Dossiermoddergat.nl
gerardtonenblogtNieuw
Journal
Stilte
Vrijdag 9 juni, Cadouin
Om acht uur breng ik Wyb naar haar werk zodat ik vandaag met de auto boodschappen kan doen. Het is veertien kilometer rijden naar haar werk, waarvan twaalf kilometer door een bos. Dan kom ik in het dorp Belvès en even daarachter ligt de camping waar Wyb werkt. Ik kom erop omdat wij in die 12 kilometer helemaal niemand tegenkomen. Geen tegenligger, geen mensen, niemand die ons achterop komt. We rijden 12 kilometer door het bos en pas in Belvès zien we op een parkeerterreintje vier campers staan.
Ook als ik terugrij: geen tegenliggers, geen mensen. Kom daar eens om in Nederland. Ooit had ik in mijn jeugd een boek van Bart Garthoff. Hij was televisiepresentator van het programma Weer of geen weer en was daarmee een van de eerste mensen die aandacht vroeg voor de natuur en milieu, hij maakte een soort voorloper van Vroege Vogels. Daarnaast schreef hij een aantal boeken over de natuur. In een van die boeken schreef hij dat hij nog nooit op een plek in Nederland was geweest waar hij langer dan een kwartier geen mechanisch geluid hoorde. In welk natuurgebied hij ook zat, op wat voor een afgelegen plek ook, binnen een kwartier hoorde hij wel een auto, vliegtuig, brommer of anderszins.
Zoals je merkt heb ik dat altijd onthouden. Dat kwartier zit al mijn hele leven in mijn hoofd en in Nederland check ik het altijd. Als ik ergens afgelegen in de natuur zit, kijk ik altijd of ik het record van Bart Garthoff kan verbeteren. Maar het is me nog nooit gelukt. Altijd weer is er ver weg een tractor of zo te horen. En laat ik vooral vliegtuigen niet vergeten, het is ongelooflijk, als je er op let, hoeveel vliegtuigen er in de lucht zijn. Normaal gesproken hoor je ze niet, filter je dat geluid in je oor weg, maar als je op zoek bent naar echte stilte, en daar scherp op bent, merk je hoeveel vliegtuigen er overvliegen, die je wel terdege hoort, ook al is het ver weg.
Een van de fijnste dingen die ik nu dagelijks meemaak, is dat ik met Dies door de uitgestrekte bossen hier wandel en dat ik werkelijk helemaal niemand tegenkom. Het geeft me een heerlijk oer-gevoel, ik kan mij bijna alleen op de wereld wanen. Ik zeg bijna: want ook hier in de Dordogne is het best nog een truc om het record van Bart Garthoff te breken. Belangrijkste stoorzenders hier: auto’s, vliegtuigen & tractoren -ver weg, maar wel te horen. Het moet millennia stil geweest zijn op onze planeet, maar die tijd is definitief voorbij. Schaars goed, stilte.
413

Journal d’images
3x dood
Donderdag 8 juni, Cadouin



Journal
Koekoek
Woensdag 7 juni, Cadouin
Het is een mooie dag voor mij als vogelaar. Wyb en ik wandelen naar de bakker en terug, dan zien we bij het grasveld achter de abdij een vogel die schichtig opvliegt. We zien hem tegen een boom gaan zitten, wat toch atypisch is voor zo’n grote vogel. We zien het tegelijk. Als je van vogels houdt, scan je eigenlijk altijd het landschap.
We lopen in een grote boog om de boom heen en daar zien we zitten wat we al verwachtten: de groene specht. Het is een vogel waarvan we wisten dat hij vlakbij ons huis zit. Regelmatig horen we hem lachen. De groene specht maakt namelijk een heel karakteristiek geluid, net alsof hij je uitlacht en wil zeggen: haha, ik ben er wel, maar je ziet me toch niet. Hij is zo schichtig. Zo gauw hij ons ziet, vliegt hij weg. Maar onmiskenbaar zien wij zijn groene lijf. Eindelijk hebben we hem eens gespot.
Die middag, als we boodschappen doen, gebeurt ongeveer hetzelfde. We rijden rustig over ons weggetje, het is zo smal, we moeten wel, dan draaien we de weg op die tegenover ons aan de vallei ligt. Op dat moment zien we de koekoek over vliegen. Tegelijkertijd zeggen we het: ‘Een koekoek.’ Ik heb nog nooit een koekoek gezien, het is mijn eerste. En het is vast het exemplaar dat de hele lente boven in de bomen op onze berg ons heeft zitten terroriseren met zijn eindeloos gekoekoek. Nu hij zich aan mij heeft geopenbaard vergeef ik het hem.
Nu ik toch bezig ben zal ik er maar een dierenblog van maken. Vorige week liepen Wyb en ik laat op de avond nog over ons weggetje om Dies uit te laten. Het was zo’n mooie heldere nacht waarin het heelal zich in volle rijkdom laat zien en dat je beseft dat wij mensen er in een nietig luchtbelletje een beetje doorheen draaien.
Opeens schiet Dies weg. Dies ziet meer dan wij, hij heeft katachtige kwaliteiten, hij ziet beesten waarvan wij geen vermoeden hebben. Hij jaagt een groot beest op. Een kat? Een vos? We horen ze door de struiken rennen. En dan komt er opeens een das uit de struiken tevoorschijn. Dies heeft de achtervolging alweer opgegeven, hij heeft vermoedelijk geen idee wat hij met een das moet. Het dier schommelt snel en verontwaardigd van ons vandaan.
De laatste dierenervaring is dat we sinds vandaag met een hagedis in onze badkamer zitten opgescheept. We hebben het raam meestal openstaan en daar heeft hij gebruik van gemaakt. Elke keer als we naar de badkamer gaan, zoekt hij een donker hoekje op. Hoe krijg je een hagedis uit een badkamer? Hij is zo snel, het lukt me niet om hem te pakken. Ik laat het raam maar open, hopelijk vindt hij de weg terug naar buiten. Zo lang er geen slang naar binnenkomt vind ik alles goed.
412

Het huis van het weekdier
__
En toch: vreemd. Wie in zijn nest verblijft wil reizen
en wie reist zal juist zijn verre nest weer prijzen.
Veiligheid of verte, huis of horizon?
Het kwelt zowel de dichters als de wijzen.
Journal
Recept
Dinsdag 6 juni, Cadouin
Er is hier in de Dordogne een overdaad aan natuur en een overdaad aan stilte. Jammer genoeg is er een gebrek aan mensen die iets kunnen, zoals klusjesmannen en dokteren. Twee maanden geleden gingen we naar de praktijk van een arts in Le Buisson de Cadouin om te vragen of wij ‘cliënt’ in de praktijk konden worden. Onmogelijk, was het antwoord van de dokter die toevallig naar buiten kwam. Maar als we een recept nodig hadden dan wilde zij dat wel voor ons uitschrijven, dan moesten we maar langskomen.
Gisteren was dat laatste het geval. Mijn medicijn om mijn cholesterolgehalte binnen de perken te houden was op. Ik dacht dat ik een ruime voorraad uit Nederland had meegenomen. Helaas. We gingen weer naar de dokter die ons het uitschrijven van een recept in het vooruitzicht had gesteld. De reactie van de receptioniste beloofde al niet veel goeds. Een recept uitschrijven? Dat ging zomaar niet. Om dit vrijmoedige verzoek met de dokter te bespreken ging ze de spreekkamer in waar op dat moment een patiënt zat.
Of we even wilden wachten, de dokter wilde ons graag zelf spreken. Als ik eenmaal goed Frans spreek, ga ik een opleiding voor klantvriendelijkheid starten. Het leek dat we op een strafbankje zaten, want eerst gingen twee andere patiënten ons voor. Na twintig minuten kwam de dokter naar buiten, waarvan me al eerder was opgevallen dat het een kordate, zeer efficiënte dame is. Ze nodigde ons uit in de spreekkamer.
Hoe kwamen wij erbij dat we zomaar een recept konden krijgen? Wij moesten goed begrijpen dat zij dokter was en nooit zomaar een recept uitschreef. Voor een recept was vooronderzoek noodzakelijk. Wyb vertelde deemoedig dat ik het recept al meer dan tien jaar slik en dat ik in januari nog totaal was onderzocht.
Of ik even meeging naar de onderzoekskamer.
‘Hoe is uw gezondheid?’
‘Prima, niks aan de hand.’
‘Geen klachten?’
‘Geen klachten.’
Of ik mijn shirt omhoog wilde doen. Vervolgens begon ze met haar stethoscoop naar mijn binnenste te luisteren. Het werd een diepgaand onderzoek. Ze luisterde buitengewoon aandachtig en keer op keer moest ik zwaar in- en uitademen. Wat dit met cholesterol had te maken, geen idee. Het zou toch niet dat ze opeens iets vond?
Wel dus. Ze hoorde iets bij mijn hart. ‘Het is wel noodzakelijk dat een cardioloog er beter naar kijkt,’ was haar conclusie. ‘Ik geef u voor de zekerheid een doorverwijzing.’ En zo duikel ik, geheel onverwachts, toch weer het Franse medische circuit binnen. Mijn hart eens goed nakijken, kan geen kwaad, dacht ik. Bijkomend voordeel: opeens zijn we patiënt van haar praktijk. Dat is mooi, vooral omdat onze nieuwe huisarts ook nog eens tamelijk goed Engels spreekt.
En ze doet niet kinderachtig. Ik heb een ander medicijn meegenomen zodat ze dat in de toekomst uit kan schrijven, maar laat haar weten dat ik daar nog veel van heb. Ik weet niet of het met wantrouwen naar Nederlandse medicijnen heeft te maken, maar ook daar schrijft ze nog eens een recept voor een half jaar voor uit. Het kan niet op.
De volgende dag blijkt dat ook cardiologen in de Dordogne zeer zeldzaam zijn. Na enig bellen vinden we er een die pas 26 oktober om half zeven ’s avonds tijd voor me heeft. Ik vind het prima, want acute zorg lijkt me niet echt nodig.
411

Journal
Succes!
Maandag 5 juni, Cadouin
Het gaat de aankomende weken spannend worden in Nederland. Rutte heeft weer eens een belofte gedaan. Voor het eerst heeft hij met een opstandige VVD te maken. ‘Denk nou eens aan je eigen volk, man,’ beet iemand hem toe, of in ieder geval iets van dien aard. Hij beloofde en public dat voor de vakantie de asielstroom zal zijn ingedamd. Anders, dreigement!, mag niemand van de verantwoordelijke ministers op vakantie. Hij zelf incluis.
Nou weet iedereen al dat dat niet gaat lukken. Rutte heeft namelijk helemaal geen vat op die asielstroom. De stroom gaat gewoon door totdat die stopt. Rutte is gebonden aan allerlei internationale afspraken en in het kabinet bestaan enorme meningsverschillen over dit probleem. En, ander puntje, hij roept het al jaren en het is hem nog nooit gelukt ook maar een deuk in dit pakje boter te slaan.
Hij heeft er niet eens de middelen voor. Zelfs de opvang van mensen die asiel aanvragen kan/wil hij niet regelen. Terwijl dat voor elke manager toch een fluitje van een cent moet zijn. Tenminste, als de wil aanwezig is. En die wil ligt bij de VVD en die is er niet. Als je types als mevrouw Broekers-Knol op dit soort dossiers zet, dan weet je dat er sprake is van kwade opzet, dat dit soort kwesties niet opgelost mogen worden. Een humane opvang zou eens een aanzuigende werking hebben. Menig VVD gaat bij deze gedachte over zijn nek.
Het wordt niet alleen de aankomende weken spannend in Nederland. De aankomende decennia is er een dossier waarbij we ons hart gaan vasthouden: ons pensioen. De afgelopen week is het in dit liberale land gelukt om van ons allen kapitalistjes te maken, dit geheel tegen mijn wil. Over max drie jaar zijn wij allen bezitters van aandelen en is ons pensioen afhankelijk van de waanzin van de beurzen. Collectiviteit wordt ingeruild voor persoonlijke pensioenportefeuilles en het rendement daarop. Dat wordt gokken op niveau.
Mensen van de generatie X, Y, Z of hoe ze allemaal mogen heten, denken dat we in een stabiele maatschappij leven en dat vooruitgang normaal is. Klein vergissinkje, tot nu toe hebben ze mazzel gehad. Maar ik heb de jaren ’70 (werkloosheid) en ’80 (No future!) meegemaakt. Ze weten niet beter of de AEX zit veilig rond de 750 punten. Ik heb meegemaakt dat de AEX rond de 250 punten stond. Kijken hoe onze persoonlijke pensioenportefeuilles zich dan houden. Ik leg in ieder geval vast een moestuin aan. Adviesje van de sociaal-democraat Klijnsma.
Tot vorig jaar was het geld gratis. Je kon lenen tot je een ons woog, maar je hoefde er niets voor te betalen. Rentestijgingen? Die tijd was voorbij. In die tijd vertelde ik mijn kinderen dat ik had meegemaakt dat de rente op 12% stond. De oude man vertelde weer eens uit zijn sprookjesboek. Vol ongeloof keken ze me aan. Nou zal die 12% nog even duren, maar ik voorspel dat we binnen tien jaar de 6% aantikken. Op de financiële markten is alles mogelijk.
Net zo als Rutte de asielstroom niet in de hand heeft, zo hebben wij ons financiële lot niet meer in handen. Maar er hebben zoveel deskundigen naar gekeken, zal de tegenwerping zijn. Tsja, ik kan vele dossiers aanwijzen waar vele deskundigen ontzettend intensief naar hebben gekeken, maar wat toch een puinhoop werd. Voorbeeldje? Het invoeren van het leenstelsel voor studenten. Een hele generatie zit opgescheept met een dikke schuld. Gelukkig blijkt dat alles teruggedraaid kan worden, zie dit voorbeeld.
Ik wens iedereen veel voorspoed met zijn persoonlijk pensioenportefeuile, laten we onszelf succes wensen, we zullen het nodig hebben.
410

Het huis van het weekdier
__
Och kijk, de wereld is gewoon te groot.
Je reist en trekt, te voet, per trein, per boot,
ziet andere vlaktes, bergen, zeeën, maar
voor de einder vindt een ieder steeds zijn dood.
Journal
Schuil
Zondag 4 juni, Cadouin
__
Schuil, wordt onzichtbaar
want de jagers zijn overal
eerst zijn er de drijvers
met stokken en schreeuwen
luister naar de kraaien
en de dieren die vluchten
zij weten vanwaar
de storm en het onweer komt
nog is het bos zonovergoten
maar vergis je niet, schuil
blijf ontzichtbaar. Hoor,
stokken, schreeuwen
altijd is er honger
naar lijden en buit
verderop staan ze, de jagers,
altijd geduldig, verdekt
en altijd onverwacht:
de jager, dan het schot
schuil, blijf onzichtbaar.
409

Journal
Lichtheid, wendbaarheid
Zaterdag 3 juni, Cadouin
Hoe hou je al je ontmoetingen, ervaringen, herinneringen en het enorme informatiebombardement dat op je afkomt een beetje bij elkaar? Ik denk dat de redding van deze dagelijkse chaos het verhaal is. Om zich het vege lijf te redden, denk ik dat elk mens van zijn leven een verhaal maakt. Op die manier brengt hij wat coherentie in die verpletterende werkelijkheid die in een niet aflatende lawine op je afkomt. Een mens wordt zijn eigen verhaal waar vele vertellijnen doorheen lopen, maar die, net als in een boek, toch een middelpuntvliedende kracht hebben. Die kracht is dan de mens die dat verhaal schrijft, of moet ik zegen ‘verzamelt’?
Want het woord schrijven veronderstelt dat een mens, net als een schrijver, alles keurig in de hand heeft. En dat is natuurlijk niet het geval, het leven hangt van geluk en pech aan elkaar. Waar word je geboren? Welke mensen ontmoet je? Welke kansen krijg je en pak je? Hoe gaat het met je gezondheid? Zo zou ik eindeloos kunnen doorgaan. Hoe dan ook, je schrijft je verhaal niet zelf, maar sprokkelt uit die enorme chaos de elementen die je als mens belangrijk vindt.
Ik zag gisteren een kop in de krant die de vraag stelde: zijn er nog mensen zonder trauma’s? Dit omdat iedereen wat psychisch lijkt te schelen. Goede vraag. 1,2 mensen in Nederland slikken antidepressiva. 10 procent van de volwassenen geeft aan in de afgelopen twaalf maanden contact te hebben gehad met een psycholoog, psychiater of psychotherapeut. Bijna 15% van de jongeren krijgt professionele jeugdhulp. We mogen dus constateren dat er nog genoeg mensen zijn zonder trauma. Maar ook veel met.
Elk mens is een verhaal en ik denk dat een mens kan verdwalen in zijn eigen verhaal. Dat is een belangrijke reden om met professionele hulpverleners in aanraking te komen. Maar er zijn ook genoeg mensen die verdwalen in hun eigen verhaal en niet bij hulpverleners terecht komen. Ze lopen vast met waar ze mee bezig zijn, weten niet meer wat en waarheen en hoe. Vooral omdat mensen denken dat hun verhaal één richting uitgaat en onveranderbaar is.
Eigenlijk zou iemand het verhaal van zijn leven moeten opvatten zoals een schrijver doet. Als een schrijver een boek schrijft, is het niet ongebruikelijk dat hij voelt dat zijn verhaal vastloopt. Hij bedenkt dan diverse manieren om het verhaal vlot te trekken. Voor een schrijver is dat gemakkelijk want een boek is voor hem een project. Het verhaal van een mens zien veel mensen als een fait accompli. Ik denk toch dat dat laatste niet helemaal het geval is.
Het zou voor velen een uitkomst zijn als ze hun leven gaan beschouwen zoals een schrijver met een boek omgaat. Het zou de wendbaarheid, de dynamiek in een leven, en daarmee het geluk, enorm ten goede komen. Als een verhaal vast zit, moet je het lostrekken. Misschien moet je een deel van je leven schrappen, een aantal blaadjes verfrommelen en in de prullenbak gooien en gewoon eens een nieuwe verhaallijn bedenken en als dat niet helpt met nog een volgende variant beginnen. Ik vrees dat velen hun leven te absoluut zien, gewichtig maken en daardoor te zwaar opvatten. Meer lichtheid en wendbaarheid in het bestaan aanbrengen, meer het schrijfproses in het eigen hand nemen, het kan een uitkomst zijn.
408

Het huis van het weekdier
Potvissen
Zij doken in het diepst van het bestaan
en hun stemmen zijn van pool tot pool gegaan.
Och, ook zij die toch de diepste bodem zagen
kunnen stranden op een kust en stil vergaan.
Journal
De oudste steen
Vrijdag 2 juni, Cadouin
In Groningen hoefden we maar vijftig stappen te lopen om het vuil in de container te gooien. Nu moeten we het hele dorp door, heen en terug zo’n tweeduizend en nog iets stappen. Dat weet ik omdat ik mijn stappen bijhoud. Dat doe ik niet nauwkeurig, want ik meet ze via mijn iPhone en ik vergeet dat ding nog wel eens. Wyb doet het via haar digitale horloge en dan telt elke stap.
Ik zeg ‘moeten’ we het hele dorp door. Het valt wel mee met dat moeten want dat doen we meestal na het eten en dan is het heerlijk om even te lopen. We bereiken het dorp via de binnenplaats van een abdij uit 1115 en een middeleeuwse poort. Elke keer ben ik mij bewust van de geschiedenis van de plek. Nog niet zo lang geleden liepen hier de monniken.
We brengen de vuilnis weg, onderweg gooien we keer op keer een frisbee voor Dies opat hij ook een plezierig uitje heeft. Als we teruglopen en midden op het dorpsplein zijn, horen we iemand ‘Hé, Wybrich!’ roepen. Het is de eerste keer dat een van ons wordt geroepen zoals je in de stad wel eens wordt geroepen als een bekende langs je fietst. In de deuropening van onze plaatselijke pizzeria staat Josee, een oud-collega van Wyb. Nou ja, oud. Vorig jaar werkten ze nog samen en hebben samen heel wat stormen doorstaan.
We wisten dat Josee en Rob, haar man, in Frankrijk waren en richting Dordogne kwamen, maar geen idee wanneer. Het blijkt dat ze net een foto naar Wyb hebben gestuurd om te laten zien dat ze in de pizzeria zaten te eten. Toen we langskwamen, dachten ze dat we naar hen op weg waren. Alleen een beetje raar dat wij doorliepen, vandaar dat ze ons maar had geroepen. Wij hadden weer eens onze iPhones vergeten, dus het fotootje nog niet gezien.
Het eerst wat ze vragen is hoe wij het hier vinden in dit kleine dorp, blijkbaar verwonderd dat wij het hier uithouden. Ik zeg dat het monnikenbestaan mij prima bevalt, het is een kwestie van langzamer leven.
Ik moet meteen aan het gedicht Tijd van Vasalis denken. Het is mijn ambitie om het perspectief van dat gedicht te bereiken. Het is niet gek dat ik aan Vasalis denk, want ik lees momenteel de biografie over haar, geschreven door Maaike Meijer. Het is een van de beste biografieën die ik ooit heb gelezen. Gelukkig bevat het 966 bladzijden en heb ik het nog lang niet uit. Zo jammer dat ik M. Vasalis nooit heb gekend, wat ik tot nu toe las, was het een vrouw om in je hart te sluiten. Het gedicht Tijd gaat als volgt. Ik zou zeggen: geniet van haar woorden en het perspectief.
Tijd
Ik droomde, dat ik langzaam leefde ….
langzamer dan de oudste steen.
Het was verschrikkelijk: om mij heen
schoot alles op, schokte of beefde,
wat stil lijkt. ‘k Zag de drang waarmee
de bomen zich uit de aarde wrongen
terwijl ze hees en hortend zongen;
terwijl de jaargetijden vlogen
verkleurende als regenbogen ….
Ik zag de tremor van de zee,
zijn zwellen en weer haastig slinken,
zoals een grote keel kan drinken.
En dag en nacht van korte duur
vlammen en doven: flakkrend vuur.
– De wanhoop en welsprekendheid
in de gebaren van de dingen,
die anders star zijn, en hun dringen,
hun ademloze, wrede strijd ….
Hoe kón ik dat niet eerder weten,
niet beter zien in vroeger tijd ?
Hoe moet ik het weer ooit vergeten ?
M. Vasalis,
uit Parken en Woestijnen.
407

Journal
Kaas
Donderdag 1 juni, Cadouin
Ik krijg van mijn lieve Franse Nicht het volgende bericht van nu.nl toegestuurd. Ze schrijft: ‘Sorry, maar dit moet ik met jou delen. Weet niet waarom. Soms is de werkelijkheid nog gekker dan je kunt verzinnen. Maar eigenlijk hou ik er niet van als mensen van die grappige dingen delen, maar deze móest naar jou.’ Het bericht luidt als volgt:
‘De jaarlijkse kaasrolrace in het Britse district Gloucester is dit jaar gewonnen door een vrouw die onderweg buiten westen raakte. De Canadese viel op haar hoofd en verloor haar bewustzijn, maar kwam toch als eerste over de finish. Zij won daarmee een wiel Double Gloucester van een paar kilo.
Bij de kaasrolrace wordt een wiel kaas van 3 tot 4 kilo van Cooper’s Hill gerold. De deelnemers gaan er vervolgens achteraan, met als doel de kaas te vangen of als eerste over de finish te komen. Doordat de heuvel steil is, is het zeer lastig om op de been te blijven. Daardoor rollen en vallen deelnemers vaak meer dan rennen.
De rollende kaas kan snelheden tot boven de 100 kilometer per uur halen. Daardoor is het in de praktijk zo goed als onmogelijk om hem te vangen voor de finish, die bijna 200 meter verderop onderaan de heuvel ligt. De winnaar van de race mag de kaas mee naar huis nemen.
Een van de winnaars was de negentienjarige Canadese Delaney Irving. Zij won de vrouwenrace terwijl ze onderweg op haar hoofd viel. Ze raakte daardoor kort buiten westen. “Ik weet alleen nog dat ik m’n hoofd raakte en nu heb ik een kaas”, zei Irving.
De eerste vermelding van kaasrollen in Gloucester stamt uit 1826, maar waarschijnlijk is de traditie nog vele eeuwen ouder. Matt Crolla, een van de mannen die met een kaas naar huis ging, kreeg na de race vragen over zijn voorbereiding. “Ik denk niet dat je hiervoor kunt trainen. Je moet gewoon een idioot zijn.’
Ik schrijf mijn Nicht terug dat dit eigenlijk de ultieme metafoor voor het lot der mensheid is. Als dollen rennen achter zoiets stoms als kaas, je raakt buitenwesten, je weet niet eens waar je werkelijk mee bezig bent en je wordt toch de winnaar. Een tragikomische, volstrekt zinloze triomf. Dit is echt weer een gevalletje ecce homo. Je kunt het ook zien als een samenvatting van het geloof. Je hele leven blind achter iets vaags aanlopen, nauwelijks weten achter wat en maar hopen dat je op het eind de kaas/de hemel wint.
Ik heb een somber mensbeeld. De mens is dom en hardleers, ze stellen kwakzalvers boven wetenschappers en geloven boven feiten. In feite zijn mensen lemmingen en storten ze zich in slowmotion in de afgrond.
Dat neemt niet weg dat ik een talent voor geluk heb. Ik heb bijna dagelijks diepe geluksmomenten en ook over het algemeen neigt mijn gemoed naar opgewektheid en geluk. Er zijn kwesties en mensen die rafels maken aan dat geluk, maar vooralsnog lukt het niet daar scheuren in te brengen.
406

Het huis van het weekdier
__
De katten liggen te slapen in dit lied,
niets in deze kamer heeft zorgen of verdriet.
Ik lig rustig op de bank en lees het boek:
dood komt langzaam, soms is hij er bijna niet.
Journal
Gort
Woensdag 31 mei, Cadouin
Wyb en ik zijn in een uitgelaten stemming. Het is lang geleden dat we in een grote stad waren en Bordeaux is een grote stad. Vlak voor we hierheen gingen, hebben we een oud interview in de Volkskrant gelezen met Caroline d’Hollosy, de partner van Ilja Gort. zij en Ilja Gort wonen vlakbij Bordeaux. Daarin neemt ze de lezer mee langs een aantal plekken waar de gewone toerist niet zo gauw aan zou denken. Die plekken liggen zowel op de rechter- als de linkeroever van de Gironde. Want zoals elke mooie stad ligt ook Bordeaux aan een rivier, de Gironde, een imposante stroom, vooral omdat de Gironde dan al is verenigd met de Dordogne, beide rivieren popelen om opgenomen te worden in de oceaan die over een paar kilometer lonkt.
We besluiten de plekken van Caroline te doen met een elektrische step. Ik heb altijd al op zo’n ding willen staan. Het is ons nooit gelukt om die stadssteppen met een Nederlandse betaalkaart aan de praat te krijgen, maar met onze Franse creditcard is het geen probleem. Wow, wat is zo’n step een lekker ding. We suizen door de stad. Die kleine wieltjes zijn wel enigszins bedreigend, je voelt elke bobbel en je moet ook niet in een rail van een de vele tramrails belanden.
We rijden via de rechteroever van de Gironde, via een kilometer lange boulevard, naar een brug. Ons doel is Darwin. Wat de NSDM-werf voor Amsterdam was, is Darwin voor Bordeaux, broedplaats voor hippies en hipsters. Wij voelen ons er prima thuis. Als we via een andere brug weer over de Gironde teruggaan, overvalt me een gevoel van triomf: 68 jaar, en dan zoef ik daar met mij stepje over de Gironde.
’s Avonds gaan we naar visrestaurant Le Petit Commerce, dat Caroline ons ook in het Volkskrant artikel aanraadt. Het is een restaurant waar Wyb en ik al bij een eerder bezoek aan Bordeaux hebben gegeten. We zitten naast drie Ieren: twee vrouwen en een man. Een van de vrouwen is jarig. We raken aan de praat en als we afscheid nemen hebben we een huizenruil in voorbereiding. Wij gaan een paar weken in Dublin wonen, zij in de Dordogne.
En dan, alsof de duvel ermee speelt, komen Ilja Gort en Caroline aanwandelen. Even ter verduidelijking. In 2013 gingen Wolter en ik samenwerken onder de naam Bureau Lommerde & Tonen. Het fijne van onze samenwerking is dat, als je ons een half uur bij elkaar zet, wij twintig goede ideeën hebben. Een zo’n idee was een theatertournee met Ilja Gort organiseren. Onze wijnman vond het ook een prima idee. Bij een eerste ronde langs de theaters verkochten wij al veertig voorstellingen. Onze compagnie zou een succes worden!
De teleurstelling kwam een paar weken later toen Ilja liet weten dat de planning van zijn theatertournee botste met zijn opnames voor televisie -en televisie ging natuurlijk voor. Zo moesten Wolter en ik weer iedereen afbellen. Succes kan zo maar verdampen.
Ik begroet Caroline en Ilja en laat haar weten dat we haar route door Bordeaux hebben gevolgd. Na de begroeting maakt Wyb nog even een foto van ons opdat ik die naar Wolter kan sturen met de mededeling dat ik weer een contract met Ilja heb getekend voor tachtig voorstellingen en dat nu alles goed komt.
De uitgelaten stemming verandert in de nacht. Ik word wakker met enorme buikkrampen en als ik opsta ben ik twee kilo lichter. Van onze tweede dag in Bordeaux komt dan ook niets terecht.

405

Journal
Ontbijt
Zondag 28 mei, Cadouin
We zijn door bomen ingebouwd. Het is hier volop zomer. Zojuist op de thermometer gekeken, in de ochtend is het al 19 graden. De bomen zijn tot volle wasdom gekomen en dat betekent dat we door het bladerdek visueel zijn afgesloten van de buitenwereld. Het zicht op de vallei is beperkt, tussen de bomen door zien we af en toe een flits van een auto aan de andere kant van de vallei.
Wyb en ik zitten op de veranda. Dadelijk moet ik Wyb naar haar werk brengen. Dat doe ik als ik de auto nodig heb. Ze hoeft er pas om 11 uur te zijn, daarom kunnen we rustig op de veranda ontbijten. Vanavond haal ik haar weer op.
‘Toch onvoorstelbaar dat we dit zomaar hebben gevonden,’ zegt Wyb. ‘Dat we ooit een chambres d’hôtes zouden beginnen, kon ik nog wel bedenken. Maar dat we hier nu voor de tweede keer in Frankrijk wonen, op deze prachtige plek, had ik nooit kunnen verzinnen.’
‘Weet je dat ik me nooit ergens zo vrij heb gevoeld als hier. In Dwingeloo was het heerlijk wonen, maar er waren toch altijd mensen om ons heen. Ik vind deze rust en eenzaamheid zo heerlijk.’
‘Dat wordt wat als we ooit terug willen of moeten,’ zegt Wyb, ‘waar moeten we dan gaan wonen? Jij hebt bovendien een hekel aan buren.’
Voor een deel is dat waar. De rust van Cadouin is een genot. Ik hou wel van de buur als mens, maar niet van de buur die een huis naast ons huis heeft. Vooral aan kleine straatjes heb ik een hekel, met name aan overburen. Dat vind ik altijd zo’n inbreuk op mijn privacy, mensen die altijd hun blik op jouw huis hebben gericht.
‘Wat denk je?’ vraag ik, ‘Gaan we ooit terug?’
‘Zoals we er nu voorstaan, denk ik niet. Maar je weet het nooit, een van ons wordt behoeftig of we worden weer onrustig, dan gaan we toch gewoon terug.’
‘Dat lijkt me een enorm moeilijke beslissing. Ik moet er nu niet aan denken.’
‘En het is maar de vraag of het werk op de camping je blijft bevallen.’
‘Dat denk ik wel, hoor. Er is veel te doen, veel mensen en gedoe, ik vermaak me er prima.’
‘En mis je het leidinggeven niet?’
‘Totaal niet. Dit huis geeft me een heerlijke rust, en met het werk is dat ook het geval, ik hoef de zorgen niet mee naar huis te nemen. In een leidinggevende functie was ik eigenlijk altijd aan het werk, ook thuis.’
Ik breng Wyb naar Le Moulin de la Pique. Daarna ga ik in Belvès naar de markt, een markt zoals een Franse markt eruit hoort te zien. Ik haal twee forelletjes, omdat ze nogal klein zijn neem ik er drie. Ik eindig met een café crême op een terras waar alleen maar Engelsen zitten. Ook de eigenaresses zijn Engels. Ik heb een eerste klas uitzicht, het volk trekt aan me voorbij -de koffie is niet te drinken, jus de chaussettes.

