Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

Nieuw

Journal

 

Oog

Woensdag 24 juli, Cadouin

 

Het was een mooie dag. We reisden naar de prehistorie door in Prehisto Parc te wandelen met Esmee en Joris. We zagen de Neanderthaler een mammoet doden die in een val was gelopen en een paar Cro Magnon mensen vochten met de holenbeer. We weten nu ook hoe de eerste homo sapiens zich beschermde tegen de elementen.

Alles was van plastic, maar dat maakte bijna niet uit. We wisten dat hier op deze plek de eerste mens en zijn voorvaderen hadden geleefd. We waren een paar kilometer verwijderd van Les Eyzies, wat je toch wel de hoofdstad van de Cro Magnon mens mag noemen. Vorig jaar nog bezochten Wyb en ik een paar kilometer van hier een grot waar de mens 20.000 jaar geleden zijn eerste afbeeldingen naliet.

Daarna zwemmen we in de Dordogne met om ons heen een vloot van kano’s. Ik ben mijn zwembroek en mijn waterschoenen vergeten dus ik kijk van de kant toe. Gelukkig zijn er bomen met schaduw. Dies hangt zich nog bijna op door van de kant te springen terwijl zijn riem achter een boomwortel blijft steken.

Vervolgens eten in een restaurant waarvan er meer in de Dordogne zouden moeten zijn. Als je naar de wc wil, moest je een biechtstoel in lopen, op het terras waar we eten vrolijke tafels en stoelen, een statement tegen al die uniforme toeristenrestaurants.
Wyb bestelt een fles Menetou-Salon en wil een filmpje maken van de fles die we uit de koeler halen. Ik verpest het door de fles eerbiedig uit de koeler te halen en vervolgens aan mijn mond te zetten. Voor Wyb heiligschennis. Voor mij een plaatstootje, maar het belangrijkste is dat Joris dubbel ligt. Het filmpje wordt gecensureerd.

We rijden weg met open ramen. De wind waait heerlijk verkoelend naar binnen. En dan gebeurt het. Er vliegt iets scherps in mijn oog. Een splinter? Een insect? Het gaat in ieder geval niet meer weg, het blijft scherp onder mijn ooglid zitten. Met water en voorzichtig wrijven probeer ik er vanaf te komen. Wat niet lukt. Pas de nacht brengt enige verlichting. Het gevolg is nog steeds dat ik dit blogje wazig zit tikken met een ontstoken oog.

Journal

 

Pluche

Dinsdag 23 juli, Cadouin

 

Biden heeft de Democraten door zo lang te blijven zitten, zelfs een tweede termijn te willen, een slechte dienst bewezen. Men zegt dat pluche een zachte en aangename stof is, maar in figuurlijke zin plakt het vaak onaangenaam lang. Biden is het topje van de ijsberg, maar daaronder zit, wereldwijd vrees ik, een leger van plucheplakkers.

Je hebt een fijne baan waar je plezier aan beleeft, die bovendien goed verdient. Het werk is vlakbij je huis dat in een prachtige omgeving ligt en waar je aan bent gehecht. Zie dat alles maar eens op te geven voor een nieuwe baan, een nieuw avontuur.
Zo zag ik in Friesland en Groningen, provincies waaraan mensen gehecht zijn en een belangrijk deel van hun identiteit en liefde aan ontlenen, dat mensen er niet over peinzen om die provincies te verlaten. Daar komt bij dat de banen daar niet voor het opscheppen liggen. Het gevolg is dat mensen jaren, vaak decennia dezelfde baan houden.

Ook vaak meegemaakt, theaterdirecteuren die niet weg te branden zijn. Theaterdirecteur zijn is best een fijne baan, je bouwt in een stad en regio een hecht netwerk op, je hebt een bepaalde status, op een gegeven moment heb je de organisatie in de vingers, een mooi salaris, fijn huis. En opnieuw is er iemand die jaren, zo niet decennia, op dezelfde plek blijft zitten.

De man of vrouw in kwestie heeft het zelf niet door, maar de medewerkers denken vaak: man, rot alsjeblieft op, je verstikt de organisatie, we hebben behoefte aan een andere stem, vernieuwing, creativiteit. En natuurlijk wordt dat niet tegen hem zelf uitgesproken, zijn positie is onbetwistbaar. Sterker, hij is er van overtuigd dat hij onmisbaar is, dat het succes van zijn organisatie volledig van hem afhankelijk is.

Soms gaat dit heel ver. Als directeur van een collega-instelling kon ik het van dichtbij observeren. De man was al oneindig lang directeur van een instelling. Zijn personeel had een bloedhekel aan hem, het was een autoritaire, onaangename man. Zelf had hij niets in de gaten, door zijn vermeende succes leefde hij in een parallelle wereld. Toch kwam het moment dat hij met pensioen ging.

Hij waande zich zo onmisbaar dat hij mij een dikke nota liet zien. ‘Gerard, de man die mij opvolgt komt in een gespreid bedje. In deze nota heb ik het beleid voor de aankomende tien jaar uitgestippeld. Hij kan het zo van mij overnemen.’
Ik was verbaasd dat iemand zo verdwaasd in zijn eigen belangrijkheid kon geloven. Ik dacht alleen maar: ‘Als zijn opvolger die nota niet meteen door de shredder haalt is hij een slechte directeur.’

Gelukkig werd de man opgevolgd door een goede directeur. De nota leefde meteen na overhandiging een versnipperd leven in recyclingfabriek. De organisatie, waar de oude directeur met ongelooflijk veel egards afscheid nam, leefde op. Er is niets zo nuttig als wisseling van de wacht nadat de levenscyclus van een leidinggevende is voltooid.

Wie de lengte van die levenscyclus in de gaten moet houden? De leidinggevende zelf, en dat is een kunst op zich. Het blijkt dat lang niet iedereen daartoe in staat is, tot het hoogste niveau toe (zie Biden). Natuurlijk ligt hier ook een taak voor zijn toezichthouders, maar bij dit soort leidinggevenden zijn dat meestal vrindjes en andere bewonderaars.

 

568

Journal

 

Au norm

Maandag 22 juli, Cadouin

 

We lopen met vijf mensen door de tuin. Drie daarvan zijn voortdurend met elkaar in conclaaf, Wyb en ik luisteren, ik begrijp slechts een kwart van wat ze zeggen. Ze overleggen over de plaats van een nieuwe septic tank. Wat best een moeilijke beslissing is, want de ondergrond van onze tuin bestaat uit rots. Graven zal een hele klus worden, dus de leidingen moeten zo kort mogelijk worden. De man van de waterzuivering, die uiteindelijk zijn toestemming moet geven, heeft een resolute oplossing: kap de catalpa, vormen zijn wortels ook geen gevaar. Wyb en ik zijn daar fel tegen, wij houden van onze catalpa.

Uiteindelijk vinden ze een hoek in de tuin waar iedereen het mee eens is. Het zal ons veel geld kosten, maar we hebben het bij de aankoop van het huis ingecalculeerd. Overigens is het volstrekte onzin dat we een nieuwe septic tank moeten plaatsen. De huidige tank, een betonnen bak, voldoet prima. Maar volgens het waterzuiveringsbedrijf is hij niet au norm. En in Frankrijk is dan verdere argumentatie zinloos. Au norm is au norm. Voor wie niet weet wat een septic tank is, zo’n tank zuivert onze poep en pies. Een goed rioleringsstelsel, zoals wij dat in Nederland kennen, is een luxe die Frankrijk zich niet kan permitteren. De huizen liggen te ver uit elkaar, de grond is vaak rotsig.

Drukte in de tuin, drukte op sociaal gebied. Juli, augustus, het is hoogseizoen voor ons. De Dordogne werkt op volle toeren, het toerisme bloeit en dat betekent dat we veel bezoek krijgen. Esmee en de kleinkinderen zitten op een camping vlakbij en gisteravond was het de tweede avond dat we tot middernacht hebben zitten praten. Opnieuw verlieten we in kennelijke staat de camping. Wyb iets meer dan ik, ik moest nog rijden. Niet geheel au norm, maar er niet ver vanaf. Eind deze week komen er nog vrienden. Volgende week andere vrienden en de week daarop weer. Ik vind het heerlijk. Meestal heb ik maar twee mensen waarmee ik kan praten: Wyb en mijzelf. Nu kunnen we weer eens lekker bomen en het leven doornemen.

De foto hieronder heeft niets met de kennelijke staat van Wyb te maken. Ik gebruik hem associatief. De foto maakte ik toen we in Spanje waren, ik meen dat ik hem in Malaga heb gemaakt. Niets in Spanje is benepen. De huizen niet, de infrastructuur niet, de straten niet. Vaak zijn ze bestraat met het mooiste materiaal. In de straat waar Wyb hier ligt was de bestrating net iets te glad. Een gracieuze val levert veel plezier op en een grappige foto. Maar ik geef toe, het is niet bepaald au norm om op die manier de weg te gebruiken.

Journal

 

Flitsen

Zondag 21 juli, Cadouin

 

Een van de charmes van de Dordogne is dat er weinig gebeurt. De Dordogne is diepe provincie zoals Drenthe dat in Nederland is. Die rust trekt veel mensen aan die drukte voor gezien houden, die het zich kunnen permitteren de wereld de wereld te laten. Op de basisschool zei mijn lievelingsonderwijzer ooit: ‘Waar bomen zijn, zijn de rijken.’ Mijn hele leven let ik er op of dat waar is: het klopt.

De Dordogne is bezadigde rust. Maar dat neemt niet weg dat het ook de streek is waar groots spektakel plaatsvindt. Eens in de zoveel tijd wordt die weldadige rust verstoord. Gisteren was het weer zover. Het begint vaak met een warme dag. Ik stuurde een foto naar een vriend waar de thermometer 34 graden op aanwijst.

Op weg naar Esmee en de kleinkinderen die een dorp verderop zojuist op een camping waren aangekomen zag ik het: donderwolken. Hoge stapelwolken die vragen om ontlading. De lucht maakte zich op waarvoor zij in de Dordogne zo uitblinkt: onweer. We zaten nog geen half uur voor de tent toen de eerste flitsen verschenen en de eerst donderklappen.

Dies schiet, zoals altijd, bij me op schoot. Een van de prettige bijkomstigheden bij ons vertrek naar Frankrijk was dat wij verlost waren van dat domme vuurwerk waar Dies zo bang voor is. We dachten niet alleen onszelf maar ook Dies een rustiger leven te geven. Dat laatste bleek niet te kloppen. Voor het vuurwerk kwam het schieten van de vele jagers en het onweer in de plaats. Als Dies moest kiezen tussen al deze kwaden dan koos hij voor het vuurwerk, dat is tenminste beperkt tot een korte periode.

De bliksemflitsen rijten de lucht open. In de Dordogne kan dat uren doorgaan. Dies vindt enige rust in de tent van Esmee. Zoals wij de instructie krijgen in geval van een bombardement in een kelder of onder een tafel te gaan zitten, zo lijkt Dies te hebben uitgevogeld dat tafels veiligheid bieden tegen onweer.

Omdat Wyb op deze camping heeft gewerkt, zitten we op het eind van de avond met een stel medewerkers van de camping op het terras. Om ons heen de ene na de andere flits en donderslag. Niemand die er om maalt. Iedereen die hier woont is er aan gewend.
’s Avonds laat stappen Wyb en ik in de auto om naar huis te gaan. Dies is opgelucht, een auto behoort voor hem tot een van de veiligste plekken op aarde. Een auto betekent in slaap vallen door het monotone geluid van de motor.

Het lijkt alsof wij door oorlogsgebied rijden. Overal vuurwerk om ons heen. Inslag na inslag. Om het beeld mooi filmisch te maken zorgt de warme aarde ervoor dat de regen die er op valt zich omzet in damp. Zo rijden we soms door dichte vuurdampen. Waar je ook woont op zo’n avond in de Dordogne, nergens is het rustig, het onweer is overal. Door de flitsen wordt de nacht soms opeens dag. We zijn blij als we thuis zijn. Dies duikt meteen onder een tafeltje, het onweer is nog lang niet voorbij. Zelfs niet bij ons thuis.

567

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

De tijd is net een paard, de mens de ruiter.
En plots slaat het op hol. Ho, stop! Ik stuiter
hulpeloos op zijn harde rug, ik span de teugels.
Tevergeefs. De tijd. Een tomeloze ruiter.

Journal

 

Beet

Zaterdag 20 juli, Cadouin

 

De trouwe lezer van Dossiermoddergat zal het zich nog herinneren, nog voor de wolf in Nederland aankwam, heb ik hem gewaarschuwd: kom niet naar Nederland, het is absoluut geen land voor wolven. Nederland is in veel opzichten een psychotische patiënt, een patiënt die echt niet weet hoe hij ermee om moet gaan.

Als voorzitter van de Partij ter Bevordering van de Onveiligheid weet ik als geen ander dat Nederland een obsessie heeft ten opzichte van veiligheid. Alles wat een beetje onveilig is en/of lijkt, moet worden vermeden en liefst geëlimineerd. Alleen al de rol die de wolf in sprookjes speelt, maakt de Nederlander panisch. Grootmoeder wat heeft u grote oren, Grootmoeder wat heeft u grote tanden. En je ziet de eerste Nederlanders al wegrennen.

Tweede obsessie voor Nederlanders: de portemonnee. De onderbuik vormt zijn hersens, zijn portemonnee is zijn Heilig Hart. Die wolven hebben de neiging om zo nu en dan eens een schaap te verorberen. Dom, want een schaap vertegenwoordigt geld. Dat zo’n schaap een beest is maakt niet uit. Nederland doodt op ongekende schaal koeien, varkens en kippen. Het maakt ze niet uit, die zijn lekker. Maar een schaap, daar krijg je een paar honderd euro voor en dus moet een wolf daar met zijn bek van afblijven. Een boer kun je niet kwader krijgen dan aan zijn portemonnee te komen.

Tegen mijn advies in is de wolf toch gekomen. Dom, neem alleen die snelwegen al. Menige wolf heeft daar al het loodje gelegd. De wolf denkt dat hier natuur is omdat hij bomen ziet. Maar er is hier natuurlijk helemaal geen natuur. De natuur is hier kapot vergiftigd en wat er nog uitziet als natuur is in feite een park waar mensen in mountainbiken of motorcrossen en meer van die dingen om herinneringen te maken. De wolf zal hier nergens rust hebben.

De enige die profijt heeft van de wolf is de ambtenaar. Het aantal protocollen dat rond de wolf is geschreven is indrukwekkend, het bevat meer pagina’s dan Simon Vestdijk bij elkaar heeft geschreven, en dat zijn er verdomde veel. De wolf houdt tientallen ambtenaren aan het werk. In feite is de wolf omgeven door protocollen, gelukkig heeft hij er geen weet van, de stakker.

De wolf is al jaren in Nederland en nog nooit heeft een wolf een mens aangevallen, terwijl iedereen dat toch voorspelde. Tot deze week, luidt het verhaal. De wolf heeft een kind gebeten dat zoet werd gehouden bij de Buitenschoolse Opvang. Maar het kind, zo luidt het verhaal verder, heeft geen verwondingen, want de wolf beet haar maar kort.

Hij beet haar maar kort! Elk nieuwsmedium nam het over. Zijn ze nou helemaal van de pot gerukt: een kind wordt gebeten of niet, kort of lang speelt geen rol bij bijten. Of een dier doorbijt, dat geeft de doorslag. En aangezien het kind niet is verwond, heeft de wolf dus niet gebeten, zegt de logica. Begrijpelijk dat het kind en haar begeleidster zich rot zijn geschrokken, staat opeens de Boze Wolf naast je.

Het is zo jammer dat de wolf niet naar mijn advies heeft geluisterd, hij had zich veel ellende kunnen besparen. Nogmaals, nou kan het nog, want de BBB heeft het voor te zeggen, de partij die is opgericht om koeien, varkens en kippen te martelen en wolven uit te roeien: ga lekker terug naar de wouden van Polen en Rusland en berg je voor de Nederlander, hij is jullie niet waard. De Nederlander is een angsthaas en een zenuwpees en verkeert in permanente staat van neurotische angsten en opwinding.

566

Journal

 

Komma

Vrijdag 19 juli, Cadouin

 

Een dichter schrijft gedichten. Klinkt eenvoudig, is het soms ook. Maar het kan ook tegenvallen. Dichten is meestal tobben. Als een timmerman een tafel maakt, weet hij waar hij aan toe is. Een tafel moet rechthoekig, vierkant of een andere vorm hebben en zoveel poten dat hij stabiel staat. En als mensen eraan kunnen zitten, is een tafel af. Maar een dichter weet nooit wanneer een gedicht af is. Een dichter weet vaak niet eens of hij wel een gedicht heeft gemaakt. Een gedicht kan in zoveel verschijningsvormen tot hem komen, zelfs zo dat hij denkt: wat heb ik nou weer gemaakt?

En als het gedicht aan hem is verschenen, dan gaat de dichter vaak lang tobben of het gedicht niet beter kan worden. Dat wil zeggen: wat hij beter vindt. Het is dan weer de vraag of iemand anders dat ook vindt. Maar ik vind dat een dichter zich daar niet druk over hoeft te maken. Er is maar één criterium: een gedicht is af als de dichter vindt dat het af is. Al kan dat best wat voeten in aarde hebben. En als de lezer het daarna niks vindt, wat goed mogelijk is, de meeste mensen hebben sowieso geen bal met gedichten, dan is dat jammer voor hem, maar hij heeft zijn best gedaan. Ik vind dan ook dat een dichter de lol uit zichzelf moet halen en als anderen daar ook lol aan beleven heeft hij mazzel.

Ik begin erover omdat ik een verzamelbundel van mijn gedichten heb samengesteld. De meeste gedichten belandden in de prullenbak, een stuk of 180 verschijnen in Het huis van het weekdier, zoals de bundel gaat heten. De bundel is af, maar voor de zekerheid heb ik Henk Kuiper (tevens De Corrector van dit blog en oud kompaan) gevraagd of hij de bundel nog eens op spelling wil nalopen.

Dat dichten tobben is, wil ik de lezer graag laten ervaren aan de hand van het gedicht Muhammed Ali, dat eerder op Dossiermoddergat heeft gestaan.

 

Muhammed Ali

Ik wil leven zoals
Muhammad Ali bokste

lichtvoetig aanvallen
met open vizier

zo nu en dan een uppercut
en dan weer een linkse directe

onvervaard voorwaarts en
moedig zijwaarts

als het moet verdedigen
soepel en wendbaar ontwijken

en altijd vederlicht dansen.

 

Bij het corrigeren van het gedicht laat Henk weten: ‘Tussen ‘moet’ en ‘verdedigen’ nog een komma plaatsen.’
Ik schrik daar enigszins van, heb ik iets over het hoofd gezien? Want het zetten van komma’s is essentieel voor een gedicht. De komma’s zijn, samen met andere interpunctie (of juist geen interpunctie) de poten onder een tafel.

Ik herlees het gedicht en ben het niet met Henk eens en schrijf: ‘Die komma haalt toch, als je het leest, het ritme uit het gedicht.’

Henk is het niet met me eens en schrijft: ‘Lees het maar eens hardop mét komma. De pauze die na de komma valt, versterkt dan juist de impact van ‘verdedigen’. Vind ik, maar over dichterlijke vrijheid valt niet te twisten.’

Even later krijg ik nog een app’je waarin hij zijn standpunt meer kracht geeft: ‘Als je wèl een komma achter ‘moet’ plaatst dan vind ik ook dat in de daaropvolgende stilte op fraaie wijze de spanning van het boksen wordt gevangen: de drang om toe te slaan uitstellen om vervolgens alsnog…’ En dan zet hij er drie emoticons achter die vuistslagen voorstellen.

Ik antwoord: ‘Maar als je achter ‘moet’ een komma zet, is het ritmisch mooier als je die ook achter ‘verdedigen’ zet. Maar dan koppel je dat woord zo los van de volgende regel.’

Henk geeft zich niet gewonnen: ‘Ik vind dan weer in dit geval dat de komma achter ‘verdedigen’ niet nodig is. Ook omdat het effect van een komma deels bereikt wordt doordat je daarna met een nieuwe zin begint. En wat je zegt, de komma achter ‘verdedigen’ breekt óók het ritme.’

Daarin geef ik hem absoluut gelijk. Ik: ‘Zie je wel dat het enorm lastig is om dichter te zijn? Zitten we te emmeren over komma’s.’

Henk: ‘Maar fascinerend toch? Filosoferen over de kracht en consequenties van taalkeuzes. En je kan dus allebei gelijk hebben, dat is óók bijzonder. Want taal is niet alleen betekenis maar ook gevoel. Erg leuk om ons herkauwen zo te spiegelen.’

De volgende dag lees ik het gedicht opnieuw en besluit de komma toch niet te zetten. Nu weet ik waarom, ik moet niet kijken naar die enkele alinea. Ik moet die komma zien in het licht van het hele gedicht. In het gedicht staan verder geen komma’s. En dat is niet voor niets. Het gedicht heeft de snelheid en lichtvoetigheid van Muhammed Ali. Een komma zou die snelheid en lichtvoetigheid doorbreken en tevens de consistentie van het gedicht doorbreken.

565

Journal

 

Spoortjes

Dinsdag 17 juli, Cadouin

Ik woon 1300 kilometer van Nederland, dat neemt niet weg dat ik deze week twee keer een spoor naliet op de Nederlandse televisie. Nou ja, spoor. Spoortje is een betere typering, maar ik vind het toch frappant.

Voor het eerste spoortje is zelfs het verkleinwoord al te veel. Wyb en ik stonden in de Lot naar de Tour te kijken en die avond waren we op televisie te zien. Ook zien is een te groot woord. Wyb zei nadat we de beelden hadden gezien: ‘Daar moeten we toch ergens hebben gestaan.’ We moesten diverse keren terugspoelen voordat we onszelf inderdaad zagen staan. Ik maakte een foto van het stilstaande beeld en zette het op Facebook (zie hieronder). Een vriend vroeg of hij terug moest kijken om ons te zien. Ik raadde het hem af, wie niet speurt zal ons nooit zien.

Het tweede spoortje mogen we wel een spoor noemen. Ik schrok er zelfs van. De belangrijkste foto van mijn jeugd verscheen opeens full screen. De aanstichter was Fons de Poel, op de foto in gestreept T-shirt. Als afsluiting van zijn carrière als tv-journalist mocht hij nog één keer een reportage over de Vierdaagse maken, wat hij, geloof ik, al twintig keer eerder had gedaan. Hij begon met een jeugdfoto omdat op die foto ook mijn eens beste vriend Jacques Thielen stond (uiterst links).

Jacques, die vele malen de Vierdaagse liep en aan de St. Annastraat woont, de Via Gladiola, wordt in het laatste programma van Fons opgevoerd als filosoof van de Vierdaagse. Met zichtbaar plezier laat hij zijn diepere overpeinzingen over het belang en de waarde van de Vierdaagse gaan. Als ik het mij goed herinner, moesten wij in onze puberteit helemaal niets van die Vierdaagse hebben, wat wij toch een soort verwerpelijk militair gebeuren vonden. Maar inderdaad, die tijd ligt ver achter ons, en is van geen belang meer.

Voor wie de foto verder wil begrijpen. Op de foto staan mijn vrienden met wie ik volwassen werd. We waren een hechte vriendengroep. Luus, die op de knieën naast mij zit, reageerde op Facebook: ‘Wat waren wij jong!!!!! Waarop ik antwoordde: ‘En gelukkig, en vol Sturm und Drang, en ambitieus, en idealistisch, vol plannen, de toekomst was van ons, alles zou beter worden en daar zouden wij wel even voor zorgen, het leven was één groot avontuur.’

We staan op deze foto trouwens als cabaretgroep Antigone. Wat niet bepaald een groot succes werd. De première vond plaats in het jongerencentrum van Dukenburg. Er was zowaar een recensent, de vader van Patricia die rechts naast Jacques staat. De recensie was, zoals was te verwachten, positief. Daarna traden we, als het ik het me goed herinner, nog in een bejaardenhuis op.

De cabaretgroep stierf een laffe dood. We zouden optreden op een groot jaarlijks festival in De Lindenberg. Het was een driedaags festival met jazz, cabaret en pop. Even voor ons optreden kregen we te horen dat Bram & Freek, bekend van Neerlands Hoop in Bange Dagen, bij ons kwamen kijken. Hierdoor werden we zo zenuwachtig dat we de voorstelling niet hebben laten doorgaan. Een weinig heroïsch einde dus van onze cabaretambitie.

Onze hechte vriendschap verwaterde. Waarom? Ieder ging naar een andere school, kreeg andere interesses, verhuisde naar andere steden, kreeg andere vrienden, en nog een heleboel andere redenen. Als we elkaar tegenkomen is het een feest der herkenning en nostalgie. Maar ook dat gebeurt nauwelijks meer. Is ook erg moeilijk als je 1300 kilometer van Nederland woont.

Journal

 

Demograaf

Dinsdag 16 juli, Cadouin

 

Een paar weken geleden schreef ik een blog over mannenmode. ‘Verbaas je je niet dat ik een blog schreef over mannenmode?’ vroeg ik aan Wyb die het stoïcijns tot zich nam.
‘Nee, eigenlijk niet. Volgens mij kun jij overal over schrijven.’
Dat vond ik nogal een uitspraak. Of ik wel of niet ergens over kan schrijven, heb ik nog nooit bij stilgestaan. Elke dag dient zich een onderwerp aan en daar schrijf ik dan over. Ik vergelijk me graag met een jazzmuzikant die al improviserend van het een op het ander komt. Maar ik nam mij voor toch eens de proef op de som te nemen.

Vandaar dat ik vandaag de drie delen van de Dikke van Dale naast Wyb op de bank zet die naar de Tour zit te kijken die langs Sommières komt, een van de stadjes in de Languedoc waar wij zo van houden en vaak zijn geweest.
‘Wyb, kies eens een deel.’
‘Waarom?’
‘Dat hoor je wel.’
Ze kiest deel 1, a t/m i.
‘En kies nou eens willekeurig een zelfstandig naamwoord.’
Ze slaat het boek open en wijst een woord aan: demograaf. Verklaring: een wetenschapper die zich bezighoudt met het onderzoek naar en de beschrijving van ontwikkelingen in omvang, samenstelling en ruimtelijke spreiding van bevolkingen en maatschappelijke oorzaken en gevolgen daarvan.

Het woord doet me meteen denken aan mijn Franse Nicht. Zo nu en dan fantaseren wij over het verdwijnen van de mens van de planeet. Ondanks dat mijn Nicht altijd zegt dat voor haar het glas altijd driekwart vol is, vindt ze het toch het beste als de mens langzaam zou uitsterven. Ik ben het van harte met haar eens. Tijdens dat fantaseren verzinnen we scenario’s hoe dat zou kunnen gebeuren. Dat zou je kunnen forceren, maar het zou ook een politiek besluit kunnen zijn. We spreken met elkaar af dat niemand nog kinderen kan krijgen. Dat betekent dat over pakweg honderd jaar de planeet bevrijd is van de mens. Voor al het andere leven op de planeet lijkt ons dat verreweg het beste.

Vandaar dat ik met grote belangstelling maandag een artikel in de Volkskrant las. De kop: ‘Ruim 60 landen, waaronder hele grote, zien de bevolking krimpen’. Nu zijn er ruim 8 miljard mensen op de aarde. Dat groeit naar 10 miljard, daarna zal de daling inzetten. Onder andere Duitsland, Rusland en China zijn het hoogste punt al gepasseerd. Een kwart van de wereldbevolking leeft in landen waar de populatie daalt. In Nederland bereiken we de piek in 2041, er kan dus nog meer bij blijkbaar. Genoeg reden om lekker in de Dordogne te blijven.

De wereld bevolking groeit dus nog, maar de groei gaat steeds langzamer. In 1990 kreeg een vrouw gemiddeld 3,3 kinderen, dat is al gedaald naar 2,3 kind. Bij een gemiddelde van 2,1 blijf de wereldbevolking constant. In meer dan de helft van de landen ligt dat gemiddelde al lager. Het cijfer van de Dordogne ken ik niet, maar het ligt ver onder de 1. Als ik tegenwoordig een baby zie, vind ik dat een bezienswaardigheid.

Zou Wyb dan toch gelijk hebben dat ik overal over kan schrijven?

565

Journal

 

Jardin Médiéval

Maandag 15 juli, Cadouin

 

Vorig jaar dacht ik nog dat ons dorp verder in de versukkeling zou raken. De enige bakker sloot zijn deur, de garage verhuisde naar een naastgelegen dorp, het beste restaurant van het dorp sloot zijn deuren door een scheiding van de eigenaren.
Ooit was Cadouin het belangrijkste dorp van de omgeving, het floreerde door het rijke Roomse leven. Er was een belangrijke abdij, de lijkwade van Jezus lag in het dorp, vele pelgrims deden het dorp aan en om dat te stroomlijnen huisden er diverse kloosterordes.

Totdat werd bewezen dat de lijkwade een vervalsing was. De pelgrims bleven weg en met dat wegblijven verdween de clerus en het geld. Een levendig dorp met meer dan duizend inwoners verviel tot een onbeduidend dorp. Wat resteerde was de architectuur van dat rijke Roomse leven. Een waardevolle erfenis, want de abdij en de voormalige kloosters zorgen er nu weer voor dat toeristen het dorp levendig houden.

Dit jaar schijnt er een soort revival te zijn. De burgemeester had al eens gezegd dat het een golfbeweging is met dit dorp, keer op keer bloeit het toch weer op. Zo wordt deze week Café Le Triskel weer geopend, vroeger het sociale hart van het dorp. Ik ben benieuwd of het die status opnieuw krijgt.

Grote verrassing is de heropening van Les terrassen de la Côté Rouge. Het restaurant is overgenomen door een Belgisch, Nederlands stel. Hij is de chef, zij de gastvrouw. Wyb en ik hebben er vorige week gegeten en verdomd het is voor de Dordogne van ongekende kwaliteit. De chef kookt buitengewoon ambitieus en creatief, we aten er buitengewoon goed. In dit op vlees gericht land, kun je er zelfs vegetarisch eten.

Het veldje achter de abdij was een soort rommelweitje. Soms voetbalden er groepen kinderen die op schoolreis in de Auberge des Jeunesse verbleven, soms stonden er paarden, maar het was vooral verwaarloosd. De afgelopen weken werd er volop gewerkt.

Wyb en ik hadden geen idee waar ze mee bezig waren. Er verschenen houten bakken, een keurig pad werd aangelegd, er kwam een fontein en het begon steeds meer te lijken op een grote moestuin. Een sjiek bord gaf een paar dagen geleden uitsluitsel: we hadden te maken met een Middeleeuwse tuin, alsjeblieft, voor de gemeenschap. Het schijnt dat wij dorpsbewoners er gebruik van mogen maken, het wordt een soort pluktuin, verzorgd door een associatie die erfgoed beheert.

Het mooiste bewaar ik voor het eind. Door die verdomde motorcross een paar maanden geleden verdwenen de paarden uit onze vallei. Ze konden onder andere niet terugkomen omdat de vallei zo vol gezond gras en planten stond dat ze zich dood zouden kunnen eten. Ver weg stonden onze paarden nu in een veel kleinere wei. Caroline, de eigenaresse van de paarden, vertelde dat ze, als ze met de paarden ging lopen, ze steeds terug wilden naar de vallei. Wat ik mij goed kan voorstellen.

Sinds een paar dagen is het weer zover. De paarden zijn terug. De vallei ziet er weer uit zoals de vallei eruit moet zien. Eindelijk zien we weer grazende en dravende paarden.

Journal

 

Spreeuwenjager

Zaterdag 13 juli, Cadouin

 

Ik zit in de kruin van een boom waar een gezellige kamer is ingericht. Als ik naar beneden kijk, slaat de schrik me om het hart. De boom is ongelooflijk hoog. Hoe kom ik hier ooit weer naar beneden? Stom dat ik me hiertoe heb laten verleiden. Ik had het me nog wel zo voorgenomen: klim nooit in hoge dingen. Op dat moment gaat de wekker. Ik word wakker uit een diepe droom, ik ben meteen opgelucht dat het maar een droom was. De wekker is gelukkig vroeg afgegaan omdat Wyb vandaag moet werken.

De angst voor hoogte, ik weet precies waar ik dat eerder voelde. Zo nu en dan droom ik erover, in allerlei varianten. Het is begonnen in Dodewaard. In de vakantie logeerde ik bij een neef van mijn moeder, ome Geert, die fruitteler was. Samen met Gerie, zijn zoontje, was ik daar spreeuwenjager.

Midden in de boomgaard stond een hoge, houten toren, ik denk zo’n twaalf meter hoog. Via een houten ladder klom je naar boven. En dan begon voor mij het engste gedeelte. Van de ladder moest je op de vlonder zien te kruipen, waar ik soms uren op stond. De vlonder had gelukkig een balustrade. Maar de beweging die moest zorgen dat je van de ladder op de vlonder schoof, bezorgt mij nu nog buikpijn van angst als ik er alleen maar aan denk.

Aan de balustrade hingen tientallen touwen die zich in stervorm door de boomgaard verspreidden. Aan elk touw hingen tientallen blikjes. Als we spreeuwen of andere vogels de kersen bongerd in zagen duiken, trokken Gerie en ik hard aan die draden. De blikjes ketsten tegen elkaar. Het was de bedoeling dat die herrie de spreeuwen zou verjagen. Meestal lukte dat prima, maar op een gegeven moment merkten we dat die spreeuwen aan dat geluid wenden, de morellen die aan de bomen hingen waren een traktatie voor ze.

Mijn oom zette dan een zwaarder wapen in. Her en der verspreid door de boomgaard plaatste hij apparaten die enorme knallen produceerden. Het was een soort carbid schieten. Om ons heen op die toren klonken dan keiharde knallen. Wij trokken aan die blikken, afgewisseld met knallen, het was een complete oorlog om de spreeuwen te verjagen, wekenlang waren we er druk mee.

Als het donker was, hielden we ons met andere zaken bezig. Om het huis van mijn oom lag een slotgracht. Gerie en ik hadden een vlot gemaakt waarop wij denkbeeldige zeeslagen uitvochten.

Daarna gingen we ons douchen en gaven we ons vaak over aan een ietwat absurde krachtmeting. Het gebeurde regelmatig dat we beiden een erectie hadden. We deden dan een wedstrijdje wie de de meeste handdoeken omhoog kon houden voordat het lid het door de zwaarte naar beneden werd getrokken. Soms lukte het Gerie om op deze manier vijf zware badhanddoeken omhoog te houden. Dit record heb ik helaas nooit kunnen evenaren.

564

Journal d’images

 

De zijkant van de Tour

Vrijdag 12 juli, Cadouin

Journal

 

Glamping

Donderdag 11 juli, Cadouin

 

Wyb en ik kijken nu al jaren televisie op onze laptop. Bijzettafeltje voor de bank, laptop erop, wij op de bank, zo hebben we topavonden. Gisteren hadden we bezoek van Ien, onze ex-buurvrouw uit Groningen, die toevallig vlak bij ons stond met haar camper. En om nou met z’n drieën op de bank te gaan zitten. Daarom gingen we naar de glamping waar Wyb op zaterdag helpt met de boel op orde te brengen voor nieuwe gasten. Daar was een groot scherm en gezelligheid, ideaal dus om een halve finale van het Nederlands elftal te gaan bekijken.

Ik was er nooit eerder geweest en volgens Wyb was het een van de mooiste glampings van de Dordogne. En dat bleek te kloppen. Ieder heeft een eigen plaats als een klein landgoed. Lampjes rond de tent, Iedereen gekleed alsof de modefotograaf van Happinez langskomt voor een coverreportage. Sowieso zijn er maar weinig mensen, dus je hebt geen last van bier zuipende buren die de radio te hard hebben aanstaan en ’s nachts gewoon op sterkte in de olie doorpraten, zoals ik zo vaak heb meegemaakt.

