Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2020, februari

Wigman

Maandag 2 maart, Saint-Hippolyte-du-Fort

De wereld is te groot om je overal in te verdiepen of om alles te weten. Wie heeft er bijvoorbeeld iets met poëzie? Ik ken maar een paar mensen met wie ik over dichters kan praten. Op zich niet vreemd, van alle onderwerpen is poëzie wel de meest marginale. Wie leest er nog gedichten? Als er van een bundel 500 exemplaren worden verkocht is het veel. En hoeveel van die exemplaren worden gelezen?

In het dagelijkse leven kom je poëzie niet tegen. Het is zelfs uit ons onderwijs verbannen. Je kunt niks met poëzie, het is een totaal onnuttige bezigheid. Als iemand al eens gedicht leest, legt hij het meestal hoofdschuddend weg: geen touw aan vast te knopen, wat moet je met die wartaal? Wie heeft de tijd en de zin om zich in die wartaal te verdiepen?

Maar niet voor de weinigen die door poëzie zijn geraakt. Voor wie met de taal van de poëzie heeft kennisgemaakt, kan het een levenslang genot zijn. Zo ook voor mij. Poëzie is onlosmakelijk met mijn leven verbonden, van alle kunsten heeft de poëzie mij het meest geraakt.

Onlangs las ik een paar zinnen van de dichter Herman de Coninck: ‘Poëzie dient namelijk nergens toe, en dat is op zich al een verdienste. Deze wereld wordt verpest door utilitarisme, als iets niet winstgevend is, deugt het niet. Dus leve het nutteloze. Waartoe dient een wandeling in het bos? Hoeveel is dat waard? Wat mag zo’n bos kosten? Hoeveel kost de stilte? Ik zei dus: precies de nutteloosheid van poëzie is een protest tegen al wat in deze wereld aan de orde is. Dit is een maatschappij van het hebben. Poëzie hoort tot het rijk van het zijn.’ Deze zinnen raken voor mij de betekenis van poëzie. Het stolt het leven, het is een taalconcentratie die over alles wat kan zeggen, maar altijd dubbelzinnig, ook al lijkt dat niet, altijd geconcentreerd, ook al lijkt dat niet.

Daarom is het eigenlijk wel een schande dat ik de dichter Menno Wigman niet kende. Ik had wel eens van zijn naam gehoord. Zo wist ik dat hij tot de dichters van de Amsterdamse afdeling van De Eenzame Uitvaart behoorde: dichters die een gedicht voorlezen op begrafenissen van mensen zonder familie of vrienden. Ik kan me herinneren dat ik in die context in een krant ooit een gedicht van hem las.

Wigman stierf in 2018 op 51-jarige leeftijd nadat hij in 2014 met ernstige gezondheidsproblemen te maken kreeg. Vermoedelijk naar aanleiding van zijn sterven zijn zijn gedichten verzameld in een bundel die ik van Jan en Connie op mijn verjaardag kreeg. Wat een waardevol cadeau. De gedichten van Wigman zijn mij zo dierbaar en ik heb hem in mijn top 5 lijstje van dichters gezet. Postuum heb ik hem toegevoegd aan mijn vriendenkring. Hij mag in Dossiermoddergat zeker niet ontbreken. Om hem te proeven volgen hier twee gedichten van hem.

Nek aan nek

Schuif op en sta je woning af.
Houd huis en tuimel in je graf.

Schiet op nu, drink, drink diep
en trots en wees het klagen voor.

Wees flink en geef de glazen door.

 

Thuisvlucht

Hoog boven Holland weet ik zeker: hier
wordt alles afgemeten met een liniaal,
geen spookaal, geen Loch Ness of Lorelei
belaagde die kanalen, geen Ophelia
kwam ooit het Hollands Diep afdalen.

Maar ’s nachts begint het bier te spoken.
Dan roken de verkrachters bij het riet.
Dan schuimen er fanaten door de stad
en beeft het centrum van een dronkenschap
waar Bredero nooit weet van had.

Middag. Sloten. Kanalen. Symmetrie.
Een landschap zonder lef of euforie
waar een versteende kerk de lucht aanvliegt.
Het is de weemoed van de wolkenlucht,
de regen die geen dag zijn hoofd verliest.

Woordenboek

Zondag 1 maart, Saint-Hippolyte-du-Fort

In de zomer van 2018, op vakantie met Esmee en de kinderen, namen wij de volstrekt impulsieve beslissing om weer een hond te nemen. Wij vielen van de ene op de andere minuut op een puppy van een zwerver die tegenover het café tegen een muur zat waar Wyb en ik even een kop koffie dronken. 
Twee maanden later reden we op en neer naar Die in de Drôme om Dies op te halen. Dit impulsieve besluit was zonder twijfel het beste besluit van de afgelopen vijf jaar. Zelfs toen bleek dat geen gewone straathond was maar een 100% border collie, terwijl ik toch altijd had gezegd dat ik absoluut geen border collie wilde, honden met veel te veel energie. Dit misverstand ontstond omdat wij dachten dat borders collies altijd zwart-wit waren. Dom, want je hebt ze in allerlei kleuren en maten, zo is Dies een onvervalste tricolor, bruin, zwart en wit. Dus alweer een principe waar ik mij niet aan heb gehouden.

Ik moet toegeven dat de opvoeding niet mals was, heel anders dan al die gezeglijke labradors die we hiervoor hadden. Een collega van Wyb stak ons in die tijd altijd een hart onder de riem. ‘Je moet het eerste jaar even door, daarna heb je een perfecte hond.’ En zo is het. 
Hij is inmiddels een volwaardig lid van ons familie, vooral omdat wij gewoon met hem kunnen praten. Dies heeft een tamelijk groot vocabulaire. Mocht de lezer van Moddergat ooit Dies ontmoeten, dan is hier zijn woordenboek zodat hij gewoon met Dies kan communiceren. Waarbij we kunnen aantekenen dat Dies tamelijk tweetalig is.

Af – liggen

Allez – doorlopen

Andere poot – andere poot geven dan hij zojuist heeft gedaan

Apport – teug halen bal of stok

Auto – ha! mee in de auto. Of dat hij in de auto moet springen

Baasje – dat hij naar De Blogger moet gaan

Bas – laag

Beter – dan heeft hij de bal niet goed teruggebracht en moet hij hem beter brengen. Wat meestal betekent dat hij hem twintig centimeter in onze richting verplaatst. Wat dit betreft is hij nogal gemakzuchtig aangelegd.

Bal – bal

Blijf – dat hij moet blijven liggen

Boven – rent hij naar boven naar ons appartement

Boodschappen doen – weet hij dan we zonder hem weggaan, dat hij alleen thuis moet blijven

Buik – gaat hij op zijn rug liggen

Copine – vriendinnetje op de markt

Drinken – ga maar water drinken

Doucement – rustig

Hotze – de poes van Anneke, wordt hij helemaal opgewonden als je die naam zegt

Hoopje – poepen op commando

Hondjes – ha, fijn spelen!

Kindjes – ha, fijn spelen!

Klaar – ophouden met waar hij mee bezig is. Belangrijk commando want Dies houdt in principe nooit op

Koekje – koekje

Kom voor – naar ons toe komen en voor ons moeten zitten

Kong – kong

Kusje – geeft hij mij likje in het oor en Wyb likt hij in het gezicht (erg vies)

Kwast – circustruc, dat hij achter zijn staart aan

Laag – weet hij dat hij niet tegen iemand op mag springen

Lief – weet hij dat hij lief is

Mee – betekent wandelen

Naast – naast komen zitten

Neus – betekent dat hij het balletje met zijn neus vooruit moet rollen

No – mag niet

Plasje – plassen op commando

Poesjes – beesten waar je achteraan kunt jagen tot ze blijven zitten om er vervolgens bang voor te zijn

Poot – pootje geven

Slapen – slapen

Spelen – spelen

Spring – springen in de auto

Stok – stok die je buiten vindt om mee te gooien. Leuk!

Stokje – ding om lekker op te kauwen

Terug – achteruit lopen om weer positie in het doel in te nemen

Truc – circustruc, tussen de benen doorlopen

Up – mooi zitten

Uit – wandelen!

Visjes – goudvissen bij ons in de vijver

Vrouwtje – Wyb, dat hij naar Wyb moet gaan

Voetballen – Dies stelt zich dan op in de deur tussen de keuken en de kamer en is dan doelman. penalty schieten is zijn lievelingsbezigheid

Wandelen – uit! wandelen!

Zit – zitten

Zoek – zoeken van bal of stok

Zwemmen – water om te zwemmen. Heerlijk!

Thriller

Zaterdag 29 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Nieuw maatschappelijk probleem. Jongetjes tussen de twaalf en de zeventien die met messen over straat lopen en niet schromen om elkaar te steken. De dood lijkt er niet toe te doen. The times they are a changin. Toch vreemd dat zelfs de gedachte om een mes mee naar buiten te nemen tussen mijn twaalfde en mijn zeventiende nooit bij me op is gekomen. En ik weet 100% zeker, ook nooit bij mijn vrienden.
Wij riepen love en happiness. Messen speelden in mijn jeugd geen enkele rol. Ik zal negentien zijn geweest toen ik een zakmes kocht, dit vooral om wijnflessen te openen. Van elk zakmes dat ik heb gehad is de kurkentrekker 100x vaker gebruikt dan het mesje. Maar ja, wij keken dan ook naar Woodstock en Easy Rider.

Was het vroeger beter. Natuurlijk. Zeker van mijn point of view, maar dat is zo subjectief als mogelijk. Maar ook zonder dat point lijkt het me waar. De wereld is zoveel harder geworden. Van Amerika tot Slowakije is extreem-rechts in opkomst. De mens leert niets van de geschiedenis en vindt elke keer weer de weg naar bruin en zwart en wapens.

Ik zit momenteel midden in de thrillers. Ik ben gek op thrillers. Na elk literair werk mag ik van mijzelf een thriller lezen. Zo lees ik nu Zij die moeten sterven, het zesde boek uit Millennium reeks. Uiteraard niet geschreven door Stieg Larsson, die er maar drie kon schrijven voordat hij plotseling stierf. David Lagercrantz nam zijn stokje over. Dat deed hij bij zijn eerste twee boeken uitstekend. Bij dit boek is het hem niet gelukt. Hij is namelijk het belangrijkste principe van een goed verhaal vergeten: show, don’t tell. En in dit boek is hij alleen maar aan het vertellen. Een goed verhaal vertelt zich door de handeling, door de dialogen, niet door een schrijver die de lezer informatie geeft.

Ik laat Dies laat op de avond uit. Zoals al dagenlang kijken Wyb en ik twee of drie afleveringen van de Designated Survivor, weer zo’n uitstekende Netflix serie. En als ik vlak na de laatste aflevering van die dag buiten loop, lijkt het net of ik in een thriller loop. Natuurlijk duikt er dadelijk iemand op uit een van de vele steegjes hier in het dorp of ben ik dadelijk getuige van een stille moord. Het gevoel is heel sterk.