Journal
Maaien
Zaterdag 27 mei, Cadouin
Die Dordogne lijkt behekst. In deze hele streek is geen timmerman, metselaar of klusjesman te vinden. Even bedacht ik: misschien zijn ze er wel, maar bellen ze gewoon niet terug. Je hoort hier veel over de mythe dat de fransman een broertje dood heeft aan werken. De vele stakingen, opstanden en gele hesjes gedoe, zou daaraan te wijten te zijn. Staken is gewoon leuker dan werken. Ik zag het in de tijd van de gele hesjes. Op elke rotonde kwamen de demonstranten samen en het was er erg gezellig, er werd gebarbecued en verongelijkt gedaan. En al die tweede huisjes bezitters maar bellen omdat de wc verstopt zat of de centrale verwarming het niet meer deed.
Dat blijkt het allemaal niet te zijn, weet ik nu ik hier mijn eerste lente meemaak. Het is het maaien. Iedereen heeft hier zo’n beetje dezelfde hobby: maaien. Het gras groeit nu heerlijk, zo nu en dan een regenbuitje, daar tussendoor de zon. Het gras en de kruiden schieten de hoogte in. De bermen groeien er lustig op los en tuinen dreigen overwoekerd te worden. Maar de Dordognenees weet wat hem dan te doen staat: maaien.
Massaal trekt men er op uit, gewapend met motormaaiers waar je zo lekker mee kunt zwaaien, sommigen hebben zelfs zitmaaiers. En dan gaat het los. Ik zit nu op mijn veranda en overal om mij heen hoor je het janken en knetteren van de maaimachines. Hoezo houdt de fransman niet van werken? Kijk ze maar eens maaien. Binnen de kortste keren lijken de bermen op het kale hoofd van mijn vriend en over de tuinen hoeven we ons ook geen zorgen meer te maken.
Dit duurt nu al weken. Elke dag is er weer dat maaien. Je kunt beter bij Schiphol wonen dan in, wat ik ooit dacht, die rustige Dordogne. Ik heb geen idee wat de fransman zo aantrekt in het maaien. Zoals de visser zijn rust vindt in het turen naar de dobber, zo vindt de fransman zijn rust in het laten zwaaien van de maaier. Eindeloos kunnen ze ermee doorgaan. Alles gaat eraan, dat ze met z’n allen een natuurramp veroorzaken, het maakt ze blijkbaar niet uit. Maaien!
Inmiddels lopen de bezitters van tweede huisjes hier wanhopig rond. Wie of wat ze bellen, geen gehoor. Hier en daar zag ik iemand zo’n maaier aanklampen: ‘Weet u waar ik een goede metselaar kan vinden?’ ‘Ik heb geen idee wat u zegt, dat ding maakt te veel lawaai,’ hoor ik de maaier in het frans zeggen. Meter voor meter berm gaat eraan. Nog nooit heb ik mensen zo fanatiek zien maaien. Dit is meer dan werk, dit is roeping.
404

Het huis van het weekdier
–
Ik weefde –goudbrokaat!- een wandtapijt,
beelden van het paradijs, geluk gedijt.
Maar och, geluk blijft slechts in donkere dozen.
Het licht verdrijft het beeld, gebruik verslijt.
Journal
Gruzelementen
Vrijdag 26 mei, Cadouin

Wyb op haar werk. Ik lees in de biografie van Vasalis.
En dan komt er een app’je van Peter, achternaam Vissers. Hij stuurt me bovenstaande foto. En dan blijkt hoeveel agressie en destructie in onze zielen verborgen zit. Ik wil de lezer van Dossiermoddergat graag een inkijkje geven in de geest van twee verdorven zielen.
Peter schrijft onder de foto: Zo mooi dit! Foto gisteren getrokken in Kessenich in België.
Ik: Vissers bulldozert overal doorheen. Of: Vissers, de sloper. Of: Vissers laat niets en niemand heel. Affiche van laten maken.
Peter: Nivellering op niveau!
Ik: Vissers slaat alles plat.
Peter: Maakt alles… okay. Ik ben genezen.
Ik: Vissers, brute kracht.
Ik: De laatste dan. Vissers, voor al uw gruzelementen.
Peter: Neen joh, mijn halve leven achter de computer gezeten: pennenlikker.
Ik: Daarom moet je zo’n ding kopen.
Peter: Ja, lijkt me wel mooi hoor. Over fout geparkeerde auto’s heenrijden en zo. Het dak van het huis van een makelaar duwen. Het huis van onze buren uit het rijtje trekken en dan een rondje draaien op het puin… Jee, ik ga de psycholoog maar eens bellen. Vier dagen wandelen en dan dit.
Ik: Je bent tot inzicht gekomen. Heb je van al die rust.
Ik: Ik doe wel met je mee. Zin in.
Peter: Wow, twee bulldozers. Op tournee samen langs alle lelijke plekken van NL.
Peter: en foute lui.
Ik: Wat heerlijk! Eindelijk! Aan gort met die gasten.
Peter: Wat hebben we toch allemaal verdrongen, Gerard?
Ik: Bij de AIVD gaan nu alle alarmbellen rinkelen. Twee gasten willen bulldozers gaan kopen en de boel aan gort pletten.
Ik: Och man, het komt er nu uit. Al dat geouwehoer op je werk, die vernedering, het moet er een keer uit.
Ik vraag aan Peter of hij het fotootje wil opsturen. Ik had al een ander blog geschreven, maar deze tekst heeft volgens mij meer urgentie. Waar kun je die bulldozers eigenlijk kopen? En hoe duur zijn die dingen?
403

Journal
Huis
Donderdag 25 mei, Cadouin
Wie was de stichter van dit huis?
Wie koos juist deze plek?
Waarom zover van de bewoonde wereld?
Waarom zo diep in een donker bos?
Wie bepaalde hoeveel kamers?
Wie hielp bij het stapelen van de stenen?
Wie legde het dak?
Hoeveel mensen hebben hier gewoond?
Hoe oud is dit huis, of althans, de restanten daarvan?
Welke dromen zijn hier gedroomd?
Hebben hier kinderen gehuild?
Waren hier mensen gelukkig?
Waar leefden men van in dit bos?
Hoeveel mensen zijn hier geboren?
Sprokkelden ze hout om te verkopen?
Wie hebben elkaar hier lief gehad?
Hadden ze land om te verbouwen?
Hoe lang is dit huis huis geweest?
Hoeveel generaties hebben hier gewoond?
Zat men hier voor het huis?
Was er een tuin?
Hoe heetten de mensen die hier hebben gewoond?
Had het huis een naam?
Kwam er veel bezoek in het huis?
Waar haalden ze het water vandaan?
Is het huis wel eens verkocht?
Is hier honger geleden?
Hoeveel mensen zijn hier gestorven?
Wie besloot als laatste het huis te verlaten?
Was er verdriet bij het verlaten?
Is diegene nog wel eens teruggekeerd?
Wanneer kwam de eerste scheur in het huis?
Wanneer viel de eerste steen uit de muur?
Wanneer kwam het eerste gat in het dak?
Wanneer stortte het dak in?
Hoe lang duurde het voordat de bramenstruiken kwamen?
Schuilen hier nog wel eens mensen?
Zijn er mensen die heimwee hebben naar deze plek?
Denkt er überhaupt nog wel eens iemand aan dit huis?
Lopen er nog wel eens andere mensen in en rond de restanten om te kijken of er sporen van vroeger zijn?
402

Journal
Wolken
Woensdag 24 mei, Cadouin
Ik heb mijn Franse Nicht aan de lijn. Ze had nog nooit van Toevalsdieren gehoord, maar zegt regelmatig in allerlei dingen toevalsdieren te zien. Voortaan zal ze er een foto van maken en mij toesturen. Mijn Nicht zegt ook in allerlei dingen, hout, waterdruppels, muren, gezichten te zien. Dat ken ik wel, heb ik ook. Ik zie vaker gezichten dan toevalsdieren in dingen. Ik denk dat mijn Nicht er goed in is omdat ze een kijker is, een gedetailleerde kijker. Ze is namelijk vormgeefster en is gewend om naar details te kijken, naar spatiëringen, interlinies en bladspiegels.
En dan benoemt ze iets wat ik vergeten ben. Van oma zegt ze, heeft ze geleerd om naar wolken te kijken. Verdomd, ik ook. Ik zie mij nog met mijn opa en oma in het gras op de dijk aan de Waal liggen en samen turen naar de wolken. Er kwamen draken voorbij, dieren, gezichten en monsters. In die tijd was de lucht één groot stripboek.
Hoe kan ik nou zoiets vergeten? Een ander beeld dat terugkomt, is dat ik met mijn oma voor het raam zit op de Weurtseweg in Nijmegen. Ik logeerde vaak bij mijn opa en oma en we zaten dan voor het raam naar buiten te kijken. Mijn opa en oma woonden op de eerste verdieping van een groot huis boven een kruidenierszaak. Waardoor we mooi zicht hadden op de straat. Terwijl we daar zaten telden we bijvoorbeeld het aantal witte auto’s dat voorbij kwam en moesten we raden welke kleur de eerstvolgende auto zou hebben. Wie het goed had kreeg een punt. In mijn herinnering waren we er uren zoet mee.
De kruidenierszaak was van meneer Jansen. Ooit vroeg hij mijn opa of hij een sigaar op kon roken zonder as te knoeien zodat de askegel, en daarmee de vorm van de sigaar, helemaal intact bleef. Dat kon mijn opa wel. Hij rookte een prachtig exemplaar.
Meneer Jansen vroeg dat omdat hij de askegel in zijn etalage wilde zetten om reclame voor sigaren te maken. Mijn opa zat in zijn rookstoel en heel voorzichtig rookte hij zijn sigaar tot askegel. Daarna moest hij ermee de trap aflopen, mee naar buitengaan en de winkel van Jansen binnen. Een delicaat traject, want een askegel is een kwetsbaar ding, een zuchtje wind en een askegel is verdwenen. Wonder boven wonder lukte het mijn opa en stond zijn askegel in de etalage te pronken.
Ik heb geen broers en zussen, heb ik als kind nooit erg gevonden. En ook nu niet, want gelukkig heb ik nichten waarmee in ben opgegroeid en kan ik veel herinneringen delen. De enige tijd dat ik het haatte om enig kind te zijn was toen mijn moeder alzheimer kreeg en Wyb en ik mantelzorger werden. Wij woonden in Den Bosch, mijn moeder in Nijmegen, ik werkte in Tilburg.
‘Meneer Tonen, uw moeder is gevallen en haar bril is gebroken. Zou u even met de bril naar de opticien kunnen gaan?’
In die tijd verlangde ik zo naar een broer of zus waarmee je dit soort dingen kon delen. Geluk bij veel ongeluk was dat Wyb in Nijmegen werkte en daardoor makkelijk even bij mijn moeder langs kon gaan. Maar toch. Na een gelukkige jeugd is volwassen zijn soms een hard gelag.
401

Journal d’images
Toevalsdier
Dinsdag 23 mei, Cadouin
Het was in het vorige decennium dat ik gevraagd werd om De Warme Winkel uit de problemen te helpen. Er waren wat financiële tegenslagen geweest, de zakelijk leider was opgestapt en of ik een tijdje interim wilde zijn. Dat wilde ik wel en het bestuur benoemde mij zelfs als directeur. Wat ik vreemd vond. Want wie niet weet wat De Warme Winkel is, het is een van de meest spraakmakende en ontregelende theatergezelschappen van Nederland. Het gezelschap wordt gevormd door een collectief van theatermakers en dat collectief bepaalt natuurlijk de artistieke richting van het gezelschap. Ik vatte dat directeurschap maar op als zakelijk dienend aan het collectief. Het pakte gelukkig goed uit. Het was een van de leukste klussen die ik heb gedaan.
Ik kom er op omdat ik eindelijk eens een toevalsdier heb geschoten. Jarenlang was ik opzoek naar een toevalsdier, ze zijn echt niet makkelijk te vinden. Gelukkig lukte het me vorige week terwijl ik door Cadouin liep.
Ik had nog nooit van het woord toevalsdier gehoord voordat ik bij De Warme Winkel ging werken. Een van de leden van het collectief Mara van Vlijmen publiceerde samen met haar partner Frank van Roessel in de tijd dat ik er werkte een boek met de titel Toevalsdieren. Wat dat precies zijn laat ik Mara zelf even vertellen in een interview met Vice.
Ha Mara, wat is een toevalsdier?
Mara van Vlijmen: Een toevalsdier is een dier dat je toevallig ziet, zonder dat je erop voorbereid was.
Oké. Kun je een voorbeeld geven?
Gisteren liep ik op Amsterdam Centraal de trap op richting perron 5b. Ik was verzonken in gedachten, het was ’s ochtends vroeg. Opeens stond ik oog in oog met een kauwgomvlek in de vorm van een vogeltje. Ik bleef even midden op de trap stilstaan, wat niet handig was in de spits. Dat vogeltje was een duidelijk voorbeeld van een toevalsdier.
Neem me eens mee naar het moment waarop je je eerste toevalsdier zag.
Ik ging naar de wc in onze flat. We woonden toen nog in Amsterdam Osdorp. Vlak voor de wc, in het halletje, lag op het laminaat een verfrommeld kassabonnetje. Dat was een eend, de Pensionado-eend. Die zit ook in onze encyclopedie.
Een toevalsdier kan dus alles zijn, een stuk je kauwgom, een scheur in de muur, gemorst water op een stoep, als je in de vorm maar een dier ontdekt. Volgens Mara ontdek je een toevalsdier wel een keer in de vier dagen. Dat is knap werk, mij lukt dat niet. Ik heb er echt jaren over gedaan voordat ik de eerste zag. Hieronder zie je de foto, voor wie het niet ziet, maar dat kan ik me niet voorstellen, het is een geitje op een brievenbus.

Journal
Zondag
Maandag 22 mei, Cadouin
Esmee belt.
‘Pa, je raadt nooit waar ik ben geweest.’
‘In Groningen.’
‘Nee, joh.’
‘Ik heb geen idee. Vertel het me maar.’
‘In de kerk.’
‘Jij? Waarom?’
‘Een dochtertje van een vriendin deed haar eerste communie.’
‘En hoe vond je het?’
‘Ja, prachtig, dat weet je, ik hou wel van de katholieke kerk.’
Esmee ging ooit van een openbare Montessori school naar een katholieke school en ze vond het heerlijk. Ze genoot van al die Bijbelse verhalen. Hetzelfde gold ooit voor mij. Het fijnste uur op de lagere school vond ik als de pastoor verhalen uit de bijbel kwam vertellen.
‘Waarom hebben jullie mij niet gedoopt?’
Och jee, krijgen we het weer, oude discussie.
‘Omdat wij niet gelovig zijn en we dachten dat jij dat, als je ouder was, zelf moest beslissen.’
‘Jammer, hoor. Ik had het niet erg gevonden als jullie mij hadden gedoopt. Ik kon als enige niet ter communie.’
‘Dan laat je je toch dopen.’
‘Dat slaat toch nergens op dat je je zo oud nog laat dopen.’
‘Dat doen een heleboel mensen, hoor. Als je dat graag wilt, kan ik het wel voor je regelen. Zal ik dat doen? Een telefoontje en de pastoor is blij. Zal ik ook nog een communiejurkje voor je kopen en het feest organiseren.’
‘Misschien geen gek idee, ik ga erover nadenken.’
‘Maar hoe kan het dat er op maandag kinderen ter eerste communie gaan?’
‘Pa, het is geen maandag, het is zondag.’
Natuurlijk, ik ben totaal gedesoriënteerd. Dat komt omdat Wyb twee dagen vrij is geweest en nu op zondag moet werken. Mijn tijdsbesef heeft een klein deukje opgelopen. Dat komt ervan als je een man zonder agenda bent.
Wyb wordt vandaag ingewerkt voor het receptiewerk op de camping en mag de eerste bezoekers ontvangen. De afgelopen twee weken heeft ze geholpen de boel op te starten en dat betekende vooral dat ze mobil homes, tenten en toiletgebouwen schoonmaakte. ’s avonds kwam ze gebroken thuis, pijn in de rug, doodvermoeid. Het werkend leven is moeilijk na maanden genieten van het vrije leven. Van theaterdirecteur naar schoonmaak, een carrière loopt meestal de andere kant op. Maar Wyb vindt het heerlijk om weer een baan te hebben en fysiek hard te werken. Vandaag gaat ze voor het eerst doen waar ze voor is aangenomen: receptiewerk.
De camping ligt aan de voeten van het pittoreske plaatsje Belvès, zo’n twaalf kilometer van ons huis vandaan. Het plaatsje heeft 1431 inwoners. Daar komen er de aankomende weken 900 mensen bij, waarvan 90% Nederlanders. Ik ben benieuwd wanneer Wyb de eerste bekende mag inchecken. Wyb is te herkennen aan een lichtblauwe bedrijfspolo met de naam van de camping erop: Le moulin de la pique.
400

Journal
Stille lente
Zondag 21 mei, Cadouin
Gisteren kreeg ik van Mieke een ingezonden brief toegestuurd die in de Volkskrant stond. Mij was hij ook al opgevallen. De ingezonden brief heeft als kop Stille Dordogne en is een reactie op een artikel in de Volkskrant waarin de schrijfster constateert dat er in de Betuwe bijna geen insecten meer zijn. De ingezonden brief gaat als volgt:
Ondanks insectentrekkende bloemen is het oorverdovend stil in de Betuwse tuin van Joke Beekman. ‘Natuurlijk,’ denk ik dan. ‘Al die bespoten fruitbomen.’ Ik kijk op dit moment midden in de Dordogne over een prachtig wilde bloemenhelling. Ook daar: stilte. Nauwelijks vogels. Nauwelijks insecten. Silent Spring is de titel van het allereerste boek over het gevaar van pesticiden uit 1962 van Rachel Carson. Akelig om erachter te komen dat een betere titel niet bestaat.’
Maria van den Boer, Bilthoven
En zo is het. Wij kijken in Cadouin uit over een vallei die vol bloemen staat, het is een ongekende pracht. Maar geen insect te bekennen. En dat is helemaal raar want in een straal van 12 kilometer zijn wij omgeven door bossen, hier en daar, sporadisch, een kleinschalige boerderij. Je zou zeggen dat onze vallei enigszins beschermd is van gif. Nee dus. Ik had beter moeten weten, want ook in Frankrijk spuit iedereen er lustig op los met gif en gif is inmiddels overal.
Afgelopen dagen maakten we met ons bezoek een paar tochtjes door de Dordogne. Tien jaar geleden nog zou onze voorruit onder de aangereden insecten hebben gezeten. Ik kan me de tijd herinneren dat ik met moeite de insectenlijven en -bloed van de voorruit kreeg. Nu keer ik van onze tochtjes terug met een vrijwel schone voorruit.
Zo’n vijftien jaar geleden zag ik het in Moddergat gebeuren, het was een snelle omslag. De vogelstand stortte op onrustbarende wijze in. Weg waren de vluchten Wulpen die in onze tuin zaten, weg de legers scholeksters die foerageerden op het wad. Zelfs onze nationale troetelvogel de grutto is een zeldzaamheid geworden.
Het is simpel de schuldige aan te wijzen voor het instorten van de natuur: de agrarische sector. De manier waarop zij landbouw bedrijft is killing. Tonnen pesticiden strooien de boeren uit over de natuur. De boer is van levensbelang voor de natuur, zeggen sommigen. Onzin. De manier waarop nu landbouw wordt bedreven, is de dood in de pot voor de natuur. Er vindt een genociden plaats op insecten en vogels. Insecten worden doodgespoten, vogels krijgen geen kans om te broeden want het maaien gaat altijd voor. En minder insecten betekent minder vogels.
De landbouw zit de natuur in Nederland in de weg. 50% van de grond in ons kleine, klote landje is landbouwgrond. Terwijl de landbouwsector slechts voor 1,5% bijdraagt aan ons Bruto Nationaal Product. Onbegrijpelijk dat rond die landbouw nog zo’n romantisch idee van de hardwerkende, sympathieke boer leeft. Het is het Yvonne Jaspers-effect.
Het is een misplaatst effect, want de landbouw is industrie geworden en is rücksichtlos effectief. Dit alles ten koste van de insecten, de vogels, de waterkwaliteit, de groei van andere bedrijfssectoren, de woningbouw, de natuur in het algemeen, onze gezondheid en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Wat we willen van die boeren is eigenlijk heel eenvoudig: insecten tegen de voorruit van de auto, vogels in de achtertuin, geen vergiftigd water en bossen waar je je niet voor hoeft te schamen. Zijn er dan bossen om je voor te schamen? Ik zou zeggen, kom naar de bossen van de Dordogne en vergelijk ze met het Nederlandse bos en je ziet hoe bossen eruit zien waar je je niet voor hoeft te schamen.
399

Journal
Biografie
Vrijdag 19 mei, Cadouin
Bekorte biografie
Moedig voorwaarts.
Moedig zijwaarts.
Moedig heenwaarts.
398

Journal
Koekoek
Donderdag 18 mei, Cadouin
Het leven op het Franse platteland is niet makkelijk. Vorige maand werden we geterroriseerd door een boomklever. Het beest hield niet op met herrie maken. Volgens de ANWB vogelgids, trouwens een van de beste, maakt hij een geluid dat lijkt op tsjuitt, tsjuitt, tsjuitt en dat eindeloos herhaalt. Hij vloog de hele dag rond ons huis. Tsjuitt, tsjuitt, tsluitt. Wanhopig was hij op zoek naar een vrouwtje, zo verklaarden wij zijn obsessief gedrag. Wyb snakte naar een buks. Een goed gemikt schot en wij waren verlost van dat krankzinnig tsjuitt, tsjuitt, tsjuitt.
Je komt hier voor de rust, maar er is altijd wat met dieren. In de lente heb je die door hormonen verdwaasde vogels, in de herfst burlen de herten voor ons huis. In de zomer heb je de krekels die van geen ophouden weten. Met hun getsjirp leggen ze een deken van getsjirp over het landschap. Tenminste, dat is wat ik mij herinner. Ik hoor namelijk geen krekels meer, mijn gehoor wordt minder.
Het is gekke is dat ik wel de achteruitrij uil hoor. Hij produceert hetzelfde alarmgeluid als een vrachtwagen die achteruit rijdt, ook zeer indringend en irritant, hij kan er uren mee doorgaan. Tjuuh, tjuuh met tussenpozen van 2 tot 4 seconden. Het geluid is vanaf 1 kilometer ver te horen, tjuuh, tjuuh. Wybrich met wiens oren naar eigen zeggen niets aan de hand is, hoort dat geluid weer niet. Het komt trouwens af van de dwergooruil.
Met krekels heeft Wybrich geen enkel probleem. ‘Dat je dat nou niets hoort,’ zegt ze dan. Tsja, ik hoor het gewoon niet. Wel jammer, want het Zuid-Franse landschap krijgt door dat getsjirp toch een ander karakter.
Ik kom erop omdat we sinds een week geteisterd worden door een koekoek. Wij noemen hem inmiddels de terror koekoek. Het beest huist bij ons op de berg en daar koekoekt hij de hele dag door. Koekoek, koekoek, we worden er gek van. Volgens mij heeft een koekoek een heel beperkt territorium want dat gekoekoek gaat maar door, nooit gaat hij eens lekker koekoeken op een andere berg.
Ik hou best van vogels. Wyb en ik hebben zelfs dure verrekijkers gekocht om ze zo goed mogelijk te kunnen observeren. Regelmatig vond je ons aan het Lauwersmeer, waar we zeldzame vogels zagen als de zeearend, de rosse franjepoot en de kemphaan.
Want dat is ook zo’n irritant iets. Op het Friese land is het een makkie om vogels in het vizier te krijgen. Maar hier in Frankrijk staan gewoon te veel bomen met veel te veel bladeren. Zo heb ik die verdomde terror koekoek nog nooit gezien, terwijl die toch heel dichtbij is. Overlast oké, maar dan moet zo’n beest je ook iets gunnen.
397

Journal
Heenwaarts
Woensdag 17 mei, Cadouin
Tijd voor een ongezellig onderwerp. Hoe het opeens in mijn hoofd komt? Vermoedelijk omdat grote veranderingen existentiële vragen met zich meebrengen. Zeker als die veranderingen je een eind van het moederland brengen. Wat mij bezighoudt: stel dat ik plots hier in Frankrijk overlijd. Wat dan? Hoe gaat dat dan?
Er waren tijden dat ik dacht, als ik nu overlijd heb ik bij mijn afscheidsdienst toch wel een volle Grote Kerk in Leeuwarden. Die gedachte is volledig verdwenen. Stel dat hier mijn afscheidsplechtigheid plaatsvindt, wie zouden er dan komen? Een schamel groepje mensen, denk ik. De mensen die hier in de buurt wonen en mij kennen. De kinderen natuurlijk. Wat familie.
Rijst bij mij meteen de vraag, waar moeten ze zo’n plechtigheid houden? De kerk hier in Cadouin is veel te groot, daar verzuipt dat gezelschapje in, dat wordt heel ongezellig. Ik zal het Wyb eens voorleggen, misschien heeft zij een idee.
Andere vraag, waar moet ik begraven worden? In Frankrijk? In Nederland? Het lijk overbrengen naar Nederland schijnt een vermogen te kosten en een ongelooflijke hoop bureaucratische ellende. Schuin tegenover ons, aan de overkant van de vallei, is een prachtig kerkhof, Franse grandeur. Maar ja, dan lig ik daar als Tonen tussen mensen met prachtige Franse namen. Ver van huis. Bovendien, ik wil niet begraven worden. Het lijkt me gewoon te koud en te vies, al die beesten die in je kist komen. Ik koester mij liever in de warmte van het vuur.
Laatst had ik het met Wyb over deze kwestie. Een idee dat ze spontaan opperde: we laten de crematie hier plaatsvinden en brengen de as dan over naar Nederland. Een urn is makkelijker te vervoeren dan een heel lijk. Daar in Nederland houden we dan een herdenkingsdienst. Vond ik pragmatisch klinken, maar ook een beetje next best.
Tegen de tijd dat ik ben gecremeerd en naar Nederland vervoerd, is iedereen aan mijn dood gewend en krijgt zo’n herdenkingsdienst toch iets plichtmatig, vrees ik. Het mooiste is om afscheid van iemand te nemen, terwijl het verdriet van de overledene nog in het hoofd brandt.
Het is het beste om helemaal niet in Frankrijk dood te gaan. Ik zal mijn uiterste best doen om in Nederland de laatste adem uit te blazen, dat klinkt voor mij toch het meest natuurlijke.
Ik hoorde laatst een verhaal van mensen die op vakantie waren met iemand die ernstig ziek was. Tijdens die vakantie verslechterde de toestand van de patiënt, het was duidelijk dat ze niet lang meer te leven had. Toevallig kregen ze op die vakantiebestemming te maken met een Nederlandse dokter. Hij adviseerde zo snel mogelijk terug te rijden naar Nederland. ‘Als mevrouw hier sterft, krijg je een enorm gedoe om haar naar Nederland te vervoeren,’ zei de arts. Ze besloten meteen terug te rijden naar Nederland. Het was geen makkelijke tocht, de patiënt zat op de achterbank, stervende. Maar ze heeft Nederland gelukkig wel gehaald.
Als het zo moet, zal ik niet dwars gaan liggen. Mocht ik al reizende sterven, ook goed. Dat is dan een mooie symbolische dood bij mijn leven, altijd trekkende, nooit rust in de kont, moedig heenwaarts.
396

Journal
Euforie
Dinsdag 16 mei, Cadouin
Ik ben ervaringsdeskundige als het gaat om een voetbalclub die kampioen wordt. In 1964 werd NEC, waar ik voetbalde en ballenjongen was, kampioen van de eerste divisie en promoveerde naar de eredivisie. Ik was tien jaar en omdat het wel leuk stond, mocht ik als jong ventje met de vlag voorop lopen tijdens de zegetocht door Nijmegen. Nou ja, zegetocht, we liepen door de stad, langs het stadhuis, een kleine stoet, een muziekkorps marcheerde mee en speelde het clublied: Weer trekken wij ten strijde voor ons rood, zwart en groen!
Ons doel was De Vereeniging, de plaatselijke concertzaal, waar ik mijn vader als vijf-jarige ooit zag optreden met een piccolo-solo bij een optreden van de Postharmonie. In de zaal kunnen zo’n elfhonderd mensen, geloof ik. Dus niks tienduizenden die zich de longen uit het lijf schreeuwden. Als jongetje mocht ik met mijn vlag als eerste het podium op, ik herinner het me gejuich nog. Mijn voetbalclub mocht mee gaan doen met de grote jongens.
Ik had er zelf veel profijt van, want het betekende dat ik als ballenjongen het seizoen daarop uitballen mocht gooien naar Johan Cruijff en Willem van Hanegem en stond ik achter het doel van de beste keeper van die jaren, Tonnie van Leeuwen.
Dit feestje stond in geen vergelijk met de huldiging van Feyenoord afgelopen dagen. Na die huldiging in Rotterdam weet ik het zeker: bij de meeste mensen zit een steekje los. Wat een waanzin. Supporters staan te schreeuwen alsof ze zelf iets hebben bijgedragen aan het kampioenschap van Feyenoord. Uitzinnig van vreugde kussen ze elkaar, springen in fonteinen, euforie alom. Wat een treurnis. Het is een blijdschap waarin ik niet kan geloven. Dat je blij bent, oké, maar dat je extatisch van vreugde bent, je jankt van geestdrift, donder op, zeg.
Die vreugde kun je alleen maar opwekken door hysterie, veel zuipen of snuiven. Wat heb je als supporter nou gedaan? Je hebt een stuk of twintig wedstrijden gezien, af en toe heb je eens gejuicht, geroepen dat de scheidsrechter een hondenlul is en dat de tegenpartij homo’s of joden zijn. Wat een prestatie. Vermoedelijk heeft de club meer last van je gehad dan lust.
Zo’n vreugde kan alleen gedijen in een heleboel leegte. Je hebt niets anders, dus iets wat je zelf enorm hebt opgeblazen, neemt dan mythische proporties aan. Nep vreugde, aanstellerij, zielenpoten lol.
‘Feyenoord zit in onze genen,’ schreeuwt een vader in de camera die met zijn zoontje naar de huldiging ging. Genen, toe maar. Het zoontje staat er beduusd bij. Mataglap, laat je nakijken, man.
En waar gaat het om? Een paar voetbalwedstrijdjes. Als je nou een oorlog had gewonnen, of de maffia had verslagen, of ervoor gezorgd had dat aids de wereld uitging, wees dan uitzinnig van vreugde. Maar juichen om een paar voetballers die te veel verdienen. Dat hossen, schreeuwen en brallen daar op de Coolsingel, het is toch een demonstratie van geestelijke armoe en diepe innerlijke leegte. Blij zijn om niets, je hebt zelf niets gepresteerd en de prestatie op zich stelt ook al geen moer voor, voetbalwedstrijdjes. Allemaal domheid.
395

Verboden met ballen te spelen.
Journal
Trofeeën
Maandag 15 mei, Cadouin
Ochtetoch. Minister Dijkgraaf heeft een voorstel. Eerstejaarsstudenten hoeven vanaf studiejaar 2025/2026 nog maar dertig studiepunten te halen om door te mogen naar het tweede jaar. Nu moeten ze 45 punten halen en dat zorgt voor veel te druk bij studenten. Volgens Dijkgraaf maken studenten in zo’n nieuwe wereld zoveel veranderingen mee, ze moeten daar rustig aan kunnen wennen. Te veel studenten schijnen in psychische nood te verkeren.
Jammer dat Dijkgraaf niet even contact met mij op heeft genomen. Er zullen weinig mensen zijn die zo intensief antropologisch onderzoek hebben verricht naar de hedendaagse student als ik. De afgelopen twee jaar woonde ik in een straat waar zeker 80% student was. De prachtigste huizen waren daar verbouwd tot konijnenhokken voor studenten. Recht tegenover mij was een herenhuis van Vindicat (nou ja, heren), links daarvan was een dameshuis van Albertus (nou ja, dames).
Het was lang geleden dat ik in een studentengemeenschap had gewoond, dus ik nam mij voor om van deze gelegenheid gebruik te maken om het verschijnsel student grondig te bestuderen. Nou, ik kan meneer Dijkgraaf geruststellen, nood?, dat maken ze hem misschien wijs in allerlei officiële overleggen, maar het is klinkklare onzin.
Net zoals in mijn tijd maken ze er één groot feest van. De bier-express reed tenminste een keer in de week voor om een palet met kratten af te leveren en de lege pallet mee terug te nemen. De student van nu is misschien in psychische nood omdat het feesten net iets te veel van hem vergt, maar zeker niet door zijn studie. Ik had perfect uitzicht op een stuk of twaalf studentenkamers en alleen het meisje in de kamer linksonder zat wel eens achter haar bureau. Verder zat/lag iedereen op zijn bed loom te tinderen en stond de tv aan met de laatste Netflix series.
Ik spreek nu over de ochtend tot 12 uur. Vervolgens kwam men enigszins tot leven en bestelde men via thuisbezorgd.nl of deliveroo.nl een lunch. De brommertjes van de bezorgers knalden in grote getale de straat in.
’s Middags gingen ze in groepjes de stad in om een koffietje met sojamelk te scoren, een enkeling ging naar college. De middag was voor hen verreweg het zwaarst, want hoe kom je zo’n middag door? Dan wil het maar geen avond worden. De avond, de nacht, daar gaat het om, daar leeft de student voor. De hedendaagse student heeft wel een nieuwe gewoonte ontwikkeld, men verkleedt zich als konijn, als heks, als mexicaan, als femme fatale , je kunt het zo gek niet denken. Dat vinden ze leuk. Het lijkt in Groningen permanent carnaval. In de avond zindert de straat van opwinding.
Een paar uur lekker indrinken en dan de stad in. Ik heb het allemaal vastgelegd opdat ik dhr. Dijkgraaf van repliek kan dienen. Het wonen daar kostte mij veel slapeloze nachten want de nacht is de tijd dat de student helemaal is opgebloeid. Men schreeuwt, zingt, lalt en men staat, eenmaal weer thuis, eindeloos met een sigaret voor de voordeur te ouwehoeren waarbij men het heerlijk vindt om te schreeuwen naar de huizen aan de overkant. God, wat is het heerlijk om in de Dordogne te wonen.
Druk ervaren, psychische nood? Ik weet dat meneer Dijkgraaf onzin uitkraamt. Ik wil hem graag eens door mijn voormalige studentenbuurt leiden. Ik zal hem de kroonluchters in de kamers laten zien waar bij de heren de bh’s aan hangen en bij de dames de stropdassen. Het zijn de trofeeën van het nachtelijk zuipen en daarna het heerlijk eindeloos neuken.
394

