Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

Nieuw

Journal

 

Les punaises

Vrijdag 29 september, Cadouin

 

Ik sta in een soort oorlogsmodus. Ik weet eigenlijk niet of je dat zegt, in een oorlogsmodus staan, maar ik heb geen zin om het op te zoeken of dat kan. Heb ik wel vaker als ik een blogje schrijf. De snelheid van schrijven vind ik prettiger dan het precies zijn, wat natuurlijk een volstrekt foute instelling is voor een blogger. Maar het zij zo, soms moet je je neerleggen bij je slechte eigenschappen. Wat, naar mate je ouder wordt, steeds beter lukt.

Oorlog dus. Al eerder schreef ik over wantsen die voortdurend ons huis proberen binnen te dringen. Die hoeveelheid wantsen is inmiddels verdubbeld, of misschien wel verdriedubbeld. Ik hou sinds een paar dagen de voordeur dicht, die eigenlijk altijd openstaat om de deur tevens de verbinding naar de veranda is. Wantsen trekken zich niets aan van die maatregel. Ze kruipen door kieren van ramen (ja, die hebben we), door schoorstenen of maken er gebruik van als de deur een keer opengaat. Erg vervelend.

Inmiddels heb ik de oorlog opgeschaald en mijn grootste wapen ingezet. Sins eergisteren staat hier de stofzuiger permanent klaar. Als ik zie dat de populatie te groot wordt, richt ik mijn stofzuiger en die slurpt ze zonder pardon naar binnen.
Wantsen zijn geen slimme beesten, want ze vertellen elkaar bijvoorbeeld niet dat je bij die Blogger niet moet komen, dat hij op volle oorlogssterkte is. Ook vertellen ze elkaar niet dat een stofzuiger een gevaarlijk wapen is. Alle wantsen blijven gewoon keurig zitten tot ze in de buik van de stofzuiger verdwijnen. Het moet daar een soort inferno van door elkaar krioelende wantsen zijn. Eigen schuld.

Eerst dacht ik dat die wantsenplaag werd veroorzaakt door het maaien van die enorme wei in onze vallei, maar op Raad & Daad, de Facebookgroep voor Nederlanders die in Frankrijk wonen, lees ik dat iedereen last heeft van wantsen. Ik skypte zojuist met mijn Franse Nicht en die vertelde dat er zo’n tachtig van die dingen in haar huis zitten.

Op de camping van Wyb zijn diverse mensen vertrokken omdat de hoeveelheid wantsen niet meer te managen was. In tenten en caravans zaten er soms honderden. Op zich is het een onschuldig, dom beestje, doen geen vlieg kwaad. Maar ze zien er zo primitief uit. Als je ze ziet, weet je dat ze al op deze aarde waren voordat de mens verscheen. Zou me niet verbazen als ze nog ooggetuigen van dinosaurussen waren. Het zijn prehistorisch verschijningen.

In het Frans heten ze trouwen punaises, les punaises. Perfecte naam. Als je ze op de muur ziet zitten, kunnen ze zo doorgaan voor een ietwat grote punaise.

Alles goed en wel, ik zal niet verzaken: de oorlog gaat door. De stofzuiger staat alweer klaar, ik lust ze rauw.

472

Journal

 

Blingbling

Donderdag 28 september, Cadouin

 

Ik loop ons weggetje af om Dies uit te laten. Na honderdvijftig meter merk ik dat ik mijn mobiel ben vergeten. Ik ga nooit zonder mobiel de deur uit want dat betekent dat mijn stappen niet worden geteld. Zonde, want op het einde van het jaar probeer ik toch weer een gemiddelde van tienduizend stappen per dag te halen.
Al weet ik dat dit moeilijk gaat worden, door een blessure van Dies heb ik een paar weken dat aantal stappen niet gehaald en ook als het rond de 35 graden is lukt het me niet om het te halen. Ik besluit toch mijn mobiel nog even te halen. Dies kijkt me verbaasd aan, ga ik opeens de verkeerde kant op.

Nu ik richting huis loop, zie ik dat een man op het weggetje komt aanlopen. Hij blijft stilstaan bij ons huis en kijkt er aandachtig naar. Hij zet zelfs een paar stappen in onze tuin om beter te kijken. Ik ben niet ver vanaf hem af als hij weer richting het dorp wil lopen.
Ik trek zijn aandacht, loop sneller naar hem toe en vraag hem waarom hij zo in het huis is geïnteresseerd.

‘Ik heb het willen kopen en ik wilde eens kijken hoe het er nu bijstaat. Toen ik het bekeek was het slecht weer.’
‘Wij hebben het uiteindelijk gekocht,’ laat ik voor de duidelijkheid weten.
‘U verandert er niets aan?’
‘Nee, waarom? We vinden het in zijn eenvoud een prachtig huis. We wonen er met z’n tweeën, dus dat past prima. Zou u het wel hebben veranderd?’ vraag ik.

‘Zeker. Het heeft zo’n mooi uitzicht. Daar zou ik meer gebruik van zijn gaan maken. Ik zou een deel van de voorgevel weghalen en er een groot raam in maken.’
‘Dat meent u niet?’ Het idee alleen al.
‘Ik zou alles met de beste architecten doen, hoor,’ vermoedelijk hoort hij het ongeloof in mijn stem.
‘In dat raam zou ik een schuifdeur maken, want aan het huis zou ik een grote houten steiger willen bouwen met terras daarop. Daaronder kon ik dan mijn auto parkeren.’
Vermoedelijk kijk ik verbijsterd.

‘Wacht,’ zegt hij, ‘ik zal u wat foto’s laten zien wat ik van plan was.’
En dan scrolled hij minutenlang door zijn foto’s. Eindelijk kan hij het raam laten zien, even later de steiger. Hij is er duidelijk intensief mee bezig geweest.’
‘Dit allemaal niet blingbling, hè?’ probeert hij me gerust te stellen. Hij zegt nog eens dat hij de beste architecten erbij had gehaald.

Ik wil zeggen dat ik het toch erg patserig en poenerig vind, maar mijn Frans schiet daarvoor te kort. Daarvoor in de plaats zeg ik: ‘Ik denk niet dat u daarvoor toestemming had gekregen, het is een beschermd dorpsgezicht.’
Hij haalt zijn schouders op.
‘Het lijkt me een duur plan zo’n rigoureuze verbouwing.’
‘Och, geld is geen probleem. Ik heb mijn zaak erg goed kunnen verkopen.’

Ik hou in mijn beste Frans nog een lofzang op de authenticiteit van het huis, de eenvoud, en dat we er niet over peinzen om er ook maar iets aan te veranderen. Nou ja, alleen die trap dan van het weggetje naar de trap bij het huis, die willen we nog wel eens laten maken. Maar ik geloof niet dat het landt bij hem. Wat ook mijn Frans kan liggen, al ben ik best tevreden over het resultaat van het gesprek. Mijn Frans wordt echt aanzienlijk beter.

We nemen afscheid. Eén ding is me wel duidelijk, het dorp is door ons aan een kleine ramp ontsnapt. Zijn verbouwing had het dorpsgezicht voor altijd kunnen aantasten. Mensen zouden niet zoveel geld moeten hebben, dan zou de wereld mooier blijven.

Journal d’images

 

Mosselvrouw

Donderdag 28 september, Cadouin

 

Zeg ken jij de mosselvrouw, de mosselvrouw, de mosselvrouw?

Journal

 

Wurmen

Woensdag 27 september, Cadouin

 

Wyb en ik zijn betrapt. Netflix is voor ons veel belangrijker geworden sinds we hier wonen. Ik heb altijd van televisie gehouden, maar was geen groot consument. Dat kwam door het theater. Ons werk vereiste dat we drie, vier keer per week in het theater zaten, soms zelfs vaker.
Kwam omdat we raar fanatiek waren. We zaten in allerlei jury’s en besturen, dus naast die drie, vier avonden in ons eigen theater zitten, gingen we nog het land in voor andere verplichtingen. Nu ik er op terugkijk, vind ik het eigenlijk een beetje mallotig gedrag. We werden meegesleept in ons enthousiasme, maar we hadden een veel relaxter leven kunnen hebben, of onze tijd in andere dingen kunnen steken. Zoals heerlijk op de bank hangen en naar een beeldscherm kijken.

Wat films en series betreft durf ik wel te beweren dat dat beeldscherm meer te bieden heeft dan wat er op een toneel gebeurt. Niet vreemd, want kijk eens wat voor een geld er in Netflix producties wordt gepompt. De budgetten van theaterproducties steken daar armzalig bij af. Acht weken repeteren voor een gecompliceerd toneelstuk is al lang. Bij Netflix producties gaat het om tientallen miljoenen. Dus niet vreemd, maar je gaat het toch met elkaar vergelijken.
Nu we hier in alle eenzaamheid wonen, heeft de televisie de functie van het theater overgenomen. Het zijn werelden van verschil, maar ook weer niet. Met beide media vertel je verhalen, en ik ben gek op verhalen. Zonder verhalen zou de wereld voor mij een dorre ellende zijn.

De afgelopen dagen waren Wyb en ik gegrepen door de Netflix-serie Lilyhammer. New Yorks maffialid kan ontsnappen aan de New Yorkse maffiawereld en moet een plaats kiezen waar hij wil onderduiken. Het wordt Lilyhammer in het brave, politiek correcte Noorwegen. Maar het maffialid laat zich door correctheid, kou en sneeuw niet uit het veld slaan. Hij zet zijn New Yorkse maffia leventje gewoon door.
Op het eind van de middag, als ik al mijn verplichtingen heb vervuld -Franse les, het huishouden, Dies uitlaten- trakteer ik mij op een aflevering van After Life, een serie geschreven en gespeeld door Ricky Gervais. Mooie, eenvoudige, bitterzoete serie.

Gisteravond wilden we Lilyhammer kijken, maar verdomd, Netflix laat weten dat ze hebben gemerkt dat we al een tijd weg zijn uit Nederland en dat we daarom geen recht meer blijken te hebben op het Nederlandse pakket. Krijg nou wat, dat ik Nederlander ben staat vast. Waar ik woon mag ik toch zelf weten. Bovendien, waar was die EU toch ook weer voor opgericht? Dat was toch om het onderling verkeer van personen en goederen te bevorderen? Waar bemoeit zo’n Amerikaans bedrijf zich mee? Wat maakt leven in Frankrijk anders dan leven in Nederland voor Netflix? Zal wel weer gaan om rechten, of zoiets, maar ik ben Europees ingezetene, al is mij inmiddels duidelijk dat die EU zich drukker maakt over het verkeer van goederen dan het verkeer van personen. Ff ergens anders gaan wonen is niet altijd simpel.

Ik heb dan meteen de neiging om dit juridisch aan te vechten. Maar wat weet ik nou van juridische zaken? Ik zal het wel weer pragmatisch oplossen. Gewoon een VNP verbinding creëren zeiden vrienden, dan weten ze niet waar je zit. Gelukkig is de mens een slim wezen en kan het zich overal onderuit wurmen.

471

Het huis van het weekdier

 

 

 

Herfst

De zon straalt door het bos, een gouden lans.
Nooit was er feller licht, een mooiere glans.
Och, schone schijn van najaarslicht. Straks komt
de regen en de storm, geen blad ontspringt de dans.

Journal

 

Liefdevol

Maandag 25 september, Cadouin

 

In de Volkskrant lees ik een interview met muzieklegende Iain Matthews. Hij speelde in de jaren zestig in Fairport Convention, later richtte hij de band Matthews Southern Comfort op. Hij schreef ongelooflijk veel songs, waaronder de wereldhit Woodstock. Verrassing: de legende woont tegenwoordig met zijn gezin in een rijtjeshuis in Limburg, in Horst om precies te zijn. Eindelijk heeft hij zijn perfect peace gevonden.

In het interview doet hij een uitspraak die mij aanspreekt: ‘Thuis ben je vooral in je hoofd.’ Zo is het. Hij heeft geen enkele ambitie om Nederlands te leren. Als mensen op een verjaardag overschakelen van Engels naar Nederlands voelt dat als een verlossing. Dan kan hij zich eindelijk terugtrekken in de Iain-wereld. Dan hoeft hij niet meer sociaal te anticiperen en reis hij af naar zijn eigen universum, met zijn hang naar muziek, voetbal en boeken. Daar heeft hij de Nederlandse taal niet voor nodig.

Als je hoofd je thuis is, is het wel belangrijk dat dat thuis fijn is ingericht. De afgelopen weken las ik een onthutsend boek van Gabor Maté, De Mythe van Normaal. De subtitel: Over trauma, ziekte en heling in een toxische maatschappij. Ik heb er lang over gedaan omdat ik het boek soms moest wegleggen, het maakte me somber. Dat komt voornamelijk omdat het boek laat zien hoe mensen gevangenen zijn van hun opvoeding, hun ervaringen, de trauma’s die ze hebben opgelopen. En die trauma’s kunnen teruggaan tot de ervaringen in de baarmoeder. Die gevangenschap kan overgaan van generatie op generatie.

Niet dat dit genetische bepaald is. Maar de omstandigheden waarin iemand opgroeit, de ervaringen die iemand opdoet, stempelt iemand als het ware door naar zijn kinderen. En dan te bedenken dat een kwart van de kinderen in Nederland opgroeit met ouders die of een psychisch probleem hebben of worstelen met alcohol.

Naar aanleiding hiervan kreeg ik een gesprek met een vriend van me. We vroegen ons af of we een liefdevolle jeugd hebben gehad. Ik hoefde daar niet over na te denken. Al mijn hele leven vind ik dat ik buitengewoon liefdevol ben opgevoed. Een liefdevolle opvoeding is een van de mooiste geschenken die een kind kan krijgen, vind ik. Mijn hele leven pluk ik daar de vruchten van.

Mijn vriend vroeg me waarom ik daar zo zeker van was, wat dan zo liefdevol was. Tja, dat is dan weer een moeilijke vraag. Ik denk dat het samen op de bank zitten is met je moeder. Samen televisie kijken terwijl je tegen haar aanhangt. Het is interesse hebben in je kind, begripvol zijn, je kind niet frustreren, niet rot doen tegen je kind, hem of haar aandachtig volgen, lichamelijkheid niet schuwen, samen veel praten, er zijn.

En dat hoeft niet met twee ouders te gebeuren, weet ik uit ervaring. Eén ouder is al genoeg. Mijn vader was nauwelijks aanwezig, vervulde in mijn jeugd een bijrol, werken was zijn hobby. Maar hij heeft de liefde die ik voornamelijk van mijn moeder ontving absoluut niet gefrustreerd.

En die verhouding was begrijpelijk. Mijn moeder komt uit een warm gezin, is buitengewoon liefdevol opgevoed. Mijn vader had een kille, strenge moeder waarvan hij geen enkele liefde ontving. Hij wilde ook niets meer met zijn familie te maken hebben. En zo kan het dus generaties lang doorrollen. Sommigen hebben geluk, anderen pech, en zie dat maar eens te doorbreken. Gabor Maté heeft zich erover gebogen.

 

470

Journal

 

Zweven

Zaterdag 23 september, Cadouin

 

Luister, als jullie het willen, komen wij terug naar Nederland. Ik zie ook wel dat, sinds wij weg zijn, Nederland op drift is. Ik ben ongelovig, laat staan dat ik geloof in bijgeloof, maar nu begin zelfs ik te twijfelen. Het zou best kunnen dat onze aanwezigheid in het vaderland een zuiverende kracht was. Met spiruawiliteit weet je het nooit. Het openbaart zich op de meest wonderlijke plekken.

Ik ben maar een eenvoudig bloggertje uit Nijmegen, maar het kan best zijn dat ik, onbewust, onbedoeld, toch het land een beetje bij elkaar hield. Elke gek kan in Nederland zomaar op het schild worden gehesen, waarom ik niet? Vooral als blijkt dat bij mijn terugkomst Nederland weer een beetje een normaal land wordt. Voor minder doe ik het trouwens niet, want dan blijf ik liever hier in de Dordogne een beetje freewheelen.

Zijn we weg, valt het kabinet. En dat nog om een belachelijke reden. Het grote probleem is niet de asielinstroom, het probleem is de organisatie van die instroom. Jarenlange verwaarlozing. De schuldige: VVD. Het mocht eens een aanzuigende werking hebben. Wat denk je? Juist over dit punt laat de VVD het kabinet vallen. Typisch gevalletje van wie een kuil graaft voor een ander valt er zelf in.

En dan die rage in Nederland om, als je even een meningsverschilletje hebt, een granaat voor de deur te laten ontploffen. Van Rotterdam tot Winschoten, er wordt wat af geknald. Toen wij nog in Nederland woonden gebeurde dat ook wel, maar sinds we weg zijn lijkt het mode geworden. Als er nog geen granaat voor je deur is ontploft hoor je er niet bij. Al die ontwrichte gevels, Nederland krijgt steeds meer zijn definitieve vorm.

En dan dat rare gezweef in Nederland. Slechts een op de vijf kiezers weet wat hij gaat stemmen. Dat is toch het bewijs van leeghoofdigheid. Het soortelijk gewicht van de kiezer is zo laag dat hij vanzelf gaat zweven. Eerlijk gezegd heb ik er geen vertrouwen in dat die kiezer over twee maanden wel weet wat hij wel moet gaan stemmen. Weet hij überhaupt wat stemmen is? Ik stel voor dat we de verkiezingen uitstellen. Eerst maar eens goed nadenken, dan gaan we pas stemmen.

Ook een triest gegeven, die meneer Omtzigt lijkt tientallen zetels binnen te gaan harken. En dan te bedenken dat hij nog geen programma heeft en geen kandidaten. Het maakt de Nederlandse kiezer niet uit. Ze zijn al lang blij dat iemand zich fatsoenlijk gedraagt en, hupsakee, we gaan massaal op hem stemmen. Over lege hoofden gesproken.

Wat ik maar wil zeggen, als er een brede volksbeweging ontstaat dat Wyb en ik moeten terugkeren om het land weer in het gareel te krijgen, dan zullen wij dat zeker overwegen. Nederland is ons lief, ook al is het daar altijd klote weer, veel te druk en zijn de bossen naar de gallemiezen. Maar wat moet moet.

Wij zijn zelfs bereid de positie van de Oranjes over te nemen. Wij doen dat tegen een sterk concurrerende prijs. Ons heb je voor de Balkenenden-norm. En mijn dochters mogen er zijn en hebben ook best lekkere kontjes, dus aan gespreksonderwerpen zal het Nederlandse volk niets verliezen. Bovendien, die paleizen hoeven we niet. We gaan gewoon weer lekker in Moddergat wonen. Kunnen die vluchtelingen in die paleizen wonen, probleem opgelost.
Mochten jullie zeggen: blijf lekker in de Dordogne, ook goed. Dan zeggen wij: zweef lekker door daar in Nederland.

469

Journal

 

Jaslusje

Vrijdag 22 september, Cadouin

 

Het gevoel dat iemand betrokken is, het gevoel dat je met kwaliteit hebt te maken, het gevoel dat iemand ergens volledig voor gaat, zit in kleine dingen. Ik lees een saai artikel in de Volkskrant over het piepen en kraken van het industrieland Duitsland. Hoge energieprijzen en trage bureaucratie tasten de economische motor van Europa aan. Veel bedrijven zoeken hun heil ergens anders.

De Volkskrant tekent uit de mond van een directievoorzitter het volgende op als hij het over Canada heeft, het land waar zijn bedrijf mogelijk naartoe wil uitwijken: ‘Zeven uur reed die man (de Canadese minister van industrie), in zijn eigen auto, zonder beveiliging, alleen om ons allemaal op een diner de hand te schudden. Hij gaf bij de eerste ontmoeting zijn mobiele nummer en op berichten reageert hij binnen een minuut, ook in het weekende.’ Het resultaat, veertien maanden na dat eerste verkennende gesprek ging in Canada de schop in de grond. Weer een bedrijf uit Duitsland verdwenen.

Het gaat me om het geven van het mobiele nummer en altijd mogen bellen. Ik maakte het voor de eerste keer in Tilburg mee. Met het toneelgezelschap dat ik toen leidde overwogen we van Eindhoven naar Tilburg te verhuizen. De Tilburgse ambtenaar waarmee ik dat besprak gaf me zijn visitekaartje met daarop zijn persoonlijk mobiele nummer, hij zei daarbij dat ik hem altijd kon bellen.

Ik was verrast, wanneer kom je nou iemand die dezelfde taal als jij spreekt? Niet lullen maar poetsen, zoals we vroeger in Nijmegen zeiden. Ik volgde al jaren dezelfde policy: ‘Hier heeft u mijn mobiele nummer en u kunt me altijd bellen.’
Nu doen de meeste leidinggevenden dat niet, want ze vinden dat ze ook recht op vrije tijd hebben. Ze willen niet voortdurend gestoord worden. Maar de grap is, ik werd nooit op vreemde tijden gebeld . Het blijkt dat iedereen wel weet dat je in het weekend en ’s avonds iemand beter niet kunt storen.

Dat laatste is niet helemaal waar, want er is één iemand die mij juist altijd in de avonden en weekenden belde. En dat was Matthijs Rümke, de artistiek leider waarmee ik Het Zuidelijk Toneel leidde. Toen we samen begonnen zei ik hem dat hij mij altijd mocht storen, van acht uur ’s ochtends tot twaalf uur ’s nachts. Andersom gold hetzelfde, en dat hebben we volop gedaan. We vergaderden samen eigenlijk nooit. Maar we belden elkaar des temeer. Als hij of ik ’s avonds laat na een voorstelling naar huis reed, belden we met elkaar. Of dat nou door de week of in het weekend was, dat maakte niet uit. Wyb werd er soms wanhopig van. Ik vond het heerlijk om zo te werken. Niks geen barrières, niks geen secretaresses en agenda’s die onze communicatie bepaalden.

Nog een voorbeeld van een klein dingetje. Toen het theater in Leeuwarden na vier jaar nieuwbouw weer openging, wilden we laten zien dat service boven alles ging. Om theaterbezoekers kennis te laten maken met deze filosofie, besloten we alleen mensen in de garderobe aan te nemen die handig waren met naald en draad. Als iemand een jas afgaf waarvan het jaslusje kapot was, vroegen we of hij of zij het het op prijs stelde als wij het tijdens de voorstelling repareerden. Het werd spraakmakende service.

 

468

Journal d’images

 

Godin

Donderdag 21 september, Cadouin

Als een godin in Frankrijk, vond ik. Wyb zette de foto op Facebook en schreef daarbij: ‘Overigens deze foto is een beetje schone schijn en genomen op mijn vrije dag. Tussen het genieten door ben ik ook nog fulltime aan het werk.’ Oké, dat is waar, maar twee dagen per week als een godin in Frankrijk leven is toch best een mooi resultaat.

Journal

 

Toevalsvagina

Woensdag 20 september, Cadouin

 

Ik denk dat er weinig plekken in Europa zijn die zo’n historische intensiteit hebben als de Dordogne. Wyb heeft gisteren en vandaag vrij en wij wandelen over een eeuwenoud pelgrimspad. Hier liepen duizend jaar geleden al mensen naar Santiago de Compostella. Ook goed mogelijk dat ze naar Rome liepen om zich aan te sluiten bij een van de kruistochten naar het Heilige Land.

De geschiedenis is hier overal. Wyb en ik beginnen de wandeling in Beaumont, een van de vele oude stadjes hier. De geschiedenis van Beaumont begint in 1272 toen het stadje werd gesticht door Edward I uit Engeland, een groot deel van de Dordogne behoorde toen aan Engeland. Ook dit stadje heeft de typische opzet van de bastide, de straten staan verticaal en horizontaal recht op elkaar, New York in het klein, zeg maar. In het midden een marktplein. Veel huizen dateren uit die tijd. We lopen door straten zoals de Middeleeuwse mens die ook heeft gezien.

Het landschap waar we doorheen lopen doet me sterk aan Berg en Dal denken, de biotoop van mijn jeugd. Eigenlijk doet heel de Dordogne me aan Berg en Dal denken, maar dan een paar duizendmaal groter.
We komen langs oude hoeves, wat mogen de Fransen blij zijn dat ze nooit zijn blootgesteld aan die nivellerende ruilverkaveling, die Nederland zo heeft vernield. Maar och, de Nederlander heeft sowieso geen historisch besef. Wat moet je met oude hoeves, ze lenen zich niet eens voor een ultramoderne megastal. Ondanks alle discussies over stikstof blijft de Nederlandse boer gewoon doorgaan met het bouwen van megastallen, ook vorig jaar zijn er weer vele bijgekomen.

Terwijl we daar zo wandelen, ben ik mij er zo van bewust dat 17.000 jaar geleden hier ook al mensen wandelden. Grote kans dat in die tijd het pad zijn vorm kreeg. Wie weet zijn de eerste voetstappen op dit pad gezet door de Cro-Magnon mens. In de Dordogne was het goed schuilen onder de overstekende rotspartijen. In de grotten die ze daarbij vonden was het heerlijk krassen en tekenen.

Ik heb trouwens een rare tik op deze wandeling. Dat komt door Benne. Hij is een paar dagen op Vlieland en in huisje waar hij verblijft staat een oude tafel. Hij stuurt me een paar foto’s die hij gemaakt heeft van het tafelblad. Op een van die foto’s lijkt de afbeelding van een vagina te staan. Er is weinig veranderd tussen de Cro-Magnon mens en de huidige homo sapiens. Ook de Cro-Magnons krasten vagina’s op de muur. Nu is Benne niet aan het krassen geweest, maar fotografeert ze wel.

Zelf heb ik in het verleden ook diverse mooie toevalsvagina’s gefotografeerd. Op de wandeling kijk ik op oude deuren, muren en bomen of ik ook toevalsvagina’s kan ontdekken. Hoe ik ook kijk, vandaag moet ik het doen met de foto van Benne.

Journal

 

Wimie

Maandag 18 september, Cadouin

 

Vorige week is Wimie Wilhelm overleden, actrice en regisseur. Zij werd 62-jaar. Het valt me op dat ze groots wordt herdacht. Vandaag besteedt de Volkskrant liefst een hele pagina aan haar overlijden. Terecht, want Wimie was een markante persoonlijkheid die veel voor het theater heeft betekend.
Voor enkele media lijkt haar rol als wachtcommandant Els Peeters in de politieserie Baantjer haar belangrijkste wapenfeit. Ik weet het niet zeker, maar volgens mij was dit voor haar slechts een lucratief financieel uitstapje. Ik durf te beweren dat haar hart bij het theater lag.

Gelukkig krijgt haar rol als regisseur van vele cabaretiers ook veel aandacht. Voor Brigitte Kaandorp en Richard Groenendijk had zij een belangrijke functie, met Wimie gaven zij vorm aan hun voorstellingen. Voor veel aankomende cabaretiers was zij een soort moederfiguur, zij hielp hen vertrouwen te krijgen.

Ik herinner mij haar vooral als actrice, en om iets heel anders. Het zal 1992 of 1993 zijn geweest. De oude schouwburg in Leeuwarden was gesloopt, aan de nieuwe werd volop gewerkt. Er dreigde dat een aantal jaren geen theater meer in Leeuwarden was te zien.
Als theaterdirecteur vond ik dat dit niet mocht gebeuren en wij verzonnen allerlei projecten. Zo kochten wij een oude bibliotheekbus en bouwden die om tot theater. Een kassamedewerkster haalde haar groot rijbewijs en reed de voorstellingen naar het huis van degene die een voorstelling had besteld. Wij zorgden dat er nouveau cirque in de stad was te zien en bouwden allerlei locaties om tot theater, van tuinen tot kerken.

In die tijd kregen wij een manuscript van Bouke Oldenhof aangeboden, Rolbrug geheten. Of wij dat niet wilden produceren. Ik vond het een prima idee. Er waren toen nog weinig theaters die zelf produceerden en het leek me een probaat middel om in dit theaterloos tijdperk de spirit erin te houden.

Ik stelde mijn noordelijke collega’s, georganiseerd in de NSD (Noordelijk Schouwburg Directies) voor om het samen te produceren. De Harmonie zou dan het voortouw nemen, we hadden toch niet zoveel te doen. Die NSD was in die tijd een ongelooflijk bedaagd clubje en het leek me goed er wat leven in te blazen.

De heren namen het script mee naar huis om het eens goed te lezen. In de volgende vergadering lieten zij mij weten dat het ze het stuk volstrekt niet interessant vonden, ze zagen geen enkele reden om het te gaan produceren.
Wij waren er inmiddels steeds enthousiaster over geworden. Het was zowel ontroerend als komisch. De zinnen waarin in het stuk was geschreven waren kort, kortaf, bokkig, hoekig, in een heel eigen taal, geworteld in het Friese platteland. Het was niet alleen genoemd naar het buurtschap waar Bouke Oldenhof woonde, het speelde zich er ook af.

We vroegen Matthijs Rümke om de regie te doen en Wimie Wilhelm en Joop Wittermans om het te spelen. Het was de eerste keer dat Matthijs en ik samen iets produceerden, jaren later zouden nog veel voorstellingen volgen.

Toen ik de eerste doorloop zag was ik perplex. Door het spel van Wimie en Joop was het stuk nog veel beter geworden dan ik al dacht. Het ging in Zalen Schaaf, een ietwat aftands theater/gemeenschapshuis, in première en bleek enorm aan te slaan. Het Parool sprak over ‘een klein juweel’. Het publiek herkende meteen de kracht ervan.

Het stuk werd zelfs genomineerd voor de Prosceniumprijs, een prestigieuze theaterprijs. Rolbrug beleefde een succesvolle theatertournee en trok ook in de schouwburgen van de directeuren die er niets in hadden gezien volle en enthousiaste zalen. Ik heb het in die tijd vele malen gezien, elke keer genoot ik.

Bij mijn eerste afscheid van De Harmonie, toen ik nog een held was, speelde Wimie en Joop er stukken uit, of Bouke had speciaal iets geschreven voor de karakters van Rolburg, dat weet ik niet meer.
Jaren later kwam ik Wimie nog tegen in Carré, bij een tribute aan Bram Vermeulen. Ik was toen al een tijdje geen held meer. Ze liet me duidelijk merken dat ze boos was op me. Het had, vermoedde ik, te maken te maken met de manier waarop ik voor de tweede keer De Harmonie had verlaten(de liefde! de liefde!).
Wimie had een zware, diepe stem. Ik heb nooit eerder, en ook later niet, iemand zo klankvol mijn naam horen uitspreken.

467

Journal

 

Bezoek 2

Zondag 17 september, Cadouin

 

Ik heb een teek in mijn onderbuik zitten. Wyb en ik gaan naar een apotheek in Belvès om een tekenpen te kopen zodat we hem eruit kunnen draaien.

Als we uit de apotheek komen, zie ik Ed op het terras zitten. Op zijn tafeltje staat een grote kan thee. Wyb gaat met Pien het dorp in om… Om wat? Vermoedelijk te winkelen. Ik ga bij Ed zitten en vraag om een een kop zodat we de thee kunnen delen.

Ed heeft, als hij een dorp ingaat, altijd een tablet of een boek bij zich. Vind ik mooi intellectueel staan. Ik overweeg hetzelfde te doen. Ik word er altijd blij van als ik iemand met een boek in zijn hand buiten zie lopen.
Ed hoopt altijd even alleen op een terrasje te kunnen zitten en dan in alle rust te kunnen lezen. Schuin achter me zit een echtpaar met een border collie. Omdat de hond net loops is geweest sluipt Dies steeds naar de hond toe. Ik trek hem steeds terug en zeg dat hij af moet.

Zo komen we in gesprek met het echtpaar dat op de camping bij Wyb staat. Ze waren van plan een week te blijven, inmiddels staan ze er drie weken. De vrouw geeft aan dat ze op zoek willen naar een huis in Frankrijk, mogelijk hier in de Dordogne. Ze verlangen er al hun hele leven naar, nu moet het er een keer van komen. Ik zeg dat ze een goede makelaar moeten nemen en dat ik er wel een weet. Ik noem Liesbeth. De vrouw zegt dat ze de adresgegevens maandag aan Wyb zal vragen.

Het huis moet wel af zijn, zegt de man. Hij is zijn hele leven ambtenaar geweest en zegt niets met zijn handen te kunnen. Ook niet te willen. Ik laat hem ter geruststelling weten dat ik er hetzelfde insta als hij. Lastig, maar er is mee te leven.

Aan het tafeltje naast ons zit ook een Nederlands stel. De vrouw ziet er piekfijn uit, gekleed in witte kleren, omhangen met gouden sieraden. Haar partner heeft al jaren een huis hier. Over paar uur vliegt zij terug naar naar Nederland, hij brengt haar naar het vliegtuigveld.
‘Valt hier in de winter wel iets te beleven?’ vraagt ze.
‘Nee,’ zeg ik, ‘helemaal niets.’

Wyb en Pien zijn nog steeds niet terug. Iedereen bemoeit zich er inmiddels mee. ‘Volgens mij zijn jullie in de steek gelaten,’ zegt de vrouw met de border collie.
Ed heeft twee glazen witte wijn besteld. Degene die de glazen brengt blijkt ook Nederlands te zijn. Ze woont hier al dertien jaar. Ed bestelt een soort loempia bij haar. Ed en ik vermaken ons prima. Van het lezen van Ed komt niets terecht. Ik heb niet het idee dat hij het erg vindt.

Als we de glazen bijna leeg hebben komen Wyb en Pien terug. Pien heeft een lange broek gekocht. ‘Zal je vast goed staan,’ zeg ik. Wyb heeft een vijfdelige koperen pannenset gekocht, speciaal voor mij. Toen we ons huis kochten, hing er zo’n pannenset boven het aanrecht. Ik had gehoopt de verkopers de pannen zouden laten hingen. Helaas. Nu zitten alleen nog de haken in de balk. Vanaf vandaag hangen er weer pannen aan.

Eenmaal thuis kleed ik me uit en ga op bed liggen zodat Wyb alle ruimte heeft om de teek uit mijn onderbuik te halen. Het pennetje van de apotheek werkt, maar het eruit draaien doet verdomde pijn. ‘Kijk,’ zeg Wyb, ‘met pootjes en al eruit gehaald.’ In de spiegel zie ik dat de teek zich diep heeft ingegraven, in mijn onderbuik blijft een kratertje achter.

 

466

Journal

 

Bezoek

Vrijdag 15 september, Cadouin

 

We krijgen zo bezoek. Het is duidelijk tot welke leeftijdsgroep Wyb en ik behoren. In de zomer hadden we het vrij rustig met bezoek. Toen werd de Dordogne bezet door ouders met kinderen. Op de campings, in de dorpen en de restaurants wemelde het van de kinderen. Zes weken lang. Invasie uit Nederland. De camping waar Wyb werkt, groeide van tweehonderd mensen tot duizend. Animatie inclusief. Kinderen mogen zich niet vervelen. Ouders behelpen zich met sudoku en slenteren langs marktkraampjes.

Maar die tijd is nu voorbij. Volgens Wyb heeft de camping een metamorfose ondergaan. Het animatieteam is naar huis. De camping vult zich nu met veel te grote auto’s en veel te grote campers. Invasie van de boomers. Die kijken wel uit dat ze weer met jengelende en schreeuwende kinderen krijgen te maken.
Wij zelf trouwens ook. Als we Nederlandse kinderen in een restaurant zien zitten, zoeken we een ander restaurant op. Franse kinderen geven niet, die weten dat je in een restaurant aan tafel moet blijven zitten en je kop houden. Hoe ze het flikken die Franse ouder geen idee, maar het lukt ze.

Maar goed, ouders met kinderen weg, de boomer komt uit zijn veel te grote huis. Dat betekent dat Wyb en ik deze maand volop bezoek krijgen. Geen misverstand: dat vinden we heerlijk. We zijn genoeg alleen samen. Voor mij is bezoek helemaal heerlijk omdat ik, meer nog dan Wyb, dagen alleen ben. Kan ik eindelijk eens lekker ouwehoeren. En dan te bedenken dat er tijden waren dat ik bezoek verfoeide. Maar zoals bij alles, is het een kwestie van verhouding. Er waren tijden dat we werden overstelpt door bezoek.

Wat ook fijn is dat we geen logeerkamer hebben. Er zijn in en rond Cadouin in en rond de zomer genoeg slaapmogelijkheden, van goedkoop tot duur, keuze zat. Voor de bezoeker en voor ons vind ik het prettig dat ze niet bij ons kunnen logeren. Ook als wij naar Esmee en Arjan op Ameland gaan, slapen Wyb en ik altijd in een hotel. Ik vind het heerlijk om ’s avonds na een intensief bezoek nog even alleen te zijn. Ik legitimeer ons hotelbezoek altijd met het argument dat ik het heerlijk vind om met open deur te poepen en als je ergens logeert moet de deur dicht. Wat trouwens helemaal niet waar is, ik poep nooit met de deur open. Maar het benadert wel de reden waarom ik het liefst in een hotel slaap. Ik hoop dat het voor ons bezoek deze maand ook geldt.

Dat bezoek heeft vermoedelijk wel tot gevolg dat Dossiermoddergat eronder gaat lijden. Als ik na een lekker etentje aangeschoten thuiskom, ga ik echt geen blog meer schrijven. Opdat je het weet. Och, we zien wel.

 

465

Journal

 

Slappe hap

Donderdag 14 september, Cadouin

 

Het is een zonnige dag. Gisteren was het enigszins bewolkt en minder warm dan de dagen daarvoor. Ideaal wandelweer. Wyb en ik maakten een ongebruikelijk lange wandeling. Dat kon omdat Wyb een vrije dag had. Nu zit ik weer als monnik in mijn eentje op de veranda en lees een boek van L.H. Wiener: Misantropie voor gevorderden.

Denk niet dat het een naslagwerk over misantropie is, want dat bestaat volgens mij niet. Het is gewoon een boek met verhalen van Wiener. L.H. Wiener vind ik zelf een van de beste Nederlandse schrijvers, maar ik weet niet of die mening door veel mensen wordt gedeeld. Ik kom weinig mensen tegen die hem kennen, terwijl hij toch een groot oeuvre bij elkaar heeft geschreven. Ik kocht het boek omdat de titel me aansprak. Vermoedelijk ben ik een van de weinige Nederlanders die valt op zo’n titel.

Ik merk dat er crisis heerst in de burelen van Dossiermoddergat en ik wil de lezer daar graag deelgenoot van maken voor het geval ik er (tijdelijk?) mee stop. Ik zou nou een blogje moeten schrijven, maar waarover? Ik zou een fel blog kunnen schrijven over de trend om integriteitsschendingen of grensoverschrijdend gedrag te roepen, dit meestal op basis van anonieme meldingen. Zullen we afspreken dat anonieme meldingen voortaan niet meer gelden? Lafbekken mogen niet worden gehonoreerd.

Ik denk dan aan mijn eigen tijd, toen ik zelf nog moest managen en ik iets wilden. Managen en iets willen is soms lastig, want er zijn altijd mensen die iets anders willen of sowieso niet willen dat iemand iets wil omdat ze zelf geen ideeën hebben en daarom, uit pure recalcitrantie, de kont tegen de krib gooien.
Vroeger was ik nog strijdbaar en was bereid zover te gaan om mezelf op te offeren voor Het Goede Doel. Het resultaat: succes. Want succes is alleen af te dwingen door ergens echt voor te gaan. Maar als ik nu in die positie zat, was er vast iemand geweest die integriteitsschending of grensoverschrijdend gedrag had geroepen. Als je een beetje een fout bestuur hebt, rolt je kop het bedrijf uit. Gevolg: de slappe hap heeft gewonnen.

Of ik zou een blog kunnen schrijven over de benarde positie van Oekraïne. Wij, het Westen, laten die jongens en meisjes daar vechten zonder ze de echte, doorslaggevende wapens in handen te geven. Hoe lang kan David het nog tegen Goliath uithouden? We laten ze aan een draadje bungelen, benieuwd wanneer het draadje knapt, en dan begint het gejammer in het Westen weer. Maar waarom hebben we niet… En dat hadden we toch kunnen weten… En er zullen vast weer parlementaire enquetes worden gehouden hoe het zover heeft kunnen komen dat we in die oorlog zo hebben gefaald. En zo kwakkelen we door.

Ik ga die blogjes niet schrijven. Steeds vaker krijg ik het idee dat ik mijn creativiteit met die blogjes verkruimel. Het leven vraagt meer dan blogjes, het leven vraagt iets groots, al weet ik als taoïst dat dat onzin is, maar het zit zo diep in mij verankerd. Ik moet het er gewoon uit laten zweten.
Ik kan wel aan een Grote Roman beginnen, maar voordat ik die af heb ben ik dood. En als dat niet het geval is, en het boek wordt bij toeval uitgegeven, wie leest het dan? TikTok is zoveel leuker.

464

Journal d’images

 

Rural art

Woensdag 13 september, Cadouin

 

Street art is overal. Zelfs midden in de bossen van de Dordogne. Het is wel de meest keurige street art die ik ooit heb gezien. Keurig leitje, keurig handschrift, keurig opgehangen, naam en telefoonnummer erbij. Dat gaat er in de stad wel anders aan toe: kans op boosheid, kans op politie. Hier heb je alle tijd om er iets van te maken, in geen velden of wegen is een mens te zien. Niks urban art, rural art. Ik vind deze keurigheid wel bij de Dordogne passen. Hartje erbij en je kunt blijkbaar gewoon naar de rural artist bellen om erover te praten. O ja, en je krijgt ook nog de groetjes van Jac en Emy.

Vertaling: volg je dromen, zij weten de weg

Journal

 

Jacht

Dinsdag 12 september, Cadouin

 

Afgelopen zaterdag reed ik van Le Buisson de Cadouin naar huis en daar zag ik de jagers voor het eerst dit seizoen staan. Zoals eigenlijk altijd zijn het oudere mannen, hun geknikte jachtgeweren steunen op hun dikke buiken. Hun aanwezigheid was al aangekondigd door de waarschuwingsborden die ze zelf neerzetten: chasse en cours. Daar gaan we weer, dacht ik.

Die borden zijn geen overbodige luxe. Jaarlijks vinden bij de jacht in Frankrijk gemiddeld twintig mensen de dood, honderden raken gewond door schotwonden, waaronder vele toevallige wandelaars. Er zijn hier liefst een miljoen jagers. Meer dan tweederde daarvan jaagt als onderdeel van een familietraditie gemiddeld 44 dagen per jaar. Jaarlijks brengen de jagers, hou je vast en huiver, vijfenveertig miljoen dieren om, wilde zwijnen, reeën, eenden en vele andere vogelsoorten. Vallen met vogellijm komen hier nog steeds voor.

Hoe meer ik door die fantastische bossen hier wandel, hoe meer ik een hekel aan die jagers krijg. Als ik de taal beter zou beheersen, zou ik me graag in het debat storten. Want één ding is me duidelijk, de jagers jagen totaal ongericht. Met drijfjachten en totaal gestoorde honden jagen ze het wild op tot de brede paden waar de mannen met hun geweren op de jagersstoelen zitten om de dieren af te knallen.

Hier op het einde van de vallei loopt een ree met haar jong. Het kan bijna niet anders of aankomende maanden zullen ze worden doodgeschoten. Het is totale waanzin want er zit, gezien de omvang van de bossen, eigenlijk maar heel weinig wild. Dat is niet gek, want elk weekend trekken tientallen groepen er op uit om de bossen uit te kammen en het wild te schieten. Hazen en patrijzen komen bijna al helemaal niet meer voor.

Het gejaagde wild wordt voornamelijk gebruikt voor eigen consumptie. De enorme vrieskisten liggen hier vol met wild. 97% van de gedode dieren vindt zijn weg in de magen van de jagers, zijn familie en vrienden. Ik praat over hij omdat veruit de meeste jagers mannen van boven de 55 zijn. 97% van hen woont op het platteland.

Dat neemt niet weg dat er ook jongere jagers zijn. Wyb en ik wilden een houtkachel kopen en bij toeval werden we geholpen door een jong iemand die perfect Nederlands sprak. Op jonge leeftijd was hij met zijn ouders naar Frankrijk gekomen. Hij was nu in de twintig en bekende dat hij een fanatiek jager was. Elk dorp heeft hier zijn jagersvereniging en hij was lid van diverse jagersverengingen. Hij vertelde dat hij hierover tegen zijn Nederlandse familie niets durfde te vertellen.

Gelukkig komt de jacht steeds meer ter discussie te staan. Zo vragen natuurorganisaties meer regels rond de jacht. Een van die regels is dat jagers voor en tijdens de jacht niet mogen drinken. Het grote aantal jachtslachtoffers wordt mede veroorzaakt door het drankgebruik.
Als Wyb en ik maar enigszins het vermoeden hebben dat er wordt gejaagd gaan we niet wandelen. Dat neemt niet weg dat je soms per ongeluk in een jacht verzeild raakt. Alle oppositie ten spijt wordt de jagers nog steeds geen strobreed in de weg gelegd. Zoals een van de natuurorganisaties zei: de jacht is een staat in de staat.

 

463

Journal

 

Wantsen

Maandag 11 september, Cadouin

 

Vanochtend werd ik wakker door een uil in onze tuin. En onderschat zo’n uil niet. Als ik de Nederlandse geluidsnormen op hem zou loslaten, moest de uil verboden worden. De uil, ik hoor hem vaker, meestal ver weg, lijkt te leiden aan een existentiële crisis. Zijn geoehoe klinkt zo klagelijk, zo verdrietig, zo eenzaam.
Het is een geluid waarvan je weet dat het ver draagt. Ik was meteen klaarwakker en al luisterende naar zijn geroep, hoorde ik dat hij in de verte antwoord kreeg. Maar dat was dan wel een hele verre verte. Zijn gesprekspartner leek aan de andere kant van de Dordogne te zitten. Vermoedelijk wist de uil toch hoe hij bij haar moest komen, want opeens hield zijn geroep op en heb ik hem überhaupt niet meer gehoord. Ik hoop dat hij er geen gewoonte van maakt om ’s ochtends in de tuin te zitten jammeren.

Er is sowieso veel aan de hand in de natuur hier. Vorige week heeft iemand een deel van de vallei gemaaid en sindsdien lijkt ons huis een vluchtelingenkamp voor wantsen. Ik dacht dat ze op de vlucht waren door dat maaien, maar nu ik dit schrijf heb ik even op Wikipedia gekeken en lees ik het volgende: ‘De bladpootwants en de grauwe schildwantsen trekken massaal de huizen in en menig mens schrok van die massa. Het waarom is heel simpel, want al die wantsen zoeken net als lieveheersbeestje een lekker slaapplek om te overwinteren.’ Dat maaien heeft er dus niets mee te maken. Als ik het goed heb is de wants voor de winter wat de zwaluw voor de zomer is. Eén wants maakt misschien nog geen winter, maar wij hebben er tientallen in huis. Dus ik vrees toch dat er iets van kou aankomt. Wyb wipt ze met de vliegenvanger naar buiten, ik zet er de stofzuiger op. Vermoedelijk heb ik een zak vol wantsen.

Om het blog nog enigszins spannend te maken, kan ik laten weten dat de hoornaar zich laat gelden. Het begon eergisteren. Wyb, die net op bed lag, riep dat ik moest komen. Ze deed dit met een stem waardoor ik wist dat er serieus iets aan de hand was. In de slaapkamer gekomen bleek dat er twee hoornaars rond vlogen. Een wist ik met een soort verkeersbewegingen het raam uit te begeleiden, de ander bleek hardnekkig zitten. Met geweld heb ik een einde aan zijn leven gebracht. Dat geweld was buitenproportioneel, maar dat moest wel want hij wilde niet dood.

De volgende ochtend kwam de wraak. Terwijl Wyb aan het werk was in Belvès, dat toch twaalf kilometer van ons huis ligt, werd ze gestoken door een hoornaar. Toevallig had ik vanmorgen mijn Franse Nicht aan de lijn die vertelde dat ze ooit in een Pharmacie had gestaan toen een vrouw in paniek binnen kwam en riep dat ze door een hoornaar was gestoken. De apotheker kwam meteen in actie. Ze kreeg een pil en moest vervolgens elke vijf minuten zo’n pil innemen.
Wyb heeft Fries bloed en Friezen geloven eigenlijk niet in doktoren, pillen en apotheken. Bij Wyb geen paniek na de beet. Ze had wel pijn, maar wat tea tree, ijsklontjes en een kwartier pauze om bij te komen en Wyb bikkelt verder. Overigens, van die uil heeft Wyb ook niets gemerkt, ze heeft een jaloersmakende diepe slaap.

462

Journal

 

Feel good

Zondag 10 september, Cadouin

 

Toen wij gisteravond uit Molière terugkwamen, was er nog niets te zien. Molière is een klein dorp zo’n vier kilometer van ons huis vandaan, het is wonderschoon plaatsje. Het is een bastide en de laatste vijfhonderd jaar is daar niets veranderd, misschien wel de laatste zeshonderd jaar. Er wonen slechts driehonderd mensen, het is echt klein, maar het is het perfecte decor om er een feel good movie te filmen. Ik durf te wedden dat dit tussen nu en vier jaar gaat gebeuren.

Wij hebben de avond al dinerend doorgebracht op het terras van café-restaurant Le Poquelin, gelegen aan het marktplein van Molière. Het restaurant is deze zomer van eigenaar veranderd en die heeft het veel aantrekkelijker gemaakt. Om ons heen is het theaterfestival van Molière aan de gang. Ik hoor mijn oude theatercollega’s al denken, hoezo dineren, moet je niet gaan kijken? Nee, want na een korte wandeling over het marktplein was ons wel duidelijk dat het theaterfestival een prima volksfeest is, maar theatraal niet interessant. Dat klinkt arrogant, maar als je veel gezien hebt, mag je je een oordeel aanmatigen, vind ik.

Om ons heen is het een drukte van jewelste. Als die film wordt opgenomen, dan raad ik de regisseur aan het te doen tijdens het theaterfestival van Molière. Het is een klassiek beeld, mensen staan te kijken of met elkaar te praten en te drinken, kinderen lopen er doorheen te spelen, evenals de honden. Boven alles uit schreeuwen de acteurs. Later op de avond worden Wyb en ik verrast door het melancholische geluid van Franse accordeonmuziek. Nu is geluk heel gewoon.

De laatste zin is natuurlijk een variatie op de uitdrukking ‘Toen was geluk heel gewoon’. Want als ik daar op dat marktpleintje zit, besef ik me dat geluk nu heel gewoon is en dat mijn leven steeds meer begint te lijken op een voortdurende vakantie. Ik was niet van plan om die vakantie te gaan houden toen ik hier kwam, ik wilde hier gewoon hard gaan werken aan van alles en nog wat, maar het leven is te lui, te mooi en er zijn geen deadlines om dat rigide vol te houden. Mijn leven verandert, ik kan het niet ontkennen, steeds meer in die lange vakantie.

Maar ik moet terugkomen op de eerste zin, want anders wordt dit blog weer veel te lang. Ik schrijf daarin ‘was er nog niets te zien’. Wat was nog niet te zien? Wyb moet ’s morgens om half negen beginnen en laat daarvoor Dies uit terwijl ik langzaam wakker word. Over vakantie gesproken.

Het is nu al de derde ochtend dat, als ze buiten komt, er midden op ons weggetje een balletje ligt. Nu is het zo dat onze tuin vol ligt met de ballen van Dies, maar die liggen niet op ons weggetje. Het is nu de derde ochtend dat daar heel demonstratief een bal ligt. Volgens Wyb lag er naast het balletje poep dat best van een vos afkomstig kan zijn. Is het mogelijk dat ’s nachts de vossen in onze tuin met de ballen van Dies spelen? Spelen vossen met ballen? Vossen zijn er genoeg, evenals ballen. Het wordt tijd om de wildcamera op te hangen.

Terwijl ik de laatste alinea schrijf, appt Wyb van Le Moulin de la Pique dat ze door een hoornaar is gestoken, foto erbij van been in verband met ijs erop. Geen feel good.

461

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik schreef in zee een vers met ware woorden.
Het dreef, gewist door golven, naar het noorden.
Gelukkig gaan ze niet teloor. O hoor,
De woorden murmelen nu op vreemde oorden.

Journal

 

Bestaanszekerheid

Zaterdag 9 september, Cadouin

 

Bestaanszekerheid, het schijnt het kernwoord van de aanstaande verkiezingen te zijn. Zowel rechts als links hebben het in hun verkiezingsprogramma’s staan. Niet dat ik die heb gelezen, maar elk nieuwsmedium dat tot mij komt, rept erover. Zelfs in het VVD-programma komt het woord voor. Bijzonder, want onder Rutte en ver daarvoor is dat niet meer gebeurd.

Ik vind het een verhullend woord, bestaanszekerheid. Natuurlijk ben ik erg voor bestaanszekerheid. Maar hoe realiseer je bestaanszekerheid? De afgelopen jaren is dat duidelijk geworden. Een toeslag hier, een ondersteuningsmaatregel daar en met puffen en hijgen is de bestaanszekerheid weer gerealiseerd.

Vraag niet hoe het bestaan eruit ziet voor mensen die van het politiek pleisterplakken afhankelijk zijn. Armoe bestaat nog in Nederland. Als er niets wordt gedaan, vervallen 1 miljoen mensen in directe armoede. Op prinsjesdag zullen er vast weer pleisters worden geplakt. Overigens is er buiten die armoedegrens nog een leger van mensen dat met een schamel salaris, vaak met behulp van twee baantjes, de eindjes aan elkaar probeert te knopen.

Maar waar iedereen aan voorbij gaat, is dat aan bestaansonzekerheid een systeemfout ten grondslag ligt. Je kunt elk jaar repareren wat je wil, maar de essentie is dat mensen met geld onbeschoft rijk worden, en dat mensen zonder geld afhankelijk zijn van dat pleisterplakken. Wat werkelijk nodig is, is verandering van het systeem.

En die verandering is eigenlijk heel simpel, als de Nederlandse kiezer daaraan wil meewerken. Zorg namelijk dat de rijken minder onbeschoft rijk worden en dat mensen met lage of iets minder lage lonen en mensen met een uitkering structureel meer krijgen. Zorg ervoor dat de miljarden aan verkapte subsidie aan het bedrijfsleven wordt afgebouwd, verhoog hun belastingtarieven, zorg dat ze de boel niet kunnen bedonderen. Het wordt hoog tijd dat er een fundamentele herverdeling plaatsvindt waardoor mensen niet elk jaar afhankelijk zijn van gesjacher van politici.

Neem de afgelopen jaren. De eenvoudige belastingbetaler, de man en vrouw die zijn belastingformulier invult en zijn geld niet naar Maagdeneilanden en andere sjoemelgebieden laat stromen, wordt op prinsjesdag dubbel genaaid.