Je wordt wat je leest of wat je beleeft. Nou denk ik niet dat die jongetjes met messen veel lezen. Maar ze gamen zich natuurlijk te pletter, kijken zich het schompes naar gangsterrap of naar die gewelddadige series op Netflix waar ik nooit naar kijk. De beleving heeft hun wereld hard gemaakt. En als je daarin meegaat, ga je dus blijkbaar met een mes de straat op. Net zo als ik een thrillergevoel krijg van mijn beleving.

Aso

Vrijdag 28 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Ziekte tast het decorum aan, heb ik gemerkt. Sowieso, ziekte verandert een mens. Je focuspunt lijkt als vanzelf te verschuiven. Er is nog maar één ding belangrijk in je leven als je ziek bent: beter worden. Zelfs je leefstijl past zich aan aan je ziekte.

Ooit was ik een man in pak. Een tijd zelfs een man met stropdas, alhoewel dat gekke kledingstuk altijd een fremdköper voor me is gebleven. De stropdas en ik die pasten niet bij elkaar. Zo gauw het kon heb ik die dingen afgezworen. Al bij al heb ik ze maar negen jaar regelmatig gedragen. De rest van mijn leven had ik geen last van de stropdas.

Sinds eind september, toen ik ziek werd, zwoor ik zelfs mijn spijkerbroek af. Door allerlei gaten die ik in mijn lijf kreeg, bleek de spijkerbroek opeens een knellend, irritant kledingstuk. Wyb kocht voor mij bij de Super U een onvervalste aso trainingsbroek. €6,50, als je wilt kun je heel goedkoop leven. Het ding is van een soort molton en zit heerlijk.

In het begin durfde ik met het ding niet buiten te komen. Totdat mij opviel dat een heel leger van mannen met zo’n trainingsbroek van Super U rondloopt. Zonder gêne zette ik mijn eerste zieke schreden door het dorp. Ik vroeg me zelf af waarom niet iedereen in zo’n lekkere comfortabele aso broek rond loopt. Het belangrijkste, de gaten in mijn lijf hadden geen last meer van knellende broeken.

In december gingen we naar Nederland. In Nederland loopt niemand in een aso broek van de Super U. Inmiddels was mijn gevoel voor decorum zo aangetast dat ik daar volkomen schijt aan had. Die broek zat lekker, was hem inmiddels enorm gaan waarderen. Na de eerste aso broek kocht ik al snel een tweede. Het waren comfortabele dingen om mee door Amsterdam te lopen.

In Amsterdam bezochten we de Uniqlo, een Japanse kledingbedrijf met vestigingen Europa. Het is mijn lievelingswinkel. De kleding is super goedkoop, best cool en van prima kwaliteit. Dat weet ik omdat de winkel ook in Montpellier zit en ik, voor mijn doen, een grootafnemer ben.

In Amsterdam kwam ik in de Uniqlo een ander soort trainingsbroek tegen. Veel minder aso, veel betere kwaliteit, met zakken die mijn Super U broeken ontbeerden. Ik kocht er meteen twee en veranderde daarmee mijn aso verschijning in een hippe verschijning. In plaats dat de broek om mijn benen flodderde, waren ze nu strak gestroomlijnd.

De zomer breekt aan. De eerste gasten komen. Mijn gezondheid gaat de goede kant op. Ik kom meer en meer tussen de mensen. Daarmee keert ook de noodzaak van decorum terug. Het focuspunt verschuift. Ik moet afscheid nemen van mijn trainingsbroeken. Met spijt in het hart. En als we alleen thuis zijn, niemand in de buurt is, gaat het ding weer aan.

Marge

Donderdag 27 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Shoot for the moon. Even if you miss, you’ll land among the stars. – Oscar Wilde

Het is jammer dat de culturele sector geen interesse heeft in boeren. We kunnen zoveel van ze leren. Toen het culturele veld door Zijlstra en trawanten werd gesaneerd hielden we een Mars der Beschaving. Zo keurig. We liepen van Den Haag naar Delft in de nacht, een enorm klere eind. We zongen mooie liedjes en waren heel beschaafd. Alsof iemand in beschaving is geïnteresseerd. Omdat het nacht was heeft überhaupt niemand daar nooit iets van gemerkt.

Zonder enige moeite ging de draconische bezuiniging van Zijlstra door de Kamer en iedereen ging weer gewoon aan het werk. Nu niet voor driekwart salaris maar voor een half salaris, of helemaal geen salaris. En in blaadjes die niemand leest, zoals de Theatermaker, discussieerden we highbrow verder over het postmodernisme dat er nu toch echt is geweest en over het belang van genderbewustzijn in het huidige discours. De culturele sector bestaat uit hele redelijke mensen.

De boeren weten beter. Een Mars? Prima, maar dan wel met trekkers. Van Den Haag naar Delft? Onzin, vanuit alle landsdelen over alle snelwegen naar Den Haag. ’s Nachts? Niks, overdag. Redelijk? Ga weg, de beuk erin.

We hadden met de vrachtwagens van Pieter Smit tergend langzaam over de snelwegen moeten sukkelen. Dat hadden we niet één keer moeten doen, maar net zo vaak als we boos waren. We hadden onderzoek moeten laten doen waaruit bleek dat het land door die bezuinigingen van Zijlstra naar de klote zou gaan. We hadden kunstenaars in de Kamer moeten hebben. Kamerleden uit eigen gelederen die politieke agendapunten eerst met ons bespreken. Helaas, politiek is een truttige en burgerlijke bezigheid waar kunstenaars zich niet mee inlaten.

We hadden sterke belangenorganisaties moeten hebben die dagelijks op het Binnenhof waren te vinden en wekelijks bij de premier in het Torentje zaten. We hadden BN’ers en DM’ers (Decision Makers, oen) moeten hebben die voortdurend tamboereerden op het belang van de kunsten. We hadden onderzoekinstituten moeten oprichten, leerstoelen, televisieprogramma’s als Kunstenaar zoekt partner entameren.

We zouden veel van boeren kunnen leren. Jammer genoeg zijn kunstenaars niet in boeren geïnteresseerd. Wij leven nu een leven in de marge.

Glas

Woensdag 26 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Is het glas nou half vol of half leeg? Volgens mij is het glas half leeg want het andere gedeelte is gewoon opgedronken, dus je hebt hebt een glas dat voor de helft leeg is. Zie hier mijn visie over half volle of lege glazen. Dit schijnt ook te betekenen dat ik een pessimist ben. En dat klopt, natuurlijk ben ik een pessimist, een optimist is iemand die zichzelf voor de gek houdt. Er is bij voorbaat geen enkele reden om aan te nemen dat een afloop positief is en uiteindelijk loopt ook alles verkeerd af.

Aldus een samenvatting van de discussie die ik met Wyb had over het Corona virus. Wij volgen de ontwikkelingen rond het virus met belangstelling. Ik iets meer dan Wyb omdat voor mij een glas altijd half leeg is. Gisteren bijvoorbeeld hopte het virus bijvoorbeeld van 660 kilometer van ons vandaan (Lombardijen) naar 300 kilometer van ons vandaan (Barcelona). Het kan bijna niet anders of het zal eens de Cevennen bereiken en specifiek zelfs Saint-Hippolyte-du-Fort.

De vraag is dan in welke mate het hier komt. Is het in een pandemische vorm of in incidentele gevallen? De vraag is zelfs voor mij of het erg is dat het komt. Elk jaar jaagt een griep over de wereld, de een heftiger dan de ander.
Bij een mild griepje sterft tussen de 0,5 en 1% van de mensen. Bij dit virus schijnt de sterfte tussen 2 en 3% te liggen. Jammer dat ik 65 ben en tot de risicogroep behoor. Deze variant van Corona richt zijn pijlen op de ouderdom.
Oké, shit happens, maar of dat nou heel erg is? Ja, voor de mensen die sterven. In het groter geheel gezien zal deze griepgolf reduceren tot een statistiek en in de geschiedenisboeken geen rol spelen zoals de Spaanse griep.

Toch kan ik er wel somber over fantaseren. Als je ziet wat andere landen aan draconische maatregelen nemen als de verspreiding groter wordt. Stel dat het virus in de nabijheid komt van onze prachtige chambres d’hôtes. De Cevennen worden afgesloten van de wereld. Onze gasten kunnen Les Trois Comtes niet bereiken of we zitten met onze gasten zelfs in quarantaine, alles is mogelijk. In Lombardijen gebeurt het nu al. In totaal schijnen nu 80 miljoen mensen geïsoleerd te zijn. Ik kan zomaar mijmeren over financiële en gezondheid rampspoed.

Wyb is er laconiek onder. Haar motto: we zullen wel zien. En dat is ook zo. We zullen wel zien. Maar het zijn wel gebeurtenissen die mijn fantasie een zetje in de rug geven. In Saint-Hippolyte-du-Fort zijn de eerste mensen al aan het hamsteren.

Zakdoek

Dinsdag 25 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Ik ben nog uit de tijd van de zakdoek. Mijn moeder zorgde ervoor dat ik altijd een zakdoek bij me had als ik de deur uitging. Het was een buitengewoon nuttig instrument in mijn jongetjes en jongens bestaan. Je snoot er je neus in. Als je verkouden was, werd het een door snot doordrenkte, natte lap. Als je viel werd de zakdoek opeens een pleister. Hij beschermde je als dunne baret tegen de zon, op de vier hoeken een knoop en klaar. Zoals het ook een poetsdoek en washandje was. Eenmaal ouder was het bij masturbatie een prima middel om de kwak op te vangen en voor je ouders te verbergen. Kortom: een onmisbaar multi-functioneel instrument.

Toch is de zakdoek verdwenen. Ik ken echt niemand meer die een zakdoek bij zich heeft. Vroeger gaven ouderen die dingen nog wel eens aan elkaar cadeau, wat ik het meest saaie cadeau vond wat je kon bedenken. Zijn ze eigenlijk nu nog te koop of is de zakdoek volledig uitgestorven?
De Kleenex zakdoekjes hebben de zakdoek uit mijn jeugd verdreven. De hygiëne en de efficiency hebben overwonnen. Ik weet nog wel dat ik vaak op mijn donder kreeg van mijn moeder. ‘Moet je kijken, Gerard, wat een vieze zakdoek je hebt. Daar kun je je toch niet mee vertonen.’ Ze hield het ding voor me en ze had gelijk, het zag er niet uit. Maar ik had er wel veel aan gehad.

