Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2018, december

Straat

Dinsdag 25 december, Amsterdam/Moddergat

De lezer van Het Dossier ziet altijd veel foto’s. Ik realiseerde me vandaag dat ik eigenlijk nooit over die foto’s schrijf. Zo heb ik volgens mij nooit geschreven over mijn liefde voor straatfotografie. Die liefde is eigenlijk al heel oud. In mijn puberteit, toen ik veel fotografeerde, leerde in het werk van Henri Cartier-Bresson kennen. Ongeveer tegelijkertijd bezochten Lies en ik de fotobiënnale in Venetië. Mijn liefde voor fotografie, maar speciaal voor straatfotografie is in die tijd geboren. In een of andere verhuisdoos zitten mijn eerste probeersels op dat terrein.

De liefde voor fotografie bleef. Als er ergens een fototentoonstelling was, ging ik zeker kijken. Door drukke werkzaamheden, andere fixaties, raakte de fotografie ondergesneeuwd. Tien jaar geleden kocht ik voor Dossiermoddergat een instant camera zodat ik ook foto’s op het blog kon zetten. Sinds die tijd is fotografie steeds belangrijker geworden in Dossiermoddergat maar ook voor mijzelf. De ene camera werd ingeruild voor een betere, en nog een betere, enzovoort. De foto’s namen steeds meer de tekst over. Afgelopen jaar stonden er zelfs alleen maar foto’s in Het Dossier onder de titel Beeldblog.

De situatie is nu zo dat ik altijd een camera bij me heb. Mijn liefde voor straatfotografie is tot volle bloei gekomen. Het liefst dwaal ik met camera door een of andere stad, voel me een soort strandjutter van beelden. Schrijven is leuk, maar woorden zijn verraderlijke dingen. Niet gezegd dat het beeld niet even verraderlijk kan zijn. Zeker met Photoshop en allerlei andere instrumenten is de totale manipulatie mogelijk. Maar daar doe ik niet aan. Een camera, ik kijk, schiet, en thuis ontwikkel ik de foto met het fotoprogramma Lightroom.

Wie zich verdiept in straatfotografie ziet dat het een humane kunstvorm is, dat dicht bij het leven, bij de straat staat. Overal op de wereld lopen mensen met camera’s door steden en dorpen en proberen het leven zo treffend mogelijk, zo poëtisch mogelijk in beeld te brengen. Wie een indruk van straatfotografie wil krijgen, moet maar eens kijken op de volgende facebook groepen: Street level photography, Streethunter.net of APF Magazine Street Photography, De musea hangen vol met conceptuele fotografie. Meestal zeer abstract, experimenteel, highbrow. Ik hou daar niet van. Ik hou juist van het realisme, de rauwheid van de straatfotografie, het poëtisch moment van het dagelijkse leven.

Wad

Maandag 24 december, Moddergat

Voor ons huisje in Moddergat ligt de Waddendijk. Daarachter ligt meteen het wad. Als we over de dijk vijftig meter naar rechts lopen, is er een groot buitendijks gebied dat zeker tien kilometers doorloopt tot Lauwersoog. Het is het gebied van de grauwe ganzen, de rotganzen en de brandganzen, bij gevaar vliegt een wolk schreeuwende ganzen op.
Vlak bij ons huis lopen in dat buitendijks gebied twee pieren het wad op. Een pier steekt er zo’n anderhalve kilometer in, de andere pier maakt een knik naar rechts en is iets hoger. Zelf hou ik het meest van de lange, rechte pier. Als je hier op loopt, word je één met het wad.

Het landschap staat diametraal op het landschap in Lhee, waar bomen en heidevelden alles overheersend zijn. Vergeleken met het wad is het Dwingelderveld een armoedig vogelgebied. Sinds ik er woon, verbaas ik me hoe weinig vogels er zijn. En dat geldt ook voor andere diersoorten. Alleen de ree is een bewoner die zich veel laat zien. Vooral als we na een voorstelling laat naar huis rijden.

Elke keer als ik over de dijk loop, geniet ik van het waddenlandschap dat altijd weer anders is. De wolken formeren bergen, het water vormt hun spiegel. Tenzij het waait, dan worden de wolken opgejaagde beesten en zoekt het water onrustig zijn weg in eb en vloed. Altijd begeleid door het geluid van vogels. Vroeger nog veel meer dan nu. De mens eist zijn tol.

Als ik moest kiezen tussen beide landschappen dan koos ik zeker voor dat van Moddergat. Van het landschap van Lhee heb ik soms wel eens genoeg. Al die bomen, al dat druipen als het heeft geregend, nergens uitzicht, behalve op de hei, een bos verstopt de wereld.
Hoe anders is het waddenlandschap: altijd uitzicht, altijd ruimte, altijd beweging en spektakel. Hoeveel fijner is het om naar water te turen vanaf de dijk dan op een bankje in een bos te zitten. Elke zes uur verandert het landschap totaal. Het wad is eigenlijk een illusionist. Je denkt dat het een zee is, zes uur later is het een modderige vlakte vol leven, oesterbanken, mosselbanken, in de modder de kokkels en de pieren.

Zilt

Zondag 23 december, Moddergat

‘Hoor je de stilte?’ vraag ik aan Wyb als we in Moddergat de auto zijn uitgestapt.
‘De zilte stilte,’ zegt ze.
Wyb kan zich soms zomaar ontpoppen als dichteres.
‘De zilte van de stilte,’ probeer ik haar te overtreffen. Tevergeefs, de zilte stilte is genoeg.
Zilt is een mooi woord, een mild woord.

Het is lang geleden dat we voor meer dagen in Moddergat waren. Dat komt omdat we nu op het platteland wonen. Eerst woonden we in de stad en hadden we Moddergat als vluchtplek. Is niet meer nodig nu we op het platteland wonen. Dat neemt niet weg dat Moddergat nog steeds het hoofdkwartier is van Dossiermoddergat en de constante in ons bestaan. We hebben ons huisje nu veertien jaar. Tien jaar geleden vestigde zich hier Dossiermoddergat. In december 2008, schreef ik mijn eerste blog onder de vlag van Dossiermoddergat. Geen idee meer waar het over ging, in ieder geval was het de start van een welvarend bedrijf, er zijn inmiddels heel wat blogs geschreven. Nog 12,5 jaar en we vieren een jubileum. Dat gaan we groots doen.

In Moddergat is best iets veranderd, maar gelukkig niet te veel. Tot dit jaar hadden we als achterburen een kudde tamelijk verwilderde koeien. Stieren en koeien liepen met hun kalfjes in mooi en slecht weer door de weilanden achter ons huis. Zo nu en dan besloten ze ons kleine tuintje in te lopen. Weg hek of afrastering. Dirk, de boer van wie ze waren, is dit jaar overleden. Op een dag is de kudde afgevoerd en daarmee verdween de laatste boerenactiviteit uit Moddergat. Een van onze buren heeft het stuk land direct achter ons huis gekocht. Op het weiland spelen nu hun kinderen.

Verder is er niet zoveel veranderd in Moddergat, wat een van de charmes van het dorpje is. Het is de rafelrand van Nederland en dat zal zo wel blijven. Hier en daar is een huisje opgeknapt, op de dijk lopen wat meer toeristen omdat een paar dorpen verderop een recreatiepark is gebouwd. Gelukkig wil het niet echt vlotten met het toerisme in Noord-Friesland. Opdat dat altijd zo moge blijven.

Wat bleef is de dijk en het uitzicht op de wereld. Onder aan onze voeten het wad. Links op het wad Ameland, waar inmiddels ons nageslacht is geboren en woont, rechts Schiermonnikoog, recht voor ons het zicht op de Noordpool. Het geweld van de natuur is hier nooit ver weg. Niet voor niets is hier in de tweede helft van de negentiende eeuw de hele mannelijke bevolking van Moddergat in een vliegende storm met hun vissersschepen vergaan. Wie op de dijk staat als het stormt, weet dat absolute veiligheid een illusie is.

 

Tietenkont

Zaterdag 22 december, Nijmegen

Het geheugen is een moeras. Boven is het nog een beetje levendig en licht. Hoe dieper je komt hoe donkerder, hoe meer ingeklonken, hoe meer verrotting. Op de vaak peilloze bodem van het moeras is het een grote amorfe, stinkende massa.

Gisteren was Jan jarig. In het verleden vierden hij zijn verjaardag uitbundig, was het een komen en gaan van mensen. Met als beloning voor iedereen boerenkool met worst. Voor het eerst was het een rustig feestje. Zijn kinderen, Jochem en Judith, en aanhang waren uitgenodigd en ik mocht als zijn lijffotograaf aanwezig zijn. Jochem en Judith zijn mijn volle neef en nicht. Omdat Jan een nakomelingetje is, mijn moeder en hij verschillen liefst 19 jaar, is het leeftijdsverschil tussen Jochem en Judith en mij nogal groot.