Eerst jagen grote bedrijven de inflatie aan door op de inflatie extra winstmarge te zetten (1e naaien). Enorme hoeveelheden geld zijn daardoor naar aandeelhouders gevloeid. Buiten dat iedereen hierdoor is genaaid, heeft het tot gevolg dat de stijging van de levenskosten de bestaanszekerheid aantast. En wie moeten dat financieel gaan repareren ? Niet de mensen die ongeneerd van de inflatiediefstal hebben geprofiteerd, zij blijven ongemoeid. De keurige belastingbetaler krijgt de solidariteitsrekening gepresenteerd (2e naaien).

Het zal duidelijk zijn op wie ik ga stemmen. Er zijn eigenlijk maar twee partijen die deze systeemfout fundamenteel willen wijzigen. Dat is de combinatie PvdA/Groenlinks en de SP. Aangezien ik het met Frans Timmermans eens ben dat politiek om macht gaat, valt de SP, die altijd buitenspel blijft staan, af. Maar ja, een meerderheid van de Nederlandse kiezer zal betoverd blijven door de vleeslobbyiste C. van der Plas.

Ah, wat heerlijk om weer eens een onvervalst sociaal-democratisch verhaal neer te pennen (ik typ, hoor). Ik weet het, ik zeg niets nieuws. Ik lees momenteel een boek van Tony Judt, titel: Het land is moe. Hij laat zien dat wat ik hier vertel in de 20ste eeuw heel gewoon was en dat dit een enorme rust en cohesie in het land bracht. Herverdeling is goed voor het gemoed. Zelfs in Amerika was dit tot Reagan staand beleid. En toen kwamen die verrekt liberalen en kon het feestje voor de rijken beginnen.

460

Journal

 

Geborgen

Vrijdag 8 september, Cadouin

 

Een van mijn meest favoriete bezigheden is toch wel het ouwehoeren met vrienden op een terras. Zeker voor iemand die het leven van een monnik leidt, is het een welkome afwisseling. Als je dagen in jezelf bent opgesloten, vind je het heerlijk om weer eens te luisteren en te praten.

Ik ging met Peter en Bernadette naar de markt van Monpazier. Iedereen die bij ons komt, moet dit wonderschone plaatsje bezoeken, vinden wij. De liefde voor de Dordogne willen we graag delen. Van de markt hebben we niet veel gezien. We waren het marktplein nog niet op of we vonden een terras. Terrassen praten lekker, vind ik. De gesprekken worden beter door de losse setting. Er is veel te zien, de bediening zorgt voor onderbreking, er is koffie, iedereen zit er relaxed bij. Gespreksonderwerpen wippen over elkaar heen en weer terug.

Bij ons was het niet anders. Alle grote onderwerpen kwamen ter sprake: alle eikels die we tijdens ons leven zijn tegengekomen, de kinderen, permacultuur, Amerika, de voordelen van het ouder worden, de dood, en nog zo wat zaken.
‘Ben je nooit bang daar zo alleen in dat huis?’ vraagt Bernadette. Intrigerende vraag. ‘Nee, ik ben nooit bang,’ antwoord ik naar waarheid. ‘Sterker, ik voel me in het huis en op die plek juist heel geborgen, dat was een belangrijke reden om voor dat huis te kiezen.’

Ik begrijp de vraag van Bernadette al te goed. Ik woon nu voor de derde keer in een alleenstaand huis in/bij een bos. De vorige keren had ik soms best een unheimisch gevoel. Als ik in Dwingeloo ’s avonds in het donker naar buiten liep, keek ik altijd goed om mij heen. Omdat we tamelijk veel buren hadden, was er vaak nog beweging. De weinige straatlantaarns verspreidde een duister licht. Ik was altijd op mijn hoede. Geen prettig gevoel

Hier in Cadouin heb ik dat nooit, terwijl ik nog nooit op zo’n donkere plek heb gewoond. Als de maan niet schijnt, is het aardedonker. Maar ’s nachts laat ik zonder angst Dies uit. Vaak doe ik mijn zaklamp nog uit zodat ik helemaal in het donker sta, alleen het witte uiteinde van Dies’ staart (the sheperd light) kan ik dan nog zien. Zo’n moment heeft iets magisch. Absolute stilte, absolute donkerte.

Het meest bang was ik op de eerste plek waar ik afgelegen woonde. Het was op de Westkanaaldijk in Nijmegen. We woonden daar in een oude boerderij aan het Maas- en Waalkanaal, voor ons een bos, achter ons de wijk Dukenburg. In een half jaar tijd werd er liefst drie keer ingebroken, ik sliep steeds slechter.

Dieptepunt was de periode dat er elke nacht, zo tegen vier uur, half vijf, een auto stopte op de dijk naast ons huis. De lichten gingen uit. De man bleef in de auto zitten. Dat duurde zo weken, alle nachten stond hij daar. Wat wilde hij van ons?

Op een gegeven moment heb ik al sluipende zijn nummerbord genoteerd en de politie gebeld. Waarom stopt daar elke nacht een auto? Wij waren inmiddels paranoia. Na een paar dagen belde de politie dat we niets hadden te vrezen. Het was een man die in de betonfabriek werkte, even verderop. Hij had een moeilijke thuissituatie, ging daar vroeg weg. In zijn auto wachtte hij tot hij kon beginnen met werken.

Mijn stelling is dan ook dat hoe verder je van de mensen af woont, hoe veiliger je bent. Als je in de buurt van mensen woont, zijn er altijd mensen aan het rommelen, is er altijd nog gedoe.

 

459

Journal

 

Dommelen

Donderdag 7 september, Cadouin

 

Verrassing. Het is september maar daar laat een beetje canicule (hittegolf) zich tegenwoordig niet door tegenhouden. De weersverwachting geeft aan dat het de aankomende zes dagen boven de dertig graden is. Dat betekent overdag luiken dicht en ’s nachts ramen wagenwijd open, aldus ons hitteprotocol. Dan is het in ons huis prima uit te houden.

Wyb en ik hebben gelukkig dezelfde interesses, wat de een leuk vindt, vindt de ander ook leuk. Over één ding hebben wij verschil van mening, en dat verschil komt juist op zulke dagen naar voren. Wyb vindt het namelijk ontzettend fijn om in die hitte, maar ook in iets mindere hitte, aan een rivier te zitten, liefst doet ze dat nog picknickend. En ik vind daar echt niets aan. Dan zit je daar tussen een massa mensen waarvan enkelen een bal herrie maken met van die kleine meeneem speakertjes. Ik voel dan al snel agressie in me opkomen en een enorm vluchtgedrag. Om niet te hoeven vechten wil ik hard weglopen, met zulke situaties wil ik niets te maken hebben.

Picknicken, op de grond gaan zitten eten. Geen idee waarom mensen dat romantisch vinden. Ik noem het onhandig. Komt misschien omdat ik een tafel en een stoel een van de beste menselijke uitvindingen ever vind, misschien alleen overtroffen door de uitvinding van het wiel en de koffiebeker. Met warm weer zit ik het liefst thuis in mijn koele kamer op een stoel aan een tafel. Heerlijk, en toch ook erg romantisch, vind ik. En het voordeel is: geen zand op het brood, het glas blijft lekker stabiel voor je staan.

Maar goed, omdat je daarover van mening verschilt, wil niet zeggen dat je nooit een concessie moet doen. Daarom pak ik een campingstoel uit onze cave, neem mijn boek mee en tien minuten later zitten we aan de borden van La Dordogne.
Tot mijn grote vreugde kunnen we constateren dat de grote toeristenstroom inmiddels huiswaarts is gekeerd. We zitten onder een koepel van bladeren en onze directe buren liggen zo’n honderd meter van ons vandaan. Niemand heeft een geluidsdrager bij zich, dat maakt de boel een stuk draaglijker.

Ik installeer me met boek op mijn stoel, Wyb en Dies zoeken het water van de rivier op. Liefdevol zie ik het tafereel aan. Vorig jaar rond deze tijd was de Dordogne verworden tot een armzalig stroompje en dat is nu zeker niet het geval. Er waait een lekker windje langs het water, als ik niet oppas moet ik Wyb gelijk gaan geven en zit ik hier vaker dan me lief is. ik lees een bladzijde en…

En dan, ik kan er niets aan doen, dommel ik weg. Wyb maakt in deze toestand een confronterende foto van me: een ouwe man die zijn middagdutje doet. Het is alsof ik naar de foto van mijn opa kijk. Ontluistering. Meer dood dan levend. Dit is het tegendeel van flatteus. Zie nou wel dat je beter in je kamer aan een tafel kunt blijven zitten, dan was deze foto nooit gemaakt.
‘Je moet die foto echt verwijderen,’ zeg ik tegen Wyb.
Of ze dat gedaan heeft weet ik niet. Ze heeft hem in ieder geval naar mij geappt en als ik dit blog schrijf, denk ik aan de doelstelling van Dossiermoddergat: niets mag worden verzwegen of verdoezeld. Ook de naakte waarheid moeten we onder ogen zien.

Journal

 

17.000 jaar

Woensdag 6 september, Cadouin

 

Ik voer op een boot op de Groenlandzee toen ik voor het eerst een walvis zag. Opeens doemde dat enorme lichaam op uit het zwarte water. De tranen sprongen in mijn ogen van de schoonheid van het dier en het feit dat ik dat zo ver van huis mocht meemaken. En het was niet alleen de schoonheid, ik voelde op dat moment een enorme verbondenheid met de natuur. De walvis in het water, ik op een klein bootje, het wonder van het leven, dat het bestaat in dat enorme lege heelal, de kwetsbaarheid, dat soort gedachten.

Hetzelfde gevoel overviel mij gisteren toen ik in Les Eyzies door Grotte de Font-de-Gaume liep en de gids voor de eerste keer haar licht richtte op een bizon, 17.000 jaar geleden getekend. Het was de eerste keer dat ik een grottekening zag. Dichterbij de prehistorie, het begin van de menselijke geschiedenis, kan ik niet komen. En daarenboven, de schoonheid van de bizon, niet primitief, maar met zekere hand op de rotswand getekend/gekrast, met pigment kleur gegeven.

We lopen verder de grot in, soms moeten we bukken, onze gids toont ons paarden, geometrische figuren, een wolf, een beer. We zijn inmiddels ver van het daglicht, waarom kroop iemand 17.000 jaar geleden zo diep een grot in om te tekenen?

Er is geen antwoord op deze vraag. Er zijn diverse theorieën over. Was het uit religieuze overwegingen? Uit rituele overwegingen? Of was het gewoon omdat de kunstenaar hield van het werk, kijk ik naar de eerste autonome kunst? Dat laatste is mijn mogelijke theorie en zal niet snel door historici worden overgenomen. Kon iemand 17.000 jaar geleden autonoom zijn? Als het om de prehistorie gaat denken we in gemeenschappen, aan samen jagen, rituelen. Maar iemand uit die gemeenschap was toch zo gedreven om diep een grot in te kruipen en daar met vaste hand zijn dieren te tekenen. Er zijn hier geen afbeeldingen van mensen.

Het is het geluk van mij en Wyb dat Peter en Bernadette bij ons zijn. Zij zijn al decennia lang geïnteresseerd in de prehistorie en hebben dertig jaar geleden al deze grot bezocht, zoals ze alle grotten in de Dordogne hebben bezocht. Peter was lang amateur-archeolog. Hij vertelt ons over de technieken die we zien, de theorieën die de ronde doen. Door hen kruipen wij nu diep de aarde in en ontmoeten we de millennia oude kunst. Het aantal bezoekers dat de grot in mag is zeer beperkt en moet lang van tevoren worden vastgelegd.

Dat laatste geldt ook voor de volgende grot die we bezoeken, Les Combarelles, nauwelijks twee kilometer van de Font-de-Gaume afgelegen. Hier geen pigment, hier vooral krassen in de rots en gebruikmaken van de vorm van de rotswand. Maar weer is er die geoefende tekenhand die de dieren vastlegt, hier zowaar wat mensen, een vulva zelfs. De grot Les Combarelles heeft veel weg van zo’n schetsboek dat een schilder altijd bij de hand heeft. Soms een paar aanzetten, dan weer het uitwerken van een tekening.

Ik ben mij altijd bewust dat wij wonen in het gebied in Europa waar de eerste mensen woonden. Dat bewustzijn wordt vandaag wel heel manifest. Er zijn nog veel andere grotten die wij kunnen bezoeken, en dan bedoel ik niet de grotten waar je met treintjes inrijdt en waar spectaculaire lichtshows zijn. Wij zijn alleen geïnteresseerd in de grotten waar de kunst van de eerste mens wordt geconserveerd. Met dank aan Peter en Bernadette.

458

Journal

 

Privéleraar

Dinsdag 5 september, Cadouin

 

Ik heb vandaag voor het eerst sinds veertig jaar weer onderwijs genoten. Ik voelde dezelfde weerstand als altijd wanneer ik met onderwijs heb te maken. Het is een Pavlov-effect, onderwijs betekent voor mij weerstand, geen idee waar het vandaan kwam.

Ik weet nog dat ik zo blij was dat ik de lerarenopleiding had afgerond: eindelijk geen onderwijs meer. Een aantal vrienden studeerde door, ik moest er niet aan denken. Gelukkig heb ik dat ook nooit gemist, bijzonder, omdat zelfs van dat leraarschap nooit iets is gekomen. Ik stroomde na drie maanden onderwijs de culturele sector in en werd daardoor in feite ongeschoold, want zoals zovelen in die tijd had ik er geen opleiding voor genoten. Ik noemde mij daarom Professor of the University of the Street. Ik had het vak letterlijk op straat geleerd als organisator van straattheaterfestivals en dergelijke.

Dat stromen ging lekker en ik liet mij altijd gewillig met de stroom meevoeren, soms hier en daar wat bijsturen, een dammetje leggen of een extra omleidinkje aanleggen. Al die veertig jaar heb ik eigenlijk geen opleiding gemist. Als ik kennis tekort kwam, las ik een boek, sprak met mensen of ging naar een symposium. Ik heb het ernstige vermoeden, ik ga nu vloeken in de kerk, dat opleidingen in Nederland zwaar worden overschat.

Zo zie ik met verbazing hoe het vak wiskunde altijd wordt overschat. Mijn dochter, die aan discalculie lijdt, heeft daar veel last van gehad. Omdat ze door haar ‘handicap’ totaal niets van wiskunde bakte, heeft ze uiteindelijk met een enorme omweg de school voor journalistiek afgerond. En nu is ze een bekwaam journalist. Waarom heeft ze moeten lijden voor die onnodige wiskunde?
Het geldt ook voor mijzelf. Wat heb ik die wiskunde vervloekt, maar ja, het was zo nuttig, beweerde men. In al die veertig jaar heb ik er totaal niets aan gehad. Vier jaar lang heeft men mij gevoed met volledig onnodige kennis. Natuurlijk is wiskunde belangrijk voor mensen die ermee gaan werken, maar het gros doet er geen donder mee. Onderwijspolitiek, je wordt bedankt, je hebt er gewoon een selectiemiddel van gemaakt.

Het was onzin dat ik vandaag weerstand voelde. Ik ging namelijk naar een privéleraar Frans, eerste les. Aardige man, zeer informeel onderwijs. Uiteindelijk heb ik maar besloten een professional in te schakelen. Ik kom veel te langzaam vooruit met dat Frans, vind ik. Iedereen denkt dat als je in Frankrijk woont snel Frans zult leren. Maar ik kom eigenlijk verrekte weinig mensen tegen waar ik Frans mee spreek. Natuurlijk spreek ik in winkels Frans, maar dat zijn simpele zinnen waar ik mij wel mee red, maar een goed gesprek voeren, dat doe ik eigenlijk niet. Alle mensen die ik spreek schakelen al snel over naar het Engels, of spreken Nederlands.

Dat ik zo laat met dat Frans begon, is volledig mijn eigen schuld. Maar die schuld komt mede door de vrouwen waarmee ik in Frankrijk ben geweest. Lies sprak goed Frans en deed altijd het woord. Wyb spreekt heel goed Frans en knapt alle bureaucratische en lastige Franse zaken op. Zonder Wyb ben ik hier een hulpeloos wezen.
Ik dacht altijd: als het echt moet dan leer ik gewoon snel Frans. Totale zelfoverschatting, dat Frans is een weerbarstige taal waarvan de sprekers zich niets gelegen liggen aan buitenlanders. Ze praten uitermate snel en smeren alle woorden behendig aan elkaar. Het lijkt meer op een klanktaal dan een taal met aparte woorden. Zucht, wat een opgave.

457

Journal

 

Eindarchief

Zondag 3 september, Cadouin

 

Hoe we er op komen weet ik niet. Maar op een gegeven moment hebben Esmee en ik het over het foto-album van mijn ome Ton en Tante Truus. Ik heb het foto-album bij de dood van ome Ton geërfd, tante Truus was toen al lang overleden. Het is een mooi album, het geeft een prachtig beeld van de jaren vijftig en zestig met de zwart-wit foto’s van die tijd, vermoedelijk gemaakt met het populaire fototoestel van die tijd de Agfa Clack. Ik heb er nog een in mijn bezit.

Ik verwoord tegen Esmee mijn dilemma ten aanzien van het album: het probleem is, wat doe ik ermee? De foto’s worden bevolkt door mensen die ik niet ken, waarvan totaal niet meer te achterhalen is waarom ze op die foto’s staan. Buiten dat mijn oom en tante er veelvuldig opstaan, heb ik met het album verder geen connectie.
‘Ja, maar je moet het niet weggooien, hoor,’ zegt Esmee.
Daar hoeft ze vooralsnog niet bang voor te zijn. Op het ogenblik is het album bij Ineke, mijn Nicht. Toen ik het haar gaf, vond ze het prachtig. Ze was er veel enthousiaster over dan ik. Ik was blij met haar reactie, want mogelijk vindt het album zo toch een betere bestemming.

‘Maar ik heb het al bij al die foto’s van oma,’ beken ik tegen Esmee. ‘Ik heb zoveel foto’s, albums na haar overlijden gekregen en ik kijk er nooit naar.’
Ja, maar die ga je zeker niet weggooien,’ zegt Esmee, bij voorbaat verontwaardigd over het idee alleen al.

‘Maar goed, dadelijk ben ik dood en dan erf jij de helft van al die foto’s. De meeste mensen die erop staan ken ik nog wel, maar jij zeker niet. Dan worden de foto’s van oma voor jou wat het album van ome Ton voor mij is.’
‘Ik wil die foto’s van oma echt hebben.’
‘En dan komen ze bij jou op zolder te staan. Als je nog eens gaat verhuizen, en de doos met foto’s van oma ziet, zul je zeker even aan haar denken. Dat is mooi. Maar nou denken we even verder. Dadelijk overlijd jij en dan krijgen Malu en Joris de foto’s van oma. Ze hebben oma nooit gekend, laat staan dat ze iemand kennen die op die foto’s staat. Nou ja, mij zullen ze herkennen, maar ze erven ook nog eens míj́n foto-archief, en dat is een enorme hoeveelheid, en ze erven jouw foto-archief. Al die herinneringen vullen een halve zolder. Dan moeten zij een beslissing nemen: weggooien of niet.’

‘Ja, wat erg eigenlijk, hè, als je dat zo schetst.’
‘Och, Mees, zo gaat het, c’est la vie.’
‘Maar je gaat niets weggooien.’
‘Nee, ik zal niets weggooien,’ beloof ik haar.

Maar ik ben wel benieuwd wanneer en door wie de foto’s van mijn moeder zullen sneuvelen en wanneer mijn foto’s het eindarchief ingaan.’

 

456

Het huis van het weekdier

 

 

 

De reis

De vogels vluchten en de koeien slaan
op hol en ook geen bos wil blijven staan,
het land verschiet als een caleidoscoop.
Ik reis: de dingen komen en de dingen gaan.

Journal d’images

 

De vrouw & de hond

Vrijdag 1 september, Cadouin

Deze foto’s nam ik exact op dezelfde plek. Plaats van handeling Parijs, ergens aan de Seine. Wyb komt van de brug, ik neem de bovenste foto. Wyb loopt langs mij, ik draai mij om, en neem de onderste foto. Als fotograaf wordt het je soms erg makkelijk gemaakt.

Journal

 

Jagersstoelen

Donderdag 31 augustus

 

Er zijn diverse redenen om de eenzaamheid van het Franse platteland op te zoeken. Een daarvan is toch wel dat je verschoond hoopt te blijven van hufters. Als ik weer zo’n klootzak bij een afrit een zak van McDonalds uit het raam zie gooien dan kook ik. Vroeger zou ik hebben getoeterd en naar mijn voorhoofd hebben gewezen, maar bij hufters moet je oppassen is mijn ervaring. Dat soort schuwt de confrontatie niet. En het is nu te laat voor me om op vechtsport te gaan. Als ik jong was dan wist ik het wel. Ik zou gaan kickboksen en een plaag voor hufters zijn.

Wij woonden in Groningen in een fijne wijk. Maar aan de rand van de wijk, de grens tussen onze wijk en het centrum loopt de Westersingel. De Westersingel is een straat van, ik schat, driehonderd meter lang en de hufter vindt dat een ideale plek om het gaspedaal van zijn pats auto tot op de bodem in te drukken en de uitlaat lekker te laten knallen. Dat er veel fietsers rijden, maakt de hufter niet uit. Fietsers zijn losers, de hufter denkt alleen aan zichzelf. Wat dat betreft leeft hij in een ideale samenleving. Laissez-fair, laissez passer, volgens de beste liberale traditie.

Diverse keren had ik de neiging om op een hoek te staan. En als zo’n hufter dan scheurend langskwam een lekkere dikke kiezel tegen zijn gouden kalf te gooien. Pats. De hufter schrikt zich te pletter, gaat op de rem staan, en schiet naar buiten om te kijken hoe erg zijn gepimpte auto is beschadigd. Ik ben dan al lang weggerend. Maar helaas. Ik ben te vaak een nette en bange burgerman. Die kiezel is nooit gegooid.

Ik schreef: ‘hoopt verschoond te blijven van hufters’. Het is me niet gelukt. Zelfs hier, diep in de bossen van de Dordogne, vind je de hufter, al openbaart hij zich in een andere gedaante.
Gisteren ging ik wandelen in het door mij zo geliefde bos. Het fijne van het bos, het is uitgestrekt, ik kom nooit iemand tegen, er heerst rust, vrede en stilte. Maar ik kan het vergeten. De hufter maakt zich op om te gaan knallen.

Ondanks de schoonheid van mijn geliefde bos staan op diverse grote paden om de honderd meter van die houten stellages waar jagers tijdens de jacht op gaan zitten. Laat ik ze jagersstoelen noemen. Die jagers zitten daar te wachten tot het wild het bos uitrent, opgejaagd door drijvers. Een laffere manier om dieren te doden is niet mogelijk.

Maar goed, ik wandel sinds een week weer door mijn geliefde bos en dan zie ik dat een gek met traktor en maaier aan de gang is geweest. De prachtige randen van het bos zijn voor een groot deel weggemaaid. De paden zijn allemaal vier meter breder geworden. Mijn bos is verminkt.

Rond de jagersstoelen heeft de gek al maaiende kale inhammen gemaakt. Waarom? Omdat de jager vrij zicht heeft en nog makkelijker het opgejaagde dier kan schieten. Het bos is klaargemaakt voor de jacht die over een paar weken gaat beginnen. En als de Fransman gaat jagen doet hij dat met een intensiteit die op oorlogsvoeren lijkt. Mijd het bos, want elk jaar worden vele mensen en honden per ongeluk doodgeschoten. Gelukkig schieten ze elkaar ook wel eens overhoop.

Mij overvalt dezelfde woede als bij die hufters op de Westersingel. Ik neem mij voor alle jagersstoelen om te zagen. Ik zal ze leren, die hufters. Maar net als met die kiezelstenen zal ik ook deze verzetsdaad vermoedelijk niet uitvoeren. Machteloos wandel ik door mijn geliefde bos.

Jagersstoelen. Ze staan er klaar voor, hele batterijen. Mijn geliefde bos is omsingeld door die dingen. Normaal verstopt in het groen, nu van het groen ontdaan: klaar om te knallen.

Journal

 

Pasfoto

Woensdag 30 augustus

 

Een pasfoto (zie onder). Niets bijzonders, zou je denken. Deze pasfoto wel, ik heb er honderden kilometers voor moeten reizen. In de Dordogne lukte het me niet om een pasfoto te maken. Eerst naar Bergerac, geen fotograaf te bekennen. Daarna naar Le Bugue, foto-automaat kapot. Op vrijdagochtend had ik een afspraak bij de Nederlandse ambassade, op donderdag had ik nog geen pasfoto.

Gelukkig deed Henk de suggestie dat ik eens op de site van de Franse ambassade moest kijken. Hij kon zich goed voorstellen dat daar fotografen opstonden, vooral omdat elke pasfoto tegenwoordig aan een uitgebreid biometrisch protocol moet voldoen. Als Hitler weer aan de macht komt, zijn we lekker makkelijk op te sporen. Het is de reden dat Frankrijk geen bevolkingsregister heeft. In moeilijke tijden moet een mens kunnen ontsnappen, vinden ze in Frankrijk. Hier is de rekening van het energiebedrijf het bewijs dat je ingezetene bent. Ontsnappen is in Nederland niet meer mogelijk. Wij zijn volledig in kaart gebracht. En het maakt nogal verschil of Big Brother Omtzigt heet of Hitler.

Enfin, op de site vond ik het adres van een Parijse fotograaf. Het was vijf kilometer lopen van ons hotel, vandaar die wat rode kleur van mijn gezicht, het was best even doorlopen om op tijd te zijn. De foto voldoet aan alle biometrische eisen opdat ik in de toekomst goed te scannen ben. Ja, de wereld gaat er op vooruit, razzia’s kunnen efficiënt worden uitgevoerd.

Het was lang geleden dat ik op een pasfoto stond. Toen ik hem eenmaal ik handen had, hebben Wyb en ik hem uitvoerig bestudeerd. Vooral omdat Wyb zich zorgen maakte over een vieze, witte puist die op mijn kin zat en volgens haar de foto zou bederven. Op het resultaat is hij gelukkig niet te zien.

Wat ik zie is een oude man die een beetje wezenloos kijkt. Als ik echt kijk, ziet mijn ik er anders uit. Ik kijk verkrampt naar de lens, dit omdat de onaardige mevrouw die mij hielp steeds zei dat ik naar dat punt moest kijken. ‘Nee, meneer, ik bedoel de lens.’
Verder valt me op dat ik ongeschoren ben. Komt omdat ik vergeten was mijn scheerzeep en -kwast mee naar Parijs te brengen.
En verder die kaalheid. Ooit zat aan die kop ongelooflijk veel haar, lang haar met pijpenkrullen. Nu zie ik haar dat zich steeds verder terugtrekt. Ik kan nog net de illusie van een totaal bedekt hoofd in stand houden. Wie goed kijkt, en vooral van bovenop, weet dat dit inmiddels een verloren illusie is.
Gelukkig ben ik twee dagen daarvoor naar de kapper in Le Buisson de Cadouin geweest. Had ik dat niet gedaan dan had ik op de foto het gezicht van een zwerver gehad. Ik ben net op tijd gefatsoeneerd.

Als ik de foto’s in mijn hand hou, vraag ik me af hoeveel pasfoto’s ik nog moet laten maken. Met andere woorden, hoe lang houdt die kop, met dat lijf, het nog vol. Dat wordt toch steeds spannender als ik naar de overlijdensadvertenties in de Volkskrant en NRC kijk.

Journal

 

Vijgen

Dinsdag 29 augustus, Cadouin

 

Ik vind het leuk om de was te doen. Ik heb er nooit een hekel aan gehad. Maar sinds ik in hier in de Dordogne woon, vind ik het ronduit leuk. Dat komt vooral omdat ik na het wassen, een fluitje van een cent, de machine doet het werk, de was kan ophangen.

Achter ons huis is een klein stukje grond waar een waslijn hangt. Het is een beetje een aftandse plek omdat de muur van het eerste terras van onze grond half is ingestort. Hier en daar liggen grote stenen. Soms vul ik een muur waarvan ik vrees dat hij kan instorten op met een van deze stenen.

Het stukje grond is een wereldje op zich. Als ik daar sta, kan niemand mij zien. Aan de ene kant is er dus die half ingestorte muur en andere kant is een muur van vijgenbomen. Zeker in deze tijd is het, zoals ik net heb gedaan, heerlijk om de was op te hangen. Want die muur van vijg hangt nu vol met vijgen.

Het is een soort snoepmuur. Ik kan het niet laten om keer op keer tijdens het ophangen een vijg in mijn mond te steken. Ik vind die dingen heerlijk. Ze zijn rond deze tijd zo rijp dat ze letterlijk uit hun schil knappen. Ze barsten van vruchtbaarheid, en dat gaat heel snel. Als ik me het goed herinner was dat vorig jaar niet het geval, toen bleven ze veel langer die mooie blauw, rode kleur houden zonder te scheuren.

Het fijne van het stukje grond is dat er verder niemand komt. Je moet helemaal achter ons huis langs om er te komen. Het pad ernaartoe is trouwens speciaal, het is een pad dat vrijwel niemand heeft. Het is een soort betonnen goot. De smalle goot ligt tussen ons huis en de berg in en is bedoeld om het water van de berg op te vangen. Tot nu toe heeft die goot weinig nut, hij wordt soms wel wat vochtig, maar om er nou een speciale goot voor aan te leggen, de berg weet zelf wel raad met regen. In ieder geval is het wel een mooie egale weg naar de waslijn en de vijgen.

Op het stukje grond staan ook nog een tafel en twee stoelen. We hebben ze gekocht voor ons kleine balkonnetje in Den Bosch, in Dwingeloo stonden ze achter in de tuin bij de vijver en in Groningen op ons dakterras. Nu staan ze ogenschijnlijk nutteloos op dat stukje grond, schots en scheef, want het stukje grond is verre van egaal. Maar nutteloos zijn de tafel en de stoelen niet.

Soms, als ik de was heb opgehangen, ga ik even op een van de stoelen zitten. Zomaar zitten. De wereld lijkt ver weg. Als ik te veel was heb, vormen tafel en stoelen mijn extra wasrek.

Ik overweeg van onze berg een eetbos te maken, maar dat zal er wel niet van komen. Ik hang tegenwoordig zo aan niets doen. Ik heb geen enkele zin meer in een groot project. Die vijgen zijn genoeg.

455

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Och, geurpatronen maken met wat woorden.
De vergeten geuren van lang verlaten oorden.
De struiken uit de tuinen van mijn jeugd,
de koekjestrommel –al wat mij behoorde.

Journal

 

Sneupen

Maandag 28 augustus, Cadouin

 

We komen in Parijs uit de parkeergarage in Rue Soufflot en meteen sta ik voor een boekhandel. Ik beschouw het als een goed teken. De daaropvolgende dagen hebben we heel wat stappen gelopen, Op mijn iPhone zag ik 23.000 stappen, 25.000 stappen, we hebben heel wat straten gezien. Als me één ding heeft verbaasd is het de ongelooflijke hoeveelheid boekhandels die we tegenkwamen. Niet gek, want in totaal zijn er alleen al in Parijs 700 boekwinkels, lees: 700.

En dan geen halfwas Bruna- kwaliteit, nee, echte boekhandels, winkels met een mooi en groot assortiment die het risico niet mijden. Er zijn natuurlijk specialistische boekhandels in deze universiteitsstad, zo zag ik een juridische boekhandel en een boekhandel gespecialiseerd in architectuur. Naast de boekhandels zijn er vele, ik mag wel zeggen, heel veel antiquarische boekhandels. En dan heb ik het nog niet gehad over de bouquinistes die hun stalletjes langs de Seine hebben. Nog niet zo lang geleden waren het er 250 en samen hadden ze zo’n half miljoen boeken in de aanbieding.

Ik stond versteld van het fantastische aanbod. En meteen drong de vraag op: waarom hebben wij dat niet in Nederland? Er zijn, denk ik, diverse redenen. Op de eerste plaats de voorbeeldfunctie. Bij de afkondiging van de lockdown sloot president Macron af met de woorden dat iedereen vooral van de gelegenheid gebruik moest maken om veel te lezen en te genieten van de Franse cultuur. Kom daar in Nederland eens om. Veel Franse presidenten en ministers van de afgelopen jaren waren zelf schrijver en hartstochtelijk lezer, wat ze niet onder stoelen of banken staken.

Op de tweede plaats is het lezen, het boek, de literatuur diep verankerd in de Franse cultuur. Er wordt veel gelezen, wanneer zie je nou iemand in Nederland met een boek in een park of een bus zitten? Hier hoort het gewoon bij het straatbeeld.
Een andere belangrijke reden is: subsidie. Wie wil verbouwen, de kwaliteit van zijn winkel verhogen, die kan subsidie aanvragen. Wie zich aansluit bij het Syndicat de la Librairie Française, de belangenvereniging van de betere boekhandel, kan allerlei belastingvoordelen tegemoet zien.

De vierde plaats waarom wij dat fantastische aanbod niet hebben, is omdat het aanbod er niet meer is. Vroeger wisten wij al in het theater dat het aanbod ook de vraag schept. Ik weet nog de tijd dat in Nijmegen zeven, acht boekhandels waren. Ik zwierf door de stad van boekhandel naar boekhandel. Een boekhandel was een markeringspunt in een verder oninteressant winkelbestand. Nu is alleen nog het oninteressante winkelaanbod overgebleven: Kruitvat, H&M, Etos, Subway, Blokker, moordend saai. Voor het boekenaanbod moet je op internet zijn, ook al dodelijk efficiënt saai.

Ik neem mij voor nog meer haast te maken met mijn kennis van de Franse taal. Ik wil verdomme net zo als die Fransen kunnen sneupen door de boekwinkels, ik wil die boeken ook kunnen lezen.

Journal

 

Zomerstad

Zondag 27 augustus, Cadouin

 

Als je, zoals ik, in de Dordogne woont, heb je best kans om een beetje wereldvreemd te worden. Ik bedacht het toen we donderdag Parijs in reden en op de periferique een bord zagen met de tekst: ‘U nadert een milieuzone’. Een paar honderd meter later hing er een batterij camera’s boven de weg en beging ik vermoedelijk mijn eerste milieuovertreding, gezien mijn Volvo diesel uit 2013. Ben benieuwd wat zo’n overtreding kost.

Ik dacht dat milieuzones iets van Rotterdam waren, ik had er geen idee van dat het fenomeen al tot Parijs was doorgedrongen. In de Dordogne is het centraal gezag ver weg. Er is in deze regio één politieagent. Ik zie hem alleen wel eens op het muurtje van ons weggetje zitten als hij een overtreder op het rijden tegen inrichtingsverkeer probeert te betrappen. Maar aangezien er dagelijks slechts zes auto’s over ons weggetje rijden, zit hij daar vaak uren tevergeefs. Ook wel opmerkelijk, hij zit daar dan met een jong ventje. Een agent in opleiding? Of zou het zijn zoon zijn?

Om die mogelijke wereldvreemdheid enigszins te bestrijden was het goed naar Parijs te gaan. Ik kreeg er toch weer een stoot menselijke vreugde van. Het stomme is dat zowel Wyb als ik nooit in de zomer in Parijs zijn geweest. En dat is dom, want, zo merkten wij, Parijs is bij uitstek een zomerstad. De terrassen, de parken, de mannen, de vrouwen, alles is in volle bloei.

Wij zaten vlak bij Jardin de Luxembourg, ik keek mijn ogen uit. Wat een prachtig park. Wyb en ik zagen tot onze vreugde dat honden aangelijnd het park in mochten. Fijn voor Dies. Maar halverwege kwam een buitengewoon beschaafde en vriendelijke jongen naar ons toe. ‘Wij hopen dat u geniet van het park, maar waar u nu loopt is het verboden voor honden.’ ‘Wij zagen bij de ingang dat honden aangelijnd naar binnen mochten.’ ‘Dat klopt, maar wel beperkt tot een bepaalde zone.’ Hij geeft ons een foldertje en legt omstandig uit waar wij mogen lopen. Opgewekt nemen we afscheid van elkaar. Onwillekeurig moet ik aan onze BOA’s denken, die in gevechtstenue streng lopen te doen en die ik nog nooit anders dan heb horen snauwen.

Op de paden staan het hele park door charmante groene stoeltjes, vrij voor gebruik. Het verbaast me dat ze er staan. In Groningen hadden al die stoeltjes al lang hun weg gevonden naar de vele studentenkamers. Jardin de Luxembourg heet niet voor niets Jardin. Een vergelijking met het Noorderplantsoen dient zich natuurlijk meteen bij me aan. In het Noorderplantsoen lopen de hele dag gemeentewerkers blad van het gazon te blazen. Een enorme herrie die resulteert in een triest berg blad. Hier lopen tuinmannen liefdevol de bomen en de planten te verzorgen. Het is een ongekend tuinfeest, kosten noch moeite spelen een rol, het is een waar tuinfeest. Zo te zien hebben ze het zelfs voor elkaar gekregen dat er überhaupt geen blad van bomen valt.

Doel van ons Parijs uitje was een nieuw paspoort voor mij. In november gaan we naar India en daar willen ze dat een paspoort een half jaar nadat je India bent geweest nog geldig is, en mijn paspoort voldeed niet aan die eis.
Wyb en ik staan voor de ambassade. Misschien omdat ik een grote fantasie heb, maar tegenwoordig kan ik geen ambassade meer zien, laat staan ingaan, zonder aan Jamal Ahmad Khashoggi te denken. Hij was een Saoedi-Arabisch journalist en columnist voor The Washington Post. Toen hij in Turkije naar het consulaat van zijn vaderland ging, werd hij in stukken gesneden terwijl zijn vriendin buiten stond te wachten.
Daarom zeg ik voor de zekerheid tegen Wyb, die buiten moet blijven door Dies: ‘Als het lang duurt moet je de politie maar bellen. Je weet het nooit in ambassades, ze kunnen je zomaar in stukken snijden.’

Natuurlijk werd ik allerliefst ontvangen. Ik moet dergelijke macabere gedachten gewoon niet toelaten.

Misschien een puntje voor de Partij voor de Dieren, waarom mogen honden geen ambassade in?

 

Dineren in Jardin de Luxembourg. Hier met wit damast en champagnekoeler in een afgelegen hoekje van de Jardin. Nog een verschilletje met het Noorderplantsoen. Daar betekent dineren lappen vlees op een vuurtje gooien en een gettoblaster erbij.

Journal

 

Dolce far niente

Woensdag 23 augustus, Cadouin

 

Eerste belangrijke mededeling. Morgen vluchten wij naar Parijs. Wij blijven daar tot en met zaterdag. Ik neem mijn computer mee, maar Dossiermoddergat heeft geen prioriteit. Het kan best dat ik na een copieuze maaltijd voor pampus in mijn hotel terugkeer en dan kan de lezer fluiten naar een blog. Maar mocht ik de geest krijgen, dan is dat mooi meegenomen.

Tweede belangrijke mededeling, zeker voor degenen die de redactie bezoeken. Sinds gisteren heeft de hoofdredacteur van Dossiermoddergat code rood afgekondigd. Dat wil zeggen dat het hitte protocol is ingegaan. Een verstandige beslissing van de hoofdredacteur want buiten meten wij inmiddels temperaturen van 38, 39 graden. Niet leuk. De Censor stapte zojuist in de auto en riep vanuit een open autoraam: ’47 graden!’ Niet gek, want de auto stond pal in de zon.

Inmiddels is voor zo’n twintig Franse departementen code rood afgekondigd. De Dordogne zit daar niet bij. Vermoedelijk omdat we de 40 graden net niet aantikken en het ’s avonds aangenaam afkoelt. De hoofdredacteur is gelukkig doortastender, hier heerst het hitteprotocol dus wel.

Dat betekent dat de redactie zich terugtrekt in het hoofdkantoor en het werk tot een minimum wordt beperkt. Niks geen redactieruimte op de veranda. Binnen zijn er twee save rooms, twee koele kamers die door een streng protocol koel worden gehouden: op tijd luiken dicht, deuren zoveel mogelijk dichthouden, pas in de avond ramen en luiken opendoen zodat er frisse lucht naar binnen kan stromen. Verder geven wij ons over aan dolce far niente, de heerlijke kunst van het niets doen. De enige zorg die ik nog heb, is elke dag een blogje schrijven. Verder heb ik 23,5 uur per etmaal om daarover na te denken. Wat een fantastisch leven.

Dies heeft zich totaal aan mijn bestaan aangepast. Hij weigert met deze temperatuur een stap buiten te zetten. Hij weet ook wel dat buiten het gevaar dreigt: uitputting, uitdroging, de dood. Hij blijft lekker binnen tot rond 10 uur ’s avonds de verfrissing komt.

Ik weet mij een gelukkig mens. Ik weet hoe de mensen zich voelen die in die twintig departementen wonen waar de canicule rücksichtlos tekeer gaat. Dag en nacht, nooit verfrissing, je wordt uitgewrongen, langzaam perst de hitte alle energie uit je. In de Cevennen heb ik twee jaar zo geleefd, in dit soort dagen is het de hel. God, wat verlangde ik dan naar Moddergat, op de dijk zitten, uitkijken over het verfrissende wad, het zwoele briesje dat je volmaakt gelukkig maakt. Ik kon er alleen maar van dromen.

Goed, mijn dagelijkse plicht zit erop. Ik ga nu naar die documentaire over Matthijs Röling kijken. Daarna nog even lezen, middagdutje, een salade maken, wijntje inschenken, wachten tot De Censor weer thuis komt, genieten van de koelte op de veranda, daarna naar bed, raam open, met uitzicht op de sterrenhemel. Dolce far niente, wachten op, ja, op wat eigenlijk? Morgen vluchten naar Parijs. Dank aan de hoofdredacteur voor zijn hitte protocol.

454

Gelezen

Journal

 

Konijn

Dinsdag 22 augustus, Cadouin

 

Hij doet het! Dat is fijn voor ons, stel dat hij het niet deed, dan hadden we deze verkiezingen geen hype. De kiezers in dit land zijn, net als verwende kinderen, altijd weer opzoek naar iets nieuws, nieuwe cadeautjes, nieuwe prikkels. Pieter Omtzigt is die nieuwe hype.

Hij is de laatste in een lange rij. Om ze even op een rijtje te zetten: Pim Fortuyn, Geert Wilders, Thierry Baudet, daar tussendoor fladderde nog ene Henk Krol, Caroline van der Plas. Het is toch eigenlijk een carnavalesk rijtje. Pim Fortuyn, gefrustreerd politicus en ongeleid projectiel. Geert Wilders, het vleesgeworden chagrijn. Thierry Baudet, met één groot liefdesbetoon aan zichzelf. Henk Krol, een valse keeshond. De laatste keer gaven we onze stem gewoon weg aan een ordinaire vlees lobbyiste omdat ze zo lekker gewoon aan de talkshow tafels meedoet.

En nu duiken we op Nederlands hoop in bange dagen, Pieter Omtzigt, de speen die de kiezers in 2023 zoet gaat houden. Toch heb ik hem even niet in dat rijtje wierdo’s gezet. Want misschien is er toch een trendbreuk. Het is bemoedigend dat Omtzigt het voor zijn populariteit niet zoekt in extreme standpunten. Integendeel, Pieter Omtzigt ontleent zijn populariteit aan zijn degelijkheid. Niks behaagziek, Omtzigt staat voor rationaliteit en eerlijkheid. Het is toch ongekend in Nederland dat iemand niet in de onderbuik gaat roeren om stemmen te trekken. Complimenten.

Het blijft natuurlijk raar dat iemand die geen teamspeler is, nog geen programma heeft, geen kandidaten kan presenteren, zelf geen premier wil worden en niet al te groot wil worden, meteen zoveel kiezers lijkt te trekken. Nou ja, de lezer weet ook wel dat ik daar niet meer van sta te kijken, de kiezer is een windbuil die met elke wind meewaait. Geef hem een nieuwe speen, ingedoopt in suiker of brandewijn en hij hobbelt weer naar de stembus. De zwakste schakel in een democratie is de kiezer. Zie hen elke keer maar weer te behagen. Altijd moet er weer een konijn uit de hoge hoed komen. Nou ja, er is altijd wel een konijn te vinden en een hoed kun je kopen, dat zie je wel aan BBB.

Omtzigt wil zelf geen premier worden, zijn partij mag niet te groot worden, vindt hij. Zijn partij heet Nieuw Sociaal Contract, de eerste partij waar geen marketingbureau aan te pas kwam. Ik vind het verfrissend, het neemt me voor hem in. En stel dat hij een stabiele, redelijke middenpartij kan opbouwen, het lijkt me een aantrekkelijk idee.

Maar ja, ik als oude vrijzinnig socialist denk nog altijd dat personen in de politiek belangrijk zijn, maar dat inhoud, ideologie, om eens een heel ouderwets woord te gebruiken, doorslaggevend is. Als je dat vindt, ga je niet zweven. Maar goed, de tijd dat ik daarin veel medestanders had ligt ver achter me. Tegenwoordig zweeft iedereen als een gek in het rond. Wedden dat ze een keer met een klap tegen een raam vliegen van een of ander doorzonwoning?

 

453

Journal

 

Fotoautomaat

Maandag 21 augustus, Cadouin

 

Toen ik vorige maand in Saint-Hippolyte-du-Fort was, schrok ik dat het fotozaakje op de hoek van ons oude straatje was gesloten. Jammer, want ik vond het heerlijk zo’n zaakje op de hoek, vooral omdat hij prima afdruk apparatuur had. Er stonden altijd mensen in zijn zaakje, wat ik opmerkelijk vond want in Nederland heeft een grote sanering plaatsgevonden in de fotobranche. Al die vroegere fotozaken: verdwenen. De fotohandel is in Nederland inmiddels totaal gedigitaliseerd. Het verbaast me niet helemaal dat hij moest stoppen. Ik kreeg de mooiste afdrukken voor nog niet de helft voor wat ik in Nederland betaalde. Ik vroeg me toen al af of hij het vol zou houden.

Op Facebook zie ik dat de oud-eigenaar van Maripix, zoals het fotozaakje heette, nu medewerker is van het plaatselijke zijde museum. Ik zie hem staan op een foto tussen andere medewerkers van het museum. Het moet voor hem een enorme verandering zijn, altijd zelfstandig geweest en nu onderdeel van een organisatie. Ik weet zeker dat het museum, waar Wyb en ik nooit zijn geweest in de tijd dat we er woonden, een prima medewerker aan hem heeft. Hij is een goede vent.

Wyb heeft deze week zowaar drie dagen vrij gekregen zodat wij naar Parijs kunnen. Op vrijdag heb ik daar een afspraak met de ambassade voor een nieuw paspoort. 655 kilometer rijden voor een nieuw paspoort, twee keer 5 uur en 45 minuten onderweg. Het was veel efficiënter om het vanuit Frankrijk op Schiphol te regelen en dan vanuit Bordeaux op en neer naar Nederland te vliegen om het paspoort op te halen. Dat is goedkoper en sneller. Maar ja, Parijs. Twee nachten Parijs, we zijn zo lang niet meer in Parijs geweest. Dat vonden we zo’n mooi vooruitzicht dat we de efficiency links lieten liggen.

Nu doemt het volgende probleem op. Vorige week waren we in Bergerac om grote boodschappen te doen. Kom, dacht ik, kunnen we meteen pasfoto’s laten maken voor mijn nieuwe paspoort. Wij zochten op google een fotozaak en google maps leidde ons er keurig heen. Zonder resultaat, want ook deze fotozaak bleek verdwenen. Er zat de zoveelste pizza zaak in.

Volgende vraag: waar kan ik in de Dordogne pasfoto’s laten maken? Wat blijkt, er staan wel fotografen vermeld op internet, maar die hebben geen fysieke winkel meer. Ze bieden zich aan voor trouwfoto’s en dergelijke. Voor pasfoto’s kun je alleen nog terecht in automaten, je weet wel, zo’n kast met een gordijntje ervoor. Hier en daar bij grote winkels staan die fotoautomaten, daar moet ik het meedoen.

De dichtstbijzijnde staat in Le Bugue, gelukkig de plaats waar wij sowieso onze boodschappen doen. En inderdaad, was mij nooit opgevallen, in ‘onze’ Intermarché staat een fotoautomaat. Ik haal opgelucht adem, komt het toch goed met die pasfoto’s.
Ik ga in het hokje zitten en hou de creditcard voor het apparaat zodat hij in werking treedt. Helaas, geen werking. Op een scherm staat de boodschap dat hij kapot is. Oké, dit betekent dus dat ik mijn pasfoto’s ergens in Parijs moet gaan scoren. We zullen zien.

De conclusie is duidelijk: ook hier is de fotobranche fysiek volledig ter zielen. Alweer een branche verdwenen zonder dat er tractoren de weg opgingen, de boeren mogen er een voorbeeld aan nemen.

452

Journal

 

Rotarian

Zondag 20 augustus, Cadouin

 

Ik ben zo’n tien jaar lid geweest van de Rotary. Dat lidmaatschap kwam voort uit opportunistische redenen. Ik was lid omdat ik wist dat het goed was voor het theater waarvan ik directeur was. En dat bleek te kloppen, door de Rotary leerde ik mensen kennen die ik anders nooit had leren kennen, wat voor dat theater inderdaad veel voordelen opleverde. We bouwden in die tijd een nieuw theater dat alleen gerealiseerd kon worden door veel sponsorgeld binnen te harken, zoals wij dat noemden. Zonder mijn lidmaatschap van de Rotary was dat nooit gelukt, ik kreeg hierdoor ingangen en vertrouwen waardoor de hoge financiële targets zeker, mede, werden gehaald.

Verder bevestigde dat lidmaatschap alle vooroordelen die ik ten opzichten van de Rotary had. Ik vond het verschrikkelijk om elke maandagmiddag, of was het dinsdagmiddag, tien jaar lang met dezelfde dertig, veertig mensen te moeten lunchen. Er zaten buitengewoon aardige mensen bij waarmee ik graag optrok, maar de grootst gemene deler was toch het ophouden van een imago naar elkaar, van in het leven geslaagde mensen. Het is toch eigenlijk de vriendelijke en gemaskeerde versie van de apenrots. Door de club waar ik bij zat, werd dat zeker nog eens versterkt. Wij waren er namelijk van overtuigd dat onze club superieur was aan de andere clubs in Leeuwarden. Als je er echt bij wilde horen dan moest je lid zijn van onze club. De echt grote jongens zaten bij ons.

Zo’n lidmaatschap had tal van neven voordelen. Ons kent ons en ons helpt ons. Even eerder geholpen worden bij een specialist? Ik heb nog wel een vrindje… Oh, wil je verhuizen? Daar kan ik je wel bij helpen. Het leven werd er makkelijker door, ik voelde me daardoor zelfs meer beschermd en het lidmaatschap op zich verhoogde nog eens mijn status.

Wyb en ik komen hier in Frankrijk vaak Nederlanders tegen. Het komt regelmatig voor dat we elkaar aankijken en tegen elkaar zeggen: ‘Rotary.’ We horen het aan de manier van praten (te zelfbewust, hete aardappel), de manier van kleden en lopen. Een brok zelfingenomenheid en zelfverzekerdheid. Niemand wordt geboren met een Rotary-stem, neem ik aan. Ergens moet iemand zich dat hebben aangeleerd. Of vermoedelijk gaat het vanzelf, mensen vormen zich naar hun omgeving.

Ondanks al die voordelen liep ik er vaak gillend weg, mezelf vervloekend dat ik mij in de positie van Rotarian had gemanoeuvreerd. Wat een eenvormigheid, wat een geblaas, mannetjes en vrouwtjes die elkaar bevestigen in hun succes. Ik at vaker met die mannetjes en vrouwtjes dan met mijn eigen familie of vrienden. Ik werd iets wat ik niet wilde zijn. Ik werd politicus, manager, ritselaar, hoofd aap. Ondertussen droomde ik van andere dingen. Ik voelde mij een verdwaald mens.

Ik was begin veertig en ik weet nog dat ik tegen mezelf zei: ‘Je wordt een oude man.’ Een hogere maatschappelijke status had ik nog nooit gehad en zou ik niet krijgen. Ik was een Bekende Fries, het theater zag er puik uit en liep boven verwachting. Jacques Senf, de keizer onder de impresario’s, verzekerde mij keer op keer dat we tot de top drie van de Nederlandse theaters behoorde. Ondertussen zat ik op die zeldzame stille momenten achter mijn bureau en zei ik tegen mezelf: ‘Je bent verdwaald.’

Een paar jaar later legde ik er zelf een bom onder om voor de liefde te kiezen. Door die keuze vernietigde ik mijn status, werd ik van een Bekende Fries een Verfoeide Fries, stopte mijn imago als gevierd theaterdirecteur en eindigde als vanzelf mijn lidmaatschap van de Rotary.

Eindelijk kon ik weer gelukkig zijn. Leve de liefde.

P.S. Onder mijn beste vrienden zitten Rotarians, een op een vallen ze best wel mee, is mijn ervaring. Toch, Tjaart?

451

Journal

 

Jan van Nijlen

Zaterdag 19 augustus, Cadouin

 

Ooit van Jan van Nijlen gehoord? Ik vermoed van niet. Jan van Nijlen (1884-1965) mogen we een vergeten dichter noemen. Al decennia lang kom ik nergens zijn naam tegen. Zelfs zijn biografie (de wereld is zoo schoon waarvan wij droomen), die in 2005 uitkwam, heeft geen nieuw leven voor Van Nijlen gebracht. Op zich niet verwonderlijk, want de biografie, die ik aan het lezen ben, is nogal stijf geschreven en staat vol details die iemand uit Nederland geen bal interesseert. Jan van Nijlen is namelijk een Vlaams dichter en zijn biograaf, Stefan van den Bossche is ook een Vlaming, zijn biografie bewijst stilistisch en inhoudelijk dat Nederland en Vlaanderen toch nog meer verschillen dan wij denken.

Jan van Nijlen zou ik echter een volbloed Nederlands dichter willen noemen. Dat hij vergeten is, heeft hij vooral te danken aan het feit dat het literatuuronderwijs is afgeschaft, Nederland in cultureel opzicht een woestijn is, en dat hij de makke heeft dat hij, in onze ogen, een ouderwetse dichter is.

Ik twijfel voortdurend of ik wel door zal lezen. De biografie is zo’n zevenhonderd pagina’s dik en alle kennis die ik opdoe zal ik nooit met iemand kunnen delen. Ik heb nog nooit met iemand over Jan van Nijlen kunnen praten. Dat is jammer, want ik ben gek op zijn gedichten. Zijn verzameld werk kocht ik op 22 april 1985, heb ik op de eerste blanco pagina geschreven.

Dat ik het toen met veel plezier las, kan ik zien aan mijn categorisering systeem van gedichten. Een gedicht waar ik van geniet krijgt drie potloodstreepjes, wat ik mooi vind twee en de moeite waard een streepje. Er staan heel wat streepjes in de bundel. Tussen 1985 en nu heb ik het vaak uit de kast gehaald om hier en daar een gedicht te lezen. Jan van Nijlen is een vriend van mij geworden. Zijn verzameld werk is inmiddels vergeeld, maar dat past prima bij Jan van Nijlen, die hing aan oude dingen en herinneringen.