Mijn oude zakdoek zou het perfecte hulpmiddel zijn bij het verspreiden van het Corona virus. Het was een broeinest voor bacillen en virussen. Ik vermoed dat de zakdoek veel doden op zijn geweten heeft. Iedereen droeg een zakdoek en er werd wat afgesnoven in die tijd. Ik leende ook zonder gêne mijn zakdoek uit. ‘Hier, gebruik mijn zakdoek maar.’ Dat deed ik alleen als ik zeker wist dat hij schoon was. En in die tijd namen mijn vriendjes gewoon mijn zakdoek aan, zoals je je voetbal samen gebruikte, gebruikte je ook je zakdoek samen. Samen buiten spelen was toen nog heel gewoon.

Mies

Maandag 24 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Mocht god en de hemelpoort bestaan en dat de plek zijn waar uiteindelijk de beoordeling van hemel of hel plaatsvindt, dan hebben Wyb en ik deze week een aantekening gekregen dat we toch linksaf kunnen slaan naar de hemel. Een week lang verrichten we een daad van naastenliefde.

Anderhalve week geleden kregen we een sms met de vraag of we een week konden oppassen op de chambres d’hôtes van onze conculega’s in Saint Hippolyte. Zij zitten in Nieuw-Zeeland zoals wij wisten, wij zien elkaar regelmatig. De Nederlandse mensen die op hun chambres d’hôtes passen hebben een plotseling sterfgeval in de familie en of wij hun een week kunnen vervangen, volgende week vrijdag zijn ze weer terug.

Wyb en ik hoeven er niet lang over na te denken. Wij hebben zelf geen gasten, ik lig toch uitgeteld op een bed of bank te herstellen. We helpen graag de mensen die dringend naar Nederland moeten voor de begrafenis en we helpen ook graag onze conculega’s. Het gevolg is dat we nu al dagen in een vreemd huis zitten even buiten Saint-Hippolyte-du-Fort. Het voelt als een kleine vakantie, al kan Wyb snel even op de fiets op en neer naar huis. Het uitzicht is toch anders, het huis ook.

Ik verbijt me ondertussen. Ik had me in de periode tussen november en april zo verheugd op reizen en avontuur. Een reis naar India, een trip naar Spanje, Barcelona ligt hier maar drieënhalf uur rijden vandaan. India konden we vergeten, ondanks dat we de tickets al in huis hadden. Spanje is ook nog ver weg, Sinds eind september ben ik aan het kwakkelen door de ene na de andere medische ingreep.

Ik word er misch van. Wat ik wil zeggen is: ik word er vervelend van, ik heb er genoeg van, voel me belabberd. Vroeger in Nijmegen hadden we daar een goed woord voor misch, of is het misj, of gewoon mies? Ik heb geen idee hoe je het woord schrijft.
Als ik het opzoek blijkt het mies te zijn, het is bargoens voor beroerd, kwalijk, niet lekker. Ik heb het woord nog nooit schrijvend gebruikt. Nu dus voor het eerst. Het valt me op hoeveel bargoense woorden ik in mijn jeugd in Nijmegen heb meegekregen.

Ik zag de reizen naar India en Spanje vooral als fotoreizen. Ook onze tochten door Zuid-Frankrijk hebben niet plaatsgevonden. Het zwerven door steden als Montpellier, Nîmes en Avignon heb ik moeten vergeten. Mies. Ik word er mies van.

Op de foto het huis waar we nu oppassen. Nou ja, zoveel heb ik ook weer niet te klagen.

Poëzie

Zondag 23 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Er wordt wat gekankerd over Facebook. Voor een groot deel terecht, het is een commercieel monster dat nationale en regionale kranten opvreet door zijn advertentiebeleid en inmiddels een Californisch spionage-instituut is geworden. Grote kans dat Facebook mij even goed kent als ik mezelf ken. Jaren geleden pleitte ik er al voor om Facebook en Google te nationaliseren en op te splitsen. Deze bedrijven overstijgen het particulier belang. Gelukkig worden hier nu de eerste discussies over gevoerd.

Veel van mijn generatiegenoten hebben zich al van Facebook gedistantieerd. Hun privacy is ze heilig. ‘Ik wil absoluut niet dat er een foto van mij op Facebook komt.’ Wonderlijk is dat ze vaak wel een iPhone hebben. Word je niet door Facebook gespioneerd dan is er altijd nog Apple dat alles van je weet. Ontsnappen is een illusie, daarom ben ik er wat laconieker in geworden. Tot nu toe heb ik er geen last van dat er foto’s van mij op Facebook verschijnen.

Groot voordeel van Facebook is dat het niet voor niets een social medium heet. Zonder al die social media had ik een stuk minder contact met vrienden en familie. Ik koester voorlopig de voordelen en beteugel mijn paranoia.

Een van de voordelen van Facebook is dat er ook mooie dingen naar je toe komen. Zo is het voor mij ook een soort fotoboek. Elke dag krijg ik de mooiste straatfoto’s van de wereld te zien. Vandaag las ik op het door ons zo verfoeide medium een tekst van de dichter Herman de Coninck. Tot mij gekomen via een oud-collega die een post deelde van de regisseur Johan Simons, ook al een oud-collega. Kijk, zo blijf je iets voor elkaar betekenen. De tekst van De Coninck moet zeker toegevoegd aan Dossiermoddergat:

‘Toen ik ooit lesgaf, poëzie aan jongens die daar helemaal niet om gevraagd hadden, was de eerste vraag: moeten we dat kennen voor examen? Nee, voor het leven, zei ik. En de tweede vraag was: waartoe dient dat dan? Ik vond dat een erg domme vraag, en probeerde kwaadaardig te onthouden wie ze gesteld had. Poëzie dient namelijk nergens toe, en dat is op zich al een verdienste. Deze wereld wordt verpest door utilitarisme, als iets niet winstgevend is, deugt het niet. Dus leve het nutteloze. Waartoe dient een wandeling in het bos? Hoeveel is dat waard? Wat mag zo’n bos kosten? Hoeveel kost de stilte? Ik zei dus: precies de nutteloosheid van poëzie is een protest tegen al wat in deze wereld aan de orde is. Dit is een maatschappij van het hebben. Poëzie hoort tot het rijk van het zijn.’

Met dank aan Herman de Coninck. En aan Erica en Johan.

Lucht

Zaterdag 22 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Zie boven mijn uitzicht van de afgelopen dagen. Ik lig buiten op een bedje en kijk naar een blauwe lucht. Waar moet een blogger over schrijven als hij is geopereerd en nauwelijks kan lopen omdat hij bij zijn kont een rauwe wond heeft?

De afgelopen maand had ik bijna het idee dat ik beter was. Blaasproblemen weg, fistel nauwelijks last van. Eergisteren moest ik echter weer geopereerd omdat de fistel langzaam een kopje kleiner moet worden gemaakt. De chirurg kondigde in het voorgesprek al aan dat ik weer pijn zou krijgen. Deze aankondiging werd de afgelopen twee dagen bevestigd. Ik kan nauwelijks lopen, trappenlopen lijkt de wond open te scheuren.

Ik moet me weer een tijdje gedeisd houden. Gelukkig is het hier stralend weer waardoor ik op een bedje op mijn rug naar die blauwe lucht kan staren, er kwetteren volop vogels in de tuin. Regelmatig stop ik een boek of een iPhone tussen mij en de blauwe lucht. Ik lees opnieuw een Alex Boogers, Onder een hemel van sproeten, en verbaas me opnieuw hoe zo’n groot Nederlands schrijver zo onzichtbaar kan zijn. Als Gerard Joling weer eens een onbenullig liedje uitbrengt of Gordon een nieuw flauw televisieprogramma presenteert dan worden ze meteen aan de bekende talkshow tafels genood. Een groot schrijver maakt een meesterwerk en het blijft stil.

Zoals zo vaak lees ik twee boeken, een fictie en een non-fictie boek. Het non-fictie boek dat ik lees is geschreven door Matthijs Deen, Over oude wegen, een reis door de geschiedenis van Europa. Eerder las ik De Wadden van hem, de geschiedenis over het waddengebied. Ook Deen is een meesterverteller, ik ken momenteel niemand in het Nederlands taalgebied die zo beeldend schrijft als hij. Heb jij Deen wel eens op televisie gezien? Het kan aan mij liggen, maar ik niet, ondanks dat hij radiomaker is bij de VPRO hebben ze de weg naar de televisie nog niet voor hem vrijgemaakt. Het zou groot nieuws moeten zijn als hij weer een prachtboek uitbrengt.

Naast het lezen van deze twee boeken volg ik het nieuws op de voet. Ik word er niet vrolijk van. De tweedeling die Amerika splijt doemt ook in Nederland op. Twee onderwerpen zorgen ervoor dat er twee Nederlanden ontstaan.
Het ene Nederland gelooft dat Europa ‘immigranten overzet vanuit Afrika om de nationale identiteit te verzwakken,’ aldus het gif dat Baudet over het land spuit. Het andere Nederland heeft genoeg van de haat die eerst eendimensionaal door Wilders werd aangewakkerd en nu door Baudet al lavendelsnuivend voor een jongere generatie salonfähig wordt gemaakt.
En dan is er nog het klimaatdebat. Het ene Nederland ziet hoe de aarde naar de knoppen gaat, het andere Nederland ziet niks, vindt het allemaal maar onzin. Met verwende boeren die in Den Haag een veel te sterke lobby hebben aan de frontlinie.

Ik geloof niet dat ik de wereld eerder zo rigoureus heb zien veranderen. De leugen regeert en we beginnen er aan te wennen. Aards leugenaars regeren zowel Amerika als Rusland. En als het aan sommige Nederlandse politici ligt, is Nederland er ook rijp voor. Als we de morele stand van zaken van de mensheid moet afmeten aan het morele niveau van onze zogenaamde wereldleiders dan is de morele stand deplorabel.

Problemen

Donderdag 17 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Het probleem met de politiek is dat een probleem pas een probleem is als het een actueel probleem is. Een cryptische zin. Hij geeft wel de kern aan van wat ik wil zeggen. Ik las vandaag in de krant twee voorbeelden.

Eerste voorbeeld is het Corona virus. Een viroloog vertel dat iedereen die iets van virussen weet wist dat er zoiets als het Corona virus aan zou komen. De virologen hadden hier op kunnen anticiperen door het mutileren van het virus waardoor er voor de huidige variant veel sneller een anti-virus ontwikkeld had kunnen worden. ‘Waarom is dat dan niet gebeurd?’ vraagt de interviewer. De viroloog legt uit dat er met de uitbraken van Sars en Mers veel geld vrijkwam. Toen die virussen de kop waren ingedrukt, droogden de geldbronnen op, hadden overheden geen interesse meer. Probleem ogenschijnlijk opgelost, probleem bestaat niet meer.

Hetzelfde met het lerarentekort. Een probleem in slowmotion. Iedereen wist dat het lerarentekort eens accuut zou worden. Sommigen wisten zelfs met precisie te zeggen wat de omvang van het tekort in welk jaar zou zijn. Wat deed onze regering? Eigenlijk niets. Rutte 10 jaar premier heeft 10 jaar oren en ogen gesloten. Er is nog geen accuut probleem? Dan is er geen probleem. Regeren is dus niet vooruit zien.