Journal
Dolph
Zondag 14 mei, Cadouin
In november 1989 werd ik benoemd als directeur van Stadsschouwburg De Harmonie in Leeuwarden. In diezelfde maand reisden Lies en ik af naar Sri Lanka om Esmee te halen. In januari begon ik in Leeuwarden. Een van de eerste afspraken die ik had, was met de wethouder van cultuur, Dolph Kessler.
Wat ik van mijn bestuur hoorde, was dat hij zo’n beetje de aanstichter van mijn benoeming was. Mijn voorganger was op non-actief gesteld en vervangen door een interim omdat de schouwburg op alle terreinen kwijnend was. Zeker omdat Leeuwarden een nieuw theater kon bouwen, vreesde men dat dit niets zou worden. Er moest in de stad met peper worden gestrooid. Men ging opzoek naar een jonge hond en vond mij.
Ik weet nog goed dat in de eerste week dat ik begon er een grote foto van een donkere Harmonie op zaterdag op de voorpagina van de Leeuwarder Courant stond. De kop luidde: Er was weer niets te doen in De Harmonie.
Hierop liet ik grote A2 affiches drukken en overal in de stad neerzetten met de tekst: Het wordt weer leuk in Leeuwarden. Dit bracht enige commotie teweeg in de stad. Hoezo, was Leeuwarden dan niet leuk geweest? Maar de toon was gezet.
Later stelde ik voor deze affiches in het weekend van de Uitmarkt in Amsterdam te zetten, maar dat durfde de communicatiemedewerkers van de Gemeente Leeuwarden toch niet aan.
Ik had het grote geluk dat er bij mijn komst 27 miljoen gulden op mij lag te wachten. We mochten voor dat bedrag een nieuw theater bouwen. Natuurlijk bleek dat bij lange na niet voldoende en uiteindelijk sloten de kosten op 54 miljoen. Die weg van 27 naar 54 was bestrooid met succes en tegenslag, maar wat heb ik ervan genoten.
Een van de aanstichters om dat nieuwe theater te bouwen was Dolph. Leeuwarden was lang bestuurd door stijve regenten, Dolph hoorde bij een nieuwe generatie. Hij zorgde voor het pepervaatje en ik mocht strooien. De stad ging voor 11 jaar op z’n kop. Toen ik begon waren er nipt 50.000 bezoekers, toen ik met pek en veren uit de stad werd verwijderd omdat ik de liefde had gevonden waren er 250.000. (Toch even patsen, hoor.)
Zo nu en dan kwam ik Dolph daarna nog tegen. Op Ameland bijvoorbeeld bij de Kunstmaand. Voor De Harmonie, bij een of ander festival. Aan het begin van de covid-epidemie, toen alles op slot moest, schreven we samen een ingezonden brief in de Volkskrant dat mondkapjes in het theater misschien een oplossing waren. We werden weggehoond. Anderhalf jaar later zat het publiek met mondkapjes in de theaterzalen. De wegen in Nederland zijn soms langer dan noodzakelijk.
Wie had ooit in 1989 gedacht dat Dolph, zijn vrouw Egbarta, Wybrich en ik in 2023 samen aan een rijk gedekte dis zitten in Cadouin in Frankrijk en de dag daarop lunchen in Beynac op een zonovergoten terras. Onze gesprekken meanderen door het leven, gesprekken over schoonheid, scheiding, dood, ambitie, liefde, legacy, honden, verre landen en gewenste bestemmingen. En natuurlijk fotografie, want Dolph hielp me met het uitgeven van Rues de France. Dolph en Egbarta trekken door naar Italië, wij blijven voorlopig achter in Cadouin.
393

Journal
Monnik
Vrijdag 12 mei, Cadouin
In het najaar willen we een aantal weken naar India. Wyb kwam erachter dat je alleen India in mag als je een paspoort hebt dat tenminste nog een half jaar geldig is. Bij mij is dat niet het geval, het verloopt vijf maanden nadat we in India aankomen.
Het is een beetje jammer dat we er nu pas achterkomen, want in Nederland had ik simpel een nieuw paspoort kunnen ophalen bij het gemeentehuis, nu moet ik er speciaal voor naar de ambassade in Parijs. Ik zou dan met de TGV vanuit Bordeaux kunnen gaan, maar een enkeltje Parijs kost rond de tweehonderd euro, en dan moet ik ook nog terug. Duur paspoort. Ik vrees dat er verder niets anders op zit.
Ik keek in mijn huidige paspoort en zag dat er als beroep Directeur in stond. Ik ben al geruime tijd geen directeur meer. Vraag die dan opkomt: wat zet ik als beroep in mijn nieuwe paspoort. Pensionado? Ik ben geen pensionado, pensionado’s golfen en bridgen. Ik doe geen van beide. Blogger? Tja, blogger, dat is natuurlijk ook niks. Iedereen kan zich wel blogger noemen, bovendien ben ik hoogstens een uurtje per dag blogger. Fotograaf? Uitgesloten, ik neem geen enkele opdracht als fotograaf aan.
Na lang dubben, en teruggaan naar mijn essentie, kwam ik tot de conclusie dat ik het best kan invullen: monnik. Ik snap dat dit enige verklaring vereist. Goed beschouwd leef ik het leven van een monnik, zeker sinds Wyb werkt. Wyb gaat ’s ochtends om acht uur de deur uit en komt in de namiddag tegen vijf uur weer thuis. In de tussentijd leef ik het leven van een monnik, zeker omdat Wyb de auto mee heeft, wat mij dwingt tot alleen thuis zitten.
Gisteren schreef ik dat ik overal de laatste van ben. Nu denk ik dat ik de eerste atheïstische monnik ben. Wat doet een monnik? Volgens internet is dat: ‘Een dag in het leven van een monnik bestaat uit gebed, arbeid en rust. De uren van de eucharistie, de getijden en de maaltijden liggen vast. De overige tijd delen ze zelf in.’
Dat gebed kun je bij mij vervangen door ‘nadenken’, ‘mijmeren’, wat is dat anders dan je richten tot het hogere? De rest klopt prima. Eucharistie is in mijn geval het vieren van de waarheid en het scheppen van de schoonheid. Een groot deel van mijn dag gaat daaraan op.
Verder zwijg ik veel, een belangrijk kenmerk van een monnik. Internet zegt daarover: ‘Zwijgen is voor monniken niet alleen de manier om de vele zonden van de tong te vermijden, het confronteert hen ook met hun eigen waarheid. Gedurende het zwijgen doemen er in je gedachten, gevoelens en hartstochten op. Het zwijgen brengt je tot oprechte zelfkennis, naakt en onverhuld.’ Wat perfect klopt. Liefst acht uur per dag ben ik dáár mee bezig.
Monnik, klinkt ook goed als je naar India gaat, een land vol spiritualiteit. Ondanks dat ik een atheïst ben, is spiritualiteit mij niet vreemd. Hierover zegt internet: ‘Over het algemeen wordt de betekenis van spiritualiteit omschreven als: alles wat de geest (ziel) betreft. Makkelijker gezegd is het de manier waarop je in het leven staat. Een belangrijk aspect van bewust leven dus! Het is vooral een innerlijke ervaring – maar in contact met de buitenwereld.’ Ik bedoel maar.
Overigens ben ik elke dag weer dolblij als Wyb terugkomt van haar werk. Een leven als monnik is geen peulenschil.
392

Journal
Laatste
Woensdag 10 mei, Cadouin
Ik zit op de veranda wat voor mij uit te mijmeren. Zojuist las ik in de krant een artikel over Artificiële Intelligentie en het artikel resoneert nog na in mijn hoofd. Terzijde: volgens mij is dit de eerste keer dat ik het woord resoneer gebruik, mooi woord. Ik kan er niets aan doen, maar langzaam word ik gegrepen door somberheid.
In het artikel worden de voor- en nadelen van AI op een rijtje gezet. Programma’s als ChatGPT worden met de week slimmer. Zonder moeite produceren ze nu al artikelen die je zo kunt publiceren. Komt het einde van de journalistiek in zicht? Ik denk het niet. Het beroep als journalist die schrijft zal veranderen, maar zolang waarheid noodzakelijk en wenselijk is, zal de journalist een taak hebben. Maar een blogger? Och, de functie zal vermoedelijk verdwijnen. Geef ChatGTP elke dag de opdracht een blog te schrijven in de trant van A.L. Snijders en het beroep van blogger is overbodig.
Misschien ben ik de laatste blogger. Eigenlijk ben ik in alles de laatste. Ik zal zeker niet de geschiedenis ingaan als wat dan ook. Maar als dat onverhoopt toch het geval is, dan is het als ‘de laatste’. Zo ben ik, dat is al bewezen, de laatste briefschrijver. De brieven die ik aan J. schreef, 12 jaar lang, 1 maand lang, elke dag 1 brief, kunnen het museum in als het laatste grote brievenproject. Daarna werd er geen brief meer geschreven.
Zo ben ik ook de laatste poëzieliefhebber. Poëzie? Mensen hebben geen idee meer. Laatst stond een jong familielid voor onze boekenkast. Ze las de namen van wat schrijvers op: ‘Martinus Nijhoff, Vaandrager, J.C. van Schagen, Menno Wigman, nog nooit van gehoord. Zijn het spannende boek?’
Sowieso ben ik de laatste lezer. Niet alleen van poëzie, maar wie leest nog diep? Dat wil zeggen: wie leest nog een ietwat moeilijker boek, een boek waar je niet doorheen raast, een boek dat je moet proeven?
In mijn werkend leven heb ik mij ook nuttig gemaakt als de laatste toneelliefhebber. Er wordt nog volop toneel gesubsidieerd en daarmee heeft het een artificieel bestaan, om het woord nog maar eens te gebruiken, want verder leidt tonele een volledig marginaal bestaan. Er gaan alleen nog mensen naar toneel die enigszins een relaties hebben met dat subsidiesysteem. Ik ben de laatste die nog met enige overtuiging toneelteksten van Tsjechov en Karst Woudstra tot mij heeft genomen. Niet dat het stil werd op toneel, maar wel in de zaal. Er zitten alleen nog mensen die elkaar kennen omdat ze tot de subsidie incrowd behoren.
Ten slotte ben ik ook de laatste mens die van stilte houdt. Alles moet catchy zijn, glamour, glitter, kek en cool, we moeten herinneringen maken, alsmaar herinneringen maken, en ons nooit vervelen. Ik dub. Zal ik dit blog zelf schrijven of opdracht geven aan Chat GPT? Misschien is dit wel mijn laatste zelf geschreven blog.

Journal
Bedankje
Dinsdag 9 mei, Cadouin
Ik wil toch even een onderwerp aanstippen waar ik nog nooit iemand over heb gehoord. De Nederlanders zijn er te bescheiden voor, die zijn al lang blij dat ze hier in zulke grote getale mogen wonen. De Fransman heeft er, denk ik, niet eens over nagedacht, ik vermoed omdat het voor hen sowieso geen onderwerp is, maar dat lijkt me niet terecht.
Waar het om gaat is dat die Fransen al die Nederlanders in Frankrijk best dankbaar mogen zijn. Inmiddels heb ik wel door dat wij toch een kleine invasie zijn. En dan bedoel ik niet in de zomer, als hier een heel leger met caravans en campers het land intrekt, nee , dan bedoel ik hardcore bezoekers, de Nederlanders die zich hier vestigen.
Hoezo dankbaar, zal de lezer die er wat verder vanaf staat denken. Ik kan die lezer verzekeren dat wij hier in Frankrijk ontzettend goed werk doen. Er staan hier wat gebouwen, kastelen, boerderijen, huizen, te verpieteren. Zonder blikken of blozen laten die Fransen de boel gewoon verkrotten. Het lijkt me interessant een boek met interviews te maken met eigenaren die een huis hebben, maar er volstrekt niet meer naar omkijken. Waarom? Wat zijn de beweegredenen?
Tot mijn verbazing zijn er ongelooflijk veel Nederlanders die toch zo’n krot kopen en het vervolgens gaan opknappen. Jaren en jaren staan ze permanent te zagen, te timmeren, beton te storten en al die dingen waar ik een broertje dood aan heb. Inmiddels begrijp ik dat ze dat oprecht leuk vinden.
En verdomd. Het resultaat mag er wezen. Ik ken inmiddels drie mensen die naar Frankrijk zijn getrokken en huizen kochten waarvan ik dacht: oh god, waar begin je aan, dat wordt niks. Dat is dan weer mijn glas is half vol instelling. Hun glas is namelijk nu vol, ze hebben er prachtige huizen, zelfs kastelen van gemaakt. Het is een zegen om handig te zijn.
Het voordeel voor Frankrijk is dat het platteland zo een beetje toonbaar blijft. Hopeloze projecten vormen opeens een sieraad voor de regio. Hebben mijn vrienden wel eens een bedankje van Fransen of de Franse overheid gehad? Ik heb ze er nooit over gehoord.
En het is niet alleen dat er opeens weer puike huizen in de campagne staan, het betekent ook dat het platteland door de komst van die Nederlanders weer meer bewoonbaar wordt. De Nederlanders helpen de ontvolking wat te remmen en al die pensionado’s en renteniers nemen, zeker voor Franse begrippen, een bom duiten mee. Heeft iemand wel eens uitgerekend wat deze injectie voor de Franse economie betekent? Die Fransen mogen hun handjes dichtknijpen.


Journal
Flodder
Maandag 8 mei, Cadouin
Een van de columnisten die ik het liefste lees is Sander Schimmelpennick in de Volkskrant. Zijn columns vind ik verrassend fris. Als liberale jongen heeft hij vaak een onliberale analyse, die combinatie maakt hem voor mij interessant. Vandaag maakt hij zijn reputatie voor mij weer waar. Met een paar woorden geeft hij voor mij een belangrijk inzicht.
Hij schrijft vandaag: ‘Na weer een week van wanstaltig populisme -onze politieke Ma Flodder reed haar trekker muurvast in de Russische modder- is het ook in Nederland onmogelijk je niet te schamen voor het niveau.’ Potverdorie, Caroline van der Plas te vergelijken met Ma Flodder, dat is scherp gezien, waarom ben ik daar zelf niet opgekomen? Vooral omdat ik al lang zitten te dubben of ik mevrouw van der Plas ergens van ken.
Eerst dacht ik dat Van der Plas misschien de ouder geworden jeugdvriendin van mijn beste vriend was die we op een gemeenschappelijke vakantie op een camping hadden ontmoet. Het leek me vrijwel onmogelijk, maar inmiddels weet ik wat de tijd met een mensenlijf doet. Maar later zag ik jeugdfoto’s van Caroline in zo’n kuise gereformeerde lange jurk en toen wist ik dat ze het niet was. Het jeugdvriendinnetje was een frisse begerenswaardige schoonheid die wel volop had gekozen voor het leven.
Verder zocht ik het in cafés. Ik kom niet vaak in cafés, ik vind het troosteloze hangplekken waar mensen slap tegen elkaar aan lullen. Maar vroeger kwam ik wel eens in een café en ik dacht haar daar van te kennen. Ze leek op de vrouw die daar vaak aan de bar hing. Peuk in de hand, biertje op het viltje voor haar en maar ouwehoeren tegen iedereen die haar een oor leende. Ze was goed gebekt, had over van alles een mening, maar degene die dat oor leende, wist niet hoe snel hij weg moest komen. Aan alles voelde je dat het een vrouw was waar je nooit meer vanaf kwam als je haar iets te veel aandacht gaf.
Maar nu weet ik het dus. Caroline van der Plas zat in mijn geheugen als Ma Flodder, actrice in een van de leukste serie die Nederland heeft voortgebracht. Sigaar in de mond, altijd verontwaardigd, dirigerend, lomp, te grote bek. En dom. Laten we dat niet vergeten. Ondanks een grote bek en boude beweringen: dom. Zoals Ma Flodder maar één belang had, het eigen belang, zo heeft Van der Plas dat ook: de vleesboer.
Ik denk dat Caroline van der Plas daarom zo appelleert aan het volksemfinden. De Nederlandse kiezer ziet in haar zijn eigen onmacht, onwetendheid, verontwaardiging, verongelijktheid, onbehagen tegen mensen die hun best doen het land in goede banen te leiden. Nou weet ik ook wel dat die bestuurders een buitengewoon uitgebluste indruk maken en niet bepaald inspirerend zijn. Ze zijn een voorbeeld dat je niet wilt nastreven, dat is de pest.
Een Ma Flodder gaat er altijd wel in. Die zorgt voor wat opschudding, een grapje hier en daar, wat brutaliteit. En niet onbelangrijk: een Ma Flodder lijkt op ons allemaal, in ieder van ons zit een beetje Ma Flodder en als een zo’n Ma Flodder er dan even uitspringt en probeert het Ma Flodder-schap te ontstijgen, dan willen we die graag een kans geven. Of het land daar nou wel of niet mee is gediend, onze onderbuik is weer even bevredigd, de mensen die denken dat ze alles weten en over ons beslissen zijn toch maar mooi even in hun keurige hemd plus stropdas gezet. En wie weet, wordt alles toch een keer BBBeter.
391

Journal
Over
Zaterdag 6 mei, Cadouin
__
In het bos achter ons huis,
lijkt het, ik zeg, lijkt het,
want het kan niet waar zijn,
of bomen mij daar indringend
aankijken en daar eindeloos
geduldig staan te wachten
en mij zwijgend iets zeggen.
En ik zal het mij wel verbeelden,
alhoewel, het is zo duidelijk,
zo overduidelijk dat ze staan
te wachten en zeggen:
wij wachten, wij wachten wel,
wij hebben alle geduld
van de wereld, echt alle geduld,
tot de mens eindelijk, eindelijk
van de aarde is verdwenen.
Onze tijd komt nog wel,
wij groeien alles over.
390

Journal d’images
Hoogtevrees
Vrijdag 5 mei, Cadouin
Dies heeft vandaag visite. Op bezoek zijn Dorus (3 jaar) en Nout (5 jaar), afgelopen zondag hebben ze bij vrienden met elkaar kennisgemaakt en het klikte meteen. Hun ouders zijn voor ons met hen meegekomen. Zo gauw Dies en de mannen elkaar zien, is het weer zoals afgelopen zondag: onafscheidelijk. Met z’n drieën gaan ze op strooptocht door de tuin.
‘Het fijne is dat ze nooit in zeven sloten tegelijk lopen. Ze zijn zo voorzichtig en ze letten zo goed op elkaar,’ zegt hun vader.
Ik zeg dat hij dan een gezegende vader is, dat ik mijn dochter wel eens uit een vijver heb moeten trekken en dat ik scherven glas uit haar mond heb moeten verwijderen omdat ze een hap uit een glas had genomen.’
Even later klinkt er een hard gehuil van achter het huis. Wij rennen erheen en zien Dorus (3 jaar) angstig tegen onze berg geplakt zitten. Hij durft niet meer voor of achteruit. Hij zit er als een vlieg tegen het raam. Met moeite voert de vader een reddingsactie uit.
‘En dan te bedenken dat hij hoogtevrees heeft,’ zegt zijn moeder.
De Himalaya is verraderlijk, maar onze berg mag er ook zijn. Iedereen die bij ons op bezoek komt, zeker de kinderen, willen als eerste de berg beklimmen. Hij lijkt simpel, het is eerlijk gezegd meer een heuvel dan een berg, maar het is geen sinecure om hem te beklimmen, weet ik uit eigen ervaring. Hij zal zo’n 75, 100 meter hoog zijn en op die afstand liggen zo’n vier terrassen waarop de monniken vroeger hun wijn verbouwden. Dat klinkt allemaal vriendelijk.
Het punt is dat hij vrij steil is en dat er geen pad naar boven gaat. De berg is steil en tussen de terrassen is het helemaal steil. Daar komt bij dat het woord terras eigenlijk te mooi klinkt voor plateaus die zijn begroeid met struiken en bomen. Het is een ruige berg. Fijn dat hij van ons is, maar vermoedelijk zullen we er nooit iets mee doen. Prima dat een berg ruig is.
De vriendschap tussen Dies en de mannen wordt deze middag verdiept. Bij hun opa en oma hebben ze ook een hond, Bobby, maar dat is een kalf van een beest. ‘Daar zijn wij een beetje bang voor,’ zegt Nout. De oorspronkelijk terughoudendheid ten opzichten van Dies hebben ze volledig laten varen. Als Dies uitgeteld bij ons komt liggen, en dan heb je het echt bont gemaakt, het is ons nog nooit gelukt om Dies uit te putten, zitten ze in adoratie naast hem en aaien hem liefdevol. Dies weet weer waarom hij zo gek op kinderen is.
Tegen de avond brengen we ze naar de auto die in het ‘centrum’ van Cadouin staat. De moeder wil nog even shoppen in een van de vier winkels in het centrum. De mannen passen buiten op Dies. Stevig houden ze met z’n tweeën zijn riem vast. ‘Hij mag niet ontsnappen,’ zegt Dorus. ‘Houd maar goed vast,’ zeg ik en ik zie dat ze dat advies zeer serieus nemen.


389

Journal
Zijwaarts
Donderdag 4 mei, Cadouin
Toen ik twee jaar geleden met pensioen ging… Wat alweer twee jaar geleden? Ja, twee jaar. Ongelooflijk. Gebruikte ik diverse keren de woorden ‘moedig zijwaarts’. Ik ging moedig zijwaarts. Ik vond dat die woorden het beste mijn nieuwe tijdperk schetsten. Ze zeiden: er zit nog steeds beweging in dat tijdperk, maar wel zijwaarts, en dat moedig is bemoedigend. Ik ging niet meer voorwaarts aan het front, ik verliet mijn netwerk, de noodzaak, het presteren, de verplichtingen.
Nou, dat zijwaarts is wel gelukt. Hier zit ik nou in Frankrijk. Ik zit niet eens zijwaarts op de flank, ik zit in een soort niemandsland. Twaalfhonderd kilometer van Nederland. Mijn moederland bestaat nog slechts uit woorden, woorden in kranten, in boeken, en wat opgepimpte beelden op televisie.
Ik zit hier alleen aan onze tafel voor het raam. Wyb aan het werk, ik volledig zijwaarts. Ik lees momenteel De kaart en het gebied van Michel Houellebecq, een somber boek waar ik ontzettend van geniet. En ik lees daarnaast Totaal van Marcel van Roosmalen, een bundeling van zijn vroegere reportages. Ik ben er net aan begonnen en lees de reportages die hij maakte door Pim Fortuyn te volgen. Met terugwerkende kracht zijn ze alleen maar mooier en meer waarheid geworden. Je zou kunnen zeggen dat ik zelf zijwaarts ben gegaan in de actualiteit, of misschien zelfs terugwaarts. Sowieso ga je als je ouder wordt steeds meer terugwaarts. Het is fijn om terugwaarts te kunnen.
En dan het woordje moedig in dat moedig voorwaarts. Moedig? Misschien wel overmoedig, hoor ik sommige mensen denken. Helemaal naar Frankrijk, wat heb je daar te zoeken? Stel dat je iets overkomt? Toen we vier jaar geleden naar Hippolyte verhuisden vond ik het wel moedig, moest ik toch wat grenzen over. Nu is Frankrijk zo gewoon geworden dat ik het ook niet meer moedig vind. Tien uur rijden en ik sta weer op de Dam.
Ik voel me moedig als ik foto’s maak die veel mensen niet durven te nemen omdat ze dan de confrontatie met de ander moeten aangaan en kans hebben de knip op de neus te krijgen. Ik vind me ook wel moedig omdat ik de confrontatie met mijzelf aanga. Ik zit momenteel toch in een ego-evaluatiefase. Waar ging het goed, waar ging het mis? Terugwaarts gaan; herlezen, verduidelijkt verhalen.
Verder ben ik niet moedig, eerder lui. Ik vind de dagen zonder afspraken, zonder verplichtingen heerlijk. Ik dein op de tijd, mijmer een eind weg, wacht tot Wyb weer thuis is en ik weer een enigszins een sociaal leven heb. Mijn bubbel is deze dagen één persoon groot: moi. Geen idee waar dat moedig zijwaarts mij nog heenvoert. Zou best kunnen dat ik mijn bestemming heb gevonden. Nog nooit voelde een huis beter dan dit huis. Het stelt weinig voor, is zeer bescheiden, maar het is de jas die past en waarvan je hoopt dat hij niet verslijt en hem op een gegeven moment moet weggooien.
388

Journal
À la campagne
Woensdag 3 mei, Cadouin
Vanaf morgen hebben we geen auto meer. Dat wil zeggen, we hebben wel een auto, maar we mogen er niet meer in rijden. Waarom? Zo zijn nu eenmaal de regels. Wie die heeft bedacht? Dat weet waarschijnlijk niemand meer.
Het volgende is het geval. We proberen onze auto voor de tweede keer naar Frankrijk te importeren. We blijven wat met dat ding op en neer schuiven, net zo als met onszelf. Zo gauw je een auto gaat exporteren, moet je naar de RWD om je nummerborden in te leveren. Daarvoor in de plaats krijg je een wit export nummerbord. Dat nummerbord blijft, inclusief verzekering die je erbij af kunt sluiten, twee weken geldig. Waarom niet drie of vier weken? Vermoedelijk weet niemand dat meer. Als die twee weken voorbij zijn, en twee weken gaan best snel, ben je niet meer verzekerd. Een gek die zich zonder verzekering op de weg waagt. Vanaf morgen zijn we niet meer verzekerd, wat betekent dat we niet meer de weg op kunnen.
Het punt is dat wij in de middle of nowhere wonen. Bij ons in het dorp is alleen een bakker. De rest van de boodschappen moeten we elders doen. Voor een beetje grote plaats moeten we 15 kilometer rijden, voor een iets minder grote 10 km. Nou ja, alle afstanden te veel om te lopen. Een auto is voor ons dus absolute noodzaak.
Zeker omdat Wyb nu werkt. Haar werk is ongeveer 12 kilometer van ons huis vandaan. Een auto is voor ons dus onmisbaar. Vanaf morgen kunnen we dus nergens meer komen.
Gelukkig hebben we in Moliére, een gehucht hier vier kilometer vandaan, een garage waarvan we de eigenaar een beetje kennen. Een jaar geleden zat zijn bedrijf nog aan onze vallei. Uit pure nood zijn we naar hem gegaan. Of hij misschien een leenauto heeft? Heeft hij zo gauw niet, maar na niet lang dubben besluit hij dat we zijn eigen auto wel een paar dagen mogen lenen. Kijk, dat is nou burenhulp, probleem opgelost. Op het platteland heb je elkaar nodig. Hopelijk hebben we binnen een paar dagen alles bureaucratisch opgelost, maar dat weet je natuurlijk nooit.
Om nog een plattelandsprobleempje aan te kaarten: onze medische zorg. In heel Frankrijk is op het platteland een groot tekort aan doktoren, ook bij ons. Alle praktijken zitten meer dan vol. Een Nederlandse dame uit ons dorp lijdt aan beginnende dementie en moet eigenlijk gemonitord worden hoe snel haar dementie gaat. In april kon ze haar eerste afspraak pas in oktober maken.
Vorige maand zochten wij de dichtstbijzijnde huisarts op. Het bleek een buitengewoon aardige dame te zijn. Maar zoals we al verwachtten: geen plaats. Als we medicijnen nodig mochten hebben wil ze wel recepten uitschrijven. Gelukkig blijf ik recht houden op zorg in Nederland. Mocht de nood aan de man komen, reizen we maar snel af naar Nederland.
O ja, nog een dingetje. Gisteren begaf onze inductie kookplaat het. Een doffe plof en hij gaf de geest, waarmee het volgende probleem opdoemde. Zie hier op het platteland maar eens een elektricien te krijgen die tijd (en zin) heeft om het te maken. We zijn opzoek.
Je benijdt ons niet? Toevallig zit ik wel in alle rust in een zonnetje dit blog te schrijven. Als je maar niet afhankelijk bent van bureaucratie en menskracht is het hier á la campagne een genot om te wonen.
387

Journal
Arbeid
Dinsdag 2 mei, Cadouin
Gisteren vierden we in Frankrijk de Dag van de Arbeid. Het is de enige dag in Frankrijk dat werkelijk alles is gesloten, een belangrijke feestdag dus. Een vriendin laat weten dat ze het maar een raar iets vindt, de Dag van de Arbeid. Dan kun je je volgens haar bij koningsdag toch veel meer voorstellen.
Maar ja, wat moet een land zonder koning met koningsdag? En wat onze vriendin ook vergeet is dat de Dag van de Arbeid een internationaal belangrijke feestdag is. Het is de feestdag voor de socialistische en sociaal-democratische arbeidersbeweging. Op deze dag viert men de strijd om betere arbeidsomstandigheden. In het stinkend rijke Nederland is men al lang vergeten hoe het komt dat brede groepen in de samenleving het zo ongelooflijk goed hebben. Dat komt voornamelijk door socialistische idealen, de strijd om goede arbeidsomstandigheden. Als ik moet kiezen tussen koningsdag en de Dag van de Arbeid dan weet ik het wel. Voorwaarts, en niet vergeten.
Al wordt het op rare manieren gevierd, zeker in Frankrijk. Het beeld wordt bepaald door de groep die weer eens lekker gaat rellen, zich maar niet neerlegt bij de pensioenverhoging. Hier niet ver vandaan, in Toulouse, was het ook weer raak, plundering en vechten.
Het overgrote deel van de Franse bevolking zoekt elkaar weer op in familieverband om lekker te eten. Vooral blij dat ze op de feestdag van de arbeid juist niet hoeven te werken.
Voor Wyb en mij was deze dag de opmaat naar arbeid. Vanmorgen ging de wekker om kwart over zeven, toch echt een uur te vroeg voor ons. Maar ons vrijblijvende leventje is voorbij. Wyb wordt om half negen op haar werk verwacht. Vijf maanden lang werkt ze als receptioniste op een grote camping twaalf kilometer van ons huis vandaan. Voor wie een indruk wil krijgen van de camping: https://nl.camping-and-co.com/camping-le-moulin-de-la-pique#checkinDate=03.06.2023&checkoutDate=10.06.2023&nights=7 In het hoogseizoen zijn er zo tegen de duizend mensen, voorwaar geen kattenpis.
Dat klinkt mooi receptioniste, maar de eerste drie weken is de camping nog in verbouw en helpt Wyb mee met schoonmaken, inrichten en allerlei andere dingen die bij het opstarten van een bedrijf komen kijken.
Voor mij zal ook het nodige veranderen. Mij lonkt de eenzaamheid. Ik ga de dagen alleen met Dies doorbrengen. Wyb en ik hadden de afgelopen maanden een heerlijk ontspannen leventje. We deden waar we zin in hadden. Wyb heeft nu een verplichting, ik voel een zelfde soort verplichting, ik wil de dagen vullen met nuttige zaken. Zoals het nog intensiever volgen van mijn Franse cursus en het verder werken aan de fotoboeken waar ik mee bezig ben. En, laten we dat niet vergeten, het streven om elke dag weer een blogje te schrijven. Ook al geen kattenpis.
386

Journal
Lachje
Zondag 30 april, Cadouin
Ik sla eigenlijk geen artikel over astronomie over. Vaak snap ik er maar de helft van, neemt niet weg dat het me altijd weer intrigeert. In de zaterdagkrant van de Volkskrant staat een artikel met de kop De kosmische grens over. Het begin van dit artikel gaat zo. Als ik het begin heb gelezen ontsnapt mij een raar lachje.
‘De aarde is op weg naar nieuw, mogelijk zelfs gevaarlijk terrein in de kosmos, een ruimte die allesbehalve leeg is.
Zelf maken we het niet meer mee, maar lang duurt het – kosmisch gezien – ook weer niet. Over een paar duizend jaar zetten aarde, zon en alle andere planeten in het zonnestelsel een voorzichtige stap over de erfgrens met de buren. We verruilen dan de ‘lokale interstellaire wolk’, zoals astronomen hem noemen, definitief voor de ‘G-wolk’, de structuur één kosmische deur verder.
Die overgang laat zich als het tegenzit op aarde voelen. En als het dan niet raak is, gebeurt het wel vijf tot tien miljoen jaar later wanneer we de volgende kosmische kaap ronden en een veel dichtere moleculaire wolk binnen koersen. ‘De nachtelijke sterrenhemel zal dan dimmen met een factor tien tot honderd’, zegt sterrenkundige Xander Tielens van de Universiteit Leiden. Bovendien krijgt onze atmosfeer een bombardement van een fikse hoeveelheid kosmische straling, in potentie krachtig genoeg om het klimaat te veranderen en mutaties te veroorzaken in dna.’
En dan ontsnapt mij een lachje dat ik niet kan duiden. Het komt er spontaan uit. Opeens zie ik hoe wij met dat hele zonnestelsel van ons eigenlijk een reis maken. Alles wat voor ons van vast waarde is, is eigenlijk één groot projectiel dat door de ruimte reist. En op die reis komen we nog totaal onverwachte veranderingen tegen. De kans is eerder groter dan kleiner dat de mens de nieuwe omstandigheden niet overleeft. En dan lach ik. Waarom?
Onzekerheid? Omdat ik opeens besef hoe klein en kwetsbaar de mens is? Goed, we hebben de magnetron uitgevonden en de auto, het lijkt heel wat, maar het is onmiskenbaar dat al die spulletjes van ons eindigen in het vuur van het heelal.
Is het verrassing? Zo van, goh, ik dacht dat de aarde nog wel een miljard jaar of meer in deze vorm mee zou gaan, maar zelfs dat is dus illusie. Tien, vijftien miljoen jaar is lang, voor een mens, maar in het licht van het grotere geheel zijn het seconden.
Of is mijn lachje malicieus? Ik moet aan koningsdag denken, al die mensen die er van alles aan doen om het imago van Willem-Alexander op te vijzelen. Het macho-gedoe van Trump, Poetin en Xi. Maar zie dat nou eens in het licht van onze interstellaire reis: nietig gefriemel.
Ik laat het lachje maar het lachje zijn.
385