Door de mensen die er waren, werd ik met de neus op de feiten gedrukt: ik ben een lompe boomer. ‘Naar voren met die bal, zak,’ riep ik in het vuur van de strijd tijdens de wedstrijd. Alle ogen richtten zich op mij: wie is die oude man met dat grove taalgebruik?
Ik werd ook een beetje opgefokt door allel kinderen die door mijn wedstrijd liepen te schreeuwen. Het adagium is daar: alles is goed, als de kinderen maar plezier hebben, en daarvoor is alles veroorloofd. Dat begrijp ik, vond ik vroeger ook. Maar ik wilde gewoon naar die wedstrijd kijken, met weemoed dacht ik aan mijn laptopje, Wyb en ik op de bank.

Ik was in een andere wereld beland. Het leek of ik op het terras van Wildschut zat, een gewild café aan het Roelof Hartplein in Amsterdam. Ik durf mijn kop er om te verwedden dat elke jonge moeder op deze glamping elke dag even haar yoga oefeningen doet. Het zou me niet verbazen als ze hun bakfietsen op een oplegger mee naar de Dordogne hebben genomen. De ene na de andere champagnefles plopte open, young urban people op het Franse platteland.

De wedstrijd tussen Nederland en Engeland eindigde als een hartinfarct. Het is de laatste minuut, iedereen kijkt uit naar de verlenging en stiekem al naar de penalties. En dan is het gedaan, afgelopen, klaar. Engeland scoort in die laatste minuut 2-1, en dan weet je: alles is voorbij. Weg hoop, weg illusies, kouwe douche, totale deceptie, iedereen naar huis, de oranje outfit kan weer in de kast tot de volgende oranje hype.

563

Journal

 

Aderen

Woensdag 10 juli, Cadouin

 

Een vriend vraagt of ik nu, qua voetbal, ook fan ben van Les Bleus. Hierop is maar één antwoord mogelijk: ‘Nee, nee, totaal niet. Ik ben en blijf in hart en nieren een Nederlander.’
Later op de avond app ik met Esmee, die in Nescafé op Ameland met een heleboel mensen naar de wedstrijd Spanje-Frankrijk kijkt. Ze blijkt de enige supporter van Frankrijk te zijn.

Na het eerste doelpunt van Frankrijk appt ze me enthousiast: ‘Bam!’
Ik app haar: ‘Maar ik ben stiekem voor Spanje. Frankrijk speelde zo saai en fantasieloos.’
Haar antwoord is duidelijk: ‘Schaam je, Pa. Als Joris dit hoort.’
Daar zit inderdaad wel een probleempje. Mijn kleinzoon (11 jaar), fanatiek voetballer, is een groot fan van Mbappé. Ik druk haar op het hart het niet tegen hem te vertellen.
Uiteindelijk wordt de uitslag zoals ik hem samen met een vriend voorspelde: 2-1. Wat een vorm van gerechtigheid is, denk ik.

Toch raar dat ik geen supporter van het Franse elftal ben. Ik voel er zelfs niets bij. Ik hou in gedeeltes van Frankrijk. Ik hou van het landschap, ik hou van de natuur, ik hou van de oude cultuur, van grotwoning tot de prachtige Franse steden, het middeleeuwse decor. Maar ik moet bekennen dat ik de Fransen niet in mijn hart kan sluiten, en daar doen ze ook weinig moeite voor.

Vandaag moest ik op aanraden van mijn dokter naar een specialist om te kijken hoe het met mijn aderen ervoor stond. Zelf had ik daar geen twijfel over, maar mijn dokter neemt geen enkel risico. Als ik een keer rugpijn heb, schrijft ze meteen een doorverwijzing uit voor een MRI-scan. Die aderen wil ik best laten bekijken want die van mijn vader waren eens volledig verstopt, maar die rookte dan ook als een ketter. Vermoedelijk zaten zijn aderen vol met nicotine. Maar ja, erfelijke belasting, moet je toch rekening mee houden.

Wyb gaat als gewoonlijk weer mee om te tolken. Bij doktoren moet je op elke nuance letten. Eerst doet een receptioniste de intake: formulieren, carte vitale scannen, het gebruikelijke ritueel. Dan komt een dame mij halen waarvan ik vermoed dat zij de specialist is, zij installeert mij half ongekleed op een onderzoekstafel. Na een tijdje laat ze weten dat de specialist zo komt.

Dan komt een mannetje in zwarte kleren binnen met een mondkapje voor. Wyb en ik zeggen hem bonjour. De man bromt iets terug zonder ons aan te kijken en gaat achter een computer zitten. Hij rommelt wat en komt dan naar me toe gelopen. Hij smeert me in met een gel en gaat dan met een apparaat over mijn aderen. Hij heeft dan nog geen woord gezegd. Communicatie: nul.

Als hij klaar is gaat hij achter de computer weer wat rommelen. Als hij daarmee klaar is, komt hij naar me toe en geeft hij me een papier om de gel te verwijderen en mompelt: ‘Tout est normal.’ Zonder verder iets te zeggen verdwijnt hij door een andere deur. Nul contact, lompheid ten top. Het is niet de eerste keer dat we dit meemaken. Service, klantvriendelijkheid, connectie, openheid, het is vaak ver te zoeken. Het maakt het moeilijk om naast van Frankrijk ook van de Fransen te houden.

562

Journal

 

Tuintafereel

Dinsdag 9 juli, Cadouin

 

Het is half acht. Wyb en ik zitten na het eten in de tuin. Ik zit eigenlijk heel weinig in de tuin, het liefst zit ik op onze veranda in de schaduw. Naarmate we hier langer wonen, is Wyb meer van de tuin gaan houden. Vaak is ze onder of naast de catalpa te vinden.

We zitten te niksen. Nou ja, niet helemaal. Wyb meet de stilte. Het is een spelletje dat we zo af en toe doen. Ik heb het uit een natuurboek van Bart Garthoff uit de jaren zestig. Daarin schreef hij dat hij nog nooit op een plek in Nederland was geweest waar hij langer dan een kwartier geen mechanisch geluid hoorde. Wyb gebruikt de stopwatch om te kijken hoe lang het bij ons absoluut stil is. Ze komt niet verder dan vijf minuten. De boosdoener is het vliegverkeer. Hoog boven ons vliegen buitengewoon regelmatig vliegtuigen die je normaal gesproken niet hoort, maar als het stil is toch in de verte hoort.

Met een app, Plain Finder, kan ze het vliegverkeer volgen. Er komt een vliegtuig over dat op weg is naar Alicante. Even later een vliegtuig dat naar Pau gaat. Op die app vind je alle gegevens over vliegtuigen.
Stel je voor dat wij hier in de jaren zestig hadden gezeten. We hadden ons niet kunnen voorstellen dat we in de toekomst vanaf een schermpje het totale vliegverkeer in Europa zouden kunnen volgen. En om het nog onvoorstelbaarder te maken. Ik volg met de app BirdNET het geluid van de vogels in de buurt. Welke vogels horen we nu eigenlijk? Na een paar opnames weet ik dat het de zwartkop en de vink zijn.

Om acht uur schakel ik mijn iPhone over naar het Journaal. We horen daar het verbluffende nieuws dat het Rassemblement National in Frankrijk niet de grootste partij is geworden. Integendeel. Het linkse blog, Nouveau Front Populaire, is de grootste geworden, gevolgd door Ensemble, de partijen in het midden rond president Macron.

Wat een verschil met Nederland. Nederland heeft nauwelijks weerwoord geboden aan de opkomst van extreemrechts. Dilan Yesilgöz zette voor de verkiezingen al de deur open voor de PVV en extreemrechts marcheerde niet gehinderd de macht binnen. Hier in Frankrijk hebben partijen zich verenigd, ze hebben onderhandeld, onderlinge afspraken gemaakt om RN maar buiten de deur te houden, en het is gelukt. Vraag die me bezighoudt, waarom hier in Frankrijk wel en in Nederland niet?

Mijn voorlopige antwoord: in Nederland is ethiek en moraal uit de politiek gebannen. Wij hebben een technocratische democratie. De kiezer heeft gekozen en daarmee is de kous af. Alsof je daar niets aan kunt doen en waarom zou je een partij met 35 zetels carteblanche geven omdat het de grootste is? Wie idealen heeft zal er alles aan doen om dat te voorkomen. Maar in Nederland heeft vrijwel niemand meer idealen. Als de hypotheekaftrek maar niet wordt aangetast. In Frankrijk krijgen de kinderen op de basisschool al les in filosofie en is lezen zwaar verankerd in de cultuur. Om de uitslag te vieren trekken we een fles wijn open.

562

Journal

 

Samoerai

Maandag 8 juli, Cadouin

 

Een van mijn favoriete schrijvers is Alex Boogers. Op Ameland kwam ik een paar maanden geleden een nieuw boek van hem tegen: De schrijver als samoerai. Wekenlang lag het verleidelijk op een stapel. Gisteren kon ik er eindelijk aan beginnen.. En op de tweede bladzijde lees ik een fragment dat het motto van Dossiermoddergat zou kunnen zijn:

Het schrijverschap betekent meer dan één artistiek geslaagd boek schrijven, zelfs als dat boek dan ook nog een commercieel succes wordt. De kiem van het schrijverschap ligt in uitblijvend succes, in verlies, in onzichtbaarheid, in faliekante mislukkingen. in tegenslag, in onbegrip, in eigenwijsheid, en wanhoop die je tot waanzin drijft, en dat er uiteindelijk niets meer overblijft dan de typemachine die wacht, de laptop die moet worden opengeslagen, of de pen rustend op het witte vel. Het schrijverschap is in feite de aanvaarding van het sterfproces van je torenhoge ambities en aspiraties, en daarmee -als het meezit- de volledige vernietiging van het ego. Wanneer je op dat punt bent aangeland en nog steeds om onverklaarbare redenen de pen oppakt, dan ben je bevrijd van alle verleidingen en kan het echte werk aanvangen. Het schrijverschap, net als het kunstenaarschap, heeft niets te maken met een geslaagd werk, zelfs niet met twee of drie geslaagde werken, maar met het proces an sich, met de weg die je gaat, zonder acht te slaan op toeschouwers, pottenkijkers, geïnteresseerden, meelopers, volgers, lezers, bewonderaars en fans, of het negatiefbeeld van deze groepen: de pessimisten, betweters, cynici, zwartkijkers en ongelovigen. Het proces draait grotendeels om isolement, om het absolute Niets.’

Boogers is niet alleen een van mijn favoriete schrijvers, hij is ook een taoïstische vriend.

 

561

Journal

 

Watch

Zondag 7 juli, Cadouin

 

Decennia lang bepaalde mijn agenda mijn dag. Het zal nu zo’n acht jaar geleden zijn dat er een omslag kwam. Eigenlijk had ik geen agenda meer nodig. De weinige afspraken die overbleven onthield ik wel. Alhoewel je daarmee moet oppassen, voordat je het weet word je nonchalant en vergeet je afspraken.

In die ontwikkeling zwoer ik ook mijn horloge af. Een horloge en een stropdas heb ik toch altijd als de ketenen van de blue collar werker beschouwd. Van de stropdas had ik me al jaren daarvoor bevrijd. Op een gegeven moment liet ik mijn horloge op mijn nachtkastje liggen, iets later verdween hij in de la om er nooit meer uit te komen. Het gebaar lijkt groter dan het is omdat er altijd nog de iPhone was met de tijd erop.

Toch beschouwde ik het afzweren van mijn horloge als een stap op weg naar het kluizenaarschap. De tijd begon sowieso een steeds minder grote rol in mijn leven te spelen. Op een gegeven moment had ik nog slechts twee belangrijke afspraken per dag. ’s Middags en ’s avonds moest ik de hond uitlaten. Daarvoor heb je geen horloge nodig, want de hond houdt de tijd bij.

Met het uitlaten van de hond ’s middags ontstond een afspraak met mijzelf. Ik heb namelijk de neiging om vooral op stoelen te zitten, ik ben gek op zitten. Sporten vind ik vreselijk, vooral omdat met anderen te doen. Dat je elkaar dan ontmoet in een sporthal vind ik een gruwelbeeld. Aangezien de gezondheidsfreaks mij wijsmaakten dat zitten het nieuwe roken is, realiseerde ik me dat ik toch moest bewegen en besloot het nuttige met het aangename te combineren en voortaan, bij het uitlaten van de hond, tienduizend stappen te lopen.

Inmiddels houd ik dat al drieënhalf jaar vol en is het een soort obsessie geworden. Dit jaar zit ik gemiddeld op 10.123 gemiddeld per dag. Ik hield de stappen bij met mijn iPhone. Maar mijn obsessie was inmiddels zo groot dat ik me kapot ergerde als ik mijn iPhone vergat en de stappen niet werden geteld. En dat gebeurde steeds vaker, want ik word ook nauwelijks nog gebeld, wat moet een kluizenaar nou met een iPhone?

Om die ergernis op te heffen besloot ik een apple watch te kopen. Hoor ik nu iemand denken: het is een kluizenaar van niets? Ik realiseerde me dat ik me met zo’n apparaat inderdaad nog meer uitleverde aan de hightech biljonairs in Californië, maar goed, die houden wel al mijn stappen bij. En zo komt het dat ik sinds een paar maanden met zo’n watch rondloop.

De functie van horloge heb ik uitgezet. Dat is namelijk het irritante van het ding, dat het altijd wat licht geeft op je pols. Ik draag nu gewoon een zwarte band en als ik de tijd wil weten, druk ik op een knopje.
Het aantal gemiddelde stappen schoot bovendien omhoog, want zelfs als ik naar de wc loop of aan het stofzuigen ben, worden die stappen meegeteld. Het fijne is nu ook dat ik medailles verdien. Als ik zoveel stappen heb gelopen en calorieën heb verbrand dan trilt mijn watch en verschijnt er op het schermpje een medaille met felicitaties. Toch fijn die waardering vanuit Californië.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Het bos dat lijkt op mij: in volle bloei.
De bomen ruizen: overal is groei.
De zomer lijkt zo mooi. –Maar ach, vandaag,
het eerste blad dat van een tak afwoei.

Journal

 

Verleden

Zaterdag 6 juli, Cadouin

 

Ik merk dat het verleden verandert. Lang was het verleden fluïde, het verleden is weliswaar afgesloten, iets wat is geweest, maar omdat het heden alle richtingen kan opstromen heeft dat nog als het ware invloed op het verleden. Door heden en toekomst is verleden van minder belang, denk je. Waarom zou je je met het verleden bezighouden als het heden hectisch is en de toekomst straalt.

Dat verandert als je op een berg gaat wonen in verlaten streken. In het begin heb je het niet zo door. De berg en de verlaten streken horen bij het heden en de toekomst. Maar als de berg en de verlaten streek ook steeds meer verleden worden, dan wordt het verleden toch steeds belangrijker.

Sowieso heb je op een berg veel te denken. Je overziet de zaken beter, je hebt alle tijd om in de vallei te kijken. En dan gebeurt er iets opmerkelijks: het verleden wordt zwaarder. Het is een soort zwart gat, het astronomisch mysterie. Het zwarte gat trekt alles naar zich toe, slokt alles op. En wordt zwaarder en zwaarder. Uiteindelijk verdwijnt alles, wordt alles onzichtbaar, en is het zwarte gat een feit.

Maar zover is het gelukkig nog niet. Vooralsnog weegt het alleen nog maar zwaarder. Omdat de stroming om het verleden verdwijnt, wordt het steeds statischer. Er is geen ontsnappen meer aan: het verleden is het verleden, het wordt steeds meer afgesloten, verhalen en inzichten consolideren.

Op zo’n berg richt de focus zich meer en meer op dat verleden. Je herdenkt wat was, je draait het een en ander om, wikt en weegt, en uiteindelijk vindt het zijn plek, het is wat het is. Je zet het weg, het is afgerond. Het zal wel, hier moet je mee leven.

Het is een nieuwe situatie, die ik niet ken. Het verleden torent nu hoog voor me op, terwijl het altijd veilig achter me lag. Wat heb je nou aan het verleden, oude troep, koeien in de sloot. Het verleden was voor later. En nu is het dan later en zit je ermee opgescheept. 1000 anekdotes, 1000 beelden, 1000 mensen, 1000 welles, nietes en andere zaken. Er valt niets meer aan te veranderen. Ja, even hier nog wat draaien, stof eraf, op zo’n kop houden en dan houdt het wel op.

Ik geloof niet dat je het verleden van je af kunt slaan, of kunt veronachtzamen. Je moet wel met het verleden leven en het ermee doen, want het verleden ben jezelf. Je staat echt helemaal alleen met je verleden. Niemand anders is jouw verleden. Zo is het dus gekomen. Na veel omzwervingen zit je op een Franse berg naar je verleden te staren. Een rijke schat? Een schamel bezit?

560

Journal

 

Tweede ronde

Vrijdag 5 juli, Cadouin

 

Vanaf gisteren is er elke donderdagavond een marché gourmand op ons dorpsplein. Dat betekent food trucks, kraampjes waar je wijn per fles en glas kunt krijgen en ijs. Over het plein verspreid banken en tafels op schragen waar mensen met en zonder eigen borden willekeurig aanschuiven, sommigen nemen zelfs hun eigen plastic tafelkleed mee. Het plein dat in de herfst en winter er maanden verlaten bij ligt is opeens vol leven. Op een hoek van een plein gisteravond een soort Jacques Brel, maar veel vaker treedt Rod Stewart op. Tenminste, volgens mij. Volgens Wyb is hij het zeker te weten niet. Hij lijkt er op, heeft zijn stem, maar is het niet. Ik blijf twijfelen. Volgens mij heeft hij hier zijn tweede huis, zoals zoveel Engelsen. Zo’n marché gourmand is Frankrijk in volle glorie, dorpse gezelligheid tijdens zwoele zomeravonden.

Naast ons komt een vrouw zitten die in eerste instantie niets zegt. Kan ik altijd niet zo goed tegen, ik vind wel dat mensen met elkaar moeten communiceren, daarvoor is zo’n marché toch. Daarom wens ik haar een bon appétit. Ik krijg een magere merci terug en dat is het dan. Ze doet me meteen denken aan een oud-collega, zeer bekwaam, maar een serpent van een mens, een tang om mee te werken. Ik zonder mij af om twee maaltijden te halen bij een stand van een schapenboerderij waar ze heerlijk lamsvlees verkopen, onze guilty pleasure. Het is goed om vegetarisch te zijn, maar er zijn van die momenten.

Als ik na een half uur wachten terugkom is Wyb druk aan het praten met de dame in kwestie. Ze blijkt toch minder op mijn oud-collega te lijken dan ik dacht. Het onderwerp: Franse politiek. De dame komt uit Normandië en is, na een bezoek aan haar dochter in Toulouse, een paar dagen in de Dordogne neergestreken. Ze is advocate en haar verbetenheid doet me dan toch weer aan mijn oud-collega denken. Ze is namelijk verschrikkelijk boos en verontrust over wat er in Frankrijk gebeurt. Het is dezelfde woede die ik eerder bij dorpsgenoten zag. Diep gewortelde woede. Met het besluit van Macron brengt hij Frankrijk in groot gevaar. Het leed is niet te overzien als het Rassemblement National aan de macht komt.

Het zijn inderdaad spannende dagen in Frankrijk. Zonder dat de kiezer er invloed op heeft, trekken deze dagen kandidaten zich terug uit de verkiezingen, want aankomende zondag is de cruciale dag, pas dan wordt duidelijk wie echt heeft gewonnen. Het werkt als volgt. Een kandidaat die in de eerste kiesronde 50% van de stemmen haalt, is direct gekozen. Dat is vorige week zondag in 76 van de 577 kiesdistricten gebeurt. 39 daarvan zijn definitief van RN. Er zijn dus nog 501 onbesliste districten.

Als niemand een meerderheid heeft gehaald mogen de kandidaten meedoen die meer dan 12,5% van de stemmen hebben binnengehaald. In deze dagen worden er coalities gesloten. Veel kandidaten trekken zich nu terug om ervoor te zorgen dat de anti-RN kiezers niet worden verdeeld. De linkse partijen en de Macronisten zullen, zo is de verwachting, elkaar opzoeken en samen voor één kandidaat gaan. Dit alles in de hoop dat die meer stemmen dan de RN-kandidaat krijgt.

Als dat niet lukt krijgt Frankrijk Nederlandse toestanden, de angst van iedereen. De eerste kandidaat voor RN met SS-pet is al gesignaleerd en meteen geroyeerd, maar het zegt toch iets over wat er huist in de ziel van de RN. Gisteren keek ik fragmentarisch naar de parlementaire doop van Schoof, tja, een tweede Wilders wens je geen enkel ander land toe.

We nemen afscheid van de advocate. Ze zegt dat ze zo graag met werken zou willen stoppen. Maar ja, de verdienste, ze kan het zich niet permitteren. We wensen haar bon courage.

559

Journal

 

Levensweg

Donderdag 4 juli, Cadouin

 

Ik heb vandaag een afspraak met mijn Franse Nicht over de vormgeving van Het huis van het weekdier. Natuurlijk hebben we daarvoor de gedichtenbundel van Jan uit de kast gehaald, De dood en de dingen. Als het enigszins kan willen we de bundels op elkaar laten lijken. Ook De dood en de dingen werd uitgegeven door Uitgeverij Prinsen en vormgegeven door mijn nicht.

Ik ben verrast door De dood en de dingen. Het is een tijdje geleden dat ik de bundel zo bewust ter hand neem. De vormgeving vind ik nog steeds erg mooi door zijn eenvoud en de prachtige typografie. De kwaliteit van de gedichten van Jan verrast me weer. Er zijn twee gedichten die, sinds verschijnen, voor mij veel meer betekenis hebben dan bij verschijnen. Zo lees ik Doodsbericht.

 

Doodsbericht

Als ik sterf moet het voorjaar zijn
Geen rottend blad of kale kleuren
Als ik sterf is er louter zonneschijn
En zweven door de lucht de eerste lentegeuren.

 

Het is wel en niet uitgekomen. Jan is gestorven in de herfst, maar daar heeft hij zich niets van aangetrokken. Op zijn sterven was de regel: Als ik sterf is er louter zonneschijn, veel meer van toepassing. Jan is rustig en blijmoedig overleden. Hij nam van iedereen uitgebreid afscheid, waar hij waarlijk van genoot, vaak zat hij nog in de tuin en in die laatste maanden is er veel gezongen, dat vond hij heerlijk. Om hem heen was het zeker voorjaar. De dood en de dingen, Jan heeft het beleefd en zijn nalatenschap is onder andere de bundel.

Andere gedichten die me persoonlijk meer raken dan toen we de bundel samenstelden op een terras in Lent aan de Waal, zijn Levensweg en Dementie. Levensweg is opgedragen aan mijn moeder. Dementie is vast op haar geïnspireerd, ze gaan zo.

 

Levensweg
Voor Miep

En straks geen stap meer zetten
Niet meer hoeven op te letten
Of er kuilen en ook plassen zijn
Waar de steilte is, waar het ravijn.

Het einde lijkt als het begin.
Het is er, maar wat is de zin?
De cirkel is, zoals altijd, rond
Geboorte- wordt nu stervensgrond.

 

Dementie

De tijd die heeft haar ingehaald
of haalde zij de tijd in?
Er is geen straks,
geen even nog,
geen einde
en zeker niet
een nieuw begin.

 

Jan en mijn moeder, broer en zus. Jan was bij ons kind aan huis, er was een hechte band. Maar toen mijn moeder ging dementeren haakte hij meer en meer af. Het zal een normaal proces zijn, het is wreed om iemand van wie je houdt, of iemand waar je op bent gesteld, iemand anders te zien worden. Of zelfs helemaal niemand.
Ooit ging Jan mijn moeder bezoeken. Ze lag op bed en keek op toen Jan binnenkwam en zei: ‘Jan, ben jij ook al in de hemel?’ Hij is er enorm van geschrokken.
Zo goed als Jan met zijn eigen dood omging, zo’n moeite had hij met het sterven van anderen. Hij is weinig bij mijn moeder geweest. ‘Ik kon er gewoon niet tegen,’ liet hij mij lang na het overlijden van mijn moeder weten. Gelukkig heeft hij de laatste levensfase van mijn moeder getekend in twee gedichten, ik ben er blij mee.

558

547

Journal

 

Blafje

Dinsdag 2 juli, Cadouin

 

De zomer nestelt zich in het land, nog niet met volle overtuiging, maar toch. Het gevolg is dat wij ’s nachts het slaapkamerraam helemaal openzetten en dat betekent dat we bijna één zijn met de natuur, wat niet altijd een pretje is.

Ergens in de vallei zit rond middernacht een eenzame uil naar gezelschap te roepen. In zijn roepen hoor je zijn verdriet. ‘Vrouw, vrouw, waar ben je nou? Kom nou gauw!’ Antwoord krijgt hij niet. Hij gaat uren door met zijn hartekreet, maar niemand die er op reageert. Alleen wij denken: hou er nou eens mee op. Zo rond één uur valt hij in slaap of gaat uit noodzaak op jacht naar wat muizen. Hij maakt in ieder geval duidelijk dat uilen het niet makkelijk hebben.

Wie wel antwoord krijgt is de vos, die vlak onder ons raam zit. Nu al twee nachten vindt er een uitgebreide dialoog plaats tussen onze vos en een vos honderden meters verderop. Een vos heeft een beetje een hoog en schor blafje, soms lijkt het meer een gilletje van iemand die te veel rookt. Na de uil houdt de vos mij uit de slaap.

Zo stonden Wyb en ik vannacht om vijf uur in onze blote kont voor het open raam te kijken of we de vos zagen. Wij zagen hem niet en hij zag ons niet, want hij hield niet op met zijn gekef. Waarom de vossen niet gewoon naar elkaar toeliepen, geen idee. ‘Zijn het geen blaffende reeën?’ opperde ik nog even. Ook reeën hebben, als ze in gevaar zijn, zo’n overspannen blaf. Deze ochtend zocht ik naar de blaf van de vos. Het is onmiskenbaar, het is de vos die onze nachtrust verpestte.

Dat de Fransen geen natuur waard zijn, blijkt deze dagen. Cadouin zit vermoedelijk in de planning van telefoon- en elektriciteitsbedrijven. Zoals bekend loopt het elektriciteitsnetwerk en de fiberglas in Frankrijk, in tegenstelling tot Nederland, over de grond. Dat moet wel, leg maar eens leidingen in rotsen en graaf maar eens door heuvels en bergen heen. Palen zorgen ervoor dat elk huis uiteindelijk het licht kan aandoen.

Maar het vervelende is dat al die palen in de natuur staan. Bomen en struiken trekken zich niets aan van die palen en draden. Bomen groeien zo hoog dat de draden onderdeel van de boom worden. Dat kan natuurlijk niet, want op een gegeven moment breekt een draad door een vallende tak of groeit de boom zo hoog dat de kabel kapot wordt getrokken. Vandaar dat eens in de zoveel tijd een ploeg mannen met groot materieel de boel vrij komt maken. Subtiliteit bestaat bij dit werk niet. Bomen gaan rücksichtlos om. Grote takken worden geamputeerd. Opruimen? Kost te veel tijd. Zo is het bos op sommige plekken een grote puinhoop.

Zelfs op onze dassenburcht bovenop onze berg is een lading takken gedeponeerd. Geen idee of de dassen hierdoor zijn verjaagd, maar het vertrouwen in de mensheid en hun hol zal hierdoor niet zijn toegenomen.
De Fransen kunnen enorme horken zijn. Ik denk wel eens dat hun land gewoon te groot is, wat maakt het allemaal uit. Hopeloos die Fransen, ze stemmen verkeerd, ze gaan als liefdeloze lomperiken met de natuur om. Goed beschouwd zijn ze hun eigen land niet waard.

546

Journal

 

Zwijgen 2

Maandag 1 juli, Cadouin

 

Ik wil toch nog even terugkomen op het blog van gisteren over mijn vader. Ik lees het vandaag nog eens en zie dat de lezer mogelijk toch een verkeerd beeld van mijn vader krijgt. Het blog ging over het zwijgwapen van mijn vader en omdat het accent daarop lag, is de kans groot dat de lezer mijn vader als een bruut ziet. En dat is toch niet het geval.

Wat mijn vader nu precies wel is, weet ik eigenlijk niet. Bovenal ken ik hem slecht, al heb ik 27 jaar intensief met hem geleefd. Ik voel naar mijn vader geen enkele rancune. Zelfs tijdens die periodes van zwijgen, en ik nog een kind was, overheerste het medelijden. Zelfs als kind wist ik dat, wat mijn vader deed, niet normaal was. Ik voelde meer medelijden met hem dan dat ik boos was, en dat is altijd zo gebleven.

Mijn vader had namelijk nog veel meer eigenaardige gewoontes. Wij woonden in een rijtjeshuis in Hatert en woonden op de hoek. Het was een doorzonwoning, dus iedereen kon er dwars doorheen kijken, normaal gesproken. Maar mijn vader wilde, als hij thuis was, dat niemand hem kon zien. Voor al onze ramen hing dan ook deprimerende vitrage en voor die vitrage hing nog luxaflex, zo afgesteld dat echt niemand naar binnen kon kijken.

Van familie moest mijn vader niets hebben. Met zijn eigen familie had hij al helemaal niets, hij had geen enkele behoefte hen te ontmoeten. Uiteindelijk was er helemaal geen contact meer. Met de familie van mijn moeder kon hij het contact niet verbreken omdat het een hechte familie was en mijn moeder en ik onderdeel uitmaakten van dat hechte verband. Ook met die familie meed mijn vader vaak het contact, al had hij een sterke band met een van de broers van mijn moeder, die ik zelfs wel zijn enige vriend durf te noemen.

Mijn vader had één passie: werken, geld verdienen. Overdag was hij verzekeringsagent, ’s avonds werkte hij als kelner in cafés in de Betuwe. Ik ben daar wel eens geweest en mijn vader was daar het tegendeel van zoals ik hem thuis kende. Thuis was een zwijgende, ietwat geïrriteerde man, daar was hij de vrolijkheid zelve, een gangmaker en iedereen liep met hem weg. Pas als hij werkte, was hij gelukkig.

Ik ben er van overtuigd dat mijn vader een geheim had. Met de oester die hij was, moet ooit iets zijn gebeurd, anders kun je niet zo worden, dacht ik al heel jong. Over dat geheim heb ik met mijn moeder en de zus van mijn vader uitgebreid gesproken, maar van hemzelf hadden ze daar nooit iets over gehoord. Ik kan er alleen maar over speculeren.

Als oudste kind van een zeer katholieke familie ging mijn vader naar het seminarie waar hij intern zat. Hij is uiteindelijk gestopt met het seminarie en hield er een diepe afkeer over van alles wat met het katholieke geloof had te maken. Die afkeer durf ik best haat te noemen. Voor mij was het duidelijk dat daar iets is gebeurd wat die haat heeft aangewakkerd en zeker nadat het misbruik in de katholieke kerk in volle omvang naar buiten kwam, werd ik daar in gesterkt.

Jammer genoeg zal het geheim altijd een geheim blijven. Iedereen die er iets over zou kunnen ophelderen is overleden. Op mijn kast staat een doos met foto’s van mijn vader. Het leven van mijn vader kan ik niet reconstrueren, want ik ken hem niet. Ik heb losse beelden, losse observaties, een enkele anekdote. Als ik die eens op een rij zet, kan ik hem misschien beter doorgronden.

545

Vertaling – Alles moet verdwijnen.

Journal

 

Zwijgen 1

Zondag 30 juni, Cadouin

 

Ik denk er eigenlijk nooit meer aan, het ligt zover achter me. Het komt even terug als we gisteravond op bezoek zijn bij onze Franse Nichten en over onze jeugd praten. We hebben alle vier scherpe herinneringen, mooie herinneringen, herinneringen waarbij sommigen mogelijk het woord trauma in de mond zullen nemen. Toch geloof ik niet dat een van ons vieren wezenlijk is beschadigd door onze jeugd. Integendeel. Per saldo overheersen de goede herinneringen, met je moeder samen op de bank naar Een van de Acht kijken onder het genot van zelfgemaakte Tompouchen, dat soort dingen.

Toch komt bij mij een verhaal naar boven waarvan ik niet weet of ik er eerder blogs over heb geschreven. Namelijk over het feit dat mijn vader zwijgen tot wapen had verheven. Misschien is hij er wel de uitvinder van, want anderen heb ik hier nooit over horen vertellen. Ook in de literatuur heb ik er nooit over gelezen.

Zwijgen is geen wapen, het doet je toch geen pijn? Vergeet het. Ik heb aan den lijve ondervonden dat zwijgen in een gezin een subtiel martelwerktuig kan zijn. Ik durf in zijn algemeenheid niet te zeggen of mijn vader en moeder een slecht huwelijk hadden, dat wisselde per periode. Maar een makkelijk huwelijk hadden ze zeker niet. Vaak hadden ze woorden en die woorden ontaardden regelmatig in zwijgen, en dat woord zou ik eigenlijk in hoofdletter moeten schrijven: Zwijgen.

Er kwam een moment dat mijn vader zich omdraaide en niets meer zei. En dat niets zeggen was niet zomaar niets zeggen, het was het neerzetten van een drukkende stilte die weken kon aanhouden. Misschien was het korter, maar niet in mijn herinnering. Dagen en dagen heerste er een zware stilte in ons huis, het hing in alle kamers, het drukte op onze schouders. Zo erg dat zelfs mijn moeder en ik nauwelijks durfden te praten. Onder het eten tikte het bestek hinderlijk op de borden.

‘Papa, kunnen jullie het niet weer goedmaken?’ Maar in zulke perioden van monumentaal zwijgen bestonden er geen antwoorden want antwoorden vergen woorden. Blijkbaar vond mijn vader dat we bij wijze van straf door een diep dal moesten en de diepte was nog niet bereikt. Zwijgend liepen we door het huis, zwijgend zaten we aan tafel, zwijgend ging mijn vader de deur uit naar zijn werk, zwijgend kwam hij terug. Als hij de deur uitging haalden mijn moeder en ik opgelucht adem. Heerlijk, even was het zwijgen weg. Gelukkig bestond verreweg het grootste deel van zijn leven uit werken.

Zoals ik al zei denk ik er vrijwel nooit aan en dat vrijwel kan ik ook wel weg halen. Zo aanwezig in mijn jeugd, zo afwezig is het nu in mijn leven. Nadat mijn vader op 44-jarige leeftijd te horen kreeg dat hij nog maar een jaar te leven had, was het zwijgen verdwenen. Ook in de tien jaar die hij daarna toch nog leefde, stond zijn zwijgen in de ijskast. Blijkbaar kunnen mensen die ernstig ziek zijn zich het wapen van het zwijgen niet permitteren.

Ik zette zijn zwijgmethode uiteindelijk bij de andere dingen die ik met hem meemaakte. Ik zeg altijd dat ik veel van mijn vader heb geleerd, ik heb namelijk van hem geleerd hoe je niet moet leven. En dat is een waardevolle les gebleken.

544

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ieder kwartier klingelt in mijn huis de klok,
geluid dat ik op huis en haard betrok.
Och, dwaas. Verzamel het geluid en je hoort
het dreunen van de tijd –het offerblok.

Journal

 

Mannenmode

Zaterdag 29 juni, Cadouin

 

Een beetje raar. Ik lees de NRC en opeens valt me een kop op die me nooit zou opvallen: De nieuwe mannenmode straalt zachtheid uit.

Mode interesseert me echt niets. Ik ga twee keer per jaar naar de Uniqlo als ik er eens toevallig langs loop. Ik koop een paar poloshirts, een korte broek, misschien nog een lange broek en klaar is kees. Ik ben volstrekt a-modisch. Laat staan dat ik artikelen over mode lees.

Mijn mooiste periode qua mode was toen ik in Leeuwarden woonde en ik al mijn kleren kocht bij Van der Kam. Ik liep daar twee keer per jaar naar binnen en werd hartelijk verwelkomd zoals dat goede klanten betaamt. ‘Meneer Tonen, wij hebben een aantal dingen hangen die u zult appreciëren. Kopje koffie? Dan ga ik ze even halen.’ De man kwam terug met alles wat ik nodig had, overhemd, pak, t-shirts. Ik paste even en na een kwartier stond ik buiten. Wat een luxe.

Tot zover mijn mode belevenissen. En toch blijf ik hangen bij die NRC kop. Het komt door het woord zachtheid in combinatie met mannenmode. Ik erger me eigenlijk al jaren aan het opkomend machismo in de mode. De man gaat er steeds meer uitzien alsof je hem serieus moet nemen. Hij kleedt en kapt zich steeds agressiever. De haren strak opgeknipt, hoe strakker hoe beter: met mij valt niet te spotten. Je ziet soms figuren lopen die je zo als figurant kunt laten meespelen in een film over de SS.