In de Tweede Kamer hebben we wel eindeloos veel debatten over onze indentiteit. Het afgelopen decennium kunnen we wel bestempelen als het Decennium van de Identiteit. Natuurlijk moest er een Nederlandse vlag in de Tweede Kamer komen en is een Nationaal Historisch Museum heel belangrijk en Zwarte Piet moet blijven en de Moorkop zeker en moet immigratie ingedamd en ga zo maar door.

Gisteren was er weer een debat in de Kamer tussen Baudet en Asscher of het waar is dat het budget van de Europese Unie gaat naar het ‘opzetten van veerdiensten om immigranten vanuit Afrika over te zetten naar Europa om de nationale identiteit te verzwakken zodat er geen nationale staten meer zullen zijn.’ Het debat was natuurlijk alleen maar opgezet door Baudet zodat hij zijn plasje kon doen. Asscher deed er vervolgens weer zijn plasje over en zo mekkeren we maar door over identiteit. Het belangrijkste kenmerk van de Nederlandse identiteit: praten over identiteit. Debatten van niks gezien de werkelijk problemen die er zijn. Kunnen we onze identiteit niet gewoon opheffen? Ik word een steeds groter voorstander van omvolking.

Tom-Jan Meeus, een van mijn favoriete columnisten, schreef vandaag in NRC dat de politiek zich verengd heeft tot dit soort debatten om de debatten. Niemand luistert naar elkaar, laat staan dat iemand zich door iemand anders laat overtuigen. Het is masturbatiepolitiek. Uiteraard is de laatste term van mij en niet van Meeus. Ze vernauwen de politiek, maken het werkelijke debat oninteressant en ontnemen het zicht op de werkelijke problemen. Terwijl Baudet en Asscher doorkwebbelen vreten de volgende problemen zich verder een weg naar de actualiteit.

Wachtkamers

Woensdag 19 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Na twee maanden eindelijk weer eens in een wachtkamer. Wachten op een operatie aan mijn fistel. Wachtkamers zijn vrij belangrijke dingen in Frankrijk, belangrijker dan in Nederland. Wij in Nederland maken een afspraak met een dokter en dan hoeven we over het algemeen niet lang te wachten. Dat is in Frankrijk anders.

Met mij waren er vandaag een stuk of zeven patiënten besteld om negen uur in de ochtend. Geen van de patiënten verliet voor half elf de wachtkamer. Een andere nare gewoonte van wachtkamers in Frankrijk is dat patiënten lichtelijk worden gepest. Zo heb ik vele malen in de wachtkamer van mijn uroloog in Ganges gezeten en elke keer word daar op tamelijk geniepige wijze mijn kwaal ingewreven. Onder het mom van instructieve filmpjes wordt de patiënt niet gespaard.

Zo kan ik vrij gedetailleerd vertellen hoe mijn uroloog met zijn laser, een soort slang, mijn piemel binnendringt en vervolgens via een geheel eigen heelal van aders, bloedcellen onder de hemel van mijn blaas de weg naar mijn prostaat zoekt. Vervolgens begint de laser eens lekker mijn prostaat te pellen. De prostaatsplinters vliegen in het rond. Bij elk bezoek wordt het filmpje een paar keer herhaald.

Vandaag zat ik in een wachtkamer waar delen van het hartje van een kind werd vervangen. Geen medisch detail sloeg men over. Daarna zag ik nog hoe een maagverkleining plaatsvond. Voor de medische freak goud waard, ik kan er niet naar kijken.
Andere manier om de patiënt te pesten is het plaatsen van volstrekt foute stoelen. Zo heeft mijn uroloog de wachtkamer volgezet met metalen stoelen, met dito zittingen, kijk de vorige wachtkamerfoto’s er maar op na. Beslist niet prettig voor wie een fistel heeft, een ontstoken prostaat of een verzakking, en dat zijn toch vrijwel al zijn patiënten.

Helemaal niet waar, denkt de lezer bij het zien van de foto boven. Klopt. Vanmorgen zat ik voor de eerste keer in een wachtkamer op een comfortabele stoel als fistelpatiënt . Misschien wel het bewijs dat ook de empathie in de Franse ziekenhuis voortgang boekt, want het betreft hier een geheel nieuwe vleugel van het academisch ziekenhuis in Nîmes. In deze wachtkamer ook geen medische colleges op televisie.

De filmpjes waar ik het zojuist over had zag ik in wachtkamer na de operatie. Nog suf van de narcose mocht ik kijken hoe de maagverkleining plaatsvindt. Ik heb het filmpje wel vijf keer langs zien komen want ik heb twee uur moeten wachten voordat mijn chirurg langskwam om de voortgang met mij te bespreken en mij uit het ziekenhuis te ontslaan. De narcose had ik al lang achter me gelaten.

Graven

Maandag 17 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Een paar kilometer van Saint-Hippolyte-du-Fort ligt Conqueyrac, toch heel andere namen dan Velp en Tiel. Wikipedia vertelt me dat Conqueyrac 106 inwoners telt. Wyb en ik reden er regelmatig door en dan zien we altijd in een vlakte een kerkje staan met cipressen er omheen. Voor het kerkje ligt een kerkhof, een grote muur er omheen.

We namen ons steeds voor om er eens te kijken. Maar zoals zo vaak met voornemens, er komt niks van. Na een jaar besluiten we dat het voornemen lang genoeg heeft geduurd. We parkeren de auto langs de weg en lopen dan het pad op naar de kerk.

Ik schreef 106 inwoners, alleen heb ik geen idee waar ze wonen. Op weg naar kerkje is geen huis te bekennen. Geen idee wie hier ter kerke gaat. Geen idee of hier wel eens geluid is, want hier heerst de stilte.
Het kerkje blijkt dicht te zijn. Het huis dat eraan is gebouwd, vermoedelijk een pastorie, is al jaren geleden verlaten. De deur naar het kerkhof kunnen we wel openen en we betreden een wereld waar we niets van weten. Sowieso weten we niets van de dood, dat spreekt voor zich. We weten echter ook niets van degenen die hier zijn begraven.

Zoals op alle kerkhoven hangt ook hier een plechtige sfeer. Dies piest nergens tegen aan en Wyb en ik lopen zwijgend rond. Zo nu en dan prevelen we een naam.
Eén ding maakt ook dit kerkhof weer duidelijk: er zijn mensen met geld en er zijn arme sloebers, een gegeven zo oud als de wereld. In dit opzicht is er helemaal niets veranderd en zal er voorlopig niets veranderen want ook de sloebers zijn steeds meer geneigd rechts te stemmen. Zo bezorgden ze Trump de overwinning waardoor hij de belasting voor de rijken nog meer kon verlagen en de rijken, rijker kunnen worden.

Hier op het kerkhof van Conqueyrac is de tegenstelling schrijnend zichtbaar. Op de bovenste foto het graf van een welvarend baronnen geslacht. Zelfs na hun dood zorgt een stevig gebouwtje en een dito hek voor onaantastbaarheid. Grenzend aan dit graf staan vier haveloze kruizen, naamloos. De graven liggen dichtbij elkaar, maar het gaat om twee verschillende werelden. De mensen die teren op hun naam en de mensen die geen naam hebben. Vermoedelijk was het leven van de naamlozen net zo haveloos als de kruizen die ze na hun dood kregen.

Ervaringsdeskundigen

Zondag 16 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

We hebben een aantal dagen gasten uit Nederland die hier een huis aan het kopen zijn. Net zo als wij willen ze hun leven een draai geven, wat mede tot gevolg heeft dat ze mooie banen gaan opgeven. Dat levert goede gesprekken op, met Wyb en ik in de rol van ervaringsdeskundigen. Waarbij aangetekend moet worden dat ook ervaringsdeskundigheid work in progress is.

Door de gesprekken die we hebben, kijk ik scherper naar onze ervaringen. Er zijn twee dingen die je, als je zo’n stap als ons neemt, goed onder ogen moet zien. Belangrijk gegeven is dat je terug wordt geworpen op jezelf. Als je een baan hebt, en zeker een baan die nogal in het oog springt, dan geeft dat je leven een kader en enige statuur. Ik weet dat veel mensen dat ontzettend belangrijk en fijn vinden, wat heel begrijpelijk is.

Als je uit die baan stapt en uit een netwerk waar je behaaglijk in zit, kan het heel kaal voor je worden. Ik heb zoveel mensen meegemaakt die na hun pensionering benadrukken dat ze het vooral enorm druk hebben, ‘zelfs nog drukker toen ik werkte’. Eigen schuld, dikke bult, dacht ik dan, en wat stom, geniet van een nieuw leven. Ik vind het heerlijk om op mijzelf teruggeworpen te zijn. Eindelijk geen verantwoording meer hoeven af te leggen, geen oervervelende netwerkbijeenkomsten (waarvan ik weet dat veel mensen dat heerlijk vinden), geen afleidende politieke bewegingen meer, geen sores en spanning meer. Wat er dan overblijft, zal voor veel mensen kaal aanvoelen. Als je niet gewend bent jezelf te vermaken, het plezier in jezelf te vinden, kan het tamelijk moeilijk worden. Belangrijke vraag is dus of het je lukt om op jezelf terug geworpen te worden en je kader en status te verliezen.

Ik schreef zojuist: ‘Dat je terug wordt geworpen op jezelf.’ In het geval van Wyb en mij is dat eigenlijk niet het geval. We zijn vooral teruggeworpen op elkaar. Dat is het tweede belangrijke gegeven. In het recente verleden namen we vroeg van elkaar afscheid en ieder ging naar zijn werk, waar we met personeel, talloze vergaderingen en contacten hadden te maken.

De dagen zien er nu totaal anders uit. We staan samen op, ontbijten samen, gaan samen aan het werk, we brengen de hele dag samen door. Ik kan me voorstellen dat lang niet alle relaties daar tegen bestand zijn. We hebben een volledig symbiotische verhouding gekregen. Een relatie moet daar wel tegen bestand zijn. Wyb en ik hebben het geluk dat we dat prima kunnen, er zelfs van genieten. Hebben we dan nooit ruzie samen? Eerlijk gezegd niet. Weinigen zullen het geloven, maar het is wel waar.

Ik denk dat het vroeger een veel grotere stap was om in Frankrijk te gaan wonen en een nieuw leven te beginnen. Eerlijk gezegd heb ik nauwelijks het idee dat we weg zijn uit Nederland. Ik ben nog nooit zo goed op de hoogte geweest van het reilen en zeilen van het vaderland. Ik lees twee kranten, NRC en Volkskrant, de Nederlandse televisie kunnen we live zien en we hebben alle tijd om alle praatprogramma’s te volgens. Daarbij komen de social media als perfect hulpmiddel om met Jan en Alleman te communiceren.
Vroeger zaten we zeker drie tot vier dagen in het theater. Allemaal niet meer nodig. Ik beschouw het als een goed teken dat we dat volstrekt niet missen. De tijd die hierdoor vrijkwam, heeft zich probleemloos opgevuld met andere zaken die we belangrijk vinden.

Winterslaap

Zaterdag 15 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

De afgelopen twee maanden verkeerden we in een winterslaap. De eerste maand daarvan was de winterslaap vrijwillig, kropen wij in ons hol in Nederland, de tweede maand was de winterslaap onvrijwillig. We hadden wel zin in gasten maar ze kwamen niet. Dit was wel voorzien want niet alleen wij deden aan een winterslaap, heel het stadje en omgeving verkeerde in winterslaap.

De laatste gasten die wij hadden, boekten voor het weekend van 14 december. Helaas zijn ze nooit aangekomen want door stakingen was Saint-Hippolyte onbereikbaar. De machinisten van de treinen, die op hun 52ste met pensioen gaan, vinden het buitengewoon onrechtvaardig dat Macron de leeftijd wil optrekken naar 62. Gevolg een staking van meer dan vier weken. Dat ik, 65 inmiddels, nog steeds de pensioengerechtigde leeftijd niet heb bereikt, is voor de Fransen het bewijs dat Nederland een land is waar je beter niet kunt wonen.

Dit weekend hebben we voor het eerst weer gasten. Ons luie, zeer luie leventje is voor even voorbij. Gisteren en vandaag moesten de handen weer in de schoonmaakemmers gestoken. We waren er beiden aan toe om in de werkmodus te komen. We hebben best wel ongegeneerd lang uitgeslapen op sommige dagen, veel gelezen en voor de beweging best veel gewandeld. Vanmorgen moesten we, zoals gebruikelijk in de drukke maanden, eindelijk weer eens om zeven uur op. Wyb laat Dies uit, ik ga naar de bakker. Dit ritme zal het aankomend half jaar weer bepalen. Nou ja, de eerste twee maanden niet want er zijn hele periodes bij dat we nog geen gasten hebben.

Van mei tot oktober is het hier een drukste van jewelste. Daarna is er geen toerist meer te bekennen en blijft het openbare leven beperkt tot een aantal diehards die hier wonen en ’s ochtends naar de bakker lopen.
De reden waarom onze voorgangers ermee stopten, was omdat ze de winters zo saai vonden. Wyb en ik vonden dat goed nieuws. Een winterlang nauwelijks iets te doen, dat leek ons een mooi vooruitzicht. Eindelijk eens door niets en niemand geleefd te worden. En het moet gezegd, het bevalt ons prima. Het woord vervelen is zowel bij Wyb als mij nog nooit uit de mond gekomen.

Onze eerste echte werkdag had wel een smetje. Een van de gasten ging vanmorgen weg en toen we hun kamer wilden schoonmaken bleek dat ze hadden gerookt op de kamer. We hebben inmiddels honderden gasten gehad en nog niemand had de onbeschoftheid om het rookverbod te overtreden.
Wie Dossiermoddergat regelmatig leest, weet dat ik een bloedhekel heb aan roken. Gewoon omdat het een vieze, onsmakelijk bezigheid is, bovendien moorddadig. Elk half uur sterft er iemand in Nederland aan longkanker veroorzaakt door roken. Het is volgens mij de enige massamoord die door de overheid wordt gelegitimeerd en waar ze ook nog eens goed aan verdient. Zie die nicotinestank maar eens uit een kamer te krijgen. Ik hoop dat het is gelukt want vanavond krijgen we nieuwe gasten in die kamer.

Brandweer

Vrijdag 14 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

We rijden naar de watervallen van Cascade de la Vis in de Gorge de la Vis. Er vindt een wondertje plaats, onze auto staat als enige op de parkeerplaats. Ook bij de watervallen geen mens te zien. In de zomer struikel je hier over de mensen. De waterval gooit venijnig het water naar beneden, tot een soort douche in de zomer, is het nu geworden tot een woest natuurfenomeen. Geen mens zal er nu onder durven te staan. Niemand ook die van de hoge, smalle brug springt, al is het waterpeil er in dit jaargetijde ideaal voor

We wandelen naar St. Laurent-le Minier. We lopen langs een rustig stroompje dat uiteindelijk in La Vis uitkomt. Duidelijk dat hier een planten- en bomenliefhebber woont. Langs het hele pad naar het dorp zijn bomen en struiken geplant, de namen staan op een steen die er onder ligt. Daar tussendoor op zwarte bordjes filosofische spreuken.

Het dorp blijkt weer zo’n typisch Cevennen dorp te zijn waarvan je geen idee hebt hoeveel mensen er wonen. Het lijkt alsof de mensen zich hier dag en nacht verstoppen achter dichte luiken. Of staan de huizen gewoon leeg? Slechts op een paar huizen staat a vendre. Zoals in alle dorpen lijken de huizen in dezelfde tijdsperiode gebouwd. Het moet een rijke periode zijn geweest want de huizen hebben een enorm volume.

Opeens komt uit een zijstraat keihard een oudere man rennen. Hij heeft een jerrycan in zijn handen. Er moet iets heel dringends waarom hij zo hard loopt. Zijn haast pas absoluut niet bij de landerigheid van het dorp. 
Een paar straten verder zien we de man staan. Opgewonden loopt hij met een andere man met een blusapparaat voor een huis. Een vrouw staat er overstuur bij. Het wordt ons duidelijk dat een huis in brand stond. Zo te zien is het geblust, we zien nergens rook, laat staan vuur.

Even verder worden we opgewacht door een gevaarlijk blaffende herder achter een hek. Voor het hek staat een soort foxhondje die ontzettend blij is Dies te zien. Vrolijk loopt hij met ons mee. De herder heeft het nakijken. 
Dan horen we in de verte een sirene. Even later komt een brandweerauto aanrijden. De brand is blijkbaar toch niet geblust.

Als we het dorp uitlopen, willen we het hondje terugsturen. Die wil daar niets van weten. Hoe hard Wyb ook zegt dat hij naar huis moet, brutaal loopt hij om haar heen naar Dies die voor ons uitloopt.
Er rijdt nu ook een ladderauto richting het dorp. Het hondje weten we met moeite voor de wielen van de brandweerauto te dirigeren. Het is een hondje zonder enige angst.

Hij loopt met ons mee tot de auto die niet meer alleen op de parkeerplaats staat. Het hondje vindt ons zo leuk dat hij met ons mee wil. Wyb stelt voor hem mee te nemen. Ik zeg dat ik er niet aan moet denken. We stappen in de auto en laten het hondje achter op de parkeerplaats en zien hem blij rennen naar een auto die net komt aanrijden. De mensen die uitstappen denken dat wij het hondje zijn vergeten, we maken duidelijk dat hij helemaal niet van ons is.

Via een hoge weg rijden we terug naar Saint-Hippolyte-du-Fort. Diep onder ons ligt Saint-Laurent-le Minier. Op het dak van een huis zien we brandweermannen rondkruipen. Uit een schoorsteen komt nu dikke rook. Ze leggen brandweerslangen naar de schoorsteen. Het zijn kleine mieren die een huis proberen te redden. Wij rijden terug over een voor ons onbekende weg. We verbazen ons opnieuw over de uitgestrektheid van de gorges. Hier en daar in alle eenzaamheid een huis.

Theater

 

Donderdag 13 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Misschien heb ik wel iets onethisch gedaan. Ik heb in ieder geval iets gedaan wat in de straatfotografie not done is.

Vorige maand liepen we door Montpellier en zag ik een zwerver met zijn hond in een van de drukste straten van Montpellier zitten. Ze zaten niet zomaar, ze voerden een perfect tableau vivant uit. De zwerver zat erbij zoals een zwerver erbij moet zitten, zielig, gelaten, zo van ‘ik kan er ook niets aan doen, help mij’. Wat het tafereel bijzonder maakte was de hond. De hond zat op zijn schoot en had zijn kop tragisch in de hals van de zwerver gedrapeerd. Zo van ‘wij zijn totaal wanhopig, geef ons iets.’ Het was een vorm van theater vond ik waar best enige tijd op geoefend moest zijn.

Ik liep door, zag geen kans om een foto te maken. Maar ik wilde de twee zo graag op de foto hebben. Honderd meter verder ging Wyb een winkel in. Ik liep met Dies terug en wist ongemerkt een foto te maken. Ik heb hem geloof ik nog eens gebruikt op Dossiermoddergat. Toch vond ik de foto mislukt want inmiddels was de hond gewoon naast de zwerver gaan zitten, het theatrale element was verdwenen.

Deze week liepen we weer door Montpellier en op dezelfde plaats zag ik de zwerver en de hond zitten, opnieuw niet in die theatrale pose. Toen nam ik mijn onethische besluit. Ik praatte het goed door mijzelf wijs te maken dat wie theater maakt daar ook publiek bij mag hebben en voor betaald mag worden. 
Ik ging naar de zwerver en betaalde hem drie euro met de vraag of ik een foto mocht maken wanneer zijn hond zo dramatisch tegen hem op lag. Hij had er geen bezwaar tegen en nodigde zijn hond uit om tegen hem aan te liggen.
Ik maakte gegeneerd de foto. Terwijl ik de foto maakte, zag ik dat de hond lang niet zo mooi theatraal lag als die eerste keer dat ik ze zag. Maar om voor drie euro ze nog meer te regisseren vond ik echt te gênant. Ik nam snel de foto die hier boven is te zien en bedankte de zwerver, die vermoedelijk helemaal geen zwerver is maar hier een vaste baan van heeft gemaakt.

Zie het niet als straatfoto. Het tafereel is tot stand gekomen door betaling. Ik besef dat ik gewoon fake news heb gecreëerd, een fake picture, puur voor het effect. Ik beloof het nooit meer te doen.

Onderzoek

Woensdag 12 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Er komt een groot parlementair onderzoek naar het functioneren van grote uitvoeringsorganisaties als de Belastingdienst, UWV, CBR en mogelijk nog andere organisaties. Het lijkt me een nuttig onderzoek, althans de resultaten van het onderzoek lijken me nuttig. Er zullen vele hoorzittingen en vergaderingen plaatsvinden. De politiek zal pas conclusies willen trekken en maatregelen nemen als alles tot op de bodem is uitgezocht. Dat is jammer. Want misschien is dat wel de reden waarom zaken in de handen van de politiek vaak stroop worden.

In dit blog van om en nabij de 600 woorden durf ik alvast wel vergif in te nemen op wat de conclusies zullen zijn. Of er daarna ook consequenties uit worden getrokken is zeer de vraag. Onderzoeken is lekker makkelijk, je hebt het idee dat je wat doet, dat je doortastend bent en op een gegeven moment heb je zelfs een rapport in handen -kijk wat wij hard hebben gewerkt. Maar dan. Ben benieuwd wie de verandering gaat forceren, wie daar het lef voor heeft.

Mijn conclusies, niet gespeend van aanmatigendheid, maar wel gebaseerd op gezond denken, onontbeerlijk voor goede managers, zijn de volgende. Als de officiële conclusies eenmaal getrokken zijn, kom ik terug op mijn conclusies en zal ik een vergelijking maken. Mocht mijn inschattingen juist zijn geweest, dan kan de overheid mij voor dit soort kwesties voortaan inhuren. Dat bespaart ellenlange parlementair onderzoeken en er kan sneller aan een oplossing worden gewerkt.

Uiteraard gaat het om een complex van factoren. Ik denk dat het parlementair onderzoek tot de volgende conclusies komt:

– De organisaties zijn te groot geworden om te managen. Het opknippen in zelfstandige, taakgerichte units is noodzaak.
– De politiek eist veel te veel van dit soort organisaties, vraagt zaken die ook helemaal niet tot de core business van die organisaties behoren.
– De uitvoering is veel te rigide, te veel op check en control gericht en veel te weinig service gericht naar de burger.
– Uitvoeringsorganisaties zijn niet in het leven geroepen om de politiek te dienen of om administratieve rompslomp te creëren. Uitvoeringsorganisaties zijn er om de burger te dienen.
– Er moet eindelijk eens werkelijk begonnen worden met het terugdringen van regelgeving en administratieve rompslomp.
– Organisaties zijn verzand in formats. Medewerkers moeten zich rigide aan die formats houden en hebben verleerd na te denken.
– De organisaties zijn zo groot dat medewerkers zich kunnen verstoppen in de organisaties. Een groot deel doet eigenlijk geen donder, dit zal zeker ander worden geformuleerd.
– De regel- en wetgeving op allerlei terreinen is veel te gecompliceerd geworden, onuitvoerbaar zelfs.
– Vereenvoudiging is noodzaak.
– Wat er vermoedelijk niet in zal staan, niemand wil daar zijn handen aan branden, maar buiten de ministeriële verantwoordelijkheid zou het goed zijn als ook de ambtenaren in de uitvoeringsorganisaties veel meer te verantwoording kunnen worden geroepen, zelfs met de uiterste consequenties dat ontslag volgt. Sommige ambtenaren wanen zich veel te veilig, kunnen ongebreideld aanklooien.
– De organisaties zijn veel te veel top down georganiseerd, er moet meer vertrouwd worden op het gezonde verstand en oordeelsvermogen van de individuele medewerker.
– De politiek zal zich veel meer moeten inhouden wat detaillering en aanwijzingen betreft. Er moet meer op hoofdlijnen bestuurd worden.
– Politiek moet meer vertrouwen hebben in uitvoeringsorganisaties. De uitvoeringsorganisaties moeten veel meer duidelijk maken wat wel of niet kan en de politiek zal daarmee moeten leven. Er moet een einde komen aan het overvragen.
– De politiek moet eindelijk eens van het idee af dat grote organisaties efficiënt en goedkoper zijn.
– De uitvoeringsorganisaties dienen af te slanken. Ze zijn te vet en dat leidt tot lethargie en luiheid. Er moet door de individuele medewerker harder worden gewerkt, daar worden mensen in organisatorisch opzicht gelukkiger van.
– Overheidsorganisaties moeten stoppen met steeds weer reorganiseren. Reorganisaties leiden niet tot een beteren organisaties, ze leiden veeleer tot ontwrichting. Door een reorganisaties werkt een organisatie zomaar een paar jaar op halve kracht. Beoogde resultaat wordt meestal niet gehaald.

Ik stel voor dat ik Projectleider Heroriëntatie Uitvoeringsorganisaties word. Kunnen we morgen beginnen in plaats van een paar jaar te verliezen door een parlementair onderzoek.
Over een paar jaar kom ik terug op dit blog.

Tempeltje

Maandag 10 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Sauve is ongetwijfeld het leukste plaatsje in de omgeving. We komen er elke week wel een keer. De eerste keer dat we er waren was in december 2018. Toen viel ons al een tempeltje op dat op de heuvels in Sauve staat. Het zijn van die bouwsels die ons meteen intrigeren. Het stond daar hoog plechtig te zijn en superieur uit te kijken over Sauve en verre omstreken.

Eenmaal gevestigd in Saint-Hippolyte-du-Fort, zeven kilometer van Sauve, ondernemen Wyb en ik diverse pogingen om bij het tempeltje te komen. Om Sauve ligt een web van primitieve paden die meestal over rotsige gebieden lopen of door dicht struikgewas. Ik denk dat we wel zeven of acht pogingen hebben ondernomen. Tervergeefs. Elke keer als we weer beneden bij de auto staan en naar het tempeltje kijken, zeggen we tegen elkaar: ‘Zo moeilijk kan het toch niet zijn.’ Door al die pogingen die we hebben ondernomen, weten we dat het wel moeilijk is.

‘Weet je wat we vandaag gaan doen?’ zeg ik deze ochtend tegen Wyb. ‘Nou?’ ‘We gaan naar Sauve en we gaan kost wat kost naar dat tempeltje.’ Wyb vindt het een uitstekend idee. We hebben de tijd en de conditie weer om op avontuur door de jungle te gaan. Beneden op de parkeerplaats bekijken we de ligging van het tempeltje nog eens goed. ‘Volgens mij moeten wij er achter omheen,’ zegt Wyb. ‘We moeten het benaderen vanuit het kasteel dat daar rechts ligt.’ Aldus geschiedt.

We beklimmen oude, versleten trappen. We komen bij de ruïne van het kasteel. Op allerlei manieren proberen we er omheen te lopen, helaas blijkt dat onmogelijk omdat het is afgesloten. Zo komen we weer op het pad zoals we al zo vaak naar tempeltje hebben willen lopen. We proberen een nieuw pad links, op die manier kunnen we het tempeltje mogelijk van achteren benaderen. Na een kwartier lopen blijkt dat we steeds verder van Sauve verwijderd raken en dat tussen ons en het tempeltje nu een diep dal ligt. Er zit niets anders op dan terug te keren. Geen idee hoe we ooit bij dat verrekte tempeltje kunnen komen.

Uiteindelijk besluiten we een pad in te gaan dat nauwelijks een pad is. We banen ons een weg door ondoordringbaar struikgewas. Dies wijst ons, klein en behendig, de weg die we moeten lopen. We weten dat dit wel eens de weg naar het tempeltje zou kunnen zijn.
 Na tien minuten lopen zien we de tempel zowaar door het struikgewas schemeren. ‘We hebben hem,’ zeg ik. ‘Eindelijk,’ zegt Wyb.

Eenmaal bij de tempel blijkt de tempel helemaal geen tempel te zijn. Het is een oud huisje. De schilderingen onder het dak hebben ons op het verkeerde been gezet. Het is oud, vervallen, al lang geleden verlaten en nu vermoedelijk een speelplek voor de plaatselijke jeugd. Toch zijn Wyb en ik blij dat we na een jaar het geheim van de tempel hebben kunnen onthullen. Een ding is zeker, het gebouwtje biedt een prachtig uitzicht over Sauve en verre omstreken.

Via nog oudere trapjes en paadjes zoeken we onze weg terug naar Sauve om in de plaatselijke horecagelegenheid aan ons lievelingsplein een glas wijn te drinken op onze ontdekking. Helaas blijkt de horecagelegenheid gesloten.

Bomen

Zondag 9 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Boom met kruin.

Groot nieuws uit de Cevennen. Opstand der bomen. Blijkbaar hebben bomen besloten genoeg te hebben van de mens, dat vieze, vervuilende soort dat een plaag voor de wereld is. Ze hebben hun stammen geopend en elk mens dat langskomt wordt naar binnen gezogen. Het aantal slachtoffers van het Caronavirus is er niets bij.

Censor

Zaterdag 8 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Mensen hebben een ambivalente verhouding met fotografie. Een foto nemen daar heeft niemand problemen mee. Als er een foto van iemand genomen wordt, is het andere koek. Er zijn mensen in mijn directe omgeving, ik noem geen namen, die überhaupt niet willen dat een foto van ze wordt genomen. Geen idee waarom. Privacy-overwegingen? Sommige mensen zijn panisch om met hun gezicht op Facebook te verschijnen. Schaamte? Omdat men niet tevreden is met het eigen uiterlijk?

Ook als men wel op de foto wil, is er vaak terughoudendheid. Mensen willen eerst de foto zien. ‘Nee, deze moet je zeker wissen.’ ‘Nee, die niet, daar heb ik zo’n onderkin op.’ ‘Hier zit mijn haar helemaal niet goed.’ En meer van dit soort argumenten die alleen het object op de foto ziet en verder niemand anders.
Vooral vrouwen zijn buitengewoon kritisch op het eigen beeld. Bewijs dat er toch echt verschillen blijven tussen de man en de vrouw. Ik durf te beweren dat vrouwen 80% van de keren niet eerlijk op de foto komen. Ze nemen een onnatuurlijke pose aan; ze zijn zich veel te bewust van zichzelf; er worden lichamelijke onvolkomenheden verdoezeld. Ik ken zelfs iemand die een half uur bezig is met het toevoegen van allerlei filtertjes bij een selfie waardoor ze überhaupt niet meer te herkennen is.

Het meest gefotografeerde individu in mijn fotografie-carrière is ongetwijfeld Wyb. Laat ik eerlijk zijn, in het begin was het niet makkelijk om haar te fotograferen. Niet voor niets is ze haar carrière in Dossiermoddergat gestart als Censor. Van de tien foto’s was er één goed. Het haar, de kin, het rimpeltje, de argumenten zijn bekend. Over die ene foto waar Wyb wel tevreden was, was ik dan weer niet tevreden. Wyb had lange tijd de gewoonte op foto’s een gezicht te trekken dat ze alleen trok als er een foto werd genomen. Ze vond dat blijkbaar haar mooiste gezicht, maar ik vond het onnatuurlijk, een gezicht dat haar schoonheid juist verdoezelde.

Om over die gêne heen te komen, is er een goede remedie, heb ik gemerkt: veel foto’s maken. Tot mijn grote vreugde hoef ik nauwelijks meer het woord Censor op te schrijven in Dossiermoddergat en is Wyb nu zeker over negen van de tien foto’s tevreden. Het is een zegen voor de fotograaf en een overwinning voor de natuurlijkheid. Stribbelde Wyb vroeger nogal eens tegen als ik een foto wilde maken, -‘Is dat nou nodig?’ ‘Het is toch jouw blog, zet jezelf maar op de foto.’- nu richt ik mijn toestel en Wyb vindt het prima als ik de zoveelste duizenden foto van haar maak.

Omdat die natuurlijkheid altijd een probleem is bij het maken van foto’s, iemand begint automatisch te glimlachen als ik een toestel richt, maak ik als straatfotograaf het liefst ongemerkt foto’s van mensen. Dat levert tenminste beelden op van echte mensen.

P.S. Het toepassen van hoor en wederhoor is voor Dossiermoddergat altijd een belangrijk principe. Wyb stelt het dan ook op prijs dat de redactie het volgende toevoegt: ‘De werkelijke reden waarom ik zo toeschietelijk ben geworden staat niet in bovenstaande tekst. De werkelijke reden is dat ik denk ‘dan ben ik er maar vanaf.’ Het is bij deze genoteerd. Waarbij de redactie weer wil aantekenen dat het dan mooi meegenomen is dat Wyb altijd zo opgetogen over haar foto’s is en ze vaak kan gebruiken op Facebook.

Muurtjes

Vrijdag 7 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

De afgelopen week hebben we veel gewandeld in de Cevennen. Nog niet zo lang als Wyb wel zou willen, daarvoor is mijn conditie nog te slecht. Aan die conditie wordt door dat wandelen wel gewerkt.
We hebben in diverse delen van de Cevennen gewandeld. Gisteren hebben we op de heuvels in de buurt van Colognac gewandeld, een landschap waar de afbeeldingen op de schilderijen van de hoogromantiek niets bij zijn. De dag daarvoor op de flanken van de Mont Aigoual, 1565 meter hoog. Met daarop een heus skidorp. Compleet met winkels vol skiuitrustingen en café’s waar je je kunt uitleven in een après-ski. Er ontbreekt één ding: sneeuw.

Waar je ook wandelt, overal zie je muurtjes. Muurtjes langs de wandelpaden, muurtjes om in het bos terrassen te creëren. Op de meest afgelegen plekken: muurtjes. Eindeloos lang, eindeloos veel. Sommige muurtjes zijn zo oud dat je niet eens meer ziet dat het muurtjes zijn, planten en struiken zijn letterlijk met het muurtje vergroeid.
Hoe oud zouden de eerste muurtjes zijn? Ik vermoed zo oud als de eerste mensen. Met de stenen die je hier vindt bakenden ze de eerste akkertjes af, of hielden ze de erosie van de heuvels tegen en markeerden ze de paden waarover ze liepen. In het creëren van die enorme hoeveelheid muurtjes moet honderdduizenden manjaren zijn gaan zitten. Ze werden gebouwd zonder masterplan, zonder onderling overleg. In feite deed iedereen maar wat naar eigen behoefte. Toch bepalen ze nu het landschap van de Cevennen en is het een vast patroon.

Eigenijk kun je het vergelijken met ons internet, bedacht ik al wandelende. Als mensen zich werkelijk ergens voor inzetten, de noodzaak zien, dan komt een ongelooflijke energie vrij. Wat dat betreft hebben we veel gemeen met mieren. Het internet bestaat nu ongeveer dertig jaar en in die korte tijd hebben we er een onvoorstelbaar wijdverbreid bouwwerk van gemaakt, de muurtjes in de Cevennen vormen er een metafoor voor.

Er is wel een verschil. Wyb en ik hebben inmiddels tientallen kilometers door de Cevennen gesjouwd. We zagen dat al die eeuwenoude muurtjes nauwelijks zijn aangetast. Alle muurtjes doen nog steeds waarvoor ze zijn opgericht. Dat kun je van internet niet zeggen. Het vandalisme op internet maakt veel kapot, veel verbindingen zijn wankel en kwetsbaar. Wat dat betreft valt er nog veel te verbeteren.

Na al die tientallen kilometers wandelen kwamen we gisteren eindelijk een muurtje tegen dat het niet heeft gehouden.

Omvolking

 

Donderdag 6 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Er is een woord dat steeds vaker opduikt in kranten en social media: omvolking. Een lelijk woord, het knarst in het oor. Niet gek, want de wortel van het woord ligt in Nazi-Duitsland waar het Umvolking heette. Het woord is opgepakt door extreem-rechtse malloten die ermee willen aangeven dat er allerlei krachten zijn die onze demografische samenstelling willen wijzigen, bijvoorbeeld door immigratie. Het dominante blanke ras zou er hierdoor onderdoor gaan.

De charlatan Baudet doelde erop toen hij het over homeopathische verdunning had. Beetje laffe aanduiding want om het begrip omvolking worden hele complottheorieën gespind. Zo zou de Europese Unie, door de toeschietelijke immigratiepolitiek, er op uit zijn om Europa te omvolken. En natuurlijk, hoe kan het anders als het om extreemrechts gaat, de grote regisseurs achter deze politiek zijn de Joden. Hoorde je dit soort geluiden vroeger alleen in zeer obscure kringen, ze schijnen steeds salonfähiger te worden. Het schijnt heel stoer te zijn, want niet politiek-correct, om dit soort onzin uit te kramen.

Ik snap trouwens helemaal niet waarom mensen de deur uitkomen om zich druk te maken over omvolking. Lijkt me niks mis mee als we over tweehonderd jaar allemaal wat bruiner zijn. Ik ben nog altijd jaloers op de huidskleur van mijn in Sri Lanka geboren dochters. Als ik wat bruin van hen zou kunnen krijgen, graag.
Ik hoop altijd nog dat het denken in rassen de laatste stuiptrekkingen zijn van mensen die het verleden niet kunnen loslaten. Geen idee waarom ik me druk zou moeten maken over de teloorgang van mijn blanke medemens, als dat al het geval is. Ik weet zelfs niet eens of daar veel mee verloren gaat als ik zwetsers als Baudet en Wilders hoor. Stel dat we allemaal een beetje dezelfde kleur krijgen, kunnen we dat punt ook van de agenda schrappen.

In mijn jeugd was Nederland nog vrijwel geheel wit. Er zaten een paar jongens van Indonesische afkomst in mijn klas maar dat waren toch ook gewoon Nederlanders, vonden wij al in die jaren. Lang geleden heb ik op mijn oude lagere school (basisschool) als kinderboekenschrijver een paar keer mogen optreden. Op de school zaten kinderen met totaal verschillende culturele achtergronden, het was er erg gezellig.

Ik vind de multi-culturele samenleving eigenlijk opmerkelijk goed geslaagd. Natuurlijk is er wel eens gedonder, bijvoorbeeld met Marokkanen waarvan sommigen opmerkelijk slecht zijn opgevoed. Maar verder is het toch verrassend hoe goed het gaat in Nederland dat een melting pot van culturen is. Al die verschillende culturen die hier in dit land samenkomen, ik vind dat het land er op vooruit is gegaan. Maar goed, ik zal volgens Baudet wel een cultuur-marxist zijn en lijden aan politiek-correctheid. Wat ik beide als complimenten beschouw. Je zult maar politiek-incorrect zijn en zo’n hufter als Trump zijn voor wie de waarheid een truc is waarmee je naar believen goochelt.

Gourmand

Woensdag 5 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Ik ga vandaag vals spelen, ik zeg het maar eerlijk. De lezer kan vandaag een blog lezen dat niet voor Dossiermoddergat is geschreven. Het is wel van mijn hand maar ik het geschreven voor de site van Les Trois Comtes. Omdat ik vandaag geen zin heb om nog eens een blog te schrijven besluit ik dit blog aan Dossiermoddergat toe te voegen. Is de lezer ook een beetje op de hoogte van de plek waar we zitten in Frankrijk.

Gourmand
De meeste mensen gaan voor een vakantie naar de Dordogne, de Provence of de Ardèche. Mooie gebieden. Maar je komt meteen in een stroom van toerisme terecht. Het fijne van naar de Cevennen gaan, is dat het voor een groot deel nog onontgonnen gebied is. Voor veel mensen zal het de vraag zijn of het kan concurreren met de bekende toeristengebieden, laad ik die vraag in een paar blogs proberen te beantwoorden.

Het eerste blog schrijf ik voor de gourmands onder de lezers, voor de lekkerbekken. Een belangrijke reden om naar Frankrijk te gaan is voor velen het eten en de wijn. Om eerlijk te zijn: voor ons was het een belangrijke reden om hier een chambres d’hôtes te beginnen. Kan de Cevennen tippen aan die andere gebieden?

Laat ik beginnen met de wijn. De Cevennen en de Languedoc vormen samen de grootste wijnleverancier van Frankrijk. De gebieden hebben niet het prestige van een Bourgogne of een Bordeaux, maar dat maakt het meteen interessant. In veel wijnstreken zijn er strenge regels om bijvoorbeeld een Bordeaux tot een Bordeaux te maken. Hier in de Cevennen zijn geen strenge regels. Dat heeft tot gevolg dat het een aantrekkelijke gebied is voor creatieve geesten, voor mensen die buiten de gebaande paden hun eigen wijn willen maken. Bij ons in de buurt zitten bijvoorbeeld diverse wijnboeren, waaronder veel biologische, die heel zorgvuldig bezig zijn hun wijn tot hoog niveau te brengen. Voor wie ze wil bezoeken hebben we een interessant lijstje.

Daarnaast zitten we ook dicht bij Pic Saint-Loup, een wijngebied dat in een langgerekte strook van Ganges tot aan Montpellier loopt en genoemd is naar de gelijknamige berg die overal karakteristiek het landschap domineert. Ook daar worden eigenwijze wijnen van hoog niveau gemaakt. In de restaurants in onze omgeving worden veel wijnen uit de regio geschonken. Voor degenen die biologische en natuurwijnen willen proeven raden we restaurant Au Bon JaJa in Sauve aan en Saint-Bonheur in Saint Bauzille de Putois. Hier is veel kennis over deze wijnen aanwezig.

Een van de reden waarom wij niet elke dag een table d’hôtes doen, is omdat er in de buurt zoveel goede restaurants zijn. Het aanbod is divers en gaat van een eenvoudige maar goede daghap tot aan restaurants gemaakt voor de gourmand. Om een paar van onze lievelingsrestaurant te noemen. Een paar keer per jaar gaan we zeker eten in Auberge de la Valestaliere. Het ligt vlakbij in de heuvels van de Cevennen. Het terras heeft een waanzinnig mooi uitzicht. Zoals ook het eten waanzinnig goed is. Van vergelijkbare kwaliteit is het eten in L’ artysan in Quissac.
Curieus is Le Bossens in Sauve waar je heerlijk op een pleintje kunt eten, ook alweer met een prachtig uitzicht. Franser dan Frans krijg je het niet. Het zal even wennen zijn aan de eigenaresse die nogal een theatrale presentatie heeft, maar dan heb je wel iets om thuis over te vertellen. In Sauve is er wekelijks een sau’Vin, een foodfestival waar je kunt proeven bij lokale wijnproducenten en diverse eetkramen met heerlijk eten.
Voor uw geruststelling. We hebben gasten die veertien dagen bij ons zijn geweest en elke dag in een ander restaurant hebben genoten.

Op onze site vindt u nog diverse andere adressen. Daarbuiten hebben we nog tal van andere gastronomische tips als u bij ons op bezoek bent. De specialiteit van de streek is châtaigne, kastanje. Niet vreemd, want wie door de Cevennen rijdt komt langs uitgestrekte bossen vol kastanjebomen. Daarnaast is er in de schappen van de supermarkt opmerkelijk veel ruimte ingeruimd voor konijn. In de restaurant vindt u ook altijd wel zwijn op het menu staan. Niet gek, want in de bossen leven grote aantallen.

Mocht u geen zin hebben om met een auto naar een restaurant te gaan omdat u wilt genieten van de wijn. Geen probleem, tegen een kleine vergoeding rijden wij u met veel plezier naar en van het restaurant.

Rutte

Dinsdag 4 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Het gaat goed met Nederland, heel goed zelfs. Ik denk wel eens dat het te goed gaat met Nederland. En wat is goed? We zijn rijk. Alles is hier prima georganiseerd, vaak zelfs overgeorganiseerd.
We zijn met z’n allen tamelijk tevreden, lees ik altijd uit de cijfers van het CBS. 9 op de 10 Nederlanders is tevreden, 1 op de 10 mensen sombert. Toch lijkt het alsof we geen talent hebben voor geluk. We zijn tevreden, maar het is opmerkelijk hoeveel we kankeren, zeuren en zeiken. Ik vind ons een tamelijk naar volkje, de levenslust, het plezier spat nergens vanaf. Het toppunt van blijheid is als we bij een concert van de Toppers met z’n allen met de armen op en neer gaan zwaaien. Dan zijn we echt uit.

Nu al tien jaar is Rutte premier van ons land, de primus inter pares, de eerste onder zijn gelijken. Nederland en Rutte, ze passen perfect bij elkaar. Ook Rutte houdt van de Toppers. De mensen vinden fijn dat hij zelf de koffie opruimt als hij eens een bekertje koffie laat vallen. Het is ook fijn dat hij goedlachs is. Den Uyl vond men een drammer, Lubbers sprak moeilijk zinnen, Kok keek altijd chagrijnig, was veel te serieus, Balkende was gewoon een vergissing, Rutte lacht gelukkig altijd. Ik zit met de volgende vraag: komt het nou door Rutte dat het goed gaat met Nederland?

Maar wat al die premiers voor Rutte wel hadden, behalve Balkende, die had alleen een vrouw die aquarelleerde, was visie. Het waren mannen met gezag. Ik heb helemaal geen gezag voor Rutte, ik vind het een studentenballetje dat steeds ouder wordt. Rutte heeft nog nooit een vergezicht getoond, visie is een olifant die het uitzicht belemmert. Rutte is een ritselaar, het handige mannetje in Den Haag die van geitenpaadjes houdt.

Gaat het goed door Rutte? Ik geloof het niet. Het is meer een kwestie van ondanks dan dankzij. Het gaat prima met de Nederlandse economie. Komt het door het beleid van Rutte? Nee, het komt omdat wij een efficiënt, zuinig, gedisciplineerd, saai gereformeerd volkje met ondernemersgeest zijn. Daar gaat Rutte niet over, hij vaart er alleen wel bij. Sterker, vriend en vijand is het er wel over eens dat de crisis dieper en langer duurde omdat hij een veel te streng bezuinigingsbeleid voerde, daar ging hij wel over.

Eigenlijk alles waar Rutte wel overgaat loopt slecht af. Dat wordt gemaskeerd omdat het financieel lekker gaat met Nederland. De afgelopen tijd hield ik een lijstje bij.

Het crimefightersduo Opstelten en Teeven, zij zouden de criminaliteit wel klein krijgen, basten ze. Ze struikelden als een soort Dikke en de Dunne over een bonnetje. De Nationale Politie die ze heel stoer in het leven riepen. Eén groot voorbeeld waarom reorganiseren vaak een heel slecht idee is.
De decentralisatie van de jeugdzorg naar gemeentes. Wat een ellende. Je zult er maar van afhankelijk zijn. Het is bijna misdadig.
De Belastingdienst. Over misdadig gesproken.
De flexibilisering van de arbeidsmarkt. Het onderuit schoppen van zekerheid voor mensen. Wild West op de werkvloer.
Het vergroenen van Nederland. Het slechtste jongetje van de Europese klas.
Het onderwijs. Jarenlange verwaarlozing, wegzakkende kwaliteit.
Jarenlange beloftes dat de regelgeving en de administratieve druk zou worden aangepakt. Het tegendeel gebeurde.
Cultuur, na een poging tot sloop wegkwijnend door verregaande verwaarlozing. Inmiddels totaal gemarginaliseerd.
Gezondheidszorg. Ongekende wachtlijsten.
Landbouw, totaal uit zijn krachten gegroeid omdat de lobbyisten te veel invloed hebben op de politiek.

Nou stop ik hoor. Dit blog wordt veel te lang.

Traditie

Zondag 2 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

Vier jaar geleden. Malu is zes jaar en ik laat haar zien hoe je een wandelstok op je wijsvinger kunt laten balanceren. Even daarvoor heeft ze me verteld dat haar eerste tand los zit, haar linkervoorpand. Ze kan hem helemaal van voor naar achter bewegen. Ik ben onder de indruk. Doe alsof ik hem eruit wil trekken.
Met bewondering kijkt Malu naar de stok die op mijn wijsvinger blijft staan, al moet ik soms snel een paar passen doen om hem erop te houden. Ik heb dit kunstje van mijn opa geleerd, of van een van mijn ooms, dat weet ik niet meer precies. In ieder geval is het een kunstje dat in de familie regelmatig werd beoefend.
Zelf doe ik het al jaren, ben er best bedreven in. Althans, dat dacht ik. Want terwijl Malu bewonderend toekijkt, helt de stok naar voren, ik kan hem nog net vastpakken maar niet voorkomen dat het eind van de stok tegen de mond van Malu komt. Gelukkig niet hard, ze begint niet te huilen. Wel te roepen. ‘Kijk, opa heeft mijn tand uit mijn mond geslagen.’ Ze raapt de tand op die op grond ligt. Vermoedelijk ben ik de eerste opa in de geschiedenis die een tand uit de mond van zijn kleindochter slaat.

Vandaag krijg ik een appje van Esmee. Het eerst wat ik zie is een foto van Joris die trots zijn mond openhoudt en zijn eerste tand mist. Dan ontspint zich tussen Esmee en mij de volgende Whatsapp dialoog.

Ik: Stoer! Waarom heb ik hem er niet uit mogen slaan, dat is toch traditie?

Esmee: Dat klopt! Nou de eerst volgende mag opa doen!

Ik: Hoi, hoi. Hij mag kiezen: met een stok of met een vuist.

Esmee: Stok natuurlijk dat is de traditie.

Ik: Shit, natuurlijk, hij heeft helemaal geen keuze.

Esmee: Nee inderdaad pa! Heel slecht.

Ik: Ik word gewoon te weekhartig, zal met de leeftijd hebben te maken. Goed dat je me corrigeert.

Esmee: Ach, best lief dat je hem keuze wou geven hoor.

Ik: Dank je. Dacht dat je me dat kwalijk nam. Je bent een goede dochter.

Esmee: Dat weet ik pa, dat weet ik.

We sluiten de dialoog af met een smiley met kusmondje.

Stickertjes

Zaterdag 1 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort

In veel artikelen die ik lees over de Brexit is een van de punten waarom het zover is gekomen de humor. De jongens en meisjes van de Britse elite zijn opgevoed met retorica, doorspekt met understatement, tongue in cheek, absurdisme, verrassende wendingen. Zet daar eens de saaiheid van het juridisch, ambtelijk Brussels denken tegenover, of het uitgebeende, humorloze efficiency denken van de Nederlanders, dan is het niet gek dat het tot een breuk is gekomen.

De cultuur, de eigenheid van mensen, zit veel dieper dan politici zouden wensen. Je hebt het na de val van de Sovjet-Unie gezien. In het Westen zagen we de Sowjet-Unie als een eenvormige massa. Wat blijkt na de val, het is een lappendeken van culturen en geloven. Zelfs de botte macht van Stalin heeft de cultuur niet uit de mens kunnen persen, ondanks alle moorden en naar Siberië verbannen mensen.

Dat wetende vraag je je af of Europa überhaupt kans van slagen heeft. Neem de verhouding Nederland Frankrijk. Ogenschijnlijk zit er niet zoveel verschil tussen deze landen, vaak zitten ze op een lijn. Het verschil is miniem als je het vergelijkt met het verschil Nederland Griekenland, om maar eens iets te noemen.

Als je in Frankrijk woont, weet je wel beter. Frankrijk en Nederland dat komt nooit op een lijn. Nederland is het schoolvoorbeeld van een land dat onderneming is geworden, waar efficiency in alle poriën zit. Frankrijk daarentegen is het land van de omwegen, het onlogisch en nonchalant organiseren.

Wij in Nederland voelen ons persoonlijk schuldig als we een werk gerelateerde fout maken of als we de dingen niet helemaal naar wens doen. Die persoonlijke betrokkenheid die wij vaak bij ons werk hebben, heb ik hier nog niet kunnen ontdekken. Als het maar een beetje loopt is het goed genoeg. Onverschilligheid is hier een gekoesterd onderdeel van het leven.

Wyb en ik moesten gisteren weer naar Nîmes voor een gesprek met de anesthetist voor de operatie van 19 februari. Zoals voor elk bezoek moeten we eerst naar de centrale ontvangsthal waar we een vel met dertig roze stickertjes overhandigd krijgen. Hier worden voor de zoveelste keer al onze gegevens gecheckt. Pas met die stickertjes mogen we naar de receptionist van de specialist die van het vel één roze stickertje afhaalt en dat op een informatiemap plakt.

In die centrale ontvangsthal werken liefst 25 mensen, alle bezoekers van het ziekenhuis moeten eerst daarlangs om zo’n vel roze stickertjes te halen. Dat levert een enorme wachttijd op. Je krijgt een nummertje, overhandigd door een mevrouw die voor de wachtkamer staat, en vervolgens is het niet gek als je een half uur moet wachten voordat je aan de beurt ben. Volgens mij is deze stap in de procedure van binnenkomen in een ziekenhuis volledig overbodig. Zonder problemen zou je de 25 mensen achter de balies kunnen ontslaan en de stickertjes afschaffen. Ik heb trouwens geen idee wat de receptionist doet met de andere 29 roze stickertjes nadat ze dat ene stickertje op de map heeft geplakt.

Ik vrees dat het idee Europa veeleer in de details zit dan in de grote lijnen. Beleid formuleren in grote lijnen op een paar honderd pagina’s is een makkie, maar zie maar eens te leven met een cultuur die niet de jouwe is.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2020