Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2020, april

Uitzicht

Donderdag 30 april, Moddergat

Ik durf te beweren dat wij in Moddergat bij het mooiste uitzicht van Nederland wonen. Let even op de formulering. Ik schrijf dat we erbij wonen, niet dat we het hebben. Dat komt omdat er een dijk tussen ons huisje en het uitzicht staat.
We wonen heel dicht op het uitzicht, we hoeven alleen maar de straat over te steken, de dijk op te klimmen en het uitzicht beneemt je de adem. Voor je openbaart zich bij vloed een onafzienbare watervlakte, bij eb een onafzienbaar modderbad.

Wyb en ik weten niet precies meer hoe lang we ons huisje in Moddergat hebben, we denken een jaar of zestien. Dat betekent dat we heel wat keren de dijk hebben beklommen. Je zou denken dat je het uitzicht dan wel een keer voor gezien houdt, maar dat is absoluut niet het geval.
Het uitzicht is dan ook een echt uitzicht. Ik kan kijken zover het oog reikt, zowel links, rechts als recht vooruit. Het verste uitzicht is als ik recht vooruit kijk. Wij kijken dan uit op de Noordpool.

Gaat mijn oog naar rechts dan zie ik Schiermonnikoog liggen. Schiermonnikoog is altijd weer anders. Soms ligt het kraakhelder voor ons. Kunnen we, ondanks dat het kilometers ver weg ligt, mensen op het eiland zien lopen. Soms is het een vage schim in een wereld vol waterdamp. Het komt ook voor dat het eiland niet bestaat, verstopt is in de mist. Datzelfde geldt voor Ameland dat links van ons ligt. Het eiland waar ons nageslacht woont.

Het mooie is dat je het uitzicht in kunt lopen. Als het eb is heet dat wadlopen, maar daar wil ik het niet over hebben. Als we iets rechts gaan, ligt een enorm buitendijksgebied, de Paezumerlannen geheten. Het is kaal grasland doorsneden met sloten, land dat soms bij springvloed voor een deel onderloopt. Het gebied is zo’n 10 kilometer lang en varieert van breedte. Ik denk dat het varieert van 500 meter tot 6 kilometer en loopt tot iets voor de haven Lauwersoog. Het is het gebied van de velduilen, de brand-, rot- en kolganzen, de plevieren en de kieviten. Ik ben in heel Europa nog niet zo’n rijk vogelgebied tegengekomen.

Ik moet bekennen dat Wyb en ik de Paezumerlannen niet eens zo goed kennen. Ik ben er ooit eens zes kilometer ingelopen en toen overviel mij mijn nietigheid. Ik kreeg een soort ruimtevrees. Ik had mijn mobiele telefoon niet bij me. Stel dat ik hier een hartaanval krijg, bedacht ik. Niemand zou mij meer vinden. En ik keerde om.

Meestal slaan we voor de  linksaf. Daar hebben we de keuze uit twee pieren. Een pier loopt recht het wad op richting Schiermonnikoog. Op het eind is het in de zomer heerlijk wijn drinken, het zicht op vogels die in groepjes schreeuwend overvliegen.
De andere pier gaat niet echt het wad op maar buigt op een gegeven moment rechtsaf en loopt dan een paar honderd meter parallel met de Paezumerlannen en brengt je naar een stuk wad waar het werkelijk stikt van de watervogels. Er staan hele legers scholeksters, kluten en tureluurs. Grote kans dat je er ook lepelaars tegenkomt en bruine kiekendieven ziet zweven.

Op het eind van die pier is het goed zitten. Daar ben je alleen op de wereld. Een prima plek om, terwijl je je zorgen overdenkt, te beseffen hoe mooi de wereld is.

Stukje

Woensdag 29 april, Moddergat

Ik heb niets meer met het theater te maken, heb er geen enkele officiële functie meer. Ik dacht daarmee het theater definitief achter me te laten, me verder te verdiepen in andere geneugten van het leven. Dat laatste heb ik gedaan, het eerste niet.
Theater blijkt als familie, je komt er nooit helemaal vanaf. Dat komt door mijzelf, ik blijf het nieuws rond theater volgen, ook al zit ik in de zon op een veranda in Zuid-Frankrijk. Het komt ook door de mensen die ik ken. Veel van de mensen die ik ken werken in het theater of zijn liefhebber van theater. Ik blijf maar mailtjes en telefoontjes ontvangen over het wel en wee van theater. En ik blijk dat helemaal niet erg te vinden. Het engagement dat ik bij theater en alle cultuurpolitieke perikelen altijd voelde blijft, tegen mijn verwachting in, gewoon bestaan.

Ik krijg zelfs zin om er weer eens flink tegenaan te gaan als ik zie dat de podiumkunsten, maar ook de kunsten in het algemeen, nauwelijks een rol spelen in het publieke debat. De brancheorganisaties, van wie je toch mag verwachten dat ze nu tot diep in de nacht overuren maken, zijn onzichtbaar op de plekken waar de opinie wordt gemaakt.
De gelden die omgaan in cultuur en media vormen 3,7% van het bruto binnenlands product, voor de agrarische sector is dat slechts 1,4%. Laten we eens een steekproef onder Nederlanders houden om te vragen hoe volgens hen die percentages liggen. Ik vrees dat tegen de 90% zegt dat die cijfers niet kloppen. De agrarische sector heeft zijn lobby en organisatiekracht op orde.
In de kunsten is dat een zootje. De managers in de kunstensector leiden al te vaak aan een meerderwaardigheidscomplex, met gepaste minachting kijkt men naar al die collega’s die een andere opvatting hebben, kleiner zijn of een andere grote mond hebben. Tot echt collectief handelen is het nooit gekomen. De wrange vruchten van deze onmacht worden nu geplukt en veroordelen de kunsten tot een marginaal bestaan.

Ik kon het niet laten en samen met Dolph schreef ik bovenstaand ingezonden stukje. Nou ja, eigenlijk schreven wij het niet. Wij schreven een ingezonden stuk van 600 woorden. De redacteur van de Volkskrant vatte het samen in 300 woorden, het is dus eigenlijk zijn stuk. Dolph en ik gaven toch akkoord omdat er, ten koste van nuances en uitleg, toch de kern in staat van wat wij wilden zeggen.
Door het stukje lijk ik weer midden in de theaterwereld te staan. Ik voer discussies op social media, voer whatsapp dialogen en ontvang en beantwoord emails over het onderwerp. Er vallen me twee dingen op.
Een: dat die 1,5 meter samenleving, een ideetje van Wiebes, meteen een axioma is geworden. Weg creativiteit, 1,5 meter, die in Frankrijk trouwens gekrompen is tot een meter, staat verder onderzoek en puzzelen voor veel mensen in de weg. Twee: de weerzin in Nederland tegen het mondkapje. In de landen om ons heen wordt er volop gebruik gemaakt van het mondkapje, met bewezen succes. Hier blijft zelfs het Outbreak Management Team (welke gek heeft die naam verzonnen?) sceptisch over het mondkapje.

Rusteloosheid

Dinsdag 28 april, Moddergat

Een paar weken geleden las ik een aforisme van Blaise Pascal dat me aansprak: ‘Al het leed der mensen spruit hieruit voort, dat zij niet rustig in hun kamer kunnen blijven.

Vandaag lees ik het eerste artikel uit Anatomie van de Rusteloosheid van Bruce Chatwin. Hij schrijft daarin:
‘Geleidelijk aan begon het idee voor een boek vorm te krijgen. Het zou een heel ambitieus en onverdraagzaam boek moeten worden, een soort van anatomie van de rusteloosheid waarin de uitspraak van Pascal over de man die stil in een kamer zit, zou worden uitgewerkt. De gedachtegang was ongeveer als volgt: bij onze ontwikkeling tot mens hebben wij tezamen met de rechtopstaande houding en de stapsgewijze voortbeweging ook een ‘drift’ of een instinct gekregen om in alle jaargetijden lange afstanden te lopen; deze ‘drift’ was onafscheidelijk verbonden met het centrale zenuwstelsel; deze drift zocht zich een uitlaat in geweld, hebzucht, streven naar status of dwangmatig verlangen naar nieuwe dingen, zodra de mens gedwongen werd zich op één plek te vestigen. Dat zou verklaren waarom rondreizende gemeenschappen als de zigeuners, gekenmerkt werden door onderlinge gelijkheid, bezitloosheid en weerstand tegen verandering; en ook waarom alle grootmeesters – de Boeddha, Lao-Ste, Sint Franciscus – om de oerstaat in ere te herstellen de altijd durende pelgrimage tot de kern van hun leer hebben gemaakt en hun volgingen letterlijk voorhielden om de Weg te gaan.’

Dat verklaart waarom ik zo’n rusteloos mens ben. Ik heb nog steeds last van de drift, het heen en weer willen trekken. In mijn hoofd ben ik een mens voor één plek, de daad bewijst dat die gedachte alleen in mijn hoofd zit. Aankomend weekend of volgende week trekken we weer naar Frankrijk. En zo gaat het maar door. Ik ben een primitief mens.