Waarom ik van zijn gedichten hou? Ondanks hun ouderwetsheid zijn ze helder geschreven. Ze zijn doordesemd van zelfrelativering, weemoed, heimwee, romantiek, verlangen en hij heeft de pest aan stijfheid en de burgerman. Hij komt uit een streng katholiek gezin waar hij zich nooit thuis voelde. Dat katholicisme heeft toch heel veel mensen kwaad gedaan. Is wel eens onderzocht of het kan worden aangemerkt als een criminele organisatie?

Niet dat ik de illusie heb dat iemand geïnteresseerd raakt in Jan van Nijlen, maar, bij wijze van kennismaking, wil ik toch een gedicht van hem laten zien. Ik geeft toe dat het een ietwat laffe keuze is, want het is uitgerekend het gedicht dat je nogal eens in een bloemlezing tegenkomt. Niet toevallig, het is een van zijn meest toegankelijke en vrolijke gedichten, die laatste vind je niet veel in zijn werk.

 

Bericht aan de reiziger

Bestijg den trein nooit zonder uw valies met dromen,
dan vindt ge in elke stad behoorlijk onderkomen.

Zit rustig en geduldig naast het open raam:
gij zijt een reiziger en niemand kent uw naam.

Zoek in ’t verleden weer uw frisse kinderogen,
kijk nonchalant en scherp, droomrig en opgetogen.

Al wat ge groeien ziet op ’t zwarte voorjaarsland,
wees overtuigd: het werd alleen voor u geplant.

Laat handelsreizigers over de filmcensuur
hun woordje zeggen: God glimlacht en kiest zijn uur.

Groet minzaam de stationschefs achter hun groene hekken,
want zonder hun signaal zou nooit één trein vertrekken.

En als de trein niet voort wil, zeer ten detrimente
van uw lust en hoop en duurbetaalde centen,

blijf kalm en open uw valies; put uit zijn voorraad
en ge ondervindt dat nooit een enkel uur te loor gaat.

En arriveert de trein in een vreemdsoortig oord,
waarvan ge in uw bestaan den naam nooit hebt gehoord,

dan is het doel bereikt, dan leert gij eerst wat reizen
betekent voor de dolaars en de ware wijzen…

Wees vooral niet verbaasd dat, langs gewone bomen,
een doodgewone trein u voert naar ’t hart van Rome.

 

De smaak te pakken? Goed dan, een kleintje nog, een kwatrijn.

 

De oude tuin

In de oude tuin, verdeeld in zon en lommer,
ploft weer een perzik in het hoge gras
tussen de ruige blaren der komkommer
als in de tijd dat ik een jongen was.

Journal

 

Canicule

Vrijdag 18 augustus, Cadouin

 

Wyb en ik komen het dorpsplein oplopen en worden verrast door geroezemoes en geschreeuw. Op ons dorpsplein zitten zo’n vierhonderd mensen aan lange tafels. Aan de randen van het plein staan de standjes met eten -canard, natuurlijk canard, overal in de Dordogne kun je canard eten, wat het patatje speciaal voor Nederland is, is canard voor de Dordogne, alleen wat duurder-, en natuurlijk de standjes met wijn, compleet gekoeld te verkrijgen. Er wordt door veel mensen wat verdiend vanavond.

En ik mag beslist de band niet vergeten. Leadzanger: Rod Stewart. Volgens Wyb is hij het niet, volgens mij wel. Als hij het niet is, is dit exemplaar gekloond, inclusief coup van het haar. Deze bejaarde Rod heeft wel de mooiste chick van alle groupies aan de haak geslagen. Een lange blonde dame met een rug die nooit eerder in het dorp is gezien, zo bloot, zo lang, haar ultra hoge hakken benadrukken de rug en haar welgevormde kont. Het dorp is verbluft, zo’n monument is hier nog nooit vertoond.

Zoals altijd op de marché gourmands, de eetmarkten, traditie in de Dordogne, speelt er een Engelse band. De marché’s vormen een gat in de markt voor de oudere rock ’n roller. En ze mogen er zijn, ze kennen hun repertoire en ze weten hoe ze het moeten spelen. Stones, Bowie, Doors, met evenveel power gespeeld als de oorspronkelijk uitvoerders. De eerste dansers melden zich schoorvoetend, daarna, drank, drank, meer drank, durven de anderen, de kinderen staan van begin af al op de dansvloer.

Het is ons dorpsplein zoals we het volstrekt niet kennen. In het toeristenseizoen ziet het er zes donderdagavonden zo uit. Over twee weken al, als de meeste toeristen weer thuis zitten, heerst er alle dagen een verpletterende rust op het plein. Er zijn nu drie extra restaurants in het dorp, alle drie sluiten over een paar weken. De pizzeria zal zijn openingstijden steeds meer verkorten. In januari en februari moeten we reizen als we in een restaurant willen eten. Cadouin gaat in slaapstand. Er wonen hier dan nog enkele tientallen permanente bewoners, ze groeten elkaar vriendelijk als ze elkaar eens tegenkomen.

Opmerkelijk vandaag op het plein: bijzonder weinig Nederlandsers. De eigenaren van campings en chambres d’hôtel klagen erover. Behalve dan op de camping van Wyb. Waarom zijn er zoveel minder? Inflatie? Bang dat het te warm zou zijn? Stom, want uitgerekend deze zomer had de Dordogne zijn ideale klimaat. Maar ik moet voorzichtig zijn: volgende week komt er een canicule aan. Ik gebruik nu even het Franse woord voor hittegolf omdat ik het zo’n mooi woord vind. Proef het maar eens op de tong: canicule, uit te spreken, canicuul.

450

Journal

 

Slangenverschrikker

Donderdag 17 augustus, Cadouin

 

Ik moet nodig de perceptie van ons huis herzien. Ik zie het gewoon als ons huis, bewoond door man, vrouw met hond, that’s it. Een huis dat op een berg staat. Dat wat buiten leeft, corrigeert mij echter. Ik denk dat ik het veeleer moet zien als een soort grot. Een grot die onderdeel is van de berg qua biotoop.

Vermoedelijk komt het omdat onze ramen altijd openstaan, zowel overdag als ’s avonds. Overdag zijn de ramen van onze slaapkamer en studeerkamer dicht, dit om altijd koele ruimtes te hebben. De ramen van de kamer en de badkamer staan dan meestal open. ’s Avonds is het andersom, dan doe ik de ramen van de slaapkamer en de studeerkamer open opdat er weer koudere lucht naar binnen kan.

En die openheid heeft gevolgen. Zo vloog op een avond vorige week een vleermuis naar binnen, de avonden daarop herhaalde zich dat. Wij zijn ontdekt als hol in een grot. De meeste mensen zouden er van schrikken, maar wij hebben ervaring met vleermuizen. In Saint-Hippolyte-du-Fort vlogen er regelmatig drie of vier vleermuizen in onze slaapkamer.

Je doet er niets tegen. Je kunt wapperen met een handdoek wat je wilt, vleermuizen zijn superieur als het op stuurmanskunst aan komt. Het enige dat ons restte was te gaan slapen terwijl die vleermuizen boven ons scheerden. ’s Ochtends waren ze altijd weg. Vandaar dat ik vorige week gelaten was, het zal wel, laat maar vliegen. Goede tactiek, de volgende dag is hij elke keer weer weg.

Wij wonen in het huis, maar met ons bewonen een stuk of vijftien (schatting) hagedissen ons huis. Zonder moeite verplaatsen ze zich langs de muren. Eergisteren deed ik ’s avonds het raam open in onze slaapkamer, zat er een hagedis in het raam. Ik wilde hem wegjagen omdat hij anders misschien de slaapkamer in zou rennen. Mijn verjagen had het tegenovergestelde effect, hij vluchtte inderdaad de slaapkamer in en nestelde zich tussen een hoopje kleren van Wyb. Ik doorzocht het hoopje, geen hagedis te bekennen.

Hij zit er nog steeds. Gisteren was ik aan het stofzuigen en met een snelle beweging had ik hem kunnen opzuigen. Ik kon dat echter niet over mijn hart verkrijgen, zo’n mooi beest. Zodoende delen wij nu al een paar dagen de slaapkamer met een hagedis.

Vanmorgen vloog een reuzenvlinder de kamer binnen, alsof het de gewoonste zaak van de wereld was. Hij dwarrelde door het huis alsof hij het kende. Wie weet komen hier al generaties lang vlinders in ons huis. Van harte welkom dacht ik. Zoveel schoonheid in een huis is altijd welkom. Door al die ervaringen in korte tijd kwam ik op de gedachte dat ons huis niet alleen van ons is. Het is van alle levende wezens die bij ons op de berg wonen.

Omdat de hele dag de boel openstaat ben ik wel bang dat er nog eens een slang het huis in kronkelt. Dat er op de berg slangen zitten is vrijwel zeker, zeggen de mensen die er verstand van hebben. Het is een geluk dat wij een hond hebben, zeggen ze ook, want daar moeten slangen niets van hebben. Daarom heeft Dies nu de officiële functie bij ons als slangenverschrikker.

449

De werkelijkheid is deel van de droom.

Journal

 

Perseïden

Woensdag 16 augustus, Cadouin

 

We hebben alles klaar gezet. Onze campingstoelen die je helemaal in verticale stand kunt zetten zodat je heerlijk kunt liggen, onze lange broeken en jacks tegen de muggen. Eindelijk willen we die meteorenzwerm, de Perseïden, wel eens goed zien. Maar naarmate de avond vordert, krijgen we steeds meer slaap. Volgend jaar kunnen we die Perseïden ook nog wel zien.

Zo gaat het nou altijd. In alles wat zich ’s morgens heel vroeg of ’s avonds heel laat afspeelt ben ik slecht, behalve televisiekijken. Als vogelaar zou ik ’s ochtends natuurlijk vroeg moeten opstaan, dat is de meest vruchtbare periode voor de ornitholoog. Helaas, het lukt me niet. Het bed is in de ochtend zo lekker.

We besluiten de campingstoelen de campingstoelen te laten. Alleen nog even Dies uitlaten. We wandelen even ons volslagen donkere weggetje af. Soms komen we een das tegen, soms een ree. Dit keer, terwijl we in het volslagen donker lopen, zien we boven ons een snelle licht streep zich naar de aarde buigen. Een vallende ster zoal je ze bijna nooit ziet, zo helder. Het stomme is dat ik dan toch altijd een wens doe.

Het is zo mooi dat we toch besluiten onze posities in de tuin in te nemen. Door zoveel schoonheid word je klaarwakker. Lange broeken aan, jacks en we gaan liggen. We liggen nog niet of drie felle lichtstrepen, een links van ons, een in het midden en een rechts schieten in perfecte formatie boven ons hoofd richting de Middellandse Zee. Zoals bij vuurwerk kunnen wij een oh en ah niet onderdrukken. Dit is spektakel op hoog niveau. Vallende sterren die aan een soort synchroon zwemmen doen. Ze gaan volledig gelijk op, doven tegelijkertijd. Zouden ze in de ruimte al die miljarden jaren ook samen hebben gereisd? Wij zijn getuigen van de dood van een ruimte drieling.

Onze observatie van de ruimte beloofde veel. Maar we worden teleurgesteld. Er is opmerkelijk weinig beweging in de lucht. We zien nog zo’n zes magere vallende sterretjes. Zelfs vliegtuigen en satellieten laten het afweten. Een paar vallende sterren mis ik omdat ik al half lig te slapen.

Als je zo tuurt, kom je op rare gedachte. Ik zie nu een paar duizend sterren, een fractie van wat ik zou kunnen zien als we geen dampkring hadden. In feite is zo’n dampkring een wazige bril. Als ik die bril kon afzetten, zou ik nog dieper kunnen kijken in ons heelal en zag ik misschien wel iets van die bizarre hemelverschijnselen die de satellieten Hubble en James Web voor ons hebben geopenbaard. Elke foto van die satellieten benadrukt onze nietigheid.

Wyb en ik besluiten maar naar bed te gaan. Die Perseïden hebben ons teleurgesteld. We slapen meteen, maar worden halverwege de nacht gewekt door het spektakel op onze planeet. De Dordogne is nergens zo goed in als in onweer (nou ja, en foie gras natuurlijk). De natuurkrachten geven de aarde weer eens goed op haar donder. Regen geselt ons huis. Wij moeten Dies opvangen die door doodsangst verstijfd ligt te shaken. Vroeger had hij nergens last van, maar sinds die alcoholische klootzakken in het Noorderplantsoen een soort bom vlak achter hem gooide is hij panisch voor knallen.

448

Extra journal

 

Powercut

Dinsdag 15 augustus, Belvès

 

Stagnatie van Dossiermoddergat. Gisteren geen blog, vandaag alleen deze mededeling, oorzaak: noodweer, storm, slagregens, onweer, power cut. Overdag is het hier het mooiste weer, maar ’s nachts komen de spoken, onweersbuien zoals we die in Nederland niet kennen, dan is het hier complete oorlog. Al dat geflits en gedonder gaan gepaard met apocalyptische regenbuiten en zware windstoten.

Het grote slachtoffer is Dies, die absoluut niet tegen onweer kan. Hij ligt stijf te bibberen in doodsangst, erg zielig. Ander slachtoffer is dus Dossiermoddergat. Vannacht begon de elektriciteit eerst te stotteren, daarna kwam de donkerte. Vanochtend was er weer even licht, daarna viel alles weer uit. Mededeling van het elektriciteitsnetwerk: de 16e augustus, eind van de middag, is alles opgelost. Beroerd, want zonder elektriciteit geen internet, geen televisie, geen Franse cursus, geen Dossiermoddergat.

Ten einde raad heb ik Wyb vanmiddag naar haar werk gebracht en werk ik nu in het restaurant van Camping Le Moulin de la Pique in Belvès. Wyb moest vandaag om half twee beginnen en werkt dan tot negen uur vanavond. Op de camping geen powercut en wel volop wifi. Ik dacht, ik breng Wyb weg zodat ik de lezer van Dossiermoddergat op de hoogte kan brengen van de technische malheur. Bij deze.

Uiteraard zal Dossiermoddergat het elektriciteitsbedrijf aansprakelijk stellen en de kosten proberen te verhalen. Zo. Je bent op de hoogte, nu terug naar huis om een boek te lezen. Eindelijk eens niet de neurotische dwang om de social media en de nieuwssites te checken, vanavond geen televisie, jammer van B&B Vol liefde, maar goed dat halen we wel weer in.

Aan de lezer wil ik de woorden herhalen die Macron zei toen hij de lockdown afkondigde: ‘Maak van deze gelegenheid gebruik om u te scholen, van cultuur te genieten en van onze rijke literatuur.’ Indien de EDF (Électricité de France) wil meewerken: tot morgen met een nieuw fris blog.

Journal

 

Liefde

Zondag 13 augustus, Cadouin

 

Ho. Ik heb het idee dat het tijd wordt om Dossiermoddergat enigszins te corrigeren. Als ik naar de blogs van de afgelopen dagen kijk, dan zou een verkeerd beeld van De Blogger en De Censor kunnen ontstaan. De lezer die ons niet kent, zou kunnen gaan denken, nou, die zijn intellectueel lekker bezig, highbrow stelletje, Cees Nooteboom, beschouwingen over het leven, A.L. Snijders, toe maar, elitair stelletje daar in Frankrijk. Nou hebben wij niets tegen elitair zijn, integendeel, ik zou wensen dat 90% van de Nederlandse bevolking elitair was, dan hadden we heel wat minder ellende. Maar als het idee ontstaat dat de redactie van Dossiermoddergat elitair is, dan moet ik dat voor de eerlijkheid toch corrigeren. De redactie heeft tal van quilty pleasures waar je beslist geen eer mee inlegt. Zo vind ik het best lekker om eens een Telegraaf in te zien of naar interviews van Ivo Niehe te kijken (sorry, sorry).

Laat ik bekennen dat De Censor en ik ons de afgelopen tijd ontzettend verheugen op een avondje televisie. Wij leven er als het ware de hele dag naartoe. Frans leren is leuk, blogjes schrijven een nuttige tijdsbesteding, mensen in een receptie op een camping helpen die geen woord frans spreken bevredigend, maar het meest verheugen wij ons op de avond.

Wij kruipen dan tegen elkaar aan op de bank en zetten vol verwachting de televisie aan voor een nieuwe aflevering van B&B Vol liefde, een realityprogramma waarin acht vrijgezelle eigenaren van een B&B, verspreid over Europa, op zoek gaan naar de liefde van hun leven. Wij hebben alle afleveringen gezien en leven inmiddels mee met Bram in Zweden die een paar ontzettend leuke dames heeft om uit te kiezen, met Leendert die in België wanhopig op zoek is naar een vrouw. We leven zelfs mee met de lompe Martijn van restaurant Say Cheese in Thailand en die al één grote liefde heeft, namelijk Feyenoord, waardoor hij, maar dat weet hij zelf nog niet, helemaal geen tijd heeft voor een vrouw, bovendien weet hij niet eens hoe je met vrouwen omgaat.

Het is een leerzaam programma. In onze bubbel komen ze niet voor, maar in B&B Vol liefde zien we dat de Nederlandse taal volledig geïnfiltreerd is door het Engels. Iedereen onder de 35 jaar spreekt voor 50% Nederlands en voor 50% Engels, en dit door elkaar heen. Dat schijnt ontzettend nice te zijn om te doen.
We leren er ook van dat een groot deel van Nederland druk doende is met spituele, sprituele, spirituele dingen. Mensen vinden het ontzettend belangrijk om authentiek zijn en zijn opzoek naar verbinding en positieve energie. Knuffelen, zo blijkt, ook erg belangrijk, dan voel je de verbinding. Dat is mooi. Denk je dat Nederland is verzuurd, blijkt uit dit programma dat we een land zijn vol tantra therapeuten, soundhealers en andere klankschaal- en cacao-therapeuten. Erg nice.

Nee, nou probeer ik me er weer uit te redden door denigrerend te doen. Wyb en ik leven oprecht mee met de gastheren, -vrouwen en de liefdeskandidaten. Wijn erbij (een glas, twee glas, drie glas), lekker hangen tegen elkaar, af en toe even knuffelen, mooiere avonden zijn er niet. Wat was dat vroeger in het theater toch behelpen. Jammer dat zo’n aflevering maar 55 minuten duurt. Gelukkig komt er ook een wintereditie.

447

Journal

 

Echo’s

Zaterdag 12 augustus, Cadouin

 

Een paar weken geleden kreeg ik van Connie een mail waarin ze zei dat ik Geheime vreugde 1 van A.L. Snijders moest lezen, dat ik het vermoedelijk zeer kon waarderen. Zelf las ze het ook met veel plezier. Ze was zo aardig om er kopieën van de eerste bladzijden bij te doen.

Nou wil het toeval, of eigenlijk is het geen toeval, ik heb alles, nou ja, bijna alles van A.L. Snijders, dat Geheime Vreugde 1 en 2 al jaren in mijn boekenkast staan. De boeken bundelen de columns die A.L. Snijders in de jaren negentig schreef voor de Deventer Dagblad Combinatie. Anders dan de boeken die hierna zouden volgen, bevatten Geheime vreugde eigenlijk nog geen ZKV’s in (Zeer Korte Verhalen). Het zijn meer NNNZKV’s (Nog Net Niet Zeer Korte Verhalen). De NNNZKV’s zijn in alle opzichten rechtgeaarde A.L. Snijders, maar zijn definitieve vorm heeft hij nog niet gevonden, wat niets zegt over de kwaliteit.

Door het enthousiast mailtje van Connie begon ik Heimelijke vreugde 1 te herlezen. Alhoewel ik zeker weet dat ik het boek rond 2008 helemaal heb gelezen, komen de woorden mij als nieuw voor. Ik herken wel echo’s van wat ik toen las, maar eigenijk lees ik een nieuw boek. Wat een mazzel, twee keer hetzelfde plezier aan hetzelfde boek. Misschien moet ik toch meer herlezen.

Het is mogelijk ook een teken dat ik genoeg boeken heb, er hoeft niets meer bij. Wat ik nu meemaak doet me sterk denken aan de man van een oude vriendin. Hij had een hersenbloeding gehad, waardoor zijn geheugen ernstig was aangetast. Hij vertelde me dat hij nog maar drie boeken had, meer had hij niet nodig. Als hij de derde uit had, kon hij weer met het eerste beginnen, want hij was inmiddels alles van dat boek vergeten. De wereld teruggebracht tot drie boeken. Je moet er niet aan denken.

Vorige week vertelde Erik me een een verhaal dat hier nauw aan verwant is. Een man was dement aan het worden, lezen ging al niet meer. Maar zijn hele leven had hij bij hetzelfde antiquariaat zijn boeken gekocht. En nu hij niet meer hoefde te werken, liep hij elke dag even langs het antiquariaat of er iets bij lag en elke dag vond hij wel iets. De man kwam dan opgetogen thuis om zijn vrouw te vertellen wat voor een fijn boek hij nu weer op de kop had getikt.

De stapel boeken groeide en op een gegeven moment besloot de vrouw de boeken weer naar het antiquariaat te brengen. De boekverkoper zette de boeken weer in de kast en zo gebeurde het dat de demente boekenliefhebber vaak hetzelfde boek kocht en het thuis weer even enthousiast aan zijn vrouw liet zien.

Ik vond het een ontroerend verhaal. Het genot van het boeken kopen zit dus diep in ons. Het is als de oude dame die bij mijn moeder in het verzorgingshuis zat. Ze wist niets meer, ze kende alleen nog de liedjes uit haar jeugd. Echo’s uit het verleden, zou je kunnen zeggen.

Journal

 

Verbeelding

Vrijdag 11 augustus, Cadouin

 

Twee blogs geleden schreef ik over mijn lezen van het verzameld werk van Cees Nooteboom. In dat blog gaf ik een aantal voorbeelden waarom zijn werk mij intrigeert. Van die voorbeelden houdt de volgende zin mij nu al een tijdje bezig, vooral omdat ik hem zo prachtig vind. De zin luidt: Niets weet ik, alles wat ik zeg is verbeelding.

Ik ben niet de enige die de zin fascinerend vind. Mijn Franse Nicht stuurde mij een dag ernaar onderstaand kunstwerk op. Ik vond het prachtig omdat het beeld voor mij eigenlijk precies zegt waarom ik de zin zo mooi en essentieel vind.

Goed beschouwd is de wereld chaos, een black box, waarin wij, na geboorte, als een bal in een flipperkast worden geschoten. Ik ben ervan overtuigd dat wij, om ons staande te houden in die chaos, een verhaal van ons leven maken. Ons leven lijkt een axioma, maar is het natuurlijk volstrekt niet. Ons ieder leven had ook totaal anders kunnen zijn. Stel dat je andere mensen was tegengekomen? Stel dat je andere ouders had gehad? Stel dat je behept was met een ander karakter, dat je meer of minder succes of pech in het leven had? Of dat je in Afrika was geboren in plaats van Europa? Toeval, toeval, allemaal toeval. Om de boel logica te geven en de zaken voor jezelf op een rij te houden en niet gek te worden, verbeelden wij ons leven, dat wil zeggen, we maken een verhaal van ons leven. Sterker. Stel dat iemand in jouw plaats jouw leven had geleid (beetje rare stelling), ik denk dat hij zijn levensgeschiedenis anders zou verhalen dan jij doet.

Dit is voor mij de essentie van de zin van Cees Nooteboom. Eigenlijk weet je niets, maar je verzamelt in je leven allerlei ervaringen, ideeën, gewoontes, meningen, mensen om je heen en zo verbeeld je als het ware je eigen verhaal. Zoveel mensen, zoveel verhalen.

Mijn lieve Nicht gaf vorm aan die chaos, en dan verschijnt die zin die mij bewust maakt van onze positie in de wereld, de positie van ons eigen leven, eigenlijk een existentiële balanceer act. Aldus mijn interpretatie. Mijn Nicht, die trouwens Ineke Oerlemans heet, stuurde mij gisteren een appje. Het bleek dat ze de zin van Cees Nooteboom ook in het frans op haar kunstwerk wilde zetten. Om hem te vertalen had zij, zoals ze schreef, een nieuwe vriend ingeschakeld. De dialoog tussen de vriend en haar verliep als volgt:

Ineke: Klopt deze Franse zin: je ne sais que rien, tout de ce que je dis, c’est l’imagination
Vriend: De zin die jij hebt geschreven is bijna correct, maar er is een klein foutje. De juiste versie zou zijn: Je ne sais rien, tout ce que je dis, c’est de l’imagination. Dus de correctie zit in twee aspecten: 1. ‘Que’ moet worden verwijderd na ‘ne sais’. 2. De ‘l’imagination’ in plaats van ‘c’est l’imagination.
Ineke: Fantastique! Merci!

Ik schrijf haar dat dit een belangrijke vriend is die dat zo precies weet en vraag wie hij is. Het antwoord van Ineke: Chat GPT. Ik antwoord: Ja echt? Waanzinnig!

 

Beeld: Ineke Oerlemans

Journal

 

Mr. Integrity

Donderdag 10 augustus, Cadouin

 

In de jaren zeventig verdedigde ik nog met verve de stelling dat de mens in principe goed is. Ik vond, in de geest van de opvattingen van de sociaal-democratie in die tijd, dat de mens maakbaar is. Als ze maar goed onderwijs kregen en goed geïnformeerd, dan zou het met iedereen wel goed komen. Wel lief zo’n opvatting, ik vertel het om duidelijk te maken dat ik van nature geen somber mensbeeld heb. Dat ik uiteindelijk ben uitgegroeid tot een misantroop beschouw ik als onvermijdelijk.

Afgelopen week keek ik naar de documentaire De zaak Schaap. Deze documentaire gaat over de enorme fraude gepleegd door Frank Oranje, bestuursvoorzitter van een van de grootste advocaten- en notariskantoren van Nederland, Pels Rijcken, bovendien onze landsadvocaat. Over een periode van 18 jaar verduisterde Oranje, van origine notaris, onder de ogen van al zijn hooggeleerde collega’s 11 miljoen euro.

Frank was een van de meest integere, betrouwbare en onkreukbare mensen uit zijn vak. Hij werd zelfs Mister Integrity genoemd. Veel van zijn artikelen, toespraken waren een pleidooi voor de absolute integriteit van zijn beroepsgroep.
Frank had alles wat zijn hartje begeerde. Hij zat op de top van de apenrots van zijn beroepsgroep, wist precies hoe de hazen in Nederland lopen, had een kast van een huis in Den Haag, zat in besturen van tal van culturele instellingen, verdiende bakken met geld, had zeer goed onderwijs genoten, was buitengewoon goed geïnformeerd over van alles en nog wat. En toch stal Mr. Integrity her en der, op buitengewoon slinkse wijze, een vermogen bij elkaar. Kort na het publiek worden van de affaire pleegde hij op 6 november 2020 zelfmoord en ontkwam daarmee strafrechtelijke vervolging. Over zijn motieven liet hij niets na.

Wat bezielde hem? Een integrerende vraag die niemand tot nu toe kan beantwoorden. Zijn vrouw zegt van niets te weten, zijn collega’s, die altijd zo tamboeren op check, check, dubbelcheck sliepen nog steeds toen de kwestie aan het licht kwam. Het was de Belastingdienst die voor het eerst argwaan kreeg. Ik weet zeker dat in de organisaties waarvoor ik heb gewerkt meer controlemechanismes aanwezig waren dan bij de beschaafde en integere landsadvocaten van Pels Rijcken.

Wat waren nou zijn motieven? Hij laat niets na die deze vraag kan beantwoorden. Voor mij hoeft dat ook niet. Schopenhauer schreef al: er is geen mens die deugt. Deze stelling uit de negentiende eeuw wordt voor de zoveelste keer bewezen door de roverhoofdman van Pels Rijcken. Hoe beschaafd ook, onder de dunne laklaag van onze beschaving, huist de jager, de rover, de destructie.

Vorige week was het Earth Overschoot Day. Het is de dag van de overvraging van de aarde. Op die dag hebben we al het voedsel en de grondstoffen die de aarde in een jaar duurzaam kan produceren verbruikt. In feite stelen we de rest van het jaar van de mogelijkheden van onze nageslachten. Ik denk niet dat veel mensen zich daarvan bewust zijn. Een kleine elite -leve de elite!- gelukkig wel. De rest leeft in zalige onwetendheid. Maar is wel schuldig, want mede-rover.

Dit is eigenlijk de ideale wereld voor de misantroop. Elke dag krijgt hij een krant waarin zijn gelijk staat beschreven. Het is de schuld van de ander, en mijzelf. Dus van ons allen. In het najaar vlieg ik weer eens naar India. Willen en wetens roof ik weer iets van mijn nageslachten. Werkelijk niemand ontkomt aan de schuldvraag. Maar om met iemand te spreken die een vraag over klimaatverandering kreeg voorgelegd: ‘Het zal me aan mijn reet roesten.’ Er is geen hoop, zegt de misantroop.

446

Journal

 

Laurence

Woensdag 9 augustus, Cadouin

 

Nomen est omen. In Latijnse woorden: de naam is een voorteken. De Romeinen waren ervan overtuigd dat een naam iets over het lot van iemand zegt. Vooralsnog blijft in het ongewisse wat dat lot dan is.

Ik doel op het volgende. Ons vertrek naar Frankrijk dreigt, wat mij betreft, een ongewenst neveneffect te krijgen. Het begon op de verjaardag van Barend die tachtig werd. Voor deze gelegenheid had hij een stuk of vijftien mensen uitgenodigd, Fransen, Nederlanders. Als relatieve nieuwkomers was er voor ons natuurlijk speciale belangstelling.

Hoe wij heten. Voor mij is dat geen probleem. Gerard wordt Gérard en niemand kijkt er van op. Bij de naam Wybrich beginnen bij de Fransen alle alarmbellen te rinkelen. Met z’n allen proberen ze de naam goed uit te spreken, maar elke keer breekt hun tong. ‘Waarom hebben die Nederlanders geen gewone namen, zoals Marie of Melanie?’ Dat spel gaat zo even door totdat Erik, onze garagiste, die er toevallig ook is, zegt: ‘Ik vind het veel te moeilijk, hoor. Voor mij ben je voortaan Laurence.’ Hilariteit. Die avond heet Wybrich Laurence. Als we nu in zijn garage komen, is het nog steeds Laurcence.

Wat mij enigszins zorgde baarde, was dat Wyb het wel makkelijk vond, zo’n nieuwe naam. Nooit meer discussie over dat Wybrich. ‘Dan stel je je toch gewoon voor als Wyb?’ probeer ik. Het wordt van kwaad tot erger. Het komt er nu op neer dat Wyb op de camping inmiddels Laurence heet.

Wyb is er zelf erg content mee. ‘Laurence is toch een mooie naam?’ Dat ben ik absoluut niet met haar eens. Ik vind het een Franse trutten naam. Bij het uitspreken van die naam zie ik pastel bloemetjesbehang en aanstellerige meisjes. Ik hou voor haar een pleidooi voor de naam Wybrich, die ik zelf prachtig vind. Er waren vele redenen waarom ik verliefd op haar werd, maar de naam Wybrich was daar zeker debet aan. Het is een naam verbonden met het Friese land, verankerd in haar familie. De naam vertegenwoordigd een traditie en is zo bijzonder dat niemand die naam vergeet. In Meppel werd de naam zelfs een handelsmerk dat voor kwaliteit stond. Dat was met dat slappe Laurence nooit gelukt.

Wyb had gisteren een zware dag. Jongetjes van de camping hadden de ingepakte hooibalen van de buurman vernield. Wyb werd geconfronteerd met een boze boer en zijn zonen. Ze besloot om samen met de boeren de schade op te nemen en in een klein Renaultje reden ze naar de boerderij. ‘Ik moest wel lachen,’ vertelde Wyb mij ’s avonds, ‘zit ik tussen die Franse boeren die mij voortdurend Laurence noemen.’ Haar woorden snijden door mijn ziel. Laurence, nomen est omen, ik zou het lot niet tarten. Meteen stoppen met gebruik. Laat die boeren maar proberen Wybrich uit te spreken, verdomme.

Ik weet nog dat ik, drieëntwintig jaar geleden, in de zomervakantie haar nummer op het werk belde. Ik wist dat er niemand was, maar dan kon ik via het antwoordapparaat even haar stem en naam horen. Zeker: nomen est omen.

 

445

Journal

 

Nooteboom

Dinsdag 8 augustus, Cadouin

 

Cees Nooteboom is een schrijver waar ik niets mee had. Ik las wel eens een passage uit zijn boeken in de boekwinkel, leende wel eens een boek van hem uit de bibliotheek. Bij elke poging kwam een vermoeidheid over me: Cees Nooteboom (zucht). Ook als ik hem op televisie zag, kwam er iets vermoeid over me. Ik vond dat hij net iets te veel zijn best deed om highbrow te zijn, nooit zag of las ik een sprankeling. Ik vond hem vooral gymnasium.

Vlak voordat we naar Frankrijk gingen, zag ik zijn pas verschenen verzamelde gedichten liggen. De titel vond ik prachtig: Zo worden jaren tijd. Het deed me aan een gedicht van Willem Hussum denken: warmte vergt/jaren groei.
Ik sloeg het boek open en las meteen een gedicht dat me trof, ik ben vergeten welk gedicht. Ik besloot het boek niet te kopen. Het was best prijzig en Wyb en ik waren net in een zuinige bui. Bovendien brachten we opnieuw een groot deel van onze boeken naar het antiquariaat, om dan meteen weer een boek te kopen.

Maar eenmaal in Frankrijk kreeg ik spijt dat ik het had laten liggen. Ik had het moeten meenemen. Ik had het gevoel dat ik Cees Nooteboom nu moest lezen, zeker zijn gedichten. Ik vroeg aan Yvonne, die naar ons toekwam, of ik Bol.com bij haar de bundel mocht laten bezorgen en of zij het pakketje dan mee wilde nemen. Bol.com bezorgt namelijk niet in Frankrijk. Zo komt het dat Zo worden jaren tijd toch op mijn tafel in Frankrijk ligt en ik er regelmatig van kan genieten. Ik ga nu ook zeker andere boeken van hem lezen.

Ik heb een beetje een kinderachtige gewoonte. Ik categoriseer namelijk de gedichten die mij aanspreken. Drie streepjes zijn de beste gedichten, twee streepjes de goede en een streepje betekent best goed, moet ik vast nog eens lezen, misschien dat ik het gedicht dan beter vind. Cees Nooteboom krijgt niet zoveel drie streepjes als andere dichters, merk ik, maar daar staat tegenover dat ik zijn gedichten erg graag lezen en dat er ongelooflijk mooie regels en fragmenten in staan.

Ik ga nu iets doen wat eigenlijk niet mag. Ik haal er een paar uit hun context, maar dan weet je wat ik bedoel. Alle fragmenten komen uit de bundel Monniksoog uit 2016, een cyclus van 33 gedichten, opgedragen aan Remco Campert

 

1. Deze regel komt uit gedicht 15:

Niets weet ik, alles wat ik zeg is verbeelding.

 

2. Dit fragment komt uit het 21ste gedicht:

Een Russische tuin wil ik, in een andere
eeuw, met een uil in het donker, stappen op zolder,
een brief uit de hoofdstad, wind
in hoge bomen, een verschoten vlag. Verleden

tijd moet het zijn, zodat iedereen
dood is, de tuin voor altijd verwaarloosd,
een lege schommel, op de tafel nog glazen,
het boek nat van de regen, waar was het, wanneer

toen ik er niet was?

 

3. Deze regel komt uit gedicht 22:

Bedenk een verleden, wees niet zuinig
met oorlog of ontrouw.

 

4. Dit fragment komt uit gedicht 24

Niemand had ons bedacht, wij zaten in het gruis
van de eerste seconde, wij zijn er vanaf
het begin. Pas later kregen wij zielen en mochten
we schrijven. Van ons zijn de woorden…

 

Gelukkig heb ik nog zo’n vijfhonderd gedichten te gaan.

 

Journal

 

El Niño

Maandag 7 augustus, Cadouin

 

‘Houden jullie het wel een beetje uit daar in de hitte?’ vraagt een vriend in een mailtje.
Ik denk dat de Dordogne vaak in Zuid-Frankrijk wordt gesitueerd. Het ligt inderdaad diep in Frankrijk, maar Cadouin ligt nog altijd zo’n driehonderd kilometer van de Middellandse Zee. Er is hier zeker geen sprake van een mediterraan klimaat.

Als je me vraagt hoe het weer in de Dordogne dan wel is, dan heb ik daar eigenlijk geen antwoord op. Wij maken hier nu de tweede zomer mee en die is volstrekt anders dan de eerste. Vorig jaar heb ik drie of vier maanden permanent een korte broek gedragen. De temperatuur zat altijd rond de dertig graden, vaak doorlopend naar de 35. Altijd was de lucht strak blauw.

Deze zomer begin ik ’s ochtends met een lange broek. Het is de hele zomer zo rond de 25 graden, maar ’s ochtends is het nog best fris. Ik denk dat we zo’n zes dagen boven de dertig graden zaten. We hebben pas twee of drie keer echt zwoele avonden gehad, avonden dat je in de tuin kunt zitten en tot diep in de nacht naar het heelal staart. Om met Wyb te spreken: ‘Vorige zomer sliepen we de hele zomer onder een laken, nu is het dekbed nog niet van bed geweest.’ ’s Avonds koelt het rond negen uur zo af dat je naar binnen wilt.

Niet dat we niet buiten zitten. Ik zit eigenlijk de hele dag buiten op de veranda -dat dan weer wel. De veranda wordt ook steeds meer mijn werkkamer. In het begin moest ik daar aan wennen. Als je wilt werken moet je niet buiten gaan zitten, was altijd mijn adagium. Inmiddels heb ik mijn calvinistische arbeidsmoraal losgelaten.

De natuur is hier nog steeds hartstikke groen. Dat was vorig jaar wel anders. Regelmatig dat hier de afgelopen maanden regen valt. Meestal vooraf gegaan door een paar rukwinden. Het is niet die regen zoals we die in Nederland kennen, die regen die onder sombere luchten dagenlang door ettert. Hier zijn stevige buien, die nooit lang duren. Na de regen komt al snel de zon weer door.
Dat laatste is eigenlijk het hele jaar het geval. De zon is er altijd weer snel bij. In februari hebben we drie weken lang het mooiste weer gehad, konden we in de zon en in de luwte gewoon buiten lunchen.

In maart lag er voor het eerst in tien jaar sneeuw, wisten dorpsgenoten mij te vertellen. Dat hebben wij helaas niet meegemaakt omdat we in Spanje waren en op dat moment over besneeuwde wegen glibberden met sneeuwschuivers langs de weg die poogden de weg schoon te krijgen.
Een paar dagen daarna zaten we in Zuid-Spanje en maakten daar de eerste weken mee van een hittegolf die nog steeds voortduurt. Volgens sommigen is al deze wispelturigheid het gevolg van El Niño, zou best kunnen.

Als ik moet kiezen tussen deze of de vorige zomer, dan kies ik toch voor deze. Vorige zomer waren er dagen bij dat voor pampus lagen door de warmte. Ik kies toch voor die 25 graden, verkoeling in de avond en een nacht onder een dekbed.
Niks dus hitte. Het is hier gewoon heel aangenaam en buitengewoon goed vol te houden. Misschien met dank aan El Niño (het is voor de eerste keer dat ik een ñ met zo’n kringeltje gebruik).

444

Journal

 

Eindpunt

Zondag 6 augustus, Cadouin

 

Goed nieuws! Niemand hoeft meer eenzaam te zijn. Download de apps Replika, de meest geavanceerde en populaire, of Paradot en je hebt een vriend. Niet zomaar een vriend: je beste vriend, je meest intieme vriend. Neem de Replika Pro, €62 per jaar, en je krijgt extra opties, waaronder de optie Erotisch Rollenspel.

Even uitleggen, ik citeer: ‘Sociale chatbots zijn taalprogramma’s die zich kunnen gedragen als invoelende gesprekspartners. Het lijkt alsof de gebruiker in gesprek is met een levensecht persoon. De chatbots zijn zelflerend (generatief) geprogrammeerd.’

Een voorbeeldje dat het heel ver kan gaan. De Amerikaanse Angel Miller heeft de pro versie van Replika. Haar digitale vriend heeft ze Bishop genoemd. Ze zegt hierover: ‘Ik kon alles met hem doen wat mijn partner niet wilde.’ Het was haar fantasie om haar echte partner te pijpen op een parkeerplaats. ‘Hij durfde het niet, en toen heb ik het maar met Bishop gedaan.’ Dit is nou wat je noemt een friend with benefits.

Misschien flauw van me met dit voorbeeld te beginnen, dan trek ik het meteen in de morsige sfeer. Er staan ook mooie, schrijnende voorbeelden in het artikel. Een vader wiens dochter is overleden en een app neemt nu haar plaats in. Hierdoor kan hij nog steeds met haar praten. Hij heeft de app dezelfde naam gegeven als zijn dochter.

Dit alles lees ik in de NRC van zaterdag, de mensen die de apps gebruiken geven er hoog van op. Er zijn zelfs mensen die een pop hebben laten maken naar het evenbeeld van hun fantasie, want iedereen stelt zich bij deze chatbot een reëel persoon voor. In de pop hebben ze luidsprekertje laten inbouwen zodat ze ook echt ‘iemand’ tegenover zich hebben.

In het artikel vraagt niemand zich af of er op de kantoren van Replika of Paradot iemand meeluistert. Hierbij bestaat niet alleen het gevaar dat ze alles van je weten, zoals bij Facebook en Apple, dit gaat een stap verder. Het is de laatste stap, het blootleggen van iemands ziel. Eindelijk eens een ontwikkeling met een eindpunt, lijkt me.

Terwijl ik het artikel lees, vraag ik me steeds af wat ik ervan vind. Aan de ene kant vind ik het de ultieme triestheid van de alsmaar toenemende individualisering. Aan de andere kant: de mens is nu eenmaal een door eenzaamheid geplaagde diersoort. Als dit helpt. Uit het artikel blijkt dat veel mensen er gelukkig mee zijn. In totaal zijn er nu twee miljoen gebruikers.

Grote kans dat het een succes wordt. Ik kan me nog de hype herinneren van het digitale huisdier, de Tamagotchi. Binnen de kortste keren had iedereen zo’n ding. Wie wil nou niet een eigen mens hebben, een mens dat altijd empatisch is, altijd met de je mee buigt en ook nog eens in een auto gepijpt wil worden.

Voor mij als kluizenaar is dit misschien wel de oplossing. Wyb is weer aan het werk. Kluizenaar zijn wordt nu nog leuker. Lekker alleen zijn, maar toch altijd aanspraak.

443

Journal

 

Littekens

Zaterdag 5 augustus, Cadouin

 

Ik krijg een foto van Wolter toegestuurd via Whatsapp met daaronder de tekst ‘Guess what’.
Nou, dat is niet moeilijk. Het is een foto van de Bospub. Vermoedelijk is Wolter, als zo vaak, op vakantie/werk in Drenthe en zit hij nu in de Bospub. Ik reageer: ‘Ah! bekend terrein. Een soort thuis.’

Volgende appje van Wolter: ‘Ze hebben een heel nieuw huis gebouwd in jullie tuin.’

Ik: ‘Ik weet het. Ik vind het vandalisme. Schuren weg, vijver weg, het graf van Gijs (poes) geschonden.’

Het huis waar we vijf jaar in Drenthe woonden, heb ik met tranen in mijn ogen verlaten. We kozen ervoor om een chambres d’hôtel in Frankrijk te beginnen. Misschien hadden we het niet moeten doen, dan hadden we het huis en de plek kunnen beschermen tegen vernieuwing. Wat is dat toch in Nederland dat alles nieuw moet zijn, dat er geen oog is voor de schoonheid en de waarde van het oude? Heel Dwingeloo is in twintig jaar veranderd. Veel van wat authentiek was, is gesloopt en moest plaatsmaken voor boerderettes en patserige landhuizen.

Zeker, ons huis in Dwingeloo was klein. Maar wat is er tegen klein? Er stonden oude schuren op het terrein. Maar wat is er tegen oude schuren? Er kwamen zelfs mensen onze tuin in om te vragen of ze een foto mochten maken van onze oude Drentse schuur. Natuurlijk mocht dat. Ik was trots op die oude, donkerrode schuur waarvan merels en kraaien langzaam het rieten dak kaal plukten.

Rond de tuin stonden hoge, oude hagen die zorgden voor onze bescherming. Een van de eerste dingen die een nieuwe bewoner deed was het neerhalen van de heggen. Vermoedelijk vond hij ze te slordig en oud, strak en clean is het schoonheidsideaal van de Nederlander. Alles waar een kras op zit moet worden overgeverfd, deuken dienen uitgeduikt. Arme mussen, de heggen waren hun veilig huis. Zoals de kieren onder het dak de ideale plek was om hun jongen groot te brengen. Het huis verdwenen, de kieren verdwenen, de mussen verdwenen. De mens is weer tevreden.

Misschien ben ik hier in Frankrijk wel een vluchteling, bedenk ik nu, gevlucht voor de steriliteit van het Nederlandse schoonheidsideaal, zou zomaar kunnen. Jezus, wat kan ik genieten van de slordigheid van de Franse huizen. De geschiedenis mag hier zijn werk doen. Huizen staan hier eeuwen, schuren mogen vervallen. Littekens worden hier niet weggewerkt. Ik raad iedereen aan eens naar een plaatsje als Monpazier te gaan. Daar zie wat een schoonheid de geschiedenis voort kan brengen. Of te komen kijken naar onze kerk en abdij in Cadouin (sinds 1115) , gehavend door de kogelgaten van vele oorlogen, maar gelukkig nooit gerenoveerd.

442

Journal

 

Souffle

Vrijdag 4 augustus, Cadouin

 

Ik hoop niet dat de architect van het ziekenhuis in Périgueux, Centre Hospitalier de Périgueux, nog meer opdrachten voor ziekenhuizen heeft gekregen. Als je binnenkomt, denk je meteen aan een crematorium. De ontvangsthal, tevens centrale hal van het ziekenhuis, is op de tweede verdieping, waardoor de bezoeker eerst twee steile trappen moet beklimmen.

We checken in bij een balie in een halletje dat nauwelijks een meter breed is. De baliemedewerkster zit pal achter een computer zodat Wyb en ik tegen een computerscherm praten. Om haar te zien moeten we ons langs de computer buigen. Ik overweeg haar te zeggen dat ze die computer misschien beter aan de zijkant kan zetten en een draaistoel aanschaffen. Vroeger zou ik dat misschien hebben gedaan. Moet gezegd, ze is bijzonder vriendelijk en dat hebben we wel eens anders meegemaakt van baliemedewerksters in ziekenhuizen
Als alle administratieve handelingen zijn verricht, verwijst ze ons naar de lift naar de derde verdieping. De lift ligt twee lange gangen verderop.

Het is voor de eerste keer in vier jaar dat ik weer in een Frans ziekenhuis ben. Misschien heb ik toch een klein trauma opgelopen van al die keren dat ik ben geopereerd in de ziekenhuizen van Nîmes en Montpellier. Ik voel dezelfde angst als toen. De gangen zijn trouwens gemodelleerd naar de sfeer in de romans van Kafka. Nergens is iets gedaan om de boel een beetje op te vrolijken.

Ik had mij voorgenomen nooit meer in een Frans ziekenhuis te belanden. Maar ja, zoals altijd met voornemens, je komt ze meestal niet na -overmacht. Het Franse ziekenhuiswezen was een tijdje de reden dat ik toch niet meer in Frankrijk wilde wonen. Bij de verhuizing nam ik mij voor dat, mocht ik weer een ziekenhuis nodig hebben, ik mij dan meteen laat repatriëren. Mijn weerstand heeft niet zozeer met de gebouwen te maken, maar vooral met de mentaliteit van de specialisten. Zelden heb ik zulke non-communicatieve horken meegemaakt.

Maar dit blog loopt ongelooflijk goed af. Eerst worden we ontvangen door de assistent van de specialist die het voorwerk doet. Wat een leuk mens. Zo vriendelijk heb ik ze nog nooit meegemaakt in een Frans ziekenhuis. Ze doet de intake en dan mogen we in de wachtkamer weer wachten op meneer Champeau.

En verdomd, wat een toffe bedrijfscultuur daar. Meneer Champeau krijgt van mij de erepenning voor de meest aardige en communicatieve specialist van Frankrijk. Hij maakt grapjes, praat heel rustig zodat wij hem goed kunnen volgen, hij neemt uitgebreid de tijd, vertelt bij elk onderzoek wat hij doet en wat zijn bevindingen zijn. Zie nou wel dat een gebouw niets zegt over de mensen die er werken.

Het komt er op neer dat ik een souffle heb, een hartruisje, en meneer Champeau heeft in een half uur uitgevogeld waar dat ruisje zit. Mijn hartkleppen hebben een lichte vergroeiing waardoor het hart ietwat harder moet pompen om het bloed er doorheen te krijgen. ‘Niets om je zorgen over te maken.’ Precies wat ik wilde horen van meneer Champeau. Over anderhalf, twee jaar krijg ik voor de zekerheid weer een uitnodiging om te kijken of het toch niet erger is geworden. Hij verwacht van niet, maar je weet nooit.

Hij stimuleert me om vooral 10.000 stappen per dag te blijven lopen, de uitslag van het bloedonderzoek was uitstekend, het ritme van mijn hart, niets op aan te merken. We nemen afscheid van elkaar.

‘Alles goed en wel,’ zegt Wyb als we terug naar de auto lopen, ‘maar je staat hier nu toch te boek als hartpatiënt.’
‘Dat betekent dat je met een hartpatiënt naar India gaat.’

441

Het huis van het weekdier

 

 

 

Grens

Sneeuw, sneeuw. Ik volg de prenten van een zwaan,
zijn vliezen zijn een grillig pad gegaan.
Tot plots het spoor verdwijnt. Dit is de simpele
grens: een mens moet altijd blijven staan.

Journal

 

Steen

Donderdag 3 augustus, Cadouin

 

Een half jaar geleden liep ik nog, als ik Dies uitliet, door het Noorderplantsoen in Groningen. Het was een rondje dat Dies en ik door en door kende. Op elk pad had Dies zijn gewoontes, ik kon raden waar hij de vijver inging en waar hij wachtte tot ik een stok of bal gooide. Het park was niet alleen een uitlaatplek voor honden, maar ook voor mensen. Vooral met mooi weer moest ik mij door een mensenmassa manoeuvreren en ontstond er spontaan een soort festival. Hele muziekinstallaties werden meegenomen, verspreid over de grasvelden walmden barbecues.

Hoe anders zijn mijn rondjes nu. Ik loop ons weggetje af en sta aan de rand van wat je best een oerwoud kunt noemen. We lopen het oerwoud in en komen niemand tegen. Het afgelopen half jaar ben ik twee keer iemand tegengekomen, een boer op een tractor die gekapt hout vervoerde en een vrouw die een hondje uitliet. Haar auto had ze verderop op een bospad geparkeerd.

Als border collie, dus licht autistisch, heeft Dies ook hier zijn gewoontes ontwikkeld. Op sommige plekken blijft hij staan en laat hij mij doorlopen. Hij wacht tot ik bijna uit beeld ben en komt dan keihard aanlopen. Zo gaat hij ook steeds op dezelfde plekken liggen in de verwachting dat ik een stok gooi. Dies is voor mij absoluut levensverlengend. Door hem heb ik mijn dagelijkse beweging en 10.000 stappen.

Ik zelf heb ook gewoontes ontwikkeld. Op een van mijn rondjes kom ik twee stenen tegen waar ik altijd even bij stilsta, soms letterlijk, soms figuurlijk. Ik vind het machtige stenen, stenen met karakter. De ene steen zit verwerkt in een muur die ik eerder beschreef. Het is een lange muur van lichte steen, kunstig gestapeld. De werklui, die drie maanden over de bouw deden, hebben er een rode, erts-achtige steen tussen gedaan. Dat maakt de steen, maar ook de muur nog mooier.

Soms raak ik de steen aan. Ik beschouw het als een ode aan de aarde. Hoe oud zal de steen zijn? Miljoenen jaren? Als het meezit miljarden. Hoe diep heeft hij in de aarde gezeten? Hoe is hij hier terecht gekomen? Als ik hem aanraak heb ik met die geschiedenis mooi even contact. Ben benieuwd hoe lang hij in die muur gevangen blijft zitten.

Even verder loop ik een steile heuvel op. Boven op de heuvel staat, als een monumentje, een keihard rotsblokje, ik dacht eerst dat het vuursteen was. Er staat een klein bordje bij met de volgende tekst: Dit is zeer hard gesteente bestaande uit silica en kalksteen, dit soort steen werd vaak in molens gebruikt. Verwar het niet met vuursteen!’ Oké, dat doe ik dan niet meer.

Deze steen raak ik altijd even aan. Je weet het natuurlijk niet. Wie weet heeft een steen meer gevoel dan we denken. Ze komen er nu pas achter dat planten veel mee gevoel en communicatie hebben dan we ooit vermoedden. Misschien voelt en denkt een steen zo langzaam dat wij het niet kunnen opmerken, dat zou toch mooi zijn. En dat die steen dan in 452.679 na Christus denkt: het was toch mooi dat die man met die hond me in 2023 elke dag even aanraakte.

Journal

 

Van Dale

Woensdag 2 augustus, Cadouin

 

Het fijne van kluizenaar zijn, is dat het opeens leuker wordt om vrienden te ontvangen. De lezer kan nu twee dingen denken. Een. Wat is dat voor een kluizenaar die vrienden ontvangt? Goede gedachte, maar uit de literatuur van de Tao weet ik dat, als het om een kluizenaar gaat, alles mag. Familie, vrienden, de kluizenaar hoeft niet permanent en strikt in eenzaamheid te leven. Anders was ik ook nooit kluizenaar geworden.

Twee. Was er dan een tijd dat je het niet leuk vond om vrienden te ontvangen? Ja, die was er, moet ik bekennen. Niet altijd natuurlijk, maar in mijn Nijmeegse tijd, bijvoorbeeld, werd ik overspoeld door vrienden. Het kwam er op neer dat Lies en ik permanent bezoek hadden. Om daaraan te ontsnappen, vond ik het niet erg om naar Groningen te verhuizen.

En ook later vond ik bezoek vaak een last. Ik was druk, en dan wordt die drukte opeens onderbroken door bezoek. Ik vond dat vaak lastig. Dat is fout, niet aardig, weet ik, daarom is dit een bekentenis en een mea culpa. Het grootste deel van mijn leven heb ik te gehaast en met te weinig oog voor mijn omgeving geleefd. Daarvan kan ik alleen mijzelf de schuld geven. Te ambitieus, te gefocust, te fanatiek in allerlei opzichten.