Journal
Hermelijnvlooien
Vrijdaga 28 april, Cadouin
Wat was het een prachtige dag gisteren. Wyb en ik hadden speciaal uit Nederland oranje T-shirts en oranjebitter meegenomen. Al vroeg zaten we voor de televisie, dan heb je toch het idee dat je het hele evenement echt kunt meemaken.
Wyb was erg gecharmeerd van Maxima’s outfit, lekker pittig groen. Amalia had een gedurfd roze pak aan, dat haar uitstekend stond, het tekende haar figuur mooi af. Willem-Alexander baardje was mooi bijgeknipt en je zag dat hij er zin in had.
Wat een enthousiasme in Rotterdam en wat een mooi uitgebalanceerd programma. Het luchtige ging organisch over in het serieuze. Echt, complimentjes voor de programmeurs daar, ze moeten er maanden druk mee zijn geweest.
Het fijne voor zo’n dag is dat Rotterdam zo multicultureel is. Dat leverde afwisselende beelden op waar Wyb en ik van smulden. Wanneer zie je nou zo’n programma op televisie. Aan het begin van de middag schonken wij onszelf een tweede oranjebittertje in.
Willem-Alexander liet op deze dag zien dat hij een verbinder is. Hij heeft een luisterend oor voor iedereen en hij weet zich direct in te leven in degene met wie hij praat. Zoals hij inlevend sprak met de nazaten van de tot slaaf gemaakte, ik vond het indrukwekkend en dat met draaiende camera’s. Hetzelfde geldt voor het gesprek van Maxima met de toeslagouders. Zo empathisch, zo menselijk.
Het hoogtepunt van de dag was onmiskenbaar de man die een Feyenoord shawl aan Maxima gaf omdat Willem-Alexander zich voor Ajax had uitgesproken. De man vroeg of ze de shawl aan haar man wilde geven, maar dat deed ze mooi niet. Ze hield hem een hele tijd om, wat maar weer eens laat zien hoe verbonden ons koninklijk huis is met zijn volk.
En wat een mooie beelden van Rotterdam. Het is een stad waar wij trots op kunnen zijn. Zo’n watertaxi met de koninklijke familie, daar krijg ik kippenvel van. Mooi ook die informele beelden, Amalia die de jurk van Maxima wat mooier schikt. Wat fijn dat wij als Nederlanders in Frankrijk dit van zo nabij kunnen meemaken.
Maxima pinkte bij het afscheid van Rotterdam een traantje weg. Wyb en ik begrepen dat goed. Als je zo’n fijne dag hebt gehad, Nederland zich zo één voelde met elkaar, dan heb je het als koninklijk gezin goed gedaan.
’s Avonds genoten Wyb en ik nog van burgemeester Aboutaleb bij Op1. Wij hebben nog nooit een burgemeester zo zien stralen. Hij had het koninklijk paar en zijn stad een enorme goede dienst bewezen. De trots straalde van hem af, en terecht.
Wyb en ik gingen voldaan slapen, zo’n fijne dag maak je toch zelden mee. We borgen onze T-shirts goed op in de kast. We verheugen ons nu al op volgend jaar.
Ik zou de dag willen beëindigen met de woorden: leve de republiek!
Wat een onzin zo’n koningsdag, wat een infantiliteit. En wat sloofde iedereen zich uit om de populariteitscijfers van Alex op te vijzelen. Die cijfers zijn zogenaamd slechts dagkoersen, volgens de aanhangers, maar wat deed iedereen zijn best. Als je wilt weten hoe hermelijnvlooien eruit zien, dan moet je naar OP1 van gisteren kijken. Ze gingen daar all the way, ongeneerd deden ze een wedstrijdje wie het verst in de kont van het koninklijk huis kon kruipen.
Ik vond het eigenlijk een cynisch gebeuren. De NRC verwoordde dat cynisme het beste: ‘de rijkste familie van Nederland vierde in de armste stad van Nederland de duurste koningsdag ooit.’
384

Journal
Nieuw en oud
Donderdag 27 april, Cadouin
Vandaag twee gedichten. De afgelopen tijd dacht ik dat de poëzie mij definitief links liet liggen. Gelukkig is dat niet het geval. Onlangs kwam ze toch weer een paar keer aan de deur. Poëzie heb je niet in de hand, tenminste, ik niet. Meestal overvalt ze je door een zin of een gedachte in je hoofd te planten. Daarna kan ze je weer maanden negeren.
Ik wou dat ik, net als met bloggen, elke dag een gedicht kon schrijven. Maar dat is volstrekt onmogelijk. Ik zou wel iets kunnen schrijven wat op een gedicht lijkt, maar er is één belangrijk criterium bij het schrijven van een gedicht: ik moet er zelf 100% in geloven. Als ik iets construeer weet ik dat het niet echt is. De lezer ziet misschien niet eens het verschil, maar ik wel. En dat laatste is doorslaggevend.
Het gedicht dat hieronder staat, schreef ik naar aanleiding van ons bezoek aan Nederland. Zomaar ineens zat de eerste strofe in mijn hoofd terwijl ik naast Wyb in de auto zat en naar buiten keek. De rest volgde al tamelijk snel. Maar dan begint het eindeloze schaven, het proberen van woorden, proeven van woorden, hardop lezen, woorden vervangen, volgordes veranderen. Ik wil dan ook niet zeggen dat het gedicht nu echt af is. Ik denk van wel, anders zou ik het niet op Dossiermoddergat zetten. De kans is echter groot dat ik de aankomende tijd toch weer gaan schaven.
__
Sloten snijden land,
de lucht duikt diep het water in.
Resteren plakken land, waarop
wij moeizaam balanceren.
We strooien wat graan en koeien
verliezen scherven en armbanden.
Altijd modder door de wind en
schrale zonnen, uitzicht op wat hoop.
Hier danst alleen het riet, altijd
dezelfde beweging, het eentonig lied.
Een compositie voor waterorgel en
wolken. De schreeuw van een meeuw.
Het tweede gedicht, eveneens titelloos, schreef ik lang geleden. Misschien wel veertig jaar geleden, ik woonde in die tijd in Groningen. Ik schreef in die jaren tientallen oosterse kwatrijnen, een stuk of zestig overleefde mijn voortdurende censuur.
In mijn leven heb ik vele gedichten geschreven, ik heb er alleen nooit iets mee gedaan. Ik was te druk om mijn best te doen ze gepubliceerd te krijgen. Dan had ik voortduren literaire tijdschriften moeten bestoken en daar had ik geen tijd voor, maar ook geen zin in.
Vorig jaar besloot ik al die gedichten eens op een stapel te leggen en de gedichten die ik goed vond te selecteren en er een bundel mee samen te stellen. De titel van de bundel luidt: Het Huis van het Weekdier. Zo’n honderdvijftig gedichten bleven over en het is voor mij een soort verzameld werk. De rest van de gedichten gooide ik weg. Zo nu en dan publiceer ik op Dossiermoddergat een gedicht uit Het Huis van het Weekdier. Het gedicht hieronder is er een van. De bedoeling is dat uiteindelijk de hele bundel online staat.
__
Ik weefde –goudbrokaat!- een wandtapijt,
beelden van het paradijs, geluk gedijt.
Maar och, geluk blijft slechts in donkere dozen.
Het licht verdrijft het beeld, gebruik verslijt.
383

Journal
Onderduikster
Woensdag 26 april, Cadouin
Ik krijg een bericht via Messenger van Joost die ik uit Tilburg ken. Hij organiseerde een festival daar en was jong en veelbelovend. Matthijs was gek op hem, ik ook trouwens, maar had minder met hem te maken.
Hij schrijft: ‘Hoi Gerard, hopelijk is alles goed daar. Een vriendin van me vertelde dat ze als asielzoeker die mogelijk zou worden uitgezet ondergedoken heeft gezeten. In Moddergat. Nu wonen daar niet zo veel mensen dus ik dacht: was jij dat onderduikadres? Dan heb je geweldig werk gedaan. Groet van Joost’
Ik schrijft terug: ‘Ha Joost, wat leuk om iets van je te horen. Ik moet je wel teleurstellen, jammer genoeg was ik het niet, ik heb dus geen geweldig werk gedaan. Ik had het wel willen doen, maar dat telt natuurlijk niet. Het was trouwens moeilijk geweest want wij hadden daar een heel klein huisje. Er was geen kelder en geen zolder. Er was één slaapkamer. We hadden wel een mijmerkamertje, een kamer waar je kruipend in moest en niet rechtop kon staan, daar had ze wel in kunnen verblijven, maar dat was geen pretje geweest. Overigens wonen wij niet meer in Moddergat. We hebben het twee jaar geleden verkocht omdat het er zo druk werd. We wonen nu in Cadouin in Frankrijk in de Dordogne. Mocht je nog een vriendin hebben die moet onderduiken dan bel je maar. Hopelijk alles goed met je. Onlangs nog las ik dat je nog steeds programmeur in Den Haag bent. Hartelijke groet, Gerard.
Als ik het bericht heb verstuurd denk ik: wat zit je nou weer misplaatst stoer te doen. ‘Mocht je nog een vriendin hebben die moet onderduiken dan bel je maar.’ Is dat zo? Stel dat hij belt, nemen wij die vriendin dan op als onderduikster? Een keer heb ik iemand in huis genomen omdat hij van huis was weggelopen en met suïcide dreigde. Dat beviel matig. Hij kreeg het zo naar zijn zin bij ons dat hij niet meer wegging. Met veel gedoe vond ik een kamer voor hem.
En daar komt bij dat ik ontzettend op mijn privacy ben gesteld. Als er iemand komt logeren vind ik dat al lastig. Het zijn kleine dingen die het lastig maken. Zo vind ik het heerlijk om voor mezelf bezig te zijn en niets te hoeven zeggen. Maar bijvoorbeeld poepen met de deur open vind ik ook best belangrijk.
En een andere niet onbelangrijke factor. Moddergat was klein, ons huis in Cadouin is weliswaar groter, maar nou ook weer niet zo groot. Mocht Joost een vriendin sturen dan moet ik gewoon een ander adres voor haar zoeken. Mogelijk dat Marie-Anne en Rokus plaats hebben, zij zijn de trotse bezitters van een kasteel hier vlakbij. Ik zal het hen eens vragen.
382

Journal
Franse slag
Dinsdag 25 april, Cadouin
Gisteren schreef ik dat de natuur in Nederland een kathedraal in verval is. Ik moet toegeven dat dit beeld niet van mij is. Ik hoorde het Jan-Jaap Dirkmaat ooit eens zeggen tijdens een interview op de radio. De vergelijking van de natuur met een kathedraal vond ik een mooie. De natuur is mijn kathedraal om het leven te vieren.
Er schijnen mensen in Nederland rond te lopen die niet geloven dat de natuur daar in verval is. Ze wijzen naar de bomen die er staan, de bramen die er groeien, de varens. Ik kan me voorstellen dat die mensen bestaan, maar dat zijn wel mensen die geen voet buiten Nederland zetten en geen bal verstand van natuur hebben.
Gisteren maakten Wyb en ik onze eerste grote wandeling na ons bezoek aan Nederland. Het was een feest. Zo liepen we door de heerlijkste geurwolken. Naast onze voordeur bloeit de tijm, in de vallei waar we aan wonen staan de weilanden volop in bloei. Ze zorgen in vlagen voor een doordringende kruidige lucht. In de bossen ruiken de seringen en de boshyacinten.
Moet ik toegeven dat soms de lucht van kattenpis ons geurfeest zit te verstieren. Volgens Anneke is het de schuld van de zuidenwindlelie. Als ze nat is verspreidt ze de pislucht van katten. Verder geen kwaad woord over die lelie want ze is van uitzonderlijke pracht. Ik vind haar zelfs iets te mooi, door de witte en roze blaadjes die show-achtig omhoog staan, wordt ze net iets te kitscherig. Al ben ik wel verbaasd dat de natuur zoveel schoonheid kan voortbrengen.
Neem alleen al de planten die langs ons weggetje groeien. Het is jammer dat ik er geen verstand van heb. Het zou goed zijn als Anneke hier als IVN’er aanwezig zou zijn. Dan kon ze Wyb en mij de namen van de bloemen leren. Nu maakt Wyb van sommige bloemen foto’s en stuurt die dan naar Anneke. Even later komt de naam van al dat moois.
Eigenlijk zou elke Nederlander subsidie moeten krijgen om hier in de Dordogne rond te wandelen. Dan zouden ze zich realiseren hoe gezonde bossen eruit zien en wat diversiteit in de natuur betekent. Ik durf te wedden dat er meer steun voor milieumaatregelen kwam. Vermoedelijk zullen de boeren lobby-organisatie dat tegenhouden, want de kritiek op hun vernielende verdienmodel zou zeker toenemen.
Het grote geluk van Frankrijk is dat boeren er hier voor hebben gekozen klein te blijven en niet mee te gaan in de waanzin van groot, groter, grootst. Het schijnt dat het alles te maken heeft met manier waarop de Fransman tegen werk aankijkt, anders dan in Nederland is werk hier niet het belangrijkste in het leven. Hier kennen ze de geneugten van het rustig aan doen, het heerlijk samen eten en het hebben van veel vrije tijd. Ik raak er steeds meer van overtuigd dat de Franse slag, door Nederlanders vaak met enige minachting uitgesproken, de aarde gezond houdt en de mens gelukkiger maakt.
381

Journal
Boerenbridgen
Maandag 24 april, Cadouin
Omdat we zondag niet de hele rit naar Cadouin willen maken, en omdat we zaterdag toch een groot deel van de dag bij Anneke willen blijven, vertrekken we om half vijf uit Kollum. Ons doel: Lille. Als het goed is, zijn we daar binnen vierenhalf uur. We maakten daar eerder gebruik van een hotelletje dat ons wel beviel. Er is nog een ander hotelletje langs de snelweg in Lille, maar daar speelden zich volgens ons sinistere zaken af.
Op onze laatste dag in Nederland scheen eindelijk eens de zon. We konden zowaar buiten lunchen. Al was deze vrolijkheid van korte duur. Ik schreef in mijn aantekeningen:
‘Hoe kan het dat mensen in Nederland blijven wonen? Het is niet gek dat ze zomers massaal op vakantie gaan op zoek gaan naar de zon. Het is een noodzaak om te overleven. Maar dat ze dan teruggaan is toch een wonder. Eigenlijk is het een vorm van zelfpijniging.
Ik snap niet wat een mens die van het leven houdt in Nederland heeft te zoeken. Neem de afgelopen dagen dat wij hier waren. We komen het land in met een file en gaan het land uit met een file. Ondertussen regen, regen, regen, schrale wind en ongelooflijk veel mensen. Waar je ook kijkt: mensen.
Hoe houden ze het uit? Vooral omdat het land zo verschrikkelijk lelijk is. De natuur is een instortende kathedraal, de publieke ruimte is alleen maar ingericht op geld verdienen. Neem de winkelstraten: franchiseketen na franchiseketen, een normale winkel met een menselijk touch bestaat niet meer. Alles is volgens een formule ingericht, karakterloos, niets heeft sjeu.
Ik sprak een paar weken geleden een vriend die een week naar Terschelling ging. De weersverwachting was beroerd, harde wind, regen, en hij vond het heerlijk. ‘Ik hou van het noordelijke weer,’ liet hij mij weten. Dat kan. Maar ik kan mij van een dergelijk verlangen geen voorstelling maken. Ik zit het liefst ’s ochtend in de zon een ontbijtje te nuttigen om daarna op een zonnige dag in de schaduw wat te mijmeren en te lezen. Vechten tegen de wind, regen die je kraag in loopt, ik laat het graag aan anderen over.’
Zaterdagavond van Kollum naar Lille rijden is een feest. We rijden in één streep naar ons hotel. Er zijn zelfs geen files in Antwerpen.
Als we in de lobby van het hotel een glas wijn drinken vraagt een Nederlands stel of we zin hebben om te kaarten? Kaarten? ‘Sorry, ik hou niet van kaarten,’ laat ik hen weten. Maar ik ben weer eens te snel. ‘Houden jullie dan niet van boerenbridgen?’ Boerenbridgen, ja dat is andere koek, dan doen we met de familie heel veel. We speelden het zelfs eens in een lange treinreis in India met Indiase mensen.
Nou ja, boerenbridgen, het is niet ons boerenbridgen, ze hebben totaal andere spelregels, maar die zijn nog veel leuker. Wyb en ik zijn meteen fanatiek. Zo nu en dan worden we gestoord door een totaal dronken hen, zoals we hem/haar noemen. Toen we binnenkwamen hing hen al aan de bar. Met het uur wordt hen meer dronken en komt hen steeds vaker bij onze tafel staan.
‘Ik vind jou te gek,’ laat hen Wyb weten. Maar hen belangrijkste boodschap is toch dat hen Macron diep haat. We maken de fout te zeggen dat wij voor Macron zijn en dat maakt hen nog fanatieker. Met het uitroepen van ‘Macron non, Macron non,’ hoopt hen ons blijkbaar te overtuigen. Op een gegeven moment wordt het de barman, die zo te zien een voormalig sumo worstelaar is, te veel en bevrijd hij ons van hen met zachte hand.
380

Journal d’images
3x Dies en 1x vrouw
Donderdag 20 april, Norg



Journal
RDW
Woensdag 19 april, Norg
Een van de belangrijkste doelen van de Europese Unie schijnt het bevorderen van het vrije verkeer van personen en goederen te zijn. Als het om commerciële aangelegenheden gaat zal dat best het geval zijn. Als het om persoonlijke service gaat, merk ik daar weinig van. Een van de belangrijkste reden dat we nu in Nederland zijn, is dat we onze auto in Frankrijk willen importeren.
Vier jaar geleden deden we dat met het over en weer versturen van papieren, maar dat gemak is verdwenen. Wie een auto uit Nederland naar het buitenland wil importeren moet daarvoor speciaal naar Nederland afreizen. Want een van de eisen in de procedure is dat je de Nederlandse nummerborden persoonlijk moet afgeven bij de RDW. Niks opsturen, langskomen. En voordat je er heen gaat moet je eerst witte nummerborden laten maken bij een bedrijf dat daarvoor is bevoegd. Pas dan kun je naar de RDW.
RWD staat voor Rijksdienst voor het Wegverkeer. Een van de dependances zit in Groningen. Het is gevestigd op een industrieterrein met voor het kantoor een immens parkeerterrein waar twee auto’s op staan. Als we de onze erbij zetten, staan er drie. Er is ook een grote garage bij het kantoor waar nul activiteit is.
Als we het kantoor binnengaan zien we twee dames achter computers zitten. Wij kiezen voor de dame die op haar mobiel met het thuisfront zit te appen. Het duurt even voordat ze ons ziet. Of beter gezegd: wil zien. Aan alles straalt ze uit: hè bah, klanten.
Wij leggen uit waarom we er zijn.
‘Dan moet u wel eerst de nummerborden van uw auto afhalen en aan mij geven.’
Wyb en ik lopen naar buiten en met moeite halen we de nummerborden van de auto. Een nummerbord wippen we zo uit de lijst, het nummerbord voor zit met een kruiskopschroef vast.
We lopen weer naar binnen met de vraag of we even een kruiskopschroevendraaier kunnen lenen.
‘Nee, u wordt verondersteld daar zelf voor te zorgen.’
‘We moeten een kruiskopschroevendraaier gaan kopen,’ zegt Wyb als ik iets later binnenkom.
‘Kunnen we er echt niet even een lenen? U heeft toch ook een garage.’
De receptioniste staat geïrriteerd op zonder iets te zeggen.
‘Wat gaat ze nou doen? Is het gesprek afgelopen of gaat ze nu toch een kruiskopschroevendraaier halen?’ vraag ik fluisterend aan Wyb.
Als ze terugkomt gaat ze zwijgend zitten.
Wyb en ik kijken elkaar vragend aan.
Gelukkig komt even daarna een man in overall haar een kruiskopschroevendraaier brengen. De receptioniste is goed beveiligd waardoor ze moet omlopen om ons het te overhandigen.
Met moeite verwijder ik buiten het nummerbord. Terug schuif ik beide borden naar haar toe.
‘U kunt de nummerborden in die kliko daar in de hoek deponeren.’
Na het uitdraaien van een A4’tje zijn we klaar. Daar komen mensen dus speciaal voor naar Nederland.
Op het parkeerterrein staan Wyb en ik lang te hannesen met de witte nummerborden. We krijgen ze er maar niet op. Achter ons is een grote garage waar niets gebeurt, maar de RDW kent geen service om bij het bevestigen van nummerborden te helpen. Het lukt ons absoluut niet om de nummerborden erop te krijgen. Er moeten toch meer onhandige mensen van de dienstverlening van de RDW gebruikmaken?
Wij hebben geluk, want achter de RDW ligt onze Volvo garage en met een auto zonder nummerborden rijden we ernaar toe. In onze Volvo garage werken toffe gasten. We leggen het probleem uit.
‘De RDW? Praat me niet over de RDW, die gasten hebben echt geen zin om te werken. Ambtenaren, meneer. Heel naar.’
De man loopt mee naar buiten en met wat handige bewegingen en gereedschap zet hij de nummerborden muurvast.
‘Waar gaan jullie heen verhuizen?’
‘Frankrijk.’
‘En gaan jullie daar ook werken?’
‘Ik wel,’ zegt Wyb.
‘En jij?’
‘Ik niet. Ben gepensioneerd.’
‘Hoe oud ben je dan?’
‘Achtenzestig.’
‘En jij?’ vraagt hij aan Wyb.
‘Vierenvijftig.’
‘Het was in de tijd dat metoo nog mocht,’ legt Wyb uit.
‘Ik was haar baas,’ verklaar ik.
‘Veertien jaar verschil, dat heb je goed geregeld,’ zegt hij tegen mij.
‘Daar heb ik dan ook heel wat moeite voor moeten doen, hoor,’ laat ik hem weten, ‘maar dan heb je ook wat.’
‘Nou, dan heb je je blog voor vandaag toch weer,’ zegt Wyb als we in de auto zitten.
En zo is het.
379

Journal
Duisternis
Dinsdag 18 april, Norg
We eten in De Juffren Lunsingh in Westervelde. Voor de duidelijkheid, niet voor de tweede keer, ik heb het opnieuw over vorige week. Wyb stelt voor om erheen te lopen, zo’n vijf kilometer lopen, dan kan ik drinken. Het is namelijk ondenkbaar dat Wyb niet zou drinken. Wyb is er voor het drinken, ik ben er voor het terugrijden. Daar hoeven we geen woorden meer aan vuil te maken, dat hebben we ook nooit gedaan, want het staat al twee decennia zo vast.
‘En dan moeten we na het eten ook nog helemaal teruglopen. Dan hebben we op zo’n avond tien kilometer gelopen, geen denken aan, hoor,’ laat ik weten.
Zo komt het dat we er toch met de auto heen rijden.
Na het aperitief, een cremant de Bourgogne, weet ik dat ik best terug wil lopen. De cremant smaakt zo goed, dat ik weet nog veel meer wijn te willen. Als ik rijd drink ik bij het hoofdgerecht nog een glas wijn en dat is het dan. Ik heb best zin om door te drinken.
‘Wat vind je ervan om de auto toch te laten staan?’ vraag ik aan Wyb.
Dat hoef ik eigenlijk niet te vragen want Wyb is altijd voor wandelen, zeker ’s nachts.
‘Maar dan moeten we morgen die auto weer ophalen?’ Ik begin te twijfelen.
‘Weet je, ik haal morgen de auto wel met Dies bij de ochtendwandeling.’
Ik ben overtuigd.
De wijnen zijn die avond verbluffend goed, evenals het eten.
‘Westervelde bij Norg, is een nederzetting met helemaal niets; een paar boerderijen, een hunebed, wat huizen, een brievenbus, een weide met een paard erin, en een hotel waar ik de naam niet van ga noemen. De doorgaande weg is een klinkerweg die naar Veenhuizen gaat. Iets buiten de bebouwde kom staan lantaarnpalen in het bos. ’s Winters is daar een ijsbaan.
Een paar jaar gelelden kwam ik met enige regelmaat in dat hotel, altijd in de herfst, en na het diner maakte ik dan een wandeling, een uur of tien was het.
In de stad is tien uur ’s avonds niets, Albert Heijn is nog maar net dicht, maar op het platteland is tien uur in het najaar laat en de duisternis navenant. Als een diepe, vanzelfsprekende deken hangt het donker tussen de bomen.’
Ik heb zojuist de hulp ingeroepen van Martin Bril. De alinea hierboven is van zijn hand. Ik las ik in een fraai vormgegeven blad over De Jufferen. Martin Bril, ik werd meteen weemoedig. Wat heb ik van zijn columns genoten. Goed mogelijk dat ik alles van hem heb gelezen. Hij was niet van de televisie te branden. En nu? Vergeten? In ieder geval meer vergeten dan ik voor mogelijk had gehouden.
Wyb en ik lopen na het diner over een donkere weg terug, beschenen door de lantaarnpalen die Martin Bril ook hebben bijgelicht. Vaal licht, veel duisternis. Als ik aan het platteland denk, denk ik aan duisternis, schreef hij al eerder in die column.
Er rijden opmerkelijk meer auto’s op deze landweg langs dan ik had vermoed. De afstand valt reuze mee, we hadden best kunnen lopen. De volgende dag haalt Wyb met Dies de auto op.
378

Journal
Ons wetenschappertje
Maandag 17 april, Norg
Met mijn dochter en kleindochter praat ik over het feit dat kinderen zo weinig in het theater mogen optreden.
‘Ik vind het raar, hoor,’ zegt Malu. ‘Die kinderen vinden het toch hartstikke leuk om op te treden. Waarom mogen ze dat dan niet.’
Ik vertel ze dat het ter bescherming van kinderen is. Dat die bescherming nu misschien wel iets overdreven is, maar dat kinderen vroeger gedwongen werden te werken, dat ze niet naar school mochten maar moesten werken.’
‘Ja, daarom werd het kinderwetje van Van Houten gemaakt,’ zegt Joris, mijn 10-jarige kleinzoon die zich nog niet eerder in het gesprek had gemengd.
‘Hè, het kinderwetje van Van Houten, hoe weet jij dat nou?’
‘Heb ik op school gehad,’ zegt hij.
Ik sta versteld, want ik heb in mijn familie nog nooit iemand over het Kinderwetje van Van Houten horen praten.
Ik kan me voorstellen dat de lezer denkt: ja? en? het kinderwetje van Van Houten? wat zal dat? Maar toevallig ben ik met mijn studie geschiedenis afgestudeerd op kinderarbeid in de 19e eeuw en dan kun je niet om dat kinderwetje heen. Na mijn afstuderen zit dat onderwerp in mijn hoofd maar heeft het nooit praktisch nut gehad. Totdat mijn kleinzoon, 10 jaar, er opeens over begint en zelfs weet wat het nut van het wetje was. Tot mijn grote vreugde laat hij weten dat hij geschiedenis erg interessant vindt. Dat stemt dan toch opeens vrolijk.
Een uur later gaan we met z’n allen naar doorgangskamp Westerbork. Op weg naar het voormalige kamp kun je vanaf de parkeerplaats over het Melkwegpad lopen. Je loopt dan langs de planeten in ons zonnestelsel naar de zon toe. De afstanden tussen de planeten zijn op schaal. Over elke planeet vind je een bord met informatie. Tijdens de wandeling, waaruit blijkt dat Aarde een verrekt eenzame plek is in ons zonnestelsel, laat staan in het heelal, gooit Joris stokken voor Dies die de mooiste dag van zijn leven beleeft. De familie werd dan ook niet voor niets met blij gejank ontvangen.
Elk bord wordt door Joris met gretigheid gelezen. ‘Toch ongelooflijk dat dit allemaal in zeven dagen werd geschapen,’ zegt Arjan, de vader van Joris.
‘De aarde werd helemaal niet in zeven dagen geschapen,’ zegt Joris verontwaardigd. ‘Het begon allemaal met de Big Bang.’ En hij legt het principe van de Big Bang uit.
Opnieuw sta ik versteld. In mijn kleinzoon schuilt niet alleen een toekomstig historicus maar mogelijk ook een toekomstige astronoom. Al hoop in natuurlijk op het eerste: eindelijk een opvolger.
‘Joris, hoe komt het dat je dat allemaal weet?’
‘Ik vind dat gewoon interessant. Op school noemen ze me Ons Wetenschappertje.’
Ik beloof hem een abonnement op Quist Junior te geven, een tijdschrift over het lichaam, de natuur, techniek, geschiedenis, psychologie.
‘Hoeft niet,’ zegt hij. ‘Lees ik toch niet.’
De volgende dag neem ik toch een abonnement op zijn naam.

Kleindochter en kleinzoon hebben de zon bereikt.

De Blogger en kleindochter doen een akoestisch experiment.