Geel

Maandag 27 april, Moddergat

– Het is de laatst keer dat ik hier aan mee doe. Als jullie dat maar weten.
– Ariana, schei nou alsjeblieft eens uit met puberen.
– Hoe lang hebben we daar wel niet gestaan? Het moest vijf keer over omdat papa weer zo aan het hakkelen was.
– Zes keer. Ik vind wel dat Alexia gelijk heeft. We staan er zo voor paal bij. Jij wist ook niet hoe je moest kijken, mams. Papa kan dit toch ook alleen doen? Welk gezin staat nu zo lang naar de camera te kijken.
– Ik kan er toch ook niks aan doen dat ik voorlezen niet mijn sterkste punt is. Als jullie erbij staan leidt dat een beetje af.
– Neem alsjeblieft een keer les. Als wij op school iets niet kunnen krijgen we ook bijles.
– Als je maar weet dat ik vandaag een 7,7 heb gekregen.
– Waarvoor? Doe je een cursus?
– Ariana, doe eens wat aardiger tegen te vader.
– Ik weet het toch echt niet. Hoezo een 7,7?
– Dit jaar waardeert het Nederlandse volk mij met 7,7. Het hoogste cijfer ooit.
– Geven ze jou een cijfer?
– 7,7. Dat is geen 8 of 9.
– Ariana, ik waarschuw je.
– Mams, heb jij ook een cijfer gekregen?
– Ja, een 8.
– Hoger dan papa dus.
– Ja, maar dat komt vast omdat ik een vrouw ben.
– Verdien jij eigenlijk evenveel als papa?
– Daar hebben jullie niks mee te maken. Jullie hoeven niet alles te weten.
– Mama heeft een inkomen van €377.000 en krijgt een onkostenvergoeding van €643.000. Kun je zo opzoeken op internet.
– Zo. En waarom krijgen wij dan maar tien euro zakgeld?
– En wat verdient papa? Heb je dat ook opgezocht?
– Papa krijgt € 949.000 en een onkostenvergoeding van € 4.940.000 onkosten
– Dat is toch niet eerlijk dat papa zoveel meer verdient dan mama. En zij heeft een 8 en papa een 7,7.
– Wat zijn jullie vervelend zeg.
– O ja, Amalia, dat wou ik nog zeggen. Volgende keer moet je echt iets anders aantrekken. Ik vond die jurk echt veel te geel.
– Ariana, schei uit!
– Ze leek wel een zigeunerin in die jurk.
– Nee, jij dan in die saaie grijze jurk. Vond ik zo armoedig staan.
– Ariana, je gaat nu naar je kamer. Je bent gewoon de boel aan het verzieken hier.
– Ik heb het altijd gedaan. Amalia en Alexia kunnen niets fout doen en ik heb het altijd gedaan.
– Klopt. Naar je kamer. Ik wil je hier even niet meer zien.
– Alexia zullen we boven even gaan computeren? Mams, wij gaan ook naar boven, hoor.
– Dat vind ik helemaal geen slecht idee.

– Max, het lezen ging toch best wel goed?
– Het gaat steeds beter, Alex, ik ben best trots op je.
– Ik vond die jurk ook veel te geel, hoor.
– Ze wilde hem per se aan.
– Tsja… Pubers.
– Wat ga jij nu doen?
– Ik denk dat ik nog een paar ziekenhuizen ga bellen.
– Ik ben zo blij dat we niet naar Maastricht hoeven. Dat virus heeft toch ook zijn voordelen.
– Laat ze het maar niet horen.

Mondkapje

Zaterdag 25 april, Moddergat

Als je bij ons in Frankrijk door het dorp loopt, zie je zeker vijftig tot zestig procent van de mensen een mondkapje dragen. Na zes weken dat straatbeeld is het raar voor Wyb en mij dat we hier nog geen enkel mondkapje hebben gezien. We hebben best al wat gereden door Friesland, Groningen en Drenthe. Nergens een mondkapje te bekennen.
Ik vertelde dat tegen een goede vriendin en die antwoordde dat noordelingen niet doen aan dit soort hysterie. Ik was eigenlijk te verbluft om hierop te antwoorden. Een mondkapje hysterie?

Het is niet zo gek dat hier in Nederland niemand gelooft in het mondkapje, van hogerhand wordt steeds benadrukt dat een mondkapje geen toegevoegde waarde heeft. De mondkapjes zijn urgent in de ziekenhuizen en de zorg. Daar hebben ze blijkbaar wel een toegevoegde waarde. In het dagelijkse leven hebben ze niet echt nut, is de officiële opvatting.

Een opvatting die trouwens niet strookt met de besluiten in veel andere landen. Vooral nu de getroffen landen langzaam tot een exit strategie overgaan, speelt het mondkapje in alle landen, naast het afstand houden, een hoofdrol. Er zijn landen die vol lof over het mondkapje zijn, natuurlijk de Aziatische landen, die veel ervaring met grote uitbraken hebben, maar ook Duitsland en België omarmen het mondkapje en geven het zijn functie in openbaar vervoer en in werksituaties. Vanaf 11 mei kan elke inwoner van Frankrijk zijn eigen mondkapje ophalen bij de gemeente.

Het valt me op dat het RIVM, als het iets over het mondkapje zegt, het altijd over de bescherming tegen het virus heeft. Een virus trekt zich niets van een mondkapje aan, dat ellendige spul omzeilt alles. De voorstanders van het mondkapje benadrukken steeds dat het mondkapje niet de drager beschermt, maar de mensen om de drager heen. De drager hoest of niest en het mondkapje houdt het virus tegen. Misschien niet honderd procent, maar wel een substantieel deel. Het gevaar op besmetting wordt daarmee sterk gereduceerd.

We moeten dadelijk van de lockdown af. Het magische begrip is in Nederland 1,5 meter. Saillant gegeven, in Frankrijk is die 1,5 gekrompen tot 1 meter. Als we maar 1 meter afstand houden, dan komt alles goed, zeggen ze in Frankrijk. Maar goed, hier leeft het idee dat we met 1,5 meter de economie op de been kunnen houden. Nou heb ik toevallig veel in het theater gewerkt, hierdoor weet ik dat die 1,5 meter fnuikend voor het theater is. Zalen zullen krimpen van 800 tot 150 beschikbare stoelen en met 150 stoelen houden we geen theater in stand. Met de recette die dat oplevert houden we de theaters niet open en de gezelschappen niet in de lucht. Het is de dood in de pot voor het theater.

Ik ben voor die 1,5 meter, maar ben tegen de fixatie daarop. Er zullen meer escape mogelijkheden gevonden moeten worden. Ik denk dat het mondkapje daar ons enorm bij kan helpen. Met het gebruik van mondkapjes is opeens veel meer mogelijk. Of laten we dat in ieder geval onderzoeken. Ik ben alleen bang dat ons zelfbeeld ons erg in de weg zitten. Wij willen niet voor hysterisch worden aangezien, ja, dan draag je geen mondkapje. Waarmee we meteen een aantal oplossingen weggooien. Beetje dom.

De toverberg

Vrijdag 24 april, Moddergat

Sinds ik het rustiger aan ben gaan doen, lees ik boeken waar ik altijd tegen op zag om er aan te beginnen. Niet qua onderwerp, of schrijver, vooral wat omvang betreft. Zo las ik drie jaar geleden Anna Karenina van Tolstoj, zo’n boek dat in gesprekken en artikelen altijd maar blijft terugkomen en waarvan je denkt ‘moet ik toch eens lezen’. Eindelijk is me dat gelukt. Best een mooi boek, maar het blijft me een raadsel waarom het boek nog steeds blijft rondzingen.

Dat had ik helemaal toen ik een jaar later Oorlog en Vrede las. De definitieve doorslag om het boek te lezen was een interview met een cabaretière, wie ben ik vergeten. In een interview vertelde ze dat Oorlog en Vrede voor haar de grote inspiratiebron was. Op elke pagina had ze een wijsheid aangetroffen waar ze iets aan had.
Nadat ik vijfhonderd pagina’s had gelezen, en nog geen enkele wijsheid was tegengekomen, maar vooral het boek een warrige vertelling vond, heb ik het weggelegd. Lezen is er niet om jezelf te pesten.
Ik denk dat de cabaretière gewoon een interessant verhaal wilde opdissen. Of ons gewoon lekker in de maling heeft genomen. Misschien wel op dezelfde manier waarop ik op de lerarenopleiding zei dat Ulysses van James Joyce het mooiste kinderboek was wat ik ooit had gelezen. Ook zo’n boek waar ik ooit aan begon en hopeloos in strandde.

Sinds begin maart hoorde ik liefst twee mensen zeggen dat De toverberg van Thomas Mann hun lievelingsboek was. Het waren ook nog eens mensen waar ik wat literatuur betref wel vertrouwen in heb. Van sommige mensen weet je dat je hun leesadviezen nooit moet volgen. Bij deze twee mensen is dat anders. Ze wakkerde mijn verlangen weer aan om het boek nu eindelijk eens te gaan lezen.
Ik ben er nooit aan begonnen omdat ik een veel te druk leven had. Het boek telt 902 pagina’s en ik weet dat ik in vroegere tijden zeker in zo’n boek was gestrand. Soms had ik twee of drie weken totaal geen tijd om te lezen en als je dan zo’n boek oppakt is het als het ware dood. Er is te veel afstand tussen het boek en jou gekomen, je komt er niet meer in. Zo heb ik best veel boeken geen recht gedaan.

Afgelopen maandag ben ik naar de boekhandel in Dokkum gegaan, een boekhandel die al jaren alle lof verdient. Ondanks dat Dokkum een klein plaatsje is, heeft het een ongelooflijk rijk assortiment. Natuurlijk hadden ze De toverberg niet. Dat zou ook belachelijk zijn want wie vraagt er nou naar De toverberg, eens in de vijf jaar zal dat gebeuren dus zo’n boek moet je niet op de planken hebben staan. Even een dagje wachten en ik kreeg een mailtje van de boekhandel dat ik het kon komen halen.

Ik had het boek blindelings gekocht, niet naar de prijs gekeken. Of ik even vijftig euro wilde afrekenen. Als ik dat had geweten had ik misschien nog even gewacht met de aankoop want als chambres d’hôtes eigenaars zitten we in de meest moeilijke financiële periode ever. Maar alsof ik de prijs heel gewoon vond, rekende ik af.
Och, wat is nou vijftig euro voor een monument van een boek, bedacht ik toen ik de winkel uitliep. En, niet onbelangrijk, het is misschien wel het goedkoopste amusement dat ik ooit heb gekocht. Ik zal over het boek dagen, misschien weken doen, als je die tijd nou eens deelt door vijftig euro. Spotgoedkoop als je dat vergelijkt met theater. Voor anderhalf uur betaal je daar al snel vijfentwintig euro.

Nu ligt De toverberg op de schoorsteen. Vandaag begin ik er in te lezen.

Ingezonden

Donderdag 23 april, Moddergat

Eergisteren kreeg ik van Benne bovenstaand ingezonden brief toegestuurd. Het briefje stond een paar dagen geleden in de Volkskrant. Het is een klein nietig berichtje. Wie heeft het gelezen? Ik denk weinigen. Mij is het ook ontgaan.
Het briefje frappeert me omdat het de vinger op een zere plek legt en een probleem van onze huidige maatschappij blootlegt. Die rare polarisatie in onze maatschappij waardoor het liberalisme, en in toenemende mate het nationalisme, leidend is. De sociaal-democratie daarentegen is in de minderheid gebracht, en dat niet alleen in Nederland.