In de loop der jaren viel ik qua haar ook steeds meer buiten de boot. Vooral de afgelopen maanden liet ik het wat haar betreft wat lopen en begon ik steeds meer op Einstein en Catweazle te lijken. Ik roeide volledig tegen de mode in met dat haar. Ik ben natuurlijk van generatie hippie en dat heeft me eigenlijk nooit meer verlaten. Alles wat riekt naar macho, commando, militarisme: fuck it.

Gisteren op Nieuwsuur maakte ik voor het eerst kennis met die jongen van het Rassemblement National, Jordan Bardella. Het ventje is slechts 28 jaar (wist ik niet) en had zich strak in het pak gestoken en het ergste, een fascistoïde kapsel aangemeten. De achtergrond van het knaapje: influencer. Het moet niet gekker worden, persoonlijk vind ik influencer het stomste beroep dat er bestaat. Je hebt een hobby en dat melk je op social media zo geraffineerd mogelijk uit, that’s it. En grote kans dat dit mannetje de nieuwe premier van Frankrijk wordt. Het is toch om te janken. Een premier moet econoom of socioloog zijn, desnoods filosoof. Dichters en influencers zijn als premier volstrekt ongeschikt.

Mijn oog bleef natuurlijk bij die krantenkop hangen omdat het misschien een teken is van een nieuwe tijd. Goed mogelijk. Mijn modisch hoogtepunt als hippie is inmiddels zo oud dat het wel weer hip zal worden. Maar nog belangrijker, die kop kondigt mogelijk toch een nieuwe tijd aan en raakt hardheid, stoer doen en agressief zijn uit de mode. Ik ben voor. Als ik de foto’s bij het artikel bekijk kan ik me niet voorstellen dat er ooit een man in die kleren gaat lopen. Volgende keer ga ik gewoon weer naar de Uniqlo, lekker basic.

543

Journal

 

Asfalt

Vrijdag 28 juni, Cadouin

 

Als iemand uit Cadouin iets op het asfalt schrijft, dan moet er iets aan de hand zijn. En er is iets aan de hand in Frankrijk.

Aankomend weekend, en de week daarna, wordt er over de toekomst van Frankrijk beslist. Ik durf eigenlijk niets te zeggen over de aankomende verkiezingen in Frankrijk. Ik kan de politieke verhoudingen door mijn taalgebrek slecht inschatten. Maar ik schrok erg toen ik met een dorpsgenote sprak over die aankomende verkiezingen. Ze was niet alleen ongerust, ze was zelfs angstig. Bij winst van Rassemblement National (RN) van Marine Le Pen vreest zij het ergste en zij staat daarin niet alleen.

Na de Europese verkiezingen, en de grote winst van RN, nam Macron volgens velen een dramatisch besluit, hij schreef nieuwe verkiezingen uit. Waarom? Daar heeft eigenlijk niemand een antwoord op. Wilde hij de situatie door een schrikeffect herstellen? Wil hij, door de RN aan de macht te helpen, laten zien dat ze er niets van bakken? Zijn eigen partij (Renaissance) staat op enorme afstand. Wilde hij een soort inhaalrace creëren omdat de kiezers bang zijn voor de extremen en zouden gaan kiezen voor de middenweg? Dat laatste is, vrees ik, een misrekening, want de populariteit van Macron is ver te zoeken.

De laatste peilingen zien er als volgt uit. De RN krijgt 33 procent van de stemmen. Het linkse blok, Nouveau Front Populaire staat met 25 procent op de tweede plaats. De partij van Macron op de derde plaats met 22 procent van de stemmen. 30 juni is de eerste ronde, 7 juli de tweede. Aan de tweede ronde nemen de twee overwinnaars van de eerste ronde deel.

Mijn dorpsgenote hoorde ik voor de eerste keer het woord burgeroorlog in de mond nemen. Maar ook uit de mond van Marine Le Pen heb ik dergelijke bewoordingen horen komen. De situatie is gespannen. Het is niet gek dat mijn dorpsgenote ongerust is. Het programma van RN kan het failliet van Frankrijk betekenen. De financiële situatie van Frankrijk is in feite al hopeloos. Het begrotingstekort is 5,5% van het BNP, een gat van 154 miljard euro. De Franse staatsschuld bedraagt momenteel 3000 miljard euro.

Als we kijken naar de beloftes van RN, dan mogen we het ergste vrezen. RN wil de BTW op energie fors verlagen. Dat is tegen de regels van de EU, maar RN denkt vrijstelling te krijgen. Waar hebben we dat vaker gehoord? De BTW op producten voor de eerste levensbehoefte wil de partij verlagen. De inkomstenbelasting voor jongeren tot 30 jaar wil men schrappen, evenals de erfbelasting. Omdat de partij liever Fransen aan het werk heeft dan arbeidsmigranten wil men het belastingvoordeel van ouders stevig opkrikken.

In Frankrijk bestaat het zogenaamde Droit du sol. Kinderen die in Frankrijk worden geboren krijgen op hun achttiende automatisch het Franse staatsburgerschap. Dit recht wil men gaan schrappen. Verder wil RN optreden tegen Islamitische ideologieën. Mensen met twee paspoorten worden geweerd uit ‘strategische’ posities. Verder staan zwaardere straffen en minder klimaatregels op het programma. En natuurlijk bezuinigingen op kunst en cultuur. Zoals Hermann Göring al in de beste extreem-rechtse traditie zei: ‘Als ik het woord cultuur hoor, trek ik mijn pistool.’

Het programma zal leiden tot een enorme toename van de financiële problemen. De EU wil Frankrijk nu al onder curatele stellen want het verder oplopen van de staatsschuld en het begrotingstekort is een regelrechte ondergraving van de euro. Nieuwe, Grieks-achtige ellende, staat ons dan te wachten. Aldus de situatie in Frankrijk, met opmerkelijk veel overeenkomsten met Nederland.

Journal d’images

 

Bonjour

Donderdag 27 juni, Cadouin

 

Wyb en ik gingen naar de markt in Beaumont, een plaatsje niet ver van ons vandaan. Op zoek naar een terras kwamen we langs een café waar bij de deur het onderstaande bord was opgehangen. Het bord verbaasde me, ik vroeg me af een Nederlandse horecaondernemer ook zo’n bord zou ophangen. Andere vraag die bij me opkwam: is dit nou ironie of wordt dit gemeend? Mijn conclusie dat het gemeend is, dit is een serieuze kwestie. In de tijd dat we hier wonen heb ik geleerd dat beleefdheid enorm belangrijk is in Frankrijk.
De eerste en adequate les daarin kreeg ik in Saint-Hippolyte-du-Fort toen ik voor de eerste keer naar de bakker ging om brood voor onze chambres d’hôtes te komen. Ik loop de winkel binnen, moest even wachten. Toen ik aan de beurt was vroeg ik vier stokbroden en tien croissants.
Voordat de verkoopster mijn bestelling pakte, zei ze heel nadrukkelijk: ‘Bonjour, monsieur.’ Ze lachte vriendelijk naar me, maar ze had me duidelijk gemaakt dat dat bonjour onlosmakelijk onderdeel was van het ritueel van kopen. Dat bonjour is inmiddels in mij gestanst.

Voor wie het Frans niet begrijpt, op het bord staat het volgend: ‘Goedendag, U komt binnen in een vintage bar waar wij nog oude Franse uitdrukkingen gebruiken zoals: ‘Bonjour, Bonsoir, Merci, Au Revoir. Met als doel een lange traditie van beleefdheid en menselijk respect in stand te houden. Wees niet verrast en geniet ervan. Dankjewel…’
Die lange traditie van beleefdheid en menselijk respect, die is hier verrekte belangrijk. In Nederland hebben wij die, denk ik, inmiddels van ons afgeworpen omdat wij het gedoe vinden. Beleefdheid en respect, het kost alleen maar tijd.

Journal

 

77,8

Woensdag 26 juni, Cadouin

 

Ik moet mijn zelfbeeld bijstellen. De afgelopen week gebeurde het me twee keer.
‘Goh, Gerard, je bent veranderd. Wat ben je afgevallen.’ Mijn weegschaal bewijst dat ze gelijk hebben. Ik ben inderdaad afgevallen, maar dat is een proces dat al lang gaande is. Nu schijnt het voor iedereen zichtbaar te zijn.

Toen ik stopte met werken varieerde ik rond de 84, 85 kilo. Ik dacht dat dit mijn normale gewicht was. Als een instantie vroeg hoeveel ik woog, zei ik zonder aarzelen 84 kilo. De afgelopen vier jaar, vijf jaar werd daar langzaam steeds een beetje van afgesnoept.

Op zich niet gek. Ik was een notoire buiten de deur eter. Als er een aanleiding was om met iemand te lunchen, gingen we lunchen. Hetzelfde gold voor het eten ’s avonds in een restaurant. Geen gelegenheid liet ik ongebruikt. Daar komt bij dat Wyb ook een groot liefhebber is van lekker uit eten. Zeker toen we het beiden nog buitengewoon druk hadden, aten we een groot deel van de week buiten de deur. Ik herinner me de tijd in Arnhem. Restaurant Look in het Spijkerkwartier was een soort huiskamer voor ons. Wij en de kinderen waren er kind aan huis.

In de Drôme zagen we op de camping weer die buitengewoon welvarende Nederlanders in hun caravans en campers staan. ‘Ik weet precies wat wij fout hebben gedaan,’ zei ik tegen Wyb.
‘Ik ook,’ antwoordde ze. ‘We hebben te veel aan de horeca uitgegeven.’ ‘
Klopt, en wij zijn te vaak verhuisd. Bij elke nieuwe baan wilden we boven onze brievenbus wonen. Dit nobele uitgangspunt heeft ons klauwen vol geld gekost. We hadden op één plek moeten blijven wonen en ons huis vrij spelen.’
‘Maar vergeet niet dat wij hebben genoten,’ zegt Wyb. ‘Deze mensen hebben gespaard en keurig geleefd en nu zitten ze tegenover elkaar niets te zeggen aan een campingtafeltje.’
Dat was een troost voor me. En wat hebben we te klagen, we wonen in een van de mooiste gebieden van Europa.

Maar goed. Nadat ik stopte met werken, verminderde gestaag mijn gewicht. In die tijd gingen we niet alleen steeds minder op restaurant (zou de snob zeggen), we (vooral Wyb) kreeg steeds meer tijd om zelf te koken, ze kreeg er steeds meer lol in.
Daar komt bij dat we steeds minder vlees aten. Afgelopen weekend las ik weer een hemeltergende reportage over het vervoer van kalveren en de behandeling van varkens. Ik wil niet zeggen dat ik vegetariër ben, maar het lijkt er wel verdomde veel op. Stress ken ik niet meer, dus die hoef ik niet meer van me af te drinken, het snaaien ’s avonds is stevig gereduceerd. Overdag loop ik al vier jaar gemiddeld 10.000 stappen per dag. Zo komt het dat ik deze ochtend inderdaad een andere man in de ogen kijk, vergeleken met vier jaar geleden, en de weegschaal aangeeft dat ik 77,8 kilo weeg. Ik heb niet het idee dat ik er iets voor heb gedaan.

542

Journal

 

Cadouin

Dinsdag 24 juni, Cadouin

 

Ik heb het idee dat we steeds meer inwoner van Cadouin worden. Heel lang liep ik hier toch vooral als buitenstaander rond en bezag ik het dorp van afstand. De toestand van het dorp leek me er vooral een van neergang.

De garage van Erik ging dicht, vlak nadat wij hier kwamen wonen. Voordat wij kwamen was net Café Triskel gesloten. Decennia lang was het café het centrale ontmoetingspunt van het dorp. Iedereen die wij erover spraken, sprak er met weemoed over. De situatie was daar regelmatig, tot genoegen van iedereen, totaal uit de hand gelopen.
De bakker sloot nog niet zo lang geleden zijn zaak definitief en ook het beste restaurant in het dorp, Les Terrasses de la Côte Rouge, sloot zijn deuren. Zelfs de ongelooflijk chagrijnige Nederlanders die in een van de grootste huizen in het dorp woonden, hebben het dorp verlaten. Ik zag Cadouin vooral als een dorp op zijn laatste benen. En ons maakte het niet uit, wij waren toch buitenstaanders.

Maar het kan verkeren. Het dorp kent meer dynamiek dan ik dacht. Voor de garage van Erik werd een nieuwe huurder gevonden. Een Engelsman of Amerikaan, precies weten we het niet, is er een carrosseriebedrijf begonnen. Voor de garage staat nu altijd een keur aan oude auto’s.

De verbouwing van Café Triskel is in volle gang. Ook daar is een nieuwe eigenaar voor gevonden. De bakker van Beaumont heeft het pand gekocht en begint er een salon de thé annex bar in, bovendien wordt het een dépot de pain, hij gaat er zijn eigen brood verkopen. Prima, want hij is toevallig een van de beste bakkers van de Périgord. Voor het dorp een belangrijke ontwikkeling omdat Café Triskel, geen idee of het zo blijft heten, centraal in het dorp ligt.

Het blijft niet bij al deze activiteit. Les Terrasses de la Côte Rouge is inmiddels gekocht door een Nederlands stel dat het restaurant gaat voortzetten. Eind juni, dus een dezer dagen, vindt de heropening plaats. Nu maar hopen dat ze goed kunnen koken, we gaan het snel uitproberen. Het Nederlandse stel hebben we nog niet ontmoet.

Het grote huis van het chagrijnige stel is inmiddels verkocht en schijnt gekocht te zijn door een pottenbaker die vanuit zijn atelier daar keramiek gaat verkopen. Cadouin wordt nog een bruisend dorp.

Onze onverschilligheid, ‘en ons maakt het niet uit, wij zijn toch buitenstaanders’, is inmiddels veranderd. Als we op het terras van de pizzeria zitten, komen we steeds vaker in gesprek met mensen, sowieso moeten we steeds meer mensen groeten en de eigenaar van de pizzeria geeft ons zelfs een hand als hij ons ziet. Niet alleen de dynamiek van het dorp kent vooruitgang, ook onze dynamiek van integreren.

541

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik strengel het een na het ander aaneen;
wat was en is stop ik in gedicht bijeen;
een mens, een woord, verwoed verzamel ik.
Och, vergeefs –de tijd speelt alles weer uiteen.

Journal

 

Verzameld

Maandag 24 juni, Cadouin

 

Toen we naar Frankrijk verhuisden had ik twee werkdoelen. Het ene doel was een roman corrigeren en redigeren die ik nog had liggen. Het tweede doel was al mijn gedichten die ik ooit heb geschreven doorlopen en een strenge selectie maken. De gedichten waar ik tevreden over ben zou ik dan bundelen.

Van doel een heb ik afgezien. Ik heb de roman wel tevoorschijn gehaald, maar de moed zakte me in de schoenen. Moest ik weer een jaar elke dag gaan zitten schaven en schuiven, het is namelijk nogal een lijvig boek. En als ik dan klaar ben moet ik een uitgever zien te vinden, wat misschien nog wel moeilijker er is dan een jaar corrigeren en redigeren. Velen schrijven romans, het overaanbod is enorm, en dat in een dalende markt. Als een boek al wordt uitgegeven dan is de oplage bedroevend laag. Een debutant op leeftijd, zoals ik, acht ik bij voorbaat kansloos. Of dit een slap of wijs besluit is weet ik niet. Het kan beide zijn, maar het fijne is dat ik hem nu uit mijn hoofd heb gezet. Project mislukt. Sometime you win, sometimes you lose.

Met het tweede doel ben ik regelmatig bezig geweest. Veel gedichten zijn in de prullenbak verdwenen. Ik hield er, denk ik, zo’n tweehonderd over. Ik zette ze in een volgorde die mij goed leek. Schoof er nog eens mee en langzaam ontstond een verzameling. Tot onze India reis er tussenkwam. Het project zat sindsdien in mijn achterhoofd, maar het kwam er niet meer van. Totdat ik terugkwam uit de Drôme. Nu moet het er van komen, dacht ik.

Ik haalde de laatste versie tevoorschijn en daar heb ik er nog eens zo’n dertig gedichten van in de prullenbak gegooid. Zoals de trouwe lezer van Dossiermoddergat weet, staat de titel al decennia vast. De titel van de bundel luidt: Het huis van het weekdier. Ondertitel: Verzameld. Zo nu en dan publiceer ik er een gedicht uit op Het Dossier.

Ook deze bundel ga ik niet naar een uitgever opsturen. Ik weet bij voorbaat dat het een heilloze weg is. Elke uitgeverij ontvangt tientallen bundels per maand, kan trouwens ook per week zijn. Gelukkig leest er nog wel eens iemand een roman, maar een gedichtenbundel, dat is een hopeloze zaak. Lezers weten volstrekt niet wat ze met een gedicht, laat staan een gedichtenbundel aan moeten. Vroeger kon ik me daar over opwinden, maar tegenwoordig berust ik. De poëzie is volledig gemarginaliseerd, en als kunstvorm daarmee vrijwel dood.

Dat neemt niet weg dat ik al die gedichten die ik nu over heb in één boek wil kunnen vast houden. Ik wil er doorheen kunnen bladeren en eraan ruiken. Daarom ga ik ze in eigen beheer uitgeven, zoals ik ook mijn fotoboek in eigen beheer uitgaf bij Uitgeverij Prinsen. Ik zal de bundel aan een aantal vrienden geven. Hier en daar zal ik een stapeltje in een Nederlandse boekhandel in consignatie neerleggen en verder zal het te koop zijn via dit onvolprezen blog.

Als ik de bundel in handen heb, erin heb gebladerd en aan geroken, mag ik sterven. Mission completed.

540

Journal

 

Lekker omvolken

Zondag 23 juni, Cadouin

 

Een ding is wel duidelijk: als je in de omvolkingstheorie gelooft, word je een verbeten en chagrijnig serpent. Ik vond het fijn die kennismakingsgesprekken met komende ministers. Zagen we meteen wat voor een vlees we in de kuip hebben. Conclusie: het is verre van vers, bedorven zelfs. Wilders vond onlangs de term zuurlinks uit, maar tijdens die gesprekken werd duidelijk dat het een afleidingsmanoeuvre is. De zuurheid zit juist bij zijn eigen paladijnen. Wat keken ze schichtig en chagrijnig om zich heen, wat een bitse en humorloze ellende. Vooral die Marjolein Faber, als je haar ziet hoor je de Duitse laarzen door de straten marcheren.

Die gesprekken gaven me wel een nieuw inzicht over de omvolkingstheorie. Je weet waar het om gaat? De theorie is afkomstig uit Nazi-Duitsland. De aanhangers zijn er van overtuigd dat het witte ras verdrongen wordt door andere volkeren en dat die de Joods-Christelijke cultuur dan overvleugelen en laten verdwijnen. Hogere machten, zoals het World Economic Forum, zouden dat bewust bevorderen door de migratiegolf. Het is allemaal onderdeel van een groter plan. Wappie, wappie dus.

Al luisterend bedacht ik: zij zijn tegen omvolking, maar eigenlijk is die omvolking niet eens zo’n slecht idee. Als ik er goed over nadenk ben ik, als witte man, enorm vóór omvolking. Wat hebben we te verliezen? Heeft dat blanke ras iets goeds voorgebracht? Kijk om je heen, miljoenen slachtoffers in oorlogen (WO1, WO2, enz.), ze vergiftigen de aarde met hun overspannen drang naar geld, ze zaaien haat en nijd. En die Joods-Christelijke traditie, zelfde laken een pak. Het bracht koloniale ellende voort, slavernij, oorlogen, culturen werden kapot gemaakt omdat we zo nodig moesten kerstenen, benepenheid & pietluttigheid. En dan die christelijke mafkezen die zich steeds weer achter Trump scharen.

Dus wat mij betreft: we schaffen de witte cultuur af en laten de Joods-Christelijke traditie achter ons. Als we dat een beetje stimuleren, kan het snel gaan. Iedere witte die met een zwarte trouwt en andersom geven we een flinke bonus. We gaan ons uiterste best doen om zoveel mogelijk rassen en culturen naar Nederland te halen. Hetzelfde geldt voor geloven. Sjamanen, monniken, tovenaars, patriarchen, geloven uit alle continenten: meer dan welkom. En dat alles gaan we zoveel mogelijk mengen.

Na drie of vier generaties zal het al flink merkbaar zijn. We worden vermoedelijk allemaal een beetje bruiner. We gaan allemaal een beetje op elkaar lijken. Weg omvolkingstheorie, hoeven we ons niet meer druk over te maken, weg racisme, weg discriminatie, eindelijk zijn alle mensen gelijk. Niemand meer iets te mekkeren.
Wat de Joods-Christelijke traditie betreft, door al dat mengen komen we er misschien achter dat geloven sowieso een onzinnige bezigheid is en laten we die geestelijke verdwazing achter ons. Het kan niet anders of dat leidt tot meer naastenliefde en onderling begrip.

Kom, laten we lekker omvolken, het zal zeker tot een betere wereld leiden. En als dat niet het geval is, veel slechter kan het niet worden.

Disclaimer voor wappies. Dit blog is niet gesponsord door het World Economic Forum.

539

Journal

 

Broer

Zaterdag 22 juni, Cadouin

 

Toch nog even over ons uitstapje naar de Drôme. We gingen naar Die omdat het een plaatsje is dat na aan ons hart ligt. In het conservatieve Frankrijk is Die een oase met opmerkelijk veel hippie-achtige figuren. Het is lang geleden dat ik zoveel jonge mensen heb gezien, bij ons in de Dordogne zijn die namelijk erg zeldzaam. Wyb en ik vinden het fijn daar gewoon te zijn.

Dat neemt niet weg dat we ook een sub-doeletje hadden. Volgende maand is het zes jaar geleden dat we Dies als puppy van één dag zagen en Matthieu, de eigenaar van de moeder van Dies, ons toezei dat wij Dies mochten hebben. Het leek ons wel aardig hem te laten weten dat wij erg blij zijn met Dies en Dies met ons.

Aangezien Matthieu een tamelijk instabiel leven leidde, was het de vraag of we hem konden vinden. We liepen naar de plek waar we Matthieu en zijn vrienden voor de eerste keer op straat zagen zitten. Tijdens die eerste keer zagen we zowel de vader van Dies als zijn moeder. Matthieu hield een theedoek in zijn handen waarin twee jonge puppy’s lagen. In een split second besloten Wyb en ik weer een hondje te nemen, gelukkig bleek Dies nog niet verzegd te zijn.

Ook zondag zit er op dezelfde plek weer een groep mannen stevig te drinken. We vragen of ze Matthieu kennen en laten een foto van hem zien. Een man veert op. Matthieu, die kent hij wel, maar die laat zich hier zelden nog zien. Hij woont in een dorpje vlakbij Die in een truck. We leggen uit waarom we Matthieu graag nog een keer willen ontmoeten en vertellen hem dat Dies een zoon van de hond van Matthieu is. ‘Oh, maar dan heb ik hem vroeger heel vaak in mijn armen gehad. Ik lette vaak op Dies. Wij stonden bij de trampoline op de markt en Matthieu nam zijn honden altijd mee.’ Dies wordt uitgebreid geknuffeld. Hij weet ons te vertellen dat de moeder van Dies Misa heet. Hij belooft de groeten naar Matthieu over te brengen en hem te laten weten dat Dies en wij erg gelukkig zijn met elkaar.

De volgende dag zitten we op het terras waar Matthieu, twee maanden nadat we elkaar voor eerste keer zagen, Dies bij ons kwam brengen, waarna we hem mee naar Nederland konden nemen. Terwijl we daar zitten, komt een man langs met een hond die precies op Dies lijkt. Wyb loopt meteen naar hem toe. Zijn hond blijkt een volbloed broer van Dies te zijn. Hij is geboren uit een nestje twee jaar voordat Dies werd geboren, maar ze hebben wel dezelfde ouders.

Hij weet alles van Dies, dat hij uit een nestje van twee honden komt, dat hij naar Nederland is geëmigreerd. Het zusje van Dies is van zijn vader en hoedt schapen hoog in de bergen. Dies wordt opnieuw uitgebreid geknuffeld. De twee broers snuffelen even aan elkaar en hebben het dan wel gezien, al hun aandacht gaat uit naar hun bazen, border collies eigen.

Nou ja, border collies. Wyb krijgt toch gelijk. De vader van Dies was een volbloed border, maar de moeder was voor de helft een border. De andere helft is van een hond die in de buurt van Die veel voorkomt, eveneens een schaapshond. Wyb heeft altijd gezegd dat Dies ook ander bloed in zich heeft, hij blijkt dus voor driekwart border te zijn.

’s Avonds, als Wyb en ik op een terras zitten te eten, zien we de man op een junk-achtige wijze door de stad lopen. Het is duidelijk dat hij moet scoren. Zijn hond loopt trouw achter hem aan. Alleen zijn hond herkent ons. Verderop maakt hij ruzie met twee dealers. Die is een leuke plaatsje, maar opmerkelijk veel inwoners namen in het verleden de verkeerde afslag, afslag drank & drugs.

Broer.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik adem in, ik adem uit. En hoor:
hun adem –het is een ongeordend koor.
In en uit, het zingen van de zekerheid:
tergend langzaam gaat een ieder zo teloor.

Journal

 

Drôme

Maandag 21 juni, Cadouin

 

Ik zit gebukt aan de oever van de Drôme en maak in de snelstromende rivier een cirkel van stenen. In die cirkel leg ik wijnflessen om ze koel te krijgen. Een paar uur later heeft de Drôme zijn werk gedaan en staren we met een glas wijn in de hand naar de sterren.

De volgende dag maken we een wandeling in Parc naturel régional du Vercors in de hoop gieren te zien. Het pad omhoog is zwaar, het pad is steil en is bezaaid met losse stenen. De paden bij ons in de Dordogne zijn daarbij een verademing. Ook niet altijd makkelijk, maar meestal redelijk goed te lopen. Dit pad doet me weer denken aan de Cevennen. Paden vol stenen, vaak losse leisteen waar je voeten op uitglijden.

Eenmaal boven kijken we tegen grote rotsmuren. Hoog boven die rotsen zie ik stippen zweven. Ik pak de verrekijker, maar de vogels blijven klein, aan de vleugelpunten durf ik wel te zeggen dat het gieren zijn. Nu ik zo kijk, zie ik dat er nog veel meer vliegen, met het blote oog niet te zien. Maar allemaal zijn ze te ver weg om van een geslaagde expeditie te spreken.

Op onze tocht naar beneden zien we waar die paden toe kunnen leiden. Midden op het pad zit een vrouw met een gebroken enkel, drie andere vrouwen om haar heen. Ze wachten op een ambulance die onderweg is. Even daarvoor hadden we in het dal al een sirene gehoord. Als wij verder lopen komen we de ambulancebroeders tegen. Zes man sterk, is hier wel nodig. Even later komen we er nog twee tegen.

De volgende ochtend luisteren we op een terras naar muzikanten die Franse chansons brengen. Wat het podiumkunstenaanbod betreft zijn wij volledig afhankelijk van straatmuzikanten, die in Frankrijk gelukkig vaak een ongelooflijk hoog niveau hebben.

Zo keutelen de dagen in de Drôme voorbij. Wat een leven. Lekker eten, drinken. En ik realiseer me dat het een gewone dinsdag is. In Nederland is iedereen naar zijn werk, zit in vergaderingen of werkt de laatste excel sheets bij. Mijn hele leven heb ik gedroomd van zo’n leven, een beetje wandelen, lezen, kijken, ’s avonds op een terras tot laat dineren.

Het gekke is dat ik mijn arbeidsethos slecht van mij af kan schudden. Waar heb ik het aan verdiend dat ik in een permanente vakantie mag leven? Hoef ik mij echt niet meer druk te maken? Dat is toch raar.
Dat arbeidsethos projecteer ik dan weer op Dossiermoddergat. Al dagen geen blogje geschreven, ik verzuim. Het vakantieleven zorgt ervoor dat ik geen tijd heb een blogje te schrijven. Excuus aan de lezer. Ik ga mijn leven beteren.

Van de camper terug naar het eenvoudig kamperen in een tent. Bevalt uitstekend. Een camper is te groot bezit, te veel techniek. In een tent leven is echt buiten zijn, in een camper bleef ik naar mijn gevoel in een auto zitten.

Eenvoudig kamperen prima. Maar het Nespresso apparaat gaat mee.

Misschien moet ik mij als vrijwilliger aanmelden als premier secours. Die wagen en ik, dat matcht wel, vind ik.

Journal

 

Luchtbed

Maandag 17 juni, Die

 

Wyb en ik zijn ons hele leven lang fanatieke kampeerders geweest. En dan bedoel ik niet een glampingtent huren, maar dan heb ik het over kamperen in kleine, lichtgewicht tentjes die je in een vloek en een zucht opzet of het kamperen in een degelijke De Waard tent. Van dat laatste merk hebben we een grote gehad en hebben we nog steeds een middelgroot exemplaar.

In dat kamperen kwam de klad na drie weken kamperen in de regen in Zweden en Noorwegen. De laatste keer dat we gingen kamperen stonden we een week op mul zand, ook geen pretje. Ons plezier in kamperen dachten we in te kunnen ruilen door reizen in een camper. Maar die laatste manier van reizen stimuleerde alleen maar onze onrustige naturen. Na twee nachtjes ergens staan, dachten we dat het aan de overkant van de heuvel toch veel interessanter was.

Sinds enige tijd kwam het verlangen terug naar die De Waard tent die beneden in onze cave staat. Deze week is het dan zover. Tent inladen, gasststel, stoelen, tafel. Ons reisdoel: Die, het stadje waar we ooit Dies hebben gevonden. Het kamperen hebben we een beetje aangepast aan onze leeftijd. We hebben een superfijn luchtbed gekocht dat we elektrisch kunnen opblazen. Hoe ouder een mens wordt, hoe minder zuiver op de graad.

Zelfs een tent opzetten deed ons gisteren weer goed. Het oude romantisch kampeergevoel was er meteen weer. De Waard zette ik zelfs zonder ergernis op, want dat betekent veel te veel haringen de grond in jassen. Maar dan heb je ook wat. Laat de storm komen, ons gebeurt niets.

We stapten in bed op ons strakke luchtbed. Dacht ik nog. De twijfel kwam toen ik in een holletje kwam te liggen. Als Wyb bewoog, kwam ik wat omhoog. Het luchtbed zou toch niet… Jawel hoor, langzaam verdween de lucht onder ons. We kwamen steeds dieper te liggen. Rolden naar elkaar toe. We wisten niet hoe we moesten gaan liggen. Ik moest eruit om te pissen, maar omdat het bed een soort springkussen was geworden, werd het een worsteling uit de tent te komen. We deden geen oog dicht. Omdraaien betekende de ander wakker maken. Totdat we hard op de grond lagen. Weg lucht. Kortom, het werd een onvervalste klote nacht.

Kamperen, bah. Altijd wat. Zo rond vier uur ’s nachts nam ik mij voor om de volgende dag de boel meteen op te breken en een lekker hotel op te zoeken. Een overtuiging die ik ’s ochtends meteen met Wyb deelde. De overtuiging viel niet op vruchtbare aarde. Volgens haar had dit akkefietje niets met kamperen te maken, was het een bedrijfsongeluk. Haar voorstel: gewoon twee nieuwe luchtbedjes kopen en lekker door kamperen. We hadden het gisteren toch fijn gehad? Laten we het nog één kans geven. Ik dacht aan het beroerde hotel waar we ooit in Die hadden geslapen, schimmel op de muren. Ik capituleerde, nog één kans dan. De bedjes zijn gekocht, nu nog een pomp vinden.

Journal

 

Goed nieuws

Zaterdag 15 juni, Cadouin

 

Ik heb dit blog maar Goed nieuws genoemd. Het leuke van Dossiermoddergat is dat het politieke schotschriften afwisselt met blogjes over boeken, wederwaardigheden uit ons leven en andere zaken die ik tegenkom. Ik vind het heerlijk om een lekker schotschrift te schrijven, een mens moet af en toe toch leeglopen. Maar het moet natuurlijk niet te gek worden. Met elke dag een schotschrift haken mogelijk toch te veel lezers af, aldus onze marketingmanager. Vandaar aandacht voor goed nieuws, dat gaat er altijd in als koek.

Dat valt me moeilijk want er doet zich natuurlijk een nieuw fascinerend fenomeen voor, Marjolein Faber wordt ‘onze’ minister van Asiel. Dat wordt genieten. Ze is een soort reïncarnatie van de weduwe Rost van Tongeren en ze kleedt zich het liefst naar de laatste NSB-mode. Wat wil zeggen dat ze zich kleedt met de afdankertjes uit 1945. Citaat van mevrouw Faber: ‘Als ze je haten dan is het goed.’ Aan die vrouw gaan we ontzettend veel plezier beleven, wat ik je brom. Mochten er inderdaad tribunalen en kampen komen, dan is het duidelijk wie als eerste als kampcommandante gaat solliciteren.

Genoeg. We zouden het hebben over goed nieuws (maar je ziet hoeveel moeite ik in deze tijd heb om geen schotschrift te schrijven). Het goede nieuws is dat Wyb en ik een nummer hebben, een huisnummer. Eeuwenlang had ons huis geen huisnummer, maar sinds een paar weken wel: nummer 341. Klinkt misschien raar, want ons weggetje heeft maar drie huizen. Die 341 heeft niets met de volgorde van onze huizen te maken, zoals in Nederland. Die 341 is het aantal stappen dat we verwijderd zijn van het dorp. Onze buurvrouw zal 235 hebben of zoiets.

Onderstaande foto laat meteen onze onhandigheid zien. We kregen een mooi plaatje met ons huisnummer, samen met wat schroeven en moeren. Kunnen we hem mooi aan onze brievenbus bevestigen. Maar ja, waar onze le maire geen rekening mee heeft gehouden is dat er mensen zijn die geen boor hebben. Vandaar dat we het huisnummer op de brievenbus hebben gezet, geklemd tussen twee stenen. Heel decoratief, maar een beetje wankel.

Ander goed nieuws over onze catalpa, ook wel parapluboom genoemd. Wij houden van onze catalpa. De afgelopen weken heb ik mij echter ernstig zorgen gemaakt over zijn gezondheid. De vorige jaren was het een imposante potente boom die meteen vol trots zijn bladerpracht liet zien. Dit jaar kwam hij maar langzaam uit zijn schulp. Ik vreesde het ergste. Het ergste wat een catalpa kan overkomen is schimmelziekte. Alle zorgen voor niets. Want de boom is weer tot volle bloei gekomen en maakt zijn belangrijke functie als onze beschermer tegen de zon alweer volledig waar.

Ten slotte de mededeling dat De Blogger, De Censor en Hun Hond het oosten van Frankrijk gaan verkennen. De aankomende dagen rijden wij af naar Die in de Drôme in de hoop dat wij de man tegenkomen van wie wij Dies gratis en voor nop kregen. We willen hem toch nog onze dank betuigen en laten zien dat Dies tamelijk goed terecht is gekomen. Dies verheugt zich het minst op deze reis, want als autistische hond is hij het liefst in eigen omgeving waar hij zijn dagelijkse rooster ziet uitgevoerd.

We proudly present: de catalpa.

Dies in zijn geliefde habitat.

Journal

 

Bad people

Vrijdag 14 juni, Cadouin

 

Where good people are, good people come. Ik hoorde deze uitspraak voor de eerste keer begin van deze eeuw uit de mond van een collega die bestuurslid was van Dogtroep. Ik zat aan die bestuurstafel als nieuwe directeur van Dogtroep. Ik was als interim gevraagd om leiding te geven aan dit legendarische gezelschap op het dieptepunt van zijn bestaan. De makers waren volledig op elkaar uitgekeken en niemand wist hoe het verder moest. Ik ook niet eigenlijk. We stelden een nieuw artistiek leider aan, maar het was uitstel van executie. Dogtroep was gewoon op.

Die uitspraak is altijd een belangrijke leidraad in mijn leven geweest. Zet een paar goede mensen bij elkaar en er ontstaat een soort vliegwieleffect. Goede mensen trekken goede mensen aan, toch een mooi gegeven. Dank aan die oud-collega.