De Blogger en kleinzoon bekijken het monument ter nagedachtenis van de 102.000 mensen die in kamp Westerbork hebben gezeten en uiteindelijk zijn gestorven in de diverse concentratiekampen.
Journaal
Rouwpad
Zaterdag 15 maart, Norg
Wyb en ik hebben twee soorten etentjes, troostetentjes en feestetentjes. Dat troosteten vindt in afnemende mate plaats, komt omdat we niet meer werken. Niet werken verhoogt de levensvreugde. Ik realiseer me dat dit indruist tegen de heersende moraal: werken is een wezenlijk onderdeel van je leven, maakt je gelukkiger, zegt men. Maar ook al toen ik werkte, betwijfelde ik dat in hoge mate en sinds mijn pensionering helemaal.
Gisteravond hadden we een feestetentje. Reden: de camper die we ’s middags verkochten. We gingen eten in Westerveld bij De jufferen Lunsingh. Jezus, wat was het heerlijk, lang geleden dat we zo genoten hebben van eten.
‘Wat zou je gaan doen als ik overlijd?’ vroeg ik Wyb tijdens ons feestetentje. Niet dat daar de minste aanleiding toe is, maar je weet nooit. Elke seconde kan het zijn gedaan en ik ben best nieuwsgierig hoe het na mijn dood verder gaat.
‘Zou je in Frankrijk blijven wonen?’ vraag ik om de vraag concreter te maken.
‘Ja, dat zou ik zeker doen. Als het enigszins kan blijf ik daar wonen. Hangt natuurijk van de vraag af of ik daar werk kan vinden.’
‘En wat zou je verder gaan doen?’
‘Ik zou naar Nepal gaan en zoveel mogelijk trekkings over de Himalaya gaan maken.’
Het antwoord van Wyb wijkt niet veel af van mijn verwachting.
‘En dan ga ik daar een boek over schrijven, Het Rouwpad. Ik hoop dat dan net zo goed verkoopt als Het Zoutpad.’
We lachen. Wyb en ik kunnen ons beiden prima vermaken met elkaar. Dat komt omdat we wellevend zijn. Een ouderwets woord, wellevendheid, in onbruik geraakt. Maar een deel van de onaangename sfeer in Nederland komt omdat mensen zijn vergeten wat wellevendheid is, laat staan dat ze ernaar handelen. Wij overwegen er cursussen in te gaan geven.
‘Wat deden we tien jaar geleden eigenlijk?’ vraagt Wyb.
‘Ik heb echt geen idee.’
We proberen te achterhalen wat we deden op 14 april 2013. Opeens bedenk ik dat Dossiermoddergat ons daar uitsluitsel over kan geven. Ik heb sinds 2008 duizenden blogs geschreven, maar ik lees ze nooit terug, echt helemaal nooit.
Ik begin in de site te zoeken. De huidige site blijkt te beginnen op zaterdag 7 maart 2015. De zeven jaar daarvoor schreef ik op een andere site die van internet is gehaald. De teksten heb ik nog, die zitten op mijn laptop. Tijdens dit feestetentje dus onbereikbaar.
Daarom lees ik Wyb zacht het blog voor van dinsdag 14 april 2015, dat de titel Blauw heeft. Wow, wat genieten we van die tekst, ons leven is even helemaal terug. Ik lees nog een blog voor. We nemen ons voor dat veel vaker te doen.
Nou, die vreugde met die camper heeft maar kort geduurd, hoor ik lezers denken. Klopt. Een camper is een te groot bezit voor ons. Het is een te rijk bezit. En wij houden niet van grote bezittingen. De huidige samenleving zweert bij materialisme, hoe meer bezittingen hoe beter, alles moet groter en nieuwer. Wyb en ik willen zo min mogelijk bezittingen, wij houden van klein en oud. Daarmee plaatsen we ons een beetje buiten de maatschappij, dat is misschien wel de reden dat we in Frankrijk zijn gaan wonen.
Daar staat tegenover dat we wel van dure feestetentjes houden.
377

Journal
Patiënten praatgroep
Vrijdag 14 april, Norg
Rond mijn twintigste, het was in de zeventiger jaren van de vorige eeuw, las ik volop de boeken van B. Traven die toen erg populair was. Niemand wist wie Traven was, het was een pseudoniem voor een revolutionair die aan het begin van die eeuw actief was geweest in Duitsland. Nadat hij moest vluchtte, woonde hij overal en nergens. Hij schreef sociale romans en zijn boeken speelden zich vaak af in de jungle van Zuid-Amerika.
Wat ik mij herinner is dat hij regelmatig naar een stad moest om proviand en munitie te halen en dat hij zich daarna weer terugtrok in de jungle. Zo voel ik mij deze twee weken in Nederland ook een beetje. Wij zijn even weg uit de ‘jungle’ van Frankrijk en zijn nu in Nederland om munitie en proviand te halen.
Die munitie bestaat in ons geval uit boeken, de proviand uit ingrediënten uit de Aziatische keuken die in Frankrijk maar mondjesmaat bestaat. Volgende week gaan we terug en dan zijn we verstoken van boekhandels, toko’s en andere rijkdommen van de Nederlandse winkelketens. Als je wilt weten hoe rijk Nederland is, moet je je een paar maanden terugtrekken op het Franse platteland en vervolgens gaan winkelen in een Nederlandse supermarkt. De uitstalling, het assortiment, het is ongekend rijk. In elke supermarkt kun je groente van buiten het seizoen kopen, het aanbod van fruit, het is hier ongekend divers. De Nederlander baadt in weelde, alleen realiseert hij zich dat niet. Weelde wordt al snel gewoon.
En verder zijn we in de grote stad Nederland om van alles en nog wat te regelen. Vandaag hebben we afscheid van onze camper genomen. Zojuist reed ene Jasper met ons voormalig bezit het zandpad af dat voor ons huisje in Norg loopt. Hij een camper rijker, wij baar geld. Volgende week moeten we de import van onze Volvo in Frankrijk regelen. Met dit soort geregel vullen zich de dagen.
Afgelopen week stond de tandartsbehandeling van Wyb centraal. In drie stevige sessies probeert de tandarts (uiterst zeldzaam in Frankrijk) de kaakontsteking en bijbehorende fistel van Wyb te bedwingen. Terwijl Wyb woensdag haar eerste behandeling heeft, heb ik een lunchafspraak met Henk. Henk is een oud-collega uit Enschede, een oud-collega uit Leeuwarden en een oud-collega uit Groningen, wij hebben dus een flink gemeenschappelijk verleden. De afgelopen maand was hij onze digitale gids in Spanje. Henk heeft lang geleden ooit Spaans gestudeerd en is bovendien een fanatiek camperaar. Het gevolg: hij kent Spanje op zijn duimpje en hij loodste ons via Whatsapp langs de mooiste Spaanse dorpen en stadjes. De Spaanse Lonely Planet samengebald in één persoon, hij voedde ons voortdurend met suggesties.
Wat wil het geval, Henk heeft exact dezelfde tand-ellende als Wyb. Kaak-, tandontstekingen en een abces waar de troep zich ophoopt. Tijdens onze lunch komt Wyb terug van haar eerste behandeling en lijk ik verdwaald in een soort patiënten praatgroep. Zo geven ze hoog op over de technologische ontwikkelingen in het tandartsvak. Hun tandartsen kijken tijdens hun behandeling door een microscoop waardoor ze met uiterste precisie hun ontwortelde tanden kunnen uitboren. Hun monden worden gefixeerd met klemmen en kunststof banden. Ik begrijp dat de boren waarmee de tandartsen aan het wroeten zijn tientallen hulpstukken heeft, voor mij was het allemaal erg educatief. Eerlijk gezegd werd ik vooral bevestigd in de overtuiging dat je bij tandartsen uit de buurt moet blijven.
Het goede nieuw: Wyb hoeft geen drie behandelingen, het is gelukt om de ontsteking in twee sessies te bedwingen.
376

Journal
Geurvlaggen
Woensdag 12 april, Norg
Een paar weken geleden kwam ik voor een grote verrassing te staan. Ik liep door het Franse dorpje Trémolat waar we zojuist hadden geluncht. Op een eeuwenoude boerderij zag ik een symbool staan dat ik erg goed kende, maar dat ik absoluut niet associeerde met een Franse boerderij.
Bij de opening van Stadsschouwburg De Harmonie in Leeuwarden in 1994 maakte grafisch ontwerper Gert-Jan Slagter een nieuw logo. Ik was er erg blij met zijn ontwerp omdat het op zo’n essentiële wijze het karakter van theater trof, vond ik. Het had ook zoiets moois monumentaals en klassieks. De primitieve vorm vormde bovendien zo’n mooi contrast met het moderne door Frits van Dongen ontworpen theater. Ons logo van De Harmonie op die boerderij. Hoe is dat mogelijk? Natuurlijk maakte ik meteen onderstaande foto’s.
Tot mijn verdriet hield het logo maar zeven of acht jaar stand. Bij zijn aantreden liet mijn opvolger meteen een nieuwe huisstijl maken. Het mooie logo waarvan ik overtuigd was dat hij decennia meekon omdat het zo sterk en tijdloos was, uitgevoerd in goud, verdween in de prullenbak en daarmee tienduizenden euro’s.
Ik had beter moeten weten. Wat er gebeurde is eigenlijk hetzelfde als de hond die zijn poot omhoog doet tegen een boom. Het heeft volgens mij met geurvlaggen te maken. Een nieuwe directeur wil bij aantreden zijn geurvlag afgeven en de geurvlag van zijn voorganger verdrijven. Een logo, een nieuwe huisstijl, is daarbij een probaat middel. Goed beschouwd is het een primitief ritueel. Ik heb mijzelf er ook schuldig aan gemaakt. Het is alleen jammer dat een echt mooie en authentieke huisstijl daardoor sneuvelt.
Nu ik het er toch over heb. Onderdeel van de huisstijl was een pay-off. Voor wie niet weet wat dat een pay-off is, het is een zin die in het kort zegt waar je als bedrijf of merk in essentie voor staat, naar streeft of mee geassocieerd wil worden. Onze pay-off was een dichtregel van Drs. P. en luidde: Een wereld waar men duizend maal leeft. Het spreekt voor zich dat ook die prachtige zin, die zoveel over het theater zegt, in de prullenbak verdween.
Het laatste plasje had zijn werk gedaan. Op de boom zat een nieuwe geurvlag. Einde ritueel.


Journal
Crossklootzakken
Dinsdag 11 april, Norg
Wyb en ik lopen door de bossen rond Norg. We hebben Dies aan de lijn want we weten dat we door kwetsbaar gebied lopen, de reeën hebben jongen en die kunnen overal verscholen liggen. Niet dat Dies achter wild aangaat, dat interesseert hem geen biet. Hij heeft maar één interesse: stokken. Als wij met stokken gooien, en dat doen we volop, heeft hij de gewoonte om het bos in te duiken, met een halve boog om ons heen te lopen en dan achter een boom weg te duiken te kijken of en wanneer wij gooien. Het zal met zijn border collie bloed hebben te maken. Je ziet het border collies ook doen die een kudde bewaken of drijven. Ze lopen in grote cirkels de boel in de gaten te houden.
Terwijl we daar in de stille bossen vol nieuw leven lopen, hoor ik het. Crossmotoren. Ik vind die eikels op mountainbikes al erg, maar crossmotoren maken me agressief. Met knetterende en jankende motoren crossen ze zelfs over de kleinste paadjes door stiltegebieden heen. Die klootzakken zijn onderdeel van de verhuftering van Nederland. Schijt aan alles. Schijt aan de natuur. Schijt aan mensen die in alle rust van de natuur genieten.
Gelukkig komen ze net niet langs. Ik weet dat ik mezelf dan niet in de hand heb. Ik ga altijd midden op het pad lopen, probeer ze zoveel mogelijk te hinderen. Ik sta niet voor mezelf in, zie mezelf nog wel eens een stok tussen de spaken steken. Het zijn van die jonge etters die stoer rijden te doen. Lekker raggen. Ik vind dat de politie grootschalig op ze moet jagen, want hun gedrag is het bewijs dat ze tot alles in staat zijn, nu een hufter, altijd een hufter. Als ze oud genoeg zijn om auto te rijden, zijn het dit soort ellendelingen die de restanten van hun McDonaldsmaaltijd in de bocht uit het raam flikkeren. Maling aan verkeersregels, maling aan politiek. Biodiversiteit? M’n reet. Stikstof? Flikker op.
Ik heb het idee dat hun zelfvertrouwen door de protesten van die boeren groter is geworden. Onmaatschappelijkheid loont. Wij, het klootjesvolk, kunnen ons alles permitteren: barbecuen op de snelweg, vuurtje stoken, het blijft toch onbestraft. Sterker: de politie barbecuede met ons mee. Hoeveel van die crossklootzakken heeft de politie het afgelopen jaren in de kraag gegrepen? Laten we een wedje maken. Ik zeg geen.
375

Journal
Kalfje
Maandag 10 april, Norg
Pasen is het feest van de wederopstanding. Jezus dood, Jezus in het graf, Jezus leeft weer. Ik weet nog dat ik het verhaal op de basisschool hoorde. Wat een machtig verhaal, zo zou het leven moeten zijn. Dood, even in het graf, en hup, je kunt verder met leven. Helaas, tot nu toe is dat maar bij één persoon gelukt. Dat biedt toch enige hoop, het moet dus mogelijk zijn.
Bij ons deze pasen helemaal geen wederopstanding, het tegendeel zelfs. Wyb maakt met Dies haar ochtendwandeling, zoals elke ochtend. Wyb laat Dies ’s ochtends uit, ik ’s nachts. Prima verdeling. ’s Nachts ligt Wyb al te slapen, ’s ochtends zit ik wakker te worden achter mijn laptop.
Deze paasochtend komt ze ontdaan terug.
‘Wat ik nu toch heb gezien. Zo erg. Op het pad aan de overkant lag een reekalf zonder kop. Gewoon eraf gebeten. Het was zo’n klein kalfje, ik denk een, twee weken oud. Wie doet nou zoiets?’
‘Ik denk dan meteen aan de wolf.’
‘Zou best kunnen. Heb je ook gehoord dat Dies vannacht aansloeg, net zo als de hond van de buren? Misschien is er wel een wolf langs het huis gelopen.’
‘Heb je het kopje van het beest gevonden?’
‘Wel naar gezocht, maar niets kunnen vinden.’
Het duurt even voordat Wyb is bijgekomen van deze lugubere ontdekking.
Uiteindelijk besluiten we de politie te bellen. Zo’n onthoofd kalfje kan daar niet blijven liggen. Wyb belt politie Noord-Nederland. De agent vraagt waar het kalfje ligt. Wyb legt het gedetailleerd uit.
‘Maar waar ligt Norg?’ vraagt de agent. ‘Nog nooit van gehoord.’ Politie Noord-Nederland, maak dat de kat wijs. De agent laat weten het door te geven aan een andere agent. En verdomd, Wyb hoeft weinig uit te leggen, deze agent weet precies welk pad ze bedoelt.
Weer even later belt iemand van Staatsbosbeheer. Hij vindt het een raar verhaal, vooral omdat het kalfje verder geen verwondingen heeft. Hij denkt aan een wolf, maar het zou ook een vos kunnen zijn.
Later op de dag lopen we op het pad en zien we dat het kalfje er niet meer ligt.
Tussen al die telefoongesprekken door roept Wyb dat er een dode boomklever naast het huis ligt. Het is een dag vol dood, niks wederopstanding. De boomklever is een van de mooiste vogeltjes die er bestaat, vind ik. Hij is strak gestroomlijnd, scherp getekend, prachtig van kleur. Vermoedelijk is hij tegen het raam gevlogen. Vol bewondering pak ik hem op, bekijk hem uitgebreid, ongelooflijk dat het zo kan groeien. Ik gooi hem het bos in, laat hem voer zijn voor ander leven.
De boomklever is een mooi beestje, maar ook een enorme etterbal. We hebben in Cadouin een exemplaar dat vermoedelijk geen vrouwtje kan krijgen en hij vliegt de hele dag rond ons huis te roepen. Een indringende, harde, scherpe roep, hij houdt niet op. Soms wens je een buks te hebben.
374

Journal
File
Zondag 9 april, Norg
Afgelopen donderdag zijn we bijna in Nederland als we in een file terechtkomen. Een file voor de Nederlandse grens? Zijn de grenscontroles opnieuw ingevoerd? Hier zijn anders nooit files. Stapvoets rijden we de grens over. Geen idee wat er aan de hand is.
Ons eerste doel is Gorinchem. We hebben er al een lange dag opzitten. Vanmorgen zijn we uit Honfleur vertrokken en omdat we met twee auto’s rijden, ik in de camper, Wyb in de Volvo, kunnen we elkaar niet afwisselen. Omdat er in Lille blokkades zijn van demonstranten die tegen de pensioenplannen van Macron protesteren, rijden we via Brussel. De drukte op de Belgische weten vereist onze totale concentratie.
De file na de grens houdt niet op. Is heel Nederland vastgelopen? Een dag later blijkt dat er die donderdag 1500 kilometer file heeft gestaan. Van de grens naar Gorinchem is het ongeveer 80 kilometer. Het blijkt dat we in een 80 kilometer lange file staan. We sukkelen naar ons doel, een camperplaats in een jachthaven. Optrekken, afremmen, optrekken, afremmen. Welkom in Nederland. Ik denk dat Rutte hier zijn inspiratie opdoet: ‘We houden een pauze, maar we versnellen wel.’
Welkom in Nederland. Er hangt over het land een grauwe, grijze lucht, voortdurend komt er een miezerige regen uit. De temperatuur is 8 graden. Op de radio verhitte discussie over hoe de middenpartijen moeten reageren op de winst van BBB. Als ik langs een enorme akker rij die met onkruidverdelger bruin is gespoten denk ik: het gaat BBBbeter en BBBbeter, maar het is niet BBBbest.
We zijn de afgelopen twee maanden een maand in Frankrijk geweest en een maand in Spanje, misschien dat ik daarom zie dat Nederland toch een raar land is. We rijden hier in files stapvoets, maar dat doen we in de meest dure en snelle auto’s. Het kan niet op in Nederland. In Frankrijk en Spanje stikt het van de afgejakkerde oude auto’s. Hier kan het feest niet op als het om auto’s gaat, Porsches, BMW’s, Audi’s, beheersen de snelweg. Op de radio klinkt nog steeds chagrijn.
Eindelijk bereiken we de jachthaven in Gorinchem en weten we weer waarom we de camper verkopen. Op een klein stukje grond bekleed met grind, staan een stuk of twintig campers pal naast elkaar. Eigenlijk is de verkoop van de camper onze romantische deceptie. Vrij zwerven? Alleen op een mooi rustig plekje staan midden in de natuur? Vergeet het.
De volgende dag, Goede Vrijdag, rijden we naar Norg, waar we twee weken in een huisje verblijven. Opnieuw: druk, druk, druk. Wyb, die met de Volvo voor me rijdt, belt me in de Camper.
‘Zie je die stroom campers en caravans, dat is toch ongelooflijk, wat een ongekende luxe hier.’
‘Dit land loopt over van rijkdom. En maar klagen en kankeren. Zullen we de volgende stop even een broodje eten?’ stel ik voor.
In Norg, verstopt in de bossen, kunnen we ons gelukkig weer afzonderen van de wereld.
373

Journal
Sentimental Journey
Woensdag 5 april, Honfleur
We reizen via het havenstadje Honfleur naar Nederland. Dat lijkt onlogisch, het is nogal om. Er is toch een goede reden, het is een sentimental journey voor Wyb. In haar vroege jeugd heeft ze in Villers sur Mer, in Normandië, drie jaar op een camping gestaan, met haar zus is ze later een paar dagen in Honfleur geweest. Ze wil het weggetje naar het strand weer zien en de spookhuizen die daar stonden te verloederen. Op het strand zochten de Kaastra’s naar fossielen.
Zo’n sentimental journey is natuurlijk een buitengewoon goede reden om via een omweg naar Nederland te rijden. Ik ben voor het koesteren van het verleden. Het probleem is wel dat dat koesteren steeds moeilijker wordt. De lelijkheid krijgt, niet alleen in Nederland, steeds meer ruim baan in Europa, zeker ook in Frankrijk. Ik durf wel te stellen dat Frankrijk in toenemende mate veramerikaniseert, al zeggen ze dat ze daar niets van moeten hebben. Overal zijn shoppingmalls verrezen, voordat je ergens het centrum in gaat, zie je de meest lelijke vreetschuren van franchiseketens. Het eten daar is even smerig als het Amerikaanse eten, de Franse jeugd eet zijn vingers erbij op. Het geld regeert en het geld houdt niet van kwaliteit, snel geld maken, dan is het doel bereikt. En snelheid levert vrijwel altijd lelijkheid op. Steeds meer koester ik de uitspraak van J.C. Bloem: ‘Ik ben tegen verandering, ook al is het een verbetering.’
Voor Wyb is de dag inderdaad een feestdag. We zien de camping waar de Kaastra’s met hun Eiffelland stonden. Inmiddels alleen nog stacaravans te bekennen, de camping is van twee sterren gepromoveerd naar vijf sterren. Dan lopen we het pad af naar het strand. We komen voormalige spookhuizen tegen waar de kleine Wyb met angst en beven langsliep. De spookhuizen, kasten van huizen hebben hun junkstatus inmiddels verloren en behoren weer tot de crème de la crème om te bezitten. We zien één spookhuis, gelukkig is er nog één huis in totaal verval.
We lopen verder naar beneden naar het strand, door een bos dat nog steeds een jungle is. ‘Niets, totaal niets veranderd,’ roept Wyb, dolgelukkig dat ze een onaangetast stukje van haar jeugd terugziet.
En dan is er het strand. Een deel van de hoge rotsen zijn weggeslagen, maar aan de voet zijn ook vandaag de dag mensen op zoek naar fossielen tussen restanten paleoceen en mioceen. Wij sluiten ons bij hen aan. We grasduinen in miljoenen jaren oude rotsen en stenen en vinden hier en daar de versteende resten van schelpen en planten. Het zijn onze trofeeën van vandaag.
Daarna fruit de mer eten en cider, tussen toen en nu zitten vijfenveertig jaar. Ondanks dat alles lelijker wordt, blijven sommige dingen gelukkig toch hetzelfde.

Wyb in de jungle van haar jeugd.

Spookhuis.

Wyb met een schelpfossiel als een klein, rond oog.

De Blogger poseert alsof hij tot de school van de Angry Old Men behoort.

En passant schiet Wyb de foto voor op de hoes van mijn nieuwe album Hondenleven.
Journal
Kiezelsteen
Maandag 3 april, Cadouin
Morgen reizen wij af naar het vaderland. Ik popel om het vaderland zelf weer eens te aanschouwen. Na ons vertrek, ik weet niet of dat er mee te maken heeft, is er veel gebeurd. De kiezer is definitief gek geworden door massaal op een mevrouw te kiezen die door de vleesindustrie in het parlement is geparachuteerd. Reden: de mevrouw is zo lekker gewoon en spreekt mensentaal. Geen compliment voor de zittende politici.
Die verdienen ook geen compliment want kijk wat hun reactie is op het feit dat bij de provinciale verkiezingen de stotterende BBB-partij de grootste is geworden. Alsof heel Nederland op de vlees-mevrouw heeft gestemd. In totale paniek gooien ze alle voornemens ‘voorlopig’ even weg om onderling geen ruzie te krijgen. De provincies mogen het eerst zelf uitzoeken.
De provincies! Praat me niet van provincies, het is de meest onzinnige overheidslaag die er bestaat. Niemand, behalve de mensen die op de lijst staan voor de provinciale verkiezingen, heeft zich ooit voor de provincie geïnteresseerd. Het is een opvanghuis voor mensen die debatteren als hobby hebben en een werkvoorziening voor ambtenaren. Heb je wel eens een vergadering meegemaakt van Provinciale Staten? Nee? Doen. Het is het ideale slaapmiddel. En nu moeten die debatclubjes leidend worden in een van de belangrijkste onderwerpen waar Nederland mee heeft te maken? Het is autorijden met een blinddoek. Het eindresultaat staat vast.
En verdomme, natuurlijk zijn het weer die christendemocraten die de boel in het honderd laten lopen. Het CDA is de kiezelsteen in de schoen van de Nederlandse politiek. Je ziet wat er van komt als het woord van god leidend voor je is: puinhoop. Decennialang wist het CDA precies welke kant god op wilde: de kant van de boeren. Dat het boerenbedrijf uit de hand is gelopen, kunnen we aan één partij wijten: het CDA. Kabinetsperiode na kabinetsperiode leverde het de ministers op landbouw en vaak waren die ministers zelf boer. Het gevolg is dat boeren de meest gepamperde en bevoorrechte beroepsgroep van Nederland is en hun verwendheid leidt nu tot ontwrichting van het land. CDA, bedankt hoor.
In totaal gaat het om zo’n 11.000 boeren die anders zouden moeten gaan boeren of moeten stoppen met boeren. Het is een sanering van niks als je het vergelijkt met de transitie van de bankensector, de grafische sector en de posterijen, en zo kan ik nog wel even doorgaan. Honderdduizenden verloren daarbij hun baan. Ik wil niet zeggen dat dat geruisloos is gegaan, maar het land werd niet ontwricht. Die honderdduizenden wachtten omscholing, ww of bijstandsuitkering. Dat is andere koek dan die boeren die nu het aanbod krijgen om miljonair te worden als ze stoppen. Verwendheid kent geen grenzen.
372

Journal
Zweten
Zondag 2 april, Cadouin
Ik denk dat Wyb en ik ons geestelijk aan het uitzweten zijn, zoiets moet het denk ik wel zijn. In mijn hele werkzame leven heb ik geslapen als een roos. Ik heb best wel voor hoge zeeën gestaan en gedanst op randen van vulkanen, spannende tijden beleefd dus. Als ik ’s avonds in bed ging liggen sliep ik gelukkig meteen. Mijn overleden Oom Jan was, letterlijk, een echte dromer. Hij droomde de ene na de andere droom. Ik was daar altijd jaloers op. Ik sliep meteen en moest hem altijd vertellen dat ik nooit droomde.
Maar die tijd is voorbij. Sinds ik de tijd aan mijzelf heb. Sinds de hoge zeeën zijn gaan kabbelen, de vulkanen gedoofd en ik alleen nog maar op de glooiende heuvels van Frankrijk dans, word ik elke nacht geteisterd door een paar uur slapeloosheid. Ben ik dan aan het malen? Volstrekt niet, ik kan alleen niet slapen. Kan zomaar gebeuren dat ik de Volkskrant uitlees. Het stomme is dat ik aan het eind van de nacht, zo tegen zes, zeven uur, wel weer in slaap val.
En het gekke is: ik droom volop. En ik niet alleen: ook Wyb, die trouwens slaapt als een roos, ligt naast me te dromen. Het is niet zomaar dromen, wij werken ons de takkentering, blijkt de volgende dag als we onze werkervaringen uitwisselen. We organiseren festivals waarbij we eindeloos op zoek zijn naar een artiest die op moet, dat kan zomaar een nacht duren. We maken eindeloze tijdschema’s die maar niet willen kloppen. We vallen van trappen tijdens recepties en ontvangsten, we rennen ons de benen onder het lijf vandaan om dan weer dit en dan weer dat te regelen.
Waarom? Ons leven is nog nooit zo ontspannen geweest. Onze agenda’s zijn maagdelijk. Verplichtingen? Bestaan niet meer. We hoeven niets meer te organiseren. We hebben opvolgers die zich nu maar het schompes moeten werken. Onze dagen vullen we met dingen die we heerlijk vinden. Waarom dwingt de droom ons dan ’s nachts zo hard te werken? Compensatie? Of zweten we nu geestelijk al onze inspanningen van ons werkzame leven eruit?
Of heeft het met de plek te maken waar we wonen? Ooit was ik met vrienden op een klein Grieks eiland. We hadden een huisje bij een oud Grieks klooster. Het stomme was, wij die nooit droomden, droomden de mooiste dromen.
Op een ochtend kwam de eigenaar van het huisje langs. Hij vroeg of wij ook veel droomden. ‘Ja, inderdaad, maar waarom vraagt u dat?’ ‘Dit is heilige grond,’ wist hij te vertellen, ‘Iedereen droomt hier de mooiste dromen.’
Wyb en ik wonen inderdaad dichtbij een klooster. Kan goed zijn dat deze grond ook op een bepaalde manier gezegend is, misschien moesten de monniken hier keihard werken. Een deel van onze grond bestaat uit terrassen waar de monniken in oude tijden hun wijn op verbouwden. Ik neem aan dat die monniken ook wel eens rust wilden, Wyb en ik wachten erop. Dat harde werken ’s nachts mag nu wel eens ophouden.
372

371

Journal d’images
Los Barruecos
Zaterdag 1 april, Cadouin
Onderstaande foto’s nam ik in Natural Monument Los Barruecos, vlakbij Cáceres. Het is een onwezenlijk landschap met grote, geslepen rotspartijen. Bij het park ligt ook een museum waar het werk van de Duitse kunstenaar Wolf Vostell centraal staat. De foto met de auto die zich in een beton blok heeft geboord is een werk van hem.
Wyb en ik bezochten Los Barruecos op een zondagochtend. Eerst wilden we naar het museum maar toen kozen we er toch voor om te beginnen met een wandelen. Na de wandeling, zo rond half twee, gingen we op een terras zitten om wat te eten en te drinken. Daarna hadden we zin om naar het museum te gaan. Helaas. Bij het afhalen van de tickets hoorde ik dat het museum om zondagmiddag om twee uur sloot. Zondagmiddag om twee uur. Dat verzint toch niemand. Ik kon nog even een blik in een van de zalen werpen. Reden genoeg om snel weer naar Los Barruecos af te reizen.





Journal
Camper
Vrijdag 31 maart, Cadouin
Volgende week gaan we voor twee weken naar Nederland. Het zal onze laatste tocht met de camper zijn, we hebben hem namelijk verkocht. De liefde tussen ons en de camper heeft niet lang geduurd, we hebben hem nu drie jaar. Gelukkig konden we hem tegen de aanschafwaarde weer verkopen.
Er zijn verschillende redenen waarom die liefde zo kort duurde. De belangrijkste reden heeft met ons karakter te maken, kwamen wij gaandeweg achter. Zoals de lezer van Dossiermoddergat wel weet, hebben wij enigszins een ongedurig karakter. Onrust is ons niet vreemd. Die ongedurigheid werd, zo bleek, iets te veel gestimuleerd door een camper. Zo’n ding is erg mobiel en wij hebben de neiging van die mobiliteit volop gebruik te maken. Onze onrust werd door het ding nogal versterkt. Ergens even staan, en dan gingen we weer.
De aankomende jaren willen we juist rust creëren in ons bestaan. Gelukkig hebben we Cadouin waar rust bovenmatig aanwezig is. Op vakanties, die veel langer zullen duren dan vroeger, willen we die rust creëren door het huren van huizen en appartementen voor langere tijd. Als het aan mij ligt gaan we een maand in Valencia of Mumbai wonen. Twee weken in Sauve en twee weken in Arles is ook niet te versmaden. We willen een basis hebben en van daaruit het land verder ontdekken.
Maar er is meer. Wat ons erg is gaan tegenstaan is het enorme leger camperaars dat door Europa zwerft, zelfs in de winter. Het is ongelooflijk welke luxe de Nederlander zich kan permitteren. Sommige campers hebben zelfs meer ruimte dan wij in ons huis in Cadouin. En daarachter bungelt dan nog een aanhangwagen voor de aardappelen en de uien. Of een aanhangwagen met een auto erop, een motor en/of een quad.
Het leger is zo groot dat er nauwelijks ruimte is op de plekken waar het leger bij elkaar hokt. Het gevolg is een soort witte getto’s. Camperaars beleven er veel lol in door in elkaars aura te gaan staan. Doe je ’s ochtend je deur open, kun je er bijna niet uit omdat er zo’n witte wand voorstaat. De plekken van dat samenhokken zijn meestal van een diepe treurigheid. Dan sta je daar samen op grote asfaltvlaktes. Het stond ons erg tegen als klassieke kampeerders die gewend zijn om in een tentje op de mooiste staatsbosbeheercampings te staan. Het oorspronkelijke romantische idee dat we bij een camper hadden werd slechts een paar keer werkelijkheid.
En natuurlijk is er ook een financiële reden. We rekenden uit dat we alleen al met de vaste lasten die zo’n camper jaarlijks kost ook een maand in Mumbai kunnen wonen.
Daar komt bij dat het idee van een camper in ons hoofd kwam toen we Cadouin nog niet hadden. Nu we die luxe ook nog hebben, zullen we in de zomer niet veel gaan reizen, zoals we van plan waren. Waarom zouden we nog? De reizen die we nu gaan ondernemen vinden rond de winter plaats. En om nou in de winter in een kleine camper door Portugal of Turkije te rijden is toch wel lastig als je de buitenruimte door slecht weer er niet bij hebt. Niet voor niets kopen de meeste mensen zo’n bakbeest.
Het afscheid zal met enige weemoed plaatsvinden. Door onze reis in Spanje begonnen we best weer te twijfelen. Zelden zo genoten van het ding. Bovendien is een romantisch idee van ons niet uitgekomen, en dat doet toch altijd pijn.

De blogger at work.
Journal d’images
Huisje
Donderdag 30 maart, Cadouin
Het raam in onze woonkamer is niet groot. Volgens de maatstaven van een Nederlandse doorzonwoning zelfs erg klein. Oorzaak: Franse duurzaamheid uit de tijd dat dubbele en driedubbele ramen nog niet bestonden. In de winter is het koud en een raam was in voorbije tijden al snel een warmtelek in een huis. De zomers zijn daarentegen erg warm en om een huis koel te houden was het juist goed om de ramen klein te houden. Dat alles werkt, want in de zomer is ons huis redelijk koel en in de winter verliezen we inderdaad weinig warmte. Leve de dikke, Franse muur. Maar dit terzijde.
Als ik voor het raam in de woonkamer sta zie ik onderstaand huisje op de foto aan de overkant van onze vallei. Sinds we ons Franse huis hebben, nu iets langer dan een jaar, heb ik het voornemen om het huisje te fotograferen. Vandaag steek ik de vallei eindelijk over en neem ik onderstaande foto. Ik neem mij voor om het huisje nog een keer in de zomer te fotograferen als het bijna verdwijnt in een enorme hoeveelheid vegetatie.
Ik weet niet of ik de ruimte die ik overstak wel een vallei kan noemen. Zojuist had ik het weer, ik schrijf het woord vallei op en vraag me af of het klopt. Daarom heb ik het opgezocht en ik denk dat ik van vallei mag spreken. Mijn digitale woordenboek zegt over een vallei: laag gebied tussen bergen of heuvels. Onze vallei is inderdaad niet diep, maar het is zeker een laag gebied tussen heuvels. Om naar de overkant te komen, moet ik door een groot weiland heen.
Zou er nog iemand zijn die weet waar het huisje voor heeft gediend? Het lijkt me geen woonhuisje geweest, daarvoor is het te klein. Was het een schuilhut? Maar zo dicht bij een dorp? Even doorlopen en je zat in een warm café. Er is veel aandacht aan het huisje besteed, dat zie je. Het is niet zomaar een schuurtje dat is neergezet. Bovendien ligt het voor een schuurtje ver weg van een ander huis.