Het ordinaire kapitalisme neem hand over hand toe, de multinationals, toch al niet gehinderd door grenzen, trekken zich ook in ethisch opzicht van niets meer aan. Wie kapitaal heeft kan het ongeremd vergroten, wie slechts zijn arbeid heeft om geld te verdienen profiteerde niet mee van de bloeiende economie. De tegenstelling tot kapitaal en arbeid neemt perverse vormen aan. Je zou denken dat mensen daardoor juist de sociaal-democratie meer zouden waarderen. Omdat uitgerend deze politieke stroming dat kapitaal probeert te beteugelen en datgene wat bedrijven disproportioneel verdienen aan iedereen te laten toekomen. Het tegendeel is het geval.

De middenklasse heeft het naïeve idee dat ze tot de kapitaalkrachtigen behoren. En is stelselmatig bang gemaakt voor ideeën die ook maar enigszins naar socialisme ruiken. De sociaal-democratie is voor de meeste mensen misschien ook wel te sof, te redelijk. Veel mensen zien liever stoere leiders met een grote bek. Daar gaat voor hen meer belofte vanuit dan mensen die wikken en wegen en overleggen. Helaas is vaak het tegendeel het geval.

In veel landen zijn kiezers compleet de redelijke weg kwijt. Neem Italië, een failliet land, al jarenlang stemmen ze op gekken. Eerst kozen ze jarenlang de narcist Berlusconi als leider, daarna een non-partij als de Vijf Sterren Beweging. Vind je het gek dat het daar financieel en sociaal uit de hand is gelopen. Hetzelfde geldt voor Amerika, een land waar de president reactionairen oproept staten met een democratische gouverneur te bevrijden. Alles wat engiszins tendeert naar sociaal-democratie in Amerika is bij voorbaat verdacht.

Ook in Nederland staat de sociaal-democratie onmachtige aan de kant. Terwijl de sociaal-democratie toch een hoofdrol heeft gespeeld in het feit dat Rutte Nederland steeds een gaaf land noemt. Al heeft hij er de afgelopen jaren verrekte weinig aan gedaan om al die sociaal-democratische verworvenheden die het land zo gaaf maken in stand te houden.

Sijpelen

Woensdag 22 april, Moddergat

Uit de serie De laatste lezer

De tijd sijpelt weg. Ondanks dat ik nu in alle rust op het hoofdkantoor van Dossiermoddergat zit merk ik dat ik eigenlijk te weinig tijd heb. Waar sijpelt die tijd dan heen? Ik heb geen harde verplichtingen, geen deadlines, in mijn agenda staan geen afspraken. En toch is tijd een probleem. Tijd voor een analyse om het probleem te tackelen.

Dan moet ik toegeven dat luiheid misschien wel een van de oorzaken is. In Frankrijk, als we in bedrijf zijn, sta ik om 06.45 monter naast mijn bed. Nu rol ik met veel moeite rond 09.00 uur uit mijn bed, soms zelfs iets later. Veel verloren tijd dus. Maar wel lekker om mij deze luxe te kunnen permitteren. Eigenlijk hebben we een veel te lange vakantie, zeggen Wyb en ik regelmatig tegen elkaar, weliswaar een dure en een verplichte, maar het is toch vakantie. Ons gedrag staat absoluut in de vakantiestand.

Naast slaap is het gebruik van social media enorm toegenomen. Ik app en mail wat af, af en toe onderbroken door een telefoontje. Vorige week was mijn schermtijd… Ik durf het niet te zeggen, onbeschoft veel. Ter excuus. Ik lees de kranten op mijn telefoon, alle social media gaan via mijn telefoon, het nieuws volg ik ermee en soms is het zelfs mijn televisietoestel.

Opmerkelijk dat mijn telefoneren zich deze weken uitbreidt met beeld. Als ik iemand belde, of iemand mij belde gebruikte ik nooit FaceTime of Skype. Nu krijg ik elke dag wel iemand in beeld, wat ik helemaal niet erg vind. Een goede crisis zorgt vaak voor doorbraken of vooruitgang. Telefoneren krijgt een nieuwe dimensie. Bellen wordt opeens persoonlijker.

Ik had het al over kranten. Nog zo’n tijdslurper. Ik lees twee kranten, de Volkskrant en NRC, daarnaast lees ik hapsnap Het Dagblad van het Noorden en de Meppeler Courant. Wat de eerste twee kranten betreft, ik lees ze intensief. Er zijn dagen bij dat ik kan zeggen dat ik beide kranten echt uit heb.

Dan zijn er nog bezoekjes. Bezoekjes! Wat heerlijk! Mensen ontmoeten. Weken hebben we zonder bezoek gezeten en nu zien we opeens weer andere mensen. We willen liever geen bezoek ontvangen in het hoofdkantoor. Het hoofdkantoor is riant maar erg klein. Als we 1,5 meter afstand willen houden, zit het bezoek buiten. Daarom gaan we liever op bezoek. Lekker rijden door Friesland of het Hoge Land naar mensen met een groot huis of tuin.

Door al die drukte, drukte zonder verplichtingen, blijft er nauwelijks tijd over om te lezen. We hebben het al twee dagen zonder Netflix moeten doen. Zelfs de talkshows kunnen we niet volledig uitkijken. Via de fast forward knop razen we door de gesprekken, de productie van oud en gerecycled nieuws is inmiddels stuitend

Op alles wat ik nu noem zouden we kunnen tijd bezuinigen. Voorlopig hebben we daar geen zin in. Dus de tijd blijft voorlopig gewoon nog lekker weg sijpelen.

Rietvelden

Dinsdag 21 april, Moddergat

Rietvelden bij Dokkumer Nieuwe Zijlen

De tragiek van het theater

Maandag 20 april, Moddergat

Waarschuwing. Dit is een heel saai blog. Alleen interessant voor mensen die een beetje verstand van theater hebben. Ik zou niet doorlezen.

Ik krijg een mailtje van een vriend, een oud-wethouder in Leeuwarden, die ijvert voor gebruik van mondkapjes, zoals dat ook in Aziatische landen met veel succes gebeurt. We kunnen sneller uit de lockdown en bij slim gebruik hoeven we niet aan die 1,5 meter economie. Voor de duidelijkheid. Die mondkapjes zijn er niet voor bescherming van buitenaf. Die mondkapjes zijn er om anderen niet te infecteren.

Hij vraagt of Wyb en mij een opzet te maken voor een theater na de lockdown. Hoe een theater de logistiek kan regelen als bezoekers met mondkapjes op komen. We kunnen dan uitgaan van een vrije ruimte voor een bezoeker van 0,5 meter. Ik geef hem het volgende antwoord.

Ha Dolph,

Wat het mondkapjes scenario voor theaters betreft, jij benadert het probleem als een logistiek probleem, wat het natuurlijk ten dele is. Het grootste probleem van een 1,5 meter en een 0,5 meter economie voor theaters is een bedrijfseconomisch probleem. Een probleem dat in geen verhouding staat met het logistieke probleem. Logistiek kom je er wel uit, denken wij, je geeft zelf wat voorzetten. Het bedrijfseconomische probleem is veel bepalender.

Om een rekenoefening met je te doen. Stel je hebt een zaal van 800 stoelen. Dat zal de grootte van de gemiddelde grote zaal in Nederland zijn. De voorstelling kost, stel, €6.000. De toegangsprijs bedraagt €25. De bezettingsgraad van een gemiddelde voorstelling zal 600 stoelen zijn. 600 x €25 = €15.000. Hier moet de BTW 21% nog vanaf, is €2.603, blijft over €12.397.
Meestal is er een partagering van de recette van 80% voor de artiest, 20% voor het theater. Bedrag voor het theater is dan €2.479. Voor het gezelschap/artiest €9.917. Dat vind je waarschijnlijk onevenredig veel voor het gezelschap/artiest. Als voormalig producent zal ik je eens voorrekenen hoe duur het produceren van een voorstelling wel niet is. In deze verhouding kan de voorstelling gemaakt, het theater dekt (ternauwernood) de variabele kosten die met de avond zijn gemoeid. Overigens, voorstellingen die tussen de €10.000 en €15.000 kosten zijn geen uitzondering.

Als we uitgaan van 50 cm tussenruimte, schatten Wybrich en ik in dat er zaalcapaciteit overblijft van 50%, dus 400 stoelen. We hebben er wel ideeën over hoe je de zaal dan zou kunnen indelen. Mensen gaan altijd met z’n tweeën naar het theater. Aan weerskanten van die twee mensen laat je dan een stoel open. Voor en achter die twee mensen laat je ook twee stoelen over. De mensen verspringen hierdoor in de rijen. Dan geldt het volgende rekenmodel. Totale recette €10.000. BTW is dan €1.736. Blijf over aan recette €8.264. Blijft over voor het theater €1.653, voor het gezelschap €6.611. Dit betekent dat de voorstelling niet gemaakt kan worden en het theater te weinig kosten terughaalt.

Zie hier de tragiek van de podiumkunsten waardoor de 1,,5 meter economie niet werkt (cijfers zijn dan nog schrijnender, voor de liefhebber, cijfers zijn door mij te leveren), en zelfs de 0,5 meter economie niet. Over logistiek hoeven we helemaal niet te praten. Het kan per definitie niet uit. En dan hebben we het nog niet gehad over de extra kosten die gemoeid zijn met het in goede banen leiden van de verfijnde logistiek en het wegvallen van de commerciële verhuringen van een theater. Er zijn nauwelijks theaters en gezelschappen met een eigen vermogen. Elke marge is uit de podiumkunsten geperst.

Mocht je na deze treurige constatering nog behoefte hebben aan een logistiek plan, dan willen Wybrich en ik daar graag een plan voor bedenken. Ik denk alleen dat het een theoretische exercitie wordt. Je zult begrijpen dat ik met angst en beven de toekomst van het theater voor me zie. Heb ik het nog niet eens over het dramatisch gegeven dat Romeo en Julia niet meer in elkaars armen kunnen vallen.

Dag, nacht

Zondag 19 april, Moddergat

Dit is nog eens een ander landschap dan wijnvelden en de heuvels van de Cevennen. Dies heeft weer eens de bal in het water gegooid. Spelletjes, altijd spelletjes.

Zwart, wit. Licht, donker. Dag, Nacht. Zo groot is de tegenstelling tussen Nederland en Frankrijk. Er zijn twee mogelijkheden: of Rutte doet het helemaal verkeerd, of Macron doet het helemaal verkeerd. Rutte kan het verkeerd doen als de intelligente lockdown toch niet blijkt te werken. Als zijn lockdown wel werkt is het een briljante lockdown. Macron kan het verkeerd doen als achteraf blijkt dat de Nederlandse lockdown een briljante lockdown was want dat blijkt dat Macron op grote schaal zijn bevolking heeft gegijzeld.