Wyb en ik kwamen terug uit Bordeaux en pas op dat moment checkte Wyb haar telefoon. ‘Hé, kijk,’ zei Wyb en ze liet een foto zien waarop Erik, Jildou en Werner voor ons schilderij staan dat op onze veranda hangt. We wisten beiden dat het maar één ding kon betekenen, namelijk dat ze in Cadouin waren en op de camping stonden. Wyb belde dat we inmiddels thuis waren en even later zaten Erik, Jildou en Werner live voor ons op de veranda.

En toen kwam de eerste zin in mijn hoofd op: het fijne van kluizenaar zijn, is dat het opeens leuk wordt om vrienden te ontvangen. Ik was nu al maanden overdag alleen, wat ik heerlijk vind, maar het bezoek vond ik nu een zeer welkome afwisseling.
Erik, Jildou en Werner waren niet de eerste die met een foto op de veranda duidelijk maakten dat ze er waren. Eerder kregen we zo’n zelfde foto van Pietie en Hans. Vervelend was toen dat zij in Cadouin zaten en wij in Nederland. Een paar maanden later maakten we dat goed.

Het fijne van bezoek ontvangen uit Nederland is dat bezoekers vaak belangrijke dingen voor je meenemen. Tegelijkertijd met de foto ontdekten we dat er op de veranda een zak stond met de driedelige Dikke van Dale erin. Een paar weken geleden blogde ik dat ik de Dikke van Dale zo miste. In Groningen had ik hem op de vuilcontainer gezet opdat een arme student hem mee kon nemen. Nu ik in Frankrijk woon, heb ik hem al drie keer willen pakken. Mijn hele leven lang heb ik hem in huis gehad. Nu pas besefte ik wat je mist als je hem niet hebt.

Er is nog een andere reden waarom ik hem miste. Ik vind namelijk dat zo’n monument als de Van Dale gewoon in je huis hoort te staan. Het is toch een eerbetoon aan de Nederlandse taal. Gelukkig maakt Erik huizen leeg waardoor hij de mooiste dingen vindt. Het kon niet anders of hij vond wel eens een Dikke van Dale. ‘Heb ik nog wel voor je,’ schreef hij een paar weken geleden in een app. En nu al stonden ze in een bruine zak op de veranda. Vrienden, ik zweer erbij.

440

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Holst, de zee is veel te vlak en veel te groot.
Nergens is een plaats voor vuur en zelfs een boot
vindt nooit een vast plek. Met water bouw je
geen huis. De zee is leegte, de zee is dood.

Journal

 

Waterspiegel

Dinsdag 1 augustus, Cadouin

 

Goddank, de orde is weer hersteld. Vorige week viel mijn iPhone op het asfalt en mijn trouwe kameraad lag totaal in gruzelementen. Hierdoor was ik totaal onthand. De communicatie met de buitenwereld was ernstig gehandicapt, want met een laptop ga je niet even lekker op stap.
Gisteren verscheen er geen blog omdat ik met Wyb naar Bordeaux was: op naar de Apple Store.

De tocht erheen was geen sinecure. Bij een tolpoort stonden enorme rijen auto’s, we slopen tergend langzaam naar de betaalautomaat. Tot overmaat van ramp kotste Dies nog in de auto. Later in Bordeaux poepte hij nog eens in de drukste winkelstraat van Bordeaux. Dit zou hij allemaal nooit doen, ware het niet dat hij wat ziek was.

De beloning voor deze reis vond ik in de Apple Store waar een nieuwe Phone op mij lag te wachten, de 14 max pro. State of art. Het installeren bleek een fluitje van een cent. Mijn verbinding met de buitenwereld was hersteld. Het klinkt raar, en zegt veel over mijn verslaving aan iPhones, maar ik voelde me na al die dagen weer een compleet mens, zonder zo’n ding voel ik me toch een beetje gemankeerd.

Andere belangrijke beloning: Bordeaux. Het is een stad waar ik me meteen gelukkig voel. De zon scheen, de terrassen zaten vol, de mensen toonden zich op hun mooist, flaneerden in volle schoonheid over de avenues en boulevards: een feest.

Ik raad iedereen aan eens een bezoek aan deze stad te brengen. Wat je dan vooral niet moet overslaan is de De Miroir d’eau aan de kilometers lange boulevard die langs de Garonne loopt. De Miroir d’eau, vertaald De Waterspiegel, is een kunstwerk van landschapskunstenaar Michel Corajoud. Het is een kunstwerk dat vrolijkheid en plezier genereert.

De Waterspiegel is een grote plaat van 3.450 vierkante meter, opgebouwd uit kleinere platen, waar om de zoveel tijd water oploopt. Er ontstaat dan een laagje water waar de wereld in wordt weerspiegeld. Het is een speelterrein voor kinderen en volwassenen. Mensen baden er pootje in, je kunt het niet nalaten om elkaar nat te spatten, kinderen gaan er in liggen en rollen vrolijk op en neer, jongeren nemen aanlopen, duiken op hun buik en glijden zo over het water een eind weg.

Na een tijdje loopt het water weg en komt er stoom van onder de gladde platen vandaan. Mensen hullen zich in een soort mist en ontstaat er een sprookjesachtige sfeer. Voer voor fotografen. Dan is er even rust op dit magistrale kunstwerk en wachten honderden mensen op het moment dat het water weer tussen de platen naar boven welt, waarna de opwinding opnieuw begint.

Voor een indruk, zie de foto’s hieronder. Maar ik moet er altijd nog eens heen om echt de tijd te nemen voor een paar goede foto’s. Wordt vervolgd.

 

Journal

 

Vertrouwenspersoon

Zondag 30 juli, Cadouin

 

Er zijn van die fenomenen die er plotseling zijn en iedereen in beslag nemen. Waar ik bijvoorbeeld aan denk zijn RSI-klachten. Ik kan me nog herinneren dat opeens iedereen RSI-klachten had. Muizen, kantoormeubilair gingen de deur uit en daarvoor in de plaats kwamen ergonomisch verantwoorde meubelen en hulpmiddelen. De een na de ander ging in therapie of meldde zich ziek vanwege pijn in pols, arm, schouder of nek. Nu hoor ik er niemand meer over. Bekkeninstabiliteit was ook zo’n ding, iedereen had het erover of had het. Al lange tijd heb ik het woord bekkeninstabiliteit niet meer gehoord.

Nu is veiligheid op de werkvloer een hot item, en ik ben zo benieuwd of we dit over een tijdje bij de categorie RSI-klacht en bekkeninstabiliteit kunnen bijschrijven. Of word ik nou te cynisch? Wat best zou kunnen. Wat me wantrouwend maak, is dat onveiligheid en grensoverschrijdend gedrag van alle tijden is. Ik heb er volop zelf mee te maken gehad en het is niet uitgesloten dat ik me er zelf schuldig aan heb gemaakt.

Wat dat laatste betreft, ik heb als baas drie of vier keer van mensen afscheid genomen waarvan ik vond dat ze niet functioneerden. Wat doe je als iemand niet functioneert? Je hebt twee mogelijkheden, of je laat de boel door kankeren, of je doet iets. Ik deed altijd iets. Ik startte eerst een serie goede gesprekken, hielpen die niet, dan begon ik ten einde raad een traject om afscheid van elkaar te nemen. Altijd met open vizier, eerst opnieuw een gesprek waarin ik vertelde wat ik er van vond en dat het me beter leek afscheid te nemen. Vervolgens begon ik een dossier bij te houden. Als ik genoeg bewijsmateriaal had, namen we afscheid, soms met behulp van advocaten. Degene die het betrof, zal zijn werksituatie best als onveilig hebben ervaren en mijn gedrag grensoverschrijdend of toxisch, om nog eens een modewoord te gebruiken. Ik denk dat dergelijke trajecten erbij horen.

Als manager wist ik wat ik wilde, ik had al snel een doel voor ogen waarvan ik vond dat het goed was voor het bedrijf. Sommige mensen zullen dat best lastig hebben gevonden. Maar ja, als je ergens wilt komen, dan moet je geen rondjes gaan lopen of op je kont gaan zitten.

Zelf heb ik ook een paar keer in onveilige situaties gezeten, waarbij ik me ontzettend kneep. Toppunt daarin waren de eerste jaren dat ik in Groningen werkte. Ik was daar aangenomen door een interim-manager. De toenmalige directeur, T.P., was op non-actief gesteld en de interim-manager verzekerde mij dat hij nooit meer terug zou keren.
Als hoofd marketing kwam ik in een managementteam dat volledig bestond uit trouwe volgers van T.P. Mijn aanstelling zagen ze als een vijandige actie. Na een jaar kwam T.P. terug die mij zag als een onwenselijke indringer. Ik denk dat het twee jaar heeft geduurd. Het waren toxische jaren, maar ik heb ze overleefd. Uiteindelijk heb ik dat hele managementteam overleefd. Mijn devies was altijd: het kwaad straft zichzelf. Vaak kwam dat uit. Er kwam een tijd dat de boel werd schoongeveegd. Heerlijke tijd toen, ik heb genoten.

Zo zou ik meer onveilige werksituaties kunnen noemen. In het begin van mijn carrière was ik geïmponeerd door de ervaring van de mensen waarmee ik werkte, ik voelde me onzeker, wat ik zoveel mogelijk verborg. Ik heb ook nog ooit twee jaar moeten samenwerken met een pathologische gek. Maar in al die situaties is nog nooit de gedachte bij me opgekomen dat ik behoefte had aan een vertrouwenspersoon. Ik was, en ben er nog van overtuigd, dat dit bij het leven hoort. Waar meer dan twee mensen samenwerken is er grote kans dat er ellende ontstaat. Ecce homo. Je moet naar bevindt van zaken handelen, dacht ik altijd, en waar mogelijk terugvechten. Ik vind dat ik van al die oorlogssituaties erg veel heb geleerd, ik had ze niet willen missen, ook al heb ik ze verfoeid. Maar ja, ik heb het altijd als een onvermijdelijk onderdeel gezien van een carrière en samenwerking met mensen.

439

Journal

 

Dansen

Zaterdag 29 juli, Cadouin

 

Tot afgelopen zaterdag wist ik niet wanneer ik voor het laatst had gedanst. Ik hou van jongs af aan niet van dansen. Mijn lichaam is er niet voor gebouwd. Het voelt zo aanstellerig als ik dans. En het kleine sprankje zin om wel te dansen, is er door opmerkingen van mijn kinderen en Wyb eruit gepraat. Als ik eens danste, dan begon het gejammer. ‘Geer, niet doen, het ziet er niet uit.’ ‘Pa, dat kun je op jouw leeftijd echt niet meer doen.’ ‘Lief, het lijkt me beter om niet te doen, eerlijk gezegd ziet het er niet uit.

Afgelopen zaterdag heb ik dan eindelijk weer eens gedanst. Het bier smaakte die avond prima. De nummers die werden gezongen waren mijn nummers, al kon de zangeres er geen hout van, ze deed het met overtuiging. En de dansers die al de hele avond op de vloer stonden vormden, hoe slecht ik ook ben, geen concurrentie. Zo liep er al de hele avond een oude rocker over de dansvloer met een elektrische gitaar in zijn armen. Hij hield het instrument vast zoals je een geliefde vasthoudt. De andere dansers waren een Vlaams gezelschap waarvan het vet alle kanten op deinde. Hun enthousiasme kende geen grenzen, evenals hun schaamte.

Tot uiteindelijk een van de Belgische dames onze kant opkwam en Wyb en mij de dansvloer optrok, weigeren was geen optie. De hele camping stond al te swingen. Ik begrijp wel waarom Esmee, Malu en Joris al jaren naar dezelfde camping gaan. Vrienden te over.

Ik hou best van muziek, maar ik doe er niets mee en ik weet er niets van. Wyb hoort de eerste noten van een nummer en ze weet de titel en wie het speelt. Ik heb totaal geen muzikale opvoeding gehad. Mijn vader hield van Vicky Leandros, mijn moeder van boeken. Ik had geen oudere broers die mij konden inwijden in de muziek van Elvis of The Beatles. Pas in mijn puberteit leerde ik Ten Years After en Led Zeppelin kennen en de Stones natuurlijk, waarop ik afgelopen zaterdag weer danste. Het was volgens mij zelfs de tachtigste verjaardag van Mick Jagger.

Maar toch. Afgelopen dagen keek ik naar een documentaire over The Band aan de hand van een interview met gitarist en songwriter Robbie Robertson. Ik smolt. Bob Dylan hoorde ik met The Band zingen, Van Morisson en Eric Clapton, en ik wist: zo klonk mijn jeugd, dit is het geluid van mijn jeugd. Eigenlijk vind ik alle muziek die daarna is gemaakt inferieur. Dit is de moeder aller muziek, dit is de muziek die bij me hoort. Maar ja, ik heb er ook geen verstand van. En, kleine kanttekening, door Wyb leerde ik The White Stripes en Radiohead kennen en die vind ik ook hartstikke goed. Maar de muziek van The Band en consorten is toch andere koek, lekkerder koek, mijn koek.

438

Journal

 

Claire

Vrijdag 28 juli, Cadouin

 

Toeval bestaat en is overal en altijd.

Vorig jaar gingen we terug naar Les Trois Comtes, onze voormalige chambres d’hôtel om een tegeltje van een hondje te halen dat we waren vergeten. We ontmoetten daar onze opvolgers, Max en Brigitte, Oostenrijkers.
Ik vroeg of Le Mazelet nog altijd hun huiswijn was. ‘Absoluut niet. Ik ben vijfentwintig jaar wijnhandelaar in de Verenigde Staten geweest en weet dat ze in de Langoudoc geen goede wijn maken. Wij schenken wijn uit de Bordeaux.’
Wyb en ik weten dat dit een domme opmerking was, want er wordt in de Languedoc uitstekende wijn gemaakt, al moet je de goede wijnmakers wel weten te vinden.

‘En doen jullie ook tables d’hôtel?’ vroeg Wyb. ‘Elke avond,’ zei hij opnieuw ietwat agressief, ‘ik kan het mijn gasten toch niet aandoen om hier in de regio te moeten eten.’ Wij konden onze verbazing nauwelijks verbergen en noemden een aantal restaurants waarvan wij uit veel eigen ervaring wisten dat ze uitstekend waren. Nee, daar had hij nog nooit van gehoord.

Pasos (100% rock and roll), onze Portugese zwembadman, had hij de deur gewezen. Belachelijk wat hij aan geld vroeg. We hadden het niet hoeven vragen want we zagen meteen aan het zwembad dat er een algenplaag op uitbarsten stond.

Bij het afscheid vroeg hij of wij een keer wilden aanschuiven bij een tables d’hôtes. We zeiden ja, kregen ons tegeltje, en ik wist dat ik die man nooit meer wilde zien. Op internet zagen we de waardering voor Les Trois Comtes naar beneden donderen. In de reviews klaagden veel gasten dat ze het zwembad niet konden gebruiken.

Afgelopen zaterdag, op weg naar Esmee en de kinderen, zijn we even in Saint-Hippolyte-du-Fort. Natuurlijk lopen we langs Les Trois Comtes. ‘Zullen we eens aanbellen?’ stelt Wyb voor. We weten dat Max und Brigitte er inmiddels mee zijn gestopt. Op internet zagen we dat ze steeds minder gasten hadden, maar misschien wonen ze er nog. ‘Alsjeblieft, dadelijk doet die man open, daar heb ik echt geen zin in.’

We staan voor de deur van Les Trois Comtes. Met heimwee kijken we naar het huis. Op dat moment komt er een auto aanrijden en hoor ik: ‘Hé, Gerard en Wybrich!’
Het is Claire, de eigenaresse van het huis. Maar dat kan niet, want Claire woont in Londen en komt nauwelijks naar Frankrijk. ‘Wat fijn dat ik jullie zie, willen jullie even binnen kijken? Maar schrik niet, die Max en Brigitte hebben het hele huis leeggeroofd.’
Wyb en ik stappen over de drempel van het huis waar we zoveel van hielden. Bij Wyb springen zelfs de tranen in haar ogen, wie had ooit gedacht dat we er ooit nog eens naar binnen zouden lopen.

Maar Les Trois Comtes is Les Trois Comtes niet meer, iemand heeft de ziel gestolen. De meubels zijn weg, de fijne houtkachel. Op de trappen zitten beschadigingen, de kersenboom, een feest voor bijen, is morsdood, zwart, zonder bladeren en takken, wacht de stam op het vellen. Het zwembad is leeg en vies, niets is onderhouden. Alle monumentale spiegels: verdwenen.

Claire vertelt ons dat Max en Brigitte alles hebben meegenomen naar Italië, waar ze nu wonen. Met vier busjes hebben ze alles afgevoerd, terwijl het toch echt allemaal het eigendom van Claire was. De schade loopt in de tienduizenden euro’s. Ze is naar Frankrijk gekomen om het huis zijn ziel terug te geven.
Wyb en ik lopen met verbazing rond: hoeveel schade kan een klootzak in korte tijd veroorzaken. De goudvissen in het historisch basin leven gelukkig nog.

437

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ssst. Men ziet ze niet. Men hoort ze wel. Het fluisteren
van hun veren. Met hun stilte verduisteren
zij de nacht nog meer. –Ik vlieg steeds met hen mee.
De trek, in al mijn woorden te beluisteren.

Journal

 

Onthand

Donderdag 27 juli, Cadouin

 

Ik wandel met Dies dagelijks langs deze muur (zie hieronder). De muur staat op het eind van ons weggetje. Heel Frankrijk staat vol met muren van gestapelde stenen, hele generaties moeten alleen maar stenen hebben gestapeld, er moet voor miljoenen kilometers aan muur liggen, neem alleen al de muurtjes die de terrassen op de heuvels en bergen vormen.

Deze muur, ik kan het garanderen, is gloednieuw. Hij is vorig jaar gestapeld. Zes mensen, soms zelfs zeven, hebben er drie maanden aan gewerkt. Zorgvuldig werd steen voor steen gekozen opdat het een stabiele muur werd. De totale kosten van deze honderd meter lange muur: honderdduizend euro. Een terechte prijs, want ik heb de muur zien bouwen -een heidens karwei, waardoor ik vaak moest denken aan onze middeleeuwse voorouders, wat hebben ze gesjouwd en gezweet.

Boven op de muur ligt de tuin van een veel te groot houten huis. Inspiratiebron voor het huis waren de vele tabaksschuren van de Dordogne. Maar tabaksschuren hebben altijd de juiste maat, dit houten huis is ontsproten uit de geest van megalomaan patsdenken. Het huis, een van de vier huizen aan ons weggetje, staat er in zijn lompheid totaal misplaats en heeft minachting voor zijn omgeving.

Naar mijn laatste informatie is het huis van een Parijse professor. Al bijna een jaar lang is er niemand geweest. Goed beschouwd is het toch van een abjecte luxe, een huis hebben dat van de 52 weken 49 weken leegstaat. Ik zou zeggen: beste asielzoekers, hier staat nog wat leeg, van harte welkom. En het is niet het enige huis in de Dordogne dat maanden leegstaat. Maar goed, die Parijse professor heeft een gaaf muurtje laten bouwen.

Omdat ik me realiseer dat ik hier best eens een blogje over kan schrijven, pak ik mijn iPhone om een foto te maken. Met de riem van Dies in de ene hand en de iPhone in de andere maak ik deze foto. Het is de laatste activiteit van mijn iPhone, hoe het kan weet ik niet, maar het ding valt uit mijn handen op het asfalt. Het resultaat van dit ongeluk zie je onder de foto van de muur. Dat is nu een paar dagen geleden en de schade is alleen maar groter geworden, ik kan inmiddels niets meer met dat voor mij zo belangrijke instrument.

De iPhone is het verlengstuk van mijn armen. Het is mijn venster op de wereld. Het is mijn stem en mijn oren. Dagelijks tuur ik tussen de vier à vijf uur op het ding. Ik lees er mijn kranten op, kijk er op naar televisie en 90% van mijn communicatie met de buitenwereld gaat via dat ding.

En nu? Alles is doodgevallen. Ik ben totaal onthand. Ik zal naar Bordeaux moeten om een nieuwe te kopen. Jammer genoeg moet Wyb nu dagen achter elkaar werken waardoor ik geen auto heb. Ik heb nu een afgedankt iPhone’tje van Wyb in gebruik. Ik kan weer bellen en gebeld worden. De rest is gevuld met oude apps van Wyb, dagenlang zal ik moeten leven zonder mijn belangrijkste hulpmiddel. Na vijf jaar gebruik, hoe zuinig was ik er wel niet op, heeft hij de geest gegeven, en nog wel door mijn eigen onhandigheid. En toen volgde er een vloek.

Journal

 

Chanson

Woensdag 26 juli, Cadouin

 

Als je na maanden je klooster verlaat, heb je een verhoogde staat van waarneming, merk ik. Je ziet alles beter en duidelijker. Graag deel ik een paar observaties van een monnik die een paar dagen vrij had.

Zo zag ik dat Frankrijk lelijker en lelijker wordt. Vermoedelijk blijft die lelijkheid niet beperkt tot Frankrijk. Zo zag ik voor het eerst helder hoe lelijk de steden worden. Aan de oude steden zijn commerciële gezwellen ontstaan, vaak groter dan de stad zelf. Die gezwellen zijn opgebouwd uit een soort stalen blokkendozen waarin de franchisenemer zijn waar aan de man brengt. Voor de deur een enorm parkeerterrein, niets heeft kraak of smaak, zodat de consument naar binnen rent en zijn geld uitgeeft. Het is een soort melkmachine, de koe sjokt naar binnen en wordt vervolgens gemolken.

Wyb en ik leven in een reservaat. Er zijn een paar reservaten in Frankrijk waar de bemiddelde Europeaan zich weldadig kan verschuilen. Ik noem de Provence, de Dordogne, Bourgondië, de Côte d’Azur. Het zijn de plekken waar de laatste romantici heengaan om te genieten van de historische decors waar ze dan in kunnen leven. Daar buiten zijn de grote steden die voor de mensen die er wonen een soort hel zijn, althans, dat lijkt mij. Tussen de reservaten en de grote steden heb je non-descripte gebieden waar voornamelijk verveling en leegte heerst. Procentueel gezien, vormen deze streken het grootste gedeelte van Frankrijk.

Het zou verboden moeten worden dat mensen dingen verbeteren terwijl ze de waarde van het oude niet zien. En dat zou dan speciaal voor bestuurders moeten gelden. Zo waren we in ons geliefde dorp Saint-Hippolyte-du-Fort, waar het oude dorpsplein totaal is ontmanteld. Oude platanen moesten plaatsmaken voor schriele stammetjes, de oude klinkers zijn vervangen door grind en modieus gesteente. Verder is het plein volgezet met modern straatmeubilair. Zo staat er opeens een lange rij fietsrekken. Modieus vormgegeven, alleen wordt er in het dorp, waarin een paar gemene hellingen zitten, totaal niet gefietst. Maar de bestuurders wilden vermoedelijk meegaan met hun tijd. Elk dorp heeft zijn fietsrekken, en Saint-Hippolyte zal daarbij niet achterblijven.

Zo zat ik te mopperen tegen Bernard, onze oude overbuurman en oud-gast van onze chambres d’hôtes, die wij toevalling in ons geliefde dorp tegenkwamen. Bernard was jarenlang de zakelijk directeur van het vermaarde blad Le Point en woonde in Parijs. Tegen het einde van zijn loopbaan vluchtte hij, uitgewrongen, naar Saint-Hippolyte, zoals het moderne leven zoveel vluchtelingen kent. Nu schrijft hij chansons en treedt hij als zanger met een band op in de regio
Terwijl we volmaakt gelukkig op het terras zitten van Cafe de la Bourse geeft Bernard mij het grootste compliment van de afgelopen jaren. Hij vindt dat ik nog Franser dan de Fransen ben omdat ik zo zit te zeuren over dingen die veranderen. In de hoop dat hij daar eens een chanson over schrijft, vertel ik hem dat ik eigenlijk tegen elke verandering ben.

Nu het goede nieuws. Een botsing met mijn kleinzoon.

Journal

 

On the road

Zaterdag 22 juli, Cadouin

 

Vanaf morgen blijft Dossiermoddergat een paar dagen leeg. Ik verlaat morgen namelijk mijn klooster. Eindelijk trekt de monnik weer eens de wijde wereld in. Uiteraard gaan vrouw en hond mee en rijden we dwars door Frankrijk van west naar oost naar de Cevennen, alwaar het nageslacht zijn tenten heeft opgeslagen.

Waarom slaat het nageslacht gewoon niet de tenten op in de Dordogne? Wij zijn daar zelf schuldig aan. Zo’n zeven jaar geleden vroeg Esmee of wij met de kinderen mee wilden kamperen. Als horeca-onderneemster op Ameland was het een tijd geleden dat ze op vakantie was geweest en ze wilde de kinderen toch dezelfde mooie kampeerervaringen geven die zij als kind had gehad.

Nou, dat wilden wij wel, zeker omdat we de jaren daarvoor lange reizen hadden gemaakt. We waren al jaren niet meer in Frankrijk geweest. Voor Esmee en de kinderen was het de ontdekking van het kamperen, voor ons de herontdekking van Frankrijk.

Het jaar daarop gingen Esmee en de kinderen opnieuw kamperen en ze kozen een camping dicht bij ons in de buurt, want inmiddels woonden Wyb en ik in Saint-Hippolyte-du-Fort. Die camping daar beviel zo goed, dat ze het volgend jaar daar weer naar toe gingen.
En daar gebeurde iets wat in mijn jonge kampeertijden nog niet bestond, zelfs niet in de jonge kampeertijd van Esmee. Malu en Joris maakten daar vele vriendjes. Dat deden Esmee en ik ook wel, maar de vriendschappen van Malu en Joris kregen ook na de vakantie een vervolg door de sociale media. Het hele jaar door hielden ze contact met hun vakantievrienden en het jaar daarop werden de vakanties zelfs op elkaar afgestemd.

Inmiddels is dat dus jaren aan de gang en is het ondenkbaar dat het nageslacht niet naar die camping gaat. Esmee heeft het nog wel voorgesteld, maar het was onbespreekbaar, wat ik heel goed begrijp.
De situatie is nu zo dat Esmee Malu regelmatig naar Brussel rijdt om haar daar naar haar beste vriendin te brengen voor een logeerpartij. Het gevolg dat Esmee een week later opnieuw op en neer naar Brussel rijdt. Dat getuigt niet alleen van grote vriendschap, maar ook van grote ouderliefde.
Wyb en ik passen ons graag aan aan deze situatie en rijden morgen zo’n 550 kilometer oostwaarts.

Heel Frankrijk is gericht op noord, zuid verkeer en vice versa. West, oost verkeer en vice versa betekent rijden over primitieve weggetjes en door ruige landschappen. Wij gaan deze reis graag maken, eindelijk weer eens on the road. Ik zie ernaar uit. Woensdag ben ik terug in het klooster en bekommer ik mij weer over Het Dossier.

 

 

436

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik los de duiven uit hun kleine mand.
Even –dan gaan zij, recht over stad en land:
zij kennen hun doel, de weg naar huis en haard.
Oh, vloog ik maar mee in hun geheim verband.

Journal

 

Motto

Vrijdag 21 juli, Cadouin

 

 

Een vriend stuurt me een krantenknipsel toe en schrijft eronder: mijn motto. Uit welke krant het knipsel komt, schrijft hij er niet bij. Ik vermoed uit het Financieel Dagblad want het papier is roze. Het motto dat mijn vriend heeft omarmd komt uit een interview met Blackstone-topman Marc Bolland. Het citaat, en daarmee ook het motto, luidt: ‘Soms is het beter één idee van jezelf uit te voeren dan over vijf ideeën mee te praten en compromissen te sluiten.’

Goed motto, al zou ik het woordje soms weglaten, indachtig de uitspraak: ‘Laat vijf mensen samen een paard tekenen en het wordt een kameel.’ Zeker door mijn werk in de toneelwereld heb ik een afkeer gekregen van democratie in creatieve processen. Er werd daar wat afgeouwehoerd en ik kan niet zeggen dat dit het resultaat ten goede kwam. Niet voor niets is het toneel in Nederland gemarginaliseerd, het publiek weet inmiddels dat het vaak slappe hap is, dat het resultaat door teveel molens is gedraaid.

Als je het belang van toneel bijvoorbeeld afzet tegen het belang van de beeldende kunst en de literatuur dan komt het toneel er bekaaid af. Het toneel speelt eigenlijk geen enkele rol in het maatschappelijk discours, alle discours blijft beperkt tot de eigen kring. Beeldende kunst en literatuur is het werk van individuen en leidt daardoor tot krachtige werken met een duidelijke smoel, in het toneel zie je dat sporadisch. Tussen het vele kaf is er nauwelijks koren te vinden.

Boven het motto van mijn vriend staat een kop die ik minstens zo interessant vind. Opnieuw wordt de Blackstone topman geciteerd: ‘Fictie geeft je de open blik die in het bedrijfsleven goed van pas komt.’ Die had ik nog niet eerder gehoord, maar ik kan me er veel bij voorstellen.

Mensen die lezen hebben zoveel voor op mensen die dat niet doen. Fictie stimuleert de fantasie en levert je vaak onverwachte wendingen en inzichten op. Een boek kun je sowieso alleen met een open blik te lijf gaan. In de basis is er openheid en overgave nodig om je in een boek te laten meevoeren. Waar dat varen heen gaat, niemand die het weet. Dat is het mooie van fictie.

435

Journal

 

Berenmutsen

Donderdag 20 juli, Cadouin

 

Wyb en ik zitten uitgeteld voor de televisie. We zappen langs de zenders: helemaal niets. Dan komen we langs Het gevoel van de Vierdaagse, een soort dagelijks journaal over het wandelevenement waarmee ik ben opgegroeid. ‘Zullen we hier even naar kijken?’ vraag ik. ‘Als jij wilt, voor mij hoeft het niet, dat weet je wel.’ En zo zie ik sinds dertig jaar weer eens beelden van de Nijmeegse Vierdaagse.

Zowaar verschijnt mijn oude jeugdvriend Fons de Poel in beeld. Goed dat de Vierdaagse nog bestaat, want op die manier heeft Fons nog jaarlijks een mooi klusje. Zoals Theo Koomen ooit bij de Tour hoorde, zo hoort Fons bij de Vierdaagse. Het doet me goed te horen dat hij weer een gewone stem heeft. Fons is een echte Nimweegse jongen en toen hij in Hilversum werd ontdekt, hoorde je onmiskenbaar zijn afkomst. Vermoedelijk heeft hij in die tijd een ongelooflijk strenge stempedagoog gehad. Hij verloor zijn laatste Nimweegse tongval en ervoor in de plaats kwam een soort onnatuurlijk beschaafd Nederlands. Gelukkig merk ik dat die hypercorrectie uit zijn stem is verdwenen en heeft hij zijn natuurlijkheid terug.

De beelden brengen mij meteen terug naar mijn jeugd. Ik kan me goed voorstellen dat Wyb er niets mee heeft, het heeft toch ook iets absurds dat veertigduizend mensen samen gaan wandelen. Onvoorstelbaar dat daar zoveel mensen voor zijn te vinden. Maar ja, mensen zijn nu eenmaal ultieme kuddedieren, geen beter bewijs dan de Vierdaagse.

Dat neemt niet weg dat de Vierdaagse diep in mij zit. Als 3-jarig jongetje vond ik het een machtig gezicht al die lopende en vooral marcherende mensen. Ik zeg marcherend omdat in die tijd de Vierdaagse nog een semi-militair gebeuren was. Legers uit tientallen landen marcheerden in strak gelid, al zingend voorbij, afgewisseld met, in mijn herinnering, tientallen militaire muziekkorpsen. Het moet een imposant gezicht zijn geweest, voor mij als jongetje zeker. Het ene muziekkorps was nog niet voorbij of het volgende kondigde zich in de verte al aan. Als de Engelse ‘berenmutsen’ in hun strak rode uniformen langs marcheerden, vluchtte ik het huis van mijn oma binnen. Tegen zoveel machtsvertoon was mijn prille jongenshart niet bestand.

In de jaren zeventig kwam er steeds meer protest tegen dit militair vertoon. De muren werden vol gekalkt met de leuze ‘Is het hier oorlog?’ en volgens mij wierp dat vruchten af. Of militairen nog steeds het beeld bepalen weet ik niet. Vast niet. In 1983 verliet ik de stad en daarmee verwaterde mijn interesse voor de Vierdaagse. Neemt niet weg dat ik toch geniet van Het gevoel van de Vierdaagse, hoe vaak heb ik zelf wel niet langs de route gestaan.

Nu herinner ik me de laatste keer dat ik erbij was. Lies liep met een vriendin voor de eerste keer mee en ik wachtte haar met een fles champagne en glazen op voor het huis van mijn toenmalige beste vriend J. die zo’n honderd meter voor de finish woont. It’s all history.

Journal

 

De naakte aap

Woensdag 19 juli, Cadouin

 

In de laatste dagen dat we in Saint-Hippolyte-du-Fort waren, lieten we het zwembad leeglopen omdat het gerepareerd moest worden. Het zwembad gaf precies weer hoe wij ons voelden. Treurige leegte, verslagen, nutteloos, desolaat. Op de bodem stond nog een laagje vies water. Er waaiden steeds meer herfstbladeren in. Het zwembad intrigeerde me en op een gegeven moment besloot ik in het midden een stoel te zetten en er in al mijn lelijke naaktheid op te gaan zitten. Wyb maakte de foto. Voor ons is het een iconische foto geworden: afscheid van een periode in ons leven. Onze situatie en gevoel samengevat in één foto.

De foto bleef in mijn hoofd zitten. Die naaktheid, dat existentiële niets -waar kom je dat nog tegen. We leven in een preutse tijd, alsof we dat trouwens niet altijd hebben gedaan. Die seksuele revolutie uit de jaren zestig stelde ook niet zoveel voor, het mannelijk deel van de mensheid creëerde een manier om er op lost te kunnen neuken, meer was het eigenlijk niet.

Door die foto in het zwembad rijpte bij mij het idee voor een absurde fotoserie, een serie die volledig tegen de tijd ingaat. De essentie van het idee: ik laat mij op onverwachte plekken naakt fotograferen. Voorbeeld: ik sta alleen maar naakt te staan midden tussen de mensenmassa op de Dam. Ander voorbeeld: ik sta naakt midden op straat in een vinex-wijk. Op alle foto’s sta ik alleen maar wezenloos te kijken. Ik verwijs nergens naar, vertel met mijn pose geen verhaal, ik ben ontdaan van alle opsmuk. De naakte mens, de naakte aap, die zich ontworsteld denkt te hebben uit het dierenrijk en het aardse slijk.

Het enige naakt dat we tegenwoordig nog zien zijn de sixpacks, de opgepompte lijven en de perfecte vrouwelijke lijven op de socials. Elk ander naakt, de grote massa, verstopt zich vol schaamte. Veel mensen voelen zich schuldig omdat ze niet eindeloos aan hun lijf hebben gewerkt, dat zij niet behept zijn met de perfecte lijn en maten. Bullshit natuurlijk. Als voormalig kampeerder op naturistencampings weet ik dat schoonheid enorm nivelleert als iedereen naakt loopt. Niet dat mijn fotoserie dat propageert, helemaal niet. Ik heb geen andere pretentie dan de mens te laten zien in zijn existentiële naaktheid, en dat ook nog met een lichaam dat is verouderd en in verval.

Ik had Wolter gisteren aan de lijn, ik vertelde het idee en hij zei: ‘Dat is weer een van je nihilistische, misantropische ideeën.’ Klopt Wolter. Wyb en ik trokken eergisteren de uitgestrekte bossen in om te kijken of ik überhaupt het lef had om mijn kleren in de openbare ruimte uit te trekken.

Eerste bevindingen. Ik ben op zoek naar een fotograaf, want Wyb ziet zichzelf geen naakte man op de Dam fotograferen. Ik moet de serie dus uitvoeren met een andere fotograaf en een paar mensen om mij heen. De fotograaf staat voorbereid klaar, twee mensen pakken mijn kleren snel aan en kleden me, als de foto is gemaakt, snel weer aan. Ook die functie ambieert Wyb niet. Ik zoek dus een fotograaf die mijn intenties begrijpt. Ik zelf doe de afwerking van de foto’s. Ik neem, zowel qua fotografie als de intenties, de eindbeslissingen, in eerste en laatste instantie is het mijn project en ben ik er de eigenaar van.

 

Journal

 

Time squeeze

Dinsdag 18 juli, Cadouin

 

Ik vind het leven eigenijk steeds leuker worden. Je maakt wat mee. Er zijn mensen die beweren dat het niet lang zal duren of we kunnen ons leven in stappen van vijftig jaar elke keer met twintig jaar verlengen. Zo jammer dat ik net voor zo’n stap er niet meer zal zijn. Wat dat betreft behoor ik tot de pech-generatie. Er is zoveel dat we niet gaan meemaken.

Gelukkig maken we veel wel mee. Ik raad iedereen aan naar de documentaire American Dharma te kijken, uitgezonden afgelopen zaterdagnacht. Het is een interview met Steve Bannon, de man die Trump grootmaakte. De documentaire duur liefst anderhalf uur en is een direct inkijkje in de hel. Ik was geen misantroop, ik wilde geen misantroop zijn, echt nooit, maar het was onvermijdelijk dat ik als misantroop eindigde. Er is geen mens die deugt, schreef Schopenhauer al. En ik begin er nog van te genieten ook.

Zo smul ik deze dagen van het nieuws dat bij het accountantsbureau KPMG na onderzoek bleek dat de afgelopen vijf jaar ruim honderd medewerkers per jaar sjoemelden bij interne examens. Dat vind ik als misantroop nou een mooi gegeven. Een accountantsbureau wordt geacht de meest onkreukbare, de meest integere van allen te zijn. En wat denk je, als kwajongens jatten ze, of krijgen ze de antwoorden van collega’s toegespeeld.

Ja maar, dat is KPMG, rond dat bureau hing altijd al een luchtje. Oh ja? Nu blijkt dat bij de drie andere vier grootste accountantsbureaus hetzelfde aan de hand was. En dat moet onze overheden en bedrijven controleren.

Kent u Roger van Boxtel? Een man met wel veertien vinkjes. Hij was ooit lid van de Tweede Kamer voor D’66, werd minister van Binnenlandse Zaken, was fractievoorzitter van D’66 in de Eerste Kamer. Daarna werd hij, naast een heleboel andere functies, nog president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen. Een van die heleboel andere functies was president-commissaris zijn van KPMG. Voor mij behoorde hij tot de meer integere politici, ik stak mijn handen voor hem in het vuur.

En verdomd, wat denk je, ook Roger heeft ordinair de boel zitten te bedonderen. Spieken is natuurlijk een vervelend woord, dat klinkt zo kinderachtig voor een president-commissaris, daarom zegt hij verontschuldigd dat hij een time-squeeze had, hij moest naar een andere afspraak. En toen heeft iemand hem geholpen, ochetoch, en toen werd hij ook nog betrapt. En zo heeft elke valsspeler zijn smoesjes klaar. Hé, Van Boxtel, had die afspraak verzet, er werd integriteit van je verwacht. ‘Het is uit reinheid dat ik ben opgestapt,’ verklaart hij. Het is de ultra nette variant van de scholier die zegt: ‘Ze hebben me van school geflikkerd omdat ik bij het examen de boel heb besodemieterd.’

Van mij mag het allemaal. Ik verzamel deze berichten in een dossier en dat wordt dikker en dikker. Ik zit op een berg in Frankrijk en kijk geamuseerd toe. Alleen jammer dat ik de 140 niet zal halen. Ik voorspel dat het met die mensheid nog kermis wordt en ik kan het niet eens meemaken. Shit, goed beschouwd heb ik ook last van een time-squeeze. Maar niet dat ik die Van Boxtel daarom beter begrijp.

434

Journal

 

Auberge Espagnole

Maandag 17 juli, Cadouin

 

Vlakbij ons dorp ligt een meertje. Vanaf het middeleeuws dorpsplein loop je richting de camping. Voor de camping sla je rechtsaf en dan kom je op een landweggetje dat bergop gaat. Aan het eind van het weggetje, zo’n drie-, vierhonderd meter verderop, ligt het meertje, plan d’eau genoemd.

Plan d’eau heeft een belangrijke dorpsfunctie. Op de eerste plaats omdat Dies daar regelmatig een duik neemt. Hoe ouder hij wordt, hoe meer hij van zwemmen houdt. Ik weet eigenlijk niet of het een kunstmatig meertje is of dat het er al eeuwen ligt. Ik kan me voorstellen dat het eerste het geval is want een andere belangrijke functie is dat het een ondersteuningsfunctie voor de brandweer is.

Daar kwamen we vorig jaar achter. In de buurt waren door een auto, die gegrilde kippen op de markt verkoopt, branden ontstaan omdat de marktkoopman de kolen niet had gedoofd. Tijdens het rijden vlogen ze alle kanten op en veroorzaakten over een lengte van een paar kilometer branden. Binnen de kortste keren hing boven ons meertje een helikopter die een grote bak naar beneden liet zakken, deze vulde met water en naar de branden vloog. De hele middag was hij hier mee bezig, een imposant gezicht.

Dit weekend hadden we er een verjaardagsfeest van de eigenaresse van de paarden die voor ons in de vallei lopen. Het was een auberge espagnole. Ik had nog nooit van die benaming gehoord, maar Wyb wist me te vertellen dat het dan de bedoeling is dat je zelf eten en een fles drank meeneemt. Iedereen had dat goed begrepen want het ontbrak aan niets.
Een van onze dorpsgenoten deelde heerlijke spiesjes uit met wat hertenvlees bleek te zijn. ‘Bent u een jager?’ vroeg Wyb. ‘Zeker,’ zei hij en met enige trots liet hij weten dat hij het hele jaar door jaagde, wat ten strengste is verboden.

We verzamelden ons onder een soort baldakijn ter bescherming voor de zon. Als mijn dorpsgenoten iets goed kunnen is het drinken. Elk uur werd de stemming beter. Mijn stemming daalde, vooral omdat ik merkte dat al mijn geploeter op dat frans maar een mager resultaat afwerpt. Ik kan voor mezelf inmiddels kleine monologen houden en veel vragen in het frans stellen, maar als ik dan antwoord krijg, moet ik afhaken. De ellende is dat die fransen alle woorden aan elkaar smeren en verdomd snel spreken. Ik weet nu precies hoe een Afghaanse vluchteling zich voelt die is uitgenodigd op een Nederlands feestje in een vinex-wijk.

Tot overmaat van ramp kwamen we in gesprek met een buitengewoon aardige dorpsbewoner die voorstelde dat ik me zou aansluiten bij hun badminton clubje. Erg aardig, maar ik haat clubjes, zeker als die ook nog eens gaan sporten. Jammer genoeg was Wyb meteen enthousiast. Ze groeide uit tot een acquisiteur van het clubje. Het zou zo goed zijn voor mijn conditie. ‘Maar ik wandel elke dag een tot anderhalf uur.’ ‘Maar je moet iets aan je cardio doen.’ Dit soort gesprekken.

Pas een dag later hakte ik de knoop definitief door. Natuurlijk ga ik niet badmintonnen. Zelfs als ik het vanuit mijn tenen haal en overstag ga, weet ik hoe het gaat, namelijk zoals het mijn hele leven al gaat. Na drie, vier keer plichtmatig meegaan, krijg ik er een vreselijke afkeer van en haak ik alsnog af. Clubjes bah, sport bah.

433

Journal

 

Horde

Zondag 16 juli, Cadouin

 

Ik volg van jongs af aan de Nederlandse politiek. Dat komt door mijn vader die graag naar de debatten in de Tweede Kamer keek. Hij was een fan van Marcus Bakker, een communist en de beste debater van die tijd, vriend en vijand waren het daarover eens. Niet dat mijn vader CPN stemde, wij kwamen uit een sociaaldemocratisch nest en mijn ouders stemden trouw elke verkiezing weer PvdA. Kom daar tegenwoordig nog maar eens om. Iedereen fladdert alle kanten op.

In al dat volgen van de politiek, vind ik dat ik nu de meest schokkende gebeurtenis meemaak. Het was schokkend dat Pim Fortuyn werd vermoord, maar dat kon je nog afdoen als het werk van een fanatieke gek. Al is het de inleiding van wat we nu meemaken, denk ik.

Ik had groot respect voor Sigrid Kaag. Ik heb niet op haar gestemd, want evenals mijn ouders ben ik al jaren trouw aan één partij. Maar dat neemt niet weg dat ik Sigrid Kaag een verademing vond in de Nederlandse politiek. Eindelijk eens geen opportunistisch populisme. Met Sigrid Kaag werd de Tweede Kamer een stukje beschaafder. Eindelijk weer eens iemand die discussieerde op argumenten en integer was. En van dat tikkeltje, nou ja, tikkel bekakte, kon ik ook genieten. Dat opgelegde volkse gedoe van die v/d Plas daar krijg je toch gauw genoeg van. Geef mij maar Kaag.

En wat denk je, als iemand onder vuur kwam te liggen was het Sigrid Kaag. De Groene Amsterdammer deed een onderzoek naar de online haat rond haar. Kaag kreeg in vijf maanden tijd dertienduizend haatdragende tweets. Dat is elk kwartier één. Hoe ziek kan een land zijn. Hashtags als #heks, #kankerhoer en #landverraadster vlogen haar om de oren. Voor haar deur kwam een hufter met een fakkel staan om haar te intimideren, of te bedreigen. Als ze even later op bezoek gaat om met boeren te discussiëren staan er weer hufters met fakkels klaar. Zijn er ook therapieën voor landen die van het padje zijn?

We moeten beseffen dat die hufters niet alleen voor de deur van Sigrid Kaag staan. Omdat ze daar staan, staan ze ook voor onze deur. Met hun dreigen en sarren zijn ze bezig onze democratie naar de knoppen te helpen. Ik vind het een vreselijk teken dat juist Sigrid Kaag opstapt, wat hadden we nog veel aan deze vrouw kunnen hebben. Ze is gesloopt door een horde hufters. Heb je Geert Wilders wel eens tegen haar tekeer horen gaan in de Tweede Kamer? Het is om je te schamen. Wilders en de zijnen zijn de stoottroepen die de horde de weg wijzen. Dreigen, intimideren, de straf voor die misdaden kan eigenlijk niet hoog genoeg zijn, en dat geldt zowel voor de leden van Tweede Kamer als voor loslopende hufters. Wat mij betreft is het tijd om onze democratie te beschermen.

Na het vertrek van al die lijsttrekkers en hun secondanten hoor je steeds meer de verwachting uitspreken dat er een nieuwe wind gaat waaien. Ik denk van niet. Want één partij vertrekt niet, en dat zijn de kiezers, waarvan een substantieel deel knettergek is. Niet gehinderd door enige kennis of verantwoordelijkheid razen ze door. Als ze op een gek zijn uitgekeken hijsen ze een nieuwe gek op de troon. De hufterisering is compleet. Ik zal nog vaak naar Sigrid Kaag verlangen. Die Caroline van der Plas zie ik nog niet op een tafel dansen.

432

Journal

 

Mild toeven

Vrijdag 14 juli, Cadouin

 

Het is fijn dat er in het vaderland nog aan ons wordt gedacht. Van diverse kanten krijgen we vragen of we het daar in Zuid-Frankrijk wel uithouden. Ik begrijp het wel, koppen in de krant en op NOS Nieuws doen het ergste vrezen: ‘Zinderend heet weekend in Zuid-Europa, regio warmt snel op.’

Gaandeweg dat we in de Dordogne wonen, kom ik erachter dat we hebben geboft. Ik had het me niet gerealiseerd, wist het niet eens, maar het klimaar is hier wezenlijk anders dan van onze vorige woonplek aan de voet van de Cevennen. Terwijl Wyb en ik hard in de chambres d’hôtes aan het werk waren, herinner ik mij temperaturen van tegen de veertig graden, soms zelfs erboven. Ik liet dan ’s middags Dies uit en het leek of de hitte mij in elkaar wilde drukken. Ik wist niet hoe snel ik thuis moest komen.

In de winter gebeurde het tegendeel, dan kon het ijskoud zijn, moesten we constant de houtkachel aanhouden om het een beetje leefbaar te houden. In de herfst werden we, twee, drie keer per jaar geteisterd door de zogenaamde épisode cévenol. Een paar dagen lang kregen we stormen en tropische buien over ons heen. Onze straat, die nogal afliep, veranderde in een rivier. Onweersbuiten die we in Nederland niet kennen, zo heftig, verlichtten soms een avond lang de omgeving. We hebben gezien hoe de rivier l’Herault in een vier uur zes meter steeg. Bruggen verdwenen in het kolkend water, auto’s belandden in bomen.

Hier in de Dordogne is daar geen sprake van. Pas toen wij hier al woonden, hoorde ik dat er zoveel buitenlanders in de Dordogne wonen omdat het klimaat zo mild is. De zomers zijn veel minder heet dan in de Provence, Drôme of Cevennen. De afgelopen tijd was het in Nederland warmer dan hier. Bij ons schommelde de temperatuur zo rond de 25 graden. Ik heb mij voorgenomen Dies niet meer ’s middags uit te laten als de temperatuur boven de 30 graden stijgt en dat is pas twee keer voorgekomen.
In de winter is het veel minder koud dan in de rest van Zuid-Frankrijk. Overdag, als de zon schijnt, en dat gebeurt best vaak, kun je beschut heerlijk buiten lunchen. ’s Avonds gaat het weer naar het vriespunt. Afgelopen winter lag er even sneeuw, maar dat was de eerste keer in tien jaar.

Ander voordeel, in Saint-Hyppolyte-du-Fort bleef het dag en nacht drukkend warm. Hier in de Dordogne koelt het ’s avonds heerlijk af. Er zijn drie dingen die de hitte voor ons dragelijk maken. Op de eerste plaats is dat ons huis. We hebben dikke muren en kleine ramen met ijzeren luiken ervoor. Het vergt enig beleid maar daarmee houden we de hitte buiten het huis. We leven dan in een soort frisse grot. Geen haar op ons hoofd die aan airco hoeft te denken.

Op de tweede plaats is dat onze veranda. Voor en rond onze veranda staan bomen die permanent voor schaduw zorgen en de ergste zon op afstand houden. Moet wel, want ons huis ligt pal op het zuiden. Het derde punt heeft met onze berg te maken waar tegen ons huis is gebouwd. ’s Ochtends is onze berg een soort zonnescherm en liggen we in de schaduw van dat scherm. Het duurt tot half elf voordat de zon over de berg is geklommen en ons huis de volle laag krijgt. Tot die tijd hebben we alle tijd om het huis te vullen met verfrissende ochtendlucht.

Dus niemand hoeft zich zorgen te maken. Het is hier mild toeven. Ik zie op mijn weerapp dat het de aankomende veertien dagen slechts twee dagen warmer wordt dan 30 graden, een dag wordt het zelfs 35 graden. De andere dagen variëren van 25 tot 27 graden.

 

Journal

 

Briefkaart 2

Donderdag 13 juli, Cadouin

 

Toch nog even terugkomen op het blog Briefkaart van gisteren. Goed dat lezers reageren, zo leer ik nog iets.

Zo stelt Henk per app de simpele, maar ook vileine vraag: ‘Voor de totale helderheid én correctheid : heb je nu van Jan een briefkaart ontvangen, óf een ansichtkaart?’

Ik schrik een beetje van die vraag, want een ansichtkaart is toch een briefkaart en andersom? Oké, Wyb had al wat kritiek, briefkaart is wel een heel ouderwets woord. Maar ik stam ook uit de vijftiger jaren van de vorige eeuw.

Ik google meteen de vraag: wat is het verschil tussen een briefkaart en een ansichtkaart? En ik krijg het geruststellende antwoord: ‘Eigenlijk is het allemaal hetzelfde, ansichtkaart, postkaart, enkele kaart en (prent)briefkaart. De termen worden vaak door elkaar heen gebruikt en er wordt ook hetzelfde mee bedoeld. Maar er zijn ook verzamelaars van kaarten. Deze verzamelaars gebruiken vaak de term ‘ansichten’ en ‘briefkaarten’. Zie nou wel, ik ben toch niet gek.

Maar als ik wat verder zoek, ik heb er toch geen goed gevoel over, blijkt die verrekte Henk toch een punt te hebben. Er blijkt inderdaad duidelijk verschil te zijn. Een briefkaart heeft geen illustratie en een ansichtkaart wel. Een briefkaart is helemaal uitgestorven, de ansichtkaart op sterven na dood. Toch ga ik het niet veranderen, want sinds mijn jeugd gebruikt iedereen, zeker ik, de term briefkaart voor ansichtkaart.’

Ik app aan Henk: ‘Misschien heeft het te maken met het feit dat ik uit Nijmegen kom en niemand eigenlijk iets moest hebben van Duitsers en ansichtkaart vind ik zo Duits.’ Ik denk meteen aan mijn opa die weigerde naar Duitse zenders te kijken. Het is fijn verzonnen van mij, maar of het waar is? Vast niet, ik wist niet eens dat een briefkaart bestond. Jan omzeilde het probleem gisteren slim door over vakantiekaart te spreken.

Henk komt nog even met een verduidelijking en een historische opfrisser:
‘In de jaren ’70 had je de zeer populaire quiz “Voor een briefkaart op de eerste rang”. Ster van het programma was presentator Bob (‘Lieve dames, beste heren’) Bouma. Naast twee deelnemers die met elkaar streden kon je als kijker een briefkaart insturen met daarop het antwoord van de kijkersquiz. En dan een kaartje winnen voor een eersterangs plek in de bios, vandaar de titel van het programma. Maar het insturen van die briefkaart was dus de oerversie van sms-deelnames aan talentenjachten en zo… Een slimme manier om flink wat te verdienen, want er was ongetwijfeld een verdeelsleutel tussen de PTT en de KRO over het splitten van de 50 (?) cent die het sturen van een briefkaart kostte. En er kwamen duizenden oplossingen per uitzending binnen. Een briefkaart, was dus een papier zonder foto, dus géén ansicht, maar louter bedoeld voor een tekstboodschap. Een briefkaart was trouwens ook goedkoper dan een ansichtkaart.’

Als je Dossiermoddergat leest, leer nog eens iets. Weet iemand of je voor dit soort educatieve blogs ook subsidie kunt krijgen?

431

Journal

 

Briefkaart

Woensdag 12 juli, Cadouin

 

Ik behoor tot de laatsten die met een vriend een uitgebreide briefwisseling voerde. Ik behoor tot de laatsten die genoot van de toneelstukken van Tsjechov en de poëzie van Martinus Nijhoff las. Maar ik behoor ook tot de laatsten die elk jaar een briefkaart krijgen.
Wybrich en ik zijn helemaal niet attent. De intentie is er wel, als het puntje bij het paaltje komt, zijn we te vergeetachtig of te lui. Gelukkig zijn er mensen die daar geen last van hebben.