Journal
Bieslog
Woensdag 29 maart, Cadouin
Het overlijden van Wim de Bie houdt me nog steeds bezig. Door alle televisie fragmenten en YouTube filmpjes die ik de afgelopen dagen zag, verlang ik naar meer. Een tijd lang volgde ik het blog dat Wim maakte nadat Van Kooten en de Bie stopten. Het blog heet Bieslog. Op een gegeven moment vergat ik het gewoon te volgen en opeens was het zelfs van internet verdwenen. Gelukkig heeft de VPRO het een tijdje geleden weer online gezet, het hele archief. Het is een bron van vreugde.
Een van de eerste dingen die ik tegenkom is een gedicht van Billy Collins, een Amerikaanse dichter. Kees van Kooten heeft diverse gedichten van hem vertaald in de bundel Zo wordt u gelukkig. Wim de Bie zet op maandag 12 mei 2008 het gedicht Some Final Words van Collins op zijn blog, het is een van de laatste keren dat hij een blog publiceert. Het gedicht gaat zo.
Some final words
I cannot leave you without saying this:
the past is nothing,
a nonmemory, a phantom,
a soundproof closet in which Johann Strauss
is composing another waltz no one can hear.
It is a fabrication, best forgotten,
a wellspring of sorrow
that waters a field of bitter vegetation.
Leave it behind.
Take your head out of your hands
and arise from the couch of melancholy
where the window-light falls against your face
and the sun rides across the autumn sky,
steely behind the bare trees,
glorious as the high strains of violins.
But forget Strauss.
And forget his younger brother,
the poor bastard who was killed in a fall
from a podium while conducting a symphony.
Forget the past,
forget the stunned audience on its feet,
the absurdity of their formal clothes
in the face of sudden death,
forget their collective gasp,
the murmur and huddle over the body,
the creaking of the lowered curtain.
Forget Strauss
with that encore look in his eye
and his tiresome industry:
more than five hundred finished compositions!
He even wrote a polka for his mother.
That alone is enough to make me flee the past,
evacuate its temples,
and walk alone under the stars
down these dark paths strewn with acorns,
feeling nothing but the crisp October air,
the swing of my arms
and the rhythms of my stepping–
a man of the present who has forgotten
every composer, every great battle,
just me,
a thin reed blowing in the night.
Billy Collins
uit
The Art of Drowning, 1995
Ik heb nog nooit iets in mijn leven vertaald, maar opeens kreeg ik zin het te vertalen. Hieronder staat mijn vertaling afgedrukt. Ze is zeker niet af, daarvoor had ik te weinig tijd. Ik laat het even liggen om er morgen verder mee te gaan. Mocht iemand zin hebben om me een
beetje te helpen, suggesties zijn zeer welkom. Ik ben te bereiken via gerardtonen@gmail.com.
Wat laatste woorden
Ik kan je niet verlaten zonder het te zeggen:
het verleden is niets,
een hersenschim, een fantoom,
een geluidsdichte kast waarin Johann Strauss
opnieuw een wals componeert die niemand kan horen.
Het is een constructie, het best om het te vergeten
een bron van verdriet
die een veld met bittere vegetatie bewatert.
Laat het achter je.
Haal je hoofd uit je handen,
sta op van de canapé van melancholie
waar het licht door het raam op je gezicht schijnt
en de zon langs de herfsthemel koerst
hard als staal achter kale bomen,
glorieus als hoge tonen uit violen.
Maar vergeet Strauss.
En vergeet zijn jongere broer,
de arme klootzak die stierf door een val
van het podium waarop hij een symfonie dirigeert.
Vergeet het verleden,
het verbijsterde publiek dat meteen ging staan,
de absurditeit van hun gala kleding,
in het aangezicht van plotselinge dood,
vergeet hun collectieve snik,
het murmelen en samentrekken van het lichaam,
het ruizen van het doek dat valt.
Vergeet Strauss
met die encore-blik op zijn gezicht
en zijn vermoeide industrie:
meer dan vijfhonderd voltooide composities!
Hij schreef zelfs een polka voor zijn moeder.
Dat al is genoeg om het verleden te ontvluchten,
evacueer de tempels,
loop alleen onder de sterren
op deze donkere paden bezaaid met eikels,
voel de frisse oktoberlucht,
het zwaaien van mijn armen
en het ritme van mijn voetstappen…
een man van het nu, die elke componist,
elke grote veldslag is vergeten,
alleen ik,
een dun riet fluitend in de nacht.
370

Journal
Zegeningen
Dinsdag 28 maart, Cadouin
Een vriend vraagt: ‘En hoe is het om in zo’n onrustig land te wonen?’ Ik antwoord: ‘Geen idee. Hier in Cadouin is het zoals altijd buitengewoon rustig. In de Chemin de la Condamine, het weggetje waar wij aan wonen al helemaal. Per dag komen er twee auto’s langs, illegaal, want je mag als niet-bewoner helemaal niet op het weggetje rijden, een fietser en zes wandelaars. Eenzaamheid is ons welverdiende deel. Voor ons is er geen onrustige buitenwereld.’
Overigens reden wij vorige week van het Spaanse San Sebastian naar Cadouin. We hadden ons goed voorbereid, in Spanje de tank van de camper vol gegooid. Het was die dag een onrustige dag in Frankrijk, volgens de media. Wij reden 250 kilometer door Frankrijk en merkten helemaal niets. Zo gaat dat altijd met opstand en oorlog. Toen Jasper Grootveld met zijn provo’s rond ’t Lieverdje danste, zat 99,9% van de Nederlanders thuis naar Wie van de Drie te kijken.
Eén keer heb ik midden in een oorlog gezeten. De gevechten tussen de Singalese strijdkrachten en de Tamils waren op hun hoogtepunt. Lies en ik waren in Sri Lanka voor de adoptie van Anne en zaten in Colombo. Het thuisfront hield het niet meer uit van de spanning, ze vreesden voor ons leven. Wij zelf hebben van die oorlog helemaal niets gemerkt.
Een andere vriend vraagt later via WhatsApp: ‘Snap jij de protesten? Is het folklore of…?’
Ik probeerde in korte statements het fenomeen te duiden. Of het klopt? Ik ben maar een buitenstaander die kranten leest. A. Demonstraties die op het einde uit de hand lopen is hier een gewoonte. B. De Fransman heeft een enorme pest aan werken, en dat zit heel diep. Ik denk dat het leven in Frankrijk te mooi is. De familie is hier van groot belang. Samen uitgebreid eten en drinken wordt hier vele malen hoger aangeslagen dan werken. Bovendien: waarom zou je werken? Veel huizen zijn afbetaald, er is volop zon en warmte, het eten is verrukkelijk, waarom zou je dan de deur uitgaan? Ik begrijp dat wel. C. Frankrijk heeft 67,75 miljoen inwoners, 2,5 miljoen daarvan gaan daadwerkelijk de straat op. Dat wil zeggen dat 65,25 miljoen mensen gewoon naar Wie van de Drie zit te kijken. Een meerderheid geeft weliswaar aan achter de protesten te staan, maar een enquêteformulier is snel ingevuld. Trouwens, leuk weetje. In Nederland is 16% van de mensen lid van een vakbond, hier in Frankrijk 8%. Maar die 8% maakt net iets meer herrie dan die keurige Nederlandse 16%. D. De Fransen zijn niet gewend dat een politicus zich niet laat intimideren. Dus het is gewoon ff schrikken voor de Fransen, moeten ze even doorheen. E. Ideologie bestaat hier nog. Hier lopen nog Trotskisten en anarchisten rond, kom daar eens om in Nederland.
Waarop mijn vriend antwoordt: ‘Mmm.Trotskisten en anarchisten. Dan moet je idd wel veel vrije tijd hebben. Zijn tijdrovende hobbies al dat demonstreren en winkelpuien trashen. Wij doen dat hier toch efficiënter. Zo hebben we in Nederland de BBB. Daar ga je op stemmen, wat ook tamelijk ontwrichtend werkt, en daarna ga je weer met een zak chips naar Wie is de Mol kijken.’
Ik app hem terug: ‘Tel je zegeningen.’
369

Journal
Mogarraz
Maandag 27 maart, Cadouin
In de tijd dat Matthijs nog leefde hadden Wyb en ik altijd een reisadviseur die virtueel met ons meereisde. Hij stippelde reizen voor ons uit en voordat we in een stad arriveerden had hij al uitgezocht wat de moeite waard was om te bezoeken. Eerlijk gezegd volgden we zijn adviezen meer niet dat wel op. Want evenals Matthijs vindt Wyb het heerlijk om al voor een reis uitgebreid te bestuderen waar we heen gaan en wat de moeite waard is om te bezoeken. Matthijs maakte het niet uit, hij had de lol van het virtueel meereizen.
Op onze reis door Spanje hadden we opnieuw een virtuele reisadviseur. Henk Kuiper heeft Spaans gestudeerd, maakte met Ditta diverse reizen door Spanje met zijn camper en is bovenal iemand die alles wil weten en dat vervolgens nooit meer vergeet. Ik zelf ben een luie reiziger, mijn taak bestaat er vooral uit Wyb te volgen. Maar zelfs Wyb was onder de indruk van de tips die Henk gaf.
Henk vond het prachtig dat wij niet via de costa’s reisden, maar kozen voor het oostelijk deel van Spanje, een streek die Wyb en ik volstrekt niet kenden. Al snel hadden we door dat de adviezen van Henk erg de moeite waard waren, door hem kwamen we in plaatsjes en streken die we zonder hem niet hadden ontdekt.
Een van de meest fascinerende dorpjes waar wij door Henk kwamen was Mogarraz. Het kleine dorp deed me erg denken aan Saint-Laurent-le-Minier in de Cevennen. Ook daar zagen we, maar veel primitiever, wat we in Mogarraz zagen. Laat ik Henk zelf aan het woord laten om het dorp te beschrijven. Hij schreef in een reisblog ooit:
‘Florencio Maillo is nog maar vijf als hij iets unieks meemaakt. Het is op een frisse dag in de herfst van 1967 als alle volwassenen in Mogarraz, een bergdorp in de Sierra de Francia, worden gefotografeerd. Order van dictator Franco die eist dat iedere Spanjaard een identiteitsbewijs krijgt. Ongetwijfeld om zijn meedogenloze sociale onderdrukking en controle van het Spaanse volk kracht bij te zetten. Vandaar dat iedereen op de pasfoto moet.
Vijftig jaar later keert Florencio terug naar zijn geboortedorp. Om alle 388 pasfoto’s na te schilderen. Op ijzeren platen, met eeuwenoude verfstoffen en een laagje bijenwas ter bescherming. De portretten worden opgehangen aan de gevel waar de geportretteerde woonde.
Wanneer ik door Mogarraz wandel is het er vrijwel uitgestorven. Maar ik voel me voortdurend bespied. Bekeken door de portretten aan de muur. Gereserveerd, behoedzaam en soms met een zeker wantrouwen. Stille getuigen uit vervlogen tijden.’
Een dorp als museum. Op vrijwel elk huis hangen portretten, een kunstproject naar mijn hart. Uit een van de eerste huizen die we zien, komt een oude vrouw de deur uit om boodschappen te doen. Ze ziet dat ik een foto maak van haar huis. Dan wijst ze naar boven, naar een portret van een jongen vrouw. Ze maakt ons duidelijk dat zij het is die is geportretteerd en nog steeds in hetzelfde huis woont. Voor me zie ik de verstrijkende tijd in beeld.
PS Vandaag overleed Wim de Bie. Benne schrijft me: ‘Eerste hebben we afscheid moeten nemen van onze ouders, nu moeten we afscheid nemen van onze helden.’ Het laat me niet onberoerd, wat heb ik van die man genoten.





Het verstrijken van de tijd.
Journal
Yvonne Jaspers
Zondag 26 maart, Cadouin
Waar is Yvonne Jaspers?
Het is een vraag die ik me de laatste jaren regelmatig stelde. Ze was nog nooit te zien op het Malieveld, wat toch vreemd is. Stel dat ze er wel had gestaan? De boeren waren in katzwijm gevallen. Het had de manifestatie de glans gegeven die nu ontbrak. Wat zou het fantastisch zijn als Yvonne Jaspers op het podium had gestaan in plaats van die Baudet of Wilders. Maar ze stond er niet.
Waarom hebben we Yvonne niet gezien in de campagne voor BBB? Ik weet zeker dat mevrouw van der Plas haar heeft gebeld met de vraag of ze op de lijst zou willen komen. Ik vermoed dat ze Yvonne zelfs de lijsttrekkerspositie heeft aangeboden, daar is Caroline slim genoeg voor als voormalig vlees lobbyiste. Stel dat Yvonne wel op die lijst had gestaan, desnoods als lijstduwer. Ik weet zeker dat het resultaat van BBB nog veel beter was geweest. Het CDA zou zijn vernietigd, de VVD gehalveerd. Maar ze stond niet op die lijst.
Ik denk wel dat ik nu weet waarom ze onzichtbaar is. Veel mensen weten het niet, maar Yvonne Jaspers is de schnabbelkoningin van Hilversum. Yvonne werkt met hart en ziel voor de boeren, zeker als er iets te verdienen valt. Zo heeft ze een warme verdienrelatie met veevoedermultinational ForFarmers. De huidige directeur is Theo Spierings, ik weet niet of Yvonne hem al goed kent, want hij zit er pas sinds dit jaar. De voormalige directeur was Yoram Knoop.
Mijn theorie is dat Yvonne Yoram belde toen de eerste boerenprotesten begonnen.
‘Ha Yoram, met Yvonne, die boeren zijn goed bezig zeg. Kan ik iets voor jullie betekenen in die protesten? Weet dat ik altijd tot jullie beschikking sta.’
‘Ha Yvonne, natuurlijk weten we dat. We hebben zelfs als allereerste aan jou gedacht. Maar eigenlijk hebben we met de directeuren van de andere agrarische bedrijven afgesproken dat jij vooral niets moet doen, dat je weg moet blijven van de protesten. Jij moet blijven doen wat je altijd hebt gedaan: programma’s maken waarin het net lijkt alsof boeren nog steeds een romantische bezigheid is. Dat werkt perfect voor de branche, daarin ben je onbetaalbaar, dat weet je.’
‘En zou ik ook geen rol kunnen spelen in die nieuwe politieke partij die jullie hebben opgericht?’
‘Je bedoelt de BBB? Nee hoor, daar hebben we al een andere sympathieke dame voor gevonden, ene Caroline, werkt volgens mij uitstekend. Ze heeft diezelfde sympathieke uitstraling als jij, maar dan anders. Nee, gewoon blijven doen wat je altijd doet, Yvonne, dat werkt zo goed. Maar weet je, laten we afspreken dat ik je een keer in de maand bel voor een update. Hou ik je in ieder geval op de hoogte.”
En zo kan ik dus de vraag beantwoorden waar Yvonne Jaspers is. Ze zit gewoon thuis en soms loopt ze met een paar vrouwen over een boerenerf op zoek naar een boer. En een keer in de maand belt Theo Spierings tegenwoordig, hij heeft het standpunt van Yoram Knoop van harte overgenomen.
368

Journal
Afkicken
Zaterdag 25 maart, Cadouin
Ik doe iets fout, ben ik zojuist achtergekomen. Dat heeft met mijn hobby te maken. Als iemand vraagt wat mijn hobby’s zijn, dan zeg ik: wandelen, lezen, eten, schrijven, fotografie. Maar de hobby waar ik de meeste tijd in steek vergeet ik altijd. Dat komt omdat ik het nauwelijks als hobby zie, het hoort zo bij mijn leven, ik beschouw het meer als levensnoodzaak, wat echt onzin is. Mijn allerbelangrijkste hobby is het lezen van kranten als ik er goed over nadenk. Of misschien, iets uitgebreider geformuleerd, het volgen van het nieuws.
Nee, ik hou het bij het lezen van kranten. Als ik moest kiezen tussen het lezen van kranten of het kijken naar televisie, dan hoef ik niet na te denken. Ik kies meteen voor het lezen van kranten. Een krant is namelijk meer dan nieuws. Ik volg de columnisten, ik lees veel recensies en de achtergrondartikelen, op televisie moet je dat allemaal ontberen. Daar komt bij dat ik liever lees dan kijk. Als ik lees daalt de inhoud veel beter bij me in, merk ik.
Ik begon dit blog met de woorden: Ik doe iets fout. Ik denk dat het om twee fouten gaat. De eerste fout is dat mijn hobby een beetje uit de hand is gelopen. Ik besteed veel te veel tijd aan het lezen van kranten. Wij zijn geabonneerd op drie kranten: de Volkskrant, NRC en het Nieuwsblad van het Noorden. De eerste twee kranten lees ik intensief. Dat Nv/hN hangt er maar wat bij. Ik sla weliswaar veel over, maar ook heel veel niet, en dat gaat echt ten koste van dingen die ik eigenlijk belangrijker vind, zoals met mijn fotografie, een boek af maken of frans leren.
Wyb en ik leven in een fantastische bubbel. Hele dagen liggen maagdelijk voor ons, wij kunnen doen wat we willen, het is een ongekende luxe voor mensen die vaak vijf of zes afspraken per dag hadden.
Ik had altijd een hekel aan van die gepensioneerden die zeiden dat ze het na hun pensionering zo druk hadden. Ze renden van bestuur naar bestuur, van adviesfunctie naar adviesfunctie. Om dat te voorkomen besloot ik na mijn pensionering helemaal niets te doen. Ik nam de tijd die ik mijn schoot kreeg geworpen helemaal voor mijzelf.
Maar wat moet ik nu concluderen: ik heb het nog nooit zo druk gehad. Mijn dagen zijn volledig gevuld en veel blijft liggen. Ik ben dus zelf zo’n brallerige boomer geworden die na zijn pensionering zegt dat hij het zo druk, druk, druk heeft. Goed beschouwd komt dat door een groot deel door die verrekte kranten die ik niet kan laten liggen. Ik neem mij voor om af te kicken van die kranten. Dan maar geen Martin Somer, Peter de Waard en Youp van ’t Hek. Marcel van Roosmalen blijf ik wel altijd lezen.
De tweede fout heeft met terugkijken te maken. Ik heb nu echt zo’n leeftijd om terug te kijken. En mijn conclusie is dat ik in dit leven een foute beroepskeuze heb gemaakt. Het is jammer dat ik in het theater terecht ben gekomen. Ik had gewoon journalist moet worden.
368

367

Het huis van het weekdier
Stof
Onherbergzaam? Zie het massief van Zwitserland.
Op het hoogste punt is trots een vlag geplant.
Maar weet dat wind en water bergen breken:
rotsblokken, stenen, grind, ten slotte zand…
Journal
Lentekriebels
Vrijdag 24 maart, Cadouin
Ik ben gek op lentekriebels. Mooi woord, lentekriebels. Het is de titel van een lespakket voor basisscholen over seksualiteit. Het schijnt al jaren te bestaan en 43% van de scholen doet eraan mee. Dit jaar is er enorme ophef over. De bron van de ophef: donkerbruin Nederland. Kamerlid Baudet twitterde dat kinderen op de Nederlandse scholen nu al leren wat pijpen is en anale sex. Het kamerlid bombardeert ons het liefst met een Russische raket meteen terug naar de jaren vijftig. Niets van wat hij zei klopte, en dat heeft hij vermoedelijk geleerd van de man die hij zo bewondert, Vladimir Poetin. Het resultaat is wel dat Twitter Nederland op zijn kop staat en er vragen aan de minister zijn gesteld.
De claim van donkerbruin Nederland is dat kinderen sowieso te jong zijn om seksuele voorlichting te krijgen, ‘ze zijn er gewoon nog niet aan toe’. Gelukkig ben ik zelf een ervaringsdeskundige op dit gebied. Ik kan hierbij verzekeren dat kinderen al op zeer jonge leeftijd weten dat er dingen rond ons lichaam zijn waar volwassenen mysterieus over doen, maar die erg fascinerend zijn. Al jonge leeftijd leerde ik het genoegen van het vadertje en moedertje spelen. Ook ziekenhuisje spelen vond ik erg fijn. Graag was ik dan de dokter om de patiënt uitgebreid te onderzoeken. Ik wist nog van niets, maar wat een spanning om ermee bezig te zijn.
Over seksuele voorlichting heb ik niets te klagen. Ik zal zes, zeven zijn geweest toen mijn moeder alle geheimen openbaarde. Ik hield hamsters en zo nu en dan kwam er zelfs een nestje. De kleine hamstertjes verkocht ik dan later aan de dierenwinkel. Op een avond liet ik twee hamsters op onze salontafel lopen. Zij wisten ook waar Abraham de mosterd haalt want midden op de salontafel begonnen zij de liefde te bedrijven. Ik was er blij om, want vermoedelijk betekende dit een nieuw nestje baby hamstertjes.
Ha, dacht mijn moeder. Dit is het moment. ‘Gerard, jij weet wel wat ze nu aan het doen zijn, hè?’
‘Zeker. Ze zijn nu kindjes aan het maken.’
‘Heb je er wel eens over nagedacht hoe er kindjes bij de mensen komen?’
Dat was een verdomd goede vraag van mijn moeder. Nee, daar had ik eerlijk gezegd geen idee van.
‘Nou, eigenlijk gaat het bij mensen hetzelfde als bij hamsters.’ En mijn moeder openbaarde die avond hoe dat bij mensen ging. Ik weet nog dat ik het stom van mijzelf vond dat ik de link tussen hamsters en mensen nooit zelf had gelegd.
‘En hebben jullie dat ook gedaan voordat ik geboren werd?’
‘Natuurlijk, anders had jij niet geboren kunnen worden.’
Daar geloofde ik dan vervolgens niets van, want ik kon me niet voorstellen dat mijn vader en moeder dat met elkaar deden.
Mijn moeder opende een wereld voor me. En wat heb ik ongelooflijk van die wereld genoten. Ik hoop zo dat Baudet met zijn vijftigerjarentengeltjes van het onderwerp afblijft. Je kunt niet vroeg genoeg op de hoogte zijn van dit wonder der mensheid.
366

Journal
Patiënten
Donderdag 23 maart, Cadouin
Gisteren schreef ik een blog waar Spanje buitengewoon goed vanaf kwam. Terecht, want Wyb en ik zijn best gecharmeerd van het land. Neem al die prachtige dorpjes en stadjes met hun witte huizen en kronkelende straatjes. Ik liep er vaak hoofdschuddend doorheen, verbaasd dat de stadjes hier zo wonderschoon zijn en dat we in Nederland zitten opgescheept met van die lelijke steden en alles overwoekerende industrieterreinen. Wat doen we ons in Nederland toch veel te kort, alles ten behoeven van Het Geld. Even wat rustiger aan, even meer aandacht voor schoonheid en we zouden een veel leuker leven hebben. Maar ja, alles moet groter, de auto, het huis, de garderobe, de bladblazer, de sauna, de tractor en ga zomaar door.
Laat ik eerlijk zijn. Niet alles is rozengeur en maneschijn in Spanje. Zo raad ik mensen met een hond aan er goed over na te denken naar Spanje te gaan. In Frankrijk en Nederland mogen we Dies echt in elk restaurant en café mee naar binnen nemen. In Spanje is dat uit den boze. In Spanje heerst een streng apartheidssysteem, zo zijn horeca etablissementen, bussen en treinen een no go area voor honden.
Hoe dat komt is duidelijk: de Spanjaard begrijpt niets van een hond. Er zijn in het land verschrikkelijk veel honden, maar ze lijden een hondenbestaan. Een groot deel van de honden ligt aan kettingen, een nog groter deel komt nooit het erf af, socialisatie heeft nooit plaatsgevonden. Het resultaat: de Spaanse honden zijn psychiatrische patiënten.
Wyb en ik stonden in de buurt van Malaga, ietwat in het binnenland, op een kleine sympathieke camping. Op een dag maakten we een wandeling door het pittoreske landschap. Maar de wandeling was verre van pittoresk. We wandelden over smalle paden en weggetjes, langs huizen die je zo zou willen kopen. Maar de hele wandeling door werden we geteisterd door waanzinnig geblaf van honden. We waren het ene huis nog niet voorbij of we kwamen in de buurt van een ander: en altijd was er weer dat waanzinnig geblaf. Wat we zagen was stuitend. Honden aan kettingen, schuurtjes waar soms tien honden in zaten opgesloten. Dies liep er superieur langs, blij dat hij mensen had getroffen die weten dat honden persoonlijkheden zijn die tot bloei komen als ze met liefde en respect worden behandeld.
De Nederlandse eigenaresse van de camping wist ons bij terugkomst te vertellen dat veel honden de hele week alleen zijn. Ze zijn er louter tot afschrikking van eventuele indringers. Wie een huis wederrechtelijk binnengaat, is er bijna niet meer uit te krijgen. De huiseigenaar doet er daarom alles aan om vreemden uit zijn eigendom. De oplossing is dan om een paar psychiatrische patiënten in je tuin los te laten lopen. Arme honden. Wel begrijpelijk dat dit soort exemplaren niet met het openbaar vervoer mee mogen.
365

Journal
Gehaktbal
Woensdag 22 maart, Cadouin
Ja. We zijn weer thuis. Een maand lang hebben we met onze camper door Spanje gereisd. Onze reis begon in Frankrijk met een kapotte kraan waardoor we een middag in een garage zaten. Nadat we eindelijk konden afreizen, deden we dat in zware regenbuien die vervolgens overgingen in sneeuwbuien. De eerste Spaanse landschappen die we zagen waren wit, langs de weg grote sneeuwschuivers om de weg begaanbaar te houden.
Degene die nu leedvermaak voelt moet ik teleurstellen. Want in de buurt van Toledo begon de zon al onbeschaamd te schijnen. Februari en het was lente. En eigenlijk is dat zo gebleven. Een dagje regen zo nu en dan uitgezonderd, een kniesoor die er op let.
Wij kwamen in 2021 in november terug in Nederland na onze Franse avontuur. In de maanden daarna bleef er een dik wolkendek boven het land hangen, vaak viel er regen uit. Wyb en ik zeiden toen al tegen elkaar dat we dit niet vaak meer wilden meemaken, wat een deprimerend ellende. Door onze reis in Spanje weten we dat we dat nooit meer willen meemaken. Die kans is al gereduceerd doordat we nu in Frankrijk wonen, maar het Spaanse licht is helemaal prachtig. We nemen ons daarom voor om in de winter een paar maanden neer te strijken in streken met garantie op zon.
Ik moet toegeven dat ons verblijf in Spanje iets vervreemdens had. Wij op een terras in Sevilla of Salamanca en ondertussen wordt Nederland in het pak genaaid door de agrarische industrie. Dan voel je je toch meer een observator dan een participant. Het land door elkaar geschud. Het meest illustratief vond ik de straatinterviews tijdens verkiezingstijd, daar valt echt het meest van te leren. De domheid, de onkunde, het totaal gebrek aan kennis hoe onze democratie is bedoeld, de overwinning van BBB zag je van mijlenver aankomen. Eindelijk eens gerealiseerd door een politicus die niet zeven, acht of negen vinkjes heeft en is gepolijst door een universitaire studie. Nee, hier zagen ze een gewone vrouw aan het werk. Goede casting van die agrarische industrie. Ze ging erin als koek, of beter, om in haar leefwereld te blijven, een lekkere gehaktbal.
Niet alleen de zon was een genot op dat terras, ook de koffie. Jezus, wat zetten ze daar in Spanje goede koffie. Wat een verschil met Frankrijk waar je nooit weet wat voor een koffie je krijgt voorgeschoteld. In Frankrijk bestaat gewoon geen consensus over wat bijvoorbeeld een café crème is. Met die vraag kun je alles voorgeschoteld krijgen, het enige gemeenschappelijke is dat het hoogstwaarschijnlijk niet te drinken is. De Fransen noemen hun koffie niet voor niets Jus de Chaussettes, jus van sokken dus, beter vertaald: slootwater. In Spanje komt niemand op dat idee.
364

Journal d’images
The Heart is a Lonely Hunter
Zaterdag 11 maart, Montánchez





Journal d’images
Las ventanas de España
Vrijdag 10 maart, Montánchez








Mededeling
Vliegen
Woensdag 22 februari, Cadouin
De aankomende weken reist de redactie van Dossiermoddergat door Spanje en Portugal. Dit betekent dat er zeer onregelmatig blogs verschijnen, afhankelijk van beschikbaarheid van wifi en zin om te schrijven. Het is de vakantie van de redactie. In de lente en de zomer moeten we er weer voor de volle 100% tegenaan, dus we besloten er even tussenuit te vliegen. Nou ja, vliegen, we trekken over het Iberisch schiereiland met de camperbus. Zo nu en dan zullen wij je zeker berichten.

Journal
Deugdenken
Maandag 20 februari, Cadouin
Als je nog eens een boek van Roald Dahl wilt kopen, doe het nu. Als je dezelfde titel volgend jaar koopt, heb je kans dat je een slap aftreksel koopt. Zijn Britse uitgeverij Puffin heeft gemeend een stel sensitivity readers op zijn boeken te moeten loslaten. Sensitivity readers zijn mensen die zich volledig met het woke-denken hebben vereenzelvigd. Alles wat in hun ogen een beetje discutabel is en niet strookt met hun overgevoelige deugdenken (om maar eens een rechtse term te gebruiken) veranderen ze in laffe zooi. Vroeger werden ze censors genoemd, nu heten ze sensitivity readers, maar het is één pot nat. En zo gaat het gladstrijken in algemeenheid maar door: klote situaties heten uitdagingen, en iedereen neemt te pas, maar vooral te onpas het woord positief in de mond. Als je maar positief bent. Donder op, zeg. Laten we alles wat klote is ook gewoon klote blijven noemen.
Nu ken ik Roald Dahl vrij goed. Niet alleen heb ik al zijn boeken gelezen maar ik heb ook zijn auto-biografie en biografie gelezen. Na al dat gelees heb ik niet het beeld dat Dahl een heel erg leuke man was: hij was wispelturig, een ijdeltuit en verre van sympathiek. Hij was een liefhebber van foute grappen en provoceerde als hij kon provoceren. In zijn kinderboeken gaat hij niet bepaald zachtzinnig met kinderen om en dat is nou juist zijn grote kracht.
Ik heb tamelijk veel van zijn boeken aan Anne en Esmee voorgelezen, maar bij geen enkele passage dacht ik: dit gaat over de schreef, dit kan helemaal niet. Hij was soms keihard, zo pakte juffrouw Bulstronk uit het boek Matilda een blond meisje bij haar lange vlechten en slingerde ze haar weg over de schutting van de school. Dat kon juffrouw Bulstronk erg goed want ze was eens Olympisch kampioen kogelstoten. Anne en Esmee smulden ervan.
De sensitivity readers hebben honderden wijzigingen aangebracht in de boeken van Dahl. Zo komen er in zijn boeken geen dikke of lelijke mensen meer voor. Het woord dik is vervangen door enorm. Mevrouw Griezel uit het boek De Griezels is niet langer lelijk en beestachtig, vanaf nu is ze alleen beestachtig. Ander voorbeeld, met dank aan de Volkskrant: ‘Ook zijn op sommige plekken in de tekst zinnen toegevoegd. Zo dragen de heksen in het boek De heksen pruiken omdat ze kaal zijn. Daar wordt nu bij gemeld: “Er zijn tal van andere redenen waarom vrouwen pruiken zouden kunnen dragen en daar is zeker niets mis mee.”
Het woord kamermeid is vervangen door schoonmaker en de aanduiding acht maffe kleine idioten is veranderd in acht maffe kleine jongens. De deughorde heeft alle scherpe kantjes zorgvuldig glad geschaafd. Arme toekomstige lezertjes, dit is een aanslag op het genieten.
Ik acht het niet uitgesloten dat Roald Dahl binnenkort opstaat uit zijn graf. Hem een beetje kennende gaat hij dit niet pikken. Hij zal een vliegtuig confisqueren, vermoedelijk een bommenwerper, hij was een piloot met ervaring, en zal hij die monsterlijk lelijke sensitivity readers een voor een plat bombarderen, evenals Uitgeverij Puffin.
Zijn de erven Dahl hier zomaar mee akkoord gegaan, vroeg ik mij af toen ik dit verbijsterende nieuws las. Maar wat blijkt, de rechten liggen tegenwoordig bij de Roald Dahl Story Company. De eigenaar: Netflix. En zo is de recalcitrante en nonconformist Roald Dahl in handen gevallen van de commercie en wordt hij kaltgestellt. Zo zie je maar weer dat iedereen dat kan overkomen, zelfs Roald Dahl. Kunstenaars aller landen, zorg dat je je nalatenschap goed regelt.
363