Maar de afgelopen tijd besef ik dat het omgekeerde ook waar is. Where bad people are, bad people come. Het bewijs speelt zich al weken voor onze ogen af. Ik denk dat we het erover eens kunnen zijn dat Geert Wilders een uitgesproken bad people is. Hij is een rancuneuze, vileine, rücksichtslose, borderline-achtige etterbak. Maar hoe kan het dan dat hij zoveel kiezers trekt? Het zegt veel over het niveau van een groot deel van ons land: intellectuele gehalte zero, verwendheidsquotum maximaal, zelfoverschattingsniveau diep in het rood, egoïsme onverantwoord hoog, maatschappelijke kennis nul nada, en op dat soort lieden hebben Grote Bekken & Klootzakken een niet te weerstane aantrekkingskracht.

En de ene Grote Bek trekt de andere Klootzak aan. Grote Bek en Enige Leider van een samenwerkingsverband dat hij partij noemt, heeft nul geïnvesteerd in kwaliteit omdat hij dacht geen kwaliteit nodig te hebben. Wie had gedacht dat hij ooit de grootste zou worden? Hijzelf zeker niet. Gevolg is dat hij zit opgescheept met een stelletje kreupele ja-zeggers, minkukels en halve en hele criminelen.

En het cynische. Favoriete bezigheid van Grote Bek: het afgeven op die verschrikkelijke PvdA. Vermoedelijk tot zijn eigen verbijstering heeft hij het tot nu toe alleen gered met behulp van PvdA’ers, welwillend informeren en formeren ze hem naar zijn 1e kabinet.
Maar ja, het kabinet staat op de drempel van starten en nu moet Grote Bek het doen met zijn Klootzakken. Zie daar maar eens competente bestuurders van te maken. Zoals good people worden beloond met good people, zo worden bad people gestraft met bad people.

De enige lol die ik er als eenvoudig bloggertje aan ontleen is dat ik aan de zijlijn handenwrijvend kan genieten van de demasqué van de Grote Bekken & Klootzakken. Hoogmoed komt voor de val en laten we hopen dat ze zich stevig schaven bij die val.

 

538

Journal

 

Lydia Davis

Donderdag 13 juni, Cadouin

 

Ik kan me voorstellen dat mensen mij een zwerver vinden. Dan weer woon ik hier, dan weer daar. Wat mensen niet zien is dat ik mijn wortels altijd meeneem. Wonen is ook maar een plek waar je een tijd of een tijdje woont. Mensen die hun hele leven op één plek wonen kunnen, omdat ze geen wortels hebben, best zwervers zijn. Door mijn wortels voel ik mijzelf dus geen zwerver.

Als het om boeken gaat, ben ik wel een zwerver. Ik laat mij bij het lezen graag leiden door het toeval. Omdat een vriend me een citaat stuurde uit Het lied van de profeet, las ik onlangs dit boek van Paul Lynch, die er de Pulitzer prijs mee won. Het is prachtig en hij beschrijft in deze dystopische roman wat er gebeurt als Wilders zijn wereldbeeld uit de ijskast haalt. Omdat ik terug wilde naar jeugdherinneringen las ik Narziss en Goldmund van Hermann Hesse. In een recensie in NRC las ik over Uit de eerste hand van Martin Amis. Reden om het boek te lezen. En zo stuiter ik door de literatuur heen.

Boekenbijlagen en tips van vrienden zijn voor mij de belangrijkste triggers om een nieuw boek te lezen. Of liever, mij te storten op een nieuwe schrijver. Elke keer als ik een schrijver ontdek die mij boeit, en waarvan ik meer wil lezen, is dat een feest voor me.

Zo ontdekte ik een paar dagen geleden de Amerikaanse schrijfster Lydia Davis. Als ik een artikel lees over een boek dat me interessant lijkt, maak ik een aantekening. Ik schreef de naam van Lydia Davis op omdat ze zeer korte verhalen schrijft. Dat begrip, ZKV, kennen we in Nederland van een andere lievelingsschrijver van mij, A.L. Snijders, zijn oeuvre heb ik verslonden en regelmatig herlees ik een paar ZKV’s.

Ik verkeerde in de veronderstelling dat A.L. Snijders de uitvinder van de ZKV is -en dat blijkt een vergissing. Het Zeer Korte Verhaal kent een langere traditie in het buitenland en Lydia Davis is daar een belangrijke vertegenwoordigster van. Overigens. Verrassing! Zij blijkt de Amerikaanse vertaalster van het werk van Snijders te zijn.

Eerlijk gezegd vind ik dat Lydia Davis de titel schrijver van Zeer Korte Verhalen meer verdient dan A.L. Snijders. In strikte zin schreef Snijders geen verhalen, dat wil zeggen, hij schreef geen fictie. De teksten van Snijders zou je beter Zeer Korte Essay (ZKE) of Zeer Korte Memoire (ZKM) kunnen noemen, want echte fictie schreef hij naar mijn weten niet, of zijn hele oeuvre moet fictie zijn. Lydia Davis daarentegen schrijft onvervalste fictie. Niet dat ze belangrijk zijn die etiketten, maar het kwam gewoon even in mij op.

Daarnaast schreef Davis essays, artikelen en vertaalde ze boeken uit het Frans en dus ook uit het Nederlands. Haar essays en artikelen zijn gebundeld in De schoonheid van weerbarstig proza (mooie titel!). Ondertitel: over schrijven, lezen en kijken. Ik heb het boek meteen gedownload, evenals haar verhalenbundel Onze vreemden. Ik dompel mij nu onder in Lydia Davis. Ik heb nu dus weer voor weken leesvoer, het leven is vurrukkuluk.

537

Het huis van het weekdier

 

 

 

Oerknal

Planeten, zonnen, zwarte gaten, maansteen,
het vliegt in wilde chaos om ons heen.
Ik zit en schrijf, het is een simpele zin:
het kan niet anders, ook ik spat eens uiteen.

Journal

 

Tonsuur

Woensdag 11 juni, Cadouin

 

Soms schrik je van jezelf. Ik zit op de grond in de tuin. Wyb zit tegenover me, Dies naast ons. We strekken onze armen naar elkaar zodat onze handen op elkaar liggen. Het is dan de bedoeling dat Dies zijn poot erop legt. Een voor allen, allen voor een. Maar elke keer is hij te enthousiast omdat hij weet dat hij een koekje krijgt. Hij slaat zijn poot hard op onze armen. Connie, die met twee vriendinnen op bezoek is, maakt een foto van het tafereel en stuurt me die de volgende dag op. En dan zie ik het: ik ben een echte monnik.

Sinds ik hier in eenzaamheid op een berg woon koketteer ik met het idee dat ons huis een klooster is en ik een monnik. Als Wyb aan het werk is, en dat was ze vorig jaar erg veel, dan voel ik mij ook zo, een eenzame monnik. Nou ja, een monnik die alleen is. Ik heb mijn eenzaamheid vrijwillig opgezocht. Maar als je voor jezelf een beeld creëert, heb je grote kans dat je het ook wordt. En dat zie ik nu op de foto. Op mijn hoofd zit zo’n ronde kale plek die monniken altijd hadden, mijn haar (dat te lang is) als een krans er omheen.

‘Hoe heet zoiets ook alweer, zo’n kale plek met van dat haar er omheen? Een monnikenkrans?’ vraag ik aan Connie via de app.

Ze weet het antwoord: ‘Tonsuur.’
Prachtig woord tonsuur, ook wel kruinschering genoemd. Vroeger bij de Kelten was het al een teken van rouw, onderwerping of toewijding aan de goden, lees ik op internet.

In de rooms-katholieke kerk is die tonsuur overgenomen door de monniken. Met het scheren van zo’n ronde plek het hoofd lieten ze symbolisch alle ijdelheid achter zich zodat zij zich volledig op het geestelijk leven konden richten. Op die manier lieten ze zien dat je celibatair was en je volledig aan het geloof had toegewijd. En natuurlijk verwijst zo’n mooie haarkrans naar de doornenkroon van Jezus. De cirkel is dan rond. Pas in 1972 werd de tonsuur afgeschaft.

Blijkbaar, als je heel vaak zegt dat je een monnik bent, ontstaat dus vanzelf zo’n tonsuur. Het klopt dat ik alle ijdelheid achter mij heb gelaten, maar celibatair ben ik totaal niet. Toch heeft de natuur bepaalt dat ik zo’n tonsuur heb verdiend. Jammer, want liever had ik mijn vroegere bos krullen terug. Ik onderwerp mij aan de ouderdom.

536

Journal

 

Afstand

Dinsdag 11 juni, Cadouin

 

Een vriend appt:’Ongeveer 30% RN, hoe voelt dat en wat merk je ervan?’ Met RN bedoelt hij het Rassemblement National, de radicaal-rechtse partij van Marie Le Pen.

Ik antwoord: ‘Tsja, feitelijk merk ik er hier niets van. De reeën grazen gewoon door. Het is hier diepe provincie, het leven gaat zijn gewone gang. En eigenlijk is het natuurlijk niet anders dan de situatie in Nederland: beroerd. Er komen nieuwe verkiezingen, dat zal veel commotie teweeg brengen, maar hier in Cadouin niet, vermoed ik. Er zijn hier te weinig mensen om commotie te veroorzaken. Ik zal het via de media volgen, net zo als jij dat in Nederland doet, en mij verbazen en boos maken dat mensen zo weinig van de geschiedenis leren.’

Het is toch een rare positie waarin Wyb en ik zitten. Eigenlijk horen we nergens bij. We wonen weliswaar in Frankrijk, maar eigenlijk krijgen we niets mee van de Franse politieke perikelen, alles wat we meekrijgen halen we uit Nederlandse kranten. Fransen kranten lezen we niet en het contact met Fransen is beperkt en als het er is, is het oppervlakkig. Een diepgaande discussie over de Franse politiek kan ik me hier met niemand voorstellen. Alleen al omdat het onderwerp weinig mensen hier in het dorp schijnt te raken. Op straat en op de terrassen zie ik in ieder geval niemand zich boos maken over het feit dat Macron op zo’n korte, bijna onredelijke termijn verkiezingen uitschrijft.

Nog even over onze positie hier. In mijn beleving wonen we eigenlijk nog steeds in Nederland, alleen hebben wij ons teruggetrokken diep in de bossen, ver van het centrum. Dat komt natuurlijk omdat alles wat we doen Nederlands is, voor mij geldt dat nog meer dan voor Wyb. Ik lees Nederlandse kranten, kijk Nederlandse televisie, maar de dagelijkse discussie aan het koffieapparaat moet ik natuurlijk missen. Je kunt zeggen dat afstand mijn positie bepaalt: afstand van Nederland, afstand van Frankrijk.

Het is een positie waar ik wel mee bezig ben. Ik voel me er senang bij, heb er tijdens mijn werkzame leven naar verlangd, aan de andere kant is het voor mij ook een vreemde positie. Mijn hele leven heb ik mij met van alles en nog wat, vaak luidruchtig, bemoeid en nu zit ik voor een raam met uitzicht op een vallei vanaf een berg alleen nog blogjes te tikken. Ik ben in alle opzichten een buitenstaander geworden.

Even later krijg ik nog een app’je van mijn vriend: ‘We hebben hier nu al proletenbakken van Audi of BMW in bijna legergroen. Men kan niet wachten, ze hebben zo’n zin in oorlog. Alles kan en mag weer. Geld zat voor de oorlog.’

Ik antwoord: ‘En wat het fijne is van de oorlog, je hoeft je niet meer te vervelen. Eindelijk iets te doen.’

 

535

Het huis van het weekdier

 

 

 

Boek

Ik jut een boek, een boek om in te wonen,
een nest van woorden, zinnen, vol met zonen.
Ik zoek en raap letters, kind en kraai
en eens zal ik het binden en u tonen.

Journal d’images

 

Bibliotheque

Maandag 10 juni, Cadouin

 

Cadouin. Frans dorpje met in de zomer 200 inwoners en in de winter 50. We wandelen vandaag door het dorp en komen een mobiele winkel met moderne poëzie tegen. Even later een geluidsmuseum. Dit in een land waar reguliere boekhandels belastingvoordeel genieten om het hoofd boven water te houden. Als ze willen verbouwen of uitbreiden kunnen ze subsidie krijgen bij zowel de regionale als de landelijke overheid. De BTW op boeken is 5,5%. Kom daar eens om in Nederland.

Journal

 

Behagen

Zondag 9 juni, Cadouin

 

Op mijn Facebook tijdlijn verscheen de vraag of kunst, met de komst van een bruin kabinet, sowieso niet rechtser moet worden. Er ontstond een discussie of kunst de laatste decennia eigenlijk niet te links was geweest.

Op zich niet gek dat die discussie ontstaat, want iedere ontvanger van subsidie weet dat elke nieuwe staatssecretaris nieuwe criteria met zich meebrengt. Dan moesten we weer topkunst maken, vervolgens marktgericht worden, de wijken ingaan, de eigen inkomsten opvoeren, connectie aangaan met amateurkunst, diversiteit stimuleren, meer aan spreiding doen, werken aan fair pay, zorgen voor verbinding en maatschappelijke relevantie en zo kan ik nog wel even doorgaan.

Ik heb theatermakers zichzelf zien verloochenen, kopje onder zien gaan, in hun poging te voldoen aan de zoveelste nieuwe beleidseisen uit Den Haag. Ik geef toe dat ik lang onderdeel ben geweest van dat proces. Sterker, ik heb menig subsidieverzoek de deur uitgedaan dat perfect paste bij de wensen van nieuw beleid. Ik moet zeggen, met toenemende weerzin. In het begin geloofde ik er nog wel in, maar ik begon mij steeds meer toch de hoer van de kunsten te vinden. Al dat gedraai om de politiek te behagen, het gaat zo voorbij aan het wezen van de kunst. Ik zag dat de overheid kunstenaars dwingt veel van hun energie te steken in zaken die er niet toe doen en volledig voorbij gaan aan de ziel van de kunsten.

Die ziel is namelijk niet te sturen, al lijkt het van wel omdat bijna altijd alle beleidsdoelstellingen werden gehaald. In de evaluaties die ik na vier jaar schreef, bleek altijd weer dat wij perfect hadden voldaan aan de beleidseisen. Daar ga je weer, hoer, dacht ik als ik de envelop op de bus deed.

Zorgde al dat beleid voor betere kunst? Absoluut niet. Een groot deel van de organisatie, en de aandacht van kunstenaars, ging uit naar het voldoen aan politieke criteria. Na alles wat ik heb ervaren en gezien, denk ik dat kunst in eerste instantie los staat van welke politiek en criteria ook. Goede kunst huist namelijk in persoonlijkheid. De kunstenaar is de ziel van de kunst. Hoe meer persoonlijkheid, hoe interessanter zijn kunst. In laatste instantie, als de kunst gemaakt is en beoordeeld kan worden, kan de kunst worden geïnterpreteerd en kun je er politiek duiding aan geven.

Overigens is aan heel veel kunst absoluut geen politieke duiding te geven, gewoon omdat het resultaat politiek gezien onduidelijk is, niet relevant is, totaal anders is georiënteerd. Was Kafka nou links of rechts? Niet relevant. Zijn de schilderijen van Rembrandt verbindend? Niet relevant. Waarom hield Nescio in zijn verhalen geen rekening met het Nederlands kolonialisme? Niet relevant. De kunst is, net als de mens zelf, het meest ongrijpbare waar mensen mee bezig zijn.

En daar zit hem natuurlijk de kneep, de politiek houdt niet van ongrijpbare zaken waarvan de uitkomst ongewis is. Terwijl daar juist de essentie van kunst ligt: kunst is zoeken, is avontuur. Resultaat: onbekend. Als je de kunstenaar tenminste in vrijheid laat werken. Het is toch opmerkelijk dat bij de gesubsidieerde kunsten in evaluaties vrijwel nooit iets echt mislukt. Alleen dat al wijst op de onoprechtheid van veel door politiek gestuurde kunst.

534

Journal

 

Koffie

Zaterdag 8 juni, Cadouin

 

Laten we even stilstaan bij koffie. In mijn vorige blog vertelde ik dat Fransen koffie vaak jus de chaussettes noemen, sokkenwater. Waaruit blijkt dat ze zelf ook geen hoge pet op hebben van hun koffie.

Gelukkig krijgt De Blogger weinig weerwoord op zijn blogs. Ooit begon hij met een soort forum waarop de lezer kon reageren, maar dat vond De Blogger toch te vermoeiend. De ene reactie lokte de andere weer uit en op een gegeven moment was De Blogger meer aan het reageren dan aan het bloggen. Weg forum.

Sinds kort heeft Dossiermoddergat een zeer kritische Corrector in dienst en hij wil zich nog wel eens een opmerking permitteren. Zo liet hij mij weten dat hij mijn opmerking over dat sokkenwater veel te mild vond. De koffie in Frankrijk had echt een hardere benadering nodig. Zo schreef hij: ‘Ik ben van mening dat koffie bestellen in Frankrijk vrijwel altijd resulteert in een kopje ondefinieerbare drekzeug. Of er worden vreemde interpretaties geserveerd, waardoor een cappuccino verwordt tot koffie met slagroom. (….) We streken twee weken geleden neer bij Café Gondree, het allereerste huis dat op 6 juni 1944 werd bevrijd in Frankrijk. De koffie werd gezet op een goede machine, terwijl ik toekeek…. het werd ongelooflijke bocht….’

De Corrector heeft een punt. Ik wil beginnen met in ieder geval een belangrijke waarschuwing: koop in Frankrijk nooit koffie in een van de talrijke wegrestaurants. De laatste keer dat Wyb en ik naar Nederland reden namen we toch weer een kop koffie bij zo’n liefdeloos etablissement. Je bent verslaafd of niet. Eenmaal buiten namen we een slok en het was zo smerig dat we het volledige bekertje in de afvalbak hebben gedumpt. En dat was niet de eerste keer. Hoe vaak gebeurt het niet dat wij, als wij op een terras zitten, de koffie in een plantenbak moeten lozen.

Het gekke is, je gaat de Pyreneeën over en je treft in Spanje een perfecte koffiecultuur aan. Als je iets bestelt, weet je wat je krijgt en dat weet je in Frankrijk nooit. Als je een café crème bestelt heb je grote kans dat je koffie krijgt met een kannetje lauwe melk ernaast. Zeker als je uit Nederland komt met zijn excellente koffiecultuur, en in elke straat twee hipsterkoffietentjes, is koffie in Frankrijk best een dingetje.

Je vraagt je af hoe het kan. Frankrijk staat zich toch voor op zijn rijke gastronomische traditie, zijn verfijnde smaak. Vandaar dat De Blogger zich over deze kwestie heeft gebogen en tot de volgende conclusies is gekomen.

– Wat koffie betreft heeft Frankrijk geen referentiekader. In het verleden dronk men voornamelijk wijn. Koffie nam je hoogstens ’s ochtends om wakker te worden en je croissant in te dopen. Daarna trok je een fles wijn open.

– De Fransen hebben onder andere geen referentiekader omdat ze niet reizen. Waar Wyb en ik ook heen reisden, geen Fransman te bekennen. De Fransman blijft liever thuus. Zodoende komen ze niet in aanraking met andere koffieculturen. Ze weten dus gewoon niet wat ze missen.

– Koffie is bij ons een sociaal smeermiddel. Wat doe je als eerste als de loodgieter voor een klusje langskomt? Je biedt een kop koffie aan. Zo’n smeermiddel moet lekker zijn, dus je past wel op om jus de chaussettes te serveren. Als je hier een loodgieter een kop koffie aanbiedt kijkt hij je verbijsterd aan.

Kortom: er is nog een lange weg te gaan. Mijn aanbeveling: educatie is noodzaak. Laten we cursussen koffie zetten organiseren en proeverijen. Alleen al uit puur eigen belang.

533

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Hoe kan het dat de vogel zo mooi fluit?
Zijn kooi is klein en nooit kan hij eruit.
Hij zingt van steppen, zeeën, hoge bergen.
Och, in liederen gaat een ieder toch vrijuit.

Journal

 

Stoïcijn

Vrijdag 7 juni, Cadouin

 

Wyb en ik zitten met Connie en Judith aan een terrastafeltje op het marktplein van Monpazier. We zitten op het terras van onze favoriete koffietentje Café Ecureuil. In Frankrijk weet je, als je koffie bestelt, eigenlijk nooit wat je krijgt. Veel koffie is, wat de Fransen noemen, jus de chaussettes, sokkenwater. Maar bij Ecureuil is de koffie meer dan lekker.

We waren voor de markt naar Monpazier gegaan, maar na een kort rondje en het kopen van een krop sla zitten we lang op het terras. Het gesprek vlindert, zoals zo vaak, van het een naar het andere. Maar op een gegeven moment komen we op het stoïcisme. Dit komt omdat Judith een studieweek heeft gevolgd over het stoïcisme. Judith is de enige dr. in onze familie. Aan de Universiteit van Wageningen doet zij belangwekkend onderzoek naar koeien. Maar op een gegeven moment had ze gewoon behoefte om even iets totaal anders te bestuderen en dat werd het stoïcisme.

Aan het tafeltje in Monpazier geeft ze ons een introductiecollege over het stoïcisme. Het is natuurlijk onmogelijk om deze stroming in een blogje weer te geven. Maar zoals ik het heb begrepen heb je jezelf en de wereld. Op jezelf heb je vat, jezelf kun je sturen en beheersen. Op alles buiten jezelf heb je geen invloed. Dat overkomt je en je moet je je daar niet druk over maken, want dat heeft geen enkel nut. Andere belangrijke noties: alles heeft met alles te maken. Je kunt de wereld niet opknippen in deelgebieden, alles en iedereen is onderdeel van de wereld. Misschien daardoor zit er ook een een moreel aspect aan vast. Een stoïcijn wordt geacht ook zijn sociale plichten te vervullen. Dit wordt gezien als een natuurlijk bestanddeel van het leven in de menselijke gemeenschap. Het leven in de overeenstemming met de natuur is een belangrijk doel. Uiteindelijk, is de bedoeling, resulteert dit in een gelukkig leven.

Aldus een heel moeilijk onderwerp uitgelegd in nog geen minuut.

Terwijl we aan dat tafeltje geanimeerd aan het praten zijn, heb ik met een schuin oog al gemerkt dat we met belangstelling worden gevolgd door een man en een vrouw aan het tafeltje naast ons. Als wij eindelijk opstaan, vraagt de vrouw tijdens ons weggaan: ‘Wonen jullie hier permanent of zijn jullie hier als toerist?’
Ik vertel haar dat Wyb en ik hier permanent wonen.
‘Ja, dat dacht ik al,’ zegt ze. ‘
‘En waarom dacht u dat al?’ vraag ik.
‘Ja, dat zie je gewoon. Zelf willen we hier ook permanent gaan wonen. We zijn opzoek naar een perceel waar we kunnen bouwen.’

Omdat we ons lopende steeds verder van het tafeltje verwijderen vraag ik haar niet waaraan ze dat dan kan zien. Maar het houdt me wel de rest van de dag bezig. Waaraan kun je nou zien dat wij hier permanent wonen? Zien we er wereldvreemder uit omdat we aan de rand van de wereld wonen? Bewegen we ons vrijer omdat we totaal relaxed zijn? Zien we er wat slonzig uit omdat we verder geen sociale verplichtingen hebben en veel te laat naar de kapper gaan? Zien we er gezonder uit omdat we voor een groot deel buiten leven? Ik hoop ze nog een keer tegen te komen om haar antwoord te horen. Zonder dat we onszelf bewust zijn, zijn Wyb en ik dus veranderd in mensen die permanent in de Dordogne wonen. Omdat het me fascineert denk ik dat ik geen stoïcijn ben. Helaas ben ik niet, zoals de ware stoïcijn, onverstoorbaar.

 

532

Journal

 

Onvervreemdbaar

Donderdag 6 juni, Cadouin

 

Vandaag twee dingen. Een protest. En troost.

Onvervreemdbaar

Dit wordt ons niet ontnomen: lezen,
en ademloos het blad omslaan,
ver van de dagelijksheid vandaan.
Die lezen mogen eenzaam wezen.

Zij waren het van kinds af aan.

Hen wenkt een wereld waar de groten,
de tijdelozen voortbestaan.
Tot wie wij kleinen mogen gaan,
de enigen die ons nooit verstoten.

 

Ida Gerhardt

Journal

 

Straaljager

Woensdag 5 juni, Cadouin

 

De geschiedenis van een ochtend. We zitten op de veranda en genieten van onze koffie en de zomer.

En dan is opeens alles anders. Bulderend lawaai. De lucht trilt. Ik krimp ineen. Het is beangstigend. Een straaljager vliegt op honderd meter pal over ons huis. Omdat hij zo laag vliegt, pal boven je hoofd, hoor je hem niet aankomen. Opeens is het geluid totaal.

Hoe meer rust je zoekt, hoe groter de kans dat je met straaljagers krijgt te maken, weet ik inmiddels. Hetzelfde in Moddergat. De Wadden zijn een ideaal oefengebied en voor de Dordogne geldt hetzelfde. Ik begrijp dat je een straaljager niet op honderd meter over een stad laat vliegen. Hoe minder mensen ergens wonen, hoe meer geschikt voor vliegoefeningen. Gelukkig gebeurt het hier in de Dordogne ongeveer eens in de twee weken dat je hart stilstaat. Aan het geweld van een straaljager wen je nooit.

Toeval. Even daarvoor had ik aan Benne geschreven: ‘Valt het jou ook op dat de oorlog onze samenleving binnen sijpelt? We worden klaargemaakt voor de echte ellende lijkt wel.’
Ik schrijf het omdat ik zojuist in de krant heb gelezen dat de Adviesraad Internationale Vraagstukken adviseert dat de Nederlandse bevolking moet leren wat te doen als bij een aanval van een vreemde mogendheid de basisvoorzieningen wegvallen en iedereen 72 uur op zichzelf is aangewezen. In Finland bestaat zo’n cursus al en wordt op grote schaal gevolgd. Het lijkt de Adviesraad goed dit ook voor Nederland op te zetten.

In de NRC lees ik even later een groot artikel dat steeds meer Nederlanders bereid zijn te vechten, en te sneuvelen, voor het vaderland. Het gaat liefst om 49% van de jongeren die daartoe bereid is. In Den Haag filosoferen ze al over diverse manieren om de dienstplicht weer in te voeren. Langzaam sluipt de oorlog dichterbij, denk ik bij het lezen.

En alsof het deze ochtend niet op kan luister ik naar een podcast waarin Geert Mak de huidige situatie analyseert. Volgens hem zijn we in een nieuw tijdperk beland. Tot nu toe spraken we altijd over de naoorlogse periode, hij is er inmiddels van overtuigd dat we gaandeweg leven in een vooroorlogse periode. Het feit dat de nieuwe regering vooral een Ot en Sien oriëntatie heeft, beschouwt hij als buitengewoon naïef. Het antwoord in dit vooroorlogse tijdperk is volgens hem Europa. Alleen daardoor kunnen we ons sterk maken in het geopolitieke geweld.

En daar sta ik dan als ex-pacifist. Een leven lang geen oorlog meegemaakt, oorlog afgewezen, zelfs geprotesteerd tegen alles wat militair is. Als er nu zo’n straaljager over mijn kop dendert denk ik: tja, het moet ergens gebeuren en zie ik het als opoffering voor de goede zaak. Die ontwikkeling van pacifist naar ex-pacifist is met schokken verlopen. Poetin gaf daarin de laatste zet.

Het zal me toch niet gebeuren dat mijn tot nu toe oorlogsvrije leven eindigt tijdens een oorlog. Ik vond het zo geweldig dat ik waarschijnlijk tot een van de weinige generaties in de geschiedenis behoorde die geen oorlog heeft meegemaakt. Maar het kan verkeren.

531

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik las het beste dat de mensen schreven,
zag het mooiste dat ze hebben weergegeven,
en ook de vogel in de lucht is prachtig.
Het is goed zo. En nu het eeuwig leven.

Journal

 

Fly on the wall

Dinsdag 4 juni, Cadouin

 

God, was ik maar a fly on the wall. Daar zou ik wat voor over hebben. Ik weet precies waar ik heen zou vliegen. Namelijk naar de woonkamer van Geert Wilders. En als hij daar het licht uitdoet, vlieg ik naar zijn slaapkamer. Gewoon rustig ergens zitten en alleen maar kijken. Het moet natuurlijk niet op een witte muur zijn. Voordat je het weet slaat hij je dood.

Ik zie het helemaal voor me. Ik zat op een lampenkap op de woonkamer van Geert Wilders op het moment dat Dilan Yesilgöz zegt dat ze na de verkiezingen de PVV niet uitsluit.

Wilders zit thuis op de bank met zijn vrouw Krisztina te kijken naar een toespraak van Donald Trump op de Amerikaanse televisie. Puur genieten. En dan krijgt hij op zijn mobiele telefoon een pushbericht.
‘Krisztina, moet je nu horen, die Yesilgöz sluit samenwerking met de PVV niet langer uit. Dit betekent lieve schat dat we groot gaan worden, heel groot.’ Hij staat op en danst met wat onhandige bewegingen een rondje om de bijzettafel. ‘Lieve schat, Wilders 1 is in aantocht!’ En hij loopt opgewonden naar de keuken om een mooie fles champagne uit de wijnkast te halen.
En ik was daar dan bij.

Zo vraag ik me altijd af hoe Wilders slaapt. Slaapt hij meteen in? Of ligt hij nog lang te woelen? Wordt hij ’s nachts onrustig wakker of maft hij gewoon door. Dat laatste kan ik me niet voorstellen, maar als fly on the wall kom je daar gewoon achter.

Het kan toch niet anders of hij moet lang wakker liggen. Al dat getwitter, dat getuur op zo’n scherm schijnt nogal slecht te zijn voor de slaap. Maar sowieso, heb je op een dag getwitterd dat moslima’s een kopvoddentaks moeten gaan betalen. Dan moet je, als je ’s avonds net op bed ligt, toch denken: wat ben ik toch eigenlijk een lul. Waar ben ik mee bezig, al dat gestook, die ellende zaaien… Maar ja, het werkt wel. Maar moet ik daar nou mee doorgaan? Die Martin Bosma kan zo’n verkeerde invloed op mij hebben.
Hij wil er graag met Krisztina over praten, stoot haar even aan, maar ze ligt diep te slapen. Uiteindelijk ziet hij het nog 3 uur op zijn mobiele telefoon worden. Hij slaapt in met de bevredigende gedachte dat het in ieder geval insloeg als een bom.

En sinds die verkiezingswinst heeft hij heel wat liggen draaien in zijn bed. Kan niet anders. Moet hij informateurs, formateurs benoemen, moet hij weer gebruikmaken van leden van andere partijen, zelfs van de PvdA. Vervelend, voelt best als een afgang. Regelmatig loopt hij zijn fractieleden langs. Als er nou maar iemand bij was die politiek iets kon. Maar ja, het enige selectiecriterium voor hem was of ze ja konden knikken. Heeft hij nu best spijt van. Zit hij nu mooi mee opgescheept.

Tegenwoordig ziet hij het regelmatig 3 uur worden op zijn mobiel. Soms zelfs 4 uur. Wat hij het ergste vind is dat hij moet samenwerken met zo’n Omtzigt of Van der Plas, wat een kneuzen. En dan die slang van een Yesilgöz. Best willen samenwerken met de PVV? Ze zit hem in alles dwars. Nou ja, hij beschouwt het maar als een diepte-investering, gewoon wachten tot hij de absolute meerderheid heeft. Oh, wat zal hij die ijskast openen, dat stelletje minkukels krijgt nog wel met hem te maken. Nou moet hij weer plassen. Zo komt de slaap nooit. Die vlieg bij zijn leeslampje irriteert hem ook mateloos.

530

Journal

 

Blaffen

Maandag 3 juni, Cadouin

 

Als je ons weggetje richting Belvès loopt, heb je halverwege links een pad dat uitloopt in een kleine vallei die doodloopt op heuvels met ondoordringbaar bos. Er hangt iets magisch in dat valleitje waar je altijd onbespied bent. Daarom loop ik er graag met Dies even in als ik hem uitlaat.

Halverwege blijf ik staan. Zo’n honderd meter voor me zit een jonge vos. Hij zit in de zon waakzaam te kijken en zijn vacht kent alle tinten bruin en rood. Het is de derde keer dat ik op relatief korte afstand van een vos sta. Ik snap niet waarom hij zo blijft zitten. In deze bossen kan een vos zich dat eigenlijk niet permitteren.

Zo voorzichtig mogelijk probeer ik de aandacht van Dies te trekken. Ik hou mijn wijsvinger strak naast me. Dies begrijpt gebarentaal en komt naast me zitten. Maar omdat ik zomaar halverwege de vallei stilsta, weet hij dat er iets bijzonders aan de hand is. Ik zie hem alert kijken. En verdomd, dan ziet hij de vos. Ik vermoed dat hij denkt dat het een poes is, hij schiet als een kogel van me vandaan, dan denk je dat je een hond goed hebt opgevoed. Over de vos maak ik me geen zorgen. Hij schiet eigenlijk op het zelfde moment weg als Dies. Die zich na veertig meter weer omdraait.

Tegen het vallen van de avond besluiten Wyb en ik nog een wandeling te maken langs de weiden waar reeën zitten. Als we de deur uitlopen is het meteen raak. We staan nog niet op ons weggetje of op het einde van onze vallei staat een ree. Ze kijkt waakzaam, dan loopt ze behoedzaam weg in de begroeiing naast de beek. Reeën kunnen oplossen in het niets.

We lopen door tot het huis van Laurent, onze tuinman. Hij woont op een heuvel en vanuit het weggetje langs zijn huis heb je mooi zicht op de tegenoverliggende heuvel. Ik kijk en zie niets. Wyb pakt mijn arm: ze wijst en geeft me de verrekijker. Verdomd, een reebok staat ons aan de overkant strak aan te kijken. We staan zo een minuut tegenover elkaar.

Dan pas ziet de bok Dies lopen. Hij snelt het bos in. En dan horen we wat we al diverse keren hebben gehoord: het blaffen van een ree. Het is geen blaffen. Het is woede, het is geen waarschuwing voor andere reeën, het is het vervloeken van de mens, dat ellendig beest dat de natuur nooit met rust laat, zijn blaffen is één groot verwijt. Deemoedig lopen we terug naar huis.

Later op de avond kijken we op televisie naar een documentaire over de grutto. De makers volgen de grutto’s op hun tocht van Senegal naar Nederland, 70.000 exemplaren. Er zijn twee rustplaatsen, in Portugal en in de monding van de Somme in Frankrijk. En daar, bij de Somme, waar ze uitgeput rusten, wachten in tientallen hutten de Franse jagers. Op grote schaal schieten ze de grutto af. Ik zou willen blaffen als een ree.

Een vriend vroeg me een paar weken geleden wat de passies zijn van de Fransman. Makkelijke vraag: de jacht, die staat bovenaan. Wyb en ik weten er alles van. Van september tot en met maart veranderen onze bossen in een slagveld. Legertjes met dikbuikige mannetjes rijden met hun four-wheel drives vol honden de bossen in. Onder het genot van drank en worst schieten ze alles af wat beweegt. Denk niet dat ze dat gecontroleerd doen. De dikbuikige mannetjes hebben geen idee hoeveel dieren in de bossen leven. Buiten het jachtseizoen kom ik nooit een dikbuikig mannetje in onze bossen tegen.

529

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ja, eens, opeens, is het bekend: je gaat
dood. Je bent een haas waar hagel inslaat.
De geschiedenis spat alle kanten op.
Wat? Waar? Je stelt de vragen –veel te laat.

Journal d’images

 

Goudmijn

Zondag 2 juni, Cadouin

 

Deze twee weken zijn Connie en Judith op bezoek in de Dordogne. Ze hebben een huis gehuurd in de buurt van Lalinde. Connie is mijn tante, de vrouw van Jan. Het zou raar voelen om haar echt tante te noemen, want we zijn even oud. Die titel gebruik ik alleen als ik app om een ironische opening te hebben, zoals ze haar app’jes wel eens begint met Neef. Judith is een nicht van mij zoals mijn Franse Nicht een nicht van mij is. Judith is de dochter van Jan. Judith blijft maar één week in de Dordogne, Connie blijft twee weken en krijgt in de tweede week twee vriendinnen op bezoek. Zo. Het plaatje is compleet.