Ik heb een vriend aan de lijn die de aanpak van Macron groter duidt. Volgens hem kiest Macron zo’n strenge lockdown omdat hij het centraal gezag in Frankrijk wil herstellen. Door gele hesjes, maandenlange rellen en wekenlange stakingen was het gezag uitgehold. Van al die onrust is nu niets meer te merken. Orde hersteld. Slimme truc die totalitaire lockdown. Ik ben benieuwd wat de geschiedschrijvers in 2075 over deze periode gaan schrijven. Ik zal het niet meer kunnen lezen, maar ben wel benieuwd.

We lopen door Dokkum en weten niet wat we zien. De meeste winkels zijn open, qua drukte lijkt het een gewone vrijdag, ietsje minder druk misschien. We kunnen zelfs boeken kopen in de plaatselijke boekhandel. Bij binnenkomst eerst handen ontsmetten. Verkoopster achter plexiglas plaat. Bij een opticien kopen we spul om brillen mee schoon te maken. Hier hetzelfde recept: bij binnenkomst eerst handen ontsmetten, verkoper achter plexiglas plaat.
Wat een luxe. Gewoon in je auto kunnen stappen, naar een stadje rijden en er vrijelijk doorheen wandelen. Hier in het noorden van Nederland hebben we nog geen mondkapje gezien. In Frankrijk loopt inmiddels 50% met een mondkapje.

Niks ten nadele van een mondkapje, want die dingen lijken me, zeker bij het afbouwen van de lockdown, veel nuttiger dan het RIVM ons wil doen geloven. Het enthousiasme voor het mondkapje wordt volgens mij in Nederland getemperd omdat er een groot tekort aan is. De enorme sterfte in de verzorgingshuizen, het meest onderbelichte nieuwsfeit van de afgelopen weken, is waarschijnlijk onder andere aan het gebrek aan mondkapjes te wijten.

Alles wijst erop dat Nederland een vorm begint te vinden met leven in tijden van corona. De roep om exit maatregelen wordt dan ook steeds groter. Gisteravond zat Maurice de Hond bij OP1. Dat is een gunstig teken want het betekent dat er ruimte komt voor een ander geluid. Ik volg sinds een paar dagen zijn blog en las daar behartenswaardige dingen in, zie https://www.maurice.nl/. 55% van de mensen wil nu dat er met exit maatregelen wordt begonnen. 6% wil onmiddellijk stoppen met de lockdown en 35% wil doorgaan met de lockdown. Benieuwd waar Rutte dinsdag mee komt. Toch fijn dat we de ontwikkelingen nu in eigen land kunnen meemaken.

Mes

Zaterdag 18 mei, Moddergat

Eergisteren reed Wyb van ons huis naar de Super U met de auto. Een tochtje van anderhalve kilometer schat ik. Ze werd liefst twee keer aangehouden. Een score die me somber maakte over onze poging de volgende dag om naar Nederland te gaan. Als we bij elk dorp of stad twee keer zouden worden aangehouden, kon het een tocht van dagen worden.

We vertrokken gisteren om half acht ’s ochtends. De navigatie gaf aan dat we tegen 22 uur in Nederland zouden aankomen. Als alles tenminste goed ging. Het dorp reden we zonder controles uit, kon best een goed teken zijn. Voor het eerst in vijf weken passeerden we de dorpsgrens. Dat op zich was al een bevrijdende ervaring.

Omdat er opmerkelijk weinig auto’s op de weg waren, konden we lekker doorrijden. Het eerste dorp dat we passeerden was ons geliefde Sauve waar we wekelijks toch wel een of twee keer waren in tijden dat we nog in een gewone maatschappij leefden. Nu waren we er al vijf weken niet geweest. Ook hier geen controles.

‘In Nîmes schijnen ze streng te controleren,’ zei Wyb die dat in de krant had gelezen. We waren benieuwd. De weg tot Nîmes hadden we in ieder geval nog nooit zo snel afgelegd. De lockdown komt voor iedereen hard aan. Ook voor de hoeren die normaal gesproken langs deze weg zitten, een geel hesje als teken dat gasten welkom zijn. Voor de eerste keer zagen we er geen een zitten. Het zijn bizarre tijden.

De dag werd steeds vrolijker. Normaal gesproken is Nîmes een verkeersknooppunt waar je niet snel doorheen bent. Vandaag ging onze auto als een mes door de boter. We zwaaiden naar het ziekenhuis waar ik diverse keren heb liggen lijden en lieten het snel achter ons. Van de ietwat sombere veronderstelling van Wyb merkten we niets. Geen politie te bekennen, nergens controles.

De afgelopen vijf weken had ik het idee dat we in een soort politiestaat leefde. Met strenge controles werd iedereen tot thuiszit discipline gedwongen. Door onze tocht kreeg ik een heel ander beeld. Die Fransen zijn gewoon zelf heel gedisciplineerd, daar hebben ze geen uitvoerend gezag voor nodig.

‘Bij de tolpoorten zullen we wel met controles te maken krijgen,’ voorspelde Wyb. Maar ook deze voorspelling kwam niet uit. We passeerden vier van die enorme tolpoorten waar in de vakantieperiode lange rijen voor staan. Nu hadden we ruime keuze welk poortje we namen. Ticket trekken en doorrijden. Achter dat poortje: geen controle, geen politie. Laat ik kort zijn: in heel Frankrijk, zo’n negenhonderd kilometer lang, geen enkele controle.

We gingen juichend de grens naar Luxemburg over. Er was helemaal geen grens te zien. Even tanken daar, voor het eerst in dertig jaar tankten we diesel onder de 1 euro. Zowaar een echte feestdag. Vervolgens staken we juichend de grens van luxemburg naar België over. Alweer geen grens te zien. Vodafone liet weten dat we in België waren, net alsof er helemaal niets aan de hand was.

En verdomd. Even na de Belgische grens reden we in de eerste controlefuik van de Belgische politie. Een politieman die uit een Amerikaanse politiefilm leek weggelopen maande ons tot stoppen. Wyb dacht dat hij ons de weg wees en gaf een lekkere dot gas. De man had nog net geen tijd om zijn revolver te trekken. Waar we heen gingen? Waarom we daar heen gingen? We gaven keurig antwoord. Rijdt u maar door liet hij nors weten. We hoefden niet eens de papieren te laten zien.

Uiteindelijk kwamen we om 20.45 uur in Kollum aan, meer dan een uur sneller dan oorspronkelijk gepland. Dat was nog eens doorrijden. Het enige wat ons opviel is dat Nederland een soort klein Gallisch dorp is dat dapper standhoudt tegen de boze corona buitenwereld. Is het in alle landen ten zuiden van Nederland totaal rustig, in Nederland, in ieder geval op de wegen, een drukte van jewelste. Ik popel om te genieten van de intelligente lockdown van die Nederlanders, gezien de drukte op de wegen komt dat wel goed.

En zo zijn we weer eenvoudig gelukkig in Moddergat.

Vive la France, 3x

Donderdag 16 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

Familieomstandigheden

Woensdag 15 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

Bovenstaande foto heb ik al heel lang willen maken.Een paar dagen geleden nam ik de lezer mee op onze wandeling door de wijnvelden. Deze foto heb ik gemaakt op een van onze andere vaste wandelroutes. We lopen dan langs het water, Dies haalt de ene na de andere stok uit het water. Als we terug naar huis lopen, komen we, vaste prik, langs deze mensen. Ze zitten altijd met z’n drieën voor het huis. Centraal in hun huis staat de auto. Achter de auto is namelijk hun woonkeuken waar ik ze, bij slecht weer, altijd aan de tafel zie zitten. Mooi of slecht weer, de auto staat altijd op zijn plaats.
Ik weet dat ze er pas vanaf half drie zitten, voor die tijd hebben ze zo’n uitgebreide Franse lunch in die woonkeuken. Al diverse keren was ik mijn fototoestel vergeten, gelukkig dacht ik er nu aan. Ik nam de foto en als tegenprestatie deed ik nog wat circustrucjes met Dies.

Wij wonen in een hoog huis. Een monumentale trap brengt ons naar de vierde verdieping waar ons appartement is. Ideaal voor onze conditie. De trap is nu ook sportruimte geworden. Om het uur lopen we twee keer omhoog en omlaag. In totaal doen we dit tien keer per dag (althans dat is ons voornemen). Op die manier houden we ons fit voor het moment dat er weer gasten komen. Vorige zomer waren we topfit, kwam onder andere door die trappen. Op een normale dag lopen we voortdurend op en neer. Al sinds weken hebben we geen normale dagen meer. Alleen Dies zorgt ervoor dat we nog wat beweging krijgen.

We willen er even tussenuit. We leven nu al zes weken in het dorp. Dat houden we prima uit, maar dat levert toch een ander leven voor ons op. Wij zijn reizigers, trekkers. Normaal gesproken hadden we in deze tijd heel Zuid-Frankrijk verkend, had ik zo op gehoopt.
Dat Frankrijk verkennen kunnen we sowieso vergeten. Wyb ging gisteren met de auto naar de supermarkt en werd liefst twee keer gecontroleerd. Daarom hebben we besloten naar Nederland te gaan en te genieten van de intelligente lockdown.

Dat gaat natuurlijk niet zomaar. Op de eerste plaats moeten we een formulier van de ambassade invullen dat we aan de Franse autoriteiten kunnen laten zien en een formulier voor de Belgische. Daarnaast is er een Frans formulier waarop staat dat we door familieomstandigheden naar Nederland terug moeten. Die familieomstandigheden klinkt ernstiger dan het is. In feite zijn die familieomstandigheden helemaal niet erg. Het begrip zegt vooral alles over onze eigen behoefte om, na onze drooglegging van sociale contacten, de familie weer te zien.

Of het gaat lukken om zomaar in Nederland te komen weet ik niet. Als je nagaat dat je in ons dorp al twee keer wordt aangehouden. Op de tolwegen schijnt bij elke tolgelegenheid politie te staan. Door al die controles kan het nog een lange tocht worden. In België schijnen zo ook niet mals te zijn. We zullen zien, vrijdag is de dag, zaterdag doe ik verslag. Cliffhanger.

