Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

Nieuw

Journal

 

Verscheiden

Donderdag 24 april, Delft

 

Plaats van schrijven: de trein. Ik zit ergens tussen Utrecht en Amersfoort. Curiositeit: om mij heen hoor ik alleen maar Engels spreken. Het lijkt alsof