Journal
Leeg leven
Zaterdag 18 februari, Cadouin
‘Zaterdag,’ zeg ik tegen Wyb als we langzaam wakker worden, ‘wat heerlijk, weekend, eindelijk, daar heb ik zo naar uitgekeken.’
We moeten er beiden om lachen. Weekend, het zeg ons niets meer. We hebben elke dag weekend. In Nederland ervoer ik nog wel dat het zaterdag was. Hier lijken de dagen veel meer op elkaar. Elke dag ligt er een lege dag voor ons. Afspraken hebben we nauwelijks, verplichtingen al helemaal niet.
In het begin waren we nog druk, tot voor kort zelfs. Zie maar eens een bankrekening in Frankrijk te krijgen als je nog geen belasting hebt betaald. Inmiddels zijn we op orde. Sinds donderdag heb ik geen administratieve banden meer met Nederland. Wat natuurlijk niet echt waar is, want elke maand wordt er van diverse kanten geld naar me overgemaakt. Maar ik ben niet meer in Nederland verzekerd, sta niet meer ingeschreven. Ik sta trouwens ook niet in Frankrijk ingeschreven, want niemand staat in Frankrijk ingeschreven. Ze kennen hier helemaal geen bevolkingsregister. De energierekening is het bewijs dat je in Frankrijk woont, waardoor je een beroep kunt doen op de instanties.
Voor mij ligt in principe een leeg leven. Als ik zou willen kan ik het bed induiken, net als de ontaarde slapers in het gelijkmatige boek van Ward Ruyslinck, en er nooit meer uitkomen. Moet je natuurlijk niet aan denken, maar dat het kan, geeft me toch een gevoel van vrijheid. Doe ik helemaal niets meer? Ik hoef niets meer, maar vul mijn dagen door mijzelf opgelegde projecten die ik erg noodzakelijk vind. En verder is Wyb er natuurlijk, die een nog onrustiger natuur heeft dan ik.
Zo gaan we volgende week voor een maand op reis door Spanje en Portugal. De heerlijke rust die ik nu voel, wordt dan weer stevig onderbroken. Na die reis zijn we een paar dagen thuis, maar dan gaan we weer richting Nederland, waar Wyb aan haar mond moet worden geopereerd. Tot haar eigen verrassing heeft ze daar een ontsteking, compleet met fistel. Familie Fistel. Fistels en wij lijken onverbrekelijk met elkaar verbonden.
Eind april gaan we terug en begint Wyb te werken. Ik pak dan weer mijn lege leven op. Voor me ligt dan vermoedelijk een warme zomer. Ik hoop dat ik de hitte kan weerstaan en gewoon kan werken aan mijn projecten. Nu al lijkt het hier zomer. De thermometer op de veranda geeft aan dat het 22 graden is, toch een fijn zomers temperatuurtje. Al drie weken heeft het hier niet geregend en zitten wij weer in onze vierde en belangrijkste kamer: de veranda. Het schijnt ook voor hier ongebruikelijk te zijn. Rond deze tijd is er altijd ook regen, soms zelfs veel regen. Nu is er dus helemaal geen regen, de bossen zijn kurkdroog.
Anderhalf uur nadat we zijn opgestaan, zitten we op een terras in Bèlves aan een marktpleintje dat lijkt weggelopen uit een Frans chanson. Ilja Gort zou zijn vingers erbij aflikken. Het is helemaal het Frankrijk dat hij ons wil voorspiegelen, waar hij zo van houdt. En wij ook. Na een rondje markt voor de broodnodige boodschappen nog een bezoek aan de supermarkt voor zaken die een markt ontbeert. Daarna gaan we terug naar onze veranda. 22 graden dus, de zoveelste dag met een wolkenloze lucht.
362

Journal
Château Mondou
Vrijdag 17 februari, Cadouin
Het is een dag met een verrassing. We gaan lunchen bij Marie-Anne en Rokus. Anderhalf jaar geleden kochten ze een origineel kasteel, Château Mondou, uit de 12e/13e eeuw met Moorse invloeden, zoals ze zelf schrijven op hun site. Het is een kasteel zoals je je een kasteel voorstelt, met torens, een grote zolder, grote kamers met open haarden. Het ligt niet ver van de stad Villeneuve sur Lot. Marie-Anne en Rokus wonen zo’n drie kwartier van ons vandaan.
Vorig jaar bezochten we hen rond dezelfde tijd.
‘En?’ vroeg Rokus, ‘wat was je eerste gedachte toen je het zag?’
‘Veel werk,’ antwoordde ik naar waarheid, wat onaardig vond ik zelf, want ik vond het ook imposant zo’n kasteel dat je durft te kopen.
Dat laatste nam niet weg dat ik schrok toen Marie-Anne en Rokus ons het chateau lieten zien. Eigenlijk moest alles worden opgeknapt. Zelf somden ze een lange lijst op wat hen nog te wachten stond. Een lijst waarvan mij, als onhandige kluns, de moed in de schoenen zonk. Waar heb je zin in, vroeg ik mij, alweer eerlijk, af.
Bij het chateau horen ook nog eens twee oude gîtes. Ik kon er niet doorheen kijken, zag alleen maar ongelooflijk veel werk.
Afgelopen jaar hielden we af en toe contact. Ik hoorde dat ze druk aan het werk waren, veel hulptroepen hadden, in de zomer konden ze zelfs al de eerste gasten ontvangen. Op foto’s zag ik de vooruitgang. Vandaag zagen we met eigen ogen het verrassende resultaat. Een chateau in verval is een chateau met een ziel geworden. Aftandse ruimtes waren kamers geworden waar je zo zou willen gaan wonen.
Er moet best nog het een en ander gebeuren, maar zelfs ik zie wat het al is en in volle glorie gaat worden. Opnieuw vervloek ik het feit dat ik twee linker handen heb, nooit heb leren klussen. Deze verantwoordelijkheid leg ik voor het gemak in eerste instantie bij mijn ouders neer die in paniek raakten als er iets kapot ging. En naar elkaar riepen wie dit nou in godsnaam moest gaan maken. Beiden waren even onhandig als ik. In tweede en laatste instantie ben ik natuurlijk zelf verantwoordelijk, ik heb mijn onhandigheid zelfs nog gecultiveerd. Een zakkerigheid die ik in mijn leven niet meer kan corrigeren.
Als ik nu jonge kinderen had zou ik ze stimuleren een echt beroep te kiezen, zoals timmerman of stukadoor. Ik heb eigenlijk niets anders gedaan dan ministers en wethouders naar de mond praten om subsidies te krijgen, dan schreef ik weer dat topkunst van groot belang was, dan weer dat eigen inkomsten prioriteit had en nu zou ik vast hebben neer gepend dat diversiteit en inclusiviteit van het grootste belang is. Mijn wapenfeiten zijn dat het werkte en ik inderdaad veel subsidies heb binnengeharkt waardoor veel mensen mooie dingen konden maken. Maar toch. Bij nader inzien had ik liever huizen en chateaus opgeknapt.
Op een veranda die weids uitkijkt over de heuvels en dalen van de Lot et Garonne genieten we van een heerlijke lunch. De zon schijnt alsof het juni is. Van de hak op de tak kijken we terug op onze levens. Hier en daar littekens, maar verder is de conclusie toch dat we boffen. We denken aan Nederland waar het tamelijk guur schijnt te zijn, en wij leven hier onbeschaamd ons zonnige Bourgondische leventje.
Voor meer informatie: www.chateau-mondou.com
361

Journal
Onderscheidingen
Woensdag 15 februari, Cadouin
Gisteren zakte mijn broek weer af.
Tot mijn schande moet ik bekennen dat ik nog nooit van Jan Zwartendijk had gehoord. Voor wie hem niet kent. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog was hij directeur van Philips in de hoofdstad van Litouwen. In diezelfde tijd werd de Nederlandse consul van Litouwen ontslagen omdat hij heulde met Duitsland. De ambassadeur die in Riga zetelde vroeg aan Jan Zwartendijk of hij geen plaatsvervangend consul wilde worden. Pas na enig aandringen stemde hij daarin toe.
Inmiddels waren veel Poolse Joden naar het neutrale Litouwen gevlucht. Maar het was duidelijk dat elk moment de Duitsers zouden binnenvallen. Zwartendijk begon daarop, eerst een paar, later steeds meer, tot het er duizenden werden, visa voor Curaçao aan Joden te verstrekken. Samen met de Japanse ambassadeur zorgde hij ervoor dat ze via Vladivostok naar Japan konden vluchten. In totaal wist hij op die manier tussen de negenduizend en tienduizend Joden uit handen van de nazi’s te houden. Een held dus. Hij wordt door de weinigen die hier kennis van hebben niet voor niets de Nederlandse Oskar Schindler genoemd. Gelukkig schreef Jan Brokken een paar jaar geleden een boek over deze heldendaden en trok hij Jan Zwartendijk uit het moeras van de geschiedenis.
In 1963 werd hij op het Ministerie van Buitenlandse Zaken geboden door de toenmalige minister Joseph Luns. Omdat Zwartendijk niet uitsloot dat hij geridderd zou worden, deed hij voor de zekerheid zijn beste pak aan. Niks geen mooie woorden, niks lintje. Hij kreeg een officiële berisping omdat hij in Litouwen buiten zijn boekje was gegaan. Hij had zich niet aan de regels gehouden, want hij had onder andere toestemming aan de ambassadeur en de gouverneur van Curaçao moeten vragen.
En dat in 1963. We wisten precies wat goed en fout was geweest en wat voor een verschrikkelijk dingen zijn gebeurd. Het was een originele christelijke naaistreek van deze KVP-charlatan. Zwartendijk stierf trouwens zonder te weten wat voor een ongelooflijk goed werk hij had verricht. Op de dag van zijn dood maakte Israël na grondig onderzoek bekend dat de meeste Joden inderdaad door hem zijn ontsnapt aan de dood. Zowel in Israël als Amerika ontving hij postuum onderscheidingen voor zijn ongelooflijk doortastend gedurfd optreden.
In Nederland ontving hij alleen dus die berisping omdat hij zich niet aan de regels had gehouden. Altijd weer die verrekte regels. Het is wat mij betreft tekenend voor de miezerigheid van het vaderland.
Hier zijn we politiek volop bezig om te zorgen dat er hekken om Europa worden gezet en te zorgen dat mensen die asiel aanvragen dat in Rwanda (in Rwanda of all places) hun procedure moeten afwachten. Het is je om voor te schamen.
O ja, komt er ook nog bij dat de rechter gisteren moest uitspreken dat er bij controles van de marechaussee niet meer racistisch geprofileerd mag worden. Een beetje politicus met ballen had het natuurlijk nooit op een rechterlijke uitspraak laten aankomen, die had al lang ingegrepen. Maar ja, een land vol egoïstische racisten moet je tevreden houden anders verlies je stemmen.
Ik ben zo blij dat ik weg ben uit die miezerigheid. Nee hoor, helemaal niet. Toevallig ben ik vandaag sinds 13.30 uur geen ingezetene meer van Nederland en woon ik officieel in Frankrijk. Met weemoed ontving ik de bevestiging van de Gemeente Groningen dat ik was uitgeschreven. En wat Frankrijk betreft: ik vrees dat ik van de regen in de regen ben gekomen. Maar gelukkig zie ik hier, omdat we zo teruggetrokken wonen, verrekte weinig mensen waar ik me aan hoef te ergeren.
360

Journal
RIB
Dinsdag 14 februari, Cadouin
Dit blog zou De Blogger en De Censor in Kafkaland kunnen heten. Een land dat we vier jaar geleden ook al eens bezochten toen we naar Frankrijk verhuisden.
Weet je wat een RIB is? Vermoedelijk niet, wij kennen in Nederland geen RIB’s, maar in Frankrijk zijn RIB’s buitengewoon belangrijk. Een RIB is een document van de bank waar uw bancaire gegevens opstaan, zoals je IBAN en je BIC. Maar daar heb je toch bankpasjes voor, hoor ik de opmerkzame lezer zeggen. Klopt.
In Frankrijk hebben ze ook bankpasjes maar daarnaast willen ze toch altijd een RIB hebben. Vorige week zaten Wyb en ik bij de AXA om de zorgverzekering te regelen. Het contract was opgesteld, we hoefden alleen nog maar te tekenen. De buitengewoon aardige mevrouw draait de papieren naar ons toe voor tekening en zegt: ‘Maar dan heb ik nog wel even uw RIB nodig.’
Wyb: ‘Maar wij kennen in Nederland geen RIB. Ik kan u wel onze bankpasjes laten zien.’
Mevrouw: ‘Ik heb toch echt uw RIB nodig.’
Wyb: ‘Maar volgens Europese regelgeving moet u ons met een bankpasje gewoon accepteren.’
We praten wat over en weer. De aardige mevrouw belt voor de zekerheid nog met het hoofdkantoor en die weet het zeker: een RIB is absoluut noodzakelijk.
‘Tsja, dan kunnen we niet overgaan tot tekenen,’ zegt de mevrouw en ze draait het contract weer naar zich toe.
‘Laten we maar gewoon een Frans bankaccount nemen,’ zeg ik als we buiten staan. ‘Dan zijn we van het gedonder af. Die RIB, daar komen we niet onderuit.’
Eenmaal thuis belt Wyb met Orange Bank waar wij goede ervaringen mee hebben. Voor deze enige digitale bank van Frankrijk kun je online een account aanmaken. Wyb vult alles keurig in en drukt op de knop verzenden.
Niet lang daarna krijgt ze een mailtje dat we nog een bewijs moeten opsturen dat we belasting betalen in Frankrijk. Wyb stuurt een mailtje terug met als belangrijkste zin: ‘Wij kunnen geen bewijs laten zien omdat we pas een maand in Frankrijk wonen en dus hier nog geen belasting hebben betaald.’
Er vliegen weer wat mailtjes op en neer. Degene die de mailtjes verstuurt, overlegt nog even met het hoofdkantoor. Conclusie: een bewijs dat wij in Frankrijk belasting betalen is absoluut noodzakelijk. Ook telefoontjes helpen niet: dat bewijs moet er komen. De laatste dame die Wyb aan de lijn heeft, raadt ons aan naar een Orange winkel te gaan, misschien kunnen die iets voor ons betekenen.
En zo rijden we de volgende dag 35 kilometer naar Bergerac voor de Orange winkel. En verdomd: na twee dagen krijgen we de bevestiging dat we toch klant mogen worden van Orange Bank. Tenminste, een derde persoon moet nog wel vijftig euro vanuit een Frans bankaccount naar ons overmaken voordat we echt klant kunnen worden. Waarom? Daar kan niemand antwoord op geven. Gelukkig is mijn lieve Nicht bereid die vijftig euro te storten. Al snel volgt een mailtje dat we nu definitief zijn geaccepteerd. Na deze bevestiging kunnen we de Orange Bank App downloaden om onze bankzaken daadwerkelijk af te handelen.
Maar wat we ook doen, het lukt ons niet de Orange Bank App te downloaden. Onze mobiel geeft steeds aan dat we niet in Frankrijk wonen en dat we de app daarom niet kunnen downloaden. We zetten echt alle instellingen over naar Frankrijk, maar wat we ook doen. We zijn en blijven Nederlanders volgens de Orange Bank.
Als we naar Orange Bank bellen, krijgen we te horen dat we het beste naar een Orange winkel kunnen gaan, daar zullen ze het probleem misschien kunnen oplossen. Zodoende rijden we twee dagen later opnieuw de 35 kilometer naar Bergerac. En verdomd: een meneer pruts wat met onze mobiel en zowaar, de app verschijnt.
Eindelijk hebben we een Franse bank, eindelijk kunnen we de RIB downloaden, eindelijk kunnen we een nieuwe afspraak met AXA maken om de contracten te ondertekenen. Het heeft wat tijd gekost, maar we worden steeds Franser op deze manier en eindelijk heb ik een zorgverzekering.
359

358

Het huis van het weekdier
__
Met schop en kwast en hand tast ik in de aarde,
zoek onder grond naar wat de mens vergaarde.
Ik breng een lijn in kaart: zij allen eindigden
in scherven, splinters… Resteert? Men aanvaardde.
Journal
Koortje
Zondag 12 februari, Cadouin
Ik denk dat ik de meeste tijd van mijn leven heb besteed aan lezen. Ik geloof niet dat er dagen bij waren dat ik niet las. Boeken hebben mijn leven ongelooflijk verrijkt. Dat kwam op de eerste plaats omdat ze me uit de werkelijkheid tilden. Laat ik eerlijk zijn, voor mij zijn ze zeker een soort escapisme.
Door dat escapisme ben ik op veel plekken geweest, heb ik veel mensen ontmoet in allerlei tijden. Boeken namen me mee naar het antieke Rome, de Russische revolutie, de prehistorie, de Tweede Wereldoorlog. Ze brachten me in science fiction boeken zelfs in een mogelijke toekomst. Ze leerden me hoe mensen in allerlei situaties, verliefdheid, stress, angst, handelen. Ik heb meegeleefd met romanfiguren alsof het mijn beste vrienden waren, nee, zijn. Diverse romanfiguren zoek ik met grote tussenpozen nog eens op om van ze te genieten. Een zo’n goede vriend is Holden Caulfield, hoofdpersonage uit Catcher in the Rye van Salinger. Gelukkig is hij in die veertig of vijftig jaar nooit ouder geworden.
Door de Franse schrijver Louis-Ferdinand Céline heb ik de diep, donkere kant van de mensen leren kennen. Lees Reis naar het einde van de nacht of Dood op krediet en voortaan kijk je anders naar mensen. Bij Markus Zusak, een Australische schrijver, zie ik elke keer weer de onhandigheid van de mens, het tedere gesappel met zijn liefdevolle kanten.
Schrijvers gaan geen onderwerp uit de weg, en zo hoort het ook. Het rijk van de fictie is het rijkste wat de mens heeft voortgebracht. De verbeelding laat gelukkig geen onderwerp en situatie onbesproken, voor mij was het goud.
Een van de belangrijkste spelregels daarbij is: de schrijver is niet zijn personages. De schrijver mag schrijven wat hij wil, de lezer dient te weten dat hij die schrijver niet mag vereenzelvigen met zijn romanfiguren, zoals de toneelkijker de rollen niet mag verwarren met de acteurs die die rollen spelen.
In 2015 schreef Pim Lammers een verhaal voor volwassenen over een jongen die zich voelt aangetrokken tot zijn trainer. En de trainer schijnt gebruik te maken van die aandacht. Ik heb het verhaal niet gelezen, maar wat ik opmaak uit wat mensen schrijven die ik kan vertrouwen, is het een ingehouden verhaal over een onderwerp dat van alle tijden is en waar velen over hebben geschreven: de aantrekkingskracht van ouderen voor kinderen en/of de aantrekkingskracht voor kinderen voor ouderen. Voor wie daar allerlei waardeoordelen aan wil hangen, en dat doen we eigenlijk allemaal, het thema gaat met de mensheid mee zolang de mensheid bestaat. Niet gek dat het onderwerp van schrijvers is, vooral als ze daar zelf mee te maken hebt gehad.
Pim Lammers had als kinderboekenschrijver de eer om het kinderboekengedicht van dit jaar te schrijven. Mooie opdracht, ik ben er stinkend jaloers op.
En ja, hoor, streng christelijk en ultra-rechts Nederland produceerden weer eens stront waar ze in konden roeren. Hoe kan een schrijver, die ooit eens schreef over de liefde voor een jongen voor een man, die opdracht krijgen? Streng christelijk en ultra-rechts Nederland weten dan ook wel dat Ongehoord Dom Nederland dan weer de riolen gaat vullen.
Zo schreef Tante Tutje Monique Smit uit Volendam dat Pim een viespeuk was. Overduidelijk is dat ze het verhaal niet heeft gelezen. Dat ze niet op de hoogte is van les 1 dat een schrijver niet zijn romanfiguur is. Waar het broeit en vies is, duikt al snel het kamerlid Kakkerlak van Haga op. Suggestieve vragen stellen is de hobby van Kakkerlak en natuurlijk laat model Kim Feenstra zich ook niet onbetuigd. Een stukje aandacht moet je nooit laten liggen, volgens de Feenstra doctrine.
Ik zou tegen Tantje Tutje Volendam willen zeggen: als je ongehoord dom bent, moet je gewoon je mond houden. Ga in de hoek staan en je schamen. Tegen Haga hoef je niets te zeggen, die is onverbeterlijk, hopelijk lost de kiezer dit probleem eens op. En Kim Feenstra? Ach, Kim Feenstra, laat maar. We moeten met dit miezerige koortje leren leven, maar dat is best moeilijk als ze met hun vieze vingertjes aan dingen zitten die je lief zijn.
357

Journal d’images
Broodautomaat
Zaterdag 11 februari, Cadouin

Eindelijk kwam ik hem tegen: de broodautomaat. Ik wist dat er inmiddels tientallen in Frankrijk staan, misschien wel honderden. Zelf had ik er nog nooit een gezien. Eerder maakte ik al een foto van de pizza-automaat die ik je werkelijk overal tegenkomt.
Deze automaat staat in Limeuil, pittoresk plaatsje waar de Vezère zich bij de Dordogne voegt. De broodautomaat staat denk ik symbool voor de teloorgang van het platteland, of de uitholling daarvan. Nog twintig jaar geleden was het toch ondenkbaar dat de nationale trots van Frankrijk, het stokbrood, uit een automaat zou komen. Maar ze zijn noodzaak, er verdwijnen hier steeds meer bakkers.
Dit is een echte Franse automaat, hij geeft namelijk aan met vakantie te zijn. Hier vinden zelfs de automaten dat ze recht hebben op vakantie.
Het huis van het weekdier
Maliënkolder
Ik hijs mij in de woorden,
schor de zinnen aan.
Ten strijde tegen de tijd.
Ik pantser de woorden,
alleen de hardste tellen.
Het is niet alleen het treffen
van het doel. Het is meer: roest,
stof, het vermolmen en slijten,
het verkruimelen en bederven.
Ik stel mijn zinnen af, prepareer
de strofes. Richt de woorden.
Ik verzamel mij, sluit de rij.
Nee. Niet verzaken. Schouder
aan schouder. Ten aanval. Een
voor allen. De tijd. Ten strijde.
Journal
Le Triskel
Vrijdag 10 februari, Cadouin
Vroeger was er in Cadouin een café, bar Le Triskel, dat het centrum van het dorp was. Iedereen liep er in en uit om even een kopje koffie te drinken of er gezellig hele middagen of avonden door te brengen. Het café bestaat fysiek nog wel. Bijna dagelijks lopen we er langs. Helaas werden de eigenaren te oud en hadden ze na zoveel decennia er geen zin meer in om het café voort te zetten. Het staat nu te wachten op een koper.
Onlangs konden ze het verkopen, maar dat deden ze niet. De potentiële kopers wilden het beperkt openstellen, overdag open, maar ’s avonds gesloten. De voormalige eigenaar liet de koop niet doorgaan, hij vond dat Le Triskel de hele dag open moest, maar zeker ’s avonds. Le Triskel vormt volgens hem het cement van dorpssamenleving. Hij zou daar wel eens gelijk in kunnen hebben. Met veel plezier denken wij terug aan de café’s in Saint-Hippolyte-du-Fort, waar ook het hele dorp in en uit liep en waar wij het dorpsleven aan ons voorbij zagen trekken.
Bij Barend, die een paar dagen geleden tachtig werd en al vijfentwintig jaar in Cadouin woont, zie de ogen gaan twinkelen als hij het over Le Tiskel heeft. Hij heeft er Frans geleerd, zegt hij, en dat wordt beaamd door een andere Nederlander die hier al achttien jaar woont en ook op de verjaardag van Barend is. Zijn vrouw vertelt dat ze in het eerste jaar dat ze hier woonden terug moest naar Nederland. Haar man sprak nauwelijks Frans, maar toen ze na weken terugkwam, bleek hij opeens ontzettend goed Frans te spreken.
‘Wat is er met jou gebeurd?’ vroeg ze verbaasd.
‘Ik heb veel in Le Triskel gezeten,’ verklaarde hij, ‘en daar leer je binnen een paar weken verrekte goed Frans.’
Mijn hoop is nu gevestigd op de verkoop van de bar. Hopelijk gebeurt het wonder dan en spreek ik na een paar weken perfect Frans. Maar ja, waar vind je in godsnaam nog mensen die een leven willen geven voor Le Triskel, die dag en nacht achter een bar willen staan? Wyb denkt er inmiddels ernstig over na om het met een aantal mensen te gaan doen, om in coöperatie het café te gaan runnen. Ik ben benieuwd. Ik zie mezelf wel uren in de zon op het terras zitten met een kop koffie.
Ik vertel dit alles omdat ik op de verjaardag van Barend ook een anekdote hoorde. Zoals vermoedelijk in alle dorpen wemelt het ook in Cadouin van de anekdotes. Een beetje mens heeft hier een aantal anekdotes om zich heen hangen.
Zo kwam in Le Tiskel altijd een man die zomer en winter in een korte broek liep. Hij liep altijd op sandalen met blote voeten. In zijn schaduw liep altijd een hondje mee dat zowel doof als blind was. Baas en hond waren onafscheidelijk.
Op een dag leek het hondje de kluts kwijt. Het dwaalde verloren door het café. Op een gegeven moment was het hondje zelfs uit het café verdwenen en alle bezoekers van de bar gingen in het dorp naar het hondje op zoek. Gelukkig werd het al snel gevonden.
‘Hoe kan het nou dat hij bij je wegloopt, dat doet hij nooit,’ zei Barend tegen de man in korte broek.
‘Och, dat gebeurt zo nu en dan. Ik vanmorgen mijn voeten gewassen en dan kan hij me niet meer ruiken.’
De neus van de hond is nu eenmaal een ongelooflijk belangrijk instrument, zeker voor hondjes die doof èn blind zijn. Wij zouden in die hoedanigheid hopeloos verloren zijn.
356

Journal
Apéro
Woensdag 8 februari, Cadouin
Gisteren schreef ik een blog waarin de pensioenplannen van Macron figureerden en het protest daar tegen. Gisteren hadden we ook ons eerste feestje in Cadouin. Barend werd tachtig en we werden uitgenodigd voor een uitgebreide apéro. Wie niet weet wat een apéro is: de apéro is een afkorting van apéritif, is simpel gezegd een pre-dinner borrel en een belangrijk onderdeel van de Franse eetcultuur. De apéro van Barend was gedrenkt in drank en heel veel lekkere hapjes die de genodigden, dus wij ook, hadden meegenomen. Wyb maakte voor deze gelegenheid saucijzenbroodjes. Meestal duurt een apéro van zes tot acht. Deze liep echter uit de hand. Pas om half elf ’s avonds verlieten wij het pand.
Een feestje is een perfecte gelegenheid om je Frans te verbeteren, merkte ik. Elke dag stamp ik Franse woordjes in mijn hoofd, studeer ik op werkwoorden en luister ik naar Franse zinnetjes. Maar eigenlijk hoor ik nauwelijks Franse gesprekken. Daar was op het feest geen gebrek aan en naarmate de apéro vorderde, begreep ik het Frans beter. Er is mogelijk toch hoop op de verovering van deze taal.
Ik begon dit blog over pensioenplannen en dat heeft te maken met de eerste meneer met wie ik sprak. We hadden het over ouder worden en pensioen in diverse landen. Tijdens dat gesprek bracht hij zijn vinger naar zijn mond en begon hij zachter te spreken: ‘Tegen niemand vertellen, hoor, maar ik ben met pensioen gegaan toen ik 51 was.’ Hij bleek een hoge politiefunctionaris te zijn geweest die ook posten in het buitenland bekleedde en daardoor mocht hij zo vroeg met pensioen.
We horen in de discussie over die pensioenen in Frankrijk steeds de leeftijden 62 en 64 maar er zijn ook hele beroepsgroepen waar die leeftijd op 54 ligt, zoals het personeel van treinen en metro. Maar het kan dus nog gekker: 51. Nieuw record voor mij.
Ik kan mij nog herinneren dat voor het eerst in Nederland geopperd werd om de pensioenleeftijd te verhogen. Nu breekt de hel los, dacht ik. Natuurlijk haalden de leden van de FNV hun rode vestjes en banieren uit de mottenballenkist, maar uiteindelijk werd de verhoging toch vrij gelaten geaccepteerd. Wat zijn wij Nederlanders toch een braaf volkje. De hel die ik verwachtte, breekt nu in Frankrijk los.
Niet gek want in datzelfde gesprek hoorde ik iemand vertellen dat het Franse woord travailler (werken) afstamt van een oud-occitaans woord dat martelen betekent. Als je werken en martelen met elkaar associeert, tja, dan is werken niet je favoriete bezigheid natuurlijk.
Nog een laatste alinea over die afkeer van Fransen voor werken. Wij merken het nu ook: eigenlijk is Frankrijk te fijn om te werken. Vandaag kunnen we weer in een heerlijk zonnetje zitten, overal lonkt het lekker eten om ons heen. Wat zou je je druk maken over werken.
En dat zeg ik, jaren te laat dus. Het grootste deel van mijn leven heb ik verdaan met me druk maken. Ik was een soort border collie in de theaterwereld. Ik rende om kuddes heen om de boel bij elkaar te houden en richting te geven. Ik herken me in Dies: altijd gefocust, klaar om te spelen en te werken. Met enthousiasme achter de dingen aan te hijgen.
Journal d’images
Drieluik Wybrich
Woensdag 8 februari, Cadouin



Journal
Frankrijk en Frankrijk
Dinsdag 7 februari, Cadouin
Toen we in Saint Hippolyte-du-Fort woonden zag ik het voor het eerst: er zijn eigenlijk twee Frankrijken. Er is het Frankrijk van juli en augustus en een Frankrijk van die andere maanden. Het verschil is enorm. Als toerist heb ik me dat nooit gerealiseerd. Je kruist het land en overal is het druk, volle winkels, alle restaurants open, op de wegen soms opmerkelijk druk. Vaak zon, vaak warm.
In de andere maanden is Frankrijk dus een heel ander land. In september realiseer je je het opeens: verrek, het land verandert. De laatste toeristen, veelal bestaande uit gepensioneerden die de topdrukte vermeden, rijden het land weer uit. De drukte is verdwenen, de winkels zijn opmerkelijk leeg, de eerste sluiten alweer hun deuren want de Fransman is niet geïnteresseerd in souvenirs en lavendelzakjes, in de restaurants hoef je niet meer te reserveren, op de weg kun je weer lekker doorrijden. Gelukkig blijft de zon nog volop, evenals de warmte, die worden pas in oktober, november definitief aangetast.
Frankrijk gaat weer in de ruststand, wat volgens mij de natuurlijke stand van Frankrijk is. Juli en augustus zijn er om geld te verdienen aan toeristen zodat je de rest van de maanden weer rustig aan kunt doen. Werken is nodig om geld te verdienen, maar als het niet hoeft dan hoeft het niet. In sommige dorpen loopt een leger van mensen door de straten die geen werk hebben en die dat volgens mij helemaal niet zo erg vindt. Het huis is afbetaald, van de uitkering kun je net leven, met een moestuintje en soms een zwart klusje hier en daar heb je ook nog wat beleg op de boterham. En voor mensen die werken: gelukkig is er een 35-urige werkweek en is Frankrijk het land met de meeste vrije dagen. De luiken gaan steeds vroeger voor de ramen, hoe vroeger hoe beter. De Fransen sluiten graag de wereld buiten.
Je ziet het deze dagen weer aan de massale protesten tegen de verhoging van de pensioengerechtigde leeftijd. Op NOS Nieuws is het vandaag te lezen. In Morlaix, een plaatsje in Bretagne protesteert vrijwel de hele stad tegen de plannen. In het plaatsje van 15.000 mensen zijn liefst 10.000 mensen op de been om tegen de verhoging van 62 jaar naar 64 jaar te protesteren. “Voor veel Fransen staat werk gelijk aan lijden”, schreef de linkse politiek analist Mathieu Slama. Hij pleitte voor ‘het recht op luiheid’, tekent NOS Nieuws op. Waar best iets voor te zeggen is, vind ik.
In mei, juni komt Frankrijk heel rustig weer tot leven. De eerste gepensioneerden en mensen die zich kunnen permitteren om buiten de schoolvakanties op vakantie te gaan laten zich weer sporadisch zien. De eerste toeristenwinkels gaan open, de restauranthouders halen de bordjes Fermer van de deur. Men maakt zich op voor het andere Frankrijk. Het zou me niet verbazen als veel Fransen dat als een onnatuurlijk Frankrijk beschouwen: drukte, bah.
Ik moet nog aantekenen dat in de maanden januari en februari Frankrijk in diepe winterslaap is. Hier in Cadouin is vrijwel niemand te zien. Luiken van huizen lijken voor altijd gesloten. Wyb en ik passen ons opmerkelijk snel aan: we blijven steeds langer uitslapen.
355

Journal
Druktemaker
Zondag 5 februari, Cadouin
Na de verhuizing keert de rust weer, evenals de zon. Al twee dagen lang kunnen we op onze veranda in de zon zitten. Het is niet echt warm, maar met een dikke trui en soms een jas aan is het heerlijk zitten. Ik lees in een boek van Markus Zusak met de titel Als honden huilen. Op bladzijde 91 kom ik de volgende prachtige zin tegen:
‘Je bent tot alles in staat als het niet echt is.’
Het is een zin die ik denkt te begrijpen. Ik vind de zin een ode aan de fantasie, aan de imaginaire wereld, waar ik het zo uitstekend toeven vind. Of misschien doelt hij helemaal niet op de imaginaire wereld maar op je eigen wereld, je binnenwereld.
Ik heb het geluk enig kind te zijn. Ik heb daardoor geleerd, denk ik, genoeg te hebben aan mijzelf. Ik genoot van de fantasie die ik had, vermaakte mijzelf uitstekend. Een kwaliteit waar ik nog elke dag, zeker nu we hier in Cadouin wonen, de vruchten van pluk.
Al een paar keer heeft Anne laten weten dat ze het helemaal niets zou vinden hier te wonen. Het is daar veel te rustig, vindt ze. Ik denk dat het voor veel mensen geldt, ze zouden zich hier te pletter vervelen. Ik vind het juist heerlijk. Zoveel mogelijk alleen zijn met jezelf, alleen met je eigen gedachten, alleen je eigen dingen doen.
Zou ik hier alleen willen wonen? Geen denken aan. Zonder Wyb zou ik onmiddellijk verhuizen. Gelukkig hebben we met z’n tweeën al lang een evenwicht gevonden om in relatieve verlatenheid samen zeer tevreden rond te keutelen en daarbij genoeg ruimte te hebben om alleen te zijn met jezelf.
Het drukke leven dat ik had, vond ik vaak een last. Ik heb er dan ook veel minder van genoten dan ik misschien had kunnen doen. Het drukke leven weerhield mij ervan om bezig te zijn met dingen die niet echt zijn. Het weerhield mij van lezen, het weerhield mij van schrijven, het weerhield van de rust waar ik zo van houd. Al denk ik dat weinig mensen dat hebben gemerkt, over het algemeen werd ik toch gezien als een druktemaker. Als ik in een bepaalde modus zit, weet ik wel door te gaan.
Mark Zusak vervolgt de zin met de volgende alinea:
‘Wanneer het wél echt is, is er niets om je val te breken. Er zit niets tussen jou en de grond, en het had nog nooit zo echt gevoeld als die avond in het park. Ik had naar mijn gevoel nog nooit zo weinig controle over iets gehad. Zo leek het te zijn, en altijd te blijven.’
354