Zucht

Dinsdag 14 maart, Saint-Hippolyte-du-Fort

Gisteren sprak President Macron ons weer toe. In een inzetje vertaalde een doventolk zijn verhaal. Onder in beeld was ondertiteling. Was ik blij mee want het Frans van Macron gaat me boven mijn pet, met zijn woorden eronder begrijp ik het nog enigszins.

Er vielen me een paar dingen op. Het meest basale is dat Macron met gezag kan voorlezen. Daar kunnen ze bij ons een puntje aan zuigen. Onze koning is wat voorlezen betreft een stoethaspel. Vermoedelijk leest hij nauwelijks want hij heeft geen enkel gevoel voor het ritme van de taal. Na al die jaren wordt het ook niet beter. Meer lezen, man.
Onze premier is rap van tong, een gladde prater, maar voorlezen van de autocue ho maar. Ook bij hem wordt het dan kunstmatige taal, voornamelijk door veel te lange pauzes tussen de zinnen. Nee, dan Macron. Een man met gezag. Althans, dat beeld kan hij oproepen.

Het belangrijkste onderwerp voor ons: de bedrijfsmatige ramp bereidt zich uit. Macron vaardigde een verlenging af van de totalitaire lockdown tot 11 mei. Dat betekent dat we de aankomende vier weken weer in isolatie zitten. En passant liet hij weten dat na 11 mei de restaurants, de hotels en de theaters zeker nog niet open gaan. Hij noemde de chambres d’hôtes niet specifiek, maar ik denk dat we die in dat rijtje kunnen scharen.

Opmerkelijk vond ik dat de anderhalve meter die in Nederland zo belangrijk is hier is gereduceerd tot een meter. Het woord anderhalf is niet gevallen, laat staan het woord anderhalve-meter-samenleving wat ik een hoopvol begrip vind. Misschien is er toch toekomstperspectief, zelfs als het virus rond blijft waren. De oplossing: anderhalve meter van elkaar blijven. In die meter waar Macron het over had geloof ik niet zo, wat is nou een meter? Voor het virus moet je toch een beetje een offer brengen.

Het totalitaire karakter van het Franse confidement blijft bestaan. Dat betekent: gekluisterd aan je huis. Mijn Franse nicht was heel boos, waarom niet, zoals in Nederland een intelligente lockdown? Nederland bewijst dat het kan. Bovendien, de plekken waar mijn Nicht en ik wonen, in de Dordogne en de Gard, valt het eigenlijk reuze mee met Covid-19. De brandhaarden hier zijn Parijs en de Elzas.

Op onze wandeling met Dies spraken we vorige week op anderhalve meter afstand een verpleegster die werkte in het ziekenhuis van Le Vigan. Daar is een hele corona afdeling ingericht maar er is nog geen patiënt binnengekomen. Dat is nog eens luxe. De cijfers van ons departement Gard vallen in het niet bij de cijfers van Parijs en de Elzas.

De eerste reactie van Wyb en mij was: overmorgen gaan we voor een paar weken terug naar Nederland. Even weer bewegen. De vierkante kilometer waar we nu zes weken op leven komt ons een beetje de keel uit. Maar kunnen we terug? Vandaag twijfelen we weer. Op zich zitten we hier goed. En Nederland is toch een heel eind rijden, hebben we daar wel zin in? We moeten hier nog een aantal dingen regelen, daarna zien we wel weer, is de huidige stand van zaken.

Laat ik eindigen met een zucht.

Hoogtepunt

Maandag 13 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

Het hoogtepunt voor ons elke dag tijdens deze lockdown is de wandeling met Dies. We kunnen verschillende wandelingen maken maar deze wandeling maken we het meest, een fotoreportage. Eindelijk eens iets anders dan het zuchten en steunen over het confinement.

Voor Dies is het belangrijkste doel van de wandeling het weitje waar we met onze werparm ballen gooien. Dies heeft één grote hobby, en dat zijn ballen. Wij noemen hem dan ook vaak de balletjes man of de ballenjunk. Op en rond het weitje liggen heel wat ballen die we kwijt zijn geraakt. Op de tweede foto zoeken Wyb en Dies naar een bal die in de greppel tussen de bramenstruiken terecht is gekomen. We moeten ook deze bal als verloren beschouwen.

Volgende plek waar Dies naar uitziet zijn de watervalletjes van Le Vidourle. Daar kan hij namelijk na zijn balletjes inspanning water drinken. We hebben twee rivieren die door ons dorp lopen. Naast Le Vidourle is dat de l’Argentesse. Die laatste rivier staat eigenlijk altijd droog. Behalve als het heeft geregend, dan wordt het een kolkende rivier.
Na de watervalletjes lopen we langs Le Vidourle de wijnvelden in. En dan het grote raadsel. Die watervallen vallen altijd, maar na vierhonderd meter is er alleen een droge bedding. Vreemd, want na een paar kilometer is het opeens weer een volwassen stromende rivier.

Als we door de wijnvelden lopen, horen we op verre afstand al de bellen van de schaapskudde die hier door de velden zwerft, uiteraard compleet met schaapsherder waar we altijd een praatje mee maken. Hij hoedt 175 schapen, in de stal zitten nog eens 200 lammeren. Als je er langs loopt is het een geblaat van jewelste. Daar tussen het geblaf van de border collies die op hen passen.

Een van de mooie monumenten waar we langs lopen is dit vervallen huis. Het vertegenwoordigt voor mij de charme van Frankrijk. In Nederland zou zo’n huis allang zijn opgeruimd, de veiligheid, de welstandscommissie en heleboel andere regels zorgen ervoor dat zo’n huis in Nederland niet kan bestaan. Ben zo blij dat hier verval gewoon mag.

Na ons rondje wijnvelden komen we bij de twee muilezels uit. Onze conculega’s op wiens huis we in maart hebben gepast wonen naast deze muilezels. Hierdoor weten we dat die beesten een enorme takkenherrie maken als ze balken. Neemt niet weg dat ik aan het geluid was gehecht. Sinds we het boek De Bruggenbouwer lazen van Markus Zusak noemen we de bruine muilezel Achilles. Wie wil weten waarom moet dat prachtige boek maar lezen. Voor de liefhebber: toch curieus dat een muilezel zo’n grote piemel heeft.

Het laatste stukje van onze tocht loopt langs de l’Argentesse. Als we de brug over zijn lopen we weer het dorp in. Binnenkort zal ik eens wat foto’s van ons dorp maken.

Oblomovs

Zondag 12 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

Bericht op het liveblog van de NOS deze ochtend: ‘De voorzitter van de Europese Commissie Ursula van der Leyen verwacht dat er aan het einde van dit jaar een coronavaccin ligt. (.) Mensen kunnen volgens haar beter geen zomervakanties boeken. ‘Niemand kan op dit moment betrouwbare voorspellingen doen voor juli en augustus.’

Het bericht staat er in een stroom van nieuws over de corona crisis. Ik word er meteen nog chagrijniger van dan ik al ben. Voor het eerst sinds ons verplicht thuis zitten, heb ik er echt de pest over in. Ik heb er genoeg van. Vijftig kilometer hier vandaan ligt de Middellandse Zee, op eenzelfde afstand ligt de prachtige stad Montpellier, al wekenlang zien we niets anders dan onze tuin en ons dorp. De situatie zuigt je leeg. We zijn zo’n beetje gedwongen Oblomovs.

Geen vakanties in juli en augustus? Dus ook niet in juni? Weet de dame wel wat ze zegt. Opnieuw maandenlang geen gasten. Een chambres d’hôtes zonder gasten is… Even zoeken naar een metafoor. …Als een rivier zonder water.
En dan de enorme maatschappelijke en economische schade. Naast dat ik al chagrijnig was, heb ik de neiging boos te worden. Het is onredelijk van me. Ik moet niet boos op haar zijn. Boosheid is in dit geval sowieso een misplaatste emotie. Mevrouw van der Leyen trapt bovendien een open deur in want sinds anderhalve maand komen er überhaupt geen reservering meer binnen. Mensen hebben al lang besloten voorlopig geen vakantie te boeken. Het enige wat binnenkomt zijn annuleringen. Terecht kijken ze eerst de aap uit de boom.

Over het algemeen heb ik een tamelijk gelijkmatig karakter. Door mijn gemoed word je niet snel verrast, het is altijd ongeveer hetzelfde, tamelijk opgewekt, altijd bereid om mee te gaan met een grap, daaronder een sombere grondtoon waar niemand iets van merkt. Van mijn humeur heb je geen last. Vandaag moet ik mijn uiterste best doen dat gemoed vast te houden. Ik heb er gewoon de pest in. Zitten we hier opgesloten. Hiervoor waren we niet naar Zuid-Frankrijk gegaan. As we nu in Nederland waren konden we tenminste nog naar de woonboulevard.

Paaszaterdag

Zaterdag 11 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

Eerst een kop koffie daarna een paar jenevertjes

Als slotstuk was er het bekijken van de tuin

Ik kom uit een geëxplodeerde familie. Eens was het een hechte eenheid, in mijn jeugd was ik lid van een groot verband. Ik groeide op met ooms, tantes neven en nichten die samen een warm en vrolijk leven leidden. Tot de dood zijn fragmentatiebommen in de familie gooide. De een na de ander overleed, de familie raakte uit evenwicht. Na het overlijden van de mater familias was het eigenlijk een hopeloze zaak, er was geen middelpunt vliegende kracht meer. De explosie wierp ons in alle hoeken van het land en sommigen zelfs in het buitenland.

Er was één dag in het jaar dat het net leek alsof we niet waren geëxplodeerd: paaszaterdag. Op die dag verzamelden alle mannen van de familie zich weer op de thuisbasis Nijmegen. Veertig jaar lang liepen we met het mannelijk deel van Nijmegen, over de Waalbrug, naar Lent, naar het boerderijtje van een oom en tante van mijn moeder. We werden daar ontvangen met eerst een kop koffie en daarna een paar jenevertjes. Als slotstuk was er het bekijken van de tuin en liepen we als eerbetoon aan onze al lang overleden ome Kees een vervallen tuinhuisje in waar op een sigarenkistje de laatste sporen van onze geëxplodeerde familie stonden, de inkt van de pen bijna uitgewist.

Het was een tocht vol traditie. Zo sloegen wij tegen de ballen van Jan van Hooff, een oorlogsheld die de Waalbrug redde en wordt geëerd met een reliëf op de brug, onze paaseitjes kapot. Na het innemen van een jenevertje marcheerden wij verder. Vervolgens haalden mijn ooms op het eind van de brug hun piemels uit hun broek en testten zij hoe ver hun pis dit jaar weer kwam in het regengootje van de trappen naar beneden. Ik haalde de blaadjes en takjes uit de goot zodat hun pis zover mogelijk kon komen.