Jan had in zijn huis een prachtige werkkamer, alles ademde Jan. Jan mogen we best een verzamelaar noemen. Hij verzamelde Mariabeeldjes, Russische parafernalia, want daar is hij als Ambtenaar Zustersteden van Nijmegen vaak geweest, medailles en alles wat met de familie te maken heeft, waaronder oude familiealbums. Die laatste verzameling mogen we in de familie wel een goudmijn noemen. Van die goudmijn hebben we vandaag weer mogen genieten. Connie besloot na zijn overlijden al snel de kamer van Jan te ontmantelen, want de kamer was wel heel erg Jan. Elk stukje muur, kast en meubels was Jan. Door die ontmanteling laat Connie ons regelmatig albums zien en ook dit keer heeft ze een album en wat losse foto’s mee naar de Dordogne genomen.

Door de goudklompen uit die mijn herleeft de familie voor mij. Ik zie veel foto’s die ik nooit eerder heb gezien. Ik kom ook twee persoonlijke goudklompen tegen. In een album vind ik de onderste foto: Gerard 12 uur oud. Dat betekent dat deze foto op 29 december ’s avonds om tien minuten over negen genomen moet zijn, op dat tijdstip was ik 12 uur oud. Dit is niet de oudste foto die van me is genomen. Er is ook nog een foto waarop ik in de armen van mijn opa lig en ik vermoed dat die ’s middags is genomen: Gerard 6 uur oud.

De bovenste foto zal zeker de oudste foto van mijn moeder zijn. Voor deze foto zijn mijn grootouders speciaal naar Foto Steenmeyer getogen, gevestigd in de Lange Hezelstraat in Nijmegen. Het straatnummer is niet meer te lezen, maar wel dat de fotograaf ‘meermalen bekroond’ is. De foto is genomen op 7 juli 1929. Mijn moeder is dan bijna acht maanden oud.

Ze ligt er tevreden en helder bij, toen al een alerte levendige dame. Precies zoals ik mijn moeder later zal leren kennen. Het rechterbeen lief omhoog. Of ze de foto op latere leeftijd heeft gewaardeerd durf ik niet te zeggen. Ze zal zeker naar haar mollige beentjes hebben gekeken die niets te maken hebben met de benen die mijn moeder later kreeg. Haar benen waren haar trots, zei ze altijd. Tot op late leeftijd kon ze op haar enkels wijzen die nog steeds gracieus gevormd waren.

Journal

 

Balans

Zaterdag 1 juni, Cadouin

 

Even reflecteren. Voors en tegens. Jezelf naar antwoorden denken. Wyb en ik wonen nu anderhalf jaar in de Dordogne. Al bij al wonen we zo’n drie jaar in Frankrijk. Onze eerste helft Frankrijk was totaal anders dan de tweede helft. In de eerste helft waren we drukke ondernemers in een omgeving die van alles en nog wat had te bieden. We woonden in een vrij groot dorp, Nîmes en Montpellier lagen om de hoek. Nu wonen we op het diepe platteland, als de toeristenstroom (duur 6 tot 8 weken) is verdwenen, is er sprake van ongekende rust en leegte.

Tijdens de toeristenstroom wil iemand nog wel eens over ons weggetje rijden waar voor beide richtingen een inrijverbod geldt. Na de toeristenstroom blijf ons weggetje leeg. Alleen de postbode rijdt rond half twee keihard over het weggetje om zijn route af te snijden. Post wordt door de drie bewoners aan het weggetje nauwelijks ontvangen. Voor onze Engelse buren is hun huis een maison secundaire en Jennie en wij communiceren met vrienden en familie via internet. De enige die ons post sturen zijn instanties, en ook die steeds minder. Bol.com wil in Frankrijk niet bezorgen.

Ik ben gek op die rust. Vermoedelijk behoor ik bij de top van Nederlanders die in hun leven de meeste mensen heeft ontmoet en gasten heeft ontvangen. Er was een tijd dat ik geen boodschappen deed omdat iedereen tegen me begon te lullen over theater, hetzelfde geldt voor Wyb. Met een enorme stap hebben we dat achter ons gelaten. Onze sociale contacten zijn teruggebracht tot een normaal, menselijk niveau. Verplichtingen hebben we nauwelijks, onze agenda is nagenoeg leeg, wij kunnen doen waar we zin in hebben.

Ik zou liegen als deze ideale situatie, de maximale vrijheid, niet ook tot nadenken stemt. Vooral in de winter kan ik hevig verlangen naar musea, in toenemende mate zelfs naar theater, waarmee ik lange tijd overvoerd was. Ouwehoeren met vrienden op een terras behoort toch ook tot mijn favoriete bezigheden. Vaker mijn kinderen en kleinkinderen zien, behoort zeker ook tot die wensen. Maar Nederland ligt dertienhonderdkilometer van ons vandaan. De twee grote steden die het meest dichtbij liggen zijn Bordeaux en Toulouse. De eerst ligt iets meer dan twee uur rijden van ons vandaan, de tweede een dikke tweeënhalf uur. Bergerac, dat dichterbij ligt, is veel kleiner dan ik ooit dacht en is tamelijk saai en keurig.

Wat een rol speelt is het verschil in leeftijd tussen Wyb en mij. Ik vind al die rust weldadig. Wyb ook, maar zij vindt dat ze nog te jong is om zich definitief aan die landerigheid over te geven, wat ik erg goed begrijp. Bij haar leeft nog de behoefte om maatschappelijk relevant te zijn, iets nuttigs te doen. Ik heb van die twee neigingen definitief afscheid genomen.

In al die rust die ons omgeeft, al die tijd waarin wij baden, de luxe, is er ook een gebrek aan kader, oriëntatiepunten. De zaterdag ziet er hier hetzelfde uit als de maandag. Of we nu om zeven uur opstaan of om tien uur, niemand die er om maalt. Ook daarmee moet je kunnen leven, of leren leven. Het zijn onderwerpen die regelmatig op poppen. We volgen onze eigen bevindingen op de voet.

Als ik dit blog aan De Censor laat lezen, het is toch een delicaat blogje, zegt ze: ‘Weet je wat het is, het is een zaak van evenwicht. De vraag is: zijn we nu in balans of zoeken we nog balans? En dat verschilt weer per dag.’

528

Journal

 

Alain Delon

Vrijdag 31 mei, Cadouin

 

Het was in het voorjaar van 1997 en ik reed van Amsterdam naar Enschede. Door een file zat ik een tijdje achter een vrachtauto. Opeens begonnen de letters op de vrachtwagen te bewegen en verloren hun vaste vorm. Ook de vrachtwagen verloor zijn contouren en leek te craqueleren. Ik raakte in paniek, wat was dit, de aankondiging van een hersenbloeding? Was er iets met mijn ogen? Bij het eerstvolgende wegrestaurant verliet ik de weg. Met een kop koffie aan een tafeltje gezeten stopte langzaam het trillen der dingen en kwam mijn zicht tot rust. Ongerust reed ik verder naar Enschede.

De volgende dag ging ik meteen naar de dokter en vertelde hem van mijn beangstigende ervaring. ‘Niets aan de hand,’ stelde hij mij meteen gerust, ‘vermoedelijk heb je voor het eerst oogmigraine gehad. Daar hebben veel mensen last van. Meestal duurt het een tiental minuten. Bij sommigen kan het een uur duren.’
Oogmigraine? Het is voor het eerst dat ik er van hoor.
‘Maar wat is het? Hoe komt het?’
‘Niemand weet het precies. Oververmoeidheid, wordt gezegd. Te lang naar een beeldscherm kijken. Bepaalde geuren. Te lang lezen.’
Die oververmoeidheid stelde me gerust, dat was zeker het geval.’

De volgende oogmigraine bleef heel lang weg. Jarenlang had ik het een, twee keer per jaar. Elke keer overviel het me. Het begint met een draadje in je ooghoek dat begint te knipperen en dingen deformeert. Langzaam neemt dat geknipper het hele zicht over. Lezen wordt onmogelijk. Meestal ga ik ergens zitten en hou mijn ogen even een tijd je dicht. Langzaam stopt het geknipper in het midden van mijn oog en verdwijnt via de ooghoeken.

Het gekke is dat ik het de laatste tijd meer heb. Ik vermoed dat het komt door de zon in de Dordogne. Het heeft te maken met speling van licht. Het spiegelen van zonlicht, reflectie van zonlicht. Oververmoeidheid kan het zeker niet zijn nu ik zo’n lui leven heb.

Het is om die reden dat ik in mijn auto een zonnebril heb liggen. Als ik het in de auto krijg, zet ik mijn zonnebril op en dat dempt het effect. Alhoewel, soms is het zo erg dat Wyb het stuur moet overnemen.
Twee dagen geleden begint het weer en ik vraag of Wyb mijn zonnebril wil pakken. Ik heb eigenlijk een hekel aan zonnebrillen. Als je zo’n ding opzet lijkt de wereld een vissenkom te worden waarnaar jij, buiten de vissenkom, zit te kijken. De bril vervormt de kleuren, alles wordt onecht.

Als ik zo met mijn zonnebril achter het stuur zit, zegt Wyb: ‘Je moet die bril veel vaker opzetten. Je krijgt iets van Alain Delon op leeftijd. Als je die bril op hebt, weet ik zeker dat mensen zich afvragen wie die interessante acteur ook weer is.’
Ik kijk in de autospiegel. Ze heeft gelijk. Die bril staat me hartstikke goed. Ondanks dat ik de pest heb aan een zonnebril ga ik hem veel meer dragen. Vast goed voor mijn imago als interessante oude(re) man.

Alain Delon? Ik weet het niet. Ik hou het toch op Jack Nicholson.

527

Journal

 

Rectificatie

Donderdag 30 mei, Cadouin

 

Ik schreef gisteren al dat je veel van mijn geschrijf met een korreltje zout moet nemen. Hoe groot die korrel is bleek vandaag. De afgelopen twee blogjes schreef ik over affiches en dat lege verkiezingsborden duidelijk maken dat het affiche zijn langste tijd heeft gehad. Als bewijs twee foto’s van een batterij lege verkiezingsborden in zowel Cadouin als Molières. En ik had het er zelfs over dat de belangstelling voor de verkiezingen hier net zo lauw was als in Nederland, gezien de lege verkieizingsborden.

Fout. Fout. Allemaal fout.
Ik word vandaag hard gecorrigeerd door mijn Franse Nicht. Zij schrijft: ‘Lieve schat, in Frankrijk is er een verbod om tot een bepaalde datum affiches te plakken voor verkiezingen. Zoals je ziet hangt vanaf vandaag alles vol. Je moet wel opletten hè.’
Bij deze mijn excuses voor de verkeerde informatie die ik gaf. Zo zie je maar weer dat ik wat Frankrijk een groentje ben.

Om te kijken of mijn Nicht werkelijk gelijk heeft, toog ik toch even naar het steegje waar al die verkiezingsborden zijn verstopt. En jawel, hoor. Mijn Nicht heeft gelijk in die zin dat je vanaf nu affiches mag plakken. Maar haar voorspelling dat de borden vanaf vandaag vol hangen komt in Cadouin zeker nu uit. Van de 38 borden is er één beplakt.

Even een kritische kanttekening. Het is vandaag donderdag 30 mei. De verjaardag van mijn vader die inmiddels al veertig jaar dood is. Maar dit terzijde. De Europese Verkiezingen zijn in Frankrijk zondag 9 juni. Wat is dat voor een onzin dat je pas negen dagen van tevoren je affiches mag ophangen. Al weken lang zie je op de televisie de Franse politici campagne voeren, maar je affiche mag je pas nu ophangen. Zou het affiche dan toch nog een gevaarlijk wapen zijn?

Wat ik wel goed van die Fransen vind is dat ze de regel hebben dat je twee dagen voor de verkiezingsdag geen campagne meer mag voeren en geen enquetes publiceren. Die regel had in Nederland de PVV een paar zetels gekost. Door al die positieve enquetes voor de PVV dacht domrechts: de beer is los, dit is onze kans, alle ballen op de PVV. Mede daardoor zitten we met een kabinet waarin de aankomende vier jaar zal blijken hoe gammel het is.

Het huis van het weekdier

 

 

 

Vogelvlucht

Dadelijk zal ik, oud, naar mijzelf kijken.
Mijn armen zullen lamme vleugels lijken
en mijn stem, gebroken, kan geen lied… oh god,
ik zing te weinig, morgen zal het blijken.

Journal

 

Capa

Woensdag 29 mei, Cadouin

 

Gisteren eindigde ik mijn blog met de opmerking dat ik wel begreep waarom de Europese verkiezingen bij afficheplakkers totaal niet leeft, een affiche is natuurlijk heel erg negentienhonderdzoveel.

Ik kreeg van Henk al snel een app’je: ‘Na met plezier je poster blog te hebben gelezen in je blog, maak ik toch een amusante kanttekening….
Het was vanmiddag regenachtig toen we langs de Normandische kust oostwaarts reden. In mondain Deauville zagen we een grote poster langs de weg… grijszwart met in grote letters… ‘Robert Capa’. Het zal toch niet? Even later zien we er nog eentje, en lezen we dat een grote expo met zijn werk afgelopen weekend is geopend, alhier! Een buitenkansje kortom, en morgenochtend gaan we de expo bezoeken. En die hadden we waarschijnlijk gemist als we geen affiche hadden gespot. Kortom, de affiche is dan wellicht een oud medium uit 19zoveel, maar het werkt nog steeds.’

Vandaag app ik hem terug: ‘Ik ben het helemaal met je eens. Mijn uitspraak dat affiches wel heel erg negentienhonderdzoveel waren, was vooral ironisch bedoeld. Ik ben namelijk gek op alle media die negentienhonderdzoveel zijn. Ik vond het wel stoer om te zeggen omdat het succes van mijn theaterdirecteurschap voor een belangrijk deel op affiches berustte. Zoals je je wellicht herinnert, was ik gek op het traditionele zwart/wit-affiche met prikkelende uitspraken. Tijdens een directeurschap stonden er zelden geen affiches langs de weg. Ik verbaas me erover dat, als ik nu Groningen, Leeuwarden of Apeldoorn binnenrij, er geen affiches langs de weg staan. Een doodzonde, vind ik. Veel van wat ik schrijf moet je maar met een korreltje zout nemen. Ik vind ik het soms best leuk om dingen op te schrijven waar ik totaal niet achtersta. Zoals een Sri Lankaans spreekwoord zegt: Een goed vertelde leugen is waardevoller dan een slecht vertelde waarheid. Ik geef toe, het is dubieus. Veel plezier bij Robert Capa.’

Ik herinner me nu opeens dat ik in het kader van de promotie van de stad Groningen 25.000 gulden kreeg om een serie zwart/wit-affiches als advertenties door te plaatsen in de Volkskrant. Huidige marketeers hebben het idee dat ze, als ze een nieuwsbrief of digitale advertentie plaatsen, goed werk hebben verricht. Ik betwijfel dat ten zeerste. Nieuwsbrieven gaan bij mij eigenijk linea recta de prullenbak in en digitale advertenties mijd ik als de pest. Een affiche brengt het theater naar de straat. Als een voorstelling was uitverkocht, plakten we er nog een strook op: Uitverkocht. Succes breeds succes. Leve de media uit negentienhonderdzoveel.

Ben wel jaloers op Henk dat hij naar de tentoonstelling van Robert Capa gaat. Met zijn boek The Americans vormde hij het begin van de straatfotografie. Iedereen kent een foto van Capa. Als fotograaf ging hij op D-Day mee met de eerste aanvalsgolf in Normandië. Hij zwom mee aan land met twee camera’s en verschillende filmrolletjes. Hij maakte 108 opnames, waarvan er slechts acht zijn bewaard door een fout bij het ontwikkelen van de negatieven. Een van die acht foto’s staat in alle geschiedenisboeken.

Ook in Molières een muur van verkiezingsborden. Opnieuw geen enkel affiche.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Er is nog nooit een treuriger lied gehoord,
er is niemand, niemand die het bekoort.
Keer op keer is er slechts aanzet tot gezang,
een eerste toon, het stamelen van een woord.

Journal

 

Affiche

Dinsdag 28 mei, Cadouin

 

En? Hoe is het met de belangstelling voor de Europese verkiezingen in Nederland? Ik heb geen idee. Toch ben ik een van de eerste Nederlanders die heeft gestemd. Dat doe ik met weinig illusie, maar met veel genoegen. Het regeerakkoord kwam uit en ik, als Nederlander in het buitenland, heb meteen mijn stem uitgebracht. Ik zal ze krijgen die benauwde vijftiger jaren denkers. Gisteren heb ik die Van der Plas nog even gezien. Ze pleitte voor neutrale seksuele voorlichting. Uit hoe en wat ze zei begreep ik meteen dat neutrale seksuele voorlichting is het oprakelen van het oude verhaaltje over de bloemetjes en de bijtjes. Al het andere is vies, laat staan als we het over de verschillende genders gaan hebben. Ja, je hebt de man, je hebt de vrouw. En dat is het. Ik stuur die vrouw een doos Merci en zeg haar dat ze wat mij betreft mag opzouten. Ik ben zo blij met mijn stem op GroenLinks/PvdA. Tegen de vertrutting. Aan mij zal het niet liggen.

Hoe de belangstelling voor de Europese verkiezingen in Frankrijk is? Gisteren kon ik in mijn eigen dorp een foto maken die mijn ervaring met dit onderwerp perfect weergeeft. Cadouin pakt enorm uit, in het dorp staan liefst 38 panelen opgesteld waar partijen affiches kunnen ophangen, laat de verkiezingskoorts maar losbarsten. Zie de foto, een zee aan panelen, geen enkel affiche. En in het naastgelegen dorp Paleyrac, is het niet anders, een muur aan panelen, geen affiches.

De oppervlakkige beschouwer kan denken: die gemeentes in Frankrijk doen er alles aan om de verkiezingen te faciliteren. Qua materiaal wel. Maar er zit een addertje onder het gras. Deze panelen staan namelijk opgesteld in een steegje waar nauwelijks mensen doorheen lopen. Het lijkt heel wat, het is niks. Al plakken ze de boel vol, slechts een enkeling zou het zien. Ik kwam er toevallig langs omdat Dies op straat had zitten poepen en ik zo snel mogelijk het poepzakje kwijt moest. Ik blijf het oprapen van hondenpoep en het dragen van poepzakjes ongelooflijk vies vinden. Toch hebben ze nut, want zo vond ik het bewijs dat de Europese verkiezingen in ieder geval bij de afficheplakkers in dit land totaal niet leeft. Wat ook wel begrijpelijk is, want een affiche is natuurlijk heel erg negentienhonderdzoveel.

526

Journal

 

Een berg, een klooster en een stad

Maandag 27 mei, Cadouin

 

Een gesprek kan zomaar op gang komen, helemaal uit het niets. Opeens is het er. Wyb en ik praten over nieuwe theaterideeën. Zou ik nog nieuwe ideeën voor het theater hebben? Ik merk dat mijn hoofd totaal niet meer in die richting staat. Ik durf wel te stellen dat ik er vroeger specialist in was. Ooit trok ik als nieuwe directeur met vijfentwintig nieuwe theaterconcepten naar Leeuwarden. Ik had ze, samen met Marc op een middag bedacht. ‘Kom Marc, we gaan bij elkaar zitten net zo lang tot we vijfentwintig goede ideeën voor het theater hebben.’ Een beproefd concept. Met Marc gingen dat soort dingen altijd snel. Al die vijfentwintig ideeën heb ik uitgevoerd.

Later, met Wieke en Wolter, bedachten we Operatie Onverantwoord. Onze opdracht: ideeën bedenken die eigenlijk niet kunnen. Zo kwam er een voorstelling voor honden en bouwden het theater om tot sprookjespaleis, inclusief overnachtingen.
Nog weer later had ik dezelfde soort sessies met Wolter in ons eigen bedrijf. Een ochtend in café De Pont aan het ’t IJ en we hadden weer vijfentwintig goede ideeën

Maar nu Wyb erover begint… Kun je zoiets verleren? Vast wel, het is een kwestie van concentratie, de geest richten. ‘Als je weggaat, moet je oppassen,’ waarschuwden Matthijs me toen ik aangaf dat ik wegging bij Het Zuidelijk Toneel. ‘Ik heb zo vaak gehoord dat mensen stopten omdat ze zelf iets wilde maken of doen. Meestal hoorde je nooit meer wat van ze.’

Ik lees een interview met complexiteitwetenschapper David Krakauer in NRC. Hij zegt: ‘Jaren geleden schreef ik een stuk over de berg, het klooster en de stad. Dat ging over wat mensen nodig hebben om goed te kunnen denken. Je hebt een zekere mate van isolatie nodig (een berg), een bepaalde gemeenschap (een klooster) en een plek waar je je ideeën kunt presenteren (een stad). Bij SFI (het instituut waar hij werkt, DM) proberen we een soort klooster in de bergen te zijn, een plek waar je subversieve gedachten kunt hebben binnen een gemeenschap die daarvoor openstaat.’

Zijn woorden stemmen mij tot introspectie. Een berg heb ik, ontegenzeggelijk. Een klooster heb ik ook, al is mijn gemeenschap piepklein, die bestaat slechts uit Wyb en mijzelf. Een stad ontbeer ik ten enenmale. Ik heb, alweer, een piepklein podium, Dossiermoddergat, maar dat zet nog niet één zode aan de dijk. Mijn randvoorwaarden voor subversieve gedachte is dus minimaal.

Heeft Matthijs gelijk gekregen? Eigenlijk wel. De Grote Roman is uitgebleven, en die komt er ook niet meer. Ik maakte een fotoboek en honderden foto’s die ook nog wel in boek terecht kunnen komen. Verder schreef ik met Wyb een boekje over onze belevenissen in Saint-Hippolyte-du-Fort over onze belevenissen in Frankrijk. Dat is het dan. Verder geniet ik van een enorme vrijheid en vele boeken. Maar misschien moet ik toch weer eens op zoek naar een stad.

525

Journal

 

Wrakken

Zondag 26 mei, Cadouin

 

Tot gisteren heb ik me niet gerealiseerd dat we in Cadouin aan de rand wonen van een enorm bos. Het was me uiteraard duidelijk dat we in een bosrijke omgeving wonen. Welke kant we ook uitrijden, altijd zijn er grote stukken bos. Maar het besef van dat enorme bos kwam gisteren pas toen wij vanuit Belvès een wandeling maakten, of eigenlijk vanuit Saint-Pardoux, waar we de auto bij een kerkje uit de twaalfde eeuw parkeerden.

Vanuit daar namen we een lang wandelpad richting het westen. Het bleek niet zomaar een pad te zijn, het ging steil omhoog. Onze cardio-training was optimaal. Er kwam geen einde aan het pad, we voelden ons Stanley Livingstone op expeditie door Afrika. Om ons heen bos, bos en nog eens bos.

Tot dan toe had ik die bossen waardoor wij wandelen als losse stukken bos gezien. Maar op een gegeven moment zei Wyb dat de driehoek Belvès, Monpazier en Cadouin, eigenlijk één groot bos is. Wat precies de naam van het bos was, kon ze zich niet meer herinneren.

Natuurlijk, dat was het. Als wij van Cadouin naar Monpazier rijden, zien we vijftien kilometer alleen maar bos. Als we naar Bevès rijden, doen we dit door twaalf kilometer bos. Van Belvès naar Montpazier is het zeventien kilometer rijden: alleen maar bos. En in die driehoek is ook alleen maar bos. Er ligt één klein dorpje in die driehoek Bouillac. Ik denk dat er een stuk of tien huizen staan. Wat stom dat ik me dat niet eerder heb gerealiseerd.

Als we boven op de top staan, komen we bij een stuk bos dat onlangs is gekapt. Aan de rand van het perceel staat een oude bestelbus Citroën tegen een hoop hout te vergaan. Volgens mij heet zo’n bus Type H. Hoe is deze bus hier gekomen? Waarom is hij hier achtergelaten.

Deze twee vragen stel ik mij vaak als ik door de Franse bossen wandel. Overal zijn oude auto’s achtergelaten, overgelaten aan de natuur die er wel weg mee weet. Er is zelfs een perceel op een andere wandeling waar alle landbouwwerktuigen van de vorige eeuw liggen te verroesten.

Iets verderop komen we midden in de wildernis een hut tegen. Een enorme hoeveelheid takken probeert de hut aan het zicht te onttrekken, maar op het dak zie ik een klein zonnepaneeltje, de hut zelf is van klei opgetrokken. Zo te zien woont hier iemand, teruggetrokken van van alles en nog wat.

Weer even later komen we langs een perceel waar wel vijf autowrakken liggen te verroesten tot de natuur ze heeft weggevaagd. Het perceel hoort bij een boerderij waar een jonge vrouw bij het huis onkruid staat weg te spuiten. Ik heb geen idee waarom mensen die wrakken zo maar laten liggen. Voorlopig houd ik het op onverschilligheid, schijt aan de natuur.

Eenmaal thuis zoek ik de naam van het bos op waar wij zo doorheen hebben lopen zweten. Het blijkt Forêt de la Bessède te heten. Het moet toch tot een van de grootste aaneengesloten bossen van Frankrijk behoren.

Journal

 

Spinoza

Zaterdag 25 mei, Cadouin

 

Het is voor de eerste keer in lange tijd dat we in Frankrijk uit gaan eten. Het is de eerste dag dat je buiten op een terras kunt eten, en daar willen we meteen van profiteren. We gaan naar Trémolat, een vriendelijk dorp in de Dordogne met een hotel en restaurant, Le Vieux Logis, waar je met een helikopter kunt landen. Het enige restaurant dat ik ken waar dat zo is. Niet dat wij naar Le Vieux Logis gaan. De tijd dat wij wel eens voor 175 euro per couvert gingen eten ligt al een tijd achter ons.

Wyb en ik gaan sowieso bijna niet meer uit eten. Dat heeft er vooral mee te maken dat, nu Wyb alle tijd heeft, de kwantiteit van haar kookkunst een enorme boost heeft gekregen. Met de kwaliteit zat het altijd al goed. De vele kookboeken in ons huis slingeren steeds vaker door het huis. Vrijwel dagelijks kookt Wyb nu maaltijden die ik restaurant waardig noem. Het gaat van eenvoudige recepten uit Jamie kookt Italië, via de Palestijnse keuken (Sami Tamini) tot originele haute cuisine Franse keuken. Dagelijks hebben we een gastronomische uitspatting.

Wij gaan nu dan eindelijk eens naar pizzeria Nulle Part Ailleurs (Nergens anders). Het stikt in de Dordogne van de pizzeria’s, maar tot nu toe vonden we dit een van de beste. Als we erheen lopen zien we dat links van het restaurant in een hoekje een dorpsbibliotheek is gecreëerd zoals je die in Frankrijk veel ziet. Als je een boek meeneemt, is het sympathiek als je een ander boek achterlaat. Zelden dat we niet even in zo’n bibliotheekje neuzen.

Ik zie dat er zowaar een Nederlandse plank is, althans, dat staat er op. Maar er blijken vooral Engelse boeken op te staan, bovendien niks interessants. Dan zie ik dat in de rechterhoek achter de voorste rij nog een rijtje boeken staat. Ik haal de voorste boeken weg en daar komt, hoe is het mogelijk, de Ethica van Spinoza tevoorschijn. Een gaaf exemplaar waarvan de BTW in Nederland al snel drie of vier euro zou bedragen.

Denk niet dat ik de Ethica heb gelezen. Ik weet alleen dat het een van de belangrijkste filosofische werken is. Baruch de Spinoza leefde van 1632 tot 1677, dezelfde tijd als Rembrandt. Wat Rembrandt voor de schilderkunst is, is Spinoza voor de filosofie. Spinoza brak als eerste met het godsbeeld zoals dat in de Middeleeuwen bestond. Hij was een van de eerste rationalisten en legde daarmee de basis voor de Verlichting. Hij durfde te schrijven over het vrije denken en een maatschappij zonder god. Daarnaast onderzocht hij hoe mensen gelukkig konden leven.

Ik ben zo blij dat ik het boek vind dat ik het meteen in veiligheid stel door het in de auto te leggen. Ik maak mij geen enkele illusie dat ik het boek ga lezen. Ik weet dat zijn teksten, die hij schreef in de vorm van stellingen, vrij ondoordringbaar zijn. Als ik het ga lezen ben ik daar de rest van mijn leven mee bezig. Omdat te illustreren hieronder de eerste stelling die ik lees van pagina die ik willekeurig opensla. Houd u vast.

‘Tot de essentie van een ding behoort datgene waardoor het ding noodzakelijk wordt gesteld en dat, indien weggenomen, het ding noodzakelijk opheft; anders gezegd datgene waaronder het ding bestaanbaar noch denkbaar is, en dat omgekeerd zonder dat ding bestaanbaar, noch denkbaar is.’

En zo gaat het tientallen stellingen door. Als ik het boek, nadat we weer thuis zijn, op de tafel leg, voel ik dat als iets plechtigs. Spinoza in je huis, dat ik de Ethica nu zomaar kan pakken, dat is toch bijzonder. Gelukkig schreef Maarten van Buuren op het einde van het boek een toelichting op de Ethica, die lijkt me nog wel leesbaar.

Journal

 

Tijdmachine

Vrijdag 24 mei, Cadouin

 

Even een politiek blogje, hoor. De dag nadat die vier partijen (PVV, enz.) een coalitieakkoord presenteerden, en ik daar tamelijk chagrijnig door was, kon ik meteen hard terugslaan. Ik vulde mijn stemformulier voor de Europese verkiezingen in en uiteraard maakte ik het hokje van GroenLinks/PvdA rood. Ik zal ze krijgen. Tegenwicht is noodzaak. Red de natuur. Red de humaniteit. Red het klimaat. Red de vluchteling. Red de cultuur. Reduceer de kloof tussen arm en rijk. Allemaal zaken die dat coalitieakkoord aantast.

Stemmen? Hoezo stemmen? We kunnen toch pas op 6 juni stemmen? Nee, ik heb een uitzonderingspositie. Wanneer je in het buitenland woont, kun je namelijk per post stemmen. Daar moet je wat voor doen, maar na veel bureaucratische rimram en kopiëren van paspoorten enzo, mag je zelfs je stem eerder uitbrengen.

Op het moment dat ik de stem uitbracht, besefte ik meteen hoe machteloos dat recht eigenlijk is. Het wordt voorgesteld alsof je invloed hebt, maar meer dan ooit realiseerde ik me dat ik slechts iemand ben uit talloos veel miljoenen. En een groot deel van die miljoenen hebben er de ballen verstand van. Ze laten hun onderbuik eens lekker rommelen, luisteren naar wat oneliners, en grijpen dan, als ze er al zin in hebben, naar dat stempotloodje.

Zoals de trouwe lezer van Dossiermoddergat weet, stem ik al jaren uit overtuiging op de sociaal-democratie. Ik vrees dat ik de laatste kiezer ben die uit ideologische overtuiging stemt. Ik hoef dan ook niet na te denken over wat ik ga stemmen. Dat heb ik al lang geleden gedaan en toets dat dagelijks. Ik hoef niet zoals de wind waait, waait mijn petje te stemmen. Ik laat me niet inpakken door de grootste populistische schreeuwer. Zoals uit dit coalitieakkoord weer blijkt: populisten beloven veel, maar maken vrijwel niets waar. Vele kiezers zijn opnieuw bedonderd. Of beter gezegd: hebben zich laten bedonderen. Eigen schuld, dikke bult, allemaal de schuld van hun onderbuik.

Goed. Mijn linkse stem ligt vast. En dan kijk je een week later naar het debat over dat akkoord en dan zie je je partijleider daar zijn best doen die populisten eens een lesje te leren. Helaas kwam er weinig van terecht. Mijn partijleider had voor de gelegenheid een driedelig zwart pak aangetrokken en stond daar alsof hij op een begrafenis was. Hij schijnt zeventien talen of meer te spreken, maar de taal van de gehaaide politicus, tegenwoordig zo noodzakelijk om begrepen te worden, zit daar niet bij. Timmermans stond erbij alsof hij uit een tijdmachine was gestapt, afkomstig uit een tijd van lang geleden.

Naast hem stond Rob Jetten van D’66 fris en lenig prikken uit te delen aan die Wilders. Nou ja prikken, prikjes. Maar het waren in ieder geval prikjes. Timmermans stond stijf te delibereren om vervolgens vijgen om de oren te krijgen van Wilders.

Heb ik dan toch te snel gestemd? Zijn die sociaal-democraten waar ik mij mee verbonden voel toch zo aan het vermolmen dat ze het niet meer waard zijn om op te stemmen? Timmermans werd zowel links als rechts ingehaald. Rechts door Jetten, links door die nieuwe van de SP waarvan ik de naam nu even ben vergeten. Misschien ben ik toch iets te impulsief geweest met dat stemmen. Nou ja, het is in ieder geval een stemtegen extreemrechts.

524

Journal

 

Schermtijd

Donderdag 22 mei, Cadouin

 

Elke week krijg ik van Apple trouw de gemiddelde schermtijd door, de tijd die ik op mijn iPhone doorbracht. In eerste instantie schrik ik daar altijd van. Gemiddeld per dag zes uur met die iPhone bezig is geen uitzondering. Schandalig toch hoe wij in de ban zijn van de digitale ontwikkeling. Voordat de lezer ook verontwaardigd wordt. Volgens mij valt het toch mee.

Want wat doe ik op die iPhone? Verreweg de meeste tijd gaat, in mijn geval, zitten in het lezen van kranten. Ik vermoed dat ik toch zeker drie tot vier uur bezig ben met het lezen van kranten. Ik vind het heerlijk om kranten te lezen. Als ik ’s ochtends opsta kan ik me enorm verheugen op een kop koffie en de krant. Las ik heel vroeger de krant op papier, al jarenlang lees ik hem op mijn iPhone. De traditionele krantenlezer moet er niet aan denken, zo’n klein schermpje, maar ik weet niet beter, een kwestie van gewenning. Als ik wel eens een krant in handen krijg, vind ik al dat papier alleen maar lastig.

Dit jaar ben ik voor het 59ste jaar een fanatiek krantenlezer. Zelfs toen ik op de basisschool zat, spelde ik De Gelderlander. Ik kwam er al vroeg achter dat de krant ons de laatste update geeft van de staat van de mensheid, een interessantere bron bestaat er toch niet.
Een krant is voor mij puur vermaak. Zo kan ik me elke woensdag verheugen op de column van Max Pam in de Volkskrant. De column van Marcel van Roosmalen op maandag, woensdag en vrijdag in NRC is het eerste wat ik lees als ik ’s ochtend wakker word, al is de eerste glans van zijn geschrijf er wel vanaf.

Als ik het goed inschat heb ik zelf een abonnement op de Volkskrant sinds mijn achttiende. Wat wil zeggen dat ik al langer dan vijftig jaar abonnee ben. Niemand die bij dit jubileum heeft stilgestaan, ikzelf ook niet. Goed dat ik het nu doe.
NRC lees ik nu zo’n vijfentwintig jaar. En met lezen bedoel ik de krant spellen. Geen artikel is me te lang, geen kort bericht te onbelangrijk. Alhoewel ik ook een ervaren scanner ben van wat ik wel of niet interessant vind.

De BTW op kranten gaat omhoog als bruin rechts het voor het zeggen krijgt, evenals de BTW op boeken. Het zegt veel over het malicieuze karakter van de nieuwe coalitie. Alles wat de mens wijzer kan maken, mag gehinderd worden. Voor hen is dom beter dan wijzer. Voor mij geldt het omgekeerde. Overigens is die verhoging geen enkele reden voor mij om minder kranten te lezen. Voordat de kranten de deur uit moeten, gaat eerst de auto eruit.

Dus Apple mag wel zeggen dat ik mijn tijd verpruts op een iPhone, maar ik gebruik dat ding voor dezelfde zaken als toen het ding nog niet was uitgevonden: kranten lezen, spelletjes doen met familie, communicatie plegen met vrienden en familie. Alleen heb ik het papier en de telefoon verruild voor een schermpje. Gamen, TikTok, Tinderen en al die andere onzin laat ik lekker aan anderen over. Zelfs op mijn mobiele telefoon ben ik een ouderwetse man.