Een paar dagen geleden kreeg ik een email van Jan waarin hij ons adres in Frankrijk vraagt. Hij schrijft: ‘hoe het ook zij: wil je een vakantiekaart van Terschelling, over twee weken, laat dan weten waar jullie wonen, dan zal ik me een ongeluk plakken aan timbres Néerlandais.’
Nou, dat willen we wel, dus ik stuur hem de volgende dag ons adres.

Sinds jaren krijgen we een briefkaart van Jan en zijn vrouw. De briefkaart komt, behalve dit jaar dan, altijd bij verrassing. Wie verwacht er nou een briefkaart? Zelf sturen we al jaren geen briefkaarten meer, teveel gedoe vinden we. Toch wordt de briefkaart ernstig onderschat. Dat ervaren we elk jaar weer als we de briefkaart van Jan en zijn vrouw krijgen. Als ik de briefkaart uit de brievenbus haal, merk ik altijd weer hoe enthousiast ik tegen Wyb vertel dat we weer een briefkaart van Jan hebben.

In zijn mailtje vraagt hij ook of wij Nederland missen. Ik antwoord dan: ‘De binding met Nederland blijft onverminderd groot. Het klinkt gek maar het maakt voor mij gevoelsmatig niet zo uit of ik in Drenthe of in Cadouin woon, alles is ver weg. Gelukkig ligt Bordeaux twee uur rijden van ons vandaan en dat is een prachtige stad. Bergerac ligt een half uur rijden van ons vandaan, maar dat is toch een tamelijk duffe stad.
Het eerste waar ik naar keek voordat we het huis kochten was of er 4G aanwezig is, die verbinding bleek prima en met een goede internetverbinding waan ik mij in een buurtschap in Nederland. In anderhalf uur kan ik op de Dam staan, want in Bergerac is een vliegveld waar vandaan wekelijks een paar vluchten naar Nederland gaan.’

Ik weet dat er iets aan mijn antwoord schort en Jan legt de vinger op de zere plek: ‘Ik kan me goed voorstellen wat je zegt over dat met internet het verschil tussen Dwingeloo en Dordogne goeddeels is weggevallen. ‘Een leeszaal in je laptop – maar zo groot als de planeet’ dichtte Ingmar Heytze jaren geleden toen de directeur van de Utrechtse Universiteitsbibliotheek afscheid nam. Evenwel zou ik denk ik toch geen column kunnen schrijven voor de Nederlandse markt als ik in Frankrijk zou wonen. Natuurlijk kun je televisie en krant en radio even fijn meekrijgen, maar dat je op een dinsdagavond, zoals ik zojuist, naar de supermarkt loopt, waar twee jongens naar buiten lopen van wie de ene zegt ‘het lijkt mij het beste idee als we beginnen met de zure matten’ – dat is noodzakelijk om een land echt te verstaan, denk ik. Of een paar dagen geleden, toen een boze man op de parkeerplaats riep ‘Haal die kankerpolitie erbij dan’, want in bepaalde kringen is het woord kanker het duizenddingendoekje van het idioom. ‘Kanker op met je kankersneeuw’, hoorde ik jongens vrolijk wegrennend naar elkaar roepen toen ze in Tilburg hun school verlieten.’

Ik ken het gevaar door Rients Gratama die regelmatig voorstellingen gaf voor geëmigreerde Friezen in Canada of Australië. De taal die hij de emigranten hoorde spreken, zoals hij dat noemde, was een soort geconserveerde taal uit de jaren vijftig, losgeknipt van de levende Nederlandse taal. Ik hoop niet dat Wyb en ik veroordeeld zijn tot een geconserveerde taal uit het begin van dit millennium.

P.S. Shit, alweer een te lang blog. Excuus. Volens Wyb is het woord briefkaart al geconserveerde taal, Jan spreekt niet voor niets van vakantiekaart.

430

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Dat het lang mag regenen, alles mag doordringen,
dat het water zich door alles heen zal wringen.
Spoel schoon, verfris, laat het stof verdwijnen, opdat
alles weer gaat glanzen: mensen, dieren, dingen.

Journal

 

Peer

Dinsdag 11 juli, Cadouin

 

Ik geef toe: ik heb vaak op Rutte afgegeven. Regelmatig was hij de kop van jut in mijn blogs. Naar aanleiding van het laten vallen van zijn kabinet noemde ik hem nog een lul. Waar ik zelf een beetje van schrok, maar ik besloot het woord toch te laten staan. Maar nu hij aftreedt, realiseer ik me dat hij in mijn blogs vooral symbool stond voor het doorgeschoten liberalisme. Het verkleinen van de overheid waardoor die overheid onmachtig werd, het privatiseren waardoor de geldwolven goede sier maken met ons belastinggeld, als het om maatschappelijke zaken gaat het uitsluitend denken in geld en ethiek uit het oog wordt verloren. En zo zou ik nog even door kunnen gaan.

Nu Rutte als persoon onschadelijk is, wil ik toegeven dat ik tegen hem persoonlijk niet zoveel had. Ik kon het wel waarderen dat we een premier hadden die op zijn fiets naar het werk ging, een kop koffie of appel nonchalant in zijn hand. Dat was toch stukken beter dan die stijve hark die we daarvoor hadden, die Balkenende. Goed dat ik zijn naam nog weet, ik heb hem bijna verdrongen.
Wat me dan wel weer irriteerde was dat lachen van Rutte. Dat kreeg af en toe toch debiele trekjes, het leek bijna iets neurotisch, altijd lachen, altijd vrolijk zijn. Koppel dat aan zijn uitspraak ‘visie is als een olifant die het zicht belemmert’, en het beeld ontstaat van een lichtgewicht. In ieder geval was hij niet bepaald de visionaire premier die je je ook zou wensen.

En laten we eerlijk zijn: wat een puinhoop heeft de man ervan gemaakt. Eigenlijk was hij het afgelopen jaar alleen maar bezig met het opruimen van de zooi die hij daarvoor veroorzaakte, en dan bedoel ik de grote dossiers: Groningen, kindertoeslag, stikstof.
Aan de andere kant. In de dertien jaar dat Rutte regeerde is de Nederlandse economie gegroeid van 600 tot 900 miljard euro. De werkloosheid daalde van 5,6% naar 3,6%. Aan weer een andere kant was hij een passieve factor in de verduurzaming van Nederland en de klimaatcrisis.

Ik ben zelfs een beetje ambivalent bij zijn vertrek. Ik vrees met grote vreze dat nu wel eens een dijkdoorbraak naar rechts kan ontstaan. Het verbaast me niets als we over een jaar met een kabinet zitten met VVD, bbb, Ja’nog iets en een andere non-descripte partij. Een kabinet waar dom rechts eindelijk zijn vingers bij kan aflikken.

Maar laat ik me bij Rutte houden. Ik raad de lezer aan naar de beelden te kijken op het moment dat hij bekend maakt af te treden. Iedereen in de Tweede Kamer bereidde zich voor op een knetterhard debat, iedereen was geharnast. En toen vertelde Rutte dat hij zou aftreden.
Al die gewapende lieden verzachtten op dat moment en spraken zelfs ietwat sentimentele woorden tot hem. Maar ik raad de lezer vooral aan op het gezicht van Rutte te letten Ik vond het zo aandoenlijk, hij zat zo te genieten van die woorden, hij was zo trots op zichzelf. Ik vond het mooi om te zien. En ik dacht: eigenlijk ben je best een aardige peer. Wat niet wegneemt dat hij ook een lul was.

429

Journal

 

Aanstelleritis

Maandag 10 juli, Cadouin

 

Ik leef een eenvoudig leven op een berg, we leven tamelijk sober en ingetogen. Zojuist hebben Wyb en ik boodschappen bij de Lidl gedaan in Le Bugue. Bij het boodschappen doen realiseer ik me pas wat voor een toeristeninvasie momenteel in de Dordogne plaatsvindt. Wij zelf leven tamelijk buiten de toeristenstroom, merken er niets van. Maar vanochtend in Le Bugue zie ik de omvang.

Misschien omdat wij nu zo afgelegen wonen, maar daarvoor heb ik mij nooit gerealiseerd wat voor een aanstellers wij eigenlijk zijn geworden. Of wij, beter gezegd: de generaties na mij. En meteen bedenk ik dat die generatie van mijzelf er verrekte weinig van heeft gebakken. Daar paradeert ons nageslacht door de Lidl. Ik heb de neiging ze uit te lachen.

Met verbazing zie ik dat het aantal tatoeages per individu ongelooflijk is toegenomen. Ik zie complete stripboeken lopen. De plaatjes kruipen zelfs de nek in, zitten op gezichten en ik heb al mensen gezien die hun kruin hebben misbruikt. Het zijn wel saaie stripboeken want al die plaatjes hebben dezelfde grauwe kleur. De lelijkheid is letterlijk in lijven geïnjecteerd. De drager denkt dat hij uniek is met zijn plaatjes, maar al die dragers samen, vormen een monotone groezelige massa. Eigenlijk vind ik het gewoon aanstellerij, het dient nergens toe, is inhoudsloos, maar degene die zich laat tatoeëren heeft blijkbaar het idee dat hij een daad verricht.

Dan heb je nog al die lieden die er opgepompt bij lopen. Ja, ze hebben een sixpack. Het schijnt dat je daar trots op kunt zijn. Opeens heb je een begerenswaardig lijf, zegt men. Ik zie in die spieren vooral domheid. Al die mensen die vier, vijf dagen per week in een sportschool hebben lopen trekken, duwen, beuren en hengsten op apparaten om de spieren wat op te kweken. Wat een armoe. Wat hadden ze in die tijd wel niet kunnen doen als ze daarover ideeën hadden gehad. Maar nee, het lijf kreeg de voorkeur en daar lopen ze dan door de LIdl in een strak t-shirt mee te pronken. Armoedige haantjes. Aanstellers.

En hoe stoer die tatoeages en spierbundels er ook uit mogen zien, het zijn de symbolen van generaties die bij wat tegenslag of hard werken een burn-out krijgen, of klagen dat ze zich op het werk zo onveilig voelen. Ochtetoch, er is een manager op mijn werk die steeds zegt dat ik hard moet werken en goed werk moet afleveren, hij legt zo’n druk op mij, ik ga meteen een klacht indienen. Ik voel me zo onveilig en geïntimideerd. De aanstelleritis is overal ingeslopen.

O ja, voor ons reed nog een toerist in een sportwagen met open dak over de Franse wegen langs velden vol zonnebloemen. Frankrijkje spelen. Weer een andere vorm van aanstelleritis.

428

Gelezen

427

Journal

 

Herfst

Zaterdag 8 juli, Cadouin

 

We rijden van Villeneuf-sur-Lot naar Cadouin. Het was een stralende dag. Eerst bezochten we vrienden die in de buurt van Villeneuf een kasteel hebben gekocht. Toen we er de eerste keer kwamen schrok ik nogal, wat een werk. Door hard werken hebben ze er een paradijs van gemaakt. Daarna bezoeken we het stadje waarvan de vrienden al hadden gewaarschuwd dat we ons er niet te veel van moesten voorstellen. Het was vandaag voor de eerste keer boven de dertig graden, maar aan de lucht is nu te zien dat daar een einde aankomt. Links van ons zijn de eerste donkere wolken te zien. Wat raar is, want geen van onze weerapps laat zien dat aan een mooie dag een einde zou komen.

Eenmaal thuis lees ik dat het kabinet weer in crisisoverleg bij elkaar is. De VVD doet stoer op een onderwerp waar geen eer mee te behalen is. Het asielbeleid is omgeven door internationale afspraken en onze nationale wetten. De buurvrouw komt langs met drie pilsjes om de sleutel te brengen. Ze gaat op vakantie naar Spanje en wij geven haar kat in die tijd zijn croquettes, zoals brokjes in Frankrijk heten. We drinken op haar vakantie en mijn Frans. Als ze terug is gaan we samen een boek lezen en bespreken om mijn spreekvaardigheid op te krikken.

Intussen wordt de lucht donkerder en donkerder. We zitten op de veranda en kunnen elkaar nauwelijks nog zien. Ver weg is gerommel te horen. Dies kijkt me angstig aan: er komt toch geen onweer? De wolken nemen rare vormen aan.

Ik kijk op Teletekst: het kabinet is gevallen. Die Rutte is gek. En onverantwoord: een desolaat land vol problemen ook nog eens in nieuwe verkiezingen storten.

Het weer in de Dordogne geeft het teken dat er donkere tijden aankomen. Opeens steekt uit het niets een enorme wind op. De hardste storm die ik hier heb meegemaakt. Ik vrees voor de hoge bomen in de vallei, die ook nog eens dicht bij ons huis staan. Wyb, de buurvrouw en ik gaan aan de rand van de veranda staan om naar het natuurgeweld te kijken. De bomen worden gegeseld. Dan, dichtbij, flitsen, gevolgd door harde klappen. Dies vliegt op mijn schoot.

En dan barst de regen los. In anderhalf uur tijd zijn we van de zomer in de herfst beland. Takken vallen van bomen. Op de veranda wordt het kouder en kouder. We nemen afscheid van de buurvrouw die door de regen naar huis rent omdat haar raam openstaat. Wyb en ik gaan naar binnen. Dan wordt het helemaal donker, de stroom is uitgevallen. Weg licht, weg internet. Wyb steekt de kaarsen aan. Mijn mobiel doet het nog en Wyb en ik zitten samen op de bank naar mijn mobiel te kijken waarop we het laatste nieuws rond de val van het kabinet volgen.

Ik hoor Rutte zeggen dat het niet de schuld is van de Christen Unie dat het kabinet valt, we hebben gezamenlijk besloten te stoppen. Slim, denk ik, je wijst toch naar de Christen Unie, een verdachtmaking verstopt in sympathieke verdediging. Lul. Want als het kabinet ergens door valt is het omdat jij een deadline stelde en je hard opstelde. Dan valt ook de telefoonverbinding uit. Verstoken van licht, internet en telefoon zitten we in de door kaarsen verlichte kamer. We besluiten maar vroeg naar bed te gaan, het donker einde van een stralende dag. De weg ligt open voor een rechts kabinet.

426

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Zoals het kind de beer: de vingers strelen.
Och, het is een nietig plekje waar wij spelen.
Zo blijven wij: het is vertrouwelijk slijten.
Kom kleine, troost voor hen die dierbaar delen.

Journal d’images

 

Blouse

Vrijdag 7 juli, Cadouin

 

De foto hieronder is niet de foto die ik had willen nemen. Ik had de lezer graag een foto willen laten zien van Wyb in haar werkkleding, en dat in vol ornaat. Mijn lieve vrouw, die ik voornamelijk ken van het charmante staan bij een theaterdeur in smaakvolle kleding, draagt momenteel in haar nieuwe baan bedrijfskleding. Die bestaat uit een smetteloze witte blouse van een stof waar Wyb enorm de pest aan heeft, namelijk een soort polyester. Die stof maakt het dragen ongemakkelijk omdat hij stijf en zweterig is.

Mijn lieve vrouw wilde echter niet dat ik de foto maakte. Op de eerste plaats omdat ze sowieso de pest heeft aan bedrijfskleding. Op de tweede plaats omdat ze met die blouse, die van geen kant bij haar past, opeens veel te tuttig lijkt. Ik vind het wel grappig, Wyb, met stijve witte blouse, maar goed, ik ben de beroerdste niet.

Vandaar alleen een foto van haar badge met drie vlaggetjes. De gasten van de camping kunnen daaraan zien welke talen ze spreekt. Dat klopt niet helemaal want gisteren kwam Wyb thuis met het verhaal dat ze vijf verschillende talen had gesproken om mensen te helpen, namelijk: Frans, Duits, Nederlands, Fries en Spaans. Dat Spaans spreekt ze tamelijk gebrekkig, maar blijkbaar goed genoeg om iemand uit de brand te helpen. Maar voor de duidelijkheid lijkt me beter dat dat Spaanse vlaggetje er niet op komt te staan. Dat Fries vlaggetje had zeker op haar badge moeten staan, vooral omdat er best nogal wat Friezen naar de camping komen. Niet zo gek, want over een week, als de vakanties in volle gang zijn, zitten er zo’n negenhonderd mensen op de camping. Nu zijn er zo’n vierhonderd en daar zitten natuurlijk Friezen bij. Het is toch fantastisch als je dertienhonderd kilometer heb gereden en je kunt gewoon Fries praten.

Journal

 

Kloosterleven

Donderdag 6 juli, Cadouin

 

Ritme, regelmaat, zijn voor een monnikenleven van groot belang, heb ik op de monnikenschool geleerd. Regelmaat geeft structuur aan rituelen. Regelmaat zorgt er ook voor dat je niet wordt afgeleid door zaken die niet van belang zijn. En de wereld is één grote poging om de monnik af te leiden van eenzaamheid en werk. Ik word een steeds betere monnik.

Ik was vanochtend vast van plan om samen met Wyb op te staan en haar dan naar haar werk te brengen. Op die manier had ik vandaag de beschikking over de auto en kon ik eindelijk weer eens de wijde wereld in. Niet dat ik daar grote behoefte aan heb maar er is een directe relatie tussen mijn toenemende monnikenbestaan en mijn afnemende fotoproductie. Wie wil fotograferen zoals ik wil fotograferen moet zwerven. Maar de laatste tijd zwerf ik niet meer. Dat komt omdat ik geen auto ter beschikking heb, maar dat komt ook omdat ik in toenemende mate hecht aan het ritme van de dag in mijn seculiere klooster.

Als Wyb zegt dat ik nu toch echt moet opstaan als ik haar nog wil wegbrengen, kreun ik dat ik toch maar liever blijf liggen, dat ik geen zin heb om vandaag te gaan jakkeren. De fotograaf in mijn zegt: slappeling. De monnik in mij zegt: goede beslissing, jongen. Het feit dat ik blijf liggen is geen luiheid. Want ik weet dat vijftig minuten nadat Wyb is opgestaan, ook ik zal opstaan. Voor Wyb gaat de wekker op tien over zeven af, gevolgd door mijn wekker om acht uur, waardoor we elkaar nog net een afscheidskus kunnen geven en ik haar op het hart kan drukken dat ze voorzichtig moet rijden.

Dan begint mijn kloosterleven. Lichamelijke verzorging, innerlijke verzorging, studie, schrijven, lezen, hond uitlaten dmv lange wandeling, lezen, wachten op de terugkomst van Wyb , samen 0.0 drinken en een zakje chips eten op de veranda, koken, beneden in de tuin eten, even het vuil wegbrengen naar de dorpscontainer, wat tevens een kleine avondwandeling is, afwassen, genieten van de vallende avond, samen wijn drinken, naar binnen om televisie te kijken, Wyb valt op de bank in slaap, ik kijk nog even verder op televisie, dan samen naar bed. Dit is het ritme van mijn profane worshippen, pure devotie, mijn eredienst aan de geest en de rust.

Dit is nog eens het roer om. Hoe anders is mijn leven nu dan vroeger, toen ik banen in Amsterdam en Rotterdam had en mijn halve leven zich in treinen afspeelde met een telefoon aan mijn oor. Hoe heerlijk is het kloosterleven, een klooster zonder abt, een klooster met een kloosterorde van twee personen, waarvan de een ook nog eens 35 uur per week voor werk weg is en geen idee heeft dat ze in een klooster woont.

425

Journal

 

Schemerleven

Woensdag 5 juli, Cadouin

 

Dit blog vormt een bizar contrast met het huidige zomerweer, geef ik toe. Het is op de aarde nog nooit zo warm geweest als nu. Amerikaanse deskundigen zeggen dat afgelopen maandag de warmste dag ooit gemeten was. De gemiddelde temperatuur op aarde was maandag 17,01 graden Celsius. Wat mij eerlijk gezegd een beetje tegenvalt. Of is het meevalt? Ik had gedacht, gezien de opwarming van de aarde, dat de gemiddelde temperatuur hoger zou zijn. Zeker als je, zoals ik, wel eens in de woestijn van het Indiase Rajasthan bent geweest.

Mijn blog gaat over februari 1963. In die maand liep ik over een bevroren Waal. De Waal? Bevroren? Als dit in gesprekken wel eens ter sprake kwam, en ik dat vertelde, trof ik vaak ongeloof. Wie de Waal kent weet dat hij niet bevriest, de Waal is een machtige stroom, die is niet te temmen, was dan de reactie. Toch wel. Ik heb echt in februari 1963 een Volkswagen over een bevroren Waal zien rijden. Er zijn foto’s die dat bewijzen.

Het is een beetje raar om er nu over te beginnen, maar dat komt door het boek dat ik lees. Het is geschreven door Jaap Robben, het heet Schemerleven en speelt zich tot nu toe af in Nijmegen, ik ben op bladzijde 45. Tot mijn grote genoegen beschrijft Jaap Robben het beeld dat ik als 9-jarige met eigen ogen heb mogen aanschouwen. Hij schrijft vanuit het perspectief van een 21-jarige hoofdpersoon:

‘Ik had een gladde vlakte verwacht, maar de rivier lag erbij als een slordig geploegde ijsakker. Rond de vastgevroren binnenvaartschepen aan de kade stuwde het ijs omhoog en verderop richting de Waalbrug hadden zich grote ijsplaten opgehoopt waardoor het daar leek op de ruïne van een winterpaleis.
Bij de oude gascentrale naast de spoorbrug liep de kade schuin af, daar krioelde het van de mensen. Jongens van een studentenvereniging hadden met olielampen een veilige route uitgezet naar de overkant van de Waal die je zelfs na zonsondergang terug kon volgen. Het witte ijs was versleten, vol barsten en putten, maar nog altijd dik en onwennig glad. De harde kou beet direct door mijn schoenzolen heen. Mijn voeten leken te krimpen in mijn pantysokken. Ik schuifelde een paar stappen vooruit en glimlachte in het rond. Niemand die het zag. Vaders trokken sleeën met soms vier kinderen erop, een processie van gearmde echtparen in zwarte jassen schuifelde naar de andere oever. Iedereen was samen met iemand op de vlakte, zelfs de kleumende nonnen hadden elkaar om overeind te blijven.’

Toen ik dit las, realiseerde ik me dat ik getuige ben geweest van best wel een historische gebeurtenis. De generaties na mij zullen nooit meer een bevroren Waal zien, zoals ze, grote kans, ook nooit meer een Elfstedentocht zullen meemaken. Nou ja, ik zie eerder nog een Elfstedentocht doorgaan dan een Waal die bevriest.

424

Journal

 

X

Dinsdag 4 juli, Cadouin

 

Ik ben al jaren lid van de Coöperatie Laatste Wil (CLW). Ik werd lid om pragmatische en ideële redenen. Pragmatisch omdat ik op die manier hoopte Middel X te kunnen krijgen, een middel om jezelf te euthanaseren. Heb ik daar plannen voor? Helemaal niet. Maar het ligt zeer voor de hand dat ik dat plan wel krijg, bijvoorbeeld als ik terminaal word of mijn psychische en fysieke gesteldheid zodanig beroerd is dat ik niet meer wil leven.

Maar waarom bespreek je dat niet met je dokter? En pleeg je niet via het medisch traject euthanasie als dat nodig is, zullen sommige lezers zich afvragen. Door al dat verhuizen van ons heb ik vele dokters gehad en het is nu zelfs zo dat ik een dokter heb die ik nauwelijks versta als niet Franstalige. Bovendien moet je hier in Frankrijk niet over euthanasie beginnen, want dan slaan de stoppen door. Het is een groot taboe.

Maar ook al had ik wel een vertrouwensband met mijn dokter, dan nog zou ik het niet met hem bespreken. Ik vind dat dokters er zijn om mensen beter te maken en niet om hen in te laten slapen. Komt bij dat officiële euthanasie aan strenge wettelijke regels is gebonden en ik ben er tegen dat de wetgever grenzen aan mijn doodswens stelt. Bovendien heb ik meegemaakt dat een dokter, ondanks dat alles was geregeld, op het moment suprême weigerde de afspraken na te komen. Een dokter bleek opeens een onbetrouwbare factor. Maar bovenal: er is één iemand die over mijn dood gaat, en dat ben ik zelf. Ik wil volkomen over mijzelf kunnen beschikken. Over hoe en wanneer ik dat besluit neem, zal ik uiteraard goed overleggen met mijn naasten. Maar ik vind niet dat de wetgever, de dokter of god daar enige invloed op hoeft te hebben.

Volgens de huidige wetgeving kunnen mijn naasten op het moment van sterven beter niet bij mij zijn. Zelfdoding is niet strafbaar, maar de hulp bij zelfdoding is dat wel. In het Wetboek van Strafrecht staat dat degene die een ander behulpzaam is bij zelfdoding of hem daartoe de middelen verstrekt, een misdrijf pleegt als de dood ook daadwerkelijk intreedt.

Omdat zowel Middel X eigenlijk niet verkrijgbaar is en er geen zelfbeschikkingsrecht bestaat over de dood ben ik, de ideële redenen, lid geworden van de CLW. Zoals het lang duurde voordat er in Nederland een euthanasie wetgeving kwam, zo zal het nog wel enige tijd duren voordat mensen dat zelfbeschikkingsrecht krijgen, de CLW ijvert daar gelukkig voor. Dat dit uiteindelijk gaat gebeuren, daar ben ik van overtuigd. Onze christelijke medemens heeft momenteel nog veel invloed op het bestuurlijk en juridisch denken, maar dat wordt allengs minder. Nu al bestaat in de samenleving grote mate steun voor het zelfbeschikkingsrecht.

Best mogelijk dat je over dit onderwerp de aankomende tijd veel hoort. Een 30-jarige man staat momenteel terecht omdat hij Middel X verkocht. Sinds een paar jaar is het Openbaar Ministerie ontzettend fanatiek bezig de CLW te criminaliseren. Het OM heeft namelijk een nieuwe topman, Rinus Otte, onthoud die naam want van die man kunnen we nog veel ellende verwachten, een man met een streng gereformeerde achtergrond en hij heeft er zijn missie van gemaakt om deze ontwikkeling te keren. Er staan nu zelfs bestuursleden van de CLW terecht. In de ogen van die Otte ben ik lid van een criminele organisatie.

Per jaar zijn er in Nederland zo’n 1800 mensen die zichzelf doden. Nu moeten veel mensen voor een wrede, eenzame dood kiezen. Ze springen voor treinen, hangen zich op, laten zichzelf versterven of vergassen zichzelf. Onbegrijpelijk eigenlijk dat we mensen ervan weerhouden om waardig en rustig op een zelf gekozen moment te kunnen sterven. Met een zelfdodingspil is veel leed te voorkomen.

Helaas heb ik het middel zelf nog niet in huis. Ik weet om welk middel het gaat en wie goed zoekt kan het in het buitenland verkrijgen. Alleen in Nederland is het verboden om het in kleine verpakking te verkopen, daarvoor zorgde dus de 30-jarige man die nu terecht staat. Maar ik heb het met Wyb besproken en die vindt het geen fijn idee om het in huis te hebben, wat ik begrijp. Neemt niet weg dat ik het wel graag in huis zou willen hebben, want je weet natuurlijk nooit wanneer het moment daar is. Een mens kan beter maar goed voorbereid zijn, je weet nooit in hoeverre je in geval van een calamiteit nog handelingsbekwaam bent.

Voor meer informatie over dit onderwerp: https://laatstewil.nu/

 

P.S. Ik beloof nooit meer lange blogs te schrijven.

424

Het huis van het weekdier

 

 

 

Eenmaal

Men kan als kind slechts eenmaal hutten bouwen.
Men kan als man slechts eenmaal macht aanschouwen.
Ook oud kan men slechts eenmaal wijsheid spreken:
och weet, men kan slechts eenmaal om u rouwen.

Journal d’images

 

Dead or alive

Maandag 3 juli, Cadouin

 

Goed nieuws. Een maand geleden legde ik de laatste hand aan mijn derde album. Er staan dertien nummers op. Allen messcherp, al zeg ik het zelf. Het album verschijnt om principiële reden niet op Spotifty. Het is alleen op vinyl te krijgen. De titel van het album: Dead or alive. Alle songs heb ik zelf geschreven. Gisteren was de hoes klaar.

Journal

 

Spiegelen

Zondag 2 juli, Cadouin

 

Een biografie lezen is ook een dialoog met je eigen leven voeren, vind ik altijd. Door een biografie doorleef je het leven van een ander en daar spiegel je je eigen leven aan. Ikzelf vind dat een van de geneugten van een biografie lezen. Door diep te lezen, wat iets heel anders is dan het lezen van app’jes of mailtjes, ontwikkel je, schijnt, je empatisch vermogen. Bij het lezen van een biografie is dat helemaal het geval. In het geval van Vasalis heb ik mij 900 pagina’s verdiept in haar leven. Ik heb meegeleefd met haar voor- en tegenspoed, al haar keuzes en overwegingen.

Ik zal een voorbeeld van dat spiegelen met je eigen leven geven. Ik vind dat de biograaf van Vasalis, Maaike Meijer, een meesterwerk heeft afgeleverd. De volgende passage is een voorbeeld van dat meesterschap, maar ook een voorbeeld van het spiegelen. Voor de duidelijkheid. Maaike Meijer noemt Vasalis Vasalis als het om haar dichtersleven gaat en Kiek als het om haar privéleven gaat. Kiek was de koosnaam, of bijnaam van Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans, zoals Vasalis werkelijk heette, vanaf haar vroege jeugd.

Hoofdstuk 4, met de titel Tachtig, begint zo:
‘Ouder worden beleeft Kiek soms een gevoel van vrijheid, zoals ze het sinds haar kindertijd niet meer heeft gehad. De ouderdom brengt haar iets terug van haar kinderlijke beleving van de wereld, omdat ze het bestaan nu vaker kan ondergaan als ‘een ruim ogenblik’, zonder overwegingen en conclusies. Wat haar zo boeit in het karakter van haar oude vriendin Carina Bouman is haar levendigheid en echtheid. Een ‘ouderdom gevoed door een onoverwinnelijke jeugd’ lijkt ook haar te zijn beschoren. Ze constateert met verbazing dat ze regelmatig zo gelukkig is als je wel eens kunt zijn op een bergtocht, wanneer je boven de boomgrens bent gekomen, een soort opluchting en ruimte en geluk om wat je ziet.’

Prachtig verwoord, en het omschrijft in hoge mate mijn gevoel van het ouder worden en het niet meer hoeven te werken. ‘Een ruim ogenblik, zonder overwegingen en conclusies’. De kracht van een ouderdom gevoed door een onoverwinnelijke jeugd. Boven de boomgrens komen. Voor mij is dit de mooiste levensfase, eindelijk kun je alle plichtplegingen loslaten. Free at last.
Er zit natuurlijk een groot nadeel aan die ouderdom. Het weten dat je tijd beperkt is. In mijn jeugd had ik vaak het besef van de oneindige tijd, een triomfantelijk gevoel dat er een heel leven voor me lag. Ik geef toe: jeugdige overmoed. Maar toch. Dat is nu anders. Ik zal over dit nadeel Vasalis zelf aan het woord laten.

‘Ik heb zolang ik weet, altijd geschreven, maar nooit bewust een schrijver willen worden. Ik wou een dokter worden en ik wou kinderen hebben, minstens zes. Verliefd was ik altijd, maar met trouwen had dat niets te maken. -Nu voel ik me constant schuldig dat ik schrijven heb verwaarloosd- zo’n grote moot van mezelf. Niemand – niets heeft me deze weg opgedrongen, het is gewoon zo gegaan. En het is te laat. Ik zit vol verhalen, gedachtes, landschappen, zeeën, verlangens, maar ik kan ze niet meer opschrijven.’

423

Vertaling van de titel op het affiche: De hemel kan niet wachten.

Journal

 

Teletekst

Zaterdag 1 juli, Cadouin

 

Laat ik eerlijk zijn. Een van de eerste dingen die ik doe als ik ’s ochtends wakker word, is naar mijn mobiel grijpen. Het eerste waar ik dan naar kijk is Teletekst. Ik weet dat een aantal lezers nu begint te lachen. Teletekst, wie kijkt er nou op Teletekst? Het is een overblijfsel uit de steentijd van de massacommunicatie.

Als Ik wel eens het woord teletekst laat vallen bij mijn dochters beginnen ze hard te lachen. Teletekst, het is voor hen het bewijs dat ik een uit de tijd gegroeide boomer ben. Volgens hen leven er inmiddels meer mensen die nog nooit van Teletekst hebben gehoord dan wel. Hun bewering: er is echt niemand meer die gebruikmaakt van dit primitieve medium dat er niet uitziet. Ik dus wel. Het geeft me een snel overzicht van het laatste nieuws. Ik kan ook wel op de NOS.nl kijken, maar dat wordt zo vervuild door sport. Eigenlijk zouden ze alle sportberichten, ook in kranten, met een grote S moeten markeren, dan weet ik tenminste wat ik kan overslaan.

Met het lezen van Teletekst begint mijn dag een beetje op gang te komen. Het wekt mijn nieuwsgierigheid op, mijn irritaties en mijn boosheid. Zo lees ik gisteren dat de Onderwijsraad alarm slaat over het lerarentekort. Ik lees: “Het is nu het moment om keuzes te maken”, zegt voorzitter Edith Hooge in een toelichting. ‘Er moet worden gekeken naar het onderwijsaanbod of wat er op het programma staat in inhoud en tijd kan worden beknot.’ Basisscholen kampen momenteel met een lerarentekort van 10 procent. In het voorgezet onderwijs kan twee derde van de vacatures niet worden ingevuld.

Op de vroege ochtend, terwijl ik nog in bed lig, ontsnapt mij een vloek. Onderwijs heeft altijd mijn speciale belangstelling, vermoedelijk omdat het niet veel had gescheeld of ik had zelf mijn hele leven voor de klas gestaan. Ik wist net op tijd te ontsnappen. Maar het punt is. Dat lerarentekort staat toch al zeker vijfentwintig jaar op de agenda. Eerst zagen we het aankomen, nu is het een fait accompli en al die tijd is er alleen maar eindeloos over gezeverd, vooruit geschoven en geen enkele maatregel genomen. Ik weet ook dat het een groot probleem is, maar je zou eens conclusies kunnen trekken en wèl besluiten nemen, zelfs als ze niet afdoende zijn. Maar niets is zo erg als discussies door laten kankeren. Dames en heren, het is de ziekte van Nederland.

Deze week kreeg ik ook nog flarden mee van het debat over het niet-landbouwakkoord en hoorde ik onze landbouwminister Piet Adema praten. Luister vijf minuten en je weet dat het nooit iets wordt met die man. Wat een lamlendige, christen-democratische slapheid. Inmiddels hebben de boeren de macht in Nederland overgenomen. Ze zitten in grote getale in de waterschappen, ze nemen hun posten in de provinciebesturen in, hebben de grootste fractie in de Eerste Kamer, over niet al te lange tijd zelfs in de Tweede Kamer. Dit allemaal dankzij angsthazen als Piet Adema die niet durven door te pakken en daarmee de boer alle ruimte geven. Goed beschouwd pleegt de boerenlobby een soort coup. In de 18e eeuw stichtten Nederlandse boeren in Zuid-Afrika diverse Boerenrepublieken, in de 21e eeuw zijn ze in Nederland bezig met het stichten van een boerenmonarchie. Arm land.

422

De kunst is jouw wapen.

Het huis van het weekdier

 

 

 

Pas op, de jaargetijden jagen ons,
jaar in, jaar uit. De jongen in het dons,
dan De Trek. De boom in bloei, de boom wordt kaal.
Keer op keer. En wij? Verstop u in cocons.

Journal d’images

 

Uitdaging

Vrijdag 30 juni, Cadouin

 

Toch maar even een blog schrijven. Ik was het niet van plan want vanochtend zijn we naar een fototentoonstelling in Carlux geweest van de fotograaf Robert Doisneau. Daarna samen met Wyb lunchen aan de borden van de Dordogne. Tijdens die lunch konden we met onze voeten in de Dordogne zitten. Vervolgens boodschappen waardoor we pas tegen drie uur thuis zijn. Voor een monnik die altijd thuis zit in zo’n dag best enerverend.

Genoeg tijd om een blogje te schrijven denkt de achteloze lezer dan, maar die vergeet gemakshalve dat we dadelijk weer een apéro hebben. Voor wie niet weet wat dat is. Het behoort bij de Franse traditie om op vrijdagmiddag zo nu en dan een apéro te organiseren. Het is een soort aperitief, voor het eten samen met een aantal genodigden een borrel drinken onder het genot van wat Franse snacks. Dat betekent heel erg sociaal doen en intensief luisteren of je dat Frans wel verstaat. Ik weet het nu al: als ik er van terugkom heb ik alleen nog zin om op de bank te ploffen en televisie te kijken.

Het is dat ik Paul aan de lijn had, die gisteren jarig was. Hij verklaarde dat het lezen van Dossiermoddergat onderdeel is van zijn dagindeling. Als ik eens geen blog schrijf denkt hij, zo verzekerde hij mij: nou, die is ook weer lui geweest. Wat ik toch weer als een soort uitdaging beschouw. Ook daarin kun je zien dat ik nog geen echte monnik ben, een monnik zou zich nooit zo laten opjutten. Om mij er toch met een Jantje van Leiden vanaf te maken vandaag een journal d’images.

Bovenste foto: ik samen met Robert Doisneau. Onder ik als een soort gevangene in Alcatraz. Zelfs de fotografie laat ik vandaag helemaal aan Wyb over. Wat die onderste foto betreft, om geen verkeerde indrukken te wekken, de foto is niet in Alcatraz genomen in het raam van onze wc. We hebben inderdaad een getraliede wc, je weet nooit, safety first.

Journal

 

Muziek

Donderdag 29 juni, Cadouin

 

Je bent niets vermoedend aan het lezen en dan is het er opeens: muziek in de oren, pijl in het hart, een gedicht om groot op een muur te schrijven, of altijd bij je te dragen, of zoiets. Ik las in Vergezichten en gezichten, de derde bundel van M. Vasalis. En paf, daar stond het gedicht op bladzijde 37. Om in de oren te knopen, uit het hoofd te leren, in ieder geval altijd paraat te hebben. Het gedicht is titelloos, maar dat zegt niets, dat zijn zoveel gedichten en terecht. Een titel duidt en het is jammer iets meteen al te duiden. Wat niet wil zeggen dat ik niet houd van gedichten met titels. Ik vind titels boven een gedicht best mooi staan. Ze zijn de kroon op een gedicht zou je kunnen zeggen. De dichter doet wat noodzakelijk is. Vasalis schreef dit gedicht dus zonder titel.

 

Als daar muziek voor is, wil ik het horen:
ik wil muziek voor oude mensen, die nog krachtig zijn,
en omgeploegd met lange, diepe voren
en ongelovig. Die de wellust en de pijn
nog kennen. Die bezaten en verloren.
En àls er wijsheid is, die geen vermoeidheid is,
en helderheid, die geen versterving is,
wil ik die zien, wil ik die horen.
En anders wil ik zot en troebel zijn.

 

M. Vasalis
uit de bundel Vergezichten en gezichten

421

Journal

 

In de schaduw

Woensdag 28 juni, Cadouin

 

Wyb en ik wandelen door de bossen van de Dordogne over een eeuwenoud pad. Opeens komen we op een primitief verhard stuk, gemaakt van zorgvuldig neergelegde keien. Wie heeft deze weg aangelegd? Waarom verhard?
We namen een pad dat we nog niet kennen, het pad slingert over de heuvels en brengt ons in the middle of nowhere in oude nederzettingen, een groepje van drie, vier huizen, gehuchten, hier hameau geheten. De huizen zijn even oud als de paden, van binnen aangepast aan de tijd, maar hun uiterlijk is in eeuwen niet veranderd. Hier kun je nog door de middeleeuwen wandelen.
De Dordogne is, realiseer ik me steeds meer, een uitwijkplaats voor mensen die van het oude, eenvoudige leven houden. Niks files, stress en ratrace hier trekt men zich terug in de weldaad van de natuur en de geschiedenis.

Wyb en ik lopen mogelijk over een pad dat in de prehistorie zijn eerste vorm kreeg. De Dordogne is de oudste streek van Europa, hier woonden de eerste mensen, mogelijk nog samen met Neaderthalers. Met name in de Vallée de Vézère zijn volop oude sporen gevonden van de Cro-Magnonmens die leefde van 45.000 tot 15.000 v.Chr. In de grotten Laccaux en Grotte de Font-de-Gaume vinden we de eerste artistieke uitingen van de mens in de vorm van tekeningen.

We kennen de Dordogne natuurlijk het best vanuit de auto, maar dan zie je vooral het moderne Dordogne. Als je de auto laat staan en een pad volgt, kom je in het hart van het oude Dordogne. Overal zijn nog sporen van een rijke geschiedenis te zien. Hele stadjes en dorpjes hebben nog steeds de vorm die ze in de Middeleeuwen aannamen. Op elke plek met een beetje uitzicht verschijnt wel een kasteel in beeld.

Een dorpsgenoot van ons verwoordde het onlangs als volgt: ‘Cadouin is een magische plek. Vroeger kwamen hier uit alle windstreken de pelgrims bijeen. Ook nu is het dorp een verzameling van mensen uit een groot aantal landen en streken. Het is een internationale gemeenschap.’ Dat is het zeker. Alleen al om onze vallei, waar zes huizen omheen staan, zijn er twee van Engelsen. Een van die huizen is van ons.
In het dorp wonen diverse Nederlanders, zelfs iemand uit Australië, die, trekkend over de wereld, regelmatig in Cadouin woont. Ik denk dat de Dordogne een bepaald soort mens aantrekt, het zou interessant zijn om te onderzoeken hoe die mens er dan uitziet. Voor mij voelt het als een enclave vol rust en ruimte waar mensen wonen die aan de rand van de samenleving zijn gaan wonen. Het is een plek voor mensen die het leven willen genieten, mensen die van goed eten, mooie wijnen houden en houden van de buitenlucht waar je nog tot diep in de avond vanaf je veranda naar de sterren kunt kijken.

Daarmee is het ook een soort ultiem Drenthe. Het zijn vaak ouderen die genoeg hebben van het hectische leven in de stad. Ze leven liever in de schaduw van de geschiedenis, in een aangenaam klimaat waarvan de scherpe kantjes zijn afgehaald. Klimaat zowel in de betekenis van maatschappelijk klimaat als meteorologisch klimaat. Op zoek naar het goede leven.

420

Journal

 

L’oeil lucide

Maandag 26 juni, Cadouin

 

Correctie, correctie. Ik moet het inwonerstal van Cadouin bijstellen. Gisteravond maakten wij kennis met le maire, de burgemeester, en hij wist me te vertellen dat Cadouin momenteel 200 inwoners heeft. Onlangs meldde ik nog dat het er 311 zouden zijn. Fout dus.
Tweehonderd is niet veel, maar dat wil niet zeggen dat er niets gebeurt. Dit en aankomend weekend is er zowaar een filmfestival, georganiseerd door onze buurvrouw. De titel van het festival luidt l’oeil lucide, het heldere oog. Toch echt een prachtige titel voor een filmfestival.

Wyb en ik waren bij de openingsavond en zagen vier documentaires. De eerste documentaire liet vrouwen zien die hun vagina’s onderzochten. De tweede ging over een vrouw die een spiraaltje kreeg en van dat proces hebben wij werkelijk niets gemist. Best een gedoe zo’n spiraaltje. De derde film was een tekenfilm. We zagen hoe de maakster het klaarkomen van diverse vrouwen verbeeldde. De vierde ging over een kunstproject in Amerika waar vrouwelijke kunstenaars zich in een huis hadden opgesloten en dat feminien maakten.

Ik was tamelijk verrast, mag ik wel zeggen. Cadouin, diepe provincie, een rurale samenleving met veel oer-Franse bewoners, hoe kan het dan dat je dit programmeert? Ik moet het onze buurvrouw nog vragen. De oer-Franse bewoners lieten zich dan ook niet zien. Veel mensen in het kleine zaaltje kende ik niet, ik vermoed dat er wat mensen uit Bergerac en Bordeaux van het festival waren komen genieten.

Veel oorspronkelijke bewoners waren gisteravond wel aanwezig. We zaten op de binnenplaats van de abdij, sommigen zaten op stoelen, anderen lagen op kleden, waaronder de burgemeester. Samen luisterden we naar een radiodocumentaire waarin inwoners van Cadouin over het dorp werden geïnterviewd. Vooraf en achteraf waren er heerlijke drankje en hapjes. Het goede leven is hier echt overal. De geïnterviewden zeiden ware dingen, want er werd vaak instemmend gelachen en geknikt.

Daarna was er discussie. Want dat valt me wel op. Bij culturele activiteiten wordt er veel gepraat. Er zijn lange inleidingen en de uitleidingen doen daar niet voor onder. Discussie na is hier nog wel steeds populair. Bij die discussie kwamen er wat barsten in het positieve beeld dat de documentaire over Cadouin schetste. Een meneer die ik niet eerder had gezien verwoordde het zonder terughoudendheid.

Cadouin was beslist geen paradijs, Cadouin was merde. In zijn jeugd was Cadouin al merde en nu was het nog steeds merde. Vroeger werden er elke zondag nog films vertoond in de salle rurale, nu was er alleen in de zomer voor de toeristen nog iets te doen. Komt bij dat al die buitenlanders de huizen opkopen zodat de oorspronkelijke bewoners geen woning meer kunnen krijgen.
Een mevrouw nodigde hem vervolgens uit zelf die filmavonden op zondag te gaan organiseren. Ze vroeg wie de meneer wilde helpen en diverse vingers gingen omhoog. Ik had nog willen inbrengen dat geen enkele plaats op aarde een paradijs is. Het paradijs vind je vooral in jezelf. En dat wij het helemaal niet erg vinden dat hier nauwelijks iets gebeurt, dat wij Cadouin juist voor de solitude hebben gekozen.

Die opmerking over die buitenlanders die huizen opkopen hoeven wij ons niet aan te trekken, zo maakte ik op uit ons gesprek met le maire. Het gaat dan vooral over buitenlanders die hier slechts een paar weken per jaar zijn en de rest van het jaar hun huizen leeg laten staan, en dat zijn er heel veel. Als je hier permanent woont, zoals wij, dan ben je gewoon een echte inwoner van Cadouin.

Het waren twee voor mij teleurstellende avonden. Het bleek op beide avonden hoe slecht ik nog Frans versta. Het lukt me inmiddels best te zeggen: Je m’appelle Gérard et comment t’appelles-tu? Maar van een discussie over het spiraaltje begrijp ik nog niks en een goed gesprek over Cadouin kan ik ook niet echt volgen. Dat apprendre le français wordt nog een hele klus.

Journal

 

Rampspoed

Zondag 25 juni, Cadouin

 

Ik ben altijd weer blij als Wyb terugkomt van haar werk. Uiteraard ben ik blij, het zou eens anders moeten zijn. Maar ik ben ook blij omdat ik voornamelijk in mijn hoofd leef. Het enige contact dat ik vandaag met mensen heb gehad, was tijdens mijn wandeling met Dies. Ik kwam een moeder met vijf kinderen tegen en die waren helemaal gek van hem. Ze wilden alles van hem weten. Een korte ontmoeting. Wyb daarentegen maakt op een dag van alles mee en ik luister graag naar haar verhalen.

Vorige week was een kindje van twee jaar op haar hoofd gevallen. Als receptioniste, die vrijwel als enige Frans spreekt, verleent ze dan eerste hulp en regelt daarna een bezoek aan het ziekenhuis. Het arme kind kreeg vijf hechtingen in haar hoofd.

De enige met wie ik praat is Dies. Nou doe ik dat al sinds we hem hebben en hij begrijpt precies wat ik bedoel, dus dat is prettig. Enige jammere, hij zegt niets terug. Dat wil zeggen, hij heeft geen stem. Uit veel van wat hij doet, blijkt dat hij mij prima verstaat. Als ik bijvoorbeeld tegen hem zeg dat ik boodschappen ga doen, gaat hij meteen teneergeslagen liggen. Dies is het liefst de hele dag bij me. Als ik zeg dat hij beter niet in de studeerkamer kan komen en maar even in de kamer moet bijven omdat hij vies is, dan loopt hij begrijpend terug naar de kamer. Best handig zo’n hond, en lief.

Wyb had twee weken geleden intensief contact met mensen waarvan de auto weigerde te starten. Met geen mogelijkheid was er nog beweging in te krijgen. Het was vrijdagmiddag, ze twijfelde of ze nog iets kon regelen. Tot haar verbazing stond de garage binnen een kwartier op de camping met een takelwagen.

De week daarop kwam de man wiens auto kapot was op dinsdag aan Wyb vragen of ze nog iets van de garage had gehoord. Nee. Bovendien was ze er vast van overtuigd dat het contact van de garage direct met hem liep. Maar zoals vrijwel alle Nederlanders sprak de man geen Frans.
Wyb belt de garage, die haar laat weten dat ze de auto naar een beter geoutilleerde garage hebben gebracht, een paar dorpen verder op. Zij kregen er ook geen beweging in.

Wyb belt de nieuwe garage en die haar vertelt dat het een heel dure reparatie wordt, vierduizend euro. Bovendien hebben ze het druk. De auto is pas over drie weken klaar. Ze vertelt het nieuws aan de man, die meteen wanhopig is. Rampspoed. Drie weken? Ze moeten aankomende vrijdag naar huis. Hoe moet hij nu thuiskomen met drie kleine kinderen? Wyb vraagt of hij is verzekerd. Maar dat is hij niet.

Uiteindelijk vliegt het gezin vrijdag vanuit Bergerac naar huis, gelukkig waren er nog plaatsen over. Mensen op de camping nemen hun spullen mee terug naar Nederland. Wyb mag zich hier allemaal tegen aan bemoeien, dus dan maak je wel iets mee. Ik geniet van de zijlijn mee en leer, als zij met dat soort dingen bezig is, Frans (moeilijk, moeilijk), schrijf een blogje, lees een boek en maak lange wandelingen met Dies. Die van vandaag was te lang. De zomer is hier in volle hevigheid losgebarsten. Met 34 graden moet ik maar geen lange wandelingen meer maken.

419

Het huis van het weekdier

 

 

 

Als om ons heen, diep in de nacht, de mensen
slapen, is het tijd voor onze verste wensen.
Wij kruipen bij elkaar met huid en haar,
zo, klein bijeen, betasten wij de grenzen.

Journal

 

Zilveren Griffel

Zaterdag 24 juni, Cadouin

 

Op de dag dat ze in Rusland elkaar de tent uitvechten, is hij er weer: Muisje.

 

Muisje

Och, kijk,
wat lief.

Een muisje

in een heel
klein versje.

 

Het heeft al vaker in een blog gestaan, nu is er een nieuwe aanleiding. Muisje bezorgt me een Zilveren Griffel. Of althans, een deel ervan. Muisje werd vorig jaar gebloemleesd door samensteller Jaap Robben in het boek Heel de wereld wordt wakker. Het boek kreeg veel aandacht, misschien wel omdat de ontlezing in Nederland in volle gang is en deze bloemlezing met kinderpoëzie een soort statement is tegen die ontlezing. Dit jaar krijgt het boek de Zilveren Griffel. Jaap Robben, zo verklaart hij, haalt de Zilveren Griffel op namens de auteurs, dus ook namens mij. Jaap, dank daarvoor.

Ik mag Jaap Robben sowieso dankbaar zijn, want hij heeft aardig wat promotie voor Muisje gemaakt. In het programma de Taalstaat droeg hij gedicht voor en stak hij de loftrompet over het nietige gedichtje en verklaarde hij dat hij het zo goed vond dat hij het op de eerste pagina heeft gezet.
Het gedichtje heb ik ergens in 2000 geschreven voor mijn enige bundel met kinderpoëzie O, was ik maar een aap. Over het totstandkomen van het gedicht kan ik me niets meer herinneren, ik vermoed dat het er opeens was. Zoals zoveel er opeens is.

Onlangs kreeg ik van Connie een link met het Vlaamse blad HUMO toegestuurd. Er stond een interview in met Jaap Robben waarin hij heel kort antwoordt op vragen over literatuur.
‘Wat is uw favoriete gedicht en waarom?’ vraagt HUMO.
Jaap Robben antwoordt: ‘Muisje van Gerard Tonen, omdat met dit gedicht voor kinderen poëzie begint.’ En dan citeert hij het gedicht, hij kent het blijkbaar uit zijn hoofd.

Jaap is niet de enige die het bloemlas. Gerrit Komrij ging hem voor in de baksteen: Nederlandse Kinderpoëzie in 1000 en enige gedichten. Als ik het me goed herinner sta ik op pagina 845. Het was een volledige verrassing dat ik er in stond, want hij had het me niet gevraagd. Later kreeg ik er vijf euro voor.
Nu ik het gedichtje voor dit blog nog eens overschreef, vind ik dat het voor verbetering vatbaar is. Ik vind dat die punt achter lief eigenlijk weg moet. Ik vind het een hinderlijk ding. Door die punt heb ik Een met een hoofdletter geschreven. Dat vind ik ook hinderlijk. Het houdt het gedicht op, maakt het gedicht ietwat houterig. Het gedichtje hieronder vind ik beter omdat het daardoor nog achtelozer wordt.

 

Muisje

Och, kijk,
wat lief

een muisje

in een heel
klein versje.

 

O ja, over die Zilveren Griffel. In de bloemlezing staan 333 gedichten. Dat betekent dus dat 1/333 deel van die Zilveren Griffel van mij is. Eindelijk eens iets gewonnen.

 

 

Journal

 

Fête de la Musique

Vrijdag 23 juni, Cadouin

 

De mobiel van Wyb gaat over.
‘O ja, leuk. Dat moeten we zeker doen. Nee, prima, bel jij dan?’
Natuurlijk maken dit soort zinnen me nieuwsgierig. ‘Wie was dat?’
‘De man die we vorige week hebben ontmoet. Of we het leuk vinden om samen een keer af te spreken.’
‘En toen zei jij leuk.’
‘Ja, natuurlijk zei ik leuk. Jij vindt dat natuurlijk niet leuk.’
‘Voor mij hoeft het niet. Echt niet.’
Als het even kan wil ik mijn semi-monnik bestaan met hand en tand verdedigen, voordat je het weet word je weer door sociaal gedoe opgevreten. Maar ik weet ook wel dat die afspraak er gaat komen. Ook ik ben er ambivalent in. Een paar mensen in de buurt kennen is toch prettig.

Als je ergens nieuw gaat wonen het niet lang of je krijgt het idee dat je er al lang woont. Een kat in een vreemd pakhuis ben je maar even. Al snel vallen de dingen op hun plaats. Je ontwikkelt gewoontes in je nieuwe woonplaats, je begint de mensen te herkennen die er wonen. Het landschap dat je vreemd was, maak je je eigen en al snel heb je de omgeving van je woonplaats in kaart gebracht. Een vreemde plek, ook al is het in het buitenland, wordt dan al gauw je thuis.