Op de Waaldijk, die ook al niet meer bestaat, riepen wij ‘Knot de wilgen!’. Er was een jaar dat de wilgen het bijna begaven onder hun takkenrijkdom. Mijn oom, ook al lang overleden, kreeg ruzie met de boer. Waar bemoeiden wij ons mee? Jarenlang bleven wij op die plek stilstaan en riepen dus dat die wilgen nou eindelijk geknot moesten worden, ook al waren ze al lang geknot. Op de plek waar wij het riepen stroomt nu de Waal. De mens greep weer eens in, nooit tevreden met de loop van de rivieren, altijd aan het klooien om het nog volmaakter te maken.

Meer dan veertig jaar was paaszaterdag verbonden met onze traditie. Tot ook deze traditie explodeerde. Ooms overleden of werden zo krakkemikkig dat ze de tocht niet meer konden lopen. We probeerden het een paar jaar om met de familie op die dag pannenkoeken te gaan eten. Een deel van de familie hield dat nog een paar jaar vol, het bleek voor mij een scherf van vroeger geluk. Ik vond het niet meer waard om voor pannenkoeken van het noorden naar het zuiden te rijden. En zo werd ook de laatste activiteit van onze familie uitgewist en is paaszaterdag voor mij gewoon een zaterdag geworden en is deze dag een herinnering zoals alles een herinnering wordt.

Confinement

Vrijdag 10 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

De hardcore lezer van Dossiermoddergat zal in dit blog niet veel nieuws lezen. Ik schreef het vandaag voor Facebook en toen bedacht ik, het is toch eigenlijk ook een soort blog en niet iedereen zal hardcore zijn. Zie hieronder de Facebook tekst.

Mocht iemand ooit gedacht hebben, nou die zijn mooi op tijd ontsnapt uit de theaterwereld nu er zo’n crisis is, dan is dat een foute gedachte. In principe worstelen we hier in Frankrijk met onze chambres d’hôtes met dezelfde problemen als de theaterwereld: het bedrijf ligt stil, geen gasten, geen inkomsten.

Hier in Frankrijk is het in alle opzichten stil. We kunnen jullie feliciteren met de intelligente lockdown waar jullie in Nederland mee te maken hebben. Hier in Frankrijk is een totalitaire lockdown. Al vier weken lang zijn we het dorp niet uit geweest. Per dag mogen we een uur wandelen met Dies. En dat mogen we niet met z’n tweeën doen, een van ons mag de deur uit, maar daar houden we ons niet aan. We mogen niet verder dan een kilometer van huis. Gelukkig staan we dan al midden in de wijnvelden of de heuvels van de Cevennen en komen niemand meer tegen. Als we de deur uitgaan mogen we dat alleen als we een formulier invullen. Dat is niet zomaar een bureaucratische maatregel, we zijn al diverse keren gecontroleerd. Een van ons mag naar de supermarkt of de apotheek, verder zijn alle winkels dicht.

Wij wonen in departement de Gard en dat is een van de minst getroffen departementen van Frankrijk. Dus dat is mooi. Toch houdt iedereen zich keurig aan de lockdown, hier confinement geheten. Dat hadden we niet verwacht want voor het confinement werd er, ondanks waarschuwingen, bij begroetingen nog volop gekust en omhelsd.

Wij brengen de dag dus voornamelijk in huis door. Gelukkig hebben we een grote tuin en veranda en dat verlicht het isolement. Veel mensen in Frankrijk leven in kleine appartementen en dat maakt zo’n confinement natuurlijk veel zwaarder. Ander groot geluk: het weer is heerlijk, we leven nu al twee weken buiten in de tuin.

Bedrijfsmatig gezien is deze tijd een ramp voor ons. Er is een expliciet verbod voor chambres d’hôtes om open te zijn. Niet dat dit iets uitmaakt want wie heeft zin om in deze tijd te reizen. Dit betekent dat we in maart en april geen inkomsten hebben. Maar ook twee maanden geen gasten, geen reuring, geen gezelligheid. Onze hoop was gevestigd op mei waar we veel reserveringen hadden staan. De meeste daarvan zijn inmiddels geannuleerd. Financieel wordt het voor ons heel moeilijk. We sluiten niet uit dat we er 1 oktober mee moeten stoppen, dit gaan we niet volhouden. Mocht juni ook wegvallen, dan is het zeker einde verhaal. Er is in Frankrijk weliswaar een tegemoetkoming voor micro-entreprises, de bedrijfsvorm die wij hebben, helaas bedraagt die slechts vijftienhonderd euro per maand en daar gaan wij het niet mee redden.

Persoonlijk gezien maken we het er het beste van. We beschouwen het maar als een lang uitgevallen vakantie, zij het een dure. We proberen te genieten van de rust. We lezen ons te pletter (wat een luxe!) kijken de ene na de andere serie op Netflix (wat een genot!) en volgen het nieuws in Nederland en Frankrijk op de voet (wat een bizarre tijd!).

De laatste operatie die Gerard nog zou krijgen, een hersteloperatie, is gezien de corona crisis, voor onbepaalde tijd uitgesteld. Dat is jammer, want daarom kunnen we het ziek-zijn nog steeds niet definitief afsluiten. Gelukkig is Gerard weer mobiel en kan hij, buiten lange wandelingen maken, eigenlijk alles weer. Maar ja, lang wandelen is toch verboden.

Twee weken geleden zou de familie naar Frankrijk komen. Daar hadden we ons erg op verheugd. Het spreekt voor zich dat dit niet kon doorgaan. Want in tegenstelling tot de intelligente lockdown in Nederland leven we hier echt in een isolement. Het is hier ten strengste verboden om bij elkaar op bezoek te gaan. Daar komt bij dat we geen familie en vrienden hebben die we terloops zouden kunnen tegenkomen.
Gelukkig blijken wij relationeel heel goed confinement-bestendig. Het is wel de ultieme relatieproef natuurlijk. Het is bijna een psychologisch experiment: sluit een echtpaar een maand op in een huis, wat gaat er gebeuren? Daar hadden we het antwoord vooraf niet op kunnen geven, maar dat gaat prima. We hebben zo het vermoeden dat het experiment nog met een maand wordt verlengd. Het is een bizarre tijd, het is spannende tijd.

We wensen onze Facebook vrienden allemaal veel gezondheid en bon courage.

Spons

Donderdag 9 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

Een paar dagen geleden schreef ik dat ik wat nieuws betreft een spons ben. Al het nieuws over corona en haar crisis heb ik als een gek opgezogen. Dat zuigen deed ik uit twee kranten, de Volkskrant en NRC en alle talkshow tafels. Tussendoor zette ik nog eens de radio aan en keek ik naar een persconferentie.

Ik kijk er met ontzetting naar. Maar laat ik eerlijk zijn, ik geniet er ook van. Ik hou van zo’n crisis die alles op zijn kop zet. Het is fascinerend om te zien hoe iedereen zijn best doet om alles in goede banen te leiden. Bovendien, om nog eerlijker te zijn, het bevredigt ook mijn sensatiegevoel. Bij een ongeluk op de snelweg ontstaat aan de andere kant van de weg niet voor niets een kijkersfile. Het zijn onze lagere instincten.

In filosofisch opzicht past die corona crisis in mijn wereldbeeld. De afgelopen decennia, uitgezonderd in 2008, heb ik moet toekijken hoe de mens zich onaantastbaar waande en steeds zelfgenoegzamer werd. Schijn, dacht ik steeds, waanidee. Er hoeft maar dit te gebeuren en de wereld staat op zijn kop. De mens is net zo’n kwetsbaar wezen als de grutto of de berggorilla. Een meteorietje en de wereld is voor eeuwen in duisternis gehuld. Onze illustere voorganger de dinosaurus weet er alles van. Een virusje dat uit de band springt. Dood.

Er treedt nu wel een nieuwe fase in vind ik. De spons zit vol. Ik merkte het gisteren bij het kijken naar OP1. Er werden weer vele vragen gesteld maar op elke vraag wist ik al het antwoord. Ik geloof dat ik mijzelf nu een corona specialist mag noemen. Of het nou om de ic’s, de statistieken van het verloop van de ziekte of de economische gevolgen gaat, ik had hetzelfde antwoord kunnen geven als de daarvoor uitgenodigde specialisten.

Dat is helemaal geen verdienste van mij. Het is de kracht van de herhaling. Herhalen is de moeder van het leren. Elke vraag is inmiddels tien keer gesteld. Elke facet van deze ellende is tien keer belicht. Het meest trieste voorbeeld daarvan was dat Xander van der Wulp van het NOS Journaal bij wijze van nabeschouwing letterlijk ging herhalen wat Mark Rutte nog geen minuut daarvoor had gezegd. Die hele corona crisis wordt op deze manier dodelijk saai.

Ik heb dan ook het volgende voorstel. Niemand in de media stelt nog een vraag of behandelt nog een onderwerp dat al uitvoerig aan bod is gekomen. Dit zou een enorme efficiency slag zijn -en er was toch een tijd dat we zo van efficiency hielden. Televisieprogramma’s zouden hoogstens nog vijf à tien minuten duren. De krant kan op drie pagina’s gedrukt. Persconferenties zijn na zeven minuten klaar. Nog meer tijd voor Netflix.

Bibelebontse Berg

Woensdag 8 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

Uit de serie Vive la France

Als dat corona virus niets was komen opdagen hadden we een zomer vol sport meegemaakt. Het Europees kampioenschap voetbal, de Olympische Spelen, Wimbledon. De media waren uit hun voegen geknapt van zoveel sport. En we hadden al die wedstrijden en uitslagen ontzettend belangrijk gevonden en ongekend veel aandacht gegeven.

Maar het gaat allemaal niet door. Eigenlijk zonder noemenswaardig gemor zijn ze met een pennenstreek afgelast. Klaar. Geen sport deze zomer. En ik heb er niemand dood van zien gaan, of zich van verdriet zien ophangen. Zelfs de sporters ondergaan het gelaten. Als we het over vitale beroepen hebben, deze virus crisis toont aan dat sport volstrekt geen vitale betekenis heeft.