Het leuke van familie is dat ze het moeras tot leven brengen. Door de verhalen die in ieders hoofd zijn blijven hangen por je in de amorfe massa en komt de ene na de andere luchtbel boven. Een feest als het moeras weer tot leven komt.
Zo verhaalden Jochem en Judith over een oppaspartijtje. Jan en Els gingen op vakantie en Lies en ik pasten op de kinderen. Ik zelf ben die oppassessie eigenlijk volledig vergeten. Jochem en Judith wisten nog precies uit welk boek van Joke van Leeuwen ik ze voorlas en dat we met z’n allen heel hard ‘Wij eisen ijs’ in de auto hadden geroepen. Vermoedelijk maakte het oppaspartijtje zoveel indruk omdat ze van ons dingen mochten die normaal verboden waren. Zo wisten ze nog precies te vertellen dat ze van ons achter de bank mochten spelen. Van Jan en Els had dat nooit gemogen. Arme kinderen.

De belangrijkste luchtbel die uit het moeras tevoorschijn kwam, was een oude erenaam die ik lang heb gedragen. Tot aan hun puberteit hebben de kinderen mij namelijk Tietenkont genoemd. Judith vertelde dat ik in haar hoofd nog altijd Tietenkont heet. Als ze aan me denkt, moet ze zich altijd realiseren dat ik eigenlijk Gerard heet.
Hoe kom je nou in godsnaam Tietenkont te heten? Het heeft ermee te maken dat ik Jochem vroeger altijd hoog optilde en dan het liedje Tieten kont, tieten kont, tieten kont, kont, kont, zong op de melodie van Johann Strauss’ Radetzky Mars. Dit maakte zoveel indruk op de kleine Jochem dat ik voor hem, en later ook voor Judith, Tietenkont ging heten. Ik herinnerde mij het vaag. Als ze er niet over waren begonnen, had ik er nooit meer aan gedacht. Ik weet nog wel dat ik het een eretitel vond en dat ik het jammer vond dat ze mij voor de eerste keer Gerard noemden.

Voor wie zijn klassieken kent, ik kende de tekst en de melodie natuurlijk uit Turks Fruit van Jan Wolkers. De vader van Olga zong het als hij in zijn leunstoel zat, dezelfde leunstoel waaronder hij zijn snot plakte, waardoor er een maanlandschap van snot was ontstaan.

Influencer

Vrijdag 21 december, Lhee

Als je tegenwoordig aan een kind vraagt wat het wil worden dan heb je grote kans dat het zegt vlogger of influencer. Brandweer- en politiemannen komen in kinderdromen steeds minder voor. Ergens in het midden van eerste decennium van het nieuwe millennium is het begonnen. Steve Jobs presenteerde in Sillicon Valley de iPhone en de iPad en het publiek dat erbij was ging op de stoelen staan van enthousiasme, minutenlang applaus. Goed gezien van dat publiek. Ze waren bij de presentatie van een revolutie.

Voor mijn generatie veranderde er veel. We kregen een apparaat dat zelden van onze zijde wijkt, als we de deur uitgaan en het ding vergeten dan rijden we terug. Voor de wereld van het kind veranderde het meest. Steve Jobs trok ze de wereld van het beeldscherm in. Mijn kinderboeken waren in één klap gedateerd.
Op de lange ritten naar vakantiebestemmingen staart geen kind meer verveeld uit het raam. Er wordt nauwelijks nog samen gezongen om de tijd te doden. Kinderen hebben een iPad voor hun neus en zien op scherm de ene na de andere Disney voorbij komen. Als ze daar genoeg van hebben gaan de oortjes in en zijn er vlogs en clips.
Thuis is het niet anders. Ieder zijn eigen iPad, kinderen swipen al als ze twee zijn en weten feilloos de channels voor kinderen te vinden. Nooit veranderde de kinderwereld zo rigoureus. Ik ben zo benieuwd of dat een ander soort mensen gaat opleveren. Misschien zijn ze sneller, minder geconcentreerd, nerveuzer of misschien wel veel slimmer, komt er een nieuw soort mens dat wel kan multitasken en minder beperkt is dan de mens die voor de introductie van de iPhone leefde.

Het boek zal niet verdwijnen, maar is ongelooflijk op zijn retour. Toen ik in de bibliotheek van Amsterdam werkte, was het aantal uitleningen al gedaald van 150.000.000 naar 75.000.000, gehalveerd dus. De huidige cijfers ken ik niet, maar geen enkele reden om te denken dat het tij is gekeerd. Integendeel.
Jip en Janneke zijn vervangen door vloggers. Mijn kleindochter (8 jaar) somt feilloos de vloggers op waar ze naar kijkt, namen waar ik nog nooit heb gehoord maar waar duizenden, honderdduizenden kinderen naar kijken. In mijn land leven diverse werelden naast elkaar. Malu leeft in een andere wereld dan ik. De grenzen zijn onzichtbaar, maar onoverkomelijk. Voor sommige zaken heb je geen fysieke muur nodig.
Gisteren hoorde ik een meisje van negen op de vraag wat ze wil worden antwoorden: ‘Influencer’. Influencer van wat? Van welke wereld? Zeker niet van mijn wereld. Wel mooi dat ze dit woord nog gebruiken. Het impliceert dat de wereld een beetje maakbaar is, dat je iemand kunt beïnvloeden.

Hoeveel geld is er wel niet naar kunsteducatie gegaan? Met zware subsidies, georganiseerd door grote instellingen met zwaar gekwalificeerde mensen, werden programma’s opgezet om kinderen met de podiumkunsten kennis te laten maken. Het zouden de bezoekers van de toekomst zijn. Hoeveel nieuwe bezoekers heeft dit influencen opgeleverd? Hun kinderen surfen over de wereld, zelf laten ze zich vermaken door de uiterst spannende films van Netflix en de opwinding van de festivals. Kijken of de influencers van de toekomst succesvoller zijn.

Business

Donderdag 20 december, Lhee

Ik heb al vaker op dit blog geschreven dat alles waar ik van hou is gemarginaliseerd. Ik hou van dingen die economisch gezien vrijwel nutteloos zijn en waarin slechts een zeer beperkt aantal mensen in is geïnteresseerd. Om een paar voorbeelden te noemen. Toneel, wie kijkt er nog naar? Lezen, wie gaat er nog rustig zitten om een boek open te slaan? Verlaten landschappen, zoals het bos achter ons huis, wie gaat er nog de natuur in? Een krant lezen, wie is er nog op geabonneerd? Verreweg het meest nutteloze waar ik van hou is poëzie. Wie leest er nog poëzie? Als van een bundel 500 exemplaren worden verkocht, heet het al een ongekend succes. Niets is zo nutteloos en gemarginaliseerd als de poëzie.

Tenminste, dat dacht ik altijd. Vandaag krijg ik een link van Leo Pot toegestuurd van een artikel dat op LinkedIn verscheen. En wat blijkt uit dat artikel: poëzie is een buitengewoon nuttige bezigheid en is de weg naar succes. De kop van het artikel: ‘Reading fiction helps your career, but reading poetry helps more’.
Het is inmiddels een geaccepteerde opvatting, er schijnt onderzoek naar gedaan te zijn, dat het lezen van fictie een mens empathisch maakt. Door lezen word je een mens die zich beter in andere mensen kan inleven. Mooi meegenomen dus als je van lezen houdt.
Poëzie maakt ook empathisch schijnt, maar daar is nog iets bijzonders mee aan de hand. Ik lees: ‘Poetry, however, is the practice of simplifying complex topics.’ En verderop: ‘Most people can make a good business decision if they have all the relevant data in front of them. But the most successful executives are excellent at making decisions with incomplete information. The less information you need to make a decision, the higher you can rise.’
Om nog even door te gaan: ‘Morgan says these creative capabilities help executives keep their organizations entrepreneurial, find imaginative solutions, and navigate moments when they cannot rely on data to make good decisions.
The world is full of examples of executives who read poetry. Steve Jobs collected the works of William Blake. Sidney Harman, founder of Harman Industries, always tried to hire poets into management, arguing, “Poets are our original systems thinkers. They look at our most complex environments and they reduce the complexity to something they begin to understand.’
Grote kans dus dat je een succesvol zakenman wordt als je poëzie leest. Niet gek, ik heb er alleen weinig van gemerkt. Ik had natuurlijk nooit zo lang in dat theater moeten blijven hangen. Mijn basis was prima, ik had een stevige portie poëzie achter de kiezen, ik had gewoon in business moeten gaan.