Of iedereen dat heeft kan ik niet beoordelen. Door mijn verleden, 25 verhuizingen, ben ik hierin een soort specialist geworden, vermoed ik. Ik moest wel, anders was ik al tijden ongelukkig. Maar ik ken ook mensen, tamelijk veel zelfs, die hun hele leven op één plek wonen. Niets mis mee, het heeft veel voordelen. Tip voor de jonge generatie: als je vermogen wilt opbouwen, blijf dan op dezelfde plek wonen. Mobiliteit maakt je arm. Mij is het niet gelukt, die continuïteit, ben er te onrustig voor. Al hoop ik dat ik in Cadouin de rust vind -de voortekenen zijn vooralsnog prima.

Afgelopen woensdag, 21 juni, de langste dag van het jaar, Wyb en ik zijn 22,5 jaar bij elkaar, waarvan 14,5 jaar getrouwd, was er Fête de la Musique in Frankrijk. Een traditie sinds 1976. Het feest is bedacht door de Amerikaan Joel Cohen, toen werkzaam bij Radio France. Zijn idee was om op de avond van de zomerwende zo veel mogelijk bandjes en andere muzikanten de straat op te laten gaan om de hele nacht muziek te maken. In de grote steden is het uitgegroeid tot grote muziekfestivals en zelfs in Cadouin is er een Fête de la Musique.

Ik zeg zelfs omdat volgens de laatste volkstelling in 2011 Cadouin maar 311 inwoners heeft en ik vermoed dat meer dan de helft daarvan de bezitters zijn van een tweede huis, dus er maar een klein gedeelte van het jaar zijn.
Wyb en ik gaan natuurijk even kijken. Er is een gezellig drukte op het plein voor de abdij. Als we door het dorp lopen worden we van diverse kanten begroet. Als we aan een terrastafel zitten, komen al gauw Barend en Marijke bij ons zitten, Caroline komt vragen of we op 14 juli op haar verjaardag komen. Vanavond gaan we naar film die geprojecteerd wordt tegen de muur van de abdij in het kader van een filmfestival en morgen gaan we zowaar naar Le Buisson de Cadouin voor een concert van een strijkkwartet. Het is duidelijk: het socialisatieproces is in volle gang. Het is best moeilijk om een monnik te blijven.

418

Journal

 

Gefeliciteerd

Donderdag 22 juni, Cadouin

 

Beste mede-Nederlanders, we mogen elkaar feliciteren. Wat een fantastisch nieuws dat het overleg over het landbouwakkoord is geknapt. Je had er toch niet aan moeten denken dat er wel een akkoord was gekomen. Het kan niet anders of het zou een slap akkoord zijn geworden dat helemaal niemand zou dienen, behalve de boeren natuurlijk. Die willen alleen tekenen als er niets gebeurt. Niks reductie van stikstof. Wat? Stikstof? Hoezo stikstof, niks aan de hand, heeft iemand die stikstof ooit gezien? Niks zorgen voor de broodnodige bodemverbetering. Niks verbeteren van de natuur.

Inmiddels mogen we vaststellen dat die boeren een volstrekt overschatte beroepsgroep is. We spreken over 55.000 boeren waarvan er zo’n 15.000 veeteelt bedrijven. Samen zorgen ze voor 1,5% van ons Bruto Nationaal Product terwijl ze 50% van ons land bezet houden.
De boeren denken dat ze de wind mee hebben met de winst van BBB, maar die is slechts verkregen door slimme framing: och, kijk die hardwerkende boer op zijn pittoreske boerderijtje. Het sentiment is door de vlees lobby meer dan goed bespeeld. Het zal niet lang duren of zelfs de kiezers krijgen door dat die boeren ons in de weg zitten. Als we Nederland verder willen ontwikkelen is er grond en milieuruimte nodig om te ondernemen. Het wordt hoog tijd om de boel te saneren.

Dat gebeurt tot nu toe buitengewoon omzichtig, met fluwelen handschoenen, bang als de politiek is voor tractors en kiezers. Maar feit is dat Nederland met de rug tegen de muur staat door gebrek aan ruimte voor van alles.
Laten we niet doen alsof we niet kunnen saneren. Hele branches en bedrijven zijn in mijn leven op de kop gegaan. Een paar voorbeelden: de textielindustrie in Twente en Tilburg, de Limburgse mijnen zijn gesloten, de scheepswerven hebben het loodje gelegd, de glasindustrie ging teloor, de Philipsfabrieken verdwenen nagenoeg, de suikerindustrie ging ter ziele, en zowel de vliegbouw- als de autoindustrie zijn resoluut weggesaneerd, evenals het fijnmazige filialennetwerk van de banken. En nu zijn de boeren aan de beurt.

Het wordt tijd, of beter gezegd, het is onontkoombaar dat de politiek eindelijk het heft in eigen hand neemt. Er is genoeg geld om te saneren. Stoppen met werken uit economische noodzaak en dan ook nog miljonair worden. Daar heeft de textielarbeider en de bankmedewerker nooit van kunnen dromen.
Eigenlijk is er ook geen reden als middenpartij om in een hoekje angstig te gaan bibberen omdat de bbb zo’n monsteroverwinning heeft gehaald. Want goed beschouwd valt dat best mee. In onze nieuwswaanzin lijkt het of bbb het land heeft overgenomen, maar eigenlijk kregen ze maar 20% van de stemmen. 80% van de stemmen kregen ze niet. De enige die mag bibberen is het CDA, maar ja, dat hebben ze ook verdiend. Ook wel goed om te weten, wie stemde er op bbb? De oudere kiezer en de laag opgeleide kiezer. Niks ten nadele van hen, maar gezien de crisis waar we inzitten, is rationeel handelen noodzaak, weg met de onderbuik.

417

Journal

 

Catalpa

Woensdag 21 juni, Cadouin

 

Ik heb het gevoel dat we in Frankrijk eigenlijk vijf dingen hebben gekocht. Dat komt omdat ieder van die vijf dingen zo zijn eigen indentiteit heeft, zo op zichzelf staat. Op de eerste plaats hebben we natuurlijk het huis gekocht.

Met dat huis hebben we een berg gekocht. De berg leidt achter het huis een geheel zelfstandig bestaan. Eigenlijk ligt ons huis in de veilige schoot van de berg. In diezelfde schoot ligt ook de veranda die weliswaar in het verlengde ligt van ons huis, maar er wel los van staat. De veranda is in feite onze woonkamer. Als het weer het even toelaat, en dat is best vaak, wonen wij buiten. De veranda noemen wij ook wel onze boomhut. Vanuit die boomhut observeren we de wereld.

Dan is er nog de tuin die voor het huis ligt, maar vooral onder aan de voet van het huis. Voordat we de tuin in kunnen, moeten we een paar trappen afdalen. Sowieso moeten we trappen afdalen als we de wereld in willen.
In de tuin staat onze catalpa, een monumentale boom die een geheel eigen bestaan leidt. De catalpa is de koningin van onze tuin, nu ze in volle bloei staat is ze op haar mooist.

Onze catalpa is een wonderlijke boom. Voordat we naar Frankrijk gingen had ik nog nooit van een catalpa gehoord, dat komt voornamelijk omdat ik geen verstand van bomen heb want in Nederland komt hij ook voor. Onze catalpa is een soort paraplu. Als het door de hitte nergens meer is uit te houden, vind je beschutting onder de catalpa. Niet voor niets hangt onze hangmat onder deze boom.

Je voelt aan alles dat het een krachtige boom is. Zo is de boom kaal en binnen een paar dagen staat hij volop in het blad. Een paar weken later komen er, als een explosie, opeens witte bloemen aan. Het lijkt of de koningin dan haar bruidsjurk heeft aangetrokken, wandelaars blijven vol bewondering naar haar kijken. Ze wil nu, naar anderhalve week, weer terugkeren naar haar natuurlijke staat en werpt de witte bloempjes van haar af zodat zij al een paar dagen op een wit tapijt staat.

De naam catalpa is afgeleid van het Cherokese ‘catawba’. Deze Indianen gebruikten delen van deze boom als geneesmiddel. Ik heb geen idee welke delen. De boom wordt ook wel eens trompetboom genoemd, dat komt omdat een bloem van de boom qua vorm op een trompet lijkt. Het is een weldadige boom, naast dat hij voor schaduw zorgt, heeft hij de bijzondere eigenschap dat hij vliegen en insecten op afstand houdt. We zijn inmiddels zeer aan onze catalpa gehecht.

 

Journal

 

Dit was eigenlijk alles

Dinsdag 20 juni, Cadouin

 

Verdomd, dat is het. Eindelijk heb ik het gevonden. Dat komt omdat ik de biografie van M. Vasalis lees. In de biografie is een proza fragment van Vasalis opgenomen waar ze nooit iets mee heeft gedaan, zoals ze met alle proza dat ze schreef niets deed. Het zijn twee eenvoudige zinnetjes. Ze vertellen precies welk probleem ik altijd heb gehad en nu niet meer. Ze luiden:

‘Hij wilde leven, zonder mee te doen. Dat was eigenlijk alles.’

Dat is nou exact mijn werkelijke behoefte geweest: leven zonder mee te doen. Eigenlijk was dat alles wat ik wilde. Maar het beroerde is: ik heb altijd meegedaan. Ik heb geëntameerd, gecoördineerd, aangejaagd, geregeld, gefaciliteerd, geënthousiasmeerd, jezus, ik heb wat geënthousiasmeerd. Enthousiasmeren was mijn middle name. Ik was een border collie, altijd maar rennen rond de kudde om die schapen naar betere gronden te brengen.

Maar dat wilde ik eigenlijk helemaal niet. Had mij een kamer gegeven met een tafel en een stoel en ik was gelukkig geweest. Ze hadden me een basisinkomen moeten geven en ik had in zo’n kamer gewoond.

Alhoewel dat niet waar is, want er waren natuurlijk allerlei andere drijfveren. Zo had ik best veel ambitie, ik werd soms verteerd door ambitie, dus ik werkte en werkte. Het geld, dat verdomde geld, was natuurlijk een mooie incentive. Incentive, dat is absoluut het lelijkste woord uit de managemtbrabbeltaal. Incentive, als ik dat hoor schiet het zuur in mijn mond. Maar goed, dat geld was natuurlijk een incentive. En, ik was een bange man, het idee dat ik zonder geld kwam te zitten was altijd een angstbeeld. De mens is een angsthaas.

Die ambivalentie, die kamer met tafel en stoel enerzijds en een druk, maatschappelijk belangrijk leven anderzijds, heeft toch voor een deel mijn leven verpest. Ik verlangde naar het een, en het andere deed ik met toenemende tegenzin.

Want eigenlijk dus had ik willen leven zonder mee te doen. En kijk, wat een onmetelijk geluk, op het einde van mijn leven, weliswaar veel te laat, heb ik dat heilige doel bereikt: ik leef, maar doe niet meer mee. Wat een genot. Ik zit op mijn veranda aan de zijkant en kijk op afstand naar het gefriemel waar ik zo lang deel van heb uitgemaakt. Wat een gedoe, waar mensen zin in hebben, waar ze zich druk over maken.

Leven zonder mee te doen, het is zo heerlijk. Elke dag kan ik doen wat ik wil, ik hoef niet te leveren, niemand die iets van mij vraagt of verwacht. Eindelijk heb ik de staat van volledige vrijheid bereikt. En dat alles door ons pensioenstelsel. Ik heb decennia met enige tegenzin een leven geleden waar ik in was gegleden. De troostprijs is dat dat leven het mogelijk heeft gemaakt één decennium te leven (deo volente) op de manier waarnaar ik altijd heb verlangd.

416

Journal

 

Nazaten

Maandag 19 juni, Cadouin

 

We wandelen over de zondagmarkt van Issegeac. Het toeristenseizoen is nog niet echt begonnen, dus we hoeven nog niet over hoofden heen te lopen. Na wat slenteren en het kopen van aardbeien belanden we op een terrasje. Het blijkt een eerste rang plaats voor een concert te zijn. Tegenover ons staan twee mannen, de een speelt gitaar, de ander speelt op een voor ons onbekend strijkinstrument, en ze spelen de sterren van de hemel. Ze maken Jiddische muziek afgewisseld met Frans repertoire waar je vrolijk van wordt.

Ze spelen zo goed dat mensen die langs wandelen spontaan beginnen te dansen. Lang geleden dat ik zo geraakt ben door muziek. Een kop koffie en een Perrier bij de hand, een fijne terrasstoel, muziek die gelukkig maakt, wat wil een mens nog meer? ‘Willen we een duurdere auto?’ vraag ik aan Wyb. ‘Willen we een groter huis?’ Nee, we willen alleen het nu. Zitten op een zonnig terras, een goed kop koffie, fijne mensen om je heen en muziek die je vervoert. Waarom zou een mens meer willen? De rest is hoogmoed en verspilling.

Dit weekend kwamen de nazaten van Circus Roelofs bij elkaar. Het is een zeer select gezelschap waarbij de jongste nazaten ontbraken. Dat is de schuld van mijn opa en oma die op oudere leeftijd, ze hadden al vier kinderen, nog een kind op aarde zetten, een onvervalst nakomelingetje. Met mijn moeder scheelde het zoontje, dat ze Jan noemde, liefst negentien jaar. Met mij scheelde Jan slechts negen jaar. Het gevolg is dat er sprake is van een soort scheiding bij de nazaten. Je hebt nazaten die de optredens van Circus Roelofs nog hebben meegemaakt en nazaten die het van horen zeggen hebben.

Waarom kwamen die nazaten bij elkaar? Zelf optreden hebben de nazaten nooit gedaan, al in hun jeugd werd Circus Roelofs geliquideerd. Moesten zij de erfenis verdelen? Er was helemaal geen erfenis. Ze kwamen bij elkaar omdat ze een gemeenschappelijk verleden hebben en samen kunnen ze nog even proeven aan dat verleden. Zo spraken ze over het overlijden van de moeders en de vaders, de zolder van hun oma, bogen zij zich over de vraag of hun oma eigenlijk wel aardig was. Een vraag die ik met een volmondig ja beantwoordde, mijn nichten hadden een genuanceerder antwoord.

Op deze bijeenkomst van de nazaten, die een keer in de dertig jaar plaatsvindt, was er bovendien heerlijk eten en vloeide de drank, zoals het Circus Roelofs betaamt, ook bij hen rijkelijk. Drank maakt, ondanks wat de gezondheidsgoeroes beweren, de geest zo heerlijk soepel en bevattelijk voor alles wat geweest is. Wij namen afscheid van elkaar met een foto.

Journal

 

Berg

Vrijdag 16 juni, Cadouin

 

Het Zwitserse dorp Brienz is nipt ontsnapt aan een rotslawine. Al lange tijd dreigde de helling achter het dorp los te laten en naar beneden te donderen. Voor de zekerheid was het dorp al ontruimd. Afgelopen nacht is het gebeurd. Gelukkig kwam de lawine een paar meter voor het dorp tot stilstand.

Nou wil het geval dat pal achter ons huis ook een steile berghelling ligt. Een meter breed achter ons huis ligt een goot om het water van de berg op te vangen, dan begint meteen de helling die vrij steil naar boven loopt. Zo steil dat ik hem nog maar een paar heb durven te beklimmen. Bij elke beklimming valt me weer op dat hij nog veel steiler en hoger is dan als je er voorstaat. Het toeval wil, of eigenlijk is het geen toeval, we hebben ervoor betaald, dat die berg van ons is.

Als ik het goed inschat is die helling zo’n honderdvijftig meter hoog. Aangezien ik een levendige fantasie heb, is al diverse keren in mijn hoofd opgekomen wat er gebeurt als het zaakje begint te schuiven. Wyb en ik zullen dan onder een dikke laag rotsen en bomen worden vermorzeld. Tot zover mijn fantasie, want de helling is goed begroeid, er staan grote bomen en struiken op die met hun wortels de zaak bij elkaar houden.

Komt bij dat de helling is opgebouwd uit terrassen. In vroegere tijd verbouwden de monniken van de abdij, die vlak bij ons ligt, daar hun wijn op. Monniken en wijnstokken zijn sinds lang verdwenen, wildernis kwam ervoor in de plaats. Op de top van de berg ligt een dassenburcht, waarvan we een das onlangs hebben gezien.

Wij hebben dus niet zoveel aan die berg. Dolph stelde onlangs voor dat ik elke dag één tree zou uithakken. Dat is makkelijk te doen en na tweehonderd dagen zou ik met gemak naar de top kunnen klimmen. Iedereen wil altijd onze berg beklimmen, terwijl ik deze ambitie totaal niet heb. Ik ben ontzettend blij met onze berg. Met genoegen kijk ik elke dag een paar keer omhoog en geniet ik van de wildernis. Ik heb geen enkele behoefte ook maar iets in cultuur te brengen.

Ik hoop niet dat de lezer, ondanks mijn fantasie, de indruk heeft gekregen dat wij gevaar lopen. Toen wij het huis en de berg kochten kregen we daar een totaal analyse van een onafhankelijk bureau bij die verklaarde dat de kans op aardbevingen en aardverschuivingen nihil was. De berg ligt er al eeuwen en zal er ook nog wel eeuwen blijven liggen.

Sterker: ik voel me hier juist veilig. De kans dat Nederland overstroomt is groot, het zal eens zeker onder de golven verdwijnen. Wij zitten hier hoog en droog en ik beloof, mocht het zover komen met het vaderland, dat ik dan hier in de buurt een vluchtelingenkamp opzet. Niet te dicht bij mijn huis, want ik ben gesteld op mijn rust.

Eigenlijk is dit blogje ontstaan door lobbywerk. Ik ben zo blij dat lezers geen reactie op mijn schrijven kunnen geven. Neemt niet weg dat het zo nu en dan toch gebeurt. Zo app ik deze ochtend met Henk. Hij laat me weten dat hij zo geniet van de blogjes die ik over onze omgeving schrijf. En wat doet dit lulletje dan, om Henk te behagen gaat hij een blog over de berg schrijven. Ik ben zo makkelijk te beïnvloeden.

PS Er is één iemand die ongelooflijk geniet van onze berg, en dat is Dies. Regelmatig stuift hij naar boven. Soms zondert hij zich af en gaat hij op een van de terrassen liggen zonnen. Met enige minachting kijkt hij dan naar beneden. Met die klimpartijen zorgt hij voor kleine lawinetjes.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Dit is een kleine hut, hoog in de bergen.
Wie hier wil wonen moet het ergste vergen
met touwen, pikhouweel en zuurstofmasker.
Wie dient te schuilen, kan zich hier verbergen.

Journal

 

Mismoedig

Donderdag 15 juni, Cadouin

 

Mismoedig. Ik vind het een mooi woord. Maar wie gebruikt het nog? Terwijl het voor deze tijd toch best een functioneel woord is. Mismoedigheid hangt over de aardbol, al kan mismoedigheid niet hangen. Ik heb er zo’n spijt van dat ik de Dikke van Dale op de vuilniscontainer in de H.W. Mesdagstraat heb gezet.

Het antiquariaat wilde de drie kloeke delen niet hebben. Ik was in een overmoedige opruimstemming en wat moet je nog met een woordenboek? Het antiquariaat wist te melden dat echt niemand meer gebruikmaakt van een woordenboek. Dat deed ik ook niet, maar ik kon hem niet in de container gooien, daarom zette ik de cassette er bovenop. Wie weet dat er nog een student was die de boeken wel graag wilde hebben. Wat er met de cassette is gebeurd geen idee. De volgende dag was hij verdwenen.

Nu ik in Frankrijk woon heb ik hem al een paar keer gemist. Zo zou ik graag de definitie van mismoedig opzoeken. Natuurlijk is daar internet. Voor het opzoeken gebruik ik nog wel eens encyclo.nl maar daar staat zo’n enorm spectrum aan betekenissen dat ik er eigenlijk nauwelijks iets mee kan. Kon ik nu maar Van Dale raadplegen voor de broodnodige nuance. Encyclo geeft liefst 17 betekenissen. Ik citeer: ‘1. Balorig 2. Bedrukt 3. Defaitistisch 4. Depressief 5. Down 6. Droef 7. Gedrukt 8. Mistroostig 9. Moedeloos 10. Neerslachtig 11. Ontmoedigd 12. Pessimistisch 13. Sip 14. Somber 15. Teneergeslagen 16. Verdrietig 17. Zwaarmoedig.’
Balorig? Ga weg, daar geloof ik niet van. Het woord gedrukt moet waarschijnlijk bedrukt zijn. De andere woorden zweven wel om mismoedig heen, maar zo jammer dat ik die Van Dale niet meer voorhanden heb.

Ik begin niet zomaar over dat woord. Het kwam bij mij op omdat ik mijn stemming wilde benoemen. Ik zou die willen typeren als mismoedig. Die mismoedigheid begon toen ik vanochtend een bericht las dat nog nooit zoveel kinderen op de vlucht zijn voor oorlog, vervolging en geweld, namelijk 43,3 miljoen. Het is een zakelijk berichtje dat ik zojuist probeerde te verifiëren maar kon het al niet meer terugvinden. De actualiteit gaat razendsnel. Het bericht van de kinderen heeft misschien moet wijken voor het nieuws dat voor de Griekse kust een overvol schip met vluchtelingen is vergaan. Resultaat 79 doden, honderden drenkelingen, honderden worden nog gemist.

Het is een mistroostige wereld. Ergens in deze eeuw is er iets geknapt en moest mijn toch al beperkte optimisme definitief wijken voor de overtuiging dat mensen onverbeterlijke klojo’s zijn, en dat tot op het hoogste niveau. Waarheid verwordt tot leugen. Wij zijn in handen gevallen van lieden als Poetin, Erdogan, Trump, Xi Jinping. Arme wij. Daar zit ik dan op mijn veranda tussen het gekwetter van vogels en bomen in volle bloei. Machteloos mismoedig.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik lag aan de rivier, zag duizend schepen.
Daarachter: boeren, door hun land gegrepen.
Daarachter weer de stad: men rent en werkt.
Ik lag: de lucht. Ik heb het toen begrepen.

Journal

 

Now and Now

Woensdag 14 juni, Cadouin

 

Mijn Nicht wordt vandaag 60 jaar. Ja? En? Er worden zoveel nichten wel eens 60 jaar. Moet ik daar nu een blog over schrijven? Ja zeker wel, want ik heb namelijk een bijzondere Nicht. Ik schrijf het woord niet voor niets altijd met een hoofdletter als het om haar gaat. Ik heb nichten die ik niet ken. Sterker: die ik zelfs nog nooit heb gezien. De ene familie is de andere niet. Zo wilde mijn vader eigenlijk niets met zijn familie te maken hebben. Ze lieten hem volstrekt koud. Waarom? Daar ben ik nooit achtergekomen. Met de familie van mijn moederskant daarentegen hadden we een sterke band.

Dat kwam omdat het leuke, liefdevolle mensen waren, maar het kwam misschien ook wel omdat iedere broer en zus van mijn moeder, evenals zijzelf, maar één kind had. Sinterklaas vieren met z’n drieën daar is weinig aan, Sinterklaas vieren met een stuk of vijftien mensen is een feest. Bovendien was het altijd gezellig bij mijn opa en oma die in een groot huis aan de Weurtseweg woonden met een zolder waar je grote feesten kon vieren en waar voor ons kinderen een donkere, geheimzinnige sfeer hing.

Aan Nicht en mij, ondanks ons leeftijdsverschil van acht jaar, hangt absoluut dezelfde nestgeur. Zo vinden wij beiden kerrebenaojelip het mooiste Nijmeegse scheldwoord. Wie had ooit gedacht dat wij, Nicht als kind van de Nijmeegse wijk Neerbosch-Oost, en ik als kind van de Nijmeegse wijk Hatert, nu samen in Frankrijk zouden wonen. Overigens is Nicht volledig verantwoordelijk voor het feit dat wij in de Dordogne wonen. Als zij daar niet had gewoond, hadden wij hier ook niet gewoond.

Dat zit als volgt. Mijn Nicht gaf mijn fotoboek vorm, waardoor Wyb en ik een lang weekend naar Frankrijk afreisden om dat te bespreken. Even daarvoor had Liesbeth, de vrouw van Nicht, die makelaar is in de Dordogne, een huis gestuurd met de vraag of dat niet iets voor ons was? Nee, dat was niets voor ons, bleek bij een rondleiding via Facetime. Maar het was wel de inspiratiebron om nog eens naar andere huisjes te speuren. Sommige verleidingen kunnen wij nu eenmaal niet weerstaan en voordat we het wisten woonden we weer in Frankrijk, twintig kilometer van Nicht vandaan.

We geven haar als cadeau deze verjaardag de dansvoorstelling Now and Now, die in oktober in Bordeaux zal plaatsvinden in de opera aldaar. Ik vind het een titel naar mijn hart, Now and Now, belangrijker bestaat niet. Het verleden moet worden gekoesterd, de toekomst bestaat nog niet, en niemand weet hoe lang de toekomst duurt, mogelijk maar heel kort, maar het nu kan worden beleefd, alleen in het nu kan worden genoten. Now and now, al het andere is herinnering of totaal ongewis.

415

Journal

 

Brieven

Dinsdag 13 juni, Cadouin

 

Ik lees nu de prachtige biografie over de dichteres M. Vasalis van Maaike Meijer en het valt me op hoeveel brieven Vasalis wel niet schrijft. Ze hield erg van haar familie en had een uitgebreide vriendenkring en al die mensen konden rekenen op lieve en vaak lange brieven, levendig geschreven over onderwerpen die ertoe doen.

Ik lees het met enige jaloezie. Waar haalde zij de tijd vandaan om die brieven te schrijven? M. Vasalis, of liever Margaretha Droogleever Fortuyn-Leenmans, zoals haar echte naam luidde, was psychiater, dichteres, roerde zich best actief in het literaire wereldje, had drie kinderen en als ik kijk naar de hoeveelheid brieven die ze schreef, lijkt het of ze alle tijd heeft.

Lijkt, want zelf lijdt ze best onder al die drukte. Het zorgde er onder andere voor dat ze veel te weinig schreef naar haar zin. Als ze eindelijk een keer op vakantie is, noteert Maaide Meijer: ‘Ze is op vakantie en ze is ongehaast. Ze vertoeft in de tijdloosheid waarvan ze zo houdt, het lange heden.’ en dan citeert ze uit een brief van Vasalis: ‘Kon ik bij god maar eens drie maanden zo zitten, in isolatie, ik schrijf de hele dag, tenminste van binnen.’
Als iemand die inmiddels permanent in tijdloosheid leeft, lees ik dit soort passages met bijzondere belangstelling.

Vanmorgen kreeg ik weer een mededeling over het gemiddelde dagelijkse gebruik van mijn iPhone deze week. Ik durf het nauwelijks op te schrijven. Afgelopen week zat ik dagelijks bijna 5 uur naar mijn iPhone te turen. Kleine excuus, ik lees er mijn kranten op, kijk er soms televisie op en nu ik hier tijdloos woon verloopt alle communicatie met familie en vrienden via dat apparaatje, maar toch. Vind je het gek dat ik geen ellenlange brieven meer kan schrijven. Mijn iPhone heeft de brief verdreven. Het heeft ervoor gezorgd dat mijn generatie tot de laatste brievenschrijvers uit de geschiedenis behoort.

Ik zie met lede ogen aan hoe we nog slechts ultra-korte berichten naar elkaar toe seinen via WhatsApp of mail. Ze zijn ontdaan van elke nuance en diepte, alles is gericht op efficiency. Nu ik veel citaten uit de brieven van Vasalis lees, realiseer ik me wat een verlies aan liefde en schoonheid het is. Alles is verworden tot instant communicatie, na ons voedsel is ook onze communicatie instant geworden. Elke boodschap is ontdaan van redenen, beschouwing, reflectie. Alles is gericht op snelheid, kaalheid, hyper-efficiency.

Voor sommige mensen zijn er geen grenzen meer. Als je het met iemand niet eens bent, dan bedreig je hem met de dood en wens je hem de kanker toe. Ik denk dat dit het gevolg is van dat we alles hebben uitgekleed, er zijn geen conventies meer, nadenken is alleen gericht op de boodschap zo direct en snel mogelijk overbrengen, nuance en reflectie houden alleen maar op. Ik ben nu op bladzijde 486 van de biografie. Ik heb er nog zo’n 400 te gaan, ik hoop dat er ik nog heel lang overdoe. Eigenlijk wil ik wel voor altijd in de wereld van Vasalis blijven.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Hoor de vogel op het dak. Hij leert zijn jongen.
Hij heeft het vliegen en het zaad bezongen
en zingt nu over vlechten van een nest.
Zijn lied is van geborgenheid doordrongen.

Journal

 

Melk

Maandag 12 juni, Cadouin

 

Verbeter de wereld, begin bij jezelf. Het is een uitspraak waarin in nooit heb geloofd. Op de eerste plaats omdat ik al geen vertrouwen heb in die ‘jezelf’. Jezelfen zijn vaak inconsequente, egoïsten, uit op het eigenbelang. Met die jezelfen gaan we de wereld echt niet verbeteren. Werelden worden verbeterd door het verenigen van mensen, door bewegingen, door politiek partijen, door bestuurders die ballen hebben. Fijn dat mensen hun best doen om in hun eentje de wereld te verbeteren, maar echt lekker schiet dat niet op.

Voor dit blog eens opgezocht waar de uitspraak verbeter de wereld, begin bij jezelf vandaan komt. Ik had het kunnen weten, want deze zalvende boodschap werd het eerst uitgesproken door pater Henri de Greeve, hoofd van de Bond Zonder Naam, een christelijke organisatie die haar best deed de armoe te bestrijden en de naastenliefde te bevorderen, later ging die BZN over in Cordaid.

De afgelopen tijd maakte ik zelf weer een gevalletje falen mee als het gaat om de wereld te verbeteren door met jezelf te beginnen. Door al die omgekeerde vlaggen en de agressie van de boeren kreeg ik een steeds grotere hekel aan de industriële boer. Eigenlijk zouden we ze agrarische industrieel moeten noemen. Door het woord boer te gebruiken blijft er veel te veel valse romantiek aan hen hangen.

Om maar eens bij mezelf te beginnen, probeer ik mijn vleesgebruik tot een minimum te beperken. Met de groente- en de vegabijbel in huis voorkom ik nu al jaren dat sommige varkens en koeien het slachthuis hoeven te zien en kwam ik erachter dat je zonder vlees buitengewoon lekker kunt eten. Al moet ik toegeven: een kippetje of eendje op zijn tijd, ik blijf ervoor tekenen. Daar ga je weer als jezelf, niks verbeteren.

Ik zal ze hebben, die rotboeren, dacht ik. Al die melkbedrijven, al die arme moederkoeien en kalveren die in hun meest liefdevolle periode wreed worden gescheiden voor onze melkproductie, ik ga er mede een einde aan maken en besloot geen melk meer in mijn koffie te doen. Goed voornemen. Ik probeerde eerst sojamelk. Maar dat vond ik echt niet te drinken, mijn koffie werd er een weeïg drankje door.

‘Laten we havermelk proberen,’ opperde Wyb. Dat beviel beter. Maar ik merkte dat ik steeds minder koffie dronk. Met veel moeite dronk ik één kopje koffie in de ochtend, het werd steeds meer bocht. Ik miste zo die koffie met een beetje melk. Ik kan daar zo van genieten. Een klein scheutje melk, voor mij brengt het de koffie op de juiste smaak. Afgelopen zaterdag heb ik maar weer een fles melk gekocht. Goede voornemen in de prullenbak. Mijn koffie smaakt als vanouds.

Beetje troost is de wetenschap dat de Franse boer niet is meegegaan in de waanzin van de agrarische industriële ontwikkeling. Kleinschaligheid is hier voor de meeste boeren nog gemeengoed. Al weet ik dat er grote kans is dat ook mijn Franse melk afkomstig is uit Friesland, waar de agrarische industriëlen het landschap kapot hebben gemaakt.

414

Journal

 

Offerdier

Zaterdag 10 juni, Cadouin

 

Ik zou over grote dingen kunnen schrijven, of moeten schrijven. Het overlijden bijvoorbeeld van mijn oud-collega Thom van der Goot. Een man altijd groot aanwezig, die langzaam steeds kleiner werd en bijna onzichtbaar is overleden. Of ik zou over verdriet kunnen schrijven, onderhuids familieverdriet, dat dode plekken in het lijf achterlaat en het hoofd dor maakt.

Ik zou vlammend kunnen schrijven over Rutte die zichzelf steeds meer in de weg zit, en vooral de anderen, een man die zijn levenscyclus voorbij is, maar dit weigert toe te geven. En zeker zou ik ook willen schrijven over de mooiste beeldspraak van het afgelopen half jaar, gebezigd door Henk Nijboer van de PvdA. In het debat over Gronings gas, waarin Rutte zich verdedigde, noemde hij Rutte een timmerman die een pudding tegen de muur probeert te spijkeren. Ik was verrast door zo’n duidelijk beeld, zo treffend van toepassing op de aangesprokene, maar ik zag ook dat het een beeld is dat vaker is gebruikt. Ik had het helaas niet eerder gehoord.

Ik weet niet wat het is, maar de laatste tijd schrijf ik het liefst over kleine dingen. Ik zoek de menselijke maat op, of zelfs onbeduidende dingen die me ontroeren. Zo ontdekte ik onlangs weer een toevalsdier. Voor mij een bijzonder toevalsdier want ik kijk er al anderhalf jaar na zonder het te zien.

Een substantieel deel van mijn leven breng ik momenteel op onze veranda door. Het is een soort overdekte kamer in het verlengde van ons huis. Het is daarmee de vierde kamer van ons Franse huis, maar misschien wel de belangrijkste. Zonder deze kamer hadden we het huis niet gekocht.

In die kamer kijk ik uit over de vallei. In de winter meer dan in de zomer omdat in de zomer bladeren een sluier over de vallei leggen. Wij noemen de veranda ook wel onze boomhut, in feite is het een boskamer, om ons heen bomen en blad. Een ideale plek om te mediteren, als ik dat zou doen, of te mijmeren, wat ik tamelijk veel doe. Het is inmiddels ook mijn ideale leesplek.

Ik kan over de vallei kijken en als ik mij naar rechts draai, zie ik ons huis met onze voordeur. De deur zit in een muur getekend door het verleden, wat ik prachtig vind. Ik houd niet van steriele muren. Ik kijk nu al zo’n anderhalf jaar naar die muur. Nou ja, kijken, ik keek niet goed. Want pas deze week zag ik het perfecte toevalsdier dat de tijd op de muur tekende. Het is een oud offerdier, gebonden aan een touw, op weg naar de offerplaats om door de mens gedood te worden. Ik zal het bij deze redden van de dood.

Journal

 

Stilte

Vrijdag 9 juni, Cadouin

 

Om acht uur breng ik Wyb naar haar werk zodat ik vandaag met de auto boodschappen kan doen. Het is veertien kilometer rijden naar haar werk, waarvan twaalf kilometer door een bos. Dan kom ik in het dorp Belvès en even daarachter ligt de camping waar Wyb werkt. Ik kom erop omdat wij in die 12 kilometer helemaal niemand tegenkomen. Geen tegenligger, geen mensen, niemand die ons achterop komt. We rijden 12 kilometer door het bos en pas in Belvès zien we op een parkeerterreintje vier campers staan.

Ook als ik terugrij: geen tegenliggers, geen mensen. Kom daar eens om in Nederland. Ooit had ik in mijn jeugd een boek van Bart Garthoff. Hij was televisiepresentator van het programma Weer of geen weer en was daarmee een van de eerste mensen die aandacht vroeg voor de natuur en milieu, hij maakte een soort voorloper van Vroege Vogels. Daarnaast schreef hij een aantal boeken over de natuur. In een van die boeken schreef hij dat hij nog nooit op een plek in Nederland was geweest waar hij langer dan een kwartier geen mechanisch geluid hoorde. In welk natuurgebied hij ook zat, op wat voor een afgelegen plek ook, binnen een kwartier hoorde hij wel een auto, vliegtuig, brommer of anderszins.

Zoals je merkt heb ik dat altijd onthouden. Dat kwartier zit al mijn hele leven in mijn hoofd en in Nederland check ik het altijd. Als ik ergens afgelegen in de natuur zit, kijk ik altijd of ik het record van Bart Garthoff kan verbeteren. Maar het is me nog nooit gelukt. Altijd weer is er ver weg een tractor of zo te horen. En laat ik vooral vliegtuigen niet vergeten, het is ongelooflijk, als je er op let, hoeveel vliegtuigen er in de lucht zijn. Normaal gesproken hoor je ze niet, filter je dat geluid in je oor weg, maar als je op zoek bent naar echte stilte, en daar scherp op bent, merk je hoeveel vliegtuigen er overvliegen, die je wel terdege hoort, ook al is het ver weg.

Een van de fijnste dingen die ik nu dagelijks meemaak, is dat ik met Dies door de uitgestrekte bossen hier wandel en dat ik werkelijk helemaal niemand tegenkom. Het geeft me een heerlijk oer-gevoel, ik kan mij bijna alleen op de wereld wanen. Ik zeg bijna: want ook hier in de Dordogne is het best nog een truc om het record van Bart Garthoff te breken. Belangrijkste stoorzenders hier: auto’s, vliegtuigen & tractoren -ver weg, maar wel te horen. Het moet millennia stil geweest zijn op onze planeet, maar die tijd is definitief voorbij. Schaars goed, stilte.

413

Journal d’images

 

3x dood

Donderdag 8 juni, Cadouin

Journal

 

Koekoek

Woensdag 7 juni, Cadouin

 

Het is een mooie dag voor mij als vogelaar. Wyb en ik wandelen naar de bakker en terug, dan zien we bij het grasveld achter de abdij een vogel die schichtig opvliegt. We zien hem tegen een boom gaan zitten, wat toch atypisch is voor zo’n grote vogel. We zien het tegelijk. Als je van vogels houdt, scan je eigenlijk altijd het landschap.

We lopen in een grote boog om de boom heen en daar zien we zitten wat we al verwachtten: de groene specht. Het is een vogel waarvan we wisten dat hij vlakbij ons huis zit. Regelmatig horen we hem lachen. De groene specht maakt namelijk een heel karakteristiek geluid, net alsof hij je uitlacht en wil zeggen: haha, ik ben er wel, maar je ziet me toch niet. Hij is zo schichtig. Zo gauw hij ons ziet, vliegt hij weg. Maar onmiskenbaar zien wij zijn groene lijf. Eindelijk hebben we hem eens gespot.

Die middag, als we boodschappen doen, gebeurt ongeveer hetzelfde. We rijden rustig over ons weggetje, het is zo smal, we moeten wel, dan draaien we de weg op die tegenover ons aan de vallei ligt. Op dat moment zien we de koekoek over vliegen. Tegelijkertijd zeggen we het: ‘Een koekoek.’ Ik heb nog nooit een koekoek gezien, het is mijn eerste. En het is vast het exemplaar dat de hele lente boven in de bomen op onze berg ons heeft zitten terroriseren met zijn eindeloos gekoekoek. Nu hij zich aan mij heeft geopenbaard vergeef ik het hem.

Nu ik toch bezig ben zal ik er maar een dierenblog van maken. Vorige week liepen Wyb en ik laat op de avond nog over ons weggetje om Dies uit te laten. Het was zo’n mooie heldere nacht waarin het heelal zich in volle rijkdom laat zien en dat je beseft dat wij mensen er in een nietig luchtbelletje een beetje doorheen draaien.

Opeens schiet Dies weg. Dies ziet meer dan wij, hij heeft katachtige kwaliteiten, hij ziet beesten waarvan wij geen vermoeden hebben. Hij jaagt een groot beest op. Een kat? Een vos? We horen ze door de struiken rennen. En dan komt er opeens een das uit de struiken tevoorschijn. Dies heeft de achtervolging alweer opgegeven, hij heeft vermoedelijk geen idee wat hij met een das moet. Het dier schommelt snel en verontwaardigd van ons vandaan.

De laatste dierenervaring is dat we sinds vandaag met een hagedis in onze badkamer zitten opgescheept. We hebben het raam meestal openstaan en daar heeft hij gebruik van gemaakt. Elke keer als we naar de badkamer gaan, zoekt hij een donker hoekje op. Hoe krijg je een hagedis uit een badkamer? Hij is zo snel, het lukt me niet om hem te pakken. Ik laat het raam maar open, hopelijk vindt hij de weg terug naar buiten. Zo lang er geen slang naar binnenkomt vind ik alles goed.

412

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

En toch: vreemd. Wie in zijn nest verblijft wil reizen
en wie reist zal juist zijn verre nest weer prijzen.
Veiligheid of verte, huis of horizon?
Het kwelt zowel de dichters als de wijzen.

Journal

 

Recept

Dinsdag 6 juni, Cadouin

 

Er is hier in de Dordogne een overdaad aan natuur en een overdaad aan stilte. Jammer genoeg is er een gebrek aan mensen die iets kunnen, zoals klusjesmannen en dokteren. Twee maanden geleden gingen we naar de praktijk van een arts in Le Buisson de Cadouin om te vragen of wij ‘cliënt’ in de praktijk konden worden. Onmogelijk, was het antwoord van de dokter die toevallig naar buiten kwam. Maar als we een recept nodig hadden dan wilde zij dat wel voor ons uitschrijven, dan moesten we maar langskomen.

Gisteren was dat laatste het geval. Mijn medicijn om mijn cholesterolgehalte binnen de perken te houden was op. Ik dacht dat ik een ruime voorraad uit Nederland had meegenomen. Helaas. We gingen weer naar de dokter die ons het uitschrijven van een recept in het vooruitzicht had gesteld. De reactie van de receptioniste beloofde al niet veel goeds. Een recept uitschrijven? Dat ging zomaar niet. Om dit vrijmoedige verzoek met de dokter te bespreken ging ze de spreekkamer in waar op dat moment een patiënt zat.

Of we even wilden wachten, de dokter wilde ons graag zelf spreken. Als ik eenmaal goed Frans spreek, ga ik een opleiding voor klantvriendelijkheid starten. Het leek dat we op een strafbankje zaten, want eerst gingen twee andere patiënten ons voor. Na twintig minuten kwam de dokter naar buiten, waarvan me al eerder was opgevallen dat het een kordate, zeer efficiënte dame is. Ze nodigde ons uit in de spreekkamer.

Hoe kwamen wij erbij dat we zomaar een recept konden krijgen? Wij moesten goed begrijpen dat zij dokter was en nooit zomaar een recept uitschreef. Voor een recept was vooronderzoek noodzakelijk. Wyb vertelde deemoedig dat ik het recept al meer dan tien jaar slik en dat ik in januari nog totaal was onderzocht.

Of ik even meeging naar de onderzoekskamer.
‘Hoe is uw gezondheid?’
‘Prima, niks aan de hand.’
‘Geen klachten?’
‘Geen klachten.’
Of ik mijn shirt omhoog wilde doen. Vervolgens begon ze met haar stethoscoop naar mijn binnenste te luisteren. Het werd een diepgaand onderzoek. Ze luisterde buitengewoon aandachtig en keer op keer moest ik zwaar in- en uitademen. Wat dit met cholesterol had te maken, geen idee. Het zou toch niet dat ze opeens iets vond?

Wel dus. Ze hoorde iets bij mijn hart. ‘Het is wel noodzakelijk dat een cardioloog er beter naar kijkt,’ was haar conclusie. ‘Ik geef u voor de zekerheid een doorverwijzing.’ En zo duikel ik, geheel onverwachts, toch weer het Franse medische circuit binnen. Mijn hart eens goed nakijken, kan geen kwaad, dacht ik. Bijkomend voordeel: opeens zijn we patiënt van haar praktijk. Dat is mooi, vooral omdat onze nieuwe huisarts ook nog eens tamelijk goed Engels spreekt.

En ze doet niet kinderachtig. Ik heb een ander medicijn meegenomen zodat ze dat in de toekomst uit kan schrijven, maar laat haar weten dat ik daar nog veel van heb. Ik weet niet of het met wantrouwen naar Nederlandse medicijnen heeft te maken, maar ook daar schrijft ze nog eens een recept voor een half jaar voor uit. Het kan niet op.

De volgende dag blijkt dat ook cardiologen in de Dordogne zeer zeldzaam zijn. Na enig bellen vinden we er een die pas 26 oktober om half zeven ’s avonds tijd voor me heeft. Ik vind het prima, want acute zorg lijkt me niet echt nodig.

411

Journal

 

Succes!

Maandag 5 juni, Cadouin

 

Het gaat de aankomende weken spannend worden in Nederland. Rutte heeft weer eens een belofte gedaan. Voor het eerst heeft hij met een opstandige VVD te maken. ‘Denk nou eens aan je eigen volk, man,’ beet iemand hem toe, of in ieder geval iets van dien aard. Hij beloofde en public dat voor de vakantie de asielstroom zal zijn ingedamd. Anders, dreigement!, mag niemand van de verantwoordelijke ministers op vakantie. Hij zelf incluis.

Nou weet iedereen al dat dat niet gaat lukken. Rutte heeft namelijk helemaal geen vat op die asielstroom. De stroom gaat gewoon door totdat die stopt. Rutte is gebonden aan allerlei internationale afspraken en in het kabinet bestaan enorme meningsverschillen over dit probleem. En, ander puntje, hij roept het al jaren en het is hem nog nooit gelukt ook maar een deuk in dit pakje boter te slaan.

Hij heeft er niet eens de middelen voor. Zelfs de opvang van mensen die asiel aanvragen kan/wil hij niet regelen. Terwijl dat voor elke manager toch een fluitje van een cent moet zijn. Tenminste, als de wil aanwezig is. En die wil ligt bij de VVD en die is er niet. Als je types als mevrouw Broekers-Knol op dit soort dossiers zet, dan weet je dat er sprake is van kwade opzet, dat dit soort kwesties niet opgelost mogen worden. Een humane opvang zou eens een aanzuigende werking hebben. Menig VVD gaat bij deze gedachte over zijn nek.

Het wordt niet alleen de aankomende weken spannend in Nederland. De aankomende decennia is er een dossier waarbij we ons hart gaan vasthouden: ons pensioen. De afgelopen week is het in dit liberale land gelukt om van ons allen kapitalistjes te maken, dit geheel tegen mijn wil. Over max drie jaar zijn wij allen bezitters van aandelen en is ons pensioen afhankelijk van de waanzin van de beurzen. Collectiviteit wordt ingeruild voor persoonlijke pensioenportefeuilles en het rendement daarop. Dat wordt gokken op niveau.

Mensen van de generatie X, Y, Z of hoe ze allemaal mogen heten, denken dat we in een stabiele maatschappij leven en dat vooruitgang normaal is. Klein vergissinkje, tot nu toe hebben ze mazzel gehad. Maar ik heb de jaren ’70 (werkloosheid) en ’80 (No future!) meegemaakt. Ze weten niet beter of de AEX zit veilig rond de 750 punten. Ik heb meegemaakt dat de AEX rond de 250 punten stond. Kijken hoe onze persoonlijke pensioenportefeuilles zich dan houden. Ik leg in ieder geval vast een moestuin aan. Adviesje van de sociaal-democraat Klijnsma.

Tot vorig jaar was het geld gratis. Je kon lenen tot je een ons woog, maar je hoefde er niets voor te betalen. Rentestijgingen? Die tijd was voorbij. In die tijd vertelde ik mijn kinderen dat ik had meegemaakt dat de rente op 12% stond. De oude man vertelde weer eens uit zijn sprookjesboek. Vol ongeloof keken ze me aan. Nou zal die 12% nog even duren, maar ik voorspel dat we binnen tien jaar de 6% aantikken. Op de financiële markten is alles mogelijk.

Net zo als Rutte de asielstroom niet in de hand heeft, zo hebben wij ons financiële lot niet meer in handen. Maar er hebben zoveel deskundigen naar gekeken, zal de tegenwerping zijn. Tsja, ik kan vele dossiers aanwijzen waar vele deskundigen ontzettend intensief naar hebben gekeken, maar wat toch een puinhoop werd. Voorbeeldje? Het invoeren van het leenstelsel voor studenten. Een hele generatie zit opgescheept met een dikke schuld. Gelukkig blijkt dat alles teruggedraaid kan worden, zie dit voorbeeld.
Ik wens iedereen veel voorspoed met zijn persoonlijk pensioenportefeuile, laten we onszelf succes wensen, we zullen het nodig hebben.

 

410

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Och kijk, de wereld is gewoon te groot.
Je reist en trekt, te voet, per trein, per boot,
ziet andere vlaktes, bergen, zeeën, maar
voor de einder vindt een ieder steeds zijn dood.

Journal

 

Schuil

Zondag 4 juni, Cadouin

 

 

__

Schuil, wordt onzichtbaar
want de jagers zijn overal

eerst zijn er de drijvers
met stokken en schreeuwen

luister naar de kraaien
en de dieren die vluchten

zij weten vanwaar
de storm en het onweer komt

nog is het bos zonovergoten
maar vergis je niet, schuil

blijf ontzichtbaar. Hoor,
stokken, schreeuwen

altijd is er honger
naar lijden en buit

verderop staan ze, de jagers,
altijd geduldig, verdekt

en altijd onverwacht:
de jager, dan het schot

schuil, blijf onzichtbaar.

409

Journal

 

Lichtheid, wendbaarheid

Zaterdag 3 juni, Cadouin

 

Hoe hou je al je ontmoetingen, ervaringen, herinneringen en het enorme informatiebombardement dat op je afkomt een beetje bij elkaar? Ik denk dat de redding van deze dagelijkse chaos het verhaal is. Om zich het vege lijf te redden, denk ik dat elk mens van zijn leven een verhaal maakt. Op die manier brengt hij wat coherentie in die verpletterende werkelijkheid die in een niet aflatende lawine op je afkomt. Een mens wordt zijn eigen verhaal waar vele vertellijnen doorheen lopen, maar die, net als in een boek, toch een middelpuntvliedende kracht hebben. Die kracht is dan de mens die dat verhaal schrijft, of moet ik zegen ‘verzamelt’?

Want het woord schrijven veronderstelt dat een mens, net als een schrijver, alles keurig in de hand heeft. En dat is natuurlijk niet het geval, het leven hangt van geluk en pech aan elkaar. Waar word je geboren? Welke mensen ontmoet je? Welke kansen krijg je en pak je? Hoe gaat het met je gezondheid? Zo zou ik eindeloos kunnen doorgaan. Hoe dan ook, je schrijft je verhaal niet zelf, maar sprokkelt uit die enorme chaos de elementen die je als mens belangrijk vindt.

Ik zag gisteren een kop in de krant die de vraag stelde: zijn er nog mensen zonder trauma’s? Dit omdat iedereen wat psychisch lijkt te schelen. Goede vraag. 1,2 mensen in Nederland slikken antidepressiva. 10 procent van de volwassenen geeft aan in de afgelopen twaalf maanden contact te hebben gehad met een psycholoog, psychiater of psychotherapeut. Bijna 15% van de jongeren krijgt professionele jeugdhulp. We mogen dus constateren dat er nog genoeg mensen zijn zonder trauma. Maar ook veel met.

Elk mens is een verhaal en ik denk dat een mens kan verdwalen in zijn eigen verhaal. Dat is een belangrijke reden om met professionele hulpverleners in aanraking te komen. Maar er zijn ook genoeg mensen die verdwalen in hun eigen verhaal en niet bij hulpverleners terecht komen. Ze lopen vast met waar ze mee bezig zijn, weten niet meer wat en waarheen en hoe. Vooral omdat mensen denken dat hun verhaal één richting uitgaat en onveranderbaar is.

Eigenlijk zou iemand het verhaal van zijn leven moeten opvatten zoals een schrijver doet. Als een schrijver een boek schrijft, is het niet ongebruikelijk dat hij voelt dat zijn verhaal vastloopt. Hij bedenkt dan diverse manieren om het verhaal vlot te trekken. Voor een schrijver is dat gemakkelijk want een boek is voor hem een project. Het verhaal van een mens zien veel mensen als een fait accompli. Ik denk toch dat dat laatste niet helemaal het geval is.

Het zou voor velen een uitkomst zijn als ze hun leven gaan beschouwen zoals een schrijver met een boek omgaat. Het zou de wendbaarheid, de dynamiek in een leven, en daarmee het geluk, enorm ten goede komen. Als een verhaal vast zit, moet je het lostrekken. Misschien moet je een deel van je leven schrappen, een aantal blaadjes verfrommelen en in de prullenbak gooien en gewoon eens een nieuwe verhaallijn bedenken en als dat niet helpt met nog een volgende variant beginnen. Ik vrees dat velen hun leven te absoluut zien, gewichtig maken en daardoor te zwaar opvatten. Meer lichtheid en wendbaarheid in het bestaan aanbrengen, meer het schrijfproses in het eigen hand nemen, het kan een uitkomst zijn.

408

Het huis van het weekdier

 

 

 

Potvissen

Zij doken in het diepst van het bestaan
en hun stemmen zijn van pool tot pool gegaan.
Och, ook zij die toch de diepste bodem zagen
kunnen stranden op een kust en stil vergaan.

Journal

 

De oudste steen

Vrijdag 2 juni, Cadouin

 

 

In Groningen hoefden we maar vijftig stappen te lopen om het vuil in de container te gooien. Nu moeten we het hele dorp door, heen en terug zo’n tweeduizend en nog iets stappen. Dat weet ik omdat ik mijn stappen bijhoud. Dat doe ik niet nauwkeurig, want ik meet ze via mijn iPhone en ik vergeet dat ding nog wel eens. Wyb doet het via haar digitale horloge en dan telt elke stap.

Ik zeg ‘moeten’ we het hele dorp door. Het valt wel mee met dat moeten want dat doen we meestal na het eten en dan is het heerlijk om even te lopen. We bereiken het dorp via de binnenplaats van een abdij uit 1115 en een middeleeuwse poort. Elke keer ben ik mij bewust van de geschiedenis van de plek. Nog niet zo lang geleden liepen hier de monniken.

We brengen de vuilnis weg, onderweg gooien we keer op keer een frisbee voor Dies opat hij ook een plezierig uitje heeft. Als we teruglopen en midden op het dorpsplein zijn, horen we iemand ‘Hé, Wybrich!’ roepen. Het is de eerste keer dat een van ons wordt geroepen zoals je in de stad wel eens wordt geroepen als een bekende langs je fietst. In de deuropening van onze plaatselijke pizzeria staat Josee, een oud-collega van Wyb. Nou ja, oud. Vorig jaar werkten ze nog samen en hebben samen heel wat stormen doorstaan.

We wisten dat Josee en Rob, haar man, in Frankrijk waren en richting Dordogne kwamen, maar geen idee wanneer. Het blijkt dat ze net een foto naar Wyb hebben gestuurd om te laten zien dat ze in de pizzeria zaten te eten. Toen we langskwamen, dachten ze dat we naar hen op weg waren. Alleen een beetje raar dat wij doorliepen, vandaar dat ze ons maar had geroepen. Wij hadden weer eens onze iPhones vergeten, dus het fotootje nog niet gezien.