Wat zou het goed zijn als al die sportfanaten zich nu eens met vitale onderwerpen bezig gingen houden. Het zou toch prachtig zijn als ze zich eens verdiepten in de filosofie of lid werden van een politieke partij, van een vakbond desnoods. Laat ze eens een natuurkundig experiment doen of geld inzamelen voor de een of andere hongersnood. Eindelijk gaan we ons focussen op nuttige dingen.

Corona brengt ook goed nieuws. Zo staat vandaag in de krant dat profvoetballers in totaal 9,2 miljard minder waard zijn. Toch mooi dat de perversiteit door het virus uit de wereld wordt gedrongen.
Ander voorbeeld is het verdwijnen van de Bekende Nederlander uit het straatbeeld. De BN’er doet zijn uiterste best om zich nog een beetje in de kijker te spelen met door op de laptop opgenomen liedjes. Gelukkig wil dat niet aanslaan en heeft iedereen door dat die liedjes bagger zijn en niet vanuit idealistisch maar slechts uit egocentrisch oogpunt zijn gemaakt.

Het enige evenement dat nog hangt is de Tour de France. Niet dat dit opmerkelijk is want het nationaal bewustzijn van de Fransen, om niet te spreken van nationalisme, is groot. Geen sportevenement zo belangrijk als de Tour de France, vinden ze in Frankrijk.

In Frankrijk wordt dan ook fanatiek opgeroepen om vooral Franse producten te kopen bij Franse winkels en toch echt in Frankrijk op vakantie te gaan. Het lijkt wel de Bibelebontse Berg.
Wat Europese gedachte? De grenzen zijn weer dicht en het is weer ieder voor zich en god voor ons allen. De natiestaat wordt nieuw leven ingeblazen.

Een interessante tijd. Gelukkig wel zonder sport. Wat een verademing.

Om Purnahmada

Maandag 6 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

Je neemt een paar beslissingen in je leven en opeens is je positie totaal veranderd. Zeven jaar geleden had ik het idee dat ik leefde op de huid van de tijd. Ik was directeur van een groot toneelgezelschap, zat in allerlei commissies en besturen. Stond in de frontlinie als het ging om de discussies over kunstbeleid. Ik raasde als een gek door het leven, reisde van hot naar haar. Tientallen mailtjes per dag, van ’s ochtend 8.30 uur tot 00.00 uur telefonisch bereikbaar. Altijd bezig met dit en dat. Produceerde de ene na de andere voorstelling.

En nu? Ik zit in een huis in Zuid-Frankrijk. Incidenteel een mail of telefoontje. Niemand die mij mijn advies of beslissing nodig heeft. Free at last. Ik kreeg vandaag van Kees een uitspraak van Blaise Pacal toegestuurd: ‘Het meeste kwaad ontstaat omdat een mens niet kan stilzitten in zijn kamer.’ Ik doe niemand meer kwaad en zit stil in mijn kamer. Van een participant is mijn positie veranderd naar een observator. Ik zit buitenspel en bekijk het gedoe van de ander.

Positiewisseling. Matthijs wees mij erop toen ik bij Het Zuidelijk Toneel stopte dat mensen die hun drukke baan eraan geven om meer voor zichzelf te kunnen doen dat het meestal uitliep in passiviteit. Ik denk regelmatig aan zijn woorden. Ik denk dat hij gelijk had. In mijn geval is het nu een verplichte passiviteit. Als er geen virus was, werkte ik hard voor de gasten van onze chambres d’hôtes. Maar er zijn geen gasten. De wereld ligt stil. Daarom sta ik nog meer buitenspel dan anders. Ik volg nauw het nieuws, kranten, televisie, social media, ik ben een spons.

Ik denk dat Matthijs gelijk had met zijn waarschuwing. Passiviteit is aantrekkelijk. Uit mijn jeugd kan ik mij herinneren dat ik het heerlijk vond om lui te zijn, niets te hoeven, niets te doen. Na mijn jeugd heb ik dat gevoel nooit meer gehad omdat ik van het een in het ander werd gesleurd. Ik stootte me op in de vaart der volkeren. Waarom? Vermoedelijk een mengeling van geldingsdrang, eerzucht, ambitie, angst, gevoel van macht, zucht naar materie.

Ik kan eerlijk gezegd best genieten van dit niets doen, het niets hoeven. Niet dat ik niets doe. Ik schrijf elke dag een blogje, doe een poging een oude roman tot leven te polijsten. Wyb en ik voetballen met Dies op de veranda. Maatschappelijk nut nul. Om ons heen een crisis, wij hebben ons opgesloten in een cocon. Een cocon met boeken, films, rust en observatie. Om purnahmada. Dat is Sanskriet en betekent: alles is goed, ook als het niet goed is.

De bruggenbouwer

Zondag 5 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

Ik ben een maniakaal lezer. Als lezer van Dossiermoddergat heb je daar geen last van. Elke keer als ik een boek uitheb val ik je niet lastig met de titel en het navertellen van het verhaal. Ik geloof niet dat verhalen überhaupt zijn na te vertellen, het vertellen van verhalen heeft alles met stijl te maken, de manier waarop het verhaal is verteld, het verhaal is nooit alleen zijn anekdote.

Mijn lezen is een volstrekt nutteloze bezigheid. Ik schrijf er niet over, ik doceer er niet over. Met nutteloze bezigheid bedoel ik maatschappelijk nuttig. Het enige nut van mijn lezen is dat ik geniet. Laat ik eerlijk zijn, het is een vorm van escapisme voor me. Vooral in de wereld van de podiumkunsten worden er hele discussies gevoerd over het maatschappelijk nut van kunst. Toneel moet verbinden, een kritische blik op onze samenleving werpen, emancipatorisch zijn. Het zal wel en ben blij dat schrijvers daar niet mee bezig zijn. Natuurlijk zijn er schrijvers die er wel mee bezig zijn, en dat is prima, en dan kan ik mogelijk zelfs genieten van hun boeken, mits goed geschreven, maar heel veel schrijvers interesseert die discussies geen snars. Ze schrijven wat ze moeten schrijven. Maar ja, ze worden dan ook niet gedwongen door subsidiërende overheden die hun politiek stokpaardjes willen uitventen.

Mijn lezen heeft geen enkele richting, ik ben een veelvraat. Weet inmiddels wel dat ik hou van veel Amerikaanse schrijvers en dat ik de oude Russen met veel plezier lees. Maar of het nou gaat om de rauwe boeken van Louis-Ferdinand Céline of het bescheiden, poëtische proza van Nescio, om maar eens een tegenstelling te noemen, ik kan er mateloos van genieten.

Als je aan mij vraagt wat nou de mooiste boeken zijn die je hebt gelezen. Dan antwoord ik altijd Nine Stories van J.D. Salinger en de 6-delige herinneringen van Konstantin Paustovskij. En dit is een bruggetje naar het werkelijke onderwerp van mijn blog. Voortaan noem ik daar zeker bij De bruggenbouwer van de Australische schrijver Markus Zusak.

Ik had nog nooit van hem gehoord, laat staan gelezen. Op mijn verjaardag kreeg ik onder andere een boek van Pien waarvan ze zei dat dit het mooiste boek was dat ze ooit had gelezen en dat ze het zeker terug wilde hebben. Een paar dagen geleden ben ik eraan begonnen en het greep me meteen bij de strot. De eerste dertig bladzijden wist ik niet wat ik las, het boek verstopt zich dan nog even. Uiteindelijk kom je daar pas na 567 bladzijden echt achter. De schrijver bokst met de lezer, zachtaardig, zeer zachtaardig, word je van de ene hoek naar de andere geduwd in de wereld van de Dunbar-jongens.

Ik ga niets over de inhoud zeggen. Ik weet alleen dat alleen de grootste horken het zonder tranen kunnen uitlezen. Het is een menselijk meesterwerk. Ja, het is niet gespeend van sentiment. En sentimenteel is verdacht na al het post-modernisme wat over ons is gekomen. Dikke middelvinger. Het is een boek dat je niet meteen uitleest omdat je het niet meteen wilt uitlezen. Je wilt niet dat het afgelopen is. Je wilt geen afscheid van de Dunbar-jongens nemen, je wilt zo lang mogelijk bij ze zijn. Ik heb het dus over De bruggenbouwer van Markus Zusank. Zo jammer dat ik het uit heb.

Een soort van

Zaterdag 4 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

Ik krijg een app’je van Wolter:
“And which activities, like mass gatherings, may be — in a certain sense — more optional? Until you’re widely vaccinated, those may not come back at all.”
“What does opening up look like?” Gates posited. “Which activities, like schools, can be done in a way that the risk of transmission is very low? And which activities, like mass gatherings, may be — in a certain sense — more optional? Until you’re widely vaccinated, those may not come back at all.”
Bill Gates recent over het hervatten van openbare bijeenkomsten met grote aantallen mensen.’
Wolter zet er een emoticon achter van een gezichtje dat huilt. Begrijpelijk, het belangrijkste werk van Wolter is het organiseren van grote locatievoorstellingen.

Ik antwoord hem:
‘Oef. We zijn een soort van gegijzeld door de natuur. (Dit is trouwens de eerste keer dat ik een soort van gebruik.)

Ik weet nog precies waar ik voor het eerst het gebruik van ‘een soort van’ hoorde. Dat was bij De Warme Winkel, zo’n vijf jaar geleden. Ik weet ook nog wie ik het voor de eerste keer hoorde gebruiken. Het was Marloes en daarna zou ik het haar nog vele malen horen zeggen. Ik dacht eerst dat ze een fout maakte, ‘een soort van’. Daarna hoorde ik het gebruik in Amsterdam veel vaker. Volgens mij begon het zo’n beetje in de hipster scene. Mensen van mijn eigen leeftijd heb ik het nog nooit horen gebruiken.

Tot vandaag dus. Ik heb het nog nooit uitgesproken ‘een soort van’. Ik wist in het begin niet eens hoe ik het zou kunnen gebruiken. Ik ben een Very Late Adopter. Nu heb ik het dus voor de eerste keer schriftelijk gebruikt. Volgens mij heb ik het goed gebruikt, ‘een soort van gegijzeld.’ Ik vind het zelf wel een beetje aanstellerig klinken uit mijn mond. Uit de mond van Marloes komt het daarentegen altijd heel natuurlijk, zelfs charmant.

Ik denk dat ‘een soort van’ een anglicisme is, ‘a kind of’. Misschien wel een symptoom van de verdere verengelsing van onze taal. Mensen die ‘een soort van’ gebruiken, aarzelen ook niet om een paar woorden engels door hun praten te strooien.