Vraag is natuurlijk wie dit schrijft. Het is niemand minder dan Penelope Trunk, influencer. En zij heeft het weer van Clare Morgan, auteur van het boek ‘What Poetry Brings to Business’. Van beide dames heb ik nooit eerder gehoord. Wie het hele artikel van de influencer wil lezen: click hier.

Wacht

Woensdag 19 december, Lhee

 

Al maanden wacht ik op iets
dat gaat gebeuren. Een kogel
door de kerk, de komst van…

Mijn mond gaat zelden nog open.
Mijn ogen hoeven niets meer te zien.
Geen idee waarom ik oren heb.

Nog nooit zo traag boeken gelezen.
Laat staan iets schrijven. Letters
kleven aan elkaar. Niets beweegt los.

Ik bungel wat in een hangmat.
Stap onder een koude douche.
En bungel weer heen en weer.

Geen idee waar de kogel vandaan moet
komen. Is het links? Is het rechts? Of koop
ik zelf dat pistool? Niemand belt aan.

Ondertussen bungel ik in mijn hangmat.
Boven mij drijven de wolken en worden
de bladeren alsmaar groener en groener.

De jongen hebben al lang hun nest
verlaten. De eerste vogels trekken weg en
ik bungel, heen en weer. Wacht. Wacht.

 

Pinokkio

Dinsdag 18 december, Lhee

Ergens vlak na mijn dertigste is het gebeurd. Van een leptosome jongen, altijd mager, sommigen vonden zelfs te mager, werd ik een man met een buik. Het was ongeveer in de tijd dat ik, fervent tegenstander van het ding, stropdassen ging dragen. Ik acht het niet uitgesloten dat je van stropdassen een buik krijgt.
Mijn gewicht, dat altijd ergens in de zeventig kilo zweefde, schoot door naar 84 kilo en bleef daar standvastig hangen. Wat ik in de jaren daarna ook deed, veel eten, veel drinken, of juist niet, 84 bleef 84 inclusief buik dus. Voor wie denkt dat ik ooit met die buik heb gezeten, nooit dus. Ik accepteerde het aangroeisel zonder problemen, alsof het een been of een arm was.
De enigen die regelmatig een opmerking over mijn buik maakten waren mijn kinderen. Zo nu en dan, als het hen uitkwam, werd de buik onderwerp van spot. Ondertussen ontwikkelde ik de theorie dat mijn buik niet het resultaat van vet of bier was maar een vergroeiing van mijn darmen die de neiging hadden vooruit te willen. De theorie dat mijn buikmassa vooral spiermassa was, bleek eerder niet houdbaar.

Een van de meest geliefde onderwerpen bij bloggers, vooral vrouwelijke bloggers, is het schrijven over diëten en afslanken. Daar ga ik me nu bij aansluiten. We hadden vrienden op bezoek. Ik schrok nogal van mijn vriend want hij was enorm afgevallen, ik vroeg me zelfs af of hij een enge ziekte onder de leden had. Ik vroeg wat er aan de hand was en hij begon een lofzang op het Pioppi dieet. Essentie van het dieet dat zijn oorsprong vindt in het Italiaanse plaatsje Pioppi: je mag volop eten, wat voor mij nogal essentieel is, alleen geen granen, het dieet is een oorlogsverklaring aan het koolhydraat. Dus geen pasta, aardappelen en zo wat meer. Vet daarentegen is prima, je mag net zoveel vlees en vis eten als je wilt. Voor brood is een koolhydraat arme variant waardoor je ook gewoon brood kunt eten. Sporten is niet nodig.

Het klonk als een erg sympathiek dieet. Laat ik het ook eens proberen, kijken wat er gebeurt, dacht ik. Sindsdien houden Wyb en ik ons enigszins aan het Pioppi dieet, door ons omgedoopt tot Pinokkio dieet. En kijk, voor het eerst sinds vijfendertig jaar wijst de weegschaal geen 84 meer aan. De wijzer staat nu op 80. Geen prestatie want het kost me geen enkele moeite het dieet te volgen.
Niet dat het enig effect heeft trouwens. Niemand heeft tot nu toe tegen me gezegd: goh, Gerard, wat ben je afgevallen, of, heb je een enge ziekte onder de leden. En mijn buik wijst nog steeds fier vooruit. Al zegt Wyb dat ze het best wel ziet dat ik aan het afvallen ben. Sympathiek van haar, maar volgens mij zegt ze het vooral om me te stimuleren met dat Pinokkio dieet door te gaan.
Nu ga ik nooit meer schrijven over diëten of afslanken, beloofd is beloofd.

Vaasje

Maandag 17 december, Lhee

 

– Ja, met Klaas.
– Ah Klaas.
– Ik heb een briljant idee.
– Vertel.
– Wat dacht je ervan als we Nederland eens vergelijken met een vaasje.
– Een vaasje?
– Gewoon een vaasje.
– Hoezo een vaasje?
– Een vaasje is een breekbaar ding, een vaasje waar we met z’n allen voorzichtig  mee moeten zijn.
– O ja. En wat voor een vaasje?
– Hoezo wat voor een vaasje?
– Een klein vaasje, een groot vaasje? Een bloemenvaasje?
– Wat doet het er toe. Gewoon een mooi vaasje, het vaasje waar we allemaal van houden.
– Oké. En wat doen we dan met dat vaasje?
– Daar schrijven we een advertentie over, een oproep dat we met z’n allen zuinig moeten zijn met dat vaasje. Bij wijze van spreken dan.
– Maar waarom een vaasje?
– Wat anders dan een vaasje?
– Een kop koffie, of een kristallen object. Maar een vaasje. Ja, een vaasje is ook maar een vaasje.
– Een kopje koffie is te ordinair, een kristallen object te elitair. Een vaasje hebben we allemaal.
– En wat is de kleur van dat vaasje?
– Mark, wat doet het ertoe? Het vaasje is een metafoor, een metafoor voor wat we met z’n allen koesteren.
– Oh, bedoel je zo’n vaasje. Ik begreep het al niet. En dat vaasje wil je in een advertentie zetten?
– Precies. Een soort boodschap, goed voor de campagne denk ik, dat we voorzichtig met het land moeten omgaan.
– Mark! Mark! Mark!
– Ja mama?
– Wie heb je aan de telefoon?
– Klaas, hij heeft een goed idee met een vaasje.
– Het is toch niet weer een proefballonnetje, hè?
– Nee, dit is een echt idee. Een idee voor een advertentie met een vaasje.
– Doe hem maar de groeten van me.
– Zal ik doen Mama.
– Ha Klaas, hier ben ik weer. M’n moeder vroeg even wie ik aan de lijn had, toen heb ik verteld van het vaasje. Ze vond het een prima idee.
– Ga jij dan zo’n advertentie schrijven?
– Ik… nou.. weet je… Ik zelf heb niet zoveel met vaasjes. Het is jouw idee, snap je? Als jij het nou schrijft, dan zet ik wel mijn naam eronder. Jij ben Politicus van het Jaar geworden, dus dan kan jij wel iets over een vaasje schrijven.
– Oké, dan ga ik wel iets met dat vaasje doen.
– Ja, ik ben heel benieuwd wat voor vaasje het wordt. Maar in principe vind ik het een heel mooi idee. Zo’n vaasje… Hoe zeg je dat? Mooie metafoor en zo. Daar leent zo’n vaasje zich wel voor. Hoe meer ik erover denk, hoe mooier het vaasje wordt. Ik zie het helemaal voor me zo’n vaasje. Goed gevonden, Klaas. O ja, nog één dingetje, moet het geen vaas zijn in plaats van vaasje.
– Absoluut niet Mark. Een vaas klinkt te robuust. Het moet echt een vaasje zijn. Een vaasje is klein, breekbaar. Een vaasje klinkt liefdevoller.
– O ja. Nou, enfin, succes met schrijven.
– Ik stuur je het concept wel toe. Doe de groeten aan je moeder, hè?
– Zal ik zeker doen.  