Het eerst wat ze vragen is hoe wij het hier vinden in dit kleine dorp, blijkbaar verwonderd dat wij het hier uithouden. Ik zeg dat het monnikenbestaan mij prima bevalt, het is een kwestie van langzamer leven.

Ik moet meteen aan het gedicht Tijd van Vasalis denken. Het is mijn ambitie om het perspectief van dat gedicht te bereiken. Het is niet gek dat ik aan Vasalis denk, want ik lees momenteel de biografie over haar, geschreven door Maaike Meijer. Het is een van de beste biografieën die ik ooit heb gelezen. Gelukkig bevat het 966 bladzijden en heb ik het nog lang niet uit. Zo jammer dat ik M. Vasalis nooit heb gekend, wat ik tot nu toe las, was het een vrouw om in je hart te sluiten. Het gedicht Tijd gaat als volgt. Ik zou zeggen: geniet van haar woorden en het perspectief.

 

Tijd

Ik droomde, dat ik langzaam leefde ….
langzamer dan de oudste steen.
Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde,
wat stil lijkt. ‘k Zag de drang waarmee
de bomen zich uit de aarde wrongen
terwijl ze hees en hortend zongen;
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen ….
Ik zag de tremor van de zee,
zijn zwellen en weer haastig slinken,
zoals een grote keel kan drinken.
En dag en nacht van korte duur
vlammen en doven: flakkrend vuur.
– De wanhoop en welsprekendheid
in de gebaren van de dingen,
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademloze, wrede strijd ….
Hoe kón ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd ?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten ?

 

M. Vasalis,

uit Parken en Woestijnen. 


407

Journal

 

Kaas

Donderdag 1 juni, Cadouin

 

Ik krijg van mijn lieve Franse Nicht het volgende bericht van nu.nl toegestuurd. Ze schrijft: ‘Sorry, maar dit moet ik met jou delen. Weet niet waarom. Soms is de werkelijkheid nog gekker dan je kunt verzinnen. Maar eigenlijk hou ik er niet van als mensen van die grappige dingen delen, maar deze móest naar jou.’ Het bericht luidt als volgt:

‘De jaarlijkse kaasrolrace in het Britse district Gloucester is dit jaar gewonnen door een vrouw die onderweg buiten westen raakte. De Canadese viel op haar hoofd en verloor haar bewustzijn, maar kwam toch als eerste over de finish. Zij won daarmee een wiel Double Gloucester van een paar kilo.

Bij de kaasrolrace wordt een wiel kaas van 3 tot 4 kilo van Cooper’s Hill gerold. De deelnemers gaan er vervolgens achteraan, met als doel de kaas te vangen of als eerste over de finish te komen. Doordat de heuvel steil is, is het zeer lastig om op de been te blijven. Daardoor rollen en vallen deelnemers vaak meer dan rennen.


De rollende kaas kan snelheden tot boven de 100 kilometer per uur halen. Daardoor is het in de praktijk zo goed als onmogelijk om hem te vangen voor de finish, die bijna 200 meter verderop onderaan de heuvel ligt. De winnaar van de race mag de kaas mee naar huis nemen.


Een van de winnaars was de negentienjarige Canadese Delaney Irving. Zij won de vrouwenrace terwijl ze onderweg op haar hoofd viel. Ze raakte daardoor kort buiten westen. “Ik weet alleen nog dat ik m’n hoofd raakte en nu heb ik een kaas”, zei Irving.

De eerste vermelding van kaasrollen in Gloucester stamt uit 1826, maar waarschijnlijk is de traditie nog vele eeuwen ouder. 
Matt Crolla, een van de mannen die met een kaas naar huis ging, kreeg na de race vragen over zijn voorbereiding. “Ik denk niet dat je hiervoor kunt trainen. Je moet gewoon een idioot zijn.’

Ik schrijf mijn Nicht terug dat dit eigenlijk de ultieme metafoor voor het lot der mensheid is. Als dollen rennen achter zoiets stoms als kaas, je raakt buitenwesten, je weet niet eens waar je werkelijk mee bezig bent en je wordt toch de winnaar. Een tragikomische, volstrekt zinloze triomf. Dit is echt weer een gevalletje ecce homo. Je kunt het ook zien als een samenvatting van het geloof. Je hele leven blind achter iets vaags aanlopen, nauwelijks weten achter wat en maar hopen dat je op het eind de kaas/de hemel wint.

Ik heb een somber mensbeeld. De mens is dom en hardleers, ze stellen kwakzalvers boven wetenschappers en geloven boven feiten. In feite zijn mensen lemmingen en storten ze zich in slowmotion in de afgrond.

Dat neemt niet weg dat ik een talent voor geluk heb. Ik heb bijna dagelijks diepe geluksmomenten en ook over het algemeen neigt mijn gemoed naar opgewektheid en geluk. Er zijn kwesties en mensen die rafels maken aan dat geluk, maar vooralsnog lukt het niet daar scheuren in te brengen.

406

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

De katten liggen te slapen in dit lied,
niets in deze kamer heeft zorgen of verdriet.
Ik lig rustig op de bank en lees het boek:
dood komt langzaam, soms is hij er bijna niet.

Journal

 

Gort

Woensdag 31 mei, Cadouin

 

Wyb en ik zijn in een uitgelaten stemming. Het is lang geleden dat we in een grote stad waren en Bordeaux is een grote stad. Vlak voor we hierheen gingen, hebben we een oud interview in de Volkskrant gelezen met Caroline d’Hollosy, de partner van Ilja Gort. zij en Ilja Gort wonen vlakbij Bordeaux. Daarin neemt ze de lezer mee langs een aantal plekken waar de gewone toerist niet zo gauw aan zou denken. Die plekken liggen zowel op de rechter- als de linkeroever van de Gironde. Want zoals elke mooie stad ligt ook Bordeaux aan een rivier, de Gironde, een imposante stroom, vooral omdat de Gironde dan al is verenigd met de Dordogne, beide rivieren popelen om opgenomen te worden in de oceaan die over een paar kilometer lonkt.

We besluiten de plekken van Caroline te doen met een elektrische step. Ik heb altijd al op zo’n ding willen staan. Het is ons nooit gelukt om die stadssteppen met een Nederlandse betaalkaart aan de praat te krijgen, maar met onze Franse creditcard is het geen probleem. Wow, wat is zo’n step een lekker ding. We suizen door de stad. Die kleine wieltjes zijn wel enigszins bedreigend, je voelt elke bobbel en je moet ook niet in een rail van een de vele tramrails belanden.

We rijden via de rechteroever van de Gironde, via een kilometer lange boulevard, naar een brug. Ons doel is Darwin. Wat de NSDM-werf voor Amsterdam was, is Darwin voor Bordeaux, broedplaats voor hippies en hipsters. Wij voelen ons er prima thuis. Als we via een andere brug weer over de Gironde teruggaan, overvalt me een gevoel van triomf: 68 jaar, en dan zoef ik daar met mij stepje over de Gironde.

’s Avonds gaan we naar visrestaurant Le Petit Commerce, dat Caroline ons ook in het Volkskrant artikel aanraadt. Het is een restaurant waar Wyb en ik al bij een eerder bezoek aan Bordeaux hebben gegeten. We zitten naast drie Ieren: twee vrouwen en een man. Een van de vrouwen is jarig. We raken aan de praat en als we afscheid nemen hebben we een huizenruil in voorbereiding. Wij gaan een paar weken in Dublin wonen, zij in de Dordogne.

En dan, alsof de duvel ermee speelt, komen Ilja Gort en Caroline aanwandelen. Even ter verduidelijking. In 2013 gingen Wolter en ik samenwerken onder de naam Bureau Lommerde & Tonen. Het fijne van onze samenwerking is dat, als je ons een half uur bij elkaar zet, wij twintig goede ideeën hebben. Een zo’n idee was een theatertournee met Ilja Gort organiseren. Onze wijnman vond het ook een prima idee. Bij een eerste ronde langs de theaters verkochten wij al veertig voorstellingen. Onze compagnie zou een succes worden!

De teleurstelling kwam een paar weken later toen Ilja liet weten dat de planning van zijn theatertournee botste met zijn opnames voor televisie -en televisie ging natuurlijk voor. Zo moesten Wolter en ik weer iedereen afbellen. Succes kan zo maar verdampen.

Ik begroet Caroline en Ilja en laat haar weten dat we haar route door Bordeaux hebben gevolgd. Na de begroeting maakt Wyb nog even een foto van ons opdat ik die naar Wolter kan sturen met de mededeling dat ik weer een contract met Ilja heb getekend voor tachtig voorstellingen en dat nu alles goed komt.

De uitgelaten stemming verandert in de nacht. Ik word wakker met enorme buikkrampen en als ik opsta ben ik twee kilo lichter. Van onze tweede dag in Bordeaux komt dan ook niets terecht.

405

Journal

 

Ontbijt

Zondag 28 mei, Cadouin

 

We zijn door bomen ingebouwd. Het is hier volop zomer. Zojuist op de thermometer gekeken, in de ochtend is het al 19 graden. De bomen zijn tot volle wasdom gekomen en dat betekent dat we door het bladerdek visueel zijn afgesloten van de buitenwereld. Het zicht op de vallei is beperkt, tussen de bomen door zien we af en toe een flits van een auto aan de andere kant van de vallei.
Wyb en ik zitten op de veranda. Dadelijk moet ik Wyb naar haar werk brengen. Dat doe ik als ik de auto nodig heb. Ze hoeft er pas om 11 uur te zijn, daarom kunnen we rustig op de veranda ontbijten. Vanavond haal ik haar weer op.

‘Toch onvoorstelbaar dat we dit zomaar hebben gevonden,’ zegt Wyb. ‘Dat we ooit een chambres d’hôtes zouden beginnen, kon ik nog wel bedenken. Maar dat we hier nu voor de tweede keer in Frankrijk wonen, op deze prachtige plek, had ik nooit kunnen verzinnen.’
‘Weet je dat ik me nooit ergens zo vrij heb gevoeld als hier. In Dwingeloo was het heerlijk wonen, maar er waren toch altijd mensen om ons heen. Ik vind deze rust en eenzaamheid zo heerlijk.’

‘Dat wordt wat als we ooit terug willen of moeten,’ zegt Wyb, ‘waar moeten we dan gaan wonen? Jij hebt bovendien een hekel aan buren.’
Voor een deel is dat waar. De rust van Cadouin is een genot. Ik hou wel van de buur als mens, maar niet van de buur die een huis naast ons huis heeft. Vooral aan kleine straatjes heb ik een hekel, met name aan overburen. Dat vind ik altijd zo’n inbreuk op mijn privacy, mensen die altijd hun blik op jouw huis hebben gericht.

‘Wat denk je?’ vraag ik, ‘Gaan we ooit terug?’
‘Zoals we er nu voorstaan, denk ik niet. Maar je weet het nooit, een van ons wordt behoeftig of we worden weer onrustig, dan gaan we toch gewoon terug.’
‘Dat lijkt me een enorm moeilijke beslissing. Ik moet er nu niet aan denken.’

‘En het is maar de vraag of het werk op de camping je blijft bevallen.’
‘Dat denk ik wel, hoor. Er is veel te doen, veel mensen en gedoe, ik vermaak me er prima.’
‘En mis je het leidinggeven niet?’
‘Totaal niet. Dit huis geeft me een heerlijke rust, en met het werk is dat ook het geval, ik hoef de zorgen niet mee naar huis te nemen. In een leidinggevende functie was ik eigenlijk altijd aan het werk, ook thuis.’

Ik breng Wyb naar Le Moulin de la Pique. Daarna ga ik in Belvès naar de markt, een markt zoals een Franse markt eruit hoort te zien. Ik haal twee forelletjes, omdat ze nogal klein zijn neem ik er drie. Ik eindig met een café crême op een terras waar alleen maar Engelsen zitten. Ook de eigenaresses zijn Engels. Ik heb een eerste klas uitzicht, het volk trekt aan me voorbij -de koffie is niet te drinken, jus de chaussettes.

Journal

 

Maaien

Zaterdag 27  mei, Cadouin

 

Die Dordogne lijkt behekst. In deze hele streek is geen timmerman, metselaar of klusjesman te vinden. Even bedacht ik: misschien zijn ze er wel, maar bellen ze gewoon niet terug. Je hoort hier veel over de mythe dat de fransman een broertje dood heeft aan werken. De vele stakingen, opstanden en gele hesjes gedoe, zou daaraan te wijten te zijn. Staken is gewoon leuker dan werken. Ik zag het in de tijd van de gele hesjes. Op elke rotonde kwamen de demonstranten samen en het was er erg gezellig, er werd gebarbecued en verongelijkt gedaan. En al die tweede huisjes bezitters maar bellen omdat de wc verstopt zat of de centrale verwarming het niet meer deed.

Dat blijkt het allemaal niet te zijn, weet ik nu ik hier mijn eerste lente meemaak. Het is het maaien. Iedereen heeft hier zo’n beetje dezelfde hobby: maaien. Het gras groeit nu heerlijk, zo nu en dan een regenbuitje, daar tussendoor de zon. Het gras en de kruiden schieten de hoogte in. De bermen groeien er lustig op los en tuinen dreigen overwoekerd te worden. Maar de Dordognenees weet wat hem dan te doen staat: maaien.

Massaal trekt men er op uit, gewapend met motormaaiers waar je zo lekker mee kunt zwaaien, sommigen hebben zelfs zitmaaiers. En dan gaat het los. Ik zit nu op mijn veranda en overal om mij heen hoor je het janken en knetteren van de maaimachines. Hoezo houdt de fransman niet van werken? Kijk ze maar eens maaien. Binnen de kortste keren lijken de bermen op het kale hoofd van mijn vriend en over de tuinen hoeven we ons ook geen zorgen meer te maken.

Dit duurt nu al weken. Elke dag is er weer dat maaien. Je kunt beter bij Schiphol wonen dan in, wat ik ooit dacht, die rustige Dordogne. Ik heb geen idee wat de fransman zo aantrekt in het maaien. Zoals de visser zijn rust vindt in het turen naar de dobber, zo vindt de fransman zijn rust in het laten zwaaien van de maaier. Eindeloos kunnen ze ermee doorgaan. Alles gaat eraan, dat ze met z’n allen een natuurramp veroorzaken, het maakt ze blijkbaar niet uit. Maaien!

Inmiddels lopen de bezitters van tweede huisjes hier wanhopig rond. Wie of wat ze bellen, geen gehoor. Hier en daar zag ik iemand zo’n maaier aanklampen: ‘Weet u waar ik een goede metselaar kan vinden?’ ‘Ik heb geen idee wat u zegt, dat ding maakt te veel lawaai,’ hoor ik de maaier in het frans zeggen. Meter voor meter berm gaat eraan. Nog nooit heb ik mensen zo fanatiek zien maaien. Dit is meer dan werk, dit is roeping.

404

Het huis van het weekdier

 

 

 

Ik weefde –goudbrokaat!- een wandtapijt,
beelden van het paradijs, geluk gedijt.
Maar och, geluk blijft slechts in donkere dozen.
Het licht verdrijft het beeld, gebruik verslijt.

Journal

 

Gruzelementen

Vrijdag 26 mei, Cadouin

Wyb op haar werk. Ik lees in de biografie van Vasalis.

En dan komt er een app’je van Peter, achternaam Vissers. Hij stuurt me bovenstaande foto. En dan blijkt hoeveel agressie en destructie in onze zielen verborgen zit. Ik wil de lezer van Dossiermoddergat graag een inkijkje geven in de geest van twee verdorven zielen.

 

Peter schrijft onder de foto: Zo mooi dit! Foto gisteren getrokken in Kessenich in België.

Ik: Vissers bulldozert overal doorheen. Of: Vissers, de sloper. Of: Vissers laat niets en niemand heel. Affiche van laten maken.

Peter: Nivellering op niveau!

Ik: Vissers slaat alles plat.

Peter: Maakt alles… okay. Ik ben genezen.

Ik: Vissers, brute kracht.

Ik: De laatste dan. Vissers, voor al uw gruzelementen.

Peter: Neen joh, mijn halve leven achter de computer gezeten: pennenlikker.

Ik: Daarom moet je zo’n ding kopen.

Peter: Ja, lijkt me wel mooi hoor. Over fout geparkeerde auto’s heenrijden en zo. Het dak van het huis van een makelaar duwen. Het huis van onze buren uit het rijtje trekken en dan een rondje draaien op het puin… Jee, ik ga de psycholoog maar eens bellen. Vier dagen wandelen en dan dit.

Ik: Je bent tot inzicht gekomen. Heb je van al die rust.

Ik: Ik doe wel met je mee. Zin in.

Peter: Wow, twee bulldozers. Op tournee samen langs alle lelijke plekken van NL.

Peter: en foute lui.

Ik: Wat heerlijk! Eindelijk! Aan gort met die gasten.

Peter: Wat hebben we toch allemaal verdrongen, Gerard?

Ik: Bij de AIVD gaan nu alle alarmbellen rinkelen. Twee gasten willen bulldozers gaan kopen en de boel aan gort pletten.

Ik: Och man, het komt er nu uit. Al dat geouwehoer op je werk, die vernedering, het moet er een keer uit.

 

Ik vraag aan Peter of hij het fotootje wil opsturen. Ik had al een ander blog geschreven, maar deze tekst heeft volgens mij meer urgentie. Waar kun je die bulldozers eigenlijk kopen? En hoe duur zijn die dingen?

403

Journal

 

Huis

Donderdag 25 mei, Cadouin

 

Wie was de stichter van dit huis?
Wie koos juist deze plek?
Waarom zover van de bewoonde wereld?
Waarom zo diep in een donker bos?
Wie bepaalde hoeveel kamers?
Wie hielp bij het stapelen van de stenen?
Wie legde het dak?
Hoeveel mensen hebben hier gewoond?
Hoe oud is dit huis, of althans, de restanten daarvan?
Welke dromen zijn hier gedroomd?
Hebben hier kinderen gehuild?
Waren hier mensen gelukkig?
Waar leefden men van in dit bos?
Hoeveel mensen zijn hier geboren?
Sprokkelden ze hout om te verkopen?
Wie hebben elkaar hier lief gehad?
Hadden ze land om te verbouwen?
Hoe lang is dit huis huis geweest?
Hoeveel generaties hebben hier gewoond?
Zat men hier voor het huis?
Was er een tuin?
Hoe heetten de mensen die hier hebben gewoond?
Had het huis een naam?
Kwam er veel bezoek in het huis?
Waar haalden ze het water vandaan?
Is het huis wel eens verkocht?
Is hier honger geleden?
Hoeveel mensen zijn hier gestorven?
Wie besloot als laatste het huis te verlaten?
Was er verdriet bij het verlaten?
Is diegene nog wel eens teruggekeerd?
Wanneer kwam de eerste scheur in het huis?
Wanneer viel de eerste steen uit de muur?
Wanneer kwam het eerste gat in het dak?
Wanneer stortte het dak in?
Hoe lang duurde het voordat de bramenstruiken kwamen?
Schuilen hier nog wel eens mensen?
Zijn er mensen die heimwee hebben naar deze plek?
Denkt er überhaupt nog wel eens iemand aan dit huis?
Lopen er nog wel eens andere mensen in en rond de restanten om te kijken of er sporen van vroeger zijn?

402

Journal

 

Wolken

Woensdag 24 mei, Cadouin

 

Ik heb mijn Franse Nicht aan de lijn. Ze had nog nooit van Toevalsdieren gehoord, maar zegt regelmatig in allerlei dingen toevalsdieren te zien. Voortaan zal ze er een foto van maken en mij toesturen. Mijn Nicht zegt ook in allerlei dingen, hout, waterdruppels, muren, gezichten te zien. Dat ken ik wel, heb ik ook. Ik zie vaker gezichten dan toevalsdieren in dingen. Ik denk dat mijn Nicht er goed in is omdat ze een kijker is, een gedetailleerde kijker. Ze is namelijk vormgeefster en is gewend om naar details te kijken, naar spatiëringen, interlinies en bladspiegels.

En dan benoemt ze iets wat ik vergeten ben. Van oma zegt ze, heeft ze geleerd om naar wolken te kijken. Verdomd, ik ook. Ik zie mij nog met mijn opa en oma in het gras op de dijk aan de Waal liggen en samen turen naar de wolken. Er kwamen draken voorbij, dieren, gezichten en monsters. In die tijd was de lucht één groot stripboek.

Hoe kan ik nou zoiets vergeten? Een ander beeld dat terugkomt, is dat ik met mijn oma voor het raam zit op de Weurtseweg in Nijmegen. Ik logeerde vaak bij mijn opa en oma en we zaten dan voor het raam naar buiten te kijken. Mijn opa en oma woonden op de eerste verdieping van een groot huis boven een kruidenierszaak. Waardoor we mooi zicht hadden op de straat. Terwijl we daar zaten telden we bijvoorbeeld het aantal witte auto’s dat voorbij kwam en moesten we raden welke kleur de eerstvolgende auto zou hebben. Wie het goed had kreeg een punt. In mijn herinnering waren we er uren zoet mee.

De kruidenierszaak was van meneer Jansen. Ooit vroeg hij mijn opa of hij een sigaar op kon roken zonder as te knoeien zodat de askegel, en daarmee de vorm van de sigaar, helemaal intact bleef. Dat kon mijn opa wel. Hij rookte een prachtig exemplaar.
Meneer Jansen vroeg dat omdat hij de askegel in zijn etalage wilde zetten om reclame voor sigaren te maken. Mijn opa zat in zijn rookstoel en heel voorzichtig rookte hij zijn sigaar tot askegel. Daarna moest hij ermee de trap aflopen, mee naar buitengaan en de winkel van Jansen binnen. Een delicaat traject, want een askegel is een kwetsbaar ding, een zuchtje wind en een askegel is verdwenen. Wonder boven wonder lukte het mijn opa en stond zijn askegel in de etalage te pronken.

Ik heb geen broers en zussen, heb ik als kind nooit erg gevonden. En ook nu niet, want gelukkig heb ik nichten waarmee in ben opgegroeid en kan ik veel herinneringen delen. De enige tijd dat ik het haatte om enig kind te zijn was toen mijn moeder alzheimer kreeg en Wyb en ik mantelzorger werden. Wij woonden in Den Bosch, mijn moeder in Nijmegen, ik werkte in Tilburg.
‘Meneer Tonen, uw moeder is gevallen en haar bril is gebroken. Zou u even met de bril naar de opticien kunnen gaan?’
In die tijd verlangde ik zo naar een broer of zus waarmee je dit soort dingen kon delen. Geluk bij veel ongeluk was dat Wyb in Nijmegen werkte en daardoor makkelijk even bij mijn moeder langs kon gaan. Maar toch. Na een gelukkige jeugd is volwassen zijn soms een hard gelag.

401

Journal d’images

 

Toevalsdier

Dinsdag 23 mei, Cadouin

 

Het was in het vorige decennium dat ik gevraagd werd om De Warme Winkel uit de problemen te helpen. Er waren wat financiële tegenslagen geweest, de zakelijk leider was opgestapt en of ik een tijdje interim wilde zijn. Dat wilde ik wel en het bestuur benoemde mij zelfs als directeur. Wat ik vreemd vond. Want wie niet weet wat De Warme Winkel is, het is een van de meest spraakmakende en ontregelende theatergezelschappen van Nederland. Het gezelschap wordt gevormd door een collectief van theatermakers en dat collectief bepaalt natuurlijk de artistieke richting van het gezelschap. Ik vatte dat directeurschap maar op als zakelijk dienend aan het collectief. Het pakte gelukkig goed uit. Het was een van de leukste klussen die ik heb gedaan.

Ik kom er op omdat ik eindelijk eens een toevalsdier heb geschoten. Jarenlang was ik opzoek naar een toevalsdier, ze zijn echt niet makkelijk te vinden. Gelukkig lukte het me vorige week terwijl ik door Cadouin liep.
Ik had nog nooit van het woord toevalsdier gehoord voordat ik bij De Warme Winkel ging werken. Een van de leden van het collectief Mara van Vlijmen publiceerde samen met haar partner Frank van Roessel in de tijd dat ik er werkte een boek met de titel Toevalsdieren. Wat dat precies zijn laat ik Mara zelf even vertellen in een interview met Vice.

Ha Mara, wat is een toevalsdier?

Mara van Vlijmen: Een toevalsdier is een dier dat je toevallig ziet, zonder dat je erop voorbereid was.

Oké. Kun je een voorbeeld geven?

Gisteren liep ik op Amsterdam Centraal de trap op richting perron 5b. Ik was verzonken in gedachten, het was ’s ochtends vroeg. Opeens stond ik oog in oog met een kauwgomvlek in de vorm van een vogeltje. Ik bleef even midden op de trap stilstaan, wat niet handig was in de spits. Dat vogeltje was een duidelijk voorbeeld van een toevalsdier.

Neem me eens mee naar het moment waarop je je eerste toevalsdier zag.
Ik ging naar de wc in onze flat. We woonden toen nog in Amsterdam Osdorp. Vlak voor de wc, in het halletje, lag op het laminaat een verfrommeld kassabonnetje. Dat was een eend, de Pensionado-eend. Die zit ook in onze encyclopedie.

Een toevalsdier kan dus alles zijn, een stuk je kauwgom, een scheur in de muur, gemorst water op een stoep, als je in de vorm maar een dier ontdekt. Volgens Mara ontdek je een toevalsdier wel een keer in de vier dagen. Dat is knap werk, mij lukt dat niet. Ik heb er echt jaren over gedaan voordat ik de eerste zag. Hieronder zie je de foto, voor wie het niet ziet, maar dat kan ik me niet voorstellen, het is een geitje op een brievenbus.

Journal

 

Zondag

Maandag 22 mei, Cadouin

 

Esmee belt.
‘Pa, je raadt nooit waar ik ben geweest.’
‘In Groningen.’
‘Nee, joh.’
‘Ik heb geen idee. Vertel het me maar.’
‘In de kerk.’
‘Jij? Waarom?’
‘Een dochtertje van een vriendin deed haar eerste communie.’
‘En hoe vond je het?’
‘Ja, prachtig, dat weet je, ik hou wel van de katholieke kerk.’

Esmee ging ooit van een openbare Montessori school naar een katholieke school en ze vond het heerlijk. Ze genoot van al die Bijbelse verhalen. Hetzelfde gold ooit voor mij. Het fijnste uur op de lagere school vond ik als de pastoor verhalen uit de bijbel kwam vertellen.

‘Waarom hebben jullie mij niet gedoopt?’
Och jee, krijgen we het weer, oude discussie.
‘Omdat wij niet gelovig zijn en we dachten dat jij dat, als je ouder was, zelf moest beslissen.’
‘Jammer, hoor. Ik had het niet erg gevonden als jullie mij hadden gedoopt. Ik kon als enige niet ter communie.’
‘Dan laat je je toch dopen.’
‘Dat slaat toch nergens op dat je je zo oud nog laat dopen.’
‘Dat doen een heleboel mensen, hoor. Als je dat graag wilt, kan ik het wel voor je regelen. Zal ik dat doen? Een telefoontje en de pastoor is blij. Zal ik ook nog een communiejurkje voor je kopen en het feest organiseren.’
‘Misschien geen gek idee, ik ga erover nadenken.’

‘Maar hoe kan het dat er op maandag kinderen ter eerste communie gaan?’
‘Pa, het is geen maandag, het is zondag.’
Natuurlijk, ik ben totaal gedesoriënteerd. Dat komt omdat Wyb twee dagen vrij is geweest en nu op zondag moet werken. Mijn tijdsbesef heeft een klein deukje opgelopen. Dat komt ervan als je een man zonder agenda bent.

Wyb wordt vandaag ingewerkt voor het receptiewerk op de camping en mag de eerste bezoekers ontvangen. De afgelopen twee weken heeft ze geholpen de boel op te starten en dat betekende vooral dat ze mobil homes, tenten en toiletgebouwen schoonmaakte. ’s avonds kwam ze gebroken thuis, pijn in de rug, doodvermoeid. Het werkend leven is moeilijk na maanden genieten van het vrije leven. Van theaterdirecteur naar schoonmaak, een carrière loopt meestal de andere kant op. Maar Wyb vindt het heerlijk om weer een baan te hebben en fysiek hard te werken. Vandaag gaat ze voor het eerst doen waar ze voor is aangenomen: receptiewerk.

De camping ligt aan de voeten van het pittoreske plaatsje Belvès, zo’n twaalf kilometer van ons huis vandaan. Het plaatsje heeft 1431 inwoners. Daar komen er de aankomende weken 900 mensen bij, waarvan 90% Nederlanders. Ik ben benieuwd wanneer Wyb de eerste bekende mag inchecken. Wyb is te herkennen aan een lichtblauwe bedrijfspolo met de naam van de camping erop: Le moulin de la pique.

400

Journal

 

Stille lente

Zondag 21 mei, Cadouin

 

Gisteren kreeg ik van Mieke een ingezonden brief toegestuurd die in de Volkskrant stond. Mij was hij ook al opgevallen. De ingezonden brief heeft als kop Stille Dordogne en is een reactie op een artikel in de Volkskrant waarin de schrijfster constateert dat er in de Betuwe bijna geen insecten meer zijn. De ingezonden brief gaat als volgt:

Ondanks insectentrekkende bloemen is het oorverdovend stil in de Betuwse tuin van Joke Beekman. ‘Natuurlijk,’ denk ik dan. ‘Al die bespoten fruitbomen.’ Ik kijk op dit moment midden in de Dordogne over een prachtig wilde bloemenhelling. Ook daar: stilte. Nauwelijks vogels. Nauwelijks insecten. Silent Spring is de titel van het allereerste boek over het gevaar van pesticiden uit 1962 van Rachel Carson. Akelig om erachter te komen dat een betere titel niet bestaat.’
Maria van den Boer, Bilthoven

En zo is het. Wij kijken in Cadouin uit over een vallei die vol bloemen staat, het is een ongekende pracht. Maar geen insect te bekennen. En dat is helemaal raar want in een straal van 12 kilometer zijn wij omgeven door bossen, hier en daar, sporadisch, een kleinschalige boerderij. Je zou zeggen dat onze vallei enigszins beschermd is van gif. Nee dus. Ik had beter moeten weten, want ook in Frankrijk spuit iedereen er lustig op los met gif en gif is inmiddels overal.

Afgelopen dagen maakten we met ons bezoek een paar tochtjes door de Dordogne. Tien jaar geleden nog zou onze voorruit onder de aangereden insecten hebben gezeten. Ik kan me de tijd herinneren dat ik met moeite de insectenlijven en -bloed van de voorruit kreeg. Nu keer ik van onze tochtjes terug met een vrijwel schone voorruit.

Zo’n vijftien jaar geleden zag ik het in Moddergat gebeuren, het was een snelle omslag. De vogelstand stortte op onrustbarende wijze in. Weg waren de vluchten Wulpen die in onze tuin zaten, weg de legers scholeksters die foerageerden op het wad. Zelfs onze nationale troetelvogel de grutto is een zeldzaamheid geworden.

Het is simpel de schuldige aan te wijzen voor het instorten van de natuur: de agrarische sector. De manier waarop zij landbouw bedrijft is killing. Tonnen pesticiden strooien de boeren uit over de natuur. De boer is van levensbelang voor de natuur, zeggen sommigen. Onzin. De manier waarop nu landbouw wordt bedreven, is de dood in de pot voor de natuur. Er vindt een genociden plaats op insecten en vogels. Insecten worden doodgespoten, vogels krijgen geen kans om te broeden want het maaien gaat altijd voor. En minder insecten betekent minder vogels.

De landbouw zit de natuur in Nederland in de weg. 50% van de grond in ons kleine, klote landje is landbouwgrond. Terwijl de landbouwsector slechts voor 1,5% bijdraagt aan ons Bruto Nationaal Product. Onbegrijpelijk dat rond die landbouw nog zo’n romantisch idee van de hardwerkende, sympathieke boer leeft. Het is het Yvonne Jaspers-effect.

Het is een misplaatst effect, want de landbouw is industrie geworden en is rücksichtlos effectief. Dit alles ten koste van de insecten, de vogels, de waterkwaliteit, de groei van andere bedrijfssectoren, de woningbouw, de natuur in het algemeen, onze gezondheid en zo kan ik nog wel even doorgaan.

Wat we willen van die boeren is eigenlijk heel eenvoudig: insecten tegen de voorruit van de auto, vogels in de achtertuin, geen vergiftigd water en bossen waar je je niet voor hoeft te schamen. Zijn er dan bossen om je voor te schamen? Ik zou zeggen, kom naar de bossen van de Dordogne en vergelijk ze met het Nederlandse bos en je ziet hoe bossen eruit zien waar je je niet voor hoeft te schamen.

399

Journal

 

Biografie

Vrijdag 19 mei, Cadouin

 

 

 

Bekorte biografie

Moedig voorwaarts.
Moedig zijwaarts.
Moedig heenwaarts.

398

Journal

 

Koekoek

Donderdag 18 mei, Cadouin

 

Het leven op het Franse platteland is niet makkelijk. Vorige maand werden we geterroriseerd door een boomklever. Het beest hield niet op met herrie maken. Volgens de ANWB vogelgids, trouwens een van de beste, maakt hij een geluid dat lijkt op tsjuitt, tsjuitt, tsjuitt en dat eindeloos herhaalt. Hij vloog de hele dag rond ons huis. Tsjuitt, tsjuitt, tsluitt. Wanhopig was hij op zoek naar een vrouwtje, zo verklaarden wij zijn obsessief gedrag. Wyb snakte naar een buks. Een goed gemikt schot en wij waren verlost van dat krankzinnig tsjuitt, tsjuitt, tsjuitt.

Je komt hier voor de rust, maar er is altijd wat met dieren. In de lente heb je die door hormonen verdwaasde vogels, in de herfst burlen de herten voor ons huis. In de zomer heb je de krekels die van geen ophouden weten. Met hun getsjirp leggen ze een deken van getsjirp over het landschap. Tenminste, dat is wat ik mij herinner. Ik hoor namelijk geen krekels meer, mijn gehoor wordt minder.

Het is gekke is dat ik wel de achteruitrij uil hoor. Hij produceert hetzelfde alarmgeluid als een vrachtwagen die achteruit rijdt, ook zeer indringend en irritant, hij kan er uren mee doorgaan. Tjuuh, tjuuh met tussenpozen van 2 tot 4 seconden. Het geluid is vanaf 1 kilometer ver te horen, tjuuh, tjuuh. Wybrich met wiens oren naar eigen zeggen niets aan de hand is, hoort dat geluid weer niet. Het komt trouwens af van de dwergooruil.
Met krekels heeft Wybrich geen enkel probleem. ‘Dat je dat nou niets hoort,’ zegt ze dan. Tsja, ik hoor het gewoon niet. Wel jammer, want het Zuid-Franse landschap krijgt door dat getsjirp toch een ander karakter.

Ik kom erop omdat we sinds een week geteisterd worden door een koekoek. Wij noemen hem inmiddels de terror koekoek. Het beest huist bij ons op de berg en daar koekoekt hij de hele dag door. Koekoek, koekoek, we worden er gek van. Volgens mij heeft een koekoek een heel beperkt territorium want dat gekoekoek gaat maar door, nooit gaat hij eens lekker koekoeken op een andere berg.

Ik hou best van vogels. Wyb en ik hebben zelfs dure verrekijkers gekocht om ze zo goed mogelijk te kunnen observeren. Regelmatig vond je ons aan het Lauwersmeer, waar we zeldzame vogels zagen als de zeearend, de rosse franjepoot en de kemphaan.
Want dat is ook zo’n irritant iets. Op het Friese land is het een makkie om vogels in het vizier te krijgen. Maar hier in Frankrijk staan gewoon te veel bomen met veel te veel bladeren. Zo heb ik die verdomde terror koekoek nog nooit gezien, terwijl die toch heel dichtbij is. Overlast oké, maar dan moet zo’n beest je ook iets gunnen.

397

Journal

 

Heenwaarts

Woensdag 17 mei, Cadouin

 

Tijd voor een ongezellig onderwerp. Hoe het opeens in mijn hoofd komt? Vermoedelijk omdat grote veranderingen existentiële vragen met zich meebrengen. Zeker als die veranderingen je een eind van het moederland brengen. Wat mij bezighoudt: stel dat ik plots hier in Frankrijk overlijd. Wat dan? Hoe gaat dat dan?

Er waren tijden dat ik dacht, als ik nu overlijd heb ik bij mijn afscheidsdienst toch wel een volle Grote Kerk in Leeuwarden. Die gedachte is volledig verdwenen. Stel dat hier mijn afscheidsplechtigheid plaatsvindt, wie zouden er dan komen? Een schamel groepje mensen, denk ik. De mensen die hier in de buurt wonen en mij kennen. De kinderen natuurlijk. Wat familie.

Rijst bij mij meteen de vraag, waar moeten ze zo’n plechtigheid houden? De kerk hier in Cadouin is veel te groot, daar verzuipt dat gezelschapje in, dat wordt heel ongezellig. Ik zal het Wyb eens voorleggen, misschien heeft zij een idee.

Andere vraag, waar moet ik begraven worden? In Frankrijk? In Nederland? Het lijk overbrengen naar Nederland schijnt een vermogen te kosten en een ongelooflijke hoop bureaucratische ellende. Schuin tegenover ons, aan de overkant van de vallei, is een prachtig kerkhof, Franse grandeur. Maar ja, dan lig ik daar als Tonen tussen mensen met prachtige Franse namen. Ver van huis. Bovendien, ik wil niet begraven worden. Het lijkt me gewoon te koud en te vies, al die beesten die in je kist komen. Ik koester mij liever in de warmte van het vuur.

Laatst had ik het met Wyb over deze kwestie. Een idee dat ze spontaan opperde: we laten de crematie hier plaatsvinden en brengen de as dan over naar Nederland. Een urn is makkelijker te vervoeren dan een heel lijk. Daar in Nederland houden we dan een herdenkingsdienst. Vond ik pragmatisch klinken, maar ook een beetje next best.

Tegen de tijd dat ik ben gecremeerd en naar Nederland vervoerd, is iedereen aan mijn dood gewend en krijgt zo’n herdenkingsdienst toch iets plichtmatig, vrees ik. Het mooiste is om afscheid van iemand te nemen, terwijl het verdriet van de overledene nog in het hoofd brandt.
Het is het beste om helemaal niet in Frankrijk dood te gaan. Ik zal mijn uiterste best doen om in Nederland de laatste adem uit te blazen, dat klinkt voor mij toch het meest natuurlijke.

Ik hoorde laatst een verhaal van mensen die op vakantie waren met iemand die ernstig ziek was. Tijdens die vakantie verslechterde de toestand van de patiënt, het was duidelijk dat ze niet lang meer te leven had. Toevallig kregen ze op die vakantiebestemming te maken met een Nederlandse dokter. Hij adviseerde zo snel mogelijk terug te rijden naar Nederland. ‘Als mevrouw hier sterft, krijg je een enorm gedoe om haar naar Nederland te vervoeren,’ zei de arts. Ze besloten meteen terug te rijden naar Nederland. Het was geen makkelijke tocht, de patiënt zat op de achterbank, stervende. Maar ze heeft Nederland gelukkig wel gehaald.

Als het zo moet, zal ik niet dwars gaan liggen. Mocht ik al reizende sterven, ook goed. Dat is dan een mooie symbolische dood bij mijn leven, altijd trekkende, nooit rust in de kont, moedig heenwaarts.

 

 

396

Journal

 

Euforie

Dinsdag 16 mei, Cadouin

 

Ik ben ervaringsdeskundige als het gaat om een voetbalclub die kampioen wordt. In 1964 werd NEC, waar ik voetbalde en ballenjongen was, kampioen van de eerste divisie en promoveerde naar de eredivisie. Ik was tien jaar en omdat het wel leuk stond, mocht ik als jong ventje met de vlag voorop lopen tijdens de zegetocht door Nijmegen. Nou ja, zegetocht, we liepen door de stad, langs het stadhuis, een kleine stoet, een muziekkorps marcheerde mee en speelde het clublied: Weer trekken wij ten strijde voor ons rood, zwart en groen!

Ons doel was De Vereeniging, de plaatselijke concertzaal, waar ik mijn vader als vijf-jarige ooit zag optreden met een piccolo-solo bij een optreden van de Postharmonie. In de zaal kunnen zo’n elfhonderd mensen, geloof ik. Dus niks tienduizenden die zich de longen uit het lijf schreeuwden. Als jongetje mocht ik met mijn vlag als eerste het podium op, ik herinner het me gejuich nog. Mijn voetbalclub mocht mee gaan doen met de grote jongens.

Ik had er zelf veel profijt van, want het betekende dat ik als ballenjongen het seizoen daarop uitballen mocht gooien naar Johan Cruijff en Willem van Hanegem en stond ik achter het doel van de beste keeper van die jaren, Tonnie van Leeuwen.

Dit feestje stond in geen vergelijk met de huldiging van Feyenoord afgelopen dagen. Na die huldiging in Rotterdam weet ik het zeker: bij de meeste mensen zit een steekje los. Wat een waanzin. Supporters staan te schreeuwen alsof ze zelf iets hebben bijgedragen aan het kampioenschap van Feyenoord. Uitzinnig van vreugde kussen ze elkaar, springen in fonteinen, euforie alom. Wat een treurnis. Het is een blijdschap waarin ik niet kan geloven. Dat je blij bent, oké, maar dat je extatisch van vreugde bent, je jankt van geestdrift, donder op, zeg.

Die vreugde kun je alleen maar opwekken door hysterie, veel zuipen of snuiven. Wat heb je als supporter nou gedaan? Je hebt een stuk of twintig wedstrijden gezien, af en toe heb je eens gejuicht, geroepen dat de scheidsrechter een hondenlul is en dat de tegenpartij homo’s of joden zijn. Wat een prestatie. Vermoedelijk heeft de club meer last van je gehad dan lust.

Zo’n vreugde kan alleen gedijen in een heleboel leegte. Je hebt niets anders, dus iets wat je zelf enorm hebt opgeblazen, neemt dan mythische proporties aan. Nep vreugde, aanstellerij, zielenpoten lol.
‘Feyenoord zit in onze genen,’ schreeuwt een vader in de camera die met zijn zoontje naar de huldiging ging. Genen, toe maar. Het zoontje staat er beduusd bij. Mataglap, laat je nakijken, man.

En waar gaat het om? Een paar voetbalwedstrijdjes. Als je nou een oorlog had gewonnen, of de maffia had verslagen, of ervoor gezorgd had dat aids de wereld uitging, wees dan uitzinnig van vreugde. Maar juichen om een paar voetballers die te veel verdienen. Dat hossen, schreeuwen en brallen daar op de Coolsingel, het is toch een demonstratie van geestelijke armoe en diepe innerlijke leegte. Blij zijn om niets, je hebt zelf niets gepresteerd en de prestatie op zich stelt ook al geen moer voor, voetbalwedstrijdjes. Allemaal domheid.

395

Verboden met ballen te spelen.

Journal

 

Trofeeën

Maandag 15 mei, Cadouin

 

Ochtetoch. Minister Dijkgraaf heeft een voorstel. Eerstejaarsstudenten hoeven vanaf studiejaar 2025/2026 nog maar dertig studiepunten te halen om door te mogen naar het tweede jaar. Nu moeten ze 45 punten halen en dat zorgt voor veel te druk bij studenten. Volgens Dijkgraaf maken studenten in zo’n nieuwe wereld zoveel veranderingen mee, ze moeten daar rustig aan kunnen wennen. Te veel studenten schijnen in psychische nood te verkeren.

Jammer dat Dijkgraaf niet even contact met mij op heeft genomen. Er zullen weinig mensen zijn die zo intensief antropologisch onderzoek hebben verricht naar de hedendaagse student als ik. De afgelopen twee jaar woonde ik in een straat waar zeker 80% student was. De prachtigste huizen waren daar verbouwd tot konijnenhokken voor studenten. Recht tegenover mij was een herenhuis van Vindicat (nou ja, heren), links daarvan was een dameshuis van Albertus (nou ja, dames).

Het was lang geleden dat ik in een studentengemeenschap had gewoond, dus ik nam mij voor om van deze gelegenheid gebruik te maken om het verschijnsel student grondig te bestuderen. Nou, ik kan meneer Dijkgraaf geruststellen, nood?, dat maken ze hem misschien wijs in allerlei officiële overleggen, maar het is klinkklare onzin.

Net zoals in mijn tijd maken ze er één groot feest van. De bier-express reed tenminste een keer in de week voor om een palet met kratten af te leveren en de lege pallet mee terug te nemen. De student van nu is misschien in psychische nood omdat het feesten net iets te veel van hem vergt, maar zeker niet door zijn studie. Ik had perfect uitzicht op een stuk of twaalf studentenkamers en alleen het meisje in de kamer linksonder zat wel eens achter haar bureau. Verder zat/lag iedereen op zijn bed loom te tinderen en stond de tv aan met de laatste Netflix series.
Ik spreek nu over de ochtend tot 12 uur. Vervolgens kwam men enigszins tot leven en bestelde men via thuisbezorgd.nl of deliveroo.nl een lunch. De brommertjes van de bezorgers knalden in grote getale de straat in.

’s Middags gingen ze in groepjes de stad in om een koffietje met sojamelk te scoren, een enkeling ging naar college. De middag was voor hen verreweg het zwaarst, want hoe kom je zo’n middag door? Dan wil het maar geen avond worden. De avond, de nacht, daar gaat het om, daar leeft de student voor. De hedendaagse student heeft wel een nieuwe gewoonte ontwikkeld, men verkleedt zich als konijn, als heks, als mexicaan, als femme fatale , je kunt het zo gek niet denken. Dat vinden ze leuk. Het lijkt in Groningen permanent carnaval. In de avond zindert de straat van opwinding.

Een paar uur lekker indrinken en dan de stad in. Ik heb het allemaal vastgelegd opdat ik dhr. Dijkgraaf van repliek kan dienen. Het wonen daar kostte mij veel slapeloze nachten want de nacht is de tijd dat de student helemaal is opgebloeid. Men schreeuwt, zingt, lalt en men staat, eenmaal weer thuis, eindeloos met een sigaret voor de voordeur te ouwehoeren waarbij men het heerlijk vindt om te schreeuwen naar de huizen aan de overkant. God, wat is het heerlijk om in de Dordogne te wonen.

Druk ervaren, psychische nood? Ik weet dat meneer Dijkgraaf onzin uitkraamt. Ik wil hem graag eens door mijn voormalige studentenbuurt leiden. Ik zal hem de kroonluchters in de kamers laten zien waar bij de heren de bh’s aan hangen en bij de dames de stropdassen. Het zijn de trofeeën van het nachtelijk zuipen en daarna het heerlijk eindeloos neuken.

394

Journal

 

Dolph

Zondag 14 mei, Cadouin

 

In november 1989 werd ik benoemd als directeur van Stadsschouwburg De Harmonie in Leeuwarden. In diezelfde maand reisden Lies en ik af naar Sri Lanka om Esmee te halen. In januari begon ik in Leeuwarden. Een van de eerste afspraken die ik had, was met de wethouder van cultuur, Dolph Kessler.

Wat ik van mijn bestuur hoorde, was dat hij zo’n beetje de aanstichter van mijn benoeming was. Mijn voorganger was op non-actief gesteld en vervangen door een interim omdat de schouwburg op alle terreinen kwijnend was. Zeker omdat Leeuwarden een nieuw theater kon bouwen, vreesde men dat dit niets zou worden. Er moest in de stad met peper worden gestrooid. Men ging opzoek naar een jonge hond en vond mij.

Ik weet nog goed dat in de eerste week dat ik begon er een grote foto van een donkere Harmonie op zaterdag op de voorpagina van de Leeuwarder Courant stond. De kop luidde: Er was weer niets te doen in De Harmonie.
Hierop liet ik grote A2 affiches drukken en overal in de stad neerzetten met de tekst: Het wordt weer leuk in Leeuwarden. Dit bracht enige commotie teweeg in de stad. Hoezo, was Leeuwarden dan niet leuk geweest? Maar de toon was gezet.
Later stelde ik voor deze affiches in het weekend van de Uitmarkt in Amsterdam te zetten, maar dat durfde de communicatiemedewerkers van de Gemeente Leeuwarden toch niet aan.

Ik had het grote geluk dat er bij mijn komst 27 miljoen gulden op mij lag te wachten. We mochten voor dat bedrag een nieuw theater bouwen. Natuurlijk bleek dat bij lange na niet voldoende en uiteindelijk sloten de kosten op 54 miljoen. Die weg van 27 naar 54 was bestrooid met succes en tegenslag, maar wat heb ik ervan genoten.

Een van de aanstichters om dat nieuwe theater te bouwen was Dolph. Leeuwarden was lang bestuurd door stijve regenten, Dolph hoorde bij een nieuwe generatie. Hij zorgde voor het pepervaatje en ik mocht strooien. De stad ging voor 11 jaar op z’n kop. Toen ik begon waren er nipt 50.000 bezoekers, toen ik met pek en veren uit de stad werd verwijderd omdat ik de liefde had gevonden waren er 250.000. (Toch even patsen, hoor.)

Zo nu en dan kwam ik Dolph daarna nog tegen. Op Ameland bijvoorbeeld bij de Kunstmaand. Voor De Harmonie, bij een of ander festival. Aan het begin van de covid-epidemie, toen alles op slot moest, schreven we samen een ingezonden brief in de Volkskrant dat mondkapjes in het theater misschien een oplossing waren. We werden weggehoond. Anderhalf jaar later zat het publiek met mondkapjes in de theaterzalen. De wegen in Nederland zijn soms langer dan noodzakelijk.

Wie had ooit in 1989 gedacht dat Dolph, zijn vrouw Egbarta, Wybrich en ik in 2023 samen aan een rijk gedekte dis zitten in Cadouin in Frankrijk en de dag daarop lunchen in Beynac op een zonovergoten terras. Onze gesprekken meanderen door het leven, gesprekken over schoonheid, scheiding, dood, ambitie, liefde, legacy, honden, verre landen en gewenste bestemmingen. En natuurlijk fotografie, want Dolph hielp me met het uitgeven van Rues de France. Dolph en Egbarta trekken door naar Italië, wij blijven voorlopig achter in Cadouin.

393

Journal

 

Monnik

Vrijdag 12 mei, Cadouin

 

In het najaar willen we een aantal weken naar India. Wyb kwam erachter dat je alleen India in mag als je een paspoort hebt dat tenminste nog een half jaar geldig is. Bij mij is dat niet het geval, het verloopt vijf maanden nadat we in India aankomen.
Het is een beetje jammer dat we er nu pas achterkomen, want in Nederland had ik simpel een nieuw paspoort kunnen ophalen bij het gemeentehuis, nu moet ik er speciaal voor naar de ambassade in Parijs. Ik zou dan met de TGV vanuit Bordeaux kunnen gaan, maar een enkeltje Parijs kost rond de tweehonderd euro, en dan moet ik ook nog terug. Duur paspoort. Ik vrees dat er verder niets anders op zit.

Ik keek in mijn huidige paspoort en zag dat er als beroep Directeur in stond. Ik ben al geruime tijd geen directeur meer. Vraag die dan opkomt: wat zet ik als beroep in mijn nieuwe paspoort. Pensionado? Ik ben geen pensionado, pensionado’s golfen en bridgen. Ik doe geen van beide. Blogger? Tja, blogger, dat is natuurlijk ook niks. Iedereen kan zich wel blogger noemen, bovendien ben ik hoogstens een uurtje per dag blogger. Fotograaf? Uitgesloten, ik neem geen enkele opdracht als fotograaf aan.

Na lang dubben, en teruggaan naar mijn essentie, kwam ik tot de conclusie dat ik het best kan invullen: monnik. Ik snap dat dit enige verklaring vereist. Goed beschouwd leef ik het leven van een monnik, zeker sinds Wyb werkt. Wyb gaat ’s ochtends om acht uur de deur uit en komt in de namiddag tegen vijf uur weer thuis. In de tussentijd leef ik het leven van een monnik, zeker omdat Wyb de auto mee heeft, wat mij dwingt tot alleen thuis zitten.

Gisteren schreef ik dat ik overal de laatste van ben. Nu denk ik dat ik de eerste atheïstische monnik ben. Wat doet een monnik? Volgens internet is dat: ‘Een dag in het leven van een monnik bestaat uit gebed, arbeid en rust. De uren van de eucharistie, de getijden en de maaltijden liggen vast. De overige tijd delen ze zelf in.’
Dat gebed kun je bij mij vervangen door ‘nadenken’, ‘mijmeren’, wat is dat anders dan je richten tot het hogere? De rest klopt prima. Eucharistie is in mijn geval het vieren van de waarheid en het scheppen van de schoonheid. Een groot deel van mijn dag gaat daaraan op.

Verder zwijg ik veel, een belangrijk kenmerk van een monnik. Internet zegt daarover: ‘Zwijgen is voor monniken niet alleen de manier om de vele zonden van de tong te vermijden, het confronteert hen ook met hun eigen waarheid. Gedurende het zwijgen doemen er in je gedachten, gevoelens en hartstochten op. Het zwijgen brengt je tot oprechte zelfkennis, naakt en onverhuld.’ Wat perfect klopt. Liefst acht uur per dag ben ik dáár mee bezig.

Monnik, klinkt ook goed als je naar India gaat, een land vol spiritualiteit. Ondanks dat ik een atheïst ben, is spiritualiteit mij niet vreemd. Hierover zegt internet: ‘Over het algemeen wordt de betekenis van spiritualiteit omschreven als: alles wat de geest (ziel) betreft. Makkelijker gezegd is het de manier waarop je in het leven staat. Een belangrijk aspect van bewust leven dus! Het is vooral een innerlijke ervaring – maar in contact met de buitenwereld.’ Ik bedoel maar.

Overigens ben ik elke dag weer dolblij als Wyb terugkomt van haar werk. Een leven als monnik is geen peulenschil.

392

Journal

 

Laatste

Woensdag 10 mei, Cadouin

 

Ik zit op de veranda wat voor mij uit te mijmeren. Zojuist las ik in de krant een artikel over Artificiële Intelligentie en het artikel resoneert nog na in mijn hoofd. Terzijde: volgens mij is dit de eerste keer dat ik het woord resoneer gebruik, mooi woord. Ik kan er niets aan doen, maar langzaam word ik gegrepen door somberheid.

In het artikel worden de voor- en nadelen van AI op een rijtje gezet. Programma’s als ChatGPT worden met de week slimmer. Zonder moeite produceren ze nu al artikelen die je zo kunt publiceren. Komt het einde van de journalistiek in zicht? Ik denk het niet. Het beroep als journalist die schrijft zal veranderen, maar zolang waarheid noodzakelijk en wenselijk is, zal de journalist een taak hebben. Maar een blogger? Och, de functie zal vermoedelijk verdwijnen. Geef ChatGTP elke dag de opdracht een blog te schrijven in de trant van A.L. Snijders en het beroep van blogger is overbodig.

Misschien ben ik de laatste blogger. Eigenlijk ben ik in alles de laatste. Ik zal zeker niet de geschiedenis ingaan als wat dan ook. Maar als dat onverhoopt toch het geval is, dan is het als ‘de laatste’. Zo ben ik, dat is al bewezen, de laatste briefschrijver. De brieven die ik aan J. schreef, 12 jaar lang, 1 maand lang, elke dag 1 brief, kunnen het museum in als het laatste grote brievenproject. Daarna werd er geen brief meer geschreven.

Zo ben ik ook de laatste poëzieliefhebber. Poëzie? Mensen hebben geen idee meer. Laatst stond een jong familielid voor onze boekenkast. Ze las de namen van wat schrijvers op: ‘Martinus Nijhoff, Vaandrager, J.C. van Schagen, Menno Wigman, nog nooit van gehoord. Zijn het spannende boek?’
Sowieso ben ik de laatste lezer. Niet alleen van poëzie, maar wie leest nog diep? Dat wil zeggen: wie leest nog een ietwat moeilijker boek, een boek waar je niet doorheen raast, een boek dat je moet proeven?

In mijn werkend leven heb ik mij ook nuttig gemaakt als de laatste toneelliefhebber. Er wordt nog volop toneel gesubsidieerd en daarmee heeft het een artificieel bestaan, om het woord nog maar eens te gebruiken, want verder leidt tonele een volledig marginaal bestaan. Er gaan alleen nog mensen naar toneel die enigszins een relaties hebben met dat subsidiesysteem. Ik ben de laatste die nog met enige overtuiging toneelteksten van Tsjechov en Karst Woudstra tot mij heeft genomen. Niet dat het stil werd op toneel, maar wel in de zaal. Er zitten alleen nog mensen die elkaar kennen omdat ze tot de subsidie incrowd behoren.

Ten slotte ben ik ook de laatste mens die van stilte houdt. Alles moet catchy zijn, glamour, glitter, kek en cool, we moeten herinneringen maken, alsmaar herinneringen maken, en ons nooit vervelen. Ik dub. Zal ik dit blog zelf schrijven of opdracht geven aan Chat GPT? Misschien is dit wel mijn laatste zelf geschreven blog.

 

Journal

 

Bedankje

Dinsdag 9 mei, Cadouin

 

Ik wil toch even een onderwerp aanstippen waar ik nog nooit iemand over heb gehoord. De Nederlanders zijn er te bescheiden voor, die zijn al lang blij dat ze hier in zulke grote getale mogen wonen. De Fransman heeft er, denk ik, niet eens over nagedacht, ik vermoed omdat het voor hen sowieso geen onderwerp is, maar dat lijkt me niet terecht.

Waar het om gaat is dat die Fransen al die Nederlanders in Frankrijk best dankbaar mogen zijn. Inmiddels heb ik wel door dat wij toch een kleine invasie zijn. En dan bedoel ik niet in de zomer, als hier een heel leger met caravans en campers het land intrekt, nee , dan bedoel ik hardcore bezoekers, de Nederlanders die zich hier vestigen.

Hoezo dankbaar, zal de lezer die er wat verder vanaf staat denken. Ik kan die lezer verzekeren dat wij hier in Frankrijk ontzettend goed werk doen. Er staan hier wat gebouwen, kastelen, boerderijen, huizen, te verpieteren. Zonder blikken of blozen laten die Fransen de boel gewoon verkrotten. Het lijkt me interessant een boek met interviews te maken met eigenaren die een huis hebben, maar er volstrekt niet meer naar omkijken. Waarom? Wat zijn de beweegredenen?

Tot mijn verbazing zijn er ongelooflijk veel Nederlanders die toch zo’n krot kopen en het vervolgens gaan opknappen. Jaren en jaren staan ze permanent te zagen, te timmeren, beton te storten en al die dingen waar ik een broertje dood aan heb. Inmiddels begrijp ik dat ze dat oprecht leuk vinden.

En verdomd. Het resultaat mag er wezen. Ik ken inmiddels drie mensen die naar Frankrijk zijn getrokken en huizen kochten waarvan ik dacht: oh god, waar begin je aan, dat wordt niks. Dat is dan weer mijn glas is half vol instelling. Hun glas is namelijk nu vol, ze hebben er prachtige huizen, zelfs kastelen van gemaakt. Het is een zegen om handig te zijn.

Het voordeel voor Frankrijk is dat het platteland zo een beetje toonbaar blijft. Hopeloze projecten vormen opeens een sieraad voor de regio. Hebben mijn vrienden wel eens een bedankje van Fransen of de Franse overheid gehad? Ik heb ze er nooit over gehoord.

En het is niet alleen dat er opeens weer puike huizen in de campagne staan, het betekent ook dat het platteland door de komst van die Nederlanders weer meer bewoonbaar wordt. De Nederlanders helpen de ontvolking wat te remmen en al die pensionado’s en renteniers nemen, zeker voor Franse begrippen, een bom duiten mee. Heeft iemand wel eens uitgerekend wat deze injectie voor de Franse economie betekent? Die Fransen mogen hun handjes dichtknijpen.

Journal

 

Flodder

Maandag 8 mei, Cadouin

 

Een van de columnisten die ik het liefste lees is Sander Schimmelpennick in de Volkskrant. Zijn columns vind ik verrassend fris. Als liberale jongen heeft hij vaak een onliberale analyse, die combinatie maakt hem voor mij interessant. Vandaag maakt hij zijn reputatie voor mij weer waar. Met een paar woorden geeft hij voor mij een belangrijk inzicht.

Hij schrijft vandaag: ‘Na weer een week van wanstaltig populisme -onze politieke Ma Flodder reed haar trekker muurvast in de Russische modder- is het ook in Nederland onmogelijk je niet te schamen voor het niveau.’ Potverdorie, Caroline van der Plas te vergelijken met Ma Flodder, dat is scherp gezien, waarom ben ik daar zelf niet opgekomen? Vooral omdat ik al lang zitten te dubben of ik mevrouw van der Plas ergens van ken.

Eerst dacht ik dat Van der Plas misschien de ouder geworden jeugdvriendin van mijn beste vriend was die we op een gemeenschappelijke vakantie op een camping hadden ontmoet. Het leek me vrijwel onmogelijk, maar inmiddels weet ik wat de tijd met een mensenlijf doet. Maar later zag ik jeugdfoto’s van Caroline in zo’n kuise gereformeerde lange jurk en toen wist ik dat ze het niet was. Het jeugdvriendinnetje was een frisse begerenswaardige schoonheid die wel volop had gekozen voor het leven.

Verder zocht ik het in cafés. Ik kom niet vaak in cafés, ik vind het troosteloze hangplekken waar mensen slap tegen elkaar aan lullen. Maar vroeger kwam ik wel eens in een café en ik dacht haar daar van te kennen. Ze leek op de vrouw die daar vaak aan de bar hing. Peuk in de hand, biertje op het viltje voor haar en maar ouwehoeren tegen iedereen die haar een oor leende. Ze was goed gebekt, had over van alles een mening, maar degene die dat oor leende, wist niet hoe snel hij weg moest komen. Aan alles voelde je dat het een vrouw was waar je nooit meer vanaf kwam als je haar iets te veel aandacht gaf.

Maar nu weet ik het dus. Caroline van der Plas zat in mijn geheugen als Ma Flodder, actrice in een van de leukste serie die Nederland heeft voortgebracht. Sigaar in de mond, altijd verontwaardigd, dirigerend, lomp, te grote bek. En dom. Laten we dat niet vergeten. Ondanks een grote bek en boude beweringen: dom. Zoals Ma Flodder maar één belang had, het eigen belang, zo heeft Van der Plas dat ook: de vleesboer.

Ik denk dat Caroline van der Plas daarom zo appelleert aan het volksemfinden. De Nederlandse kiezer ziet in haar zijn eigen onmacht, onwetendheid, verontwaardiging, verongelijktheid, onbehagen tegen mensen die hun best doen het land in goede banen te leiden. Nou weet ik ook wel dat die bestuurders een buitengewoon uitgebluste indruk maken en niet bepaald inspirerend zijn. Ze zijn een voorbeeld dat je niet wilt nastreven, dat is de pest.

Een Ma Flodder gaat er altijd wel in. Die zorgt voor wat opschudding, een grapje hier en daar, wat brutaliteit. En niet onbelangrijk: een Ma Flodder lijkt op ons allemaal, in ieder van ons zit een beetje Ma Flodder en als een zo’n Ma Flodder er dan even uitspringt en probeert het Ma Flodder-schap te ontstijgen, dan willen we die graag een kans geven. Of het land daar nou wel of niet mee is gediend, onze onderbuik is weer even bevredigd, de mensen die denken dat ze alles weten en over ons beslissen zijn toch maar mooi even in hun keurige hemd plus stropdas gezet. En wie weet, wordt alles toch een keer BBBeter.

 

 

391

Journal

 

Over

Zaterdag 6 mei, Cadouin

 

 

__

In het bos achter ons huis,
lijkt het, ik zeg, lijkt het,
want het kan niet waar zijn,
of bomen mij daar indringend
aankijken en daar eindeloos
geduldig staan te wachten
en mij zwijgend iets zeggen.
En ik zal het mij wel verbeelden,
alhoewel, het is zo duidelijk,
zo overduidelijk dat ze staan
te wachten en zeggen:
wij wachten, wij wachten wel,
wij hebben alle geduld
van de wereld, echt alle geduld,
tot de mens eindelijk, eindelijk
van de aarde is verdwenen.
Onze tijd komt nog wel,
wij groeien alles over.

390

Journal d’images

 

Hoogtevrees

Vrijdag 5 mei, Cadouin

 

Dies heeft vandaag visite. Op bezoek zijn Dorus (3 jaar) en Nout (5 jaar), afgelopen zondag hebben ze bij vrienden met elkaar kennisgemaakt en het klikte meteen. Hun ouders zijn voor ons met hen meegekomen. Zo gauw Dies en de mannen elkaar zien, is het weer zoals afgelopen zondag: onafscheidelijk. Met z’n drieën gaan ze op strooptocht door de tuin.

‘Het fijne is dat ze nooit in zeven sloten tegelijk lopen. Ze zijn zo voorzichtig en ze letten zo goed op elkaar,’ zegt hun vader.
Ik zeg dat hij dan een gezegende vader is, dat ik mijn dochter wel eens uit een vijver heb moeten trekken en dat ik scherven glas uit haar mond heb moeten verwijderen omdat ze een hap uit een glas had genomen.’

Even later klinkt er een hard gehuil van achter het huis. Wij rennen erheen en zien Dorus (3 jaar) angstig tegen onze berg geplakt zitten. Hij durft niet meer voor of achteruit. Hij zit er als een vlieg tegen het raam. Met moeite voert de vader een reddingsactie uit.
‘En dan te bedenken dat hij hoogtevrees heeft,’ zegt zijn moeder.

De Himalaya is verraderlijk, maar onze berg mag er ook zijn. Iedereen die bij ons op bezoek komt, zeker de kinderen, willen als eerste de berg beklimmen. Hij lijkt simpel, het is eerlijk gezegd meer een heuvel dan een berg, maar het is geen sinecure om hem te beklimmen, weet ik uit eigen ervaring. Hij zal zo’n 75, 100 meter hoog zijn en op die afstand liggen zo’n vier terrassen waarop de monniken vroeger hun wijn verbouwden. Dat klinkt allemaal vriendelijk.

Het punt is dat hij vrij steil is en dat er geen pad naar boven gaat. De berg is steil en tussen de terrassen is het helemaal steil. Daar komt bij dat het woord terras eigenlijk te mooi klinkt voor plateaus die zijn begroeid met struiken en bomen. Het is een ruige berg. Fijn dat hij van ons is, maar vermoedelijk zullen we er nooit iets mee doen. Prima dat een berg ruig is.

De vriendschap tussen Dies en de mannen wordt deze middag verdiept. Bij hun opa en oma hebben ze ook een hond, Bobby, maar dat is een kalf van een beest. ‘Daar zijn wij een beetje bang voor,’ zegt Nout. De oorspronkelijk terughoudendheid ten opzichten van Dies hebben ze volledig laten varen. Als Dies uitgeteld bij ons komt liggen, en dan heb je het echt bont gemaakt, het is ons nog nooit gelukt om Dies uit te putten, zitten ze in adoratie naast hem en aaien hem liefdevol. Dies weet weer waarom hij zo gek op kinderen is.

Tegen de avond brengen we ze naar de auto die in het ‘centrum’ van Cadouin staat. De moeder wil nog even shoppen in een van de vier winkels in het centrum. De mannen passen buiten op Dies. Stevig houden ze met z’n tweeën zijn riem vast. ‘Hij mag niet ontsnappen,’ zegt Dorus. ‘Houd maar goed vast,’ zeg ik en ik zie dat ze dat advies zeer serieus nemen.

 

389

Journal

 

Zijwaarts

Donderdag 4 mei, Cadouin

 

Toen ik twee jaar geleden met pensioen ging… Wat alweer twee jaar geleden? Ja, twee jaar. Ongelooflijk. Gebruikte ik diverse keren de woorden ‘moedig zijwaarts’. Ik ging moedig zijwaarts. Ik vond dat die woorden het beste mijn nieuwe tijdperk schetsten. Ze zeiden: er zit nog steeds beweging in dat tijdperk, maar wel zijwaarts, en dat moedig is bemoedigend. Ik ging niet meer voorwaarts aan het front, ik verliet mijn netwerk, de noodzaak, het presteren, de verplichtingen.

Nou, dat zijwaarts is wel gelukt. Hier zit ik nou in Frankrijk. Ik zit niet eens zijwaarts op de flank, ik zit in een soort niemandsland. Twaalfhonderd kilometer van Nederland. Mijn moederland bestaat nog slechts uit woorden, woorden in kranten, in boeken, en wat opgepimpte beelden op televisie.

Ik zit hier alleen aan onze tafel voor het raam. Wyb aan het werk, ik volledig zijwaarts. Ik lees momenteel De kaart en het gebied van Michel Houellebecq, een somber boek waar ik ontzettend van geniet. En ik lees daarnaast Totaal van Marcel van Roosmalen, een bundeling van zijn vroegere reportages. Ik ben er net aan begonnen en lees de reportages die hij maakte door Pim Fortuyn te volgen. Met terugwerkende kracht zijn ze alleen maar mooier en meer waarheid geworden. Je zou kunnen zeggen dat ik zelf zijwaarts ben gegaan in de actualiteit, of misschien zelfs terugwaarts. Sowieso ga je als je ouder wordt steeds meer terugwaarts. Het is fijn om terugwaarts te kunnen.

En dan het woordje moedig in dat moedig voorwaarts. Moedig? Misschien wel overmoedig, hoor ik sommige mensen denken. Helemaal naar Frankrijk, wat heb je daar te zoeken? Stel dat je iets overkomt? Toen we vier jaar geleden naar Hippolyte verhuisden vond ik het wel moedig, moest ik toch wat grenzen over. Nu is Frankrijk zo gewoon geworden dat ik het ook niet meer moedig vind. Tien uur rijden en ik sta weer op de Dam.

Ik voel me moedig als ik foto’s maak die veel mensen niet durven te nemen omdat ze dan de confrontatie met de ander moeten aangaan en kans hebben de knip op de neus te krijgen. Ik vind me ook wel moedig omdat ik de confrontatie met mijzelf aanga. Ik zit momenteel toch in een ego-evaluatiefase. Waar ging het goed, waar ging het mis? Terugwaarts gaan; herlezen, verduidelijkt verhalen.

Verder ben ik niet moedig, eerder lui. Ik vind de dagen zonder afspraken, zonder verplichtingen heerlijk. Ik dein op de tijd, mijmer een eind weg, wacht tot Wyb weer thuis is en ik weer een enigszins een sociaal leven heb. Mijn bubbel is deze dagen één persoon groot: moi. Geen idee waar dat moedig zijwaarts mij nog heenvoert. Zou best kunnen dat ik mijn bestemming heb gevonden. Nog nooit voelde een huis beter dan dit huis. Het stelt weinig voor, is zeer bescheiden, maar het is de jas die past en waarvan je hoopt dat hij niet verslijt en hem op een gegeven moment moet weggooien.

388

Journal

 

À la campagne

Woensdag 3 mei, Cadouin

 

Vanaf morgen hebben we geen auto meer. Dat wil zeggen, we hebben wel een auto, maar we mogen er niet meer in rijden. Waarom? Zo zijn nu eenmaal de regels. Wie die heeft bedacht? Dat weet waarschijnlijk niemand meer.

Het volgende is het geval. We proberen onze auto voor de tweede keer naar Frankrijk te importeren. We blijven wat met dat ding op en neer schuiven, net zo als met onszelf. Zo gauw je een auto gaat exporteren, moet je naar de RWD om je nummerborden in te leveren. Daarvoor in de plaats krijg je een wit export nummerbord. Dat nummerbord blijft, inclusief verzekering die je erbij af kunt sluiten, twee weken geldig. Waarom niet drie of vier weken? Vermoedelijk weet niemand dat meer. Als die twee weken voorbij zijn, en twee weken gaan best snel, ben je niet meer verzekerd. Een gek die zich zonder verzekering op de weg waagt. Vanaf morgen zijn we niet meer verzekerd, wat betekent dat we niet meer de weg op kunnen.

Het punt is dat wij in de middle of nowhere wonen. Bij ons in het dorp is alleen een bakker. De rest van de boodschappen moeten we elders doen. Voor een beetje grote plaats moeten we 15 kilometer rijden, voor een iets minder grote 10 km. Nou ja, alle afstanden te veel om te lopen. Een auto is voor ons dus absolute noodzaak.

Zeker omdat Wyb nu werkt. Haar werk is ongeveer 12 kilometer van ons huis vandaan. Een auto is voor ons dus onmisbaar. Vanaf morgen kunnen we dus nergens meer komen.

Gelukkig hebben we in Moliére, een gehucht hier vier kilometer vandaan, een garage waarvan we de eigenaar een beetje kennen. Een jaar geleden zat zijn bedrijf nog aan onze vallei. Uit pure nood zijn we naar hem gegaan. Of hij misschien een leenauto heeft? Heeft hij zo gauw niet, maar na niet lang dubben besluit hij dat we zijn eigen auto wel een paar dagen mogen lenen. Kijk, dat is nou burenhulp, probleem opgelost. Op het platteland heb je elkaar nodig. Hopelijk hebben we binnen een paar dagen alles bureaucratisch opgelost, maar dat weet je natuurlijk nooit.

Om nog een plattelandsprobleempje aan te kaarten: onze medische zorg. In heel Frankrijk is op het platteland een groot tekort aan doktoren, ook bij ons. Alle praktijken zitten meer dan vol. Een Nederlandse dame uit ons dorp lijdt aan beginnende dementie en moet eigenlijk gemonitord worden hoe snel haar dementie gaat. In april kon ze haar eerste afspraak pas in oktober maken.

Vorige maand zochten wij de dichtstbijzijnde huisarts op. Het bleek een buitengewoon aardige dame te zijn. Maar zoals we al verwachtten: geen plaats. Als we medicijnen nodig mochten hebben wil ze wel recepten uitschrijven. Gelukkig blijf ik recht houden op zorg in Nederland. Mocht de nood aan de man komen, reizen we maar snel af naar Nederland.

O ja, nog een dingetje. Gisteren begaf onze inductie kookplaat het. Een doffe plof en hij gaf de geest, waarmee het volgende probleem opdoemde. Zie hier op het platteland maar eens een elektricien te krijgen die tijd (en zin) heeft om het te maken. We zijn opzoek.

Je benijdt ons niet? Toevallig zit ik wel in alle rust in een zonnetje dit blog te schrijven. Als je maar niet afhankelijk bent van bureaucratie en menskracht is het hier á la campagne een genot om te wonen.

387

Journal

 

Arbeid

Dinsdag 2 mei, Cadouin

 

Gisteren vierden we in Frankrijk de Dag van de Arbeid. Het is de enige dag in Frankrijk dat werkelijk alles is gesloten, een belangrijke feestdag dus. Een vriendin laat weten dat ze het maar een raar iets vindt, de Dag van de Arbeid. Dan kun je je volgens haar bij koningsdag toch veel meer voorstellen.

Maar ja, wat moet een land zonder koning met koningsdag? En wat onze vriendin ook vergeet is dat de Dag van de Arbeid een internationaal belangrijke feestdag is. Het is de feestdag voor de socialistische en sociaal-democratische arbeidersbeweging. Op deze dag viert men de strijd om betere arbeidsomstandigheden. In het stinkend rijke Nederland is men al lang vergeten hoe het komt dat brede groepen in de samenleving het zo ongelooflijk goed hebben. Dat komt voornamelijk door socialistische idealen, de strijd om goede arbeidsomstandigheden. Als ik moet kiezen tussen koningsdag en de Dag van de Arbeid dan weet ik het wel. Voorwaarts, en niet vergeten.

Al wordt het op rare manieren gevierd, zeker in Frankrijk. Het beeld wordt bepaald door de groep die weer eens lekker gaat rellen, zich maar niet neerlegt bij de pensioenverhoging. Hier niet ver vandaan, in Toulouse, was het ook weer raak, plundering en vechten.
Het overgrote deel van de Franse bevolking zoekt elkaar weer op in familieverband om lekker te eten. Vooral blij dat ze op de feestdag van de arbeid juist niet hoeven te werken.

Voor Wyb en mij was deze dag de opmaat naar arbeid. Vanmorgen ging de wekker om kwart over zeven, toch echt een uur te vroeg voor ons. Maar ons vrijblijvende leventje is voorbij. Wyb wordt om half negen op haar werk verwacht. Vijf maanden lang werkt ze als receptioniste op een grote camping twaalf kilometer van ons huis vandaan. Voor wie een indruk wil krijgen van de camping: https://nl.camping-and-co.com/camping-le-moulin-de-la-pique#checkinDate=03.06.2023&checkoutDate=10.06.2023&nights=7 In het hoogseizoen zijn er zo tegen de duizend mensen, voorwaar geen kattenpis.
Dat klinkt mooi receptioniste, maar de eerste drie weken is de camping nog in verbouw en helpt Wyb mee met schoonmaken, inrichten en allerlei andere dingen die bij het opstarten van een bedrijf komen kijken.

Voor mij zal ook het nodige veranderen. Mij lonkt de eenzaamheid. Ik ga de dagen alleen met Dies doorbrengen. Wyb en ik hadden de afgelopen maanden een heerlijk ontspannen leventje. We deden waar we zin in hadden. Wyb heeft nu een verplichting, ik voel een zelfde soort verplichting, ik wil de dagen vullen met nuttige zaken. Zoals het nog intensiever volgen van mijn Franse cursus en het verder werken aan de fotoboeken waar ik mee bezig ben. En, laten we dat niet vergeten, het streven om elke dag weer een blogje te schrijven. Ook al geen kattenpis.

386

Journal

 

Lachje

Zondag 30 april, Cadouin

 

Ik sla eigenlijk geen artikel over astronomie over. Vaak snap ik er maar de helft van, neemt niet weg dat het me altijd weer intrigeert. In de zaterdagkrant van de Volkskrant staat een artikel met de kop De kosmische grens over. Het begin van dit artikel gaat zo. Als ik het begin heb gelezen ontsnapt mij een raar lachje.

‘De aarde is op weg naar nieuw, mogelijk zelfs gevaarlijk terrein in de kosmos, een ruimte die allesbehalve leeg is.
Zelf maken we het niet meer mee, maar lang duurt het – kosmisch gezien – ook weer niet. Over een paar duizend jaar zetten aarde, zon en alle andere planeten in het zonnestelsel een voorzichtige stap over de erfgrens met de buren. We verruilen dan de ‘lokale interstellaire wolk’, zoals astronomen hem noemen, definitief voor de ‘G-wolk’, de structuur één kosmische deur verder.

Die overgang laat zich als het tegenzit op aarde voelen. En als het dan niet raak is, gebeurt het wel vijf tot tien miljoen jaar later wanneer we de volgende kosmische kaap ronden en een veel dichtere moleculaire wolk binnen koersen. ‘De nachtelijke sterrenhemel zal dan dimmen met een factor tien tot honderd’, zegt sterrenkundige Xander Tielens van de Universiteit Leiden. Bovendien krijgt onze atmosfeer een bombardement van een fikse hoeveelheid kosmische straling, in potentie krachtig genoeg om het klimaat te veranderen en mutaties te veroorzaken in dna.’

En dan ontsnapt mij een lachje dat ik niet kan duiden. Het komt er spontaan uit. Opeens zie ik hoe wij met dat hele zonnestelsel van ons eigenlijk een reis maken. Alles wat voor ons van vast waarde is, is eigenlijk één groot projectiel dat door de ruimte reist. En op die reis komen we nog totaal onverwachte veranderingen tegen. De kans is eerder groter dan kleiner dat de mens de nieuwe omstandigheden niet overleeft. En dan lach ik. Waarom?

Onzekerheid? Omdat ik opeens besef hoe klein en kwetsbaar de mens is? Goed, we hebben de magnetron uitgevonden en de auto, het lijkt heel wat, maar het is onmiskenbaar dat al die spulletjes van ons eindigen in het vuur van het heelal.

Is het verrassing? Zo van, goh, ik dacht dat de aarde nog wel een miljard jaar of meer in deze vorm mee zou gaan, maar zelfs dat is dus illusie. Tien, vijftien miljoen jaar is lang, voor een mens, maar in het licht van het grotere geheel zijn het seconden.

Of is mijn lachje malicieus? Ik moet aan koningsdag denken, al die mensen die er van alles aan doen om het imago van Willem-Alexander op te vijzelen. Het macho-gedoe van Trump, Poetin en Xi. Maar zie dat nou eens in het licht van onze interstellaire reis: nietig gefriemel.

Ik laat het lachje maar het lachje zijn.

385

Journal

 

Hermelijnvlooien

Vrijdaga 28 april, Cadouin

 

Wat was het een prachtige dag gisteren. Wyb en ik hadden speciaal uit Nederland oranje T-shirts en oranjebitter meegenomen. Al vroeg zaten we voor de televisie, dan heb je toch het idee dat je het hele evenement echt kunt meemaken.

Wyb was erg gecharmeerd van Maxima’s outfit, lekker pittig groen. Amalia had een gedurfd roze pak aan, dat haar uitstekend stond, het tekende haar figuur mooi af. Willem-Alexander baardje was mooi bijgeknipt en je zag dat hij er zin in had.

Wat een enthousiasme in Rotterdam en wat een mooi uitgebalanceerd programma. Het luchtige ging organisch over in het serieuze. Echt, complimentjes voor de programmeurs daar, ze moeten er maanden druk mee zijn geweest.

Het fijne voor zo’n dag is dat Rotterdam zo multicultureel is. Dat leverde afwisselende beelden op waar Wyb en ik van smulden. Wanneer zie je nou zo’n programma op televisie. Aan het begin van de middag schonken wij onszelf een tweede oranjebittertje in.

Willem-Alexander liet op deze dag zien dat hij een verbinder is. Hij heeft een luisterend oor voor iedereen en hij weet zich direct in te leven in degene met wie hij praat. Zoals hij inlevend sprak met de nazaten van de tot slaaf gemaakte, ik vond het indrukwekkend en dat met draaiende camera’s. Hetzelfde geldt voor het gesprek van Maxima met de toeslagouders. Zo empathisch, zo menselijk.

Het hoogtepunt van de dag was onmiskenbaar de man die een Feyenoord shawl aan Maxima gaf omdat Willem-Alexander zich voor Ajax had uitgesproken. De man vroeg of ze de shawl aan haar man wilde geven, maar dat deed ze mooi niet. Ze hield hem een hele tijd om, wat maar weer eens laat zien hoe verbonden ons koninklijk huis is met zijn volk.

En wat een mooie beelden van Rotterdam. Het is een stad waar wij trots op kunnen zijn. Zo’n watertaxi met de koninklijke familie, daar krijg ik kippenvel van. Mooi ook die informele beelden, Amalia die de jurk van Maxima wat mooier schikt. Wat fijn dat wij als Nederlanders in Frankrijk dit van zo nabij kunnen meemaken.

Maxima pinkte bij het afscheid van Rotterdam een traantje weg. Wyb en ik begrepen dat goed. Als je zo’n fijne dag hebt gehad, Nederland zich zo één voelde met elkaar, dan heb je het als koninklijk gezin goed gedaan.

’s Avonds genoten Wyb en ik nog van burgemeester Aboutaleb bij Op1. Wij hebben nog nooit een burgemeester zo zien stralen. Hij had het koninklijk paar en zijn stad een enorme goede dienst bewezen. De trots straalde van hem af, en terecht.

Wyb en ik gingen voldaan slapen, zo’n fijne dag maak je toch zelden mee. We borgen onze T-shirts goed op in de kast. We verheugen ons nu al op volgend jaar.

Ik zou de dag willen beëindigen met de woorden: leve de republiek!
Wat een onzin zo’n koningsdag, wat een infantiliteit. En wat sloofde iedereen zich uit om de populariteitscijfers van Alex op te vijzelen. Die cijfers zijn zogenaamd slechts dagkoersen, volgens de aanhangers, maar wat deed iedereen zijn best. Als je wilt weten hoe hermelijnvlooien eruit zien, dan moet je naar OP1 van gisteren kijken. Ze gingen daar all the way, ongeneerd deden ze een wedstrijdje wie het verst in de kont van het koninklijk huis kon kruipen.
Ik vond het eigenlijk een cynisch gebeuren. De NRC verwoordde dat cynisme het beste: ‘de rijkste familie van Nederland vierde in de armste stad van Nederland de duurste koningsdag ooit.’

384

Journal

 

Nieuw en oud

Donderdag 27 april, Cadouin

 

Vandaag twee gedichten. De afgelopen tijd dacht ik dat de poëzie mij definitief links liet liggen. Gelukkig is dat niet het geval. Onlangs kwam ze toch weer een paar keer aan de deur. Poëzie heb je niet in de hand, tenminste, ik niet. Meestal overvalt ze je door een zin of een gedachte in je hoofd te planten. Daarna kan ze je weer maanden negeren.

Ik wou dat ik, net als met bloggen, elke dag een gedicht kon schrijven. Maar dat is volstrekt onmogelijk. Ik zou wel iets kunnen schrijven wat op een gedicht lijkt, maar er is één belangrijk criterium bij het schrijven van een gedicht: ik moet er zelf 100% in geloven. Als ik iets construeer weet ik dat het niet echt is. De lezer ziet misschien niet eens het verschil, maar ik wel. En dat laatste is doorslaggevend.

Het gedicht dat hieronder staat, schreef ik naar aanleiding van ons bezoek aan Nederland. Zomaar ineens zat de eerste strofe in mijn hoofd terwijl ik naast Wyb in de auto zat en naar buiten keek. De rest volgde al tamelijk snel. Maar dan begint het eindeloze schaven, het proberen van woorden, proeven van woorden, hardop lezen, woorden vervangen, volgordes veranderen. Ik wil dan ook niet zeggen dat het gedicht nu echt af is. Ik denk van wel, anders zou ik het niet op Dossiermoddergat zetten. De kans is echter groot dat ik de aankomende tijd toch weer gaan schaven.

 

__

Sloten snijden land,
de lucht duikt diep het water in.

Resteren plakken land, waarop
wij moeizaam balanceren.

We strooien wat graan en koeien
verliezen scherven en armbanden.

Altijd modder door de wind en
schrale zonnen, uitzicht op wat hoop.

Hier danst alleen het riet, altijd
dezelfde beweging, het eentonig lied.

Een compositie voor waterorgel en
wolken. De schreeuw van een meeuw.

 

Het tweede gedicht, eveneens titelloos, schreef ik lang geleden. Misschien wel veertig jaar geleden, ik woonde in die tijd in Groningen. Ik schreef in die jaren tientallen oosterse kwatrijnen, een stuk of zestig overleefde mijn voortdurende censuur.

In mijn leven heb ik vele gedichten geschreven, ik heb er alleen nooit iets mee gedaan. Ik was te druk om mijn best te doen ze gepubliceerd te krijgen. Dan had ik voortduren literaire tijdschriften moeten bestoken en daar had ik geen tijd voor, maar ook geen zin in.

Vorig jaar besloot ik al die gedichten eens op een stapel te leggen en de gedichten die ik goed vond te selecteren en er een bundel mee samen te stellen. De titel van de bundel luidt: Het Huis van het Weekdier. Zo’n honderdvijftig gedichten bleven over en het is voor mij een soort verzameld werk. De rest van de gedichten gooide ik weg. Zo nu en dan publiceer ik op Dossiermoddergat een gedicht uit Het Huis van het Weekdier. Het gedicht hieronder is er een van. De bedoeling is dat uiteindelijk de hele bundel online staat.

 

__

Ik weefde –goudbrokaat!- een wandtapijt,
beelden van het paradijs, geluk gedijt.
Maar och, geluk blijft slechts in donkere dozen.
Het licht verdrijft het beeld, gebruik verslijt.

383

Journal

 

Onderduikster

Woensdag 26 april, Cadouin

 

Ik krijg een bericht via Messenger van Joost die ik uit Tilburg ken. Hij organiseerde een festival daar en was jong en veelbelovend. Matthijs was gek op hem, ik ook trouwens, maar had minder met hem te maken.

Hij schrijft: ‘Hoi Gerard, hopelijk is alles goed daar. Een vriendin van me vertelde dat ze als asielzoeker die mogelijk zou worden uitgezet ondergedoken heeft gezeten. In Moddergat. Nu wonen daar niet zo veel mensen dus ik dacht: was jij dat onderduikadres? Dan heb je geweldig werk gedaan. Groet van Joost’

Ik schrijft terug: ‘Ha Joost, wat leuk om iets van je te horen. Ik moet je wel teleurstellen, jammer genoeg was ik het niet, ik heb dus geen geweldig werk gedaan. Ik had het wel willen doen, maar dat telt natuurlijk niet. Het was trouwens moeilijk geweest want wij hadden daar een heel klein huisje. Er was geen kelder en geen zolder. Er was één slaapkamer. We hadden wel een mijmerkamertje, een kamer waar je kruipend in moest en niet rechtop kon staan, daar had ze wel in kunnen verblijven, maar dat was geen pretje geweest. Overigens wonen wij niet meer in Moddergat. We hebben het twee jaar geleden verkocht omdat het er zo druk werd. We wonen nu in Cadouin in Frankrijk in de Dordogne. Mocht je nog een vriendin hebben die moet onderduiken dan bel je maar. Hopelijk alles goed met je. Onlangs nog las ik dat je nog steeds programmeur in Den Haag bent. Hartelijke groet, Gerard.

Als ik het bericht heb verstuurd denk ik: wat zit je nou weer misplaatst stoer te doen. ‘Mocht je nog een vriendin hebben die moet onderduiken dan bel je maar.’ Is dat zo? Stel dat hij belt, nemen wij die vriendin dan op als onderduikster? Een keer heb ik iemand in huis genomen omdat hij van huis was weggelopen en met suïcide dreigde. Dat beviel matig. Hij kreeg het zo naar zijn zin bij ons dat hij niet meer wegging. Met veel gedoe vond ik een kamer voor hem.

En daar komt bij dat ik ontzettend op mijn privacy ben gesteld. Als er iemand komt logeren vind ik dat al lastig. Het zijn kleine dingen die het lastig maken. Zo vind ik het heerlijk om voor mezelf bezig te zijn en niets te hoeven zeggen. Maar bijvoorbeeld poepen met de deur open vind ik ook best belangrijk.

En een andere niet onbelangrijke factor. Moddergat was klein, ons huis in Cadouin is weliswaar groter, maar nou ook weer niet zo groot. Mocht Joost een vriendin sturen dan moet ik gewoon een ander adres voor haar zoeken. Mogelijk dat Marie-Anne en Rokus plaats hebben, zij zijn de trotse bezitters van een kasteel hier vlakbij. Ik zal het hen eens vragen.

382

Journal

 

Franse slag

Dinsdag 25 april, Cadouin

 

Gisteren schreef ik dat de natuur in Nederland een kathedraal in verval is. Ik moet toegeven dat dit beeld niet van mij is. Ik hoorde het Jan-Jaap Dirkmaat ooit eens zeggen tijdens een interview op de radio. De vergelijking van de natuur met een kathedraal vond ik een mooie. De natuur is mijn kathedraal om het leven te vieren.

Er schijnen mensen in Nederland rond te lopen die niet geloven dat de natuur daar in verval is. Ze wijzen naar de bomen die er staan, de bramen die er groeien, de varens. Ik kan me voorstellen dat die mensen bestaan, maar dat zijn wel mensen die geen voet buiten Nederland zetten en geen bal verstand van natuur hebben.

Gisteren maakten Wyb en ik onze eerste grote wandeling na ons bezoek aan Nederland. Het was een feest. Zo liepen we door de heerlijkste geurwolken. Naast onze voordeur bloeit de tijm, in de vallei waar we aan wonen staan de weilanden volop in bloei. Ze zorgen in vlagen voor een doordringende kruidige lucht. In de bossen ruiken de seringen en de boshyacinten.

Moet ik toegeven dat soms de lucht van kattenpis ons geurfeest zit te verstieren. Volgens Anneke is het de schuld van de zuidenwindlelie. Als ze nat is verspreidt ze de pislucht van katten. Verder geen kwaad woord over die lelie want ze is van uitzonderlijke pracht. Ik vind haar zelfs iets te mooi, door de witte en roze blaadjes die show-achtig omhoog staan, wordt ze net iets te kitscherig. Al ben ik wel verbaasd dat de natuur zoveel schoonheid kan voortbrengen.

Neem alleen al de planten die langs ons weggetje groeien. Het is jammer dat ik er geen verstand van heb. Het zou goed zijn als Anneke hier als IVN’er aanwezig zou zijn. Dan kon ze Wyb en mij de namen van de bloemen leren. Nu maakt Wyb van sommige bloemen foto’s en stuurt die dan naar Anneke. Even later komt de naam van al dat moois.

Eigenlijk zou elke Nederlander subsidie moeten krijgen om hier in de Dordogne rond te wandelen. Dan zouden ze zich realiseren hoe gezonde bossen eruit zien en wat diversiteit in de natuur betekent. Ik durf te wedden dat er meer steun voor milieumaatregelen kwam. Vermoedelijk zullen de boeren lobby-organisatie dat tegenhouden, want de kritiek op hun vernielende verdienmodel zou zeker toenemen.

Het grote geluk van Frankrijk is dat boeren er hier voor hebben gekozen klein te blijven en niet mee te gaan in de waanzin van groot, groter, grootst. Het schijnt dat het alles te maken heeft met manier waarop de Fransman tegen werk aankijkt, anders dan in Nederland is werk hier niet het belangrijkste in het leven. Hier kennen ze de geneugten van het rustig aan doen, het heerlijk samen eten en het hebben van veel vrije tijd. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat de Franse slag, door Nederlanders vaak met enige minachting uitgesproken, de aarde gezond houdt en de mens gelukkiger maakt.

381

Journal

 

Boerenbridgen

Maandag 24 april, Cadouin

 

Omdat we zondag niet de hele rit naar Cadouin willen maken, en omdat we zaterdag toch een groot deel van de dag bij Anneke willen blijven, vertrekken we om half vijf uit Kollum. Ons doel: Lille. Als het goed is, zijn we daar binnen vierenhalf uur. We maakten daar eerder gebruik van een hotelletje dat ons wel beviel. Er is nog een ander hotelletje langs de snelweg in Lille, maar daar speelden zich volgens ons sinistere zaken af.

Op onze laatste dag in Nederland scheen eindelijk eens de zon. We konden zowaar buiten lunchen. Al was deze vrolijkheid van korte duur. Ik schreef in mijn aantekeningen:

‘Hoe kan het dat mensen in Nederland blijven wonen? Het is niet gek dat ze zomers massaal op vakantie gaan op zoek gaan naar de zon. Het is een noodzaak om te overleven. Maar dat ze dan teruggaan is toch een wonder. Eigenlijk is het een vorm van zelfpijniging.

Ik snap niet wat een mens die van het leven houdt in Nederland heeft te zoeken. Neem de afgelopen dagen dat wij hier waren. We komen het land in met een file en gaan het land uit met een file. Ondertussen regen, regen, regen, schrale wind en ongelooflijk veel mensen. Waar je ook kijkt: mensen.

Hoe houden ze het uit? Vooral omdat het land zo verschrikkelijk lelijk is. De natuur is een instortende kathedraal, de publieke ruimte is alleen maar ingericht op geld verdienen. Neem de winkelstraten: franchiseketen na franchiseketen, een normale winkel met een menselijk touch bestaat niet meer. Alles is volgens een formule ingericht, karakterloos, niets heeft sjeu.

Ik sprak een paar weken geleden een vriend die een week naar Terschelling ging. De weersverwachting was beroerd, harde wind, regen, en hij vond het heerlijk. ‘Ik hou van het noordelijke weer,’ liet hij mij weten. Dat kan. Maar ik kan mij van een dergelijk verlangen geen voorstelling maken. Ik zit het liefst ’s ochtend in de zon een ontbijtje te nuttigen om daarna op een zonnige dag in de schaduw wat te mijmeren en te lezen. Vechten tegen de wind, regen die je kraag in loopt, ik laat het graag aan anderen over.’

Zaterdagavond van Kollum naar Lille rijden is een feest. We rijden in één streep naar ons hotel. Er zijn zelfs geen files in Antwerpen.

Als we in de lobby van het hotel een glas wijn drinken vraagt een Nederlands stel of we zin hebben om te kaarten? Kaarten? ‘Sorry, ik hou niet van kaarten,’ laat ik hen weten. Maar ik ben weer eens te snel. ‘Houden jullie dan niet van boerenbridgen?’ Boerenbridgen, ja dat is andere koek, dan doen we met de familie heel veel. We speelden het zelfs eens in een lange treinreis in India met Indiase mensen.

Nou ja, boerenbridgen, het is niet ons boerenbridgen, ze hebben totaal andere spelregels, maar die zijn nog veel leuker. Wyb en ik zijn meteen fanatiek. Zo nu en dan worden we gestoord door een totaal dronken hen, zoals we hem/haar noemen. Toen we binnenkwamen hing hen al aan de bar. Met het uur wordt hen meer dronken en komt hen steeds vaker bij onze tafel staan.

‘Ik vind jou te gek,’ laat hen Wyb weten. Maar hen belangrijkste boodschap is toch dat hen Macron diep haat. We maken de fout te zeggen dat wij voor Macron zijn en dat maakt hen nog fanatieker. Met het uitroepen van ‘Macron non, Macron non,’ hoopt hen ons blijkbaar te overtuigen. Op een gegeven moment wordt het de barman, die zo te zien een voormalig sumo worstelaar is, te veel en bevrijd hij ons van hen met zachte hand.

380

Journal d’images

 

3x Dies en 1x vrouw

Donderdag 20 april, Norg

Journal

 

RDW

Woensdag 19 april, Norg

 

Een van de belangrijkste doelen van de Europese Unie schijnt het bevorderen van het vrije verkeer van personen en goederen te zijn. Als het om commerciële aangelegenheden gaat zal dat best het geval zijn. Als het om persoonlijke service gaat, merk ik daar weinig van. Een van de belangrijkste reden dat we nu in Nederland zijn, is dat we onze auto in Frankrijk willen importeren.

Vier jaar geleden deden we dat met het over en weer versturen van papieren, maar dat gemak is verdwenen. Wie een auto uit Nederland naar het buitenland wil importeren moet daarvoor speciaal naar Nederland afreizen. Want een van de eisen in de procedure is dat je de Nederlandse nummerborden persoonlijk moet afgeven bij de RDW. Niks opsturen, langskomen. En voordat je er heen gaat moet je eerst witte nummerborden laten maken bij een bedrijf dat daarvoor is bevoegd. Pas dan kun je naar de RDW.

RWD staat voor Rijksdienst voor het Wegverkeer. Een van de dependances zit in Groningen. Het is gevestigd op een industrieterrein met voor het kantoor een immens parkeerterrein waar twee auto’s op staan. Als we de onze erbij zetten, staan er drie. Er is ook een grote garage bij het kantoor waar nul activiteit is.

Als we het kantoor binnengaan zien we twee dames achter computers zitten. Wij kiezen voor de dame die op haar mobiel met het thuisfront zit te appen. Het duurt even voordat ze ons ziet. Of beter gezegd: wil zien. Aan alles straalt ze uit: hè bah, klanten.
Wij leggen uit waarom we er zijn.
‘Dan moet u wel eerst de nummerborden van uw auto afhalen en aan mij geven.’
Wyb en ik lopen naar buiten en met moeite halen we de nummerborden van de auto. Een nummerbord wippen we zo uit de lijst, het nummerbord voor zit met een kruiskopschroef vast.

We lopen weer naar binnen met de vraag of we even een kruiskopschroevendraaier kunnen lenen.
‘Nee, u wordt verondersteld daar zelf voor te zorgen.’
‘We moeten een kruiskopschroevendraaier gaan kopen,’ zegt Wyb als ik iets later binnenkom.
‘Kunnen we er echt niet even een lenen? U heeft toch ook een garage.’
De receptioniste staat geïrriteerd op zonder iets te zeggen.
‘Wat gaat ze nou doen? Is het gesprek afgelopen of gaat ze nu toch een kruiskopschroevendraaier halen?’ vraag ik fluisterend aan Wyb.
Als ze terugkomt gaat ze zwijgend zitten.
Wyb en ik kijken elkaar vragend aan.
Gelukkig komt even daarna een man in overall haar een kruiskopschroevendraaier brengen. De receptioniste is goed beveiligd waardoor ze moet omlopen om ons het te overhandigen.
Met moeite verwijder ik buiten het nummerbord. Terug schuif ik beide borden naar haar toe.
‘U kunt de nummerborden in die kliko daar in de hoek deponeren.’
Na het uitdraaien van een A4’tje zijn we klaar. Daar komen mensen dus speciaal voor naar Nederland.

Op het parkeerterrein staan Wyb en ik lang te hannesen met de witte nummerborden. We krijgen ze er maar niet op. Achter ons is een grote garage waar niets gebeurt, maar de RDW kent geen service om bij het bevestigen van nummerborden te helpen. Het lukt ons absoluut niet om de nummerborden erop te krijgen. Er moeten toch meer onhandige mensen van de dienstverlening van de RDW gebruikmaken?

Wij hebben geluk, want achter de RDW ligt onze Volvo garage en met een auto zonder nummerborden rijden we ernaar toe. In onze Volvo garage werken toffe gasten. We leggen het probleem uit.
‘De RDW? Praat me niet over de RDW, die gasten hebben echt geen zin om te werken. Ambtenaren, meneer. Heel naar.’
De man loopt mee naar buiten en met wat handige bewegingen en gereedschap zet hij de nummerborden muurvast.
‘Waar gaan jullie heen verhuizen?’
‘Frankrijk.’
‘En gaan jullie daar ook werken?’
‘Ik wel,’ zegt Wyb.
‘En jij?’
‘Ik niet. Ben gepensioneerd.’
‘Hoe oud ben je dan?’
‘Achtenzestig.’
‘En jij?’ vraagt hij aan Wyb.
‘Vierenvijftig.’
‘Het was in de tijd dat metoo nog mocht,’ legt Wyb uit.
‘Ik was haar baas,’ verklaar ik.
‘Veertien jaar verschil, dat heb je goed geregeld,’ zegt hij tegen mij.
‘Daar heb ik dan ook heel wat moeite voor moeten doen, hoor,’ laat ik hem weten, ‘maar dan heb je ook wat.’

‘Nou, dan heb je je blog voor vandaag toch weer,’ zegt Wyb als we in de auto zitten.
En zo is het.

379

Journal

 

Duisternis

Dinsdag 18 april, Norg

 

We eten in De Juffren Lunsingh in Westervelde. Voor de duidelijkheid, niet voor de tweede keer, ik heb het opnieuw over vorige week. Wyb stelt voor om erheen te lopen, zo’n vijf kilometer lopen, dan kan ik drinken. Het is namelijk ondenkbaar dat Wyb niet zou drinken. Wyb is er voor het drinken, ik ben er voor het terugrijden. Daar hoeven we geen woorden meer aan vuil te maken, dat hebben we ook nooit gedaan, want het staat al twee decennia zo vast.
‘En dan moeten we na het eten ook nog helemaal teruglopen. Dan hebben we op zo’n avond tien kilometer gelopen, geen denken aan, hoor,’ laat ik weten.
Zo komt het dat we er toch met de auto heen rijden.

Na het aperitief, een cremant de Bourgogne, weet ik dat ik best terug wil lopen. De cremant smaakt zo goed, dat ik weet nog veel meer wijn te willen. Als ik rijd drink ik bij het hoofdgerecht nog een glas wijn en dat is het dan. Ik heb best zin om door te drinken.
‘Wat vind je ervan om de auto toch te laten staan?’ vraag ik aan Wyb.
Dat hoef ik eigenlijk niet te vragen want Wyb is altijd voor wandelen, zeker ’s nachts.
‘Maar dan moeten we morgen die auto weer ophalen?’ Ik begin te twijfelen.
‘Weet je, ik haal morgen de auto wel met Dies bij de ochtendwandeling.’
Ik ben overtuigd.
De wijnen zijn die avond verbluffend goed, evenals het eten.

‘Westervelde bij Norg, is een nederzetting met helemaal niets; een paar boerderijen, een hunebed, wat huizen, een brievenbus, een weide met een paard erin, en een hotel waar ik de naam niet van ga noemen. De doorgaande weg is een klinkerweg die naar Veenhuizen gaat. Iets buiten de bebouwde kom staan lantaarnpalen in het bos. ’s Winters is daar een ijsbaan.
Een paar jaar gelelden kwam ik met enige regelmaat in dat hotel, altijd in de herfst, en na het diner maakte ik dan een wandeling, een uur of tien was het.
In de stad is tien uur ’s avonds niets, Albert Heijn is nog maar net dicht, maar op het platteland is tien uur in het najaar laat en de duisternis navenant. Als een diepe, vanzelfsprekende deken hangt het donker tussen de bomen.’

Ik heb zojuist de hulp ingeroepen van Martin Bril. De alinea hierboven is van zijn hand. Ik las ik in een fraai vormgegeven blad over De Jufferen. Martin Bril, ik werd meteen weemoedig. Wat heb ik van zijn columns genoten. Goed mogelijk dat ik alles van hem heb gelezen. Hij was niet van de televisie te branden. En nu? Vergeten? In ieder geval meer vergeten dan ik voor mogelijk had gehouden.

Wyb en ik lopen na het diner over een donkere weg terug, beschenen door de lantaarnpalen die Martin Bril ook hebben bijgelicht. Vaal licht, veel duisternis. Als ik aan het platteland denk, denk ik aan duisternis, schreef hij al eerder in die column.
Er rijden opmerkelijk meer auto’s op deze landweg langs dan ik had vermoed. De afstand valt reuze mee, we hadden best kunnen lopen. De volgende dag haalt Wyb met Dies de auto op.

378

Journal

 

Ons wetenschappertje

Maandag 17 april, Norg

 

Met mijn dochter en kleindochter praat ik over het feit dat kinderen zo weinig in het theater mogen optreden.
‘Ik vind het raar, hoor,’ zegt Malu. ‘Die kinderen vinden het toch hartstikke leuk om op te treden. Waarom mogen ze dat dan niet.’
Ik vertel ze dat het ter bescherming van kinderen is. Dat die bescherming nu misschien wel iets overdreven is, maar dat kinderen vroeger gedwongen werden te werken, dat ze niet naar school mochten maar moesten werken.’

‘Ja, daarom werd het kinderwetje van Van Houten gemaakt,’ zegt Joris, mijn 10-jarige kleinzoon die zich nog niet eerder in het gesprek had gemengd.
‘Hè, het kinderwetje van Van Houten, hoe weet jij dat nou?’
‘Heb ik op school gehad,’ zegt hij.
Ik sta versteld, want ik heb in mijn familie nog nooit iemand over het Kinderwetje van Van Houten horen praten.

Ik kan me voorstellen dat de lezer denkt: ja? en? het kinderwetje van Van Houten? wat zal dat? Maar toevallig ben ik met mijn studie geschiedenis afgestudeerd op kinderarbeid in de 19e eeuw en dan kun je niet om dat kinderwetje heen. Na mijn afstuderen zit dat onderwerp in mijn hoofd maar heeft het nooit praktisch nut gehad. Totdat mijn kleinzoon, 10 jaar, er opeens over begint en zelfs weet wat het nut van het wetje was. Tot mijn grote vreugde laat hij weten dat hij geschiedenis erg interessant vindt. Dat stemt dan toch opeens vrolijk.

Een uur later gaan we met z’n allen naar doorgangskamp Westerbork. Op weg naar het voormalige kamp kun je vanaf de parkeerplaats over het Melkwegpad lopen. Je loopt dan langs de planeten in ons zonnestelsel naar de zon toe. De afstanden tussen de planeten zijn op schaal. Over elke planeet vind je een bord met informatie. Tijdens de wandeling, waaruit blijkt dat Aarde een verrekt eenzame plek is in ons zonnestelsel, laat staan in het heelal, gooit Joris stokken voor Dies die de mooiste dag van zijn leven beleeft. De familie werd dan ook niet voor niets met blij gejank ontvangen.

Elk bord wordt door Joris met gretigheid gelezen. ‘Toch ongelooflijk dat dit allemaal in zeven dagen werd geschapen,’ zegt Arjan, de vader van Joris.
‘De aarde werd helemaal niet in zeven dagen geschapen,’ zegt Joris verontwaardigd. ‘Het begon allemaal met de Big Bang.’ En hij legt het principe van de Big Bang uit.

Opnieuw sta ik versteld. In mijn kleinzoon schuilt niet alleen een toekomstig historicus maar mogelijk ook een toekomstige astronoom. Al hoop in natuurlijk op het eerste: eindelijk een opvolger.
‘Joris, hoe komt het dat je dat allemaal weet?’
‘Ik vind dat gewoon interessant. Op school noemen ze me Ons Wetenschappertje.’
Ik beloof hem een abonnement op Quist Junior te geven, een tijdschrift over het lichaam, de natuur, techniek, geschiedenis, psychologie.
‘Hoeft niet,’ zegt hij. ‘Lees ik toch niet.’
De volgende dag neem ik toch een abonnement op zijn naam.

Kleindochter en kleinzoon hebben de zon bereikt.

De Blogger en kleindochter doen een akoestisch experiment.

De Blogger en kleinzoon bekijken het monument ter nagedachtenis van de 102.000 mensen die in kamp Westerbork hebben gezeten en uiteindelijk zijn gestorven in de diverse concentratiekampen.