Journal

 

Schapen

Vriidag 3 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

Ik heb best een hoge pet op van Dies. Hij luistert prima. We zijn zojuist terug van een wandeling en dan loopt hij keurig aan de voet, zonder riem, met ons mee. Op die wandeling kwamen we een gevaarlijke vechthond tegen. Kinderen lieten de hond voor hun huis loslopen. Ze zagen ons niet aankomen, de hond wel en voordat de kinderen het doorhadden denderde de hond onze kant op. Ik hield mijn hart vast. Ten onrechte, want eigenlijk kan Dies het met alle honden vinden en ook deze hond wist hij weer te charmeren.

Eigenlijk hebben we ons vergist in Dies. Ik heb altijd gezegd dat ik nooit een border collie wilde. Dat ras staat altijd aan, is altijd wel met iets bezig. Wij wisten echt niet toen wij hem namen dat Dies een border collie was. Wij wisten dat zijn vader een border collie was, maar zijn moeder, dachten wij, was gewoon een straathond. Zo dachten we dat Dies ook een straathond was. Ik was er vast van overtuigd dat border collies alleen maar zwart-wit waren.

Vergissing. Je blijkt border collies in allerlei kleuren te hebben, waaronder tri colore, drie kleuren zoals Dies, zwart, bruin en wit. Het was dus even schrikken toen ik erachter kwam dat Dies gewoon een volras border is. 
Ik kwam erachter toen ik in Dwingeloo het bos uitliep. Opeens liep ik daar tegen een pup aan die exact op Dies leek, zelfde kleuren, zelfs zelfde tekening. ‘Hoe kan dat nou?’ vroeg ik aan de mensen,’ hebben jullie hem ook uit Frankrijk gehaald?’ ‘Nee, hoezo?’ ‘Onze hond is een straathond, ik had nooit gedacht dat daar twee exemplaren van op de wereld zouden zijn,’ liet ik hen weten. ‘Die hond van jullie is geen straathond, hoor,’ zeiden ze. Ze vertelden dat zij een raszuivere border collie hadden met papieren. En dat je zo wel kon zien dat Dies ook een raszuivere border collie was. Shit. Had ik nooit een border collie gewild, had ik er toch een. Zo gaat het steeds in mijn leven, principes zijn niet aan mij besteed.

Het eerste half jaar was Dies inderdaad pittig. Ik had altijd labradors gehad en dat zijn echte doetjes vergeleken met border collies. Wyb en ik hebben heel wat tijd in de opvoeding gestoken. Maar een collega van Wyb zei steeds: ‘Het eerste jaar is moeilijk, je moet hem echt goed opvoeden. Als je dat doet, heb je er een gouden hond aan.’ En zo is gebleken. Een gouden hond.

Maar het kan verkeren. Nou blijkt toch dat we een mislukte border collie hebben. Tussen de wijnvelden waar wij altijd wandelen, loopt een herder met zijn schapen. Natuurlijk een border collie aan zijn zijde. Wat zou een herder zonder border collie zijn. Tot nu toe hadden wij die kudde een beetje vermeden. We wisten niet hoe Dies op de schapen zou reageren. Misschien dat hij ze meteen ging drijven.

Nu we hem echt goed onder appèl hebben, besloten we de kudde toch eens op te zoeken. Bij het naderen van de kudde bleek Dies meer interesse voor zijn balletje dan schapen te hebben. Eenmaal dichterbij bleef hij wat terughoudend op afstand staan. Al grazende kwam de kudde dichterbij, sommige schapen naderden Dies nu heel dichtbij. Wat is dat voor een vreemde hond, dachten de schapen en drie grotere exemplaren liepen wat macho zijn kant op. En wat wij totaal niet verwacht hadden: de schapen verdreven Dies, met de staart tussen de benen rende hij er vandoor. En dan te bedenken dat er border collies zijn die van nature schapen kunnen drijven. Vermoedelijk is Dies de enige border collie op de wereld die bang is voor schapen.

Zwanger

Donderdag 2 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

And now for something completely different. Even iets anders dan Corvid-19 en het eindeloze nieuws daarover. Dat is best moeilijk geef ik toe want het beheerst mijn leven Verplicht thuiszitten, eindeloos televisiekijken. Ik begin een beetje virus moe te worden.

Gisteren voerde ik met Anne de volgende Whatsapp dialoog:

Anne: Gvd
Ik: ?
Anne: Zit bij de huisarts. Net een zwangerschapstest gedaan.
Ik: En?
Anne: Ja, zwanger. Snap echt niet hoe dit heeft kunnen gebeuren
Ik: Nee toch.
Anne: Verschrikkelijk.
Ik: Jezus.
Anne: Ben meteen naar de huisarts gegaan
Ik: Hoe lang al?
Anne: Moeten ze met een echo bepalen.
Anne: Wat moet ik nu?
Ik: Abortuspil? Als je wilt, snel doen.
Anne: Maar dat kan niet meteen.
Ik: Gebruik je de pil?
Anne: Ja, ik slik elke dag de pil. Ben ik echt nooit vergeten.
Ik: Maar ja, met diarree. Kan gebeuren.
Anne: Dat heb ik nooit.
Ik: Kan het in Vietnam zijn gebeurd?
Anne: Ben er helemaal kapot van.
Ik: Begrijp ik. Hoe kwam je er achter?
Anne: Door de gynaecoloog. Die zag iets op de echo.
Ik: Hoezo dan?
Anne: Ik was daar voor de baarmoeder.
Ik: Ok.
Anne: Wat een ellende.
Ik: Wat zegt de dokter?
Anne: Dat ik moet nadenken of ik het wel wil houden. Wat een drama, hè?
Ik: Ligt eraan wat je wilt? Heb je daarover al nagedacht?
Anne: Ik weet het net. Zit nu in de wachtkamer.
Ik: Ik zou zo snel mogelijk een echo laten maken, dan weet je hoever het is.
Anne: Ja, ga ik doen. Bel je zo.
Ik: Ok.
Anne: Ik weet ook niet wie de vader is. Vreselijk toch.

Waarom Whatsappen we hierover, bedenk ik en bel Anne. Daarvoor zegt Wyb nog: ‘Je moet het niet meteen over abortus hebben, ze moet die keuze zelf maken.’

‘An, wat vreselijk,’ zeg ik.
‘Pa, geloofde jij dit echt?’
‘Hoezo?’
Bulderend gelach. ‘Het is vandaag 1 april.’
‘Wat een ongelooflijke klote streek.’
‘Je geloofde het echt, hè?’
‘Natuurlijk, met jou kan ik alles verwachten. Wat een ongelooflijke rotgrap. Ik zou zo’n grap met mijn ouders nooit uitgehaald hebben.’

Dozen

Woensdag 1 april, Saint-Hippolyte-du-Fort

De eerste twee weken quarantaine zitten erop. Je wordt steeds beter in het hebben van quarantaine. We slapen langer uit, de gelatenheid neemt toe. Tot mijn grote verbazing ben ik met een project begonnen dat ik dertig jaar heb uitgesteld.

In de loop van mijn leven bewaar ik zogenaamde dierbare herinneringen. Maar als je vijfenzestig bent, vormen dierbare herinneringen een enorme stapel troep. Voor mij heel zichtbaar want elke verhuizing weer sleep ik zeven, gele verhuisdozen mee waar ‘herinneringen’ op staat. Ook in Frankrijk staan de dozen alweer een jaar op zolder.

Jarenlang neem ik mij voor die dozen een keer door te lopen en te kijken wat nu echt dierbaar is en wat weg kan. Wyb vindt die dozen al helemaal niks, al heeft ze zelf inmiddels ook zo’n vier dozen met foto’s, brieven, schrijfsels, dagboeken, enzovoorts verzameld. Gisteren namen wij ons voor die dozen eens goed onderhanden te nemen. Weggooien wat weggegooid kan worden.

De eerste doos die ik pak bestaat uit twaalf multomappen. Van mijn dertigste tot mijn veertigste schreef ik elk jaar een maand lang elke dag een brief aan mijn vriend Jacques. Dus in totaal zitten in die doos zo’n 365 brieven. Ik geloof niet dat ik een dag heb overgeslagen, al weet ik dat ik een paar brieven ben kwijtgeraakt.

Wat doe je met die brieven? Ik kijk er nooit naar. Weggooien? Ik pak een map en lees een brief, ik ben meteen geboeid. Wat goed dat ik al die brieven heb geschreven, wat een mooi tijdsdocument. Ik besluit ze niet weg te gooien.
Ik bewaarde ze ooit met het idee dat ik ze later in het bejaardenhuis zou teruglezen en dat ik dan mateloos zou genieten. Bejaardenhuizen bestaan niet meer en als je in een verzorgingshuis zit heb je wel andere zorgen aan je kop. Ik zet de doos met brieven op de plek van dozen die we weer meenemen, geen twijfel mogelijk.

De volgende doos is een doos met foto’s. Mijn hele leven is in deze doos gedocumenteerd. Beginnend met een album van de bruiloft van mijn ouders, mijn eerste foto-album, alle foto’s die ik er los in heb gedonderd omdat de tijd van foto-albums voorbij was. Lies heeft alle foto’s van de kinderen keurig in multomappen gedaan. Daarnaast zitten er nog heleboel enveloppen in die je kreeg als je foto’s liet ontwikkelen en vergroten. Bij de Hema kreeg je zelfs alle foto’s dubbel, dus die dubbele foto’s kunnen zeker weg. Geen haar op mijn hoofd die de andere foto’s weg wil gooien. De derde doos is eenzelfde soort verzameling foto’s als de tweede doos.

In een andere doos zitten brieven die ik van anderen kreeg. Sommige brieven kan ik me niet eens meer herinneren. Ik realiseer me dat emailen een zegen is. Lekker snel geschreven, lekker snel gewist. Ik vind een briefje van mijn moeder aan mijn vader, een verslag van haar vakantie in Oostenrijk. Geen brief gooi ik weg, het zou verraad aan mijn verleden zijn.

Verder vind ik mijn diploma’s terug, mijn aanstellingen, een foto-album van een oom die geen kinderen had. Ik ken niemand die op de foto’s staat, alleen mijn oom en tante. Zelfs dat album kan ik niet weggooien, dat zou betekenen dat ik een leven wiste en dat kan ik niet over mijn hart verkrijgen.

Zo komt het dat op het einde van de middag er van de zeven dozen zes zijn overgebleven.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2020