 

Koken

Zondag 16 december, Lhee

Mijn dochter afficheert zich steeds meer als principieel niet zelfkoker. Ze vergaart daar zelfs landelijke bekendheid mee. Zo zat ze vorige week in een paneldiscussie met Thijs van den Brink op Radio 1. Albert Heijn besluit zijn winkels om te bouwen, onderdeel daarvan is dat je er veel meer uitstekende kant-en-klaar maaltijden kunt kopen. Wat het panel daarvan vond.
Het standpunt van Anne was duidelijk: wat een fantastische ontwikkeling en ze liet weten dat ze er zeker vaak gebruik van gaat maken. De andere leden van het panel, fanatieke thuiskoks, vonden het belachelijk. Zelf koken bracht zoveel rust en gezelligheid. Maar Anne hield dapper stand. Koken was veel werk, ze kon het niet en waarom zou je gaan koken als er zoveel leukere dingen zijn waar je je tijd aan kunt besteden.
Een paar maanden geleden figureerde Anne als principieel niet zelfkoker al in een artikel van NRC Handelsblad. Hierin deed ze de gouden uitspraak: ‘Het leven is te kort om slechte wijnen te drinken.’ En zo is het. ‘Maar houd je dan niet van lekker eten?’ vroeg een mevrouw van het panel die het zelf verrukkelijk vond om te koken. Daar kon Anne meer dan bevestigend op antwoorden. Want Anne heeft makkelijk praten. Als Amsterdamse foodblogger eet ze zeker vier, vijf dagen in de week in de beste restaurants van Amsterdam. Ja, zo word je vanzelf wel principieel niet koker. Wat niet helemaal waar is want Anne heeft altijd de pest aan koken gehad. En bovenal: ze kan het echt niet. Vijf, zes keer per jaar kookt ze zelf. Onlangs nog voor vrienden. Maar tijdens het diner lieten haar vrienden al weten dat ze de volgende keer toch maar weer pizza’s moest bestellen.

Ik begrijp Anne goed. Tot voor kort huldigde ik hetzelfde standpunt. Koken is een crime, koken doe je omdat het moet, koken is moeilijk. Ik had dit standpunt omdat ik gewoon een slechte opvoeding heb gehad. In mijn jeugd heb ik nooit een pan aangeraakt, groente kreeg ik kant en klaar op mijn bord, een fornuis heb ik nooit hoeven aansteken. Koken was voor vrouwen. Bloody shame, ik geef het toe in deze politiek correcte tijden. Later was het niet anders. Ik bouwde en vulde theaters, Lies kookte. In mijn studententijd waren de rollen even omgedraaid, Lies werkte, ik studeerde en moest koken, maar van de zeven dagen in de week aten we er drie kant-en-klare Duyvis braadpandiners.

Mijn opvoeding is eigenlijk pas begonnen toen ik Wyb leerde kennen. Wyb vindt het heerlijk om te koken en kijkt menig kookprogramma. Daar komt bij dat Wyb nu theaters vult en ik veel thuis ben. En verdomd. Van principieel niet zelfkoker, ben ik het steeds leuker gaan vinden. Ik dacht altijd dat koken ongelooflijke moeilijk was, alleen daarom al bewonderde ik mijn moeder en Lies volop. Als je kon koken behoorde je tot een hogere orde. Wat blijkt: koken is helemaal niet zo moeilijk. Je volgt een recept, ff goed lezen, en verdomd, er ligt zomaar een heerlijke maaltijd op je bord. Een mens is nooit te oud om te leren. Het zou me niet verbazen als het met Anne en dat koken ook nog eens goed komt. Als je mij kunt bekeren, dan is dat bij Anne vast ook het geval.

 

Mop

Zaterdag 15 december, Lhee

Als iemand een mop vertelt, voel ik me altijd ietwat ongemakkelijk. Ik zie dat degene zijn best doet om de mop zo goed mogelijk te vertellen. Maar het is de vraag of ik de mop leuk vind, ik hou eigenlijk helemaal niet van moppen. Hoe red ik me eruit als ik de mop inderdaad niet leuk vind? Dan moet ik veinzen dat ik hem leukvind, of gewoon zeggen dat ik er niets aan vind. Beide gevallen zijn pijnlijk. Heb je ook nog de kans dat ik de mop niet begrijp, is me ook een paar keer gebeurd. Het valt me trouwens op dat ik steeds minder moppen hoor, het lijkt een aflopend verschijnsel. Zul je zien dat binnenkort een of andere actiegroep deze vorm van volkscultuur op de lijst van het Unesco werelderfgoed wilt hebben. Sinds vanavond weet ik dat ik mijn mening over de mop moet bijstellen, dat er zelfs op dit gebied een Olympische klasse is.

Het theater is een vrouwelijke aangelegenheid. Vrouwen kiezen meestal naar welke voorstelling man en vrouw gaan, bovendien gaan er meer vrouwen dan mannen naar het theater. Daarom gebeurt er vanavond iets uitzonderlijks: het theater vult zich met mannen, mannen die zelden in het theater komen. Als iedereen zit lijkt de grote zaal van Ogterop meer op een voetbaltribune dan een theater. Sommige mannen houden hun jassen aan. Voor mij zit een man met bont om zijn capuchon, wanneer zie je dat nou in het theater.
Al deze mannen, en een enkele vrouw, komen voor Ton Kas. Ik heb hem nooit eerder in het theater gezien, ooit zag ik hem in DWDD waar hij de ene na de andere mop vertelde en waardoor ik zowaar moest lachen.

Eigenlijk doet hij vanavond niets anders. Hij staat alleen op het toneel, een flesje bier in de hand, en vertelt met een onvervalst Amsterdams accent de ene naar de andere grap. Nog nooit heb ik zoveel grapdichtheid in het theater gezien. Keer op keer is er een bulderende lach, ik ben even bang dat er scheuren door in de muren komen. Hij rijgt de grappen in een doorlopend verhaal aan elkaar en ik, moppenhater, bulder mee.
Zijn grappen zijn zeker niet voor tere zielen en voor de politiek correcte medemens. Het is bij hem grof, grover, grofst. Mijn proletarische achtergrond haalt zijn hart op. Ik ken deze humor van lang geleden uit mijn jeugd. Het is de humor van de voetbaltribune, van mensen die tegen een stootje kunnen.

‘Een verademing in dit #metoo tijdperk,’ zeg ik tegen Wyb als het afgelopen is en ik moe ben van het lachen. Even later zegt ze dit tegen Ton Kas die terecht terugkaatst dat de grappen meer over mannen dan over vrouwen zeggen. Zeker. Want iedereen in de zaal weet dat de grofheid van zijn grappen ook een tragische kant heeft, het zijn de grappen van de onmacht, de frustratie, de mislukking, de tongue in cheek. Deze voorstelling is zeker niet geschikt voor de doorsnee theaterliefhebber, dit is doelgroep ruwe bolster. En ik verbaas me dat deze doelgroep zo goed Ton Kas heeft gevonden in een gebouw dat meestal is gevuld met artistieke kwaliteit en de intellectuele humor van het cabaret.

Radiotochtje

Vrijdag 14 december, Lhee

Vandaag maak ik met Anne een strandwandeling in Bloemendaal. Ik haal haar eerst in Amsterdam op en dan rijden we samen naar Bloemendaal. De weg van Amsterdam naar Bloemendaal is een soort hindernisbaan, een weg bezaaid met stoplichten die volstrekt niet op elkaar zijn afgestemd. Stoplicht, optrekken, tweehonderdmeter rijden, weer een stoplicht en dat gaat zomaar door. Is er wel eens uitgerekend wat het effect van slecht op elkaar afgestemde stoplichten is op de opwarming van de aarde en de verspilling van fossiele brandstof?
Mijn navigatie geeft aan dat het van Amsterdam naar Bloemendaal een kleine twintig kilometer is. We doen er bijna een uur over. Het kabinet heeft zich voorgenomen het aantal verkeersdoden te reduceren tot 0. Op deze manier zal dat vast lukken, al ben ik bang dat de stijging van het aantal hartinfarcten in verband met ergernis en te lang in een auto zitten het aantal verkeersdoden zal doen verbleken.

Ik vind het altijd een genot om van Dwingeloo naar Amsterdam te rijden. Voor mij is een dagje autorijden vooral een dagje radio. Voor mij kan er op zo’n dag niet genoeg gepraat worden op de radio. Naar die dj’s op die zogenaamde popzenders kan ik niet luisteren. Die gasten verdienen exorbitant veel door zo slap mogelijk te lullen, het zijn specialisten in het uitbraken van meligheid, nietszeggendheid en debiele verhaaltjes. Wat zullen die jongens en meisjes zich beroerd voelen na zo’n dag onzin uitkramen.

Mijn zender is Radio 1. Of liever was. Een of andere netcoördinator heeft een paar jaar geleden besloten dat ook op deze nieuwszender muziek moet worden gedraaid. En welke muziek is nou geschikt voor mensen die eigenlijk afstemmen op nieuws en informatie? Daar zijn ze nog niet over uit. Zinnige gesprekken en discussies worden verstoord door muziek waar helemaal niemand van houdt, behalve mensen met een hele slechte smaak. Als ik de netcoördinator nog eens tegenkom die mijn radiotochtjes zo heeft verpest, weet ik niet wat ik hem aan doe. Wie in Hilversum selecteert eigenlijk al die mensen met slechte smaak? Het zullen vast een paar mensenhaters zijn die besloten hebben de luisteraars eens goed te grazen te nemen. Wat zou ik blij zijn met een muziekvrije zender. Gelukkig dat er podcasts zijn.