Uit de serie Eilanden.
Journal
Post
Zaterdag 4 februari, Cadouin
De post, dat is wel een dingetje bij ons. Het begint al met het feit dat wij geen huisnummer hebben. Dat heet in Frankrijk dan ‘lieu dit’. Ons adres is Lieu dit Chemin de la Condamine. Geen nummer dus, wat in Frankrijk tamelijk vaak voorkomt. Volgens Liesbeth komt daar binnenkort een einde aan, dat schijnt nu wettelijk te zijn geregeld. Als wij naar de burgemeester stappen en een huisnummer vragen, is hij verplicht de huizen aan ons weggetje nummers te geven.
Aan ons weggetje staan vier huizen. Vanaf het dorp gezien, zijn wij het tweede huis. In het eerste huis woont Jenny, zij is haar huis vanaf de fundamenten aan het opbouwen en is al ver gevorderd. Volgens de Nederlandse huisnummer toekenning zou haar huis dan nummer 2 zijn en ons huis nummer 4. Of haar huis nummer 1 en ons huis nummer 3. Volgens Liesbeth, die gemeenteraadslid is van een gemeente hier vlakbij, hebben ze in Frankrijk een totaal andere manier om nummers toe te kennen.
Het is goed mogelijk dat Jenny op nummer 2565 komt te wonen en wij op 2737. De nummers worden namelijk toegekend naar het aantal voetstappen vanaf het centrum van een dorp. Zijn ze nu helemaal gek geworden? dacht ik toen Liesbeth het me vertelde.
‘Dat is handig voor de hulpdiensten,’ wist Liesbeth me te vertellen. ‘Dan weten ze hoever het huis van het centrum is’. Daar zit toch wat in, dacht ik na het krijgen van deze informatie.
Maar goed, ik zie ons nog niet voor een huisnummer naar de burgemeester stappen.
Ander dingetje is dat de post nu weigert bij onze vier huizen de post te bezorgen. Niet dat iemand ons dat vertelde. Gisteren kwam Jenny met de post om te zeggen dat we de post voortaan moeten ophalen bij de mairie die is gevestigd in het voormalige klooster. De post weigert namelijk ons weggetje in te rijden omdat het aan beide kanten eenrichtingsverkeer is. Aan de kant van het dorp staat ook een eenrichtingsverkeer bord, maar in tegenstelling tot de andere kant staat er onder, sauf riverain, wat uitgezonderd aanwonende betekent. Aangezien de postbode in zijn gele autootje geen aanwonende is, mag er hij dus niet in, is zijn interpretatie.
Zo komt het dat we van Jenny gisteren een kaart van Mieke kregen, had ze meegenomen van de mairie nadat ze was gaan klagen dat de post niet meer in onze brievenbussen valt. De eerste zin van het kaartje: ‘Zomaar een kaartje. Om te kijken of de post bij jullie bezorgd wordt, ook al ontbreekt een huisnummer.’ Nee dus, maar dat komt omdat, behalve wij, niemand meer het weggetje mag inrijden.
353

Journal
Eindelijk
Vrijdag 3 februari, Cadouin
Verhuizen haalt je leven overhoop. Niet dat dat erg is, ik ben er aan gewend. Ik weet dat je een paar dagen moet wachten totdat alles weer op zijn plaats ligt en valt. Zo gaat dat, je moet er iets voor over hebben.
Het meest vervelende is dat ik al weken geen boek heb aangeraakt. Eerst moet je de boel inpakken, vervolgens moet je alles in een auto laden en naar de nieuwe bestemming brengen. In ons geval best een eind weg. En als je daar dan na twee dagen rijden bent, moet je alles weer uitladen, uit de dozen doen en er een plek voor vinden. Daar gaan best een paar dagen overheen en dan kun je niet op een bank gaan zitten en even lekker lezen.
Sinds we hier in Frankrijk aankomen, is het eigenlijk niet al te best weer. Er zijn veel wolken, af en toe komt er regen uit. Als een soort troost wil er wel eens een zonnetje doorbreken, maar niet dat je zegt wat een behaaglijk zonnetje. Het best is gewoon door te werken. Hoe sneller alles op zijn plaats ligt, staat en valt hoe beter.
Vanmorgen had ik geen wekker gezet, waarom zou ik. De aankomende weken heb ik geen afspraken staan. Dat is toch fantastisch, ik heb een leven achter de rug waarin afspraken mijn leven bepaalden. Ik zat in een afspraak of ik rende naar een afspraak. Ik vond het ook wel lekker, dan was het net alsof je echt iets deed.
Om acht uur word ik wakker door het geblaf van Dies. Dies blaft nooit, dus er moet echt iets aan de hand zijn. Ik loop in mijn blote kont naar de voordeur. Dom, want er staat iemand op de deur te kloppen. Ik sta dan wel aan de andere kant, maar kan de deur niet opendoen. In je blote kont de deur opendoen is geen gezicht, zeker in het preutse Frankrijk. Ik roep Wyb, die gelukkig snel komt aanlopen.
Het is de termietenman. In Nederland heeft niemand een termietenman. Hier in Zuid-Frankrijk hebben best veel mensen een termietenman. In ons huis zijn twee jaar geleden termieten geconstateerd. De vorige bewoners hebben meteen een termietenman in de armen genomen. Zo’n man gaat onmiddellijk aan het verdelgen, zet acht vallen rond het huis, twee in huis en komt om het half jaar kijken of de verdelging is gelukt. Bij ons was het goed gelukt. Tot vandaag. In een val blijken twee termieten te zitten. Dit betekent dat hij vergif in de val heeft gestrooid, sterk vergif, als de termieten met het vergif weglopen, gaat de hele kolonie eraan. De termietenman heeft verschrikkelijke verhalen over termieten. Binnen één maand kunnen ze een huis slopen. Voor de zekerheid komt hij nu om de drie maanden.
Op het einde van de middag is het dan zover. Eindelijk kan ik mij de luxe van even niets doen permitteren, volgens mij de hoogste trede die een mens in de beschaving kan bereiken. Ik pak een boek, een boek waar ik me al weken op heb verheugd, ik heb het speciaal voor dit moment in Nederland gekocht. Het is een boek van Markus Zusak, de titel: Als honden huilen.
Ik heb de afgelopen tien jaar twee keer gehuild. Elke keer was dat als ik een boek van Markus Zusak las. Het eerste boek dat ik van hem las was De bruggenbouwer, het tweede boek De boekendief. Ongekend mooie boeken. De zon schijnt, strak blauwe hemel. Ik pak het boek uit de nieuwe boekenkast en ga op de veranda in de zon zitten. Eindelijk. Lezen.
352

Journal
Behang
Woensdag 1 februari, Cadouin
Zoals de trouwe lezer van Dossiermoddergat weet, is street art een vast onderwerp in mijn fotografie. Het lijkt me toch goed om duidelijk te zijn over de street art die mijn belangstelling heeft. Voor een groot deel van street art interesseer ik me namelijk geen bal. Ik kom erop omdat ik op de NOS Nieuwssite lees dat een muurschildering in Tilburg is verkozen tot de mooiste van de wereld. Onder dit blog zie je een foto van die mooiste muurschildering. Ik weet niet hoe jij erover denkt, maar ik vind het een vreselijk kitsch plaatje. De jury moet behept zijn met veel wansmaak.
Sowieso hou ik niet van dit soort patserige en protserige muurschilderingen, ik vind het kitscherig behang. Zo hebben gemeentes street art ontdekt om lelijkheid te bedekken. Het zou me niet verbazen als dat dit wanprodukt hierdoor is ontstaan. In de lelijkste stad van Nederland, Heerlen, hebben ze de street art zelfs tot unique selling point gemaakt. Dit in navolging van het lelijkste land van Europa, Albanië. Street art als staatskunst, mijn fototoestel is er allergisch voor.
Ik ben alleen geïnteresseerd in street art die controversieel is, anti-establishment, voortkomt uit subcultuur of protestbeweging, en/of gemaakt is door autonome kunstenaars. Street art die voortkomt uit braafheid en bedoeld is als behang, vind ik oogvervuiling. Ik hou van het recalcitrante, het poëtische in street art, van de snelle en daarom vaak ietwat slordige esthetiek. Mensen die dagenlang op steigers staan met een pallet vol spuitbussen kunnen me gestolen worden. Ik hou van de kunstenaars die midden in de nacht op stap gaan om hun kunst te maken omdat overdag arrestatie dreigt.
En dan nog iets wat me aan het bericht op NOS Nieuws ergerde. Het mooiste van van de wereld, toe maar. Alsof schoonheid volgens criteria valt te beoordelen. Ik geloof überhaupt niet in kunstprijzen, ook al heb ik ze zelf uitgereikt. Kunst moet geen onderdeel van competitie zijn. Bovendien heeft dit kitsch plaatje niets met kunst te maken, het is alleen gemaakt voor het effect en het behagen. Kunst vertelt ons iets over de wereld of laat ons de poëzie zien. Het gladjakkerige plaatje dat verkozen is door een krankjorume jury heeft daar niets mee te maken. Als iemand al die prijs zou verdienen, dan is het natuurlijk Banksy, de Rembrandt onder de straatkunstenaars. Al ben ik ervan overtuigd dat hij hem zou weigeren, zelfs als een belediging zou beschouwen.

351

Voie sans issue – doodlopend
Journal
Klooster
Dinsdag 31 januari, Cadouin
Zoals zo vaak belt Anne deze ochtend om het leven door te nemen. ‘En? Hoe gaat het met jullie daar?’ vraagt ze.
‘Nou ja, we zitten in een soort kloosterachtige situatie,’ zeg ik. ‘Rust, stilte, alleen zijn.’
‘Dat lijkt me zo vreselijk.’ Ik had geen ander antwoord verwacht. Anne zit midden in de Amsterdamse scene. Vandaag weet ze me te vertellen dat ze diverse keren wordt genoemd in de podcast van Marc-Marie Huijbregts en Aaf Brandt Corstius. Die nemen op vrolijke wijze een interview op de hak dat Anne voor Beau Monde met Nick van die Simon heeft gemaakt.
‘Ik geniet ervan,’ zeg ik, doelend op de kloosterachtige situatie. Ik ben altijd opzoek geweest naar een atheïstisch klooster. Het ziet ernaar uit dat ik dat klooster nu zelf heb gecreëerd. De vraag is natuurlijk hoe lang zoiets blijft bevallen. In ieder geval genieten we nu van een mateloze rust.
Misschien goed om voor de nieuwsgierige mens iets over de verhuizing te vertellen. Ik merk dat, naarmate je vaker verhuist, je meer ervaring krijgt en verhuizingen steeds makkelijker worden. Komt ook omdat we inmiddels een op elkaar ingespeeld team hebben. Erik en Ed brachten ons vier jaar geleden naar Saint-Hippolyte-du-Fort, afgelopen weekend deden ze dat naar Cadouin.
Voordeel is dat ons bezit enorm is uitgedund. Waren vier jaar geleden nog een bus, een paardentrailer plus onze volgeladen auto nodig. Nu doen we het met een kleiner busje en onze auto.
Het is wel goed om even een realistisch beeld te scheppen. De foto’s van ons huis geven een vertekend beeld. De foto’s van de buitenkant suggereren dat we een groot huis hebben. Laat ik eerlijk zijn: klopt niet. In feite hebben wij slechts de helft van dat huis want het onderste deel beslaat uit rots. Ons huis is namelijk op een rots gebouwd. In de rots zit nog een kleine cave die die naam nauwelijks verdient, het is meer een kast.
Op de rots ligt ons eigenlijke huis. De foto van gisteren, van de werk- annex eetkamer, geeft ook al een vertekend beeld. De foto is met een groothoeklens genomen en daar worden kamers lekker groot van. Het is een prima kamer, zoals alle andere ruimte in ons huis prima zijn, maar alles bij elkaar is het niet groot. Het was passen en meten om alles een plaats te geven, wat gelukkig wel is gelukt, al waren we daar even bang voor.
Nadat ik de eerste alinea schreef, pakte ik het boek dat ik voor deze verhuisdrukte aan het lezen was. Titel: De weg terug. Ondertitel: Chinese kluizenaars en het taoïsme. Ik zie dat ik de volgende passage heb onderstreept:
‘Maatschappelijk nuttig zijn is slecht voor de gezondheid; streven naar roem en rijkdom is smeken om ellende; de terugkeer naar een leven van eenvoud en tevredenheid is in alle omstandigheden te verkiezen, want de geschiedenis heeft voldoende duidelijk gemaakt dat alles wat de mensheid wegvoert van de eenvoud alleen maar tot meer chaos leidt; men dient te proberen zo weinig mogelijk afhankelijk te zijn van anderen; soms is het noodzakelijk te opteren voor een radicale terugtrekking uit de mensenwereld en de wijk te nemen naar hoge bergen en diepe valleien.’
350

Journal
Rui
Maandag 30 januari, Cadouin
Ik denk dat ik me moet hervinden. Ik zit hier achter mijn eigen tafel, voor mij mijn eigen laptop, maar de plaats waar tafel en laptop staan is volledig veranderd: andere kamer, ander huis, ander land. Woonde ik in een drukke studentenstraat, eigenlijk een soort campus, nu woon ik midden in de natuur, uitzicht op een vallei en achter de vallei een kerkhof. De kamer voelt onwennig, evenals het huis en het land. Hoe ga ik me verhouden tot Nederland, hoe tot Frankrijk? Heeft dit alles effect op Dossiermoddergat? Vast.
Ik vraag me zelfs af of Dossiermoddergat nog wel bestaansrecht heeft. Wat ga ik hier meemaken? Wat krijg ik mee van Nederland? In Frankrijk ben ik een buitenstaander en dat zal ik zeker blijven. Mijn belangrijkste beleving is de rust, de ruimte. Maar vul je met rust blogs? Zal ik vanuit die rust de lust en de drive hebben om weer eens in de zoveel dagen een blog te schrijven? Ik maak me nu al schuldig aan wat ik al jaren probeer te vermijden: bloggen over bloggen, wat toch een vorm van ongeinspireerdheid is.
Op Facebook schrijft een Facebook vriendin dat je in Frankrijk toch ook jeugd en theater hebt. Met andere woorden, ook daar zullen jullie je wel vermaken. Het zal als een soort troost naar ons zijn bedoeld. Maar het punt is dat ik helemaal niet op jeugd en theater zit te wachten. De tijd dat ik fanatiek en vol enthousiasme kinderboeken schreef, ligt al onvoorstelbaar lang achter me. De afgelopen jaren heb ik, op een heel natuurlijke wijze, afscheid van het theater genomen. Als ik eens met Wyb mee kon naar een voorstelling bleef ik liever thuis, er zijn weinig voorstellingen die ik het nog waard vond om naar een theater af te reizen en een avond van mijn leven te geven.
Wyb heeft hier in Frankrijk inmiddels werk gevonden. Zij wordt voor vijf maanden hoofd receptie van een grote camping die tien kilometer van ons huis ligt. Ze zal zeker met jeugd te maken krijgen, met theater vermoedelijk niets. Net zo min als ik vind ze dat veel minder erg dan veel mensen denken. Misschien zijn wij vogels in de rui. We schudden onze oude veren af en hopen sterke nieuwe te krijgen. De oude veren kriebelen, zijn een beetje slap geworden. Waar die nieuwe veren toe leiden? We hebben geen idee. Maar alleen al daarmee bezig zijn, vinden we heerlijk.
Misschien kun je de periode dat we in de rui zijn op Dossiermoddergat blijven volgen. Ik zal mijn best doen, maar kan geen garanties geven. Het schrijven van het blog versnippert de concentratie en die wil ik de aankomende tijd toch vooral richten op twee anderen grote projecten. Of eigenlijk drie. Het wordt tijd dat ik me eens goed stort op het Frans.

Journal
I.v.m. verhuizing is Dossiermoddergat tijdelijk gesloten
Maandag 23 januari, Groningen

Journal
Handtasje
Zondag 22 januari, Groningen
Als je wilt weten hoe beroerd het geheugen is, moet je filmpjes maken als je op reis bent. Vervolgens moet je die filmpjes vijftien jaar laten liggen, tussentijds niet bekijken. Als je na vijftien jaar de filmpjes gaat bekijken, ben je verrast dat je daar geweest ben, herken je sommige plekken überhaupt niet. Als je geluk hebt, herstelt het geheugen sommige plekken en gebeurtenissen met horten en stoten.
Wyb rijdt op de fiets door Chengdu. Het is een lange shot. We rijden over een prachtig fietspad. ‘Aan zo’n fietspad kan Nederland een puntje zuigen,’ hoor ik mezelf zeggen. Links en rechts passeren wij fietsen en veel fietsen passeren ons. Wyb fietst, ik heb al fietsend de camera in handen. Soms roepen we iets tegen elkaar. Zo nu en dan passeren we drukke kruisingen en moeten we even van de fiets afstappen. Daarna rijden we weer heerlijk over dat fietspad in die miljoenen stad.
Het is slower dan slow television, toch genieten we van deze lange fietsshot. Gefascineerd kijken we toe, deze hele tocht, deze opnames: totaal vergeten.
‘Op mijn begrafenis moet je deze opnames afspelen als de mensen binnenkomen,’ zegt Wyb.
Ik begrijp het wel. De opname lijkt geknipt uit een vrolijke Franse feel good movie. Het laat Wyb zien, zoals ze zichzelf het liefste ziet: op weg, vrij, vrolijk, reizend, nieuwe streken en steden ontdekkend.
Ik hoop, alleen al gezien onze leeftijden, dat ik eerder doodga, dus weinig kans dat haar wens wordt vervuld. Wie zal deze opname in dat enorme digitale archief van ons kunnen terugvinden?
Dan komt mijn moeder in beeld. Ze zit bij de Anneke en Tjerk, de ouders van Wyb, thuis in een stoel. Ze heeft haar handtasje op schoot en rommelt erin. Het is een bekend beeld. In die laatste jaren, naarmate de alzheimer verder toeslaat, heeft ze dat handtasje altijd op schoot. In dat tasje is ze altijd op zoek naar… Ik denk dat ze het zelf niet weet. De dingen in het tasje pakt ze even vast, laat ze dan weer los en woelt verder.
Ik moet bekennen dat ik, ondanks dat ik wist dat het kwam door dat monster alzheimer, me altijd ergerde als ze zo aan het woelen was. Schei er nou eens alsjeblieft mee uit, dacht ik dan. Maar ik heb er nooit iets van gezegd, ik kon mijzelf corrigeren. Sommige zaken kun je niet anders dan gelaten over je heen laten gaan.
Ze is bij Anneke en Tjerk omdat we dadelijk naar ons trouwen in Dokkum gaan. Mijn moeder is de getuige van Wyb. Een paar shots later zien we haar keurig tekenen. Ze kijkt trots, een deel van haar kan nog bij ons zijn, aan haar ogen zie ik dat alzheimer haar nooit meer echt zal verlaten. Als ze heeft getekend, pakt ze meteen haar handtasje weer.
Journal
Bandjes
Zaterdag 21 januari, Groningen
Ik heb deze week een belangrijke daad verricht. Al zeker twaalf jaar ligt bij ons in de kast zo’n plastic doos van Ikea met deksel erop. In die doos een Sony filmtoestel en, naar nu blijkt, achttien bandjes. Het filmtoestel is kapot. De kabels die naar een televisietoestel leiden om de bandjes af te spelen heb ik niet meer. Elke verhuizing nemen we de plastic doos mee om in een volgende kast te stoppen.
Het doosje staat symbool voor mijn specifieke laksheid. Je zult je afvragen wat specifieke laksheid is. Het is de onaangename tekortkoming om één bepaald ding niet te doen. Ook tijdens mijn werkzame leven was er altijd wel één ding waar ik niet aan toe kwam/wilde komen/kon komen, noem het onmacht. Het verhuisde van de ene naar de andere to do lijst, bijvoorbeeld een functioneringsgesprek met iemand. Als ik dan geen zin had in dat gesprek, maar dat absoluut moest plaatsvinden, verschoof ik het toch van de ene na de andere week. Ik kwam er gewoon niet toe, ondanks de noodzaak. Goed mogelijk dat zo’n functioneringsgesprek nooit werd uitgevoerd. Vreemd, want verder was ik toch een meester in het afwerken van die to do lijsten.
Jaar na jaar namen Wyb en ik voor om de bandjes in die doos te digitaliseren. We wisten dat er de meest verrassende dingen opstaan, dat we er heel blij van zouden worden. Diverse keren zocht ik adressen op waar je die analoge bandjes kunt digitaliseren, het scheen een fluitje van een cent te zijn. Het kwam er niet van, specifieke laksheid.
Door onze aanstaande verhuizing kreeg ik de doos weer in handen. Meenemen? Of gewoon maar eens weggooien? Opeens werd ik mij bewust van die laksheid. De doos kon een schat aan beelden bevatten. Eindelijk besloot ik dat er einde moest komen aan deze domme laksheid. Ik Googelde op bandjes digitaliseren, belde en kwam in de huiskamer van een nerd die de kamer vol had staan met alle digitale apparaten die er ooit zijn gemaakt.
Gisteren, een week nadat ik de bandje had gebracht, stonden ze keurig op een harde schijf. Eenmaal thuis keek ik snel even naar het eerste bandje: ik had een schat in handen. Tjerk, de vader van Wyb, kwam tot leven, eindelijk kon ik dat heerlijke Friese accent weer horen. Dickens komt kwispelend in beeld. Ik zie mijzelf met een soort pruik op en een buik die aan het begin van deze eeuw toch wel erg dik was, hij paste wel prima bij dat papperige gezicht.
’s Avonds zitten Wyb en ik uren voor de laptop. We lopen weer door China, reizen door Noorwegen, we zien ons huis in Den Bosch kamer voor kamer voorbij komen en dan hebben we nog vijftien bandjes te gaan. Het is één grote duik in het verleden. Een feest!
Journal
It Lytse Gea
Woensdag 18 januari, Groningen
Het was vermoedelijk begin januari 2001. Als ik het me goed herinner, reden Wyb en ik via het Hoge Land naar Groningen. In De Oosterpoort werd Vikram Seth geïnterviewd en speelde een strijkkwartet de muziek die zo belangrijk is in zijn roman Verwante Stemmen. Wyb en ik hadden het boek onlangs gelezen en het verbond ons nog meer.
Onze tocht was geheim. Dat wil zeggen, niemand mocht weten dat wij samen naar Groningen reden. Onze liefde was pril en heftig. Als de liefde uitkwam, zou er een bom ontploffen. Gelukkig gebeurde dat pas maanden later, wij ontstaken hem zelf, op het moment dat de tijd er rijp voor was.
‘Zullen we even langs het huis van mijn ouders rijden?’ stelde Wyb voor, ‘het is maar een klein eindje om.’
‘Maar lieve schat, ik hoef je ouders nu echt niet te ontmoeten.’
‘Ze zijn niet thuis, ze zijn op vakantie. Ik wil je graag het huis laten zien.’
Het bleek een prachtig huis, of ik moet zeggen een bijzonder huis. Het was een klein huisje, maar rond het huis was een magnifieke tuin met grote stukken rietland. Het lag aan het water, in de tuin vijvers en sloten, dat alles omgeven door grote bomen. Ik had de stiekeme hoop dat we in het lege huis nog even de liefde konden bedrijven. IJdele hoop, we moesten door naar Groningen.
Het huis, zag ik op een steen die bij de afrit lag, heette It Lytse Gea. Een knipoog naar It Fryske Gea, de natuurorganisatie die over het Friese landschap waakt, de vader van Wyb werkte er als vrijwilliger. Zo ging hij elke week naar een eendenkooi om te zorgen dat die niet verviel. Onlangs, 22 jaar later, hebben wij zijn as daar uitgestrooid.
Het duurde niet lang of ik werd kind aan huis in It Lytse Gea. In de jaren die volgden, tot nu toe, genoten wij mateloos van het huis en de tuin. Wij sprongen in onze blote kont de Sylster Ryd in, het water dat langs het huis stroomt. Of ik belandde met kleren en al in de sloot, zogenaamd omdat ik de sprong naar de overkant niet haalde. Ik had veel over voor de kinderen. ’s Avonds keken we naar de zonsondergang die ergens achter Leeuwarden onderging en zaten we rond het vuur dat Tjerk in een afgedankte wasmachinetrommel brandend hield.
Tjerk bleek een man naar mijn hart te zijn. Hij werkte bij twee natuurorganisatie, Staatsbosbeheer en It Fryske Gea. Als hij voor Staatsbosbeheer werkte droeg hij de bodywarmer en pet van It Fryse Gea. Als hij bij It Fryske Gea werkte, droeg hij de bodywarmer en pet van Staatsbosbeheer. Bij Anneke en Tjerk was het nooit saai, beiden zaten vol verhalen, die keer op keer werden herverteld. In het huis heerste altijd gezelligheid en liepen onze bijeenkomsten, vaak gedrenkt in drank, regelmatig uit de hand. Op mijn laptop staat nog de kersttoespraak die Tjerk in kennelijk staat hield, verstoord door een kakofonie van opmerkingen.
Gisteren hebben wij Anneke verhuisd naar een klein huisje midden in Kollum. It Lytse Gea is niet meer. De enorme tuin werd te veel voor Anneke, ze had er nagenoeg een dagtaak aan en op 76-jarige leeftijd stond ze met lieslaarzen nog altijd de sloten schoon te maken. Het werd haar gewoon te veel. Het huis liep sowieso van haar weg. Tijd om het paradijs te verlaten, want in die termen spraken we over It Lytse Gea.
De nieuwe bewoners zullen de naam wel niet overnemen. Tjerk en Anneke waren enorme natuurliefhebbers. In de tuin hadden ze niet alleen de meest bijzondere planten verzameld, maar ze hadden er ook een paradijs voor vogels, vlinders en libellen van gemaakt. Vermoedelijk zullen de planten, de vogels, vlinders en libellen, net zo schrikken van dat lege huis als wij. Door dat lege huis verliezen wij allemaal een thuis.

Journal
Onbenul
Maandag 16 januari, Groningen
Ik heb naar de eerste drie afleveringen van de Slimste Mens gekeken. De kandidaten waren jong, hip en cool. Bij elke nieuwe kandidaat dacht ik: volgens mij is deze hartstikke goed. De zelfverzekerdheid waarmee ze op de stoelen zaten, hoog opgeleid, de frisse présence. Maar jezus, ik was verbijsterd door hun niets weten. Ik raad ze ten zeerste aan een cursus Algemene Ontwikkeling van de LOI te doen. Hun domheid was verontrustend.
Voorbeeldje. In welke Friese plaats is Bonifatius vermoord? Sneek kwam langs, evenals Franeker en Harlingen. Bonifatius? Nog nooit van gehoord. Alles ouder dan the nineties schijnt oninteressante verleden tijd te zijn. Namen van schrijvers? Titels van boeken? Ze zaten met de bek vol tanden. En daarmee werd perfect weerspiegeld dat van geschiedenisonderwijs nog nauwelijks sprake is en dat Nederlands is verworden tot het africhten van leerlingen voor tekstverklaring, want dat kun je zo heerlijk makkelijk toetsen.
Onlangs was in het nieuws dat het vertrouwen in de politiek opnieuw was gedaald. Natuurlijk werd gewezen naar de politici, het werd tijd dat ze dat vertrouwen gingen terugwinnen. De kiezer bleef bij dit nieuwsfeit buiten schot. Ten onrechte, want als de schuld voor deze vertrouwenscrisis ergens ligt, dan is het bij de kiezer. De kiezer is namelijk verworden tot een stuk onbenul. Hij leest geen kranten, geen boeken en de mainstream media vindt hij onbetrouwbaar, hetzelfde geldt en passant voor de wetenschap. Waar hij wel zijn informatie vandaan haalt? Natuurlijk: de social media. En zijn gevoel natuurlijk: mijn gevoel zegt… En dan komt er weer een bij elkaar geflanst theorietje uit.
Tegelijkertijd kwam in het nieuws dat een 1/5 van electoraat inmiddels heilig gelooft in complottheorieën. Nog eens 1/5 deel sluit het niet uit. En dan valt Nederland, vergeleken met veel andere landen in Europa, nog mee. Er zijn landen waar de 50% is gepasseerd. Dat verbaast me niet, want als het om maffe fantasieën, geloof en andere bizarre verzinsels gaat, heeft de geschiedenis van de mensheid een rijk verleden. Een kind dat voortkomt uit een maagd omdat ze onbevlekt ontvangen was, tientallen maagden die je opwachten als je een aanslag hebt gepleegd, je kunt een groot deel van de mensheid echt alles wijsmaken. Hemel, hel, vagevuur, er zijn meer mensen die er wel dan niet in geloven. Je kunt het zo gek niet verzinnen of je vindt wel iemand die bereid is er zijn ziel en zaligheid voor te geven. Ik overweeg steeds vaker om zelf een geloof te beginnen, een beetje fantaseren heeft me altijd wel gelegen, een fijne sekte waar je veel geld aan kunt verdienen, best een ontspannen verdienmodelletje.
Vandaag begint in Davos het jaarlijks World Economic Forum. Ook zo’n heerlijk doelwit voor complotdenkers. Voor velen is dit de plek waar de Great Reset wordt geregisseerd. In mijn tijd was het vooral een gewild doelwit van links, logisch, want het is een onderonsje van en voor de elite, het is het liberale feestje bij uitstek. En verdomd, extreem-rechts gaat er nog harder tegenaan. Ze zijn er zelfs van overtuigd dat hier reptielen rondlopen die ons, eenvoudige lieden, proberen te onderwerpen en te beheersen. Aldus de politicus die zo wordt geadoreerd door vele beoefenaarsters van yoga.
349

Journal
Woelen
Zondag 15 januari, Groningen
Vannacht was het weer zover: om vier uur wakker, slapen ho maar. Misschien is het wel een ongewenste vorm van luxe. Vroeger, toen ik nog druk was en veel zorgen aan mijn kop, sliep ik als een roos. Nu ik het leven leid van een luis op een zeer hoofd, slaap ik buitengewoon slecht. In slaap vallen lukt me, maar een hele nacht doorslapen is er niet bij.
Misschien komt het omdat ik te veel wil slapen, iets wat ik nooit heb gedaan. In die prehistorische drukke tijd sliep ik ook maar vier, vijf uur en dan kon ik er weer tegenaan. Nu ga ik rond twaalf uur naar bed en wil het liefst tegen acht uur opstaan. Goed mogelijk dat zo’n lange nachtrust niet voor mij is weggelegd.
Of komt het toch door de verhuizing? Het huis gaat steeds meer op de kop staan. Alleen de woonkamer is nog niet aangetast, boven staat alles al in het teken van de verhuizing. Mijn werkkamer is geen werkkamer meer, het is nu een opslagruimte. Hetzelfde geldt voor de kamer van Wyb, waar zich steeds meer verhuisdozen verzamelen.
Dat we daar zo vroeg mee beginnen, pas de 27ste januari is de verhuizing, heeft te maken met het gegeven dat we veel spullen niet kunnen meenemen en voor de verhuizing kwijt moeten, en dat betekent vooruit werken.
Gelukkig neemt de jongen die na ons op een paar kamers van ons huis komt wonen een aantal grote spullen over: de mooie ronde tafel, de bank, een schuifkast. Gisteren hadden we via Marktplaats een afspraak met iemand die om 14 uur de vouwfiets kwam halen. We hebben de hele middag gewacht, maar de oetlul kwam niet opdagen.
Een verhuizing laat een mens niet onberoerd. Sowieso omdat het toch een operatie is, zelfs voor ons die toch ervaren verhuizers zijn. Ik maak nu mijn 26ste verhuizing mee. Daar komt nu een psychisch aspect bij. Van het ene na het andere land verhuizen, zelfs daar hebben we ervaring mee, maar het is toch een hele stap. Hoe gaat het ons daar bevallen? We denken prima, maar je weet het nooit.
Wat me nog het meest bezighoudt is het gegeven dat we voor het eerst geen backing meer in Nederland hebben. Tot voor kort hadden we altijd ons huis in Moddergat achter de hand, vanaf de 27ste hebben we alleen nog ons huis in Frankrijk. Nog nooit heb ik de band met Nederland zo doorgesneden. Altijd als we in Frankrijk waren, kon ik het idee hebben dat we weer terug naar Nederland zouden gaan. Dat idee kan ik nu niet meer koesteren.
Met al deze gedachten woel ik de nacht door. Ik overweeg voortaan gewoon op te staan en de dag eerder te beginnen. Er is echter één maar. Zo tegen zevenen val ik opnieuw in een diepe slaap, waardoor de wekker mij alsnog wakker moet maken. Dat uurtje slapen is heerlijk diep. Mijn lichaam houdt me voor de gek. Als ik dan wakker word, heb ik het idee dat ik nog uren kan slapen, terwijl me dat in de uren voor zevenen totaal niet lukte.