523

Journal

 

Toeristenland en omstreken

Dinsdag 21 mei, Cadouin

 

We liepen met z’n vieren door Londen en waren erg enthousiast over de stad. In een overmoedige bui zei ik zelfs dat ik Londen leuker vond dan New York. New York is een stad vol miljonairs, Londen is een stad waar wordt gewerkt, gezwoegd en… Daar kom ik zo op terug.

Ik ben een stuk of zes keer in Londen geweest, vermoed ik. De ene keer langer dan de andere keer. De laatste keer was jaren terug, ook toen was ik enthousiast, maar dit keer leek de stad nog levendiger. Het was duidelijk dat de gentrification ook hier zijn werk had gedaan. Overal hipster-achtige koffie- en eettenten, met soms New York-achtige prijzen. Zo koos Esther een koffietent uit waar we tevens konden ontbijten. Op het eind moest ik voor wat koffie en lekkere broodjes 85 euro afrekenen. Alsof het niks is.

Het is fijn om een vriend te hebben die een boekwinkel heeft. Hij houdt de laatste literaire aanwinsten bij, kan je goed adviseren en heeft dan ook nog wel eens een boek dat hij net zelf uit heeft. Zo raadde hij mij De Onzichtbaren van Frank Nellen aan. Moest ik zeker lezen. En hij had gelijk, prachtig boek van een meesterverteller.

‘Kijk, dit moet je zeker lezen als je net in Londen bent geweest,’ en Pim stopte mij een boek in handen met de titel Dit is Londen, geschreven door de Britse schrijver Ben Juhah. De titel klinkt als een reisgids, maar het is verre van een reisgids. Door het lezen van het boek kom ik erachter dat ik slechts in Toeristenland ben geweest, het echte Londen heb ik helemaal niet gezien.

Ons hotel stond in de wijk Shoreditch. Wij waren erg tevreden over die keuze. Nu ik de wijk google weet ik wel waarom. Ik lees: ‘Shoreditch is een kunstzinnige buurt naast de al even hippe wijk Hoxton. Jonge creatievelingen en trendsetters bevolken de modieuze clubs en bars rond Shoreditch High Street, Great Eastern Street en Old Street, en de gevarieerde restaurantscene bestaat uit trendy ketens, stijlvolle gastropubs, ambachtelijke cafés en noedelbars, en alles daartussenin. Overal in de buurt vind je vintage- en designwinkels.’

Ben Judah laat mij een ander Londen zien. Om duidelijk te maken wat ik bedoel hoef ik alleen maar de flaptekst over te schrijven. ‘In tien jaar tijd is Londen -de geboortestad van Judah- sterk veranderd. Hedendaags Londen is een stad van immigranten. Meer dan een derde van de bevolking is over de grens geboren. Mensen uit letterlijk alle windstreken zijn er terechtgekomen, met dromen over werk en vooruitgang. Voor velen komen die niet uit. Dit heeft onuitwisbare effecten op de stad, zowel positieve als negatieve. Judah dompelt zich onder in de wereld van van immigranten, illegalen, bedelaars, gangsters, smerissen en louche handelaars.’

Londen is een stad die uit evenwicht is geraakt. De middenklasse is Londen inmiddels uit gevlucht door onbetaalbare huizenprijzen door komst van de superrijke Russen en Arabieren. Daarnaast verloederden er wijken waar de immigranten uit Polen, Roemenië, Bulgarije en Albanië neerstreken. Hier leven twaalf, zestien mensen op één kamer die al roulerend daar kunnen slapen. Met de laatste twee golven immigranten kwam de maffia mee die zich stortte op de verbouw en verhuur van de huizenmarkt. De mooie Engelse huizen werden ontdaan van hun karakter. Hoe meer kamers, hoe meer huurders.

Judah maakt duidelijk wat wij niet hebben gezien in Toeristenland. Londen is een stad waar gewerkt, gezwoegd en veel geleden wordt. Ik lees het boek nadat ik in Londen ben geweest. Het is veel beter om het daarvoor te lezen. Dan zie je veel meer. En dan heb ik het nog niet gehad over die stupide Brexit. Het volk heeft gesproken, nou bedankt, mooi in het ootje genomen, realiseert een groot deel van die kiezers nu.

Journal

 

Censored

Maandag 20 mei, Cadouin

 

Het blog dat hier had moeten staan is gecensureerd. Het is voor het eerst in tien jaar dat De Censor ingrijpt. Ik laat haar nooit een blog lezen voordat ik het werkelijk plaats. Dit keer wel omdat ik onraad rook. Misschien had ik dat niet moeten doen. Als het in Dossiermoddergat had gestaan, had het er gewoon op gestaan.

De reden van de censuur heeft alles met onze wispelturigheid te maken, aldus De Censor. Soms kun je te vroeg over dingen schrijven en volgens De Censor was daar nu sprake van.

Natuurlijk had ik kunnen zeggen dat ik mij niets van haar aantrek, dat ik in een vrij land leef en dat ik zelf wel bepaal wat ik wel of niet publiceer. Maar ja, ik heb zelf het instituut De Censor in het leven geroepen en ik heb dit blog expliciet aan haar voorgelegd en dan moet je niet kinderachtig zijn.

De lezer blijft vandaag dus verstoken van een blog. Mocht een lezer echt zijn geïnteresseerd, dan is persoonlijk contact mogelijk. Omdat ik wel behoefte heb aan wat klankborden, stel ik interesse dit keer op prijs en zal ik de inhoud van het gecensureerde blog met je delen.

Ik heb De Censor laten weten dat ze één keer per tien jaar  hard mag ingrijpen, maar dat het daarmee ook wel afgelopen moet zijn.

Journal d’images

 

Foto’s van de dag

Zondag 19 mei, Cadouin

Eend. Hij bestaat nog.

Lezer met schoothond

Journal

 

Weerloos

Zaterdag 18 mei, Cadouin

 

Tot nu toe heb ik de dichtregel van Lucebert: ‘alles van waarde is weerloos’ altijd door de juiste lezers horen en zien gebruiken.

Zelf gebruik ik de regel vrijwel nooit. Dat heb ik wel gedaan, maar omdat hij in toenemende mate door Jan en Alleman werd geciteerd, vond ik dat hij aan kracht inboette. De eerste keer dat ik hem las, vond ik hem prachtig en in het verleden maakte ik er zelf graag gebruik van.

Het is begrijpelijk dat ‘alles van waarde is weerloos’ vaak te horen en te lezen is. De regel geeft eigenlijk perfect de kern weer van de cultuurstrijd de afgelopen decennia. Alles wat mooi is, mensen beroert en ontroert werd in toenemende mate bekeken en beoordeeld door de ogen van de boekhouder en ging er genadeloos aan.

Veel mensen gebruiken de dichtregel, maar wie weet uit welk gedicht van Lucebert de regel afkomstig is? Ik denk weinigen, en dat maakt de regels eigenlijk extra bijzonder. Er is in het Nederlands taalgebied volgens mij geen regel die zo’n zelfstandig leven leidt. De regel heeft zich als het ware los gemaakt van het gedicht en is een gedicht op zichzelf geworden. Laat ik hem in dit blog toch terugbrengen naar zijn eigen gedicht, want dan zie je meteen dat de regel nog meer waarde krijgt en een verdieping ondergaat.

Het titel van het gedicht waar de regel uit ontspruit luidt: De zeer oude zingt. Het gaat als volgt:

De zeer oude zingt:

er is niet meer bij weinig
noch is er minder
nog is onzeker wat er was
wat wordt wordt willoos
eerst als het is is het ernst
het herinnert zich heilloos
en blijft ijlings

alles van waarde is weerloos
wordt van aanspreekbaarheid rijk
en aan alles gelijk

als het hart van de tijd
als het hart van de tijd

Geen eenvoudig gedicht. Maar wie oud is, zal het vermoedelijk sneller begrijpen en zien dat het een kwetsbaar gedicht is, een delicaat gedicht, een breekbaar gedicht. De regel ‘alles van waarde is weerloos’ zingt er inderdaad bovenuit.

Terug naar mijn beginzin waarin ik schreef dat ik het tot nu toe door de juiste gebruikers heb horen en zien gebruiken. Tot woensdag was dat zo. Maar op die dag opende Tweede Kamer voorzitter Martin Bosma de vergadering met het gedicht. Een potsierlijke daad, want welk kamerlid kan het gedicht bij het voorlezen van Bosma doorvorsen? Het is een gedicht dat erom vraagt niet gehoord maar gelezen te worden, en dat liefst meerdere keren om de woorden daadwerkelijk te vatten.

Bosma maakt het gedicht opeens tot propagandamiddel. Hij leest het gedicht voornamelijk voor om de regel ‘alles van waarde is weerloos’ te laten klinken. Hiermee is de cynicus aan het woord, de pester, de haatdrager, de treiteraar, de serpent, de uitvinder van het woord kopvoddentaks. Hij leest het voor omdat hij weet dat uitgerekend deze woensdag alles van waarde inderdaad weerloos blijkt te zijn.

Die avond wordt namelijk het regeerakkoord gepresenteerd en wordt alles van waarde grondig aangetast. Wetenschap, onderwijs, cultuur en journalistiek lopen stevige klappen op, enerzijds door bezuinigingen, anderzijds door het duurder te maken, maar vooral ook door er geen enkele interesse of zorg voor te tonen. Het is voor de eerste keer dat een cynicus het gedicht voordraagt. Het weerloze gedicht verliest daarmee meteen zijn waarde.

522

Journal d’images

 

Rust

Vrijdag 17 mei, Cadouin

 

Lange wandelingen. Maar altijd vinden we wel plekken waar we even kunnen rusten.

Journal

 

Colijn V

Donderdag 16 mei, Cadouin

 

Ik heb de afgelopen dagen veel dichte deuren gezien en wachtende journalisten. En maar wachten op de stuntelende Omtzigt, de immer vals glimlachende Dylan Yesilgöz, de veroorzaakster van het feit dat we met z’n allen op een boerenbruin kabinet zitten te wachten, Geert Wilders, die zijn uiterste best doet niets uit de ijskast te halen en zijn iPhone enige rust te geven. En natuurlijk niet te vergeten het vleesvrouwtje uit Deventer, verdedigster van de gehaktbal en de revolterende boer.

Veel politiek gedoe. Maar het meest intrigeert mij het gezicht van Caroline van der Plas dat elke avond witter wordt. Van der Plas begint steeds meer op een Japanse geisha te lijken, maar dan wat minder gracieus. Ik maak me ongerust over haar gezondheid, maar volgens Wyb is het foundation dat ze er veel te dik opsmeert. Wyb zou haar aanraden er wat rouge op te smeren opdat ze niet zo eng lijkbleek lijkt.

De naam van Ronald Plasterk begint woensdagavond steeds harder rond te zingen als de nieuwe premier. Wat mogelijk betekent dat we ook nog een nep-premier krijgen, niet gekozen, aangewezen door De Leider van een nep-partij. Waartoe een toevallige (?) ontmoeting op Bonaire toe kan leiden. Of komt het omdat Plasterk en Martin Bosma in dezelfde supermarkt boodschappen doen?

VVD blijft gisteravond te lang vergaderen om op te blijven. Ik weet toch wel wat ze besluiten: akkoord gaan. Niemand kan meer terug. Samen zijn ze gevangen in de extreem-rechtse keuken van Wilders.

De volgende morgen word ik al vroeg wakker door app’jes van vrienden. Kees appt me de belangrijkste plannen en voornemens uit het coalitieakkoord. Hij schrijft erbij: ‘Jullie hebben een veilig heenkomen op De Berg. Wij gaan volgend jaar emigreren naar de Lofoten.’
Hij raadt me aan een boek van Paul Lynch te lezen, Het Lied van de Profeet. Hij overtuigt me met een citaat uit het boek: ‘…de geschiedenis is een stille kroniek van mensen die niet wisten wanneer ze moesten weggaan.’

‘Hoe is het nou om in een ander land te leven?’ vraag ik aan P.
Hij antwoordt: ‘Wij zijn bezig onze boeken te verbranden. Museumjaarkaart doorgeknipt, abonnement op VPRO-gids opgezegd…’
Hij laat nog weten dat we hoop kunnen putten uit de geschiedenis van kabinet Colijn V. Ik vraag hem hulp om uit te leggen waarom we daar hoop uit kunnen putten. P. geeft mij inderdaad hoop door uit te leggen dat Colijn V al viel bij het aantreden.

B. schrijft me dat het met dit komende kabinet net als een slepende ziekte is. Je krijgt tijd om aan het idee van dood te wennen, maar het blijft vreselijk als de dood er is. ‘Je mag gelukkig wel weer 130 rijden. Alles gaat weer dertig jaar achteruit.’

P. laat nog weten dat hij het wel leuk vond om zijn vrouw tegen de tv te horen schreeuwen dat Annabel Nanninga een kutwijf is en haar bek moet houden.

W. laat nog weten dat het verlaagde BTW-tarief voor culturele diensten en goederen wordt afgeschaft, uitgezonderd bioscopen en dagrecreatie. We weten inmiddels dat Wilders een fervent fan is van De Efteling.

Ik blijf maar steeds aan Colijn V denken. Het is vaker gebeurd, dus wie weet.

 

521

Journal

 

Gokautomaat

Woensdag 15 mei, Cadouin

 

Gisteren begon ik mijn blog met de zin: ‘We rijden naar Le Bugue om zowel boodschappen als de was te doen.’ Een rare zin, vond ik. De was doe je thuis en niet in een andere stad. De tweede zin luidde dan ook: ‘Wat dat laatste betreft, later meer.’

De was dus. Sinds wij uit India terugkwamen, is de was bij ons een probleem. Zoals de trouwe lezer weet, vond er in de zeven weken dat wij weg waren een tsunami in de badkamer plaats. Eenmaal terug bleek de badkamer een nat en schimmelig hok geworden. Muren waren week geworden, de verf bladderde, de deur was uitgezet zodat ik een raam gecontroleerd kapot moest maken en ik met een hamer, een arm door het raam, de deur moest open slaan.

Sindsdien is onze wasmachine een soort gokautomaat. De eerste twee weken was het een gokautomaat die het sowieso niet deed. Ik ben dan van het soort: onmiddellijk een nieuwe kopen. Wyb hecht zich aan de dingen (en is zuinig) en wilde afwachten of de wasmachine zich toch niet bedacht. Als alles was opgedroogd zou de wasmachine wel tot inkeer komen. De buurvrouw bood haar droogmachine aan en wij zagen de vochtigheidsgraad inderdaad naar beneden duiken. En verdomd, twee weken later konden wij een wasje doen op 30 graden.

Wyb was erg trots, zie nou wel, alles zou goed komen. De dagen daarna weigerde het apparaat opnieuw, maar een week later konden we een was van 40 graden doen. De wasmachine capituleerde en deed daarna weer volledig zijn werk. Wij blij. Scheelt toch weer vijfhonderd euro.

Liesbeth, een van onze Franse Nichten, was sceptisch: ‘Het zou me niet verbazen als hij het toch begaf.’ Ik moet nog vaak aan haar woorden terugdenken, want toen wij terugkwamen uit Spanje, en we een tweede tsunami achter de rug hadden, weigerde hij opnieuw. Sindsdien deed hij nog één wasje van 30 graden. Ik denk dat het zijn laatste wasje was.

Wyb blijft hoop houden. We hebben elkaar tot 25 mei gegeven. Als het apparaat het dan nog niet doet, gaan we een nieuwe kopen. Ondertussen nemen we de was mee als we boodschappen doen. Zowel in Beaumont als Le Bugue staat zo’n groot wasapparaat waar je in het openbaar je was kunt doen en drogen. Het is even wennen om je handdoeken en onderbroeken daar in te laden, maar het werkt wel. Was erin, boodschappen doen, en je verliest nauwelijks tijd. Dat alles voor vier euro. Tot nu toe was dat apparaat ook altijd vrij, wachten was er niet bij. Een reden waarom ik de situatie nog aankan, want als ik ergens de pest aan heb is het wachten.

Natuurlijk is de wasmachine kapot. Het verbaast me niets. Het ding heeft een zeven weken lang een warme douche gehad. Het vocht kroop natuurlijk door al zijn kieren. Maar buiten dat, ik ben altijd in gevecht met apparaten. Techniek is in mijn buurt nooit een lang leven beschoren. Met honden kan ik goed opschieten, maar om welke reden dan ook, apparaten hebben de pest aan me en verlaten mij het liefst zo snel mogelijk.

521

Journal

 

Catalpa

Dinsdag 14 mei, Cadouin

 

We rijden naar Le Bugue om zowel boodschappen als de was te doen. Wat dat laatste betreft, later meer. Als we zo door de bossen naar het dal rijden waar Le Bugue in ligt, valt me op dat we in een soort oerwoud wonen. De natuur is geëxplodeerd. Het groen is groener dan groen. Wie zong dat ook alweer? Het bos lijkt vanaf de weg ondoordringbaar.

Zelden was er in de Dordogne zo’n groeizaam weer, als ik mijn Nichten mag geloven. Het heeft zelden zoveel geregend en daar tussendoor zijn er heerlijke zonnige periodes. De sporen van de motorcross in onze vallei zijn al bijna uitgewist, op de paden die ze reden verrijst het eerste gras alweer en daar omheen staan het gras en de lentebloemen tot kniehoogte. Als de paarden van Caroline terugkomen, zien ze een paradijs, voedsel in overvloed. Ik kan niet wachten tot ik ze weer door de wei zie draven.

Alles groeit of het leven ervan afhangt. Behalve onze catalpa. Onze catalpa staat er mistroostig bij, het is overduidelijk dat hij niet in zijn hum is, misschien wel ziek. Ik heb al diverse keren over de boom geschreven, hij is het middelpunt van onze tuin. De afgelopen jaren stond hij er potent en trots bij, niets kon hem deren, zo leek het.

Het fijne van catalpa’s, die ook wel paraplubomen worden genoemd, is dat ze in de zomer zo’n heerlijke parasol functie hebben. Als je een schaduwplek zoekt, is er altijd de catalpa. Onze hangmat hangt eraan en door onze eettafel eronder te zetten, kunnen we aan de zon ontsnappen en zomers toch buiten eten.
Van de afgelopen twee jaar kan ik me herinneren dat ook de catalpa explodeerde. Zo waren er alleen nog knoppen, en zo zat de boom vol in het blad. Dit jaar verschenen er schuchter wat bladeren, sommige hebben zelfs al bruine randen. De bladeren die er zijn, hangen er slap bij. De echte volle bladerdoorbraak wil maar niet komen.

Hoe het komt, geen idee. Ik speculeerde wat. Komt het door het feit dat weken de warm water kraan heeft open gestaan en dat het vloeiveld onder de boom doorliep waardoor hij een optater heeft gehad. Of komt het door de vele regen. Of juist door de combinatie van die twee. Misschien is de boom van slag geraakt omdat onze tuinman hem pas in de lente snoeide. Wreed zaagde hij twee grote takken af die laag hingen.

Voor het schrijven van dit blog google ik wat op catalpa’s. Bij de eerste resultaten zie ik al dat de boom bijzonder gevoelig is voor de verwelkingsziekte, waarvan ik nog nooit heb gehoord. Het is een schimmelziekte, vanuit de wortels trekken de schimmels de boom in waardoor de watertoevoer naar boven toe wordt gestopt. Als onze catalpa inderdaad de verwerkingsziekte heeft, dan is het een treffende naam voor wat ik zie. Zonder bestrijding van de ziekte gaat onze boom een gewisse dood tegemoet.

Maar goed, ik weet, ik maak mij al snel ongerust. Ik zie het nog een paar dagen aan en dan zal ik eens wat deskundigen raadplegen. Ik heb de boom, in de traditie van Irene van Oranje, al diverse keren geknuffeld en bemoedigend toegesproken. Hopelijk helpt dat. Een tuin zonder catalpa wil ik mij niet voorstellen.

Wat de was betreft. Daar kom ik in een volgend blog wel op terug.

420

Journal

 

Roze bril

Maandag 13 mei, Cadouin

 

Moet ik nog iets zeggen over Joost Klein? Alles is gezegd. Maar ik ga toch iets over hem zeggen, omdat, wat ik over hem zeg, iets over mij zegt.

Ik moet zeggen dat ik door de keuze van Joost Klein was verrast en dat dat al snel een aangename verrassing werd. Zijn absurditeit en eigenzinnigheid spraken me meteen aan. Het liedje gaf ons een oppepper. Ik vond het zelfs een doorbraak voor Nederland. Ik heb niets met het Songfestival, dat komt vooral omdat in het verleden meestal werd gekozen voor kwijlbabbels als Geer, Goor, Froger en andere plastic tweederangsartiesten. Goed, we hadden Anouk gehad en The Common Linnets, maar dat waren toch uitzonderingen.

Ik vond het ook grappig dat Joost Klein, ondanks zijn recalcitrantie en ontregelende gedrag, Nederland wist te enthousiasmeren. Opmerkelijk, want Nederland is toch een in en in net en saai land, waar het ‘doe maar gewoon dan doe je gek genoeg’ alle overheersend is. Is er dan toch hoop voor een landje dat eens een gidsland werd genoemd?

In de halve finale knalde Klein van het scherm af. Mijn enthousiasme groeide. Ik werd die avond zelfs voor het eerst in mijn leven een songfestivalkijker. En passant werd ik bevestigd in mijn vooroordelen, wat een baggermuziek, wat een kitsch, wat een glitter & glamournep. Maar gelukkig was er dus Joost Klein.

Al moet ik zeggen dat er toch wat barstjes ontstonden. Geen idee waarom hij zo chagrijnig deed tegen de pers. Tijdens een persconferentie stuitte zijn aanstellerij mij tegen de borst, dat flauwe gedoe met het wegduiken in een vlag, dat kinderachtige gefrunnik met de microfoon. Maar och, het hoorde toch ook wel een beetje bij de act van die jongen. En toen hij gediskwalificeerd werd, ging ik mee met de algehele verontwaardiging.

Op maandagochtend zet columnist Sander Schimmelpenninck in de Volkskrant mij met beide benen op de grond en bekritiseert hij mijn onkritisch houding.

Ik citeer hem met plezier: ‘Joost Klein en zijn entourage -het leken mij eerder leuke, creatieve gasten- hebben simpelweg het hoofd niet koel kunnen houden. Ze zijn bezweken onder de druk van het evenement en het anti-Israëlsentiment in hun sociaalmediabubbel, die van Klein een veroordeling van Israël eiste. Dat resulteerde in het lamlendige gedrag tijdens de persconferentie, waarin een weifelend statement te ontwaren viel. Puberaal en gespeend van enige klasse, zoals Nederlanders zich in den vreemde nu eenmaal manifesteren. ‘Dit is typisch Joost. Misschien vinden we hem daarom wel zo leuk’, wist commentator Richard de Crommert.
Maar wat Nederlanders leuk vinden, vindt vrijwel niemand buiten Nederland leuk. Consequent verwarren wij brutaliteit met assertiviteit of zelfs humor, we zijn lomp en luidruchtig maar zien dat zelf als normaal. Sterker nog, buiten onze eigen landsgrenzen zijn we ronduit koloniaal: zij passen zich maar aan óns aan. We maken onszelf wijs dat onze horkerigheid tenminste écht is, en de omgangsvormen van anderen nep, en klachten over ons gedrag aanstellerij. En doet het halve land nu verontwaardigd over Kleins uitsluiting: aan ons ligt het nooit.’

Een mens met altijd scherp blijven, zelfs als hij enthousiast wordt. Soms heb je daar een ander voor nodig om je daar op te wijzen, de roze bril van je neus te zetten. Met dank.

519

Journal d’images

 

3X Londen

Zondag 12 mei, Cadouin

Het huis van het weekdier

 

 

 

Muhammed Ali

Ik wil leven zoals
Muhammad Ali bokste

lichtvoetig aanvallen
met open vizier

zo nu en dan een uppercut
en dan weer een linkse directe

onvervaard voorwaarts en
moedig zijwaarts

als het moet verdedigen
soepel en wendbaar ontwijken

en altijd vederlicht dansen.

Journal

 

Vals licht

Zaterdag 11 mei, Cadouin

 

Hoe vaak hebben Wyb en ik niet op de dijk van Moddergat gestaan om naar de Noordpool te kijken. Niet dat we de Noordpool zagen, maar we wisten dat er tussen ons en de Noordpool helemaal niets meer lag, geen land, geen eiland, alleen maar water. Alleen dat besef was voor ons genoeg om naar de Noordpool te kijken.

Menig oud en nieuw stonden we in totale verlatenheid op de dijk. Het was in de tijd dat Noord-Friesland nog door niemand was ontdekt. Het dorp Moddergat had nog geen last van toeristen, de huisjes die niet permanent waren bewoond stonden er totaal verwaarloosd bij.
Wij schonken onze champagne in en voor ons vloog de ene na de andere noodpijl vanaf Schiermonnikoog hoog de lucht in. Het rode licht bleef lang boven het wad hangen, om dan langzaam vallend te doven. Achter ons laaiden de vuren in de Friese dorpen op. De dagen daarvoor verzamelden de jongeren alle troep die vindbaar was en staken rond twaalf uur de fik in de hoge stapels.

Gisteren kreeg ik van De Corrector het volgende app’je: ‘Attentie! Afgelopen dagen zijn er grote uitbarstingen geweest op de zon, met als gevolg dat er vanavond en vannacht hoogstwaarschijnlijk zeer goed Noorderlicht valt te zien!!! En dat in heel Europa, en wellicht zo zuidelijk als de Afrikaanse kust. Kijk daartoe tussen 23.00 en 04.00 uur op een, als het lukt, redelijk open omgeving richting het Noorden.’

Niet gek dat ik daarom dacht aan de dijk in Moddergat. Sinds wij weg zijn was daar al diverse keren het Noorderlicht te zien. Wijzelf hebben dat nooit mogen meemaken, ondanks dat we daar verschillende keren op stonden te wachten.

Ik app terug: ‘Dank voor de tip! Maar die redelijk open omgeving is hier wel een dingetje. Maar wie weet.’ Waarop De Corrector antwoordt: ‘Klim in een boom. Of zoek een leuke heuvel.’

’s Avonds laat, als ik Dies uitlaat, moet ik aan de app’jes van De Corrector denken. Ik kijk rond: allemaal heuvels. Ik zoek een boom uit om in te klimmen. Makkelijker gezegd dan gedaan. Als ik een boom op onze berg uitkies, is er altijd wel weer een boom hoger en als ik de hoogste boom op de berg beklim, wordt mijn zicht verstoord door hogere heuvels en nog hogere bomen.
Daar komt bij: in een boom klimmen is moeilijker dan je denkt. Ik zag het vorige maand nog toen Richard bij ons drie bomen kwam kappen waarvan de takken boven onze schoorsteen hingen. Met touwen en ander gereedschap baande hij zich een weg naar boven. Na het zien van die kunst, kijk ik wel uit om in een boom te klimmen.

Maar het allerergste is het valse licht. Ooit zag ik op een van de hoogste punten in de Dordogne hoe, zelfs boven de Dordogne, vals licht hangt door de vele kleine dorpjes en de grotere steden daar omheen.
En verdomme, toen wij hier kwamen wonen was onze vallei ’s nachts volkomen donker. Maar in de afgelopen twee jaar zijn er op de weg naar Monpazier, iets buiten het dorp, twee straatlantaarns geplaatst, onze buurman aan de overkant van de vallei heeft een buitenlamp geplaatst, bovendien zijn een van de twee Engelse buren thuis en komt er schijnsel uit hun huis. Het valse licht is overal, zelfs in onze vallei. Het valse licht van Frankrijk belemmerd onherroepelijk het zicht op het Noorderlicht. Het Noorderlicht is voor ons niet weggelegd.

518

Journal

 

Verdwaald

Vrijdag 10 mei, Cadouin

 

De protesten tegen de inval van Israël in Gaza doen me regelmatig terugdenken aan mijn eigen jeugd. Het is lang geleden dat de Nederlandse jeugd zich zo fel uitte. De laatste felle protesten die ik me kan herinneren, waren het protest tegen kernenergie, de Pierson parkeergarage in Nijmegen en de krakersrellen. Bij de eerste twee protesten was ik zelf betrokken.

Kijk ik daarom nu met grote sympathie naar de protesten tegen Israël? Eigenlijk helemaal niet. Ik vind het een waardeloos protest. De demonstranten hebben een groot punt als het gaat om de totaal disproportionele reactie van Israël en de misdadigheid daarvan. Maar het punt is dat de studentenprotesten in Nederland helemaal niet meer gaan over Gaza. De protesten richten zich nu tegen het universiteitsbestuur en de politie, de aandacht is een heel andere kant opgegaan. De protesten zijn daarmee verdwaald in het eigen handelen.

Dat wil niet zeggen dat ik het studentenprotest niet begrijp. Ik hoef alleen maar aan mijn eigen protesten in de jaren ’70 te denken. Een aspect waar ik nooit iets over heb gelezen, maar wat, achteraf gezien, een belangrijke drijfveer was, betrof het genot van het protest. Ook al geef ik onmiddellijk toe dat het een totaal oneigenlijke drijfveer is om te protesteren. Toch vind ik hem niet te verwaarlozen, niet voor niets kunnen protesten verdwalen.

Het geeft een heerlijke kick om er lekker tegen aan te gaan. Je strijdt voor een goede zaak (denk je), je bent een factor in de geschiedenis (denk je), je doet ertoe (denk je) en je zoekt de (eigen) grenzen op wat mogelijk is, de adrenaline pompt door het lijf, je voelt je een hele pief. Van het een komt het ander. Je activisme krijgt een eigen dynamiek. Het genot wint het van het beoordelingsvermogen.

Zo heb ik zelf twee keer een steen naar de politie gegooid. Een keer toen de politie de blokkade van de kerncentrale in Dodewaard opruimde. De tweede keer tijdens de gevechten op de St. Annastraat tussen de demonstranten tegen de parkeergarage en de politie. Mede door die stenen kwam ik erachter dat ik in het heetst van de strijd een lafbek ben. Ik gooide die stenen zo dat ze geen enkel kwaad konden, ze hadden bijna een symbolische functie, het leek heel wat, het was niks. Naast mij stonden de werkelijke vechters, de mensen die echt lef hadden.

Mede door dat gooien moest ik mijzelf toegeven dat ik niet iemand voor de revolutionaire voorhoede ben, dat ik überhaupt niet iemand ben om tussen een massa te staan, laat staan een strijdende massa. Ik ging ooit naar de eerste vergadering waarin de voorbereiding werd getroffen voor de actie Geen woning, geen kroning. Die vergadering betekende het einde van mijn demonstrantieloopbaan en voor mij, letterlijk, het einde van de roerige jaren ’70. Al luisterende naar wat daar werd gezegd, dacht ik: waar zijn we in godsnaam mee bezig. Ik ben verdwaald, ik hoor hier helemaal niet thuis.

517

Met dank aan Douglas Gordon. Soms hoef je alleen maar in Tate Modern voor een kunstwerk te gaan staan.

Journal

 

Base camp

Donderdag 9 mei, Cadouin

 

Back home. Vorig jaar schreef ik vaak dat ik een monnik was, toen Wyb werkte zelfs over een kluizenaarsbestaan. Maar dat beeld ligt sinds maanden aan diggelen. Niks kluizenaar. Ons huis in Cadouin heeft niets meer van een klooster of een kluizenaarshut, ik zie het nu veel meer als een base camp. Het is de basis van waaruit wij reizen.

Neem het afgelopen half jaar. Eerst naar Nederland, daarna naar India, vervolgens terug in Nederland voor drie weken. Toen even terug naar het base camp. Om vervolgens door te reizen naar Spanje, waar we vijf weken bleven. Weer even base camp, dat we voorzagen van een trap en restauratie van onze badkamer na een tsunami. Eenmaal klaar: op naar Nederland, Londen, Ameland. Om te eindigen met een concert van Manu Chao in ons vertrouwde Oosterpoort. De volgende dag afscheid van Anneke in Kollum en dan, eindelijk, terug naar het base camp waar ik nu zit te schrijven.

Ik verlangde ernaar om terug te keren. De rust van het huis, het uitzicht vanaf onze berg op het gekrioel der mensen (dit bedoel ik natuurlijk figuurlijk), de vogels fluiten, volop zon. Om geen verkeerd beeld te schetsen van de Dordogne. Toen wij eergisteren aankwamen, had zich in de vallei weer een delta gevormd. Terwijl wij door een zonnig Londen en Moddergat liepen, regende het hier pijpenstelen. Hier is alom verbazing over al dat water. Mijn Nichten, die hier toch al bijna een mensenleven wonen, hebben in de Dordogne nog nooit zoveel water uit de hemel zien komen. Ik hoop dat het wat minder wordt, want we zijn hier niet voor niets komen wonen. Ik had meer dan genoeg van die sombere luchten in Nederland waaruit het voortdurend of miezert, of plenst. Groot voordeel hier: na een regenbui zie je wel weer blauwe lucht.

Het is heerlijk om weer op mijn vertrouwde plek in de werkkamer annex eetkamer te zitten, links uit te zien over de vallei, recht voor mij uit zicht op de boekenkast. Twee dingen schieten erbij in als je reist, kan ik zeggen na jarenlange ervaring: lezen en sex. O ja, en het schrijven van bloggen. Een reiziger wordt gewoon te veel afgeleid door van alles en nog wat. Een reiziger moet bovendien alert zijn, want het gevaar dreigt overal.

Voordat je het weet laat je je iPhone in de metro liggen. Paniek. Maar gelukkig blijkt er een Nederlandse moeder en dochter tegenover je te zitten die de mobiel pakken en bij het volgende station uitstappen en via een vernuftig weetje je man weten te bellen om te zeggen dat ze de iPhone veilig hebben gesteld. Wyb rent de metro in en reist naar het volgende station om de iPhone weer in ontvangst te nemen. Eeuwige dankbaarheid voor de eerlijkheid. Hé Poetin, hoor je dat? Er zijn ook eerlijke mensen. Onvoorstelbaar, hè?

Belofte maakt schuld. Wyb (links) beloofde haar nichtje (midden) op haar 18e verjaardag mee te nemen naar Londen. Gewoon omdat het leuk is, maar ook omdat wij vrij laks zijn met het vergeten van verjaardagen. Op haar 18e wilde ze dat goedmaken. Inmiddels is Esther 23, hoogste tijd dus om de belofte in te lossen. Of het vriendinnetje (rechts) mee mocht? Natuurlijk. En zo rijden we in een Londense taxi op weg naar… Mijn liefde voor Londen is opnieuw opgelaaid. Het is een van de boeiendste steden die ik ken. New York is een miljonairs nest, Parijs is Franse nuffigheid. In Londen vind je het leven.

Ready made 1

 

Schone oren

Woensdag 8 mei, cadouin

 

 

– Ben aan mijn ochtendwandeling.

– Heerlijk. Langs het kanaal? Ik maak ’s middags altijd een lange wandeling met Dies.

– Erg veel plezier van mn gehoorapparaat (vogelgeluiden). Loop langs Rietdiep.

– Fijne dingen zijn het. Zonder hoor ik de krekels niet. Toch een groot gemis.

– Heb je ze al? Ik kan ook muziek horen of Radio 1 zonder dat iemand er last van heeft. Maar nu vogels.

– Zeker, al anderhalf jaar. Maar ik vergeet ze vaak in te doen. Maar dadelijk krijgen we bezoek en dan doe ik ze zeker in. Ik hoor nu de groene specht lachen.

– O leuk, zit hier links van mij ook. Als ik niks hoef vergeet ik ze altijd.

– Soms vergeet ik dat ik ze in heb, heb ik jeuk in mijn oor, zit ik op zo’n ding te krabben.

– Exactly. Ga nu een oorspray halen.

– Helpt dat tegen gehoorapparaatirritatie?

– In ieder geval schone oren. Bedien je je oortjes ook via je iPhone?

– Op zich wel, maar ik heb ze altijd in dezelfde stand staan.

516

Journal

 

Reizen

Zaterdag 27 april, Cadouin

 

Ik waarschuw de lezer van Het Dossier nog maar weer eens. We zijn op reis en dat gaat ten koste van het regelmatig schrijven. Tot woensdag 8 mei reizen wij van het een naar het ander, via Kollum, Londen, Ameland en Groningen terug naar Kollum om van daaruit weer terug te keren naar ons geliefde Cadouin. Om met mijn Franse Nicht te spreken: ‘Jullie moeten sociaal aan de bak!’ Zo is het.

Reizen is heerlijk, alles wordt er anders door. Je bekijkt de wereld met nieuwe ogen. Als ik in Cadouin ben, verloopt alles volgens een vast patroon. Helemaal niets mis mee, want daar hou ik van. Dies en ik hebben iets autistisch, Dies meer dan ik. Dies is een echte autist, de hele dag bestaat voor hem uit vaste tijden en als baas of vrouw zich daar niet aan houden dan dwingt de border collie met zijn Eye (iets strak en indringend aankijken) ons zich aan te passen aan zijn schema. Die Eye heeft hij gekregen om schapen te intimideren en hen te laten voegen naar zijn wil. Wij zijn dus eigenlijk zijn schapen.

Voor de afwisseling reizen we in twee dagen naar Nederland. Wat mij matig is bevallen. Eerst rijden we tot Lille, acht uur rijden. Daarna van Lille naar Kollum, vierenhalf uur rijden. Dat wordt langer omdat we eerst in een enorme file komen bij Gent, twee vrachtauto’s in de fik. Daarna komen we in Nederland in een soort volksverhuizing, Meivakantie geheten. Dus de volgende keer maar weer één dag heen en één dag terug. Het is even doorbijten, maar dan ben je er ook vanaf.

In Lille, wat een verrassing, staat voor ons hotel een bus van Toonen Reizen. Ik voel me dan meteen thuis. Niet alleen vanwege die naam, maar ook omdat ik weet dat deze busmaatschappij in Nijmegen is gevestigd. Ik heb vroeger wat bussen van Toonen Reizen langs zien komen. Mooie gelegenheid om eens met zo’n bus op de foto te gaan, alsof ik die Toonen ben.

Vandaag dus Koningsdag. Zoals de lezer weet, ben ik een overtuigd republikein en laat ik deze ‘feestdag’ zo ongemerkt mogelijk aan mij voorbij gaan. Het logisch gevolg is dat ik nog nooit een vlag voor de koning heb uitgestoken, het idee alleen al.
Vandaag is het er toch van gekomen. Mijn lieve schoonmoeder daarentegen hangt altijd de vlag uit. Nu ook in haar nieuwe huis, alleen kan ze niet bij de vlaggenmasthouder zodat ze vraagt of ik dat wil doen. Ik mopper en kreun, maar realiseer me natuurlijk meteen dat je wat over moet hebben voor je schoonmoeder. Dus daar ga ik als principieel republikein. Wyb kan het niet laten een foto te maken.

Journal

 

Zeepbellen

Donderdag 25 april, Cadouin

 

In het blog Hangmat van zondag 21 april schreef ik en passant over Pé Hawinkels. De reden: hij is de vertaler van Narziss en Goldmund, het boek dat ik momenteel lees.

Ik schreef over hem: ‘Het enige wat me opvalt is hoe ouderwets het is vertaald. Of heeft de vertaler Pé Hawinkels recht willen doen aan het Duits van Herman Hesse? Want Pé Hawinkels was toch bepaald geen ouderwets figuur. Hij was een cultfiguur in Nijmegen en was bevriend met Herman Brood en andere smaakmakers in die tijd. Voor Brood bijvoorbeeld schreef hij liedteksten. Pé en ik frequenteerden hetzelfde koffiecafeetje, waar hij een voor mij onbenaderbare grootheid was.
Later had ik zijn Verzamelde Gedichten, waar ik niet vrolijk van werd, evenals een biografisch bedoeld boek. Beide boeken heb ik opgeofferd aan opruimwoede, ik heb er nu spijt van want ik zou nog graag eens zijn gedichten lezen. Best mogelijk dat ik me bij eerste lezing heb vergist.’

Na het schrijven van dit blogje appte Paul, een van mijn oudste vrienden en Nijmegenaar in hart en nieren, al woont hij in Arnhem, dat hij dat biografische boek nog wel heeft. De titel: ‘Moet dit een wereldbeeld verbeelden?’ Hij neemt het voor me mee naar zijn Franse huis met de uitnodiging dat ik het boek daar kan ophalen. Jammer alleen dat hij zo’n achthonderd kilometer van mij vandaan woont.

Diezelfde dag gebeurt er nog iets. Ik vind in mijn boekenkast zowaar de Verzamelde Gedichten van Pé Hawinkels, ik heb die bundel dus helemaal niet weggegooid. Dit betekent dat ik zijn gedichten nog eens kan lezen. Ik schreef: ‘Best mogelijk dat ik me bij de eerste lezing heb vergist.’

Nou, dat heb ik gedaan en de conclusie is eenduidig: ik heb me helemaal niet vergist. Het voormalig Nijmeegse cultfiguur uit de jaren ’60 en ’70 was echt een waardeloos dichter. Lees zijn gedichten en de mythe Pé spat uiteen.

Gelukkig sta ik niet alleen in deze mening. Zelfs de mensen die de bundel hebben geannoteerd, waaronder Cees van der Pluijm, schrijven in hun inleiding: ‘Het lijdt geen twijfel dat Pé Hawinkels niet bij de grote denkers van deze eeuw geschaard behoeft te worden. Daarvan getuigt eveneens zijn poëzie. Wie er ook zijn bewondering over uitspreekt, tot een overduidelijke vaststelling van het verwoorde gedachtengoed komt men nooit. ‘Verbale virtuositeit’ lijkt de meest gekozen omschrijving voor de inhoud van zijn gedichten. Hij had iets te vertellen als het over concrete situaties ging, zoals de Nijmeegse universitaire gemeenschap die hij in zijn columns onherstelbaar verbeterd heeft. Daarbij vergeleken zijn de verzen van Hawinkels ongelooflijke zeepbellen, van een rijkdom aan kleurschakeringen en van een grootsheid zoals ze nooit tevoren bijeen werden geblazen. En daarmee wordt zowel de beperking als de blijvende verdienste van de dichter Hawinkels benaderd.’

De woorden blijvende en verdienste had ik als ik hen was weggelaten. De bundel zal ik niet weggooien, maar hij vindt opnieuw zijn plek op de onderste plank van mijn boekenkast. Als ik de uitgever van Narziss en Goldmund was, zou ik zeker nog eens kritisch naar de vertaling van Hawinkels gaan kijken. Ik ben mijn vertrouwen in Pé Hawinkels door die gedichten eigenlijk volledig kwijt.

Er is trouwens nog een belangrijke reden waarom ik het boek niet weggooi. Er ligt namelijk een kattebelletje van mijn oom Jan in, waaruit blijkt dat ik het boek van hem heb gekregen. En briefjes van Jan gooi je niet weg.

,

Journal

 

Zicht

Woensdag 24 april, Cadouin

 

Toen wij een chambres d’hôtes in Frankrijk begonnen zei een collega tegen me: ‘Je moet je wel realiseren dat je, als je iets anders gaat doen, je netwerk snel verdampt.’ En daar kreeg hij volledig gelijk in. Sowieso omdat wij in Frankrijk natuurlijk totaal verstoken zijn van het Nederlandse theater. Er zijn nu periodes van een half jaar dat we überhaupt geen theater zien, laat staan collega’s en aanverwante relaties.

Maar wat er ook gebeurt is dat je onzeker wordt over Nederland, en misschien ook wel over jezelf. Het zicht op Nederland wordt toch anders. Er is fysieke afstand en je bent afhankelijk van kranten en televisie. Nederland zelf proeven is er niet meer bij. Waardoor je, misschien ten onrechte, misschien terecht, toch ook aan jezelf gaat twijfelen. Zie ik het nog wel goed?

Zo vind ik Nederland momenteel een tamelijk hysterisch land. Zo’n razende en hysterisch twitterende Wilders maakt op mij toch een totaal van de plee gerukte indruk. En dat is dan de leider van de grootste fractie in de Tweede Kamer. Daarbij die enorme drukte in Nederland, auto’s, boze mensen, zeurende mensen, lobbygroepen die om het hardst schreeuwen. Ga zo maar door.

Maar klopt dat beeld ook? Of ligt het aan mij omdat ik hier in alle rust op een berg woon 1200 kilometer verwijderd van het vaderland? Of komt het omdat ik gewoon oud word en ik bemerk dat ik een groot deel van de cultuurbijlage oversla omdat er allerlei nieuwe artiesten, stromingen, ontwikkelingen zijn die ik niet ken en waarvan ik de taal niet eens begrijp. Ouderdom? Word ik mijn opa die op verjaardagsfeestjes voornamelijk zat te zwijgen omdat hij het contact met de samenleving had verloren en dat niet eens erg vond? Hij had zijn volkstuin, zijn reizen naar Canada, zijn familie en dat was het dan, voor hem meer dan genoeg.

Misschien krijg ik overmorgen antwoord op deze vragen. Morgen rijden we richting Lille en vrijdag rijden we door naar Kollum. Eindelijk gelegenheid om het vaderland te proeven, de antropoloog in mij kan weer veldwerk doen. Of de psycholoog in mij moet constateren dat de ouderdom inderdaad toeslaat, de laatste fase is aangebroken. De fase van laat maar waaien, het zal mijn tijd wel duren.

Nou moet ik het niet te erg voorstellen over dat netwerk en zo, want toevallig hadden we gisteren en vandaag oud-collega’s op bezoek. Gisteren was Greetje hier die mijn hele leven om mij heen heeft gemeanderd. Waar ik heb gewerkt, heeft zij gewerkt. We leerden elkaar kennen omdat zij in de jaren ’80 een dansfestival in de Groninger schouwburg organiseerde. Later werkte zij in Nijmegen, Enschede en Heerlen, steden waar ik veel stappen heb gezet. Niet dat we directe collega’s waren. Dan was ze weer directeur van een bibliotheek, dan weer hoofd cultuur of coördinator van het een of ander, onze carrières hebben zich ons hele leven geschampt. Nu woont ze met haar man in Frankrijk, niet eens zo ver van ons vandaan.

Vandaag waren er zelfs drie collega’s op bezoek, een voormalig impresario, een acteur en coördinator van een theateropleiding, waarvan de eerste helemaal niet ver van ons vandaan in Frankrijk woont. We konden ons hart weer ophalen.

PS Dienstmededeling: morgen dus naar Nederland, maandag vliegen we naar Londen voor vier dagen, vervolgens gaan we voor drie dagen naar Ameland, weer even de familie omarmen. De tweede week van mei zijn we dan weer terug in de redactielokalen van Dossiermoddergat. Dat worden dus schrale dagen voor de lezers van het blog, vermoed ik. Houd moed, alles komt weer goed.

515

Journal

 

Dierbare dingen

Dinsdag 23 april, Cadouin

 

De dierbare dingen, soms kijk ik er maanden niet naar. Ze staan bij ons op een plank boven de houtkachel. Pas gisteren keek ik er weer bewust naar omdat ik de plank en de dierbare dingen van stof moest ontdoen.

Er zijn twee voorwerpen die ik al in mijn babytijd heb gezien. Het eerste voorwerp is mijn teddybeer, die ik, van ik weet niet wie, kreeg bij mijn geboorte. Ik sta met deze beer al op mijn allereerste foto’s. Het is geen fijne beer, moet ik bekennen, hij is vrij hard. Als je erin knijpt, hoor je het hooi kraken. De beer staat niet op de plank, hij ligt, samen met de beer van Wyb, ergens in een kast.

Het tweede voorwerp is de kamerklok van mijn opa en oma van mijn vaderskant. Ik zie hem nog staan op de schoorsteen in de vijftiger jaren kamer, die toen al op mij een ouderwetse indruk maakte. Naast de klok stond de lamp die mijn opa meenam uit Canada. Op de lampenkap stond de Niagara waterval, door een vernuftig mechaniek zag je het water van de waterval vallen als mijn opa het licht aandeed.

De klok is nog helemaal intact, toch gebruiken we hem niet. Hij staat daar maar de verkeerde tijd aan te geven. Slechts twee keer per dag geeft hij de juiste tijd aan: twee minuten voor half zeven. We gebruiken hem niet omdat de klok, na het opdraaien, een looptijd van minder dan een etmaal heeft. Je wordt gek van al dat opdraaien. Toch ben ik blij dat we hem hebben. Je gaat je nu eenmaal hechten aan dingen die je al lang hebt.

Ander dierbaar ding is de steen uit de Himalaya. Wyb nam hem ooit mee uit het Everest Base Camp. Het is daarom meer Wyb’s dierbaar ding dan de mijne. Maar ik vind het prachtig dat we hem hebben. Een steen die van zo hoog komt en zo ver heeft gereisd. Uit eerbied hebben we hem in een glazen kubus gelegd.

Het derde dierbare ding is de foto van Wyb en mij, gemaakt op een verjaardagsfeestje van Anne. Ze had haar beste vriendinnen en ons uitgenodigd voor een boottochtje door de Amsterdamse grachten. Het was prachtig weer, er was champagne en we werden steeds vrolijker en overmoediger. Het is de meest wilde foto die van Wyb en mij is genomen, de durf en de brutaliteit spatten van de foto af.

Als ik de plank heb afgestoft, zet ik ze eerbiedig terug. Ze staan naast dingen die ons veel minder dierbaar zijn maar die we toch hebben verzameld omdat we er, om de meest uiteenlopende redenen, iets mee hadden.

We hebben nog een plankje in de woonkamer. Het hangt iets hoger en ook dat moest afgestoft. Hierdoor hield ik sinds lang mijn moeder weer in handen. Het as van mijn moeder hebben we uitgestrooid in Moddergat, maar een klein beetje hebben we bewaard in een klein urntje zodat ze altijd bij ons is.

Mijn dode moeder heeft echter de vervelende gewoonte om beetje bij beetje uit haar urn te willen ontsnappen. Ook nu weer. Ik zet hem even op de aanrecht zodat ik het plankje kan afstoffen. En verdomd, hoe ze het voor elkaar krijgt, geen idee. Naast het urntje ligt op het aanrecht weer eens stof van haar as. Terwijl de urn toch goed met een deksel is afgesloten. Om de deksel goed op het potje te houden, loopt er ook nog eens een vogelveer doorheen. Mijn moeder had vele kwaliteiten, maar van Houdini-achtige kwaliteiten heb ik toch nooit iets gemerkt.

Journal

 

Hangmat

Zondag 21 april, Cadouin

 

Ik schommel mij in de hangmat wat op en neer. Het is de eerste keer dit jaar dat ik in de hangmat lig. De zon hoog aan een strak blauwe lucht. Eigenlijk zou iedereen van overheidswege een hangmat moeten krijgen. Elke dag verplicht even lekker hangen, ik weet zeker dat dit bijdraagt aan een betere wereld.

Ik mijmer wat over het boek dat ik momenteel herlees, Narziss und Goldmund. Ik herlees vrijwel nooit een boek, door ervaring wijs geworden. Eenmaal gelezen boeken vallen zo vaak tegen, of worden totaal andere boeken omdat je zelf bent veranderd, het is werkelijk frappant. Ik bewaar dan ook nauwelijks meer fictie. Verhuizing na verhuizing heb ik er meer en meer afstand van gedaan. In deze opruimwoede verdween ook Narziss und Goldmund. Een paar dagen geleden wilde ik het toch perse herlezen en downloadde het op mijn e-reader.

Ik heb er geen spijt van. Het is het eerste boek dat bij herlezing nog rechtovereind staat. Dat ik het boek in mijn puberteit intensief heb gelezen bewijst het feit dat sommige formuleringen en scènes in mijn hoofd zijn gebeiteld. Ik snap ook zo goed waarom het boek voor mij zo belangrijk was. De onrust van Goldmund, zijn zwerf- en avonturendwang, het was mijn onrust.

Het enige wat me opvalt is hoe ouderwets het is vertaald. Of heeft de vertaler Pé Hawinkels recht willen doen aan het Duits van Herman Hesse? Want Pé Hawinkels was toch bepaald geen ouderwets figuur. Hij was een cultfiguur in Nijmegen en was bevriend met Herman Brood en andere smaakmakers in die tijden. Voor Brood bijvoorbeeld schreef hij liedteksten. Pé en ik frequenteerden hetzelfde koffiecafeetje, waar hij een voor mij onbenaderbare grootheid was.

Later had ik zijn Verzamelde Gedichten, waar ik niet vrolijk van werd, evenals een biografisch bedoeld boek. Beide boeken heb ik opgeofferd aan dezelfde opruimwoede, ik heb er nu spijt van want ik zou nog graag eens zijn gedichten lezen. Best mogelijk dat ik me bij eerste lezing heb vergist.

De lezer ziet nu misschien een idyllisch tafereel voor zich: schommelende man in hangmat, denkt aan een boek van Herman Hesse. Maar de werkelijkheid is hard. Precies langs mijn tuin crossen deze middag zeshonderd, ja, lees: zeshonderd venijnige motoren. Ik lig in de stank van motorolie en stofwolken. Een tweejaarlijks motorcross evenement verpest mijn weekend.

Het idyllisch tafereel wordt nog meer verstoord als ik uit de hangmat wil komen. Ik zet mij met mijn hand af aan het doek van de hangmat. Mijn hand verdwijnt naar de grond. Groot gat. Wyb kijkt geërgerd. Zij is degene die er het meest gebruik van maakt. Ze gaat er demonstratief in liggen, om te laten zien dat haar, met haar gewicht, zoiets niet overkomt. Het is het laatste zetje dat de hangmat nodig heeft om het totaal te begeven. Wyb wordt kabouter Spillebeen. Ik denk niet dat de overheid met een hangmat over de brug komt, voor genot moeten we zelf zorgen.

Journal

 

Learning by heart

Zaterdag 20 april, Cadouin

 

In een poging om mijn Frans te verbeteren ben ik maar weer eens woordjes gaan stampen uit het leerboek Rappel, woordverwerving Frans. Ik kom er de zin tegen: ‘Tu sais par coeur une fable de La Fontaine?’ De vertaling: ‘Ken je een fabel van La Fontaine uit je hoofd.’ Zie je de tegenstelling? In het Nederlands spreken we van ‘uit het hoofd’. In het Frans zeggen ze ‘door het hart’. De Fransen hebben dat gemeen met de Engelsen die zeggen: ‘learning by heart.’ Dus ook hier het hart in plaat van het hoofd.

Ik wist eerlijk gezegd niet dat het hart zowel in het Frans als het Engels voorkomt. In het Engels kende ik het wel, ‘learning by heart’. Toen ik dat voor het eerst hoorde, vond ik het zo prachtig, zoveel mooier dan uit je hoofd leren. Poëzie uit het hoofd leren is een rationele bezigheid, het klinkt als een noodzakelijke activiteit. De term ‘learning by heart’ daar spreekt liefde uit, de wil om het te doen. De kans om een Fransman of Engelsman tegen te komen die een gedicht uit zijn hoofd kent, is vele malen groter dan een Nederlander die een gedicht uit zijn hoofd kan. Ik ken maar twee Nederlanders die dat kunnen, een mager resultaat.

Deze term zegt volgens mij ook veel over de cultuur van een land. Nederland is met zijn hoofd bezig, maakt zakelijk afwegingen, stelt voortdurend de vraag of het efficiënt is en doelmatig is, gevoel houden wij op afstand, de taal betekent voor ons nauwelijks iets, zie hoe makkelijk het Nederlands voor het Engels wordt ingewisseld. De Fransen daarentegen, maar ook de Engelsen, houden van hun taal en cultuur, ze zijn er trots op, houden ervan, koesteren het, hun cultuur ligt besloten in hun hart.

In de middag lees ik Narziss en Goldmund van Herman Hesse. Ik las het boek vijftig jaar geleden en sinds ik in de Dordogne woon moet ik vaak aan het boek denken. Het landschap van de Dordogne komt overeen met het landschap waar het verhaal van Narziss en Goldmund zich in afspeelt. Op bladzijde 60 lees ik een passage die gaat over hoofd en hart. Ik kan het niet nalaten om de passage hier in zijn geheel te citeren. Narziss is de wetenschapper, de analyticus. Goldmund is de kunstenaar, al weet hij dat nog niet tijdens dit gesprek. Aan het woord is Narziss.

‘Jazeker,’ ging Narziss verder. ‘Mensen die van nature zijn zoals jij, tegelijk zachtzinnig en sterk, bezielde persoonlijkheden, dromers, dichterlijke mensen, mensen met de gave om lief te hebben, die zijn ons, de mensen van de geest, vrijwel altijd de baas. Jullie oorsprong ligt in het moederlijk principe. Jullie leven in de volheid, jullie hebben de gave om lief te hebben en de dingen diep te beleven. Wij, mensen van de geest, al lijkt het dat wij in veel gevallen jullie besturen en leiding geven, wij leven niet in de volheid, in ons leven is alles dor. Aan jullie behoort de volheid des levens, het sap der vruchten, de tuin der liefde, het beloofde land van de kunst. Jullie zijn thuis op de aarde, wij zijn thuis in de idee. Jullie lopen gevaar te verdrinken in de wereld van de zinnen, wij om te stikken in het luchtledige. Jij bent een kunstenaar, ik ben een denker. Jij slaapt aan de borst van je moeder, ik ben wakker in de woestijn. Voor mij schijnt de zon, voor jou schijnen de maan en de sterren.’

Niet gek dat het boek vijftig jaar geleden diepe indruk op mij maakte. In tegenstelling tot het boek Steppenwolf van Herman Hesse, dat ik een tijd geleden herlas, is Narziss en Goldmund nog springlevend voor me en heeft het niet aan kracht ingeboet.

514

Journal

 

Back in business

Vrijdag 19 april

 

Wyb en ik zijn back in business. Er wordt regelmatig gevraagd of Wyb weer in de zomer gaat werken, zoals ze vorig jaar op een camping deed. Nee, ze gaat niet meer fulltime werken. Ze gaat wel op de zaterdag bij een chambres d’hôtes met wat gìtes en tenten werken, helpen als er wisseling van gasten is. Daarnaast wil ze hier en daar wel mensen bijstaan die omhoog zitten, maar dat incidenteel. Want de zomer is ons kostbaar, een paar dagen Pyreneeën of Cevennen zijn ons erg lief. Vrijheid boven alles.

Dat neemt niet weg dat we weer volop aan het werk zijn in een eigen company. Op weg naar de Bordeaux kregen we het opeens over stockfotografie. Een aantal jaren geleden, toen ik nog met van alles en nog wat druk was, ben ik daar een tijdje mee bezig geweest. Voor wie niet weet wat dat is. Bedrijven, organisaties, reclamebureaus, maar ook particulieren, kunnen, als ze een specifieke foto willen, gebruik maken van zogenaamde stockfoto’s. Over elk onderwerp, over elke plaats staan er duizenden en duizenden foto’s op zo’n stockplatform. Als afnemer betaal je daar, afhankelijk van je gebruik, een klein bedrag voor en de fotograaf, die de foto instuurde, krijgt daar een luttel deel van.

Inmiddels zit ik als fanatiek fotograaf op een enorme berg foto’s. Op de harde schijf die nu naast me staat, zitten meer dan veertigduizend foto’s. Omdat we nogal beweeglijk zijn, gaan die foto’s over van alles en nog wat. In die auto naar Bordeaux vatten wij het plan op om al die foto’s op drie of vier platforms met stockfoto’s te zetten. De belangrijkste zijn Shutterstock, Adobe Stock en iStock. Toen Wyb eens ging kijken, bleek dat ik jaren geleden hiervoor al eens een account als producent had aangemaakt. Om te kijken wat het opleverde, zette ik er wat foto’s op. Ik had er nooit meer naar omgekeken, maar er blijkt zowaar wat geld op te staan.

Aangezien we nu toch tijd genoeg hebben, zijn we begonnen om speciaal voor die stockbureaus foto’s te maken en die enorme berg foto’s van mij eens door te lopen. Veel valt af, want de foto’s moeten voldoen aan strenge criteria. Zo mogen op foto’s geen mensen staan, tenzij zij daar schriftelijk toestemming voor hebben gegeven, en die toestemming moet je meesturen. Als mijn graffitifoto’s mogen ook niet want op de graffiti kan copyright rusten. 85%, 90% van de foto’s zal afvallen, maar dan blijven er nog duizenden foto’s over.

En zo zitten Wyb en ik al een paar dagen tegenover elkaar in onze werkkamer en vullen we databases met foto’s, bijbehorende informatie en tags. Rijk zullen we er niet van worden, want voor elke foto krijg je dus een fooitje. Maar een heleboel fooitjes maken, hopen wij, op een gegeven moment toch een fooi.

Het kan ook zijn dat wij met een uitstervend ambacht bezig zijn, want AI staat natuurlijk voor de deur. Dadelijk kan elke boerenlul een opdracht geven voor een foto met koe in een weiland en dan produceert AI een koe in een weiland van bij elkaar gejatte foto’s. Desalniettemin wagen we nu een poging. Een paar honderd euro per maand, we tekenen ervoor. Maar de kans is groot aanwezig dat het een businessje blijft. Maar ik blijf geloven in koeien die hazen vangen.

513

Journal

 

Gehannes

Donderdag 18 april, Cadouin

 

Ik weet niet hoe het de lezer vergaat, maar ik schaam me soms dood als ik lees over de westerse steun aan de Oekraïne. Man, man, wat waren wij solidair. Wij zouden, met de Oekraïne, die Poetin wel even een lesje leren. Onze regeringsleiders liepen de deur plat bij Zelensky. De een beloofde nog meer steun dan de ander. Die Von der Leyen leek wel verliefd op Zelensky, nooit een warmere band tussen regeringsleiders gezien. Vermoedelijk is het de lezer ook opgevallen dat er steeds minder bezoek komt in Kyiv, zelfs Von der Leyen laat zich niet meer zien. De Russische beschietingen daarentegen nemen alleen maar toe.

Het is toch gehannes met democratie als het om oorlog gaat. Treurig voorbeeld zijn onze Amerikaanse vrienden, begonnen met gulle steun, verzand in eindeloze discussies zoals alles daar verzandt in de kwaadaardigheid van de Republikeinen.
Hier in Europa hebben we dan weer te maken met de onmacht van de uitvoering. Wij krijgen hier eigenlijk niks meer voor elkaar. Het lukt ons zelfs niet meer om te leveren wat we hebben beloofd. Gewoon omdat het er niet is, we het te slecht hebben georganiseerd. Of omdat meneer Orban voor de zoveelste keer chantage pleegt, of omdat het midden bang is voor rechts en zo zijn er nog veel meer redenen waarom niets echt goed lukt, of helemaal niet lukt. Wat zal die Poetin een lol hebben.

En waren we nu maar alleen niet goed in oorlogvoeren, het is eigenlijk gehannes op alle gebieden. Het onderwijs, een puinhoop. Steeds meer kinderen kunnen nauwelijks lezen en rekenen. Het is toch eigenlijk om te janken. Wij hebben een overheid gecreëerd die zelfs geen zeggenschap meer heeft over dat onderwijs. Ik zeg wij, maar ik had er niks mee te maken, hoor. Het waren die liberalen die dachten dat de overheid alleen maar een lastpak was en alles hebben geprivatiseerd. De markt zou alle problemen oplossen.

Zo was er een liberaal die zei dat de woningmarkt af was, klaar, daar hoefde je niets meer aan te doen en het ministerie van volkshuisvesting hief de VVD op. Nou, dat hebben we geweten. Een grotere puinhoop op die woningmarkt kun je je niet voorstellen. Tenminste, voor wie het niet breed heeft. Wie geld heeft, heeft, zoals bij alle zaken, geen zorgen. Geld maakt nu eenmaal enorm gelukkig.

En natuurlijk zie ik het geklooi rond de formatie met lede ogen aan. Daar zitten dan de schreeuwers die het allemaal zo goed wisten en kant en klare oplossingen hadden. Meneer Plasterk wist het wel: die formatie was een eitje. Een kwestie van weken. Hij is zelf het bewijs dat je je in eitjes kunt verslikken. Het chagrijn druipt inmiddels de onderhandelingskamer uit. Ik vrees dat ze er wel uitkomen, ze moeten wel. Maar als je niet van elkaar houdt, is het verrekte lastig samenwonen. Laat staan dat problemen in de zorg, de woningmarkt, de jeugdzorg, de klimaatcrisis, de vervuiling en de vergiftiging van Nederland, de migratie, de psychiatrische hulp, de vergrijzing en de personeelstekorten worden opgelost. Overal hangt het gehannes in de lucht.

 

512

Journal

 

Haut Médoc

Woensdag 17 april, Cadouin

 

Er zijn fans van Bruce Springsteen die naar alle concerten gaan van een Europese tournee. Zo zijn er vogelaars die dagen in dekking liggen om een perfecte foto van een roerdomp te maken. Wie gepassioneerd is, heeft er veel voor over.

Zo is Wyb gek op wijn. Niet alleen als consument, maar ook de cultuur rond wijn heeft haar meer dan warme belangstelling, gestut onder diverse wijnopleidingen. In het begin toen wij elkaar leerden kennen maakte ik daar goede sier mee. Als een vriend bij een visite een fles voor ons opende, vroeg ik hem het etiket niet te laten zien. ‘Wyb zal je dan vertellen welke wijn we gaan drinken.’ En verbluft hoorde hij dan of hij een Côte du Rhône, een Sancerre of een Bergerac had opengemaakt, soms wist ze dan zelfs te vertellen van welk huis/chateau/domein.

Een van de reden dat we in Frankrijk zijn gaan wonen, heeft zeker met wijn te maken. Het feit dat we dicht bij de Bordeaux en de Bergerac wonen is voor Wyb een feest. En dat feest moet zo nu en dan gevierd worden. Vandaar dat we gisteren de Bordeaux introkken. Een wijnstreek waar Wyb van oudsher erg gek op. Ik eigenlijk helemaal niet want, ik vind de Bordeaux wijnen over het algemeen te zwaar en met te veel tannine.

We reden via de provinciale weg richting de Bordeaux. Is aan te raden, want dan zie je hoe rommelig Frankrijk kan zijn. Terwijl we in de auto al die verloederde dorpjes zien, vragen we ons af hoe dat ooit weer goed kan komen. Wie gaat die huizen redden van de ondergang? En dan al die lelijke bedrijfsterreintjes er tussendoor.

Als je dan aankomt in Saint Émilion zie je opeens weer een heel ander Frankrijk. Elke wijnkenner zal gaan watertanden bij die naam. Het plaatsje ligt tegen de Bordeaux aan en levert sublieme wijnen op. Je ziet dat het mensen van over de hele wereld trekt. Het dorp is één grote wijnwinkel met alle specialiteiten vandien. Op een bord zie ik dat een La Clusiere uit mijn geboortejaar kan kopen voor € 800, een Cheval Blanc uit het geboortejaar van Wyb voor € 1.008 zou ook een aardig bezit zijn, maar we laten ze toch maar liggen.

We rijden langs de Dordogne stroomafwaarts en komen langs de meest fantastische huizen met uitzicht over de rivier. We overwegen natuurlijk meteen naar hier te verhuizen. Op een gegeven moment zijn we bij de Bec-d’Ambès waar de Dordogne en de Garonne samen vloeien. Vanaf hier vormen ze de Gironde, de monding (estuarium) van beide rivieren. Het is geen kinderachtige monding, ze is bijna 100 kilometer lang en hier en daar tot 10 kilometer breed.

Bij Blaye nemen we pont naar de overkant van de Gironde en dan komen we in het walhalla van de Franse wijn. We zijn dan in de Haut Médoc, met dorpjes als Saint-Julien-Beyschevelle en Pauillac. Ik merk grote opwinding bij Wyb, hier zijn chateaux gevestigd als Mouton-Rothschild, Margaux en Haut-Brion. En wij rijden nu zomaar door de wijngaarden van het neusje van de zalm. De wijnstronken zijn opmerkelijk strak en laag gesnoeid. Ooit jatten wij uit een wijngaard van het fameuze huis Petrus één druiventrosje. Lang heeft het in een schaaltje bij ons liggen te verrotten.

We hebben te weinig tijd om nog ergens naar binnen te gaan. Maar het maakt Wyb niet uit, het te zien maakt haar al blij. ‘Ik weet nu hoe de streek in elkaar zit. We gaan nog een keer terug om gericht chateaux te bezoeken.’

We draaien de auto om richting Bordeaux. Het doel: de Apple Store, waar ik de bezitter word van de Apple Watch, ieder zijn eigen passie. Op deze dag hebben we alle twee ons hart kunnen ophalen.

Dit is de plek waar de Dordogne en de Garonne samen vloeien. Vanaf hier vormen ze de Gironde.

En passant komen wij het plaatsje Pain de Sucre tegen, Suikerbrood dus. De Friese invloed is werkelijk overal aanwezig.

Oversteek op de Gironde, op naar de Haut Médoc.

Journal d’images

 

De limbo

Maandag 15 april, Cadouin

Journal

 

Accenten

Zondag 14 september, Cadouin

 

Dyami Millarson onderzoekt de kleine Friese talen als het Hindeloopers, het Oostschellings en het Schiermonnikoogs. Hierover gaf hij een interview aan de Volkskrant. Een uitspraak van hem viel me op: ‘Wonderbaarlijk aan taal vind ik ook de toegang tot een andere indentiteit. Als ik me in een van de Friese talen uitdruk, ben ik bijvoorbeeld amicaler.’

Verdomd, hij brengt onder woorden wat bij mij ook al een tijdje onbewust gistte. Dat heeft met mijn gevecht met het Frans te maken. Richard, die bij ons de afgelopen week de trap maakte, zei zomaar eens: ‘Weet je, eigenlijk vind ik Frans een rottaal.’ Ik had dat nooit zo durven te formuleren, maar ik geef hem wel gelijk. Frans en ik zijn niet voor elkaar gemaakt. Ik vind de taal te omslachtig, de grammatica onnodig ingewikkeld, de uitspraak aanstellerig. Ik weet dat deze mening indruist tegen wat de meeste Nederlanders van het Frans vinden. Ze vinden het oh zo’n mooie taal, zo zangerig met van die mooie klanken. Maar het zelf leren ho maar.

Maar daarom liggen Frans en ik elkaar misschien niet zo. Het is een zweverige taal en door Fransen uitgesproken, snel en alle woorden aan elkaar smerend, wordt het Frans een soort bezwering en voor iemand die net Frans leert, zoals ik, een zeer demotiverende ervaring. Zie die bezwering maar eens te volgen.

Neem Franse schrijvers, ik benijd ze niet, al die accenten. Het accent aigu, zoals in café, het accent grave, zoals in crème, het accent circonflexe, zoals in enquête en de cedille, die in het Nederlands helemaal niet voorkomt, in het Frans kennen we hem van garçon. Alleen al die benamingen, gewoon te veel letters. Zul je een Franse schrijver zijn die lekker zit te tikken op zijn laptop en dan moet je steeds die accenten op de letters aanbrengen. Ik vind het wel typerend voor de Franse cultuur, waar het adagium is: waarom zou je het makkelijk doen als het moeilijk kan.

Vergelijk het eens met het Spaans. Ik beheers die taal niet, dus ik moet afgaan op mijn indruk. Maar het fijne van die taal is dat ik de afzonderlijke woorden tenminste hoor. Het Spaans is geen bezwering, het is juist een taal die voor mij direct klinkt en de mens aan de grond vastnagelt. Het is een met-beide-benen-op-de grond-taal, zoveel stoerder dan dat zweverige, wufte Frans.

Elke keer als ik Engels kan lezen of spreken vind ik het een verademing, wat een heerlijke duidelijke en heldere taal. Niet voor niets dat hij door zoveel mensen wordt omarmd. Ik moet altijd wat lachen om die Fransen die denken dat ze een belangrijke taal spreken, of de Spanjaarden, die het Engels, en daarmee de internationale gemeenschap, gewoon ontkennen. We zijn in diverse belangrijke musea geweest, maar er hangen alleen maar bordjes in het Spaans, dat is toch lef hebben en grove zelfoverschatting. Gelukkig spreken steeds meer Fransen Engels, daar heb ik mijn hoop maar op gevestigd.

511

Journal

 

Moeke

Zaterdag 13 april, Cadouin

 

In het boek dat ik nu lees, haalt de Engelse schrijver Martin Amis herinneringen op aan de laatste levensjaren van zijn goede, en veel oudere vriend, Saul Bellow. Bellow lijdt aan Alzheimer en Martin Amis maakt iets mee wat mij onmiddellijk terugbrengt naar de laatste jaren van mijn moeder, die ook aan Alzheimer leed.

Het voorval waar ik aan moet denken behoort tot de droevigste van mijn leven. Hierbij is het belangrijk om te weten dat mijn moeder ongelooflijk van haar moeder hield, mijn oma dus. Mijn moeder noemde haar moeder altijd Moeke. Ik noemde mijn moeder altijd Ma. Ik kon er niets aan doen, het was volledig bij me ingesleten, maar ik wist dat ze de pest had aan die benaming voor een moeder. We bespraken dit diverse malen en een of twee keer probeerde ik dat doelbewust te veranderen. We spraken af dat ik zou proberen haar Mama te gaan noemen, wat ze prachtig vond. Helaas hield ik het nooit lang vol. Dat Mama klonk mij zo kinderachtig en Ma zat zo diep in mij verankerd. Automatisch schakelde ik weer over naar Ma.

Maar daar gaat het hier niet om. Vermoedelijk begon ik hierover omdat ik het vertellen van mijn droevige herinnering wil uitstellen.
Ik bezoek mijn moeder en geef haar een kus. Vol verwachting vraagt ze me dan: ‘En hoe is het met Moeke?’
De eerste keer was ik zo verbaasd. Moeke, haar moeder? En ik antwoordde haar wat de werkelijke situatie was. ‘Maar Ma, je weet toch wel dat Moeke al jaren is overleden? Je bent toch op haar begrafenis geweest?’
‘Dat is niet waar. Gerard, ik vind het heel gemeen dat je dat zegt. Natuurlijk weet ik niet dat Moeke overleden is. Dat geloof ik ook helemaal niet.’
‘Maar het is toch echt waar, schat.’
‘Dan zou ik dat toch wel weten. En waarom heb je me dat dan nooit eerder verteld? Ik vind het zo gemeen.’
En mijn eerlijkheid zorgde ervoor dat ze moest huilen en het hele rouwproces opnieuw doormaakte.

Iets later herhaalde deze situatie zich. Ik kon me wel voor het hoofd slaan dat ik weer in de eerlijkheid was geschoten. Soms heb je echt niets aan eerlijkheid. Haar verdriet zorgde ervoor dat ik voortaan met haar mee praatte. In plaats van verdrietig maakte ik haar blij.

‘Gerard, wat fijn dat je er bent. En hoe is het met Moeke?’
‘Heel erg goed. Je moet de hartelijke groeten hebben, ik moest zeggen dat ze ontzettend veel van je houdt en ze wil dat ik jou deze kus van haar geef.’ En ik gaf haar een kus op haar voorhoofd.
‘Dat is fijn om te horen, jongen. Maar ze is toch een tijdje niet geweest.’
‘Ze is nogal verkouden en ze is bang om je aan te steken. Het leek haar beter even niet te komen.’
‘Dat is heel lief van haar. Want dat kan ik er inderdaad niet bij hebben. Geef je haar een kus terug?’

 

510

Journal

 

De Corrector

 

Vrijdag 12 april, Cadouin

 

Ik neem even wat tijd voor huis-, tuin-, keuken-, en zakennieuws. Het meest in het hoogspringende nieuws voor ons is dat afgelopen week een trap in onze tuin groeide. Van losse planken en wat palen, werd de trap, van staketsel tot langzame aankleding, van tree tot tree, een trap. Als het even meezit, komt hij vandaag af. Met dank aan Richard en Emma.

Ons bezoek hoeft dus niet meer bang te zijn uit te glijden op de helling naar ons huis. De trap heeft zelfs een leuning waar je je aan vast kan houden. Er zullen weinig mensen zoals Wyb en ik zijn die er niet om malen om een steil hellinkje naar huis te moeten nemen. Wij waren inmiddels geoefende klimmers, maar we begrijpen dat het voor sommige mensen zelfs een onneembaar hellinkje was. Vandaag is dat probleem dus opgelost. Het kantoor van Dossiermodergat is nu voor iedereen bereikbaar.

Verder kan ik laten weten dat de natuur hier explodeert. Begin deze week was er nog wat regen, maar de zon heeft het initiatief volledig overgenomen. Gisteravond zaten Wyb en ik op onze ligstoelen in de tuin en genoten van de ondergaande zon en het roepen van de uil. We doen het spelletje hoe lang we geen gemechaniseerd geluid horen. Dat is een ontluisterend spelletje. Bij de eerste metingen komen we niet verder dan 2 minuten natuurlijke stilte. Gaande ons zitten loopt het record vanavond uit naar eerst vijf minuten, ten slotte zeven minuten. Als je er oplet is het opmerkelijk hoe vaak je wel niet ergens een vliegtuig of auto hoort. De maaimachines zijn, zeker hier in de Dordogne, ook regelmatige spelbrekers.

‘Kijk,’ zeggen we bijna tegelijk.
Links van ons vliegt, met enorme snelheid, een felgroen object met daarin een witte kern met de snelheid van een meteoriet. Gelukkig hebben we hem beide gezien. Moeten we nu in UFO’s gaan geloven? Ondanks dat het nog licht is, was hij zo helder, zo felverlicht. Wyb denkt dat hij ergens bij Monpazier moet zijn neergestort. Ik denk dat hij veel hoger vloog, ik schat dat hij ergens in de Middellandse Zee is neergekomen. Als hij neerstort. We blijven in verwarring achter. Wat hebben we eigenlijk gezien? Meteoriet? Vuurbal? Geheim wapen? Marsmannetjes?

Mijn tijd is kostbaar. Zoals iedereen weet, zit de dood ons op de hielen, dus ik moet nog heel wat blogjes schrijven. Ik geef toe dat ik door die haast best wel een d of t of een woordje vergeet. Best irritant vind ik. Het bewijst keer op keer hoe onvolmaakt je bent.

Daarom goed nieuws vanuit de Dossiermoddergat burelen. Naast De Blogger en De Censor is er nu ook De Corrector. Gisteren is Henk Kuiper officieel benoemd na al een paar weken deze functie als vrijwilliger naar volle tevredenheid te hebben uitgeoefend.
Henk laat weten: ‘Amice! Ik ben geroerd. Dit is mooi, echt mooi. Mijn enthousiasme voor Dossiermoddergat is altijd onbaatzuchtig en zonder enig financieel of mentaal winstoogmerk geweest. Maar dat mij dit nu ten deel valt en ik officieel toetreed tot De Harde Kern van dit onvolprezen Blog, is méér dan ik ooit had durven dromen. Dank, nederig veel dank voor deze Eer.’ Graag gedaan Henk, je hebt het verdiend.

Journal

 

Wet

Donderdag 11 april, Cadouin.

 

Elke dag plegen vijf mensen suïcide in Nederland. Op jaarbasis zijn dat 1.885 mensen. Op initiatief van Mirjam Bikker (CHU) wil de Kamer nu dat suïcidebeleid wordt vastgelegd in de wet. Gemeentes en de Rijksoverheid moeten beleid ontwikkelen waardoor die cijfers naar beneden gaan.

Ik heb slecht nieuws voor de Kamer: het zal niet gebeuren, of nauwelijks. Mirjam Bikker, die ik hoog heb, zegt: ‘Maar dat is geen reden om te blijven zwijgen en het taboe overeind te houden.’ Maar zij, vind ik, houdt daarmee zelf een taboe in stand. Zij ontkent de doodsdrang en de doodswil. Mensen die geloven kunnen of willen de harde waarheid niet onder ogen zien, is mijn ervaring. Ze gaan er vanuit dat het leven in gods handen ligt en dat is echt een vergissing. Voor veel mensen, waaronder mijzelf, bestaat die god niet. Hij speelt geen enkele rol in mijn leven. En dan ga je toch anders kijken.

De Kamer gaat er vanuit dat hulp, ondersteuning, begeleiding alles uitmaakt, dat dit het aantal doden zal verminderen. Ik denk dat het een illusie is. Om diverse redenen. Mirjam Bikker zal het niet geloven, maar sommige mensen willen gewoon echt dood. Wat je ook zegt of doet, voor hen lonkt de dood, en niemand zal ze tegenhouden. De mens is een existentieel complex dier en kent allerlei uitwassen. Het is niet anders. De hele geschiedenis door zijn er mensen die suïcide plegen, en dat zal niet veranderen. C’est la vie.

Daarnaast zijn er mensen die willen sterven omdat hun leven, om wat voor redenen dan ook, fysiek, psychisch, voltooid is. Als dat bij mij zover is, omdat ernstig lijden nog mijn enige perspectief is, wil ik over mijn eigen sterven kunnen beslissen. Iemand die gelooft vindt dit ondenkbaar en abject, alleen god beschikt over leven en dood, het leven is altijd sterker dan de dood. Lief gedacht, maar echt fout gedacht. Voor sommige mensen kan de dood sterker dan het leven zijn. Bovendien, uiteindelijk is voor iedereen de dood sterker dan het leven. Veel mensen die dood willen, weten verrekte goed wat ze willen. Een einde aan je leven maken kan een noodzaak worden.

De grootste vergissing is misschien wel dat de overheid daar iets in kan betekenen. Laat de overheid eerst eens zorgen dat de gezondheidszorg op orde is. Dat zal, vermoed ik, zeker een aantal doden en suïcidepogingen schelen. Wachtlijsten van meer dan een jaar in de geestelijke gezondheidszorg zijn natuurlijk fnuikend. Daarmee zet je een aantal mensen sowieso met de rug tegen de muur.

Een deel van het beoogde suïcidebeleid wordt gedelegeerd naar de gemeenten, is de bedoeling. Nou, dan weet je het bij voorbaat, dat wordt niks. Zie de jeugdzorg. Ik durf wel te stellen dat ook het delegeren van de jeugdzorg van de Rijksoverheid naar de gemeenten een negatief effect heeft gehad op het suïcidecijfer.

Ik ben een sociaal-democraat. Ik deel de overheid belangrijke taken toe. Zeker als die overheid hiervoor is geëquipeerd. Ondanks die overtuiging zie ik dat zij niet uitblinkt in communiceren op menselijk, individueel niveau. Als ik suïcide zou willen plegen, is de overheid de laatste waaraan ik hulp zou vragen.

De Kamer is zeer begaan met mensen die suïcide plegen. Maar de belangrijkste hulp wordt hen ontzegd. Want wie uiteindelijk suïcide pleegt, moet dat doen op de meest wrede wijzes. Hij wordt gedwongen van een flat te springen, zich aan een tak op te hangen of zich voor een trein te werpen. Wreed, waardoor je ook nog eens veel mensen tot last bent. Maar het gebeurt elke dag verschillende keren.

Voor de humane oplossing staan nu zeven mensen terecht die lid waren van een organisatie die pleitte voor een pil/poeder of anderszins waarmee mensen pijnloos en waardig kunnen sterven. Met het doorbreken van dat taboe zouden echt ongelofelijk veel mensen worden geholpen. En wie denkt dat je daarmee de drempel om te sterven alleen maar lager maakt, vergist zich. Wie wil leven blijft echt wel leven. Wie dood wil, om wat voor een reden dan ook, zal altijd een manier vinden om te sterven, zelfs de meest gruwelijke manieren schrikken hem of haar niet af. Geen wet, geen goede god of welgemeende intenties zal hen tegenhouden.

Ben ik een pessimist omdat ik sombere gedachte heb over het effect van de wet? Ik heb een medestander van werkelijk onberispelijk gedrag. Ook de Raad van State gelooft namelijk niet dat de voorgenomen wet een toegevoegde waarde heeft. Er is wel enig nut: deze wet zal de Kamer het idee geven dat ze tenminste iets hebben gedaan.

509

Journal

 

Trap

Dinsdag 9 april, Cadouin

 

Er is veel beweging in en rond het huis. Dat komt door de entree naar ons huis. Dat is, was, een lastige. Wie binnen wilde komen moest een lastig hellinkje nemen, rotsgrond met wat zand en grind erop. Wyb en ik hebben, hadden, er geen moeite mee. Ik vond het wel wat hebben. Ik hou, blijkt steeds weer, van het primitieve. Bij voorkeur hoeven de dingen niet af te zijn.

Maar het was een gevaarlijk hellinkje. Onlangs moest ik mijn Nicht nog bij de arm nemen omdat ik vreesde dat ze uit zou glijden. En dan was ze niet de eerste. Een paar vrienden waren al onderuit gegaan. Een oude dorpsgenoot kon slechts met veel moeite en ondersteuning naar beneden komen. Het was daarom onontkoombaar: er moest een trap komen, niet zozeer voor ons, maar wel voor onze gasten. En, berekenende reden, ik denk dat er weinig mensen zijn die een huis kopen met zo’n gemeen hellinkje. Andere reden, ook ik word ooit oud, en dan schuifel je met gevaar voor eigen leven op en van je huishelling.

De trap is er nog niet, maar wel volop in wording. Het geraamte ligt er al, nu de detaillering. Voor wie niet vaak Dossiermoddergat leest, denk niet dat Wyb en ik daar aan werken. Ik ben zo onhandig als denkbaar. Vandaar dat Richard en Emma hele dagen bezig zijn met het bouwen. Met een wagen vol gereedschap, veel ervaring, handigheid, twee rechterhanden en kracht, krijg je zoiets voor elkaar. Wyb en ik ontberen alle zaken die ik zojuist noemde.

Voordat ze vandaag beginnen drinken we koffie, gewoontes sluipen er snel in. Als we wat zitten te praten, slaan onze telefoons op hol. Ze produceren een geluid dat niemand van ons eerder hoorde. Met verbazing grijpen we tegelijk naar onze toestellen. Het geluid houdt een tijd aan, evenals het knipperen van het scherm. Het is duidelijk dat er iets ernstigs aan de hand is.

FR Alert, Test par la préfecture de la Dordogne. Een NL Alert, zeg maar. Maar dan een oefening. Ik lees dat wij geen actie hoeven te ondernemen, dat het slechts een exercice is. Gelukkig. En het werkt.

De eerste gedachte is: wat een onzin, wat kan er nu in de Dordogne gebeuren? Er is niets, er gebeurt niets. Wat bosbouw, wat wijnbouw, veel bomen. Goed, in de zomer dreigt het vuur.
Maar een paar maanden geleden bedacht ik -ik heb nu eenmaal een levendige fantasie- dat we in feite op een van de meest onveilige plekken van Frankrijk wonen.

Waar zou Poetin zijn eerst atoombom gooien? Niet op Parijs of Lyon. Het waarschuwingsschot zal plaatsvinden in een neutrale omgeving, waar het ding in eerste instantie weinig kwaad kan. En welke plek in Frankrijk is daar prima voor geschikt? De Dordogne. Er gebeurt niets buiten die bosbouw en wijnbouw, er woont bijna niemand en wat er woont is oude meuk, die over een tijdje toch het toneel zal verlaten. Geen kip die een traan laat om de Dordogne. Poetin heeft zijn waarschuwingsschot gelost, bewezen dat hij voor niets terugdeinst. De zaken zijn op scherp gesteld. De Dordogne is het offer voor het verkrijgen van de duurzame vrede.

508

Het huis van het weekdier

 

 

__

Ik waad. Ik zeef een modderige rivier.
Ik oogst wat wrakhout, kiezelstenen, wier.
De stroom is breed, de opbrengst klein. Maar eens,
geduld, ik zeef, vind ik hier een gouden lier.

Journal

 

Vijandig gebied

Zondag 7 april, Cadouin

 

Ik hou het niet bij, maar ik zal best vaak de lof over onze vallei hebben gezongen. De vallei bestaat uit een groot weiland, een prairie bijna. Die laatste indruk wordt versterkt door de paarden die er grazen en vaak als in een western samen over het gras jagen. De paarden zijn al enkele weken verdwenen. Dat komt omdat het gras nu te hard groeit. Omdat paarden geen maat kennen, gaan ze naar een schralere wei waar ze zich niet dood kunnen eten.

We zijn hierdoor niet beestloos. ’s Nachts nemen de zwijnen de vallei over en wroeten fanatiek de grond om. Daar tussendoor lopen de reeën, altijd schichtig. En als de angst ze echt naar de strot vliegt, beginnen ze onrustbarend te blaffen. In de herfst gebruiken de herten de prairie om eens lekker te gaan burlen. Verder zijn er de dassen die de verschillende stroompjes water opzoeken.

Maar vanaf gisteren is alles anders. Mannen met baarden en dikke buiken sloegen honderden paaltjes in de prairie, ze legden een brug over het water, en maakten zelfs een springschans. Met een soort gepantserde golfkarretjes razen ze door de vallei. Weg is de lieflijkheid en de rust. Die gasten leggen een heus circuit aan en over twee weken razen er zo’n zeshonderd motorcrossers door onze vallei. Eens in de twee jaar krijgen ze dit prachtige stukje Frankrijk ter beschikking om het kapot te raggen. Ik sta op het punt om te gaan vloeken.

Dat is erg, maar niet het ergste. Twee jaar geleden maakten we het tot onze schrik ook mee en daarna bleef het dus twee jaar rustig. Daar valt, met tegenzin, mee te leven. Zo’n vallei herstelt zich opmerkelijk snel, hebben we toen gemerkt. Maar wat hebben die ellendelingen nou gedaan, hun racen beperkt zich niet tot de vallei. In het bos ernaast, uitgerekend de plek waar het wild zich schuil houdt, hebben een bulldozer en een tractor rücksichtslos banen getrokken om het circuit uit te breiden. Het is een spoor van omgehakte bomen, versnipperde struiken, geknakte planten die net opkwamen, vernielde natuur.

Het bevestigt het beeld dat de Fransman geen donder om natuur geeft. Ook hier onverschilligheid. In herfst en winter maken ze in legertjes van vijftien jagers de natuur af, in het voorjaar jagen ze het wild op voor een fucking motorcross. Als ik door het gewonde bos loop kan ik wel janken. Van de eens rijke fauna in dit bos is niets meer over.

Ik heb de neiging tot sabotage. Ik zou een protestbeweging willen opzetten opdat dit natuurvandalisme stopt. Helaas, ik merk, uitgezonderd bij mijzelf en Wyb, geen greintje ongenoegen over dit totaal misplaatste evenement dat in Nederland nooit, maar dan ook nooit, zou kunnen plaatsvinden. Het is alsof je een crosscircuit op de Veluwe aanlegt. Maar ja, wie ben ik? Ik ben een gast in een vreemd land. Ik ken niemand. Ik weet de weg hier niet. Ik spreek de taal te slecht om überhaupt een stem te krijgen. Ik ben een doofstomme in vijandig gebied.

507

Journal

 

Ontdekkingsreiziger

Zaterdag 6 april, Cadouin

 

Nadat we tweeënhalf jaar in Saint-Hipolyte-du-Fort hadden gewoond, kenden we de kleinste weggetjes in de wijde omtrek. ‘Hoe kan het dat jullie hier zo goed de weg weten?’ vroeg ons bezoek wel eens als we ze met de omgeving kennis lieten maken. Ik moet zeggen dat dit vooral aan Wyb te danken is. Waar we ook zijn, ze ontpopt zich meteen tot ontdekkingsreiziger.

In de Dordogne is dat natuurlijk niet anders. Zoals we alle wegen en weggetjes in Den Bosch, Heerlen, Groningen, Dwingeloo en Hipolyte kennen, zo zouden we ook prima reisgidsen zijn in de streek rond Cadouin. We ontdekken de streek boucle na boucle (rondwandeling). Maar gewoon wat rondrijden en zoeken naar bijzondere plekken hoort daar ook bij.

Vandaag maken we een wandeling rond het stadje Saint-Cyprien. Nog in het stadje fotografeer ik daar een begraafplaats waar de graven in strak gelid liggen als een soort grote dozen. Ik maak de foto voor Esmee die gek is op begraafplaatsen.
Ze antwoordt meteen met een appje: ‘Ik moet daar heen!’
‘Is vlak bij ons in de buurt. Ik kan wel een mooie tour voor je organiseren. De Tour des Doods.’
Het enthousiasme van Esmee is groot: ‘Wil ik. Wauww!! Je moet hier iets mee doen, pa.’
Het was een grapje van me, maar inmiddels ken ik hier zo veel mooie begraafplaatsen, dat ik er inderdaad best iets mee zou kunnen doen.

De boucle van Saint-Cyprien is niet makkelijk. Het dorp kent al veel hoogteverschil, maar boven het dorp gaat het nog even lekker door. We zien de Dordogne onder ons steeds kleiner worden. Al klimmend komen we op Chemin des Grottes de l’Ermite (Weg van de grotten van de kluizenaar). Dat is voor een kluizenaar natuurlijk een bijzondere gebeurtenis. Grote kans dat hier een collega van me in een grot heeft gewoond. Verder lopend komen we inderdaad een paar grotten tegen waar ik zo in zou kunnen gaan wonen. Je kunt als kluizenaar wel in een huis op een berg gaan wonen, maar een grot op een berg is natuurlijk het hoogst haalbare. Om te zien hoe dat eruitziet, maakt Wyb alvast een paar foto’s.

Eenmaal boven komen we in een lieflijk landschap met glooiende heuvels, boomgaarden met notenbomen en appels. ‘Het doet me denken aan het landschap in Zuid-Limburg,’ zegt Wyb als we op een pittoresk weggetje teruglopen naar het dorp. ‘Klopt,’ zeg ik, ‘maar er is één groot verschil, vind ik.’ ‘En dat is?’ ‘Je voelt hier de ruimte. In Zuid-Limburg heb je prachtige plekken, maar je voelt het postzegelformaat, je voelt de toeristen die op je nek zitten. Hier is alles ruimer, meer verlaten.’ Zo heb ik wel eens gezegd dat de omgeving van Cadouin 150x Berg en Dal is, zo is Saint-Cyprien 150x Zuid-Limburg.

Lopende op zulke weggetjes moet ik altijd denken aan een boek dat ik vijftig jaar geleden las, Narziss und Goldmund, van Herman Hesse. Het gaat over de vriendschap tussen de gedisciplineerde Narziss en de onrustige Goldmund. Het boek speelt zich af in Middeleeuwse tijden. Wat ik mij herinner is dat menig fragment eruit zag zoals wij hier lopen. Na een lange reis wordt ver onder hen het dorp zichtbaar waar het klooster van Goldmund staat en dat hij zal verlaten om beeldhouwer te worden. Het boek maakte diepe indruk in mijn puberteit.

Journal

 

Hipster

Vrijdag 5 april, Cadouin

 

Ik heb nog steeds de domme gewoonte om ’s nachts mijn telefoon met volle ontvangst mogelijkheid op mijn nachtkastje te leggen. Gewoonte van vroeger. Je wist nooit of Matthijs belde voor een goed gesprek, zich midden in de nacht een ramp voordeed met het bedrijf of dat een dochter belde met zeer noodzakelijke zaken.

Toevallig lag ik gisteravond vroeg op bed en werd ik in mijn eerste slaap wakker geappt door Henk. En, ook een oude gewoonte, ik kijk dan toch altijd even wie geappt heeft, nieuwsgierig als ik ben. Het is een app met een foto en daaronder de tekst: Two happy people, a long time ago. Op de foto een oude versie van mijzelf en daarnaast Jolande (zie foto hieronder). Ooit begonnen wij samen in februari 1983 voor de Stadsschouwburg en De Oosterpoort in Groningen te werken. Ik bleef daar zeven jaar, Jolande veertig jaar, in juli viert ze haar afscheid.

Ik heb de foto nooit eerder gezien, maar vind hem meteen fantastisch. Deze oude versie van mijzelf verrast me en bevalt me. De vrolijkheid bevalt me, de ondeugendheid, daar zit geen bange man, hij heeft er wel zin in om er tegenaan te gaan. Het is ook een man, nou ja, jongen misschien, die nog weinig zorgen heeft gehad. Hij mag wel oppassen, want dat zou wel eens kunnen veranderen. Nu kan ik zeggen dat deze waarschuwing te laat komt. Het spel is gespeeld. In Frankrijk kan ik het allemaal nog eens overdenken, wijzigen is niet mogelijk.

Als ik de foto aan Wyb laat zien, maak ik goede sier. ‘Wat een mooie foto, wat een knappe man. Het is een van de weinige foto’s van vroeger waar je goed op staat.’ Even een correctie. Ze zegt niet een van de weinige foto’s, ze zegt de enige foto waar je goed op staat, maar ik realiseer me dat dit mijn imago kan schaden.
Met de volgende woorden maakt ze het gelukkig goed: ‘Je lijkt wel een Amerikaanse filmster uit de jaren zeventig. En ik zie dat je een van de eerste hipsters was.’ Dat laatste constateerde ik zelf ook al.

‘Zal ik mijn baard weer laten staan?’ opper ik.
‘Nee, doe maar niet.’ Ik vraag niet waarom niet, ben blij met het antwoord.
Ik hou niet baarden, misschien omdat ik er te lang een heb gehad. Ik herinner me hoe blij ik was toen ik hem voor de eerste keer afschoor. Eindelijk was ik mijzelf. Als ik nu een baard laat staan, zou het een totaal andere baard zijn dan de baard op de foto. Die op de foto is vol vitaliteit en brutaliteit. Als ik nu een baard laat groeien, zou ik op een uit de tijd gegroeide kabouter à la Frans Timmermans lijken.

PS Krijg net een appje van Henk binnen dat de foto is genomen in 1983 bij het afscheid van de toenmalige interim directeur Geert Veentjer, die ik de jaren daarna node zou missen. De zorgen kwamen dus al snel. Het betekende de terugkeer van Ton Post als directeur, en dat was een ramp. Over grensoverschrijdend gedrag gesproken. De foto is genomen op het pannenkoekenschip in Groningen, en dat is dan wel weer lief.

 

507

Journal

 

Snee

Donderdag 4 april, Cadouin

 

Ik lees momenteel een boek van Martin Amis met de titel Uit de eerste hand. Het is een boek zoals je ze niet vaak tegenkomt. In mijn geval: eigenlijk nooit.

Om dat duidelijk te maken begin ik met een citaat:
‘We hadden moeten ingrijpen en over alle verschillende soorten korte verhalen moeten beginnen. De parabel. De schets. De anekdote. Het venijn in de staart. De tranche de vie.
‘Je klinkt helemaal schor.’
‘Ik weet het. Ik hoor het ook… Negentig procent van de korte verhalen is een tranche de vie. Een snee van het leven. En dat is het leven uiteindelijk ook. Het is geen roman. Het is een gesneden brood van korte verhalen. Maar van verschillende graansoorten. Verschillende texturen en diktes.’

Dit fragment zou een typering van het boek kunnen zijn: het is een gesneden brood. Het is geen roman, het is geen autobiografie. Het zit er tussen in. De hoofdpersoon is soms een ik, soms een Martin. Het boek is een mêlee van verhalen, uitwijdingen, artikelen, herinneringen. Het is eigenlijk zoiets als Dossiermoddergat, dat vliegt ook alle kanten op. Je zou kunnen zeggen dat het mix is van een autobiografie, een roman en Dossiermoddergat. In het boek schemeren ook nog allerlei verhaallijnen. De schrijver springt van de ene lijn op de andere. Daarom lees ik het met veel plezier. Je moet het wel in grote happen lezen, anders raak je verdwaald.

Raad ik het boek aan? Eigenlijk niet. Niet alleen om het een tamelijke kluif is, 672 bladzijden, maar het is zeker geen kluif die lekker weg hapt. Je moet wel doorbijten. En je moet zeker interesse hebben in literatuur want is een etalage van ontmoetingen met schrijvers en beschouwingen over schrijven.

Een beschouwing wil ik de lezer van Dossiermoddergat zeker niet onthouden. Het is een fragment uit een interview dat de hoofdpersoon met de schrijver V.S. Pritchett heeft.

‘Als je ouder wordt,’ zei hij, ‘begin je jezelf ook heel saai en langdradig te vinden. Je gedachte zijn langdradig, terwijl ze eerder juist zo mooi en opruiend waren. Het verhaal is een manier van reizen. Bladzij na bladzij gaat mijn pen op reis. Dan doet mijn pen gedachten en situaties aan die hun vreemdheid aan je onthullen. De ouderdom doodt het reizen. Dingen komen niet meer zomaar in je op. Je bent vooral bezig met voorzichtig zijn.’ Hij bedoelde dat je lichamelijk en emotioneel voorzichtig doet: alsjeblieft geen verrassingen. ‘Verhalen komen bijna per ongeluk in je op. En nu ben je geneigd een leven te leiden waarin zich geen ongelukken voordoen. Pritchett zweeg even en voegde er met een gekwelde glimlach aan toe: ‘Daar heeft het eigenlijk niks mee te maken. Het is gewoon omdat je ouder wordt.’
Martin vroeg: ‘Je bedoelt…?’
‘Ik bedoel dat je niet meer kunt reizen. En dat je pen niet meer kan reizen. En daarom kun je niet meer schrijven.’

506

Het huis van het weekdier

 

 

 

Bidden

Bereid. Ik bid stil boven grond en spied.
Beweging leidt nu zeker tot verdriet.
Elke veer is klaar. Het oog dat ziet. –De prooi.
Ik stoot. De doodschreeuw. Voedsel voor mijn lied.

Journal

 

Bedrijf

Woensdag 3 april, Cadouin

 

Ik maakte me vandaag opeens zorgen dat ik, wat ons bestaan betref, een verkeerde indruk wek. Misschien laat ik de lezer wel denken dat we hier een leven hebben als een luis op een zeer hoofd. Als dat zo is: klopt niet.

Het hebben van een huis in Frankrijk is in feite het runnen van een klein bedrijf. Een Frans huis is als een onwillig paard dat je met moeite onder het zadel krijgt. Het schopt met zijn achterpoten en maakt de wildste bewegingen. Disclaimer. Ik schrijf dit wel op, maar ik weet helemaal niet hoe een onwillig paard zich gedraagt. Maar wat ik eigenlijk wilde zeggen: een huis hebben in Frankrijk is gewoon hard werken.

Ik heb in Dossiermoddergat al verhaald over het feit dat wij liefst twee keer een watersnoodramp hebben gehad. Elke keer dat wij terugkwamen van een lange reis vonden wij een druipende badkamer, wekenlang had een kraan opgestaan, terwijl wij toch echt de hoofdkraan hadden afgesloten. Blijkbaar kan ons huis niet tegen alleen zijn. Inmiddels weten wij dat het jaren en jaren leeg stond toen een docente Frans uit Parijs de eigenaresse was, vandaar misschien. Gelukkig heeft de verzekering besloten dat ze alle kosten op zich neemt en alles zelf gaat renoveren.

Dat renoveren is de afgelopen week gebeurd. Een week lang hadden wij een buitengewoon aardig mannetje over de vloer dat vier maanden voor zijn pensioen zat. Binnen vier dagen had hij alles weer spic en span gemaakt. De muren zijn behangen met een speciaal isolerend materiaal en daarna geschilderd, deur en ramen zijn in de oude staat teruggebracht, het plafond opnieuw gestuct, de vloer geschuurd en geolied. Vrijdags kwam hij nog terug om het raampje (soort glas: kathedraal glas) in de deur te zetten dat ik had ingeslagen omdat de deur niet meer openging toen wij terugkwamen. Veel bedrijvigheid dus.

In de tussentijd probeerde Wyb een loodgieter te strikken om de jungle van de Dordogne in te trekken om het raadsel op te lossen waarom kranen gaan lopen als wij alles hebben afgesloten. Ze is er dagen mee bezig geweest, een crime. Vandaag heeft een loodgieter laten weten dat hij morgenvroeg komt. Eindelijk. In de tussentijd heeft onze wasmachine de geest gegeven. Hij is vermoedelijk slachtoffer van de twee watersnoodrampen.

En dan heb ik het nog niet over het invullen van belastingformulieren, een trap die volgende week buiten wordt aangelegd zodat onze bezoekers niet meer op de steile helling onderuit gaan. Daarnaast ben ik vooral bezig met het vernietigen van de honderden wantsen die in en om ons huis schijnen te verblijven. Dagelijks komen er een stuk of vijftien te voorschijn. Dood aan het prehistorische beest. En vergeet niet dat ik de hond nog moet uitlaten, om de dag moet stofzuigen en de vuilnis naar de containers in het dorp brengen. Dokters schrijven hier niet zomaar herhaalrecepten uit. Om het half jaar willen ze je opnieuw onderzoeken terwijl ik al jaren gebruiker van de medicijnen ben met prima resultaat. De Fransen hebben nu eenmaal een broertje dood aan efficiency.

Inmiddels weet ik dat je beter theaterdirecteur kunt zijn dan bewoner van een huis in Frankrijk. Ik wilde juist geen eigen bedrijf meer.

505

Journal

 

Kunstacademiemeisje

Dinsdag 2 april, Cadouin

 

Wyb en ik wandelen een rondje om de vallei. Terwijl we daar lopen, kijk ik naar onszelf. We hebben beide een zwarte trainingsbroek aan, daaronder oude wandelschoenen, onze truien zijn verre van nieuw. Ik realiseer me dat we best als zwervers kunnen doorgaan zoals we daar lopen. Maar wat maakt het uit, niemand die ons ziet. Verlies je sowieso decorum als het niet uit maakt?

Voor wie zich nu zorgen gaat maken, we passen best op onszelf. In de situatie waarin wij leven, zouden we ons best kunnen ontwikkelen tot ontaarde slapers, zoals de titel van een roman van Ward Ruyslinck luidt. De hoofdpersonen in dat boek komen het bed niet meer uit, ze verloederen totaal en met overtuiging. Het kan best zijn dat het boek ergens anders over gaat. Ik las het zo’n vijftig jaar geleden en dit is blijven hangen. In de loop van mijn leven heb ik het boek regelmatig genoemd: ontaarde slapers, het is een manier van leven.

Vandaag vroeg ik het me weer af: moet ik het luie leven gewoon niet totaal omarmen? Een vriend die ik lang niet sprak vroeg me onlangs waar ik me de laatste tijd mee bezighoud. Ik vond het opeens een moeilijke vraag. Is er echt iets wezenlijks waar ik me mee bezighoud? Lang had ik hoogstaande idealen, wilde ik het land cultureel opstoten in de vaart der volken. Echte ambitie heb ik geloof ik niet meer. Ik wil mooie foto’s maken, dat is momenteel mijn hoogste ambitie. Ik antwoord dat ik Frans studeer zonder veel succes, elke dag een blogje schrijf en veel fotografeer.
‘En schrijf je buiten dat blog nog wel eens iets?’
‘Nee, eigenlijk niet.’ Ik vertel hem niet dat ik vorige week sowieso heb besloten geen boeken meer te schrijven. Onlangs was ik er wel met een begonnen, maar de moed zonk me na een paar pagina’s in de schoenen. Wat een werk. En wie leest nog. Waarom zou ik me erin vastbijten?

Wyb had, mede door haar vorige werk, nog een kast vol mooie kleren. Maar ook mooie kleren worden ouder. Een kast met mooie kleren kan zomaar een kast voor een zwerver worden. Daarom kocht ze gelukkig na lange tijd weer eens nieuwe kleren. Vond ik erg leuk. ‘Je ziet er opeens weer uit als een kunstacademiemeisje,’ zeg ik tegen haar. Sinds we elkaar kennen, noem ik haar vaak zo, een kunstacademiemeisje.
‘Ik hoor dat je binnenkort weer een expositie hebt,’ zeg ik. ‘Kun je me iets vertellen over je laatste schilderijen?’
‘Hou eens op, zeg.’

Mijn klerenkast is al zo’n beetje mijn hele leven hetzelfde. Ook al worden mijn kleren ook steeds ouder. Ik gooi zelden iets weg. De dingen die lekker zitten mogen tegenwoordig best een gaatje hebben. Behalve als we gasten hebben. Zo nu en dan vul ik mijn klerenkast aan met opnieuw iets saais. Als het maar lekker zit. Ik geniet nog steeds van het feit dat ik niet meer representatief hoef te zijn. Dat ik dat ooit wel was, was ook toen een vergissing.

504

Leve de terderheid.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2023