Eenmaal in Bloemendaal aangekomen is het vooral koud. Dies trekt zich er niets van aan en loopt stoer het zeewater in. Het lukt me nauwelijks om foto’s te maken, mijn vingers vriezen vast aan het toestel. Anne en ik zoeken snel de warmte van een strandtent op om van een uitsmijter te genieten.

Op de terugweg zet ik Radio 1 uit. Ik hoor nu voor de elfde keer dat de Stint, dat vervoersmiddel waarmee kinderen van school naar de BSO worden gesleept, altijd al onveilig is geweest. Tot diep 2019 zal hij zijn verboden omdat eerst de veiligheid moet worden gegarandeerd.
Het is me duidelijk dat er in Hilversum flink wordt bezuinigd op nieuws. Met een paar nieuwsberichten vullen ze een hele dag. Radio 1 is de zender van de herhaling. Ik snap nu ook waarom ze zoveel muziek draaien, lekker makkelijk zendtijd vullen en het kost geen drol.

 

Koken

Zondag 16 december, Lhee

Mijn dochter afficheert zich steeds meer als principieel niet zelfkoker. Ze vergaart daar zelfs landelijke bekendheid mee. Zo zat ze vorige week in een paneldiscussie met Thijs van den Brink op Radio 1. Albert Heijn besluit zijn winkels om te bouwen, onderdeel daarvan is dat je er veel meer uitstekende kant-en-klaar maaltijden kunt kopen. Wat het panel daarvan vond.
Het standpunt van Anne was duidelijk: wat een fantastische ontwikkeling en ze liet weten dat ze er zeker vaak gebruik van gaat maken. De andere leden van het panel, fanatieke thuiskoks, vonden het belachelijk. Zelf koken bracht zoveel rust en gezelligheid. Maar Anne hield dapper stand. Koken was veel werk, ze kon het niet en waarom zou je gaan koken als er zoveel leukere dingen zijn waar je je tijd aan kunt besteden.
Een paar maanden geleden figureerde Anne als principieel niet zelfkoker al in een artikel van NRC Handelsblad. Hierin deed ze de gouden uitspraak: ‘Het leven is te kort om slechte wijnen te drinken.’ En zo is het. ‘Maar houd je dan niet van lekker eten?’ vroeg een mevrouw van het panel die het zelf verrukkelijk vond om te koken. Daar kon Anne meer dan bevestigend op antwoorden. Want Anne heeft makkelijk praten. Als Amsterdamse foodblogger eet ze zeker vier, vijf dagen in de week in de beste restaurants van Amsterdam. Ja, zo word je vanzelf wel principieel niet koker. Wat niet helemaal waar is want Anne heeft altijd de pest aan koken gehad. En bovenal: ze kan het echt niet. Vijf, zes keer per jaar kookt ze zelf. Onlangs nog voor vrienden. Maar tijdens het diner lieten haar vrienden al weten dat ze de volgende keer toch maar weer pizza’s moest bestellen.

Ik begrijp Anne goed. Tot voor kort huldigde ik hetzelfde standpunt. Koken is een crime, koken doe je omdat het moet, koken is moeilijk. Ik had dit standpunt omdat ik gewoon een slechte opvoeding heb gehad. In mijn jeugd heb ik nooit een pan aangeraakt, groente kreeg ik kant en klaar op mijn bord, een fornuis heb ik nooit hoeven aansteken. Koken was voor vrouwen. Bloody shame, ik geef het toe in deze politiek correcte tijden. Later was het niet anders. Ik bouwde en vulde theaters, Lies kookte. In mijn studententijd waren de rollen even omgedraaid, Lies werkte, ik studeerde en moest koken, maar van de zeven dagen in de week aten we er drie kant-en-klare Duyvis braadpandiners.

Mijn opvoeding is eigenlijk pas begonnen toen ik Wyb leerde kennen. Wyb vindt het heerlijk om te koken en kijkt menig kookprogramma. Daar komt bij dat Wyb nu theaters vult en ik veel thuis ben. En verdomd. Van principieel niet zelfkoker, ben ik het steeds leuker gaan vinden. Ik dacht altijd dat koken ongelooflijke moeilijk was, alleen daarom al bewonderde ik mijn moeder en Lies volop. Als je kon koken behoorde je tot een hogere orde. Wat blijkt: koken is helemaal niet zo moeilijk. Je volgt een recept, ff goed lezen, en verdomd, er ligt zomaar een heerlijke maaltijd op je bord. Een mens is nooit te oud om te leren. Het zou me niet verbazen als het met Anne en dat koken ook nog eens goed komt. Als je mij kunt bekeren, dan is dat bij Anne vast ook het geval.

Zalig

Donderdag 13 december, Lhee

Ik geef het meteen toe: ik ben verre van attent. Ik ben zelfs verwijtbaar onattent. Zo neem ik nooit eens een bos bloemen voor Wyb mee, nooit verras ik haar eens met een bijzondere fles wijn. Niet omdat ik niet zou willen, ik denk er niet eens aan. Elke keer weer neem ik mij voor een bos of fles mee te nemen. Elke keer komt er weer niets van. Wyb noemt dat onromantisch en ze weet best dat ze me daarmee raakt. Terecht natuurlijk.
En het is erger. Verjaardagen van anderen? Denk ik nooit aan. Misschien omdat ik helemaal niet van verjaardagen hou, op de eerste plaats die van mijzelf. Maar dat wil niet zeggen dat anderen er ook niet van houden. Sowieso ben ik slecht in het koesteren van vriendschappen. Niet omdat mijn vrienden mij niet lief zijn, als ik ze zie vind ik dat fantastisch. Maar om bij ze op bezoek te gaan of eens te bellen? Ondanks goede voornemens komt het er niet van.

Nou moet ik zeggen dat ik nooit had gedacht dat het onderhouden van contact met de allernaasten, kinderen, kleinkinderen, familie, zoveel tijd in beslag nam. Alle tijd die ik overheb, gaat op aan het bezoeken van Ameland, Amsterdam en Kollum. Ik denk dat ik wat dat betreft niet verwijtbaar bezig ben. Zo maakten Anne en ik gisteren nog een wandeling over het strand van Bloemendaal. De wandeling was niet lang omdat de noordelijke wind guur het strand en ons striemde.

Ik kom op dat attent zijn omdat ik gisteren zomaar een kerstkaart in de bus vond van Jochem en Suzan, mijn neef en zijn vrouw. Een langharige teckel -is het hun eigen langharige teckel Guus?- met vleugels vliegt door een blauwe lucht met gele sterren. Met de kaart wensen Jochem en Suzan ons zalige dagen.
Hebben wij vorige jaar überhaupt één kerstkaart gehad? Ik geloof het niet. Terecht, want wij versturen nooit kerstkaarten en wie niet zo attent is om iets terug te sturen wordt van het lijstje geschrapt. Begrijp ik best.

Nu ik deze kerstkaart krijg, ben ik oprecht blij. Gewoon omdat het heel aardig is en ook omdat ik opeens besef hoe zeldzaam kerstkaarten worden. Hoe leuk is het dan om er een te ontvangen: ‘Lieve Wyb & Gerard, heb fijne feestdagen en een fantastisch 2019!’ Wat goed. Ik vind het bovendien wel grappig dat uitgerekend mijn neef tot de afzenders behoort. Mijn neef is namelijk de enige popartiest in onze familie. Menige avond staat hij als een hardcore rock ‘nd roller met intimiderende kleding en blik het publiek plat te spelen. Zijn fans hebben geen idee dat hij met kerst kaarten verstuurt waarop hij zijn naasten zalige dagen wenst.

Met die kaart leren Jochem en Suzan mij onbedoeld een lesje. De kaart zegt ook tegen mij: ‘Wat ben je toch een lul dat jij nooit eens attent bent. Moet je kijken hoe fijn het is om zo’n kaart te ontvangen.’ Maar ook nu zal het Ik weer dominanter zijn dan de wijze les. Bij voorbaat geloof ik niet dat ik vanaf nu wel attent zal zijn. Het zit gewoon niet in me. Excuses aan iedereen die dat ondervindt.

 

Meester

Woensdag 12 december, Lhee

Ik wil niet zeuren, maar ik vind dat Raden van Toezicht van theaters verplicht zouden moeten worden om De Ambachtsman van Richard Sennett te lezen. Sinds de meeste theaters van stichtingen zijn overgestapt op het Raad van Toezicht model is er iets veranderd. De bestuursleden in de oude stichtingsbesturen werden bevolkt door mensen die een grote binding hadden met de stad, de cultuur, met het maatschappelijk en politieke speelveld. Tegenwoordig zie je dat de oud-politici, de diehard-cultuurliefhebbers, mensen die anderszins maatschappelijk actief waren, zijn vervangen door makelaars, bankmanagers en andere lieden uit het bedrijfsleven. Het is de stille tocht van de VVD door de instituties. Achterliggende gedachte: als we maar mensen uit het bedrijfsleven in de besturen van de theaters zetten, dan worden die instellingen efficiënter bestuurd.

Het vervelende daarbij is dat het type VVD’er de afgelopen decennia is veranderd. Het Oude Geld met culturele bagage is vervangen door de HEAO’er met zero culturele bagage. De makelaars, de bank-employees en andere excell-sheet ridders doen hun werk. Bij de keuze van een nieuwe theaterdirecteur wordt er vaak iemand van buiten genomen, het liefst uit het bedrijfsleven. Soort zoekt soort. Zo worden HRM-managers opeens theaterdirecteur, evenals organisatiedeskundigen, hoteliers, communicatie-adviseurs en dierentuindirecteuren.
Is daar iets mis mee? Ja zeker. Deze mensen hebben mogelijk verstand van managen, maar weten niets van theater. Dat kunnen ze wel krijgen, maar te vaak zorgen ze ervoor dat theaters routinematige, bloedeloze instellingen worden. Goed managen is bij het leiding geven aan een theater van groot belang, maar is maar een deel van het verhaal. Uiteindelijk gaat het erom een theater een ziel te geven, te laten vliegen.

Terug naar Richard Sennett. Het boek van Sennett zorgt voor een herwaardering van het begrip ambacht. Ik ben er van overtuigd dat theaterdirecteur een vak is, een ambacht. Een vak dat je moet leren. En als zoveel ambachten, leer je het vak voornamelijk door de praktijk. Een theater heeft zijn eigen gewoontes en wetten. Die begrijp je pas door er daadwerkelijk mee te werken. Niet voor niets dat vroeger de meeste theaterdirecteuren uit het theater zelf voortkwamen. Gebeurt tegenwoordig niet meer omdat de meeste Raden van Toezicht denken dat wat uit het bedrijfsleven komt lekkerder is. Een grote vergissing. Voor het vak heb je namelijk vakkennis nodig is. Wie programmeert zal kennis moeten hebben van het aanbod, de bedrijfsvoering die, anders dan bij een makelaardij, nooit winstgevend is te krijgen. Nee, wethouder, makelaar, CEO en CFO, geloof me nou maar, zet het uit jullie hoofden: een theater is nooit winstgevend te krijgen. Joop van den Ende dan? Joop maakt op wat hij bij de tv heeft verdiend, Joop is zijn eigen subsidiënt. En alles wat Halbe Zijlstra daar anders over zei, was net zo’n leugen als zijn verhaal over die datsja. 

Ik hou dus een pleidooi voor theaterdirecteuren die het vak van binnenuit hebben geleerd. Voor het oude model, zeg maar: leerling, gezel, meester. Ik bedoel dus de Nel Oskammen, de Leo Potten, de Frans Lommersen, de Roel Oostra’s, om nog maar eens een oude meester te noemen.

Dit blog verschijnt ook als column in het decembernummer van het theaterblad Scènes

Draaien

Dinsdag 11 december, Lhee

Op een rotonde in Tilburg staat een doorzonwoning. Elke 53 minuten draait het huis een rondje om de rotonde. Er woont niemand in het huis, het huis staat daar leeg te zijn.
Jarenlang heb ik niet ver van het draaiend huis gewerkt, vaak reed ik er langs en genoot ik van het omstreden kunstwerk. Zo lang het er staat, is het onderwerp van discussie. Velen vinden het een belachelijk kunstwerk, het dient geen enkel nut. Het was vooral voor de populisten in de gemeenteraad en daar buiten een lekker onderwerp waar ze hun pijlen op konden richten.

Zoveel mensen tegen en ik genoot er juist van. Hoe kan dat? Waarom vond ik het kunstwerk van John Körmeling juist mooi? Ik stelde me deze vragen omdat het draaiend huis opnieuw onderwerp van politiek gekrakeel is geworden. Het huis stond een tijd stil en was nodig toe aan reparatie en een onderhoudsbeurt. Kosten €45.000. De populisten haalden hun hart op. Als inwoner van Dwingeloo tekende ik een petitie dat het huis weer moest gaan draaien. Een oude liefde laat je niet in de steek.

Waarom vind ik dat draaiende huis nou zo mooi? Op de allereerste plaats door het vervreemdend effect. Alles in deze maatschappij lijkt volkomen gaaf en afgerond, alles is geregeld, alles heeft nut en is uitgekiend, niets wijkt af van het efficiënte. En dan staat daar opeens een doorzonwoning, symbool van Hollands kneuterigheid en welvaart, op een rotonde zinloze rondjes te draaien. Dat tegenwicht maakt mij vrolijk. Er zijn nog mensen, de kunstenaar, de bestuurders die zich voor het kunstwerk hard maakten, die buiten de lijnen durven te denken.

Het huis appelleert ook aan mijn diepgevoelde existentiële overtuiging dat in feite niets enig nut heeft. Dit huis is er een mooi symbool van. In dit pamperend land (waar ik helemaal niet tegen ben) is men vaak overtuigd dat alles is geregeld, dat alles beheersbaar is. Maar helaas: ashes to ashes, dust to dust. De mens stelt niets voor, voor ons leegte, na ons leegte. Voor mij was het lege, zinloos draaiende huis daar het symbool van.

Voor mij was er ook een esthetisch element waarom ik het mooi vond. Al die auto’s die de rotonde namen met hoge snelheid. Gehaast, doelgericht. Druk, druk, druk. En dan het huis dat op zijn eigen uiterst trage tempo zijn rondjes op de rotonde draait. Het kan me ontroeren, ik zie er schoonheid in.

En laten we het niet te zwaar maken, het is natuurlijk ook humor. Een huis dat om een rotonde draait is ook gewoon lachen, een vrolijke absurditeit.

Gelukkig heeft het gemeentebestuur ervoor gekozen het huis weer op te knappen en te laten draaien. Hulde! Er zijn nog mensen die lef hebben, die tegen de stroom, de wil van het grote publiek inroeien -de voorwaarde voor dynamiek en vooruitgang. Er is nog hoop.

Life changing

Maandag 10 december, Lhee

‘Om vreugdevolle redenen verschijnt er tot dinsdag 11 december geen blog,’ stond een paar dagen boven Dossiermoddergat. Jan blogde al enigszins ongerust en nieuwsgierig waar Neef nou in godsnaam was. Laat ik eerlijk zijn: ik spijbelde.
Wyb en ik zaten een paar dagen in een huisje in de Ardennen. En de Ardennen was zoals ik het nooit anders heb meegemaakt, laag hangende donkere lucht, regen en als het regenen stopt het druppelen van het regenwater van de takken en de bomen. Als ik ’s nachts Dies uitliet: donkere stilte.
Ik had die zin met ‘om vreugdevolle redenen’ boven Dossiermoddergat gezet omdat ik ervan overtuigd was dat het met dat internet in de Ardennen wel niets zou worden. Voor de zekerheid dus. Maar eerlijk is eerlijk, we hadden prima internet, zelfs nog sneller dan thuis.  Omdat de zin al op Dossiermoddergat stond, bedacht ik dat ik ook wel een paar dagen kon spijbelen.

Laat ik nog eerlijker zijn. Dit lange weekend was al een paar weken gepland. Wat niet gepland was dat Wyb en ik met een groot project bezig zijn. Op weg naar de Ardennen gingen we langs mensen die met dat grote project annex zijn en bespraken we de mogelijkheden en omstandigheden. De lezer heeft natuurlijk al lang door dat het grote project vooralsnog geheim moet blijven. Ik kan de lezer echter verzekeren dat het voor ons life changing is, de lezer houdt dus nog iets te goed.
In plaats van een weekend helemaal niets doen, werd het een soort studieweekend. We bestudeerden artikelen en cijfers en surften over het internet op zoek naar meer informatie. We hielden de pro’s en contra’s tegen het licht en bedachten hoe we het moesten aanpakken en wat dat voor de rest van onze leven betekende. Het zijn spannende tijden. Alle reden om dit blog te blijven volgen, zo kent ook Dossiermoddergat zijn eigen cliffhangers.

Gisteren wandelden we via een spoorbrug over de Ourthe naar een dorp aan de overkant. Het dorp heette Sy. Mooie naam, vind ik, bijna een mythische naam, doet me aan de Styx denken maar dan nog mooier. Daar troffen we in een dorpscafé een paar Nederlander die elkaar niet kenden. Wat bleek, ze kwamen allemaal uit de buurt van Nijmegen. Toeval dus. Zo kon ik met een vrouw over Bemmel praten en met een ander over Lent. Iedereen in dat café had besloten om Nederland te verlaten en ergens anders een leven op te bouwen. Ze waren daar wisselend enthousiast over.

Bloeddruk

Woensdag 5 december, Lhee

Wie regelmatig dit blog leest, weet dat ik weinig over mijn gezondheid blog. Wel komt de dood regelmatig ter sprake, maar dat heeft meer met onze nietigheid in het algemeen te maken. Gezondheid is geen onderwerp omdat ik, groot geluk, er niet over heb te klagen. Ik sta mij er niet op voor, je hebt geluk of niet.
Een keer had ik kortstondige pech. Ik was alleen thuis en aan alles voelde ik dat eindelijk dan die lang verwachte hartinfarct toesloeg. In paniek, erg dom, reed ik met mijn auto naar de huisarts: ik had het benauwd, er was uitstraling naar mijn arm, enorme druk op de borst. Bij de huisarts werd meteen de ambulance gebeld en zo lag ik een paar minuten later aan de monitor in een ambulance.
De ambulancebroeder wist me meteen te vertellen dat het vermoedelijk geen hartinfarct was omdat de lijn die op de monitor daar niet op wees. Na onderzoek in het ziekenhuis bleek ik een ontsteking aan mijn hartzak te hebben, terwijl ik niet eens wist dat ik een hartzak had. Het was een virusontsteking die iedereen kan krijgen.
Grote opluchting. Voor de zekerheid moest ik drie dagen in het ziekenhuis blijven en werd ik binnenstebuiten gekeerd. Mijn bloeddruk bleek te hoog, ik had niet anders verwacht, en mijn cholesterolgehalte eveneens, ook dat vond ik geen verrassing. Om dat te bestrijden slik ik sindsdien dagelijks twee pillen.
Door die pillen besef ik hoe de tijd voortschrijdt. Elke keer krijg ik een portie van 90 pillen mee, maar die portie is opmerkelijk snel op. Ook vandaag was het weer tijd om zo’n portie te bestellen. Met een buitengewoon ingewikkelde app van de apotheek, ik kom makkelijker bij mijn bankgegevens dan bij mijn medische, bestel ik beide soorten pillen.

Twee uur later kijk ik, zoals ik diverse keren op een dag doe, op teletekst. Wat lees ik: ‘De Inspectie Gezondheidszorg roept uit voorzorg het medicijn Valsartan terug, dat gebruikt wordt als bloeddrukverlager. In een van de grondstoffen van de merken Mylan en Teva is een verhoogde waarde van een kankerverwekkende stof aangetroffen.’ Laat ik nu toevallig twee uur geleden Valsartan Teva hebben besteld.
Ik bel de apotheek die ik moet bijpraten. Als ze meer weet komt ze er op terug, laat ze me weten. Vervolgens ga je je vragen stellen: hoe lang zit die kankerverwekkende stof er al in? Hoe kan het dat een middel om je gezondheid te bevorderen kankerverwekkende stof bevat? Moet ik nu stoppen met die pillen of niet? Het antwoord op de laatste vraag krijg ik op een andere site: ‘De inspectie adviseert mensen om vooral niet zelf te stoppen met de medicijnen, maar met vragen naar de apotheek of huisarts te gaan.’ Die inspectie kan me wat. Ik heb nog een stuk of vier pillen liggen en die gaan de vuilnisbak in. Hoop dat ik morgen wel goed advies van de apotheek krijg als ze het nieuws tot zich hebben laten komen. Ondertussen vervloek ik de farmaceutische industrie.  

Kermisattractie

Dinsdag 4 december, Lhee

Mijn buurman heeft een Tesla X gekocht, de eerste auto waarbij je een deur niet opentrekt maar open drukt. Hij is er apentrots op en ik mag een eindje met hem meerijden. Het is voor de eerste keer dat ik in een elektrische auto zit, ben benieuwd of ik zelf nog eigenaar word van een elektrische auto. Voorlopig ben ik eigenaar van een Volvo diesel van voor 2015 en die bevalt prima al is hij in Duitsland in een paar binnensteden verboden.
Geluidloos rijden wij weg en rijd ik in de toekomst. Eigenlijk is de Tesla een rijdende computer. Het dashboard computerscherm is groter dan mijn eerste pc, alleen een paar duizend keer geavanceerder. De chauffeur voelt zich in deze auto een piloot. Via het scherm hebben we zicht op de omgeving om ons heen. Mijn buurman wil mij het optrekken van de auto laten ervaren. Volgens hem zal ik er duizelig van worden.

Ik denk dat we naar de snelweg rijden om mij het duizelig worden te laten ervaren. Maar dat is niet nodig, zegt hij, op de Bosrand lukt het ook wel. De Bosrand is het weggetje waar ik aan woon, twee auto’s kunnen elkaar pas passeren als ze beide een stukje in de berm gaan rijden. Ik zie ons hier niet van 0 naar 100 in een paar seconden accelereren. Heb ik toch mis. Mijn buurman geeft gas en ik word in mijn stoel gedrukt. In 1,5 seconde rijd ik 100 op onze Bosrand. Ik denk aan de ree die nu zou kunnen oversteken. Ik vind het zo eng dat ik hem vraag zachter te rijden. Ik ben geheel en al overtuigd van het vermogen van de elektrische auto. ‘Zelfs een Porche heeft het nakijken bij deze auto,’ zegt mijn buurman. Ik geloof hem onmiddellijk.

Na een klein rondje zijn we terug. Een ding moet ik nog zeker zien, laat hij me weten. Hij vraagt er zijn vrouw bij die een speciale app heeft gedownload. Ze drukt op haar mobiel en dan klinkt er een keiharde beat uit de auto. De ramen gaan half op, allemaal vanzelf. Vervolgens slaan de deuren zich als vleugels naar buiten en vindt op de lichten van de auto een lichtshow plaats. De deuren gaan automatisch op en neer, ze dansen op het ritme van de beat.
‘Dit is geen auto,’ zeg ik tegen mijn buren, ‘dit is een kermisattractie.’ Eerst het accelereren waardoor ik g-krachten voel, een auto als een achtbaan en nu deze dansende auto voor me. Zelfs de dansende aap op de kermis is nu geautomatiseerd. Al swingend sluiten zich de deuren weer vanzelf en stopt de beat. De Tesla X lijkt bijna weer op een gewone auto.

High five

Maandag 3 december, Lhee

Elk tijdperk heeft een beeld dat het tijdperk samenvat, typeert, een beeld dat voor die tijd een iconische betekenis krijgt. Voor de jaren zestig is dat de foto op de hoes van Woodstock, mensen die op een festivalterrein liggen te slapen en te luisteren. Daar middenin een jongen en een meisje die elkaar omhelzen, een warme deken om hen heen geslagen, op de achtergrond een vlieger in de vorm van een vlinder op een stok. Voor de Vietnamoorlog is dat het meisje dat slachtoffer is van een napalmoorlog en naakt wegvlucht. Voor de jaren zeventig zijn dat de foto’s van de rellen rond de kroning van Beatrix: geen woning, geen kroning.  Zo zou ik door kunnen gaan. Voor het begin van dit millennium zijn het de vliegtuigen die het World Trade Centre in New York binnen vliegen of het instorten van de torens.

Afgelopen weekend zag ik een beeld dat karakteristiek kan worden voor deze tijd. Al is het geen foto- maar filmbeeld. Of dat hindert weet ik niet. De Netflix-series vervangen in toenemende mate het boek, de foto wordt verdrongen door het bewegend beeld. Het beeld waar ik op doel zag ik afgelopen vrijdag. Het nieuws maakt melding van de start van de G20 in Argentinië. De wereldleiders ontmoeten elkaar en de camera is getuige van de begroeting van Poetin en de Saoedische kroonprins Bin Salman.
Ze zijn oprecht verheugd elkaar te zien en doen een high five. Ze kijken elkaar daarbij schalks aan. Hun blik zegt: ha brother, partner in crime, wij weten samen wel dat we de boel bedonderen en wij weten ook dat we met dat bedonderen wegkomen. Op de achtergrond staat Trump stuurs en ietwat eenzaam voor zich uit te staren.
Drie zogenaamd ‘sterke mannen’, een populair mensentype in het huidig tijdsgewricht. Blijkbaar laat de massa toe dat we worden geleid door ‘sterke mannen’. In Hongarije hebben we Orbán, in Turkije Erdogan en ook in Brazilië is zo’n mannetjesputter tot president gekozen. Hun stemvee verkiest onverzoenlijkheid boven redelijkheid, domme duidelijkheid boven de nuance, hardheid boven menselijkheid. Veel mensen zijn er van overtuigd dat het met de ‘sterke man’ wel goedkomt met een land.

De geschiedenis leert hoe het afloopt met ‘sterke mannen.’ Meestal eindigt het met onderdrukking, bloedbaden, vluchtelingenstromen en genocide. Waarna een periode van rouw, bezinning en herdenken volgt. Totdat de tijd de kennis van de geschiedenis weer uitwist. Leert de mens van de geschiedenis? De mens leert helemaal niets van de geschiedenis. Als het er op aankomt heeft de mens geen geheugen en geen geweten, ideale voedingsbodem voor de ‘sterke man’. In triomf kunnen ze elkaar voor het oog van de camera een high five geven.  

Wolf

Zondag 2 december, Lhee

Een sombere herfstdag. Wybrich en ik besluiten een wandeling te maken door een natuurgebied waarvan ik de naam nu niet noem. Waarom wordt dadelijk duidelijk. Het druilt en als er een paar druppeltjes vallen, is er geen mens in de natuur te zien. Altijd een prima reden om wel de natuur in te gaan. We lopen door een woud van jeneverbessen wat ons een prehistorisch gevoel geeft. Grote kans dat hier tussen nu en duizenden jaren geleden niet zoveel is veranderd. Het natuurgebied ligt tussen heel veel leegte: kale akkkers, vergeten bosjes, uitgestrekte heidevelden.
‘Hé,’ zegt Wyb op een gegeven moment, ‘moet je hier zien wat een groot spoor.’
Scherp gezien. Dat zijn inderdaad enorme afdrukken.
‘Ze zijn nog vers,’ zeg ik.
‘Zou best van een wolf kunnen zijn.’
We volgen het spoor. Het is geen grote hond, of de hond moet alleen hebben gelopen, want nergens zijn voetstappen te zien. We besluiten foto’s van het spoor te maken. De eerste foto’s mislukken omdat Dies te enthousiast is en de pootafdrukken wist.

We lopen verder in een donker bos. Je zult maar wolf zijn en alleen door deze eenzaamheid moeten dwalen. Dies vind ik door zijn spitse snuit op een vos lijken, het grootste deel van zijn vacht komt overeen met de kleuren van de vos, prima schutkleuren dus. Maar het uiteinde van zijn staart en zijn poten zijn een ramp als het om schutkleuren gaat. Het uiteinde wordt steeds meer een witte pluim. Vrolijk en opzichtig zwiept het wit op en neer. Alsof hij een vlaggetje aan de staart heeft gemaakt en voortdurend zegt: hier ben ik. Zijn poten zijn eveneens spierwit.
Na de wandeling gaan we in het kader van de opvoeding van Dies naar een horecagelegenheid. Wij aan een tafeltje zitten en hij rustig eronder blijven liggen, dat kan een hond niet zomaar.

Eenmaal thuis googlen we op wolvenspoor en wolf. We vergelijken de foto’s die we maakten met de foto’s op google. Het is duidelijk dat we dicht bij een wolf zijn geweest. Het is altijd mooi als je zo dicht bij de wilde natuur komt. Zeker omdat die in Nederland eigenlijk nauwelijks bestaat. We leven in het antropoceen: de mens heeft alles naar zijn hand gezet. Mooi als je dan even proeft aan iets wilds dat moeite doet zich aan dat antropoceen te ontworstelen.

’s Avonds voor de televisie zegt Wyb die de iPad in haar handen heeft: ‘Ik zie hier een vacature voor wildbeheerders in een natuurreservaat in Zuid-Afrika. Ze vragen een echtpaar. Zou je dat zien zitten?’
Wyb heeft de smaak blijkbaar te pakken. Een wolf? Oké. The big five wil ik best wel zien in veertien dagen op een goed georganiseerde safari, maar volledig leven in de jungle? Ik moet er niet aan denken.

Shinen

Zaterdag 1 december, Lhee

 

– Hai, met Max!

– Alex?

– Alex?

– Waarom zeg je niks?
– Je belt me wakker.
– Oh, sorry. Ik vergeet de Nederlandse tijd hier. Hoe gaat het?
– Hmm.
– Wat hmm?
– Gaat wel.
– Je klinkt niet echt blij.
– Moet dat dan?
– Nee, maar ik had twee dagen niet gebeld. Het is hier zo druk. Dus ik dacht dat je het wel fijn vond als ik even belde.
– Ja, je zult het wel druk hebben.
– Och, joh, ik ontmoet zoveel mensen hier.
– Ik zag die foto in de  krant. Je stond in het midden te stralen.
– Wat goed, hè? Naast Mark. Schuin achter Trump.
– En je had geen tijd om mij te bellen?
– Sorry, maar Poetin wilde nog iets met me drinken. Hij is toch erg geïnteresseerd in het micro-krediet.
– En jij gelooft dat?
– Hoezo?
– Hij is in jouw geïnteresseerd. Dat micro-krediet kan hem geen bal schelen, dat weet ik zeker.
– Ik vind niet dat je leuk klinkt.
– Vind je het gek. Ik ben hier maar domme openingen aan het verrichten en zogenaamd interessante werkbezoeken aan het afleggen en jij staat daar tussen die wereldleider te shinen. Hoe denk je dat dat voor me is?
– Ja, sorry, Alex, maar ik ben nu eenmaal uitgenodigd…
– En ik niet, nee. Dat klopt. Fijn, hoor.
– Ben je jaloers?
– Nee, helemaal niet jaloers. Waarom zou ik. Hier in de krant stond dat jij en Mark wel een stelletje leken.
– Och, Alex, hou nou op. Mark… Weet je wat Mark ’s avonds doet?
– Hoe moet ik dat weten? Dat weet jij natuurlijk wel.
– Hij belt de hele avond met zijn moeder. Mammie voor, Mammie na.
– Gelukkig voor jou zijn er nog genoeg andere interessante mannen.
– Ik vind het helemaal niet leuk dat je zo doet. Je weet ook wel dat ik hier voor de goede zaak ben.
– Ja, jij wel. Ik heb blijkbaar geen goede zaak. Domme Henkie, kan in Nederland blijven. Vrouwtje gaat staan stralen.
– Oh, wat ben jij jaloers. Vind ik een beetje erg dom, Alex. Vind ik helemaal niet leuk.
– Ik ook niet.
– En nu wil ik dat je er over ophoudt. Begrepen. Hoe is met de A’tjes.
– Met Amalia is geen land te bezeilen. Ze wil nog steeds geen koningin worden. Ze zegt nu dat ze naar de kunstacademie wil. Ze wil textielkunstenares worden.
– Weet je wat het probleem is, Alex?
– Dat ze geen koningin wil worden.
– Nee, ze gaat te vaak naar je moeder. Al die artistieke dingen, die heeft ze allemaal van jouw moeder. Ze moet maar een minder naar je moeder. Als ik terug ben zal ik eens goed met haar praten.
– Ze zegt dat Alexia het maar moet doen. Die heeft ook de looks, zegt ze.
– Wat een onzin. Looks doen er helemaal niet toe, dat weet zij, dat weet jij. Je moet wat strenger zijn, jij. Jij laat haar maar praten.
– Oké. Leuk dat je belde. Maar het is nu vier uur in de nacht. Ik wil weer gaan slapen.
– Textielkunstenares… Ongelooflijk. Nou, krijg ik nog een kusje van je. Ga maar lekker slapen.
– Wat ga jij doen?
– Poetin heeft me voor een diner uitgenodigd, samen met kroonprins Mohammed bin Salman.
– Gezellig.
– Ze hebben me laten weten dat ze substantieel iets willen bijdragen aan het micro-krediet.
– Die twee kunnen het goed vinden samen zag ik op het nieuws. High Fiveje met elkaar.
– Doe nou niet zo kinderachtig, schatje. Ga nou maar lekker slapen. Kusje. Ik moet me nog omkleden dus ik heb wat haast. Hou je nog van me?
– Heel veel.
– Nou, hier heb je een dikke kus. En vergeet niet de groetjes te doen aan de kinderen. Welterusten, lieve Alex.
– Ja, welterusten. Doe de groeten aan Vladimir.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2015