zo benieuwd waarom ze het huis na drie jaar weer verkoopt. Is er iets wat wij over het hoofd zien? Een mens is altijd op zijn hoede als hij grote stappen neemt. Onze aankoop van een Frans huis is zeker zo’n stap.

De eigenaresse blijkt een opgewekte Engelse dame te zijn. In de overdrachtspapieren lees ik dat ze verpleegkundige is, 44 jaar jong. Haar man is directeur. Eindelijk kan ik haar vragen waarom ze het huis verkoopt. Het blijkt dat ze een groter huis tegenover ons heeft gekocht. Ze heeft twee dochters van veertien en zestien en die willen niet meer samen in één kamer slapen. In ons nieuwe huis was dat noodzakelijk omdat er maar twee slaapkamers zijn.

Nou ja, tegenover ons, dat moet ik enigszins nuanceren. Voor ons huis ligt een dal met daarin een uitgestrekt weiland en een beek die er doorheen loopt. In de winter schijnt de beek te kunnen uitgroeien tot een meertje. Achter het weiland, op de heuvel tegenover ons, ligt een begraafplaats, een klassieke begraafplaats. Esmee, die gek is op begraafplaatsen, zal hem vast prachtig vinden. En achter die begraafplaats ligt hun huis, een bouwval volgens eigen zeggen, dat ze nu aan het opknappen zijn.

De Engelse dame, onze makelaar, Liesbeth, Wyb en ik lopen door het huis. Het is voor het eerst in maanden dat ik er weer doorheen kan lopen. Tot mijn opluchting geeft het huis me hetzelfde goede gevoel als toen we het kochten. Geduldig legt de Engelse dame uit hoe de verwarming werkt, de wasmachine en meer van dat soort dingen. Gelukkig blijkt de septic tank wel geleegd, ondanks dat de notaris daar nog geen bewijs van heeft gestuurd, hetzelfde geldt voor de schoorsteen, die wel is geveegd.

Tijdens onze tocht door het huis neemt Liesbeth, de vrouw van mijn nicht en zelf ook makelaar in deze streek, het gesprek meer en meer over. Onze eigen makelaar loopt er steeds meer voor spek en bonen bij. Zonder Liesbeth hadden we dit huis ook nooit gekocht. Eigenlijk is zij onze makelaar. Zij kent de omgeving hier op haar duimpje, weet de waarde van huizen en hun verkoopbaarheid. Bovendien kent ze de procedures waar een huizenkoper in Frankrijk doorheen moet. Als we naar de notaris gaan, nemen we afscheid van de officiële makelaar, Liesbeth neemt ons mee naar de notaris die ze goed kent.

Voor het eerst sinds lang moet ik weer een mondkapje op. Ik luister en kijk via een beeldscherm naar de notaris die vandaag in Parijs kantoor houdt. Pas na een paar minuten dringt tot mij door dat hij geen frans maar engels spreekt. Zo lastig dat engels van Fransen. Na lange verhalen en het doornemen van een pak documenten kunnen we eindelijk tekenen. We zijn een huis en stuk berg rijker.

Na de bijeenkomst, waarin we wel de bewijzen van het legen van de septic tank en het vegen van de schoorsteen krijgen, drinken we met Liesbeth op een pleintje in Beaumont nog een kop koffie. Daarna gaan Wyb en ik terug naar het huis en zijn we voor het eerst alleen in Chemin de Condamine, oftewel de Weg der Veroordeelden. De zwaarte van het adres staat in schrille tegenstelling tot de lichtheid van het huis.

 

Berg en Dal

Maandag 18 april, Les Eyzies

Het is een andere Pasen dan gewoonlijk. Geen paaseieren, geen Paasbrunches, eitjes ketsen, familiebezoek of andere rituelen die samenhangen met Pasen. De decennia dat ik elke paaszaterdag met het mannelijk deel van mijn familie naar Lent liep, een tocht vol rituelen, ligt al jaren achter me.

Paaszaterdag zaten we in een theaterzaal naar de Ashton Brothers te kijken. Op Pasen zelf staan Wyb en ik om zes uur op. We pakken de laatste spullen in de auto en rijden dan om zeven uur richting de Dordogne. We zijn van plan het in één dag te doen. De nadelen daarvan wegen niet op tegen het twee dagen onderweg zijn, vinden wij. En het kost ons geen moeite. Zeker niet op deze paasdag. Er zijn geen vrachtauto’s op de weg en pas in Noord-Frankrijk wordt het iets drukker op de weg met mensen die onderweg zijn naar familie voor de paasbrunch.

Pas in Parijs hebben we last van opstoppingen. Dat kan bijna niet anders. In Parijs leven te veel mensen op een kluitje, net zoals in Nederland. Hortend en stotend rijden we over de Périphérique. Na Parijs is iedereen opgelost en rijden we weer over lege wegen naar de Dordogne.

Ons doel: Cadouin. Aanstaande dinsdag hebben we daar de overdracht van ons nieuwe huis. Voor het zover is zijn we twee dagen in Les Eyzies in een hotel onder de grotten waarin de Cro Magnon mens 27.000 jaar geleden leefde. Ons hotel, pure Franse stijl, heet niets voor niets Hotel Cro Magnon en is gevestigd naast het gelijknamige museum dat gewijd is aan onze voorouders.

Vandaag rijden Wyb en ik naar Cadouin. Niet dat we naar binnen kunnen. Maar even door de tuin lopen en op de veranda zitten bevredigd al een beetje ons verlangen. We ontmoeten onze buurvrouw die een eindje verderop haar huis verbouwd. Sinds we er in januari waren is ze aardig opgeschoten. Volgens mij boffen we met haar.

We zitten op twee opklapstoelen op de veranda, achtergelaten door de vorige bewoners. We beklimmen de berg die morgen van ons is. Nou ja, een deel daarvan. Trots lopen we vast door de tuin heen. Daarna wandelen we door de omgeving die ik het beste kan omschrijven als Berg en Dal in het kwadraat. Het is veel mooier dan ik had gedacht. Daarna maken we kennis met een van de vijf restaurants in het dorp waar maar 378 mensen wonen. Ik ben benieuwd of we vannacht kunnen slapen. Ik popel om het huis als eigenaar te kunnen betreden.

Meneer Poetin

Zaterdag 16 april, Groningen

Stel dat Nederland op de plek van Oekraïne ligt en dat Rusland ons buurland is. En stel dat Nederland met een Russische invasie te maken krijgt omdat Poetin het in zijn hoofd haalt dat Nederland eigenlijk een stuk van Rusland is. Gaan wij ons dan net zo verdedigen als de Oekraïne?

Ik kan me echt niet voorstellen dat mijn oud-collega W., of mijn vriend E., of ongeacht iemand anders, bereid is om een kalasjnikov in zijn handen gedrukt te krijgen en zich in een stadsguerrilla te storten. Net zo als ik Mark Rutte nog niet in een bruin of groen T-shirtje de wereld zie toespreken met bevlogen toespraken. Wat moet Mark Rutte sowieso in een situatie waarin hij de dingen niet kan weglachen?

Ik heb van veel dingen in Nederland niet zo’n hoge pet op, wij klooien maar wat aan. We kunnen niet eens mensen opvangen die uit een andere cultuur komen. Wij willen een twee-onder-een-kap-huis, een SUV en ’s avonds Heel Holland Bakt. Eigenlijk overal waar Nederland enigszins met oorlog krijgt te maken, neem Srebrenica, Afghanistan of Syrië, ontstaat ellende. Wij zijn geen vechters, wij zijn gewoon angsthazen.

Als Rusland de eerste kruisraket op ons afvuurt, slaat meteen een belangrijk deel van Nederland op de vlucht. Geen twijfel mogelijk. Met zoveel geweld willen wij niets te. maken hebben. Als de eerste steden in puin worden geschoten geven wij ons meteen over. Al die bezittingen vernietigen, dat kost maar geld. Zo zonde. Dan worden we toch gewoon maar Russen, zo erg is dat ook niet, zal onze Nederlandse Zelensky zeggen.

Wie in Nederland gaat in godsnaam zijn leven wagen voor volk en vaderland? De ene helft van het volk haat sowieso de andere helft en andersom. Het vaderland? Wat is nou het vaderland? Ik zie de Twitterlijnen alweer vol lopen met gekanker op de Nederlandse Zelensky, dat koninklijk huis dat die Russen dan meteen mooi kunnen afschaffen en dat door de inval van de Russen eindelijk een einde komt aan de dictatuur in Nederland.

En onze vrijheid van meningsuiting? Och, daar kun je toch geen brood van kopen. We gaan vast een warm pleidooi houden dat we ons best bij Rusland willen aansluiten als we maar mogen blijven wonen in onze rijtjeshuizen en onze patserige landhuizen. En meneer Poetin heeft er toch ook geen bezwaar tegen dat we in onze SUV’s blijven rijden? Wij Nederlanders houden nou eenmaal niet van Lada’s. Kwestie van volksaard. Of we nou aan Den Haag of Moskou belasting moeten betalen, dat maakt ons niet uit. ‘Ah, fijn meneer Poetin. Tot uw dienst meneer Poetin.’

Vermoedelijk zal een Nederlandse politicus nog een geitenpaadje bewandelen om te kijken of we toch niet onder de bezetting uit kunnen komen. Als dat dan niet lukt? Soit. We zijn een nuchter volk. Dan worden we toch gewoon Rus, als meneer Poetin maar stopt met schieten vinden wij alles best.

Ik weet vrijwel zeker dat het zo zou gaan. Wat dat betreft hebben we al een soort generale repetitie gehad met de bezetting van ons land door Duitsland. Wilhelmina liep als eerste met de bontjas tussen de benen het land uit. Hoe lang hielden wij stand bij de Grebbeberg? Ik dacht drie dagen. Er hebben in totaal zo’n 45.000 mensen in het georganiseerd verzet gezeten. Een veelvoud was lid van de NSB. Zo gaat dat bij ons. Je moet het pragmatisch zien. De tering naar de nering. Wij zijn niet in de wieg gelegd voor heldendom. Je bent niet zomaar een held, daar moet je best veel voor doen, en waarom zou je? En het Russisch volkslied is trouwens best mooi. En wie weet kunnen we een graantje meepikken van die oligarchen, want dat doen we toch al. Een plus een is drie, zullen we maar zeggen.

 

Huis

Vrijdag 15 april, Groningen

De afgelopen dagen schreef ik over inflatie en Ploumen. Dat vind ik lekkere onderwerpen om over te schrijven. Het zijn niet de onderwerpen die me het meest bezighouden. Waar ik het meest over zit te peinzen, is dat we zondag voor twee weken naar Frankrijk vertrekken. Aanstaande dinsdag is dan de overdracht van onze nieuwe Franse huis. Om 11 uur inspectie met de makelaar, dan om 14 uur naar de notaris voor de werkelijke overdracht.

Ik vind het nogal spannend. We hebben het huis toch vrij impulsief gekocht. Wat niet vreemd is, want de meeste dingen die wij doen zijn impulsief. Kleine correctie. Goed beschouwd vind ik dat eigenlijk niet waar. Positiever gesteld, wij weten verrekte goed wat we willen en daarom is kiezen niet moeilijk. We hebben een sterk ingebouwd filter dat bepaalt wat we wel of niet moeten doen. Tot nu toe heeft dat filter goed gewerkt, hopelijk was dat afgelopen januari ook het geval.

Je weet het natuurlijk nooit helemaal zeker. We waren enthousiast toen we besloten het te doen. De aankomende weken wonen we er echt. Ben zo benieuwd hoe het huis dan voelt. Het zal vast nog niet helemaal ons huis zijn. De Engelsen waarvan wij het kopen laten de meubels staan. Bestek, pannen, schilderijen, vloerkleden en zo hebben ze meegenomen. Het zal dus best kaal zijn.

Op zich niet erg, want dan kunnen wij langzaam van het huis een thuis maken. Wyb en ik hebben besloten nu veertien dagen te blijven om te kijken wat we willen veranderen, wat we aan de verdere inrichting willen doen. We laten het huis maar even op ons afkomen. Als we er een paar dagen zijn, hebben we daar vast ideeën over.

Onze aankomende reis is vermoedelijk wel slecht nieuws voor de lezer van Dossiermoddergat. We hebben daar vooralsnog geen internet. Voor ons is dat een kleine ramp, een van de eerste dingen die we doen is kijken hoe we dat gaan oplossen. Gelukkig hebben we daar wel ontvangst op onze mobiele telefoons, dus we zijn niet helemaal afgesloten van de wereld.

Wat ik wel een dingetje vind, is dat de wereld tussen half januari en nu totaal is veranderd. Zou ik weer een huis in Frankrijk kopen als ik nu moest beslissen? 
Kijk maar eens. Half januari was er nog geen sprake van oorlog. Er was dreiging, maar niemand dacht dat Rusland werkelijk de Oekraïne binnen zou vallen. 
Inflatie? Och, die werd wat hoger, maar de experts dachten dat het een tijdelijk verschijnsel zou zijn. Een inflatiecijfer van 9,7% in maart had niemand vermoed. 
En dan de politieke situatie in Frankrijk. Macron stond er tamelijk riant voor. Nu kan het zomaar zijn dat, als wij eind april teruggaan naar Nederland, Frankrijk een rechts, anti-Europees land is, dat een Le Pen in het Élysée zit. 
Het is toch ongelooflijk wat een mens allemaal boven het hoofd kan hangen.

 

Ploumen

Woensdag 13 april, Groningen

Ja, Ploumen. Soms ben ik met Dossiermoddergat net te laat. Ze stond op mijn lijstje. Ik heb namelijk een lijstje met onderwerpen die, mocht ik geen inspiratie hebben, toch geschreven kunnen worden. Het is een klein lijstje, maar het is fijn om het achter de hand te hebben.

Ik wilde het volgende schrijven. Hoe je het ook wendt of keert, die PvdA gaat me toch aan het hart. Niet dat ik er de afgelopen verkiezingen op heb gestemd. Ik kan het de partij maar niet vergeven dat ze de sociaal-democratische principes met voeten hebben getreden. Zo bleek die Kok een wolf in schaapskleren. Zonder discussie en het de kiezer duidelijk te laten weten, maakte hij er een neo-liberale partij van. Zaten wij met de gebakken peren, weg idealen. Met die Samsom werd het helemaal erg toen hij verliefd op Rutte werd.

Het mooie is dat ze er flink voor zijn gestraft. Blijft onverlet dat de partij de partij van mijn ouders en mijn jeugd is. Mochten ze ooit terugkeren naar de sociaal-democratische wortels, dan ben ik mogelijk weer van de partij. En natuurlijk moet de PvdA fuseren met Groen Links. Al dat zinloze gesnipper moet maar eens afgelopen zijn.

Toen Ploumen partijleider werd, slaakte ik een diepe zucht. Ik wist meteen dat het eigenlijk niets zou worden. Ik vermoed dat het een aardige vrouw is, maar zelfs als je voor de televisie zit, ruik je dat ze de x-factor niet heeft. Dat hindert niet. Een heleboel mensen hebben de x-factor niet. Zij zeker niet. Voor mij was duidelijk dat de PvdA het met haar niet zou redden.

Kwam daar dan nog bij dat vreselijke Limburgse accent. Niks ten nadele van accenten, maar als je zo praat, weet ik, word je door een groot deel van Nederland niet serieus genomen. Mag je niet zeggen, is niet politiek-correct. Ik zeg het toch.
Komt bij haar moeizaam raspende stem. Het lukt mij nauwelijks om naar haar te luisteren. Daar stond ze dan haar best te doen naast de snelle babbelaar Jesse Klaver. Ze deed haar best, maar het was niet goed. Mag je niet zeggen, maar ik zeg het toch. Omdat niemand het mocht zeggen, kreeg ze toch een kans. Fout. Wie goed wil zijn, moet hard voor zichzelf zijn, ook een politieke partij.

Maar goed, ik schrap haar nu van mijn reservelijstje Mogelijke Onderwerpen. Ze heeft het allemaal zelf gezegd, wat van grote moed getuigt. Hulde aan Ploumen. Hoop voor de Partij van de Arbeid. Maar dan moeten ze niet weer dezelfde fout maken. Namen die nu oppoppen zijn Frans Timmermans en Ahmed Aboutaleb. Prima namen, blij dat ze lid zijn van de PvdA, maar het zijn natuurlijk geen nieuwe partijleiders. Het zijn mannen in de nadagen van hun carrière, beiden uitstekende bestuurders maar al een tijd weg van het echte politieke hanengevecht. Het zijn mannen met statuur en daardoor eigenzinnig geworden. Kortom: echte boomers. Ik hou van boomers, maar ze moeten wel hun plaats weten. Je zag het toen Job Cohen partijleider werd. Hij was de gedroomde kandidaat, het werd een nachtmerrie.

Wat we nodig hebben is een jong, wendbaar iemand die midden in de arena staat, die volop in het debat staat. Gelukkig is er zo iemand. Al enige tijd kijk ik met zichtbaar plezier naar het functioneren van Marjolein Moorman, een sociaal-democraat in hart en nieren. Ik zou zeggen: geef haar onmiddellijk een enkeltje eerste klas Den Haag. Na de fusie met Groen Links kan zij de nieuwe partijleider worden. Mijn stem heeft ze. 

Storm

Dinsdag 12 april, Groningen

Er groeit een financieel gezwelletje in onze samenleving. Een gezwelletje dat het verkleinwoord eigenlijk niet verdient. Het presenteert zich voluit als een gezwel. Sommigen noemen het een tijdelijk fenomeen, dat zou mooi zijn want dan wordt het gezwel toch gewoon een gezwelletje. Ik heb het over de inflatie die ons momenteel teistert. Laatste stand: in maart bedroeg de inflatie liefst 9,7%.

Die inflatie doet me denken aan de inflatie van de jaren zeventig. Er was alom paniek, prijzen en lonen rezen de pan uit. Ik heb er nog actieve herinnering aan. Nu liggen de zaken iets anders. Toen konden we in Nederland zelf iets aan de inflatie doen, een inflatie die consequent werd aangeduid met ‘het spook van de inflatie’. Goede beeldspraak. Je ziet die inflatie niet, maar hij is wel heel eng. Dus toen konden we die inflatie zelf aanpakken, nu zijn we afhankelijk van het beleid van de Europese Centrale Bank. Als Nederland zijn we ingebed in de euro en hebben we rekening te houden met de wensen van een heleboel landen, die allemaal verschillende belangen hebben. Als je je dat realiseert vrees ik dat we met een gezwel hebben te maken.

Het spook kan jou en mij heel direct raken. Ik heb een vast pensioen, heb wat spaargeld en daarmee heb ik een gefixeerd inkomen. De aankomende jaren zou ik daar best goed van kunnen leven. Maar elke keer als ik het inflatiecijfer hoor, denk ik: alweer een beetje armer geworden.

Met een inflatiecijfer van 9,7% gaat het erg hard. We hebben nu geen Lubbers, Ruding of Duisenberg die zich direct verantwoordelijk voelen. We zijn nu afhankelijk van de wijsheid van mevrouw Christine Lagarde van de ECB, die 19 landen monetaire heeft te besturen. De wagen dendert met hoge snelheid voort, ik heb de neiging mijn ogen dicht te doen. Wat moet ik anders? Geen idee waar deze tocht eindigt. Wordt het de vangrail of een boom?

Vooral omdat we, zoals dat tegenwoordig heet, in een perfect storm zitten. Diverse beroerde zaken stuwen de inflatie en hoger en hoger. Om de belangrijkste te noemen: natuurlijk de oorlog, de prijzen voor grondstoffen, en speciaal gas en olie, rijzen de pan uit. Daarnaast is er na de pandemie een toegenomen vraag. Niet uit te vlakken: het logistieke systeem van voor de pandemie is volledig van slag. Bedragen voor containers gaan al net zo snel omhoog als de gasprijs. En daar komt nog het Europees monetaire beleid bij dat er juist op was gericht om de inflatie op te drijven, dit omdat we dachten dat inflatie niet meer bestond. Dus er is de afgelopen jaren enorm veel geld in de economie gepompt. Wij hebben het gemerkt aan ons spaargeld dat niets meer waard was. Dat pompen gaat overigens nog steeds door.

Een jaar geleden ging ik met pensioen. Niets aan de hand. Mijn inkomstenbronnen leken stabiel. In het afgelopen jaar ging de wereld op de kop. Spannende tijden. 
‘We hebben diepe zakken,’ hoorde ik onze minister van financiën twee jaar geleden zeggen. 
Toen dacht ik al: ‘Ja, ja.’ 
Ik geloof niet dat je dit soort dingen hardop moet zeggen.

Vademecum

Maandag 11 april, Groningen

Als u overlijdt, raad ik u aan mijn vriend Erik niet te vergeten. Ik neem aan dat u, net als iedere Nederlander, een enorme hoeveelheid troep om u heen heeft verzameld. Boeken, elpees, uitgeknipte krantenberichten, modeltreinen, kampeerspullen, fotoboeken, meubels, serviezen, de Nederlander weet over het algemeen niet van ophouden als het om verzamelen gaat.

Het nageslacht zit er maar mee. Wanneer u overlijdt, neemt het nageslacht de boel over. Ze betreden uw huis en zullen denken: wat een troep, wat moet ik ermee? Al die spullen die u zo dierbaar zijn, ziet het nageslacht als ouderwetse zooi. Het begrijpt bij god niet waarom u het allemaal heeft bewaard.

Dan is het ontzettend fijn als u in uw testament heeft opgenomen, of een brief op de tafel achterlaat, dat ze Erik kunnen bellen. Hij heeft namelijk een bedrijfje dat Bezemschoon heet. Hij is gespecialiseerd in het leeg halen van huizen van mensen die zijn overleden of naar een verzorgingshuis moeten. Zijn bedrijf heet niet voor niets Bezemschoon. In een paar dagen is uw voormalige huis brandschoon en uw nageslacht is uw dankbaar: hebben zij geen last van uw troep.

U denkt misschien: ik laat toch geen vreemde mensen door mijn nalatenschap struinen. Ik kan u verzekeren dat Erik buitengewoon discreet en integer is. Ik wil dit graag met het volgende, waargebeurde voorval illusteren.

Een paar jaar geleden kreeg Erik een opdracht om een huis leeg te halen. Vader overleden, kinderen geen tijd om door de troep heen te baggeren. Hun vader was een boekenliefhebber en liet een enorme boekenkast na.
‘Die boeken kunt u sowieso in één keer weggooien,’ liet een van de kinderen weten. ‘Daar zijn wij totaal niet in geïnteresseerd.’
Nou wil het dat Erik, wijs geworden door ervaring, toch elk boek even doorbladert. Je weet maar nooit.

En goed dat hij het deed, want hij vond in een van de boeken liefst €30.000. Ik zou voor een dilemma hebben gestaan: in eigen zak steken of eerlijk zijn? Geen haan die er naar kraait, die boeken konden in één keer de container in. Voor Erik was het geen dilemma. Hij gaf de volledige €30.000 aan de kinderen. Ik bedoel maar.

U vraagt zich natuurlijk af of de kinderen hem dankbaar waren? Daar heeft hij eigenlijk niets van gemerkt. Misschien heeft hij een mager bedankje gehad, maar van dat onverwachte bedrag dat hen in handen viel, kon niet eens het wettelijk verplichte vindersloon af. Mocht ik ooit €30.000 in een boek vinden, dan weet ik het wel.

Waarom ik dit allemaal vertel is omdat het beroep van Erik ook mij voordelen oplevert. Hij is een beetje mijn privé archeoloog. Het is nu al een paar keer voorgekomen dat hij bij het leeghalen van een huis dingen tegenkom waarmee ik annex was.
Zo stuurde hij me gisteren een foto van een A0-poster die ik, samen met Benne, lang geleden op de weg zetten. Blijkbaar vond iemand het waard de poster te bewaren. Op het affiche staat een gedicht van de Vlaamse dichter Richard Minne (1891-1965). Ik koos het gedicht toen omdat het een soort levensmotto van mij was en omdat ik van zijn kleine oeuvre hou. Het gedicht heet Vademecum voor den dichter.

 

Vademecum voor den dichter

Doe dommer dan gij zijt,
maar mijd u voor de klippen;
leef buiten ruimte en tijd
doch spoed u lijk de kippen.

Werk zonder mate of plan,
maar spied door alle luiken;
veracht den burgerman,
doch ledig zijne kruiken.

Richard Minne

 

Ik was totaal vergeten dat dit gedicht in de jaren tachtig op grote schaal in de straten van Groningen op driehoeksborden heeft gestaan.
Met dank aan Erik.

Satékroket

Zondag 10 april, Groningen

Om half acht loop ik de deur uit op weg naar de schouwburg, de voorstelling begint om kwart over acht. In Groningen loop ik altijd overal naar toe.
Een jaar geleden gebeurde er iets raars. Wyb en ik hadden identieke fietsen, voor €150 tweedehands gekocht. Ze staan in de fietsenrekken voor ons huis. Mijn fiets staat op slot en ik heb hem ook nog eens met een dikke fietsketting aan het rek vastgemaakt. De fiets van Wyb staat alleen op slot. Wyb houdt niet van dikke fietskettingen. De volgende dag is mijn fiets, die dus stevig op slot stond, verdwenen. De fiets van Wyb staat er nog. Vermoedelijk is de dief een hobbyist, hoe moeilijker hoe leuker.

Daarna heb ik geen fiets meer gekocht. Ik ontdekte dat Groningen, als je in het centrum blijft, een kleine stad is. Zo kom ik rond tien minuten voor acht al in de schouwburg aan, terwijl die toch aan de andere kant van het centrum staat.
Het doel van de avond is The Promise. Een op papier diffuse voorstelling over een band met oude knarren die na jaren weer bij elkaar komt om op tournee te gaan. Ik ga erheen omdat Vincent van Warmerdam er in speelt en paar andere mensen die Wyb en ik kennen. Theater is een wonderlijk fenomeen. Als zij niet meespeelden zou ik er niet heen zijn gegaan. Gelukkig speelden ze mee. Wyb en ik vonden de voorstelling een feest. Eindelijk weer eens onversneden ironie, de boomers op de hak.

Na de voorstelling gaan we naar De Souffleur, het cafeetje naast de schouwburg dat nooit verandert. Het is denk ik dertig jaar geleden dat ik daar voor het laatst was. Het was de afsluiting van een periode dat ik er vrijwel wekelijks kwam. In de jaren dat ik in de Groningen schouwburg werkte, sloten we de week af in De Souffleur, die toen nog de Schouwbugbar heette. De eigenaren beloofden daar ooit eens maaltijd voor ons te maken van iets dat we nog nooit hadden geproefd. Weken daarvoor vroegen we wat dat dan wel niet was. Ze weigerden duidelijkheid te geven. Uiteindelijk kregen we een sponsachtige substantie op het bord. Koeienuier. Ik heb het niet opgegeten.

Zo is dit stuk grond een bron van herinnering. Ik kan de schouwburg niet inlopen of ik moet denken aan verhalen waarvan de huidige medewerkers geen weet hebben. Zo heb ik zelfs de opening mee georganiseerd en heb ik in het gebouw jaren kantoor gehouden, ver weg gestopt in het toneelhuis.

Ik drink in De Souffleur meer dan ik ben gewend. En het wordt ook later dan gewend. Wyb fietst terug naar huis. Ik mag weer terug lopen. Ik loop door een Groningen op een zaterdagavond. Saturday Night Fever. Een stad bezet door de jeugd. Als ouwe lul manoeuvreer ik me door de lol heen. Met de drank in mijn lijf kan ik niet zomaar langs de FEBO lopen. Ik trek snel een satékroket, zo fijn dat dat tegenwoordig met je betaalkaart kan. Al etend vervolg ik mijn weg. Zo kom ik ten slotte toch aan mijn tienduizend stappen per dag. Je moet toch een beetje aan je gezondheid denken.

Eindspel

Zaterdag 9 april, Groningen

Ik sta in Amsterdam op de pont van Amsterdam Noord naar het Centraal Station. Het is spitsuur, we zijn haringen in een ton. Ik sta altijd graag op die pont. Even zijn de meest uiteenlopende mensen verenigd op een boot.
Niet dat die vereniging veel betekent. Velen staren gedachteloos voor zich uit, sommigen ronduit chagrijnig. Zoals altijd zijn tamelijk veel mensen in de weer met hun mobiele telefoon. Iedereen is op weg van a naar b. Op de pont is het even verplicht stilstaan. Wanneer vertrekt die boot nu? Hij kon toch al lang wegvaren? Dan begint het licht wiebelen naar de overkant. Als de boot met een lichte schok zijn bestemming bereikt, de kapitein de metalen loopplank laat zakken, vervolgt iedereen zo snel mogelijk zijn eigen weg.

Zover is het nog niet. Ik sta daar nog steeds als haring. Dan word ik aangetikt door een jonge vrouw. ‘Meneer, u mag hier wel zitten, hoor.’ Vriendelijk biedt ze mij haar zitplaats aan. Ik schrik er eerlijk gezegd van. Ik sta daar gewoon als reiziger, naar mijn gevoel in de kracht van mijn leven. Mis, dus. De vrouw ziet mij als een oude man die verplicht moet staan. Ze wil het comfortabel voor me maken, makkelijker. Ik denk vooral: het eindspel is dus begonnen. Het is duidelijk: men ziet mij als oud.

Ik reageer snel en afwijzend. ‘Nee, dank u.’ Hollandse botheid, zal ze, vrees ik, denken. We hebben verder geen contact meer. Ik sta met Wyb te praten, de vrouw zit voor zich uit te kijken.
Terwijl ik sta te praten had ik eigenlijk willen zeggen dat ik het ontzettend goed vind dat ze mij dat aanbiedt. Niet omdat ik het nodig heb. Maar omdat er gvd nog iemand in deze wereld is die beleefd is. Ik denk aan al die prinsjes en prinsesjes in de tram die riant naast hun papa of mama zitten en bij wie het niet opkomt om voor een ouder iemand te gaan staan. Ik denk aan mijn moeder die mij onmiddellijk corrigeerde. ‘Gerardje, laat die meneer eens zitten. Jij hebt nog jonge benen.’

Later die middag sta ik een pashokje van Uniqlo op het Rokin. Ik pas een nieuw poloshirt en sta in mijn blote bast voor de spiegel. Ik zie mijn buik en schrik. Een oude mannenbuik. De buik groeit en groeit, het houdt niet op. Ik moet hem een halt toeroepen.

Deze middag word ik gevolgd door het verval. In een café op de Singel was ik na een bezoek aan de wc mijn handen. Ik buig mij enigszins naar voren en heb zodoende bij toeval zicht op mijn haar. Voor het eerst zie ik dat ik veel kaler ben dan ik zelf dacht. Opnieuw komt het woord eindspel in mij op.

Tijd

Dinsdag 5 april, Groningen

Ik moet bekennen dat ik steeds luier word. En ik moet bekennen dat ik er nog van geniet ook. Nooit gedacht dat dat ooit zou gebeuren. Decennialang bepaalde mijn agenda het ritme van mijn leven. Overdag moest ik een bedrijf runnen, ’s avonds was ik om representatieve redenen vaak aanwezig. Weekenden? Tijdens het theaterseizoen waren het uitzonderingen. Er was altijd wel een reden om in het weekend te werken.

Daartussendoor schreef ik nog kinderboeken en was er een gezinsleven. Over dat laatste lopen de meningen uiteen. Esmee weet dat ik er altijd was bij het avondeten en om haar naar bed te brengen. Ik ben ervan overtuigd dat ze gelijk heeft, want ik streefde er echt naar om rond die tijd thuis te zijn. Volgens Anne daarentegen was ik er altijd erg weinig.

Gelukkig herinnert ze zich wel dat ze elke avond deed alsof ze sliep en dat ik haar dan zogenaamd wakker probeerde te maken. Ik hanteerde daarvoor de verschrikkelijkste methode. Het was de bedoeling dat ik haar uiteindelijk wakker kreeg. We genoten erg van dat spel. Ik kneep natte sponsen op haar gezicht uit, smeerde tandpasta onder haar neus. Meestal ‘sliep’ ze ijzerheining door. Er was één ding waarmee ik haar gillend wakker kreeg. Dat was als ik met mijn vingers over haar gezicht liep en zei: ‘Het is maar goed dat Anne slaapt, dan weet ze niet dat er een spin over haar gezicht loopt.’

De deadlines en afspraken die mijn leven bepaalden zijn verdwenen. Alleen Dies zorgt nog voor verplichtingen. Verder heb ik de tijd aan mijzelf. Wel een mooie uitdrukking. Ik heb de tijd terugveroverd, de tijd is na al die jaren eindelijk weer van mijzelf en niet van iemand anders.

Het valt me op dat ik de dingen daardoor vaak uitstel. Ik kan het vandaag doen, maar ook morgen. Meestal wordt het morgen. Naast Dies geeft Dossiermoddergat mij nog enige regelmaat. Ik streef ernaar om elke dag een blogje te schrijven. Ik maak mij wijs dat ik daardoor, wat schrijven betreft, in vorm blijf. Dossiermoddergat is eigenlijk een soort trainingsveldje voor me. Zoals je merkt, komt het van die training niet altijd. Ik herinner mij de eerste acht jaar van Dossiermoddergat. Er was geen dag die ik oversloeg. Het was een heilig moeten. Als ik nu even geen onderwerp heb, of door bezoek of familieverplichtingen ik eigenlijk geen tijd heb, dan denk ik: och, ik kan best een dagje overslaan.

Door al deze rust merk ik ook dat zich geen boek meer aanbiedt, dat het ten koste gaat van het schrijven. Vroeger diende zich altijd wel een idee voor een boek aan dat geschreven moest worden. Nu heb ik vage ideeën, maar de drive voor de echte noodzaak blijft achterwege. Ik maak me er voorlopig niet druk om, geniet van mijn vrijheid en mijn tijd. Ik merk dat ik nu pas echt los ben gekomen van mijn werkzame leven. Ik heb geen enkele opdracht meer, er wordt nooit meer een beroep op mij gedaan, aan iedereen heb ik duidelijk gemaakt dat ik geen bestuursfuncties of andere plichtplegingen ambieer. Ik heb eindelijk het leven dat ik altijd wenste.

Silence of the Tides

Zondag 3 april, Groningen

102 minuten lang was ik gisteravond even in Moddergat, dat wil zeggen, in dat immense waddengebied dat zich uitstrekt van Den Helder in Noord-Holland tot Esbjerg in Denemarken. Het heeft een lengte van 500 kilometer en een gemiddelde breedte van 20 kilometer. Ik keek namelijk naar de film Silence of the Tides, gemaakt door Pieter-Rim de Kroon.

Als ik het goed heb gezien, heeft hij niet in Moddergat gefilmd. Maar elk beeld herinnerde mij aan mijn geliefde Moddergat, de geboortegrond van dit blog. De mensen in het noorden kennen het wad wel, maar een groot deel van Nederland zal er nooit zijn geweest. Als je het wilt leren kennen: ga de film zien.

Het is toch onvoorstelbaar dat over de hele oppervlakte die ik noemde vier keer per dag het water zo wordt verplaatst dat een grote moddervlakte ontstaat, om na zes uur weer water te worden. Elke zes uur een metamorfose van moddervlakte naar zee en andersom. Jaar in, jaar uit, er is nooit rust op het wad, altijd is er beweging, alleen al door het water dat komt en gaat en komt en gaat.

Het is een mooie titel Silence of the Tides, al denk ik dat de titel niet klopt. Er is namelijk nooit silence op het wad. Er is geen gebied in Nederland, Duitsland of Denemarken waar het zo waait als op de wadden. Vrijwel altijd is er het geluid van de wind, soms aanwezig als een briesjes, maar veel vaker als een flinke storm. De wind dondert dan over de wadden heen.

Slechts een paar keer keer heb ik meegemaakt dat het echt windstil was op het wad. Wyb en ik waren dan opgewonden omdat het zo zeldzaam was. Dat wil niet zeggen dat ik ooit stilte op het wad heb meegemaakt. Altijd is er het roepen en krijsen van vogels, het kabbelen van water, het blaten van schapen. En eigenlijk altijd hoor je wel, als je op de dijk of op het wad staat, ergens een boot stampen. Een boot die je niet ziet, het geluid op het wad draagt nou eenmaal onvoorstelbaar ver.

Dus stilte? Nee. Rust? Evenmin. Alles op het wad is in beweging, zelfs de eilanden zijn permanent aan de wandel. Vaarroutes veranderen voortdurend. De luchten veranderen met elk weertype, voor de vogels is het wad het ideale trekgebied, in de modder van het wad leeft een eigen wereld van weekdieren, rond het wad werken de boeren, overal zijn grazende schapen, vissen bewegen mee met het getij. Zelfs het gras kent geen rust. Of het wiegt heen en weer, of het ligt plat, gegeseld door door de wind.

De film brengt het allemaal poëtisch en onverbiddelijk in beeld. En als je in de film geïnteresseerd bent, niet wachten tot hij op televisie is te zien. Je moet hem echt op het grote doek zien met het geluid van het wad overal om je heen. Ik kreeg zowaar heimwee naar Moddergat.

Labbekakkerigheid

Vrijdag 1 april, Groningen

Ik vind labbekakkerig een van de mooiste Nederlandse woorden. Ik denk dat het komt omdat het zo onnederlands klinkt. Voor wie niet weet wat het betekent. Een labbekak is een sul, een lummel, een bangerd, een sufferd, een lafaard, een babbelaar, een slappeling, een luiaard. 
Het mag dan onnederlands klinken, het is toch een oer-Hollands woord. Al in 1500 wordt het in Nederlandse publicaties gebruikt. Labbekak bestaat uit de werkwoorden labben en kakken. Labben betekent babbelen of likken, kakken kan slaan op kakelen of poepen. Je zou het woord dan kunnen vertalen als een babbelende schijterd.

Het is goed dat we dat woord in het Nederlands hebben, want het is een prima typering van onze tegenwoordige overheid. Het wordt zo’n beetje een vast thema in Dossiermoddergat. Dat komt omdat ik met toenemende verbazing kijk naar de onvoorstelbare impotentie van die overheid. Het lijkt een roestige fiets waarop het nog onmogelijk te fietsen is. Alle onderdelen zit door roest aan elkaar gekoekt. Als we de beeldspraak doorzetten, die roest is enerzijds onze alles verstikkende bureaucratie, anderzijds een onvoorstelbare bestuurlijke vrijblijvendheid, aangevuld door een vergader- en consensus-cultuur die zijn weerga niet heeft.

Misschien leuk om dit even te illustreren met een paar voorbeelden van de afgelopen dagen. Meest actueel is de stoere taal die wij uitsloegen om Rusland in het hart te treffen. We zouden die Russische oligarchen wel eens een lesje leren met het afpakken van hun kapitaal en bezittingen. De oorlog duurt nu meer dan een maand. En wat is van die stoere taal terecht gekomen? Niets.

Inmiddels hebben we een luizige 516 miljoen euro aan Russisch kapitaal bevroren. Een beschamend resultaat als je kijkt naar Zwitserland waar de vangst 6 miljard is, België met 10 miljard, Frankrijk 22 miljard. Resultaat Nederland dus 0,4 miljard.

Volgens Wopke Hoekstra zijn de verschillende departementen nog aan het ‘zwaluwstaarten’ om te kijken bij welk ministerie nou welke verantwoordelijkheid ligt. Te laat. Zoals Nederland ook tijdens de Covid crisis altijd te laat was. De oligarchen hebben hun kapitaal en boten inmiddels uit Nederland teruggetrokken. Bij hun huizenbezit is dat onmogelijk, maar aan die inventarisatie daarvan is Nederland überhaupt nog niet begonnen.

Ander voorbeeldje. Voor de Tweede Kamer is twee jaar geleden een adviseur integriteit benoemd, mevrouw Jacqueline Biesheuvel-Vermeijden. Een werkelijk keurige dame, afgaande op de foto, geridderd en al. Het resultaat van die benoeming? 
In die twee jaar heeft ze slechts met één fractie contact gehad. Als excuus meldt de adviseur in haar jaarverslag dat haar email het niet deed. De technische problemen liepen steeds verder op, waardoor haar toegang tot haar account via eigen telefoon en tablet uiteindelijk werd geblokkeerd. Deze problemen hebben twee jaar geduurd. In die tussentijd dus gewoon geen fuck uitgevoerd. Ik benoem haar bij deze tot Labbekak van het Jaar. Vraagje. Heeft de Tweede Kamer geen ict’ers in dienst? Heeft ze geen handig familielid?

Het allerergste voorbeeld van de afgelopen dagen betreft het aanbod van de Pakistaanse luchtvaartmaatschappij om driehonderd Afghanen naar Nederland te evacueren, mensen die op de officiële Nederlandse lijst stonden om te redden uit handen van de Taliban. Mooi aanbod. Succes ligt voor het opscheppen. Nee, hoor. Zelfs dat aanbod werd niet aangegrepen. Reden? ‘Gevaar voor politiek afbreukrisico.’ Driehonderd mensen in de ellende omdat een minister en een handjevol ambtenaren wel eens in de problemen zou kunnen komen. Labbekakkerigheid ten top. God, wat zijn we toch een miezerig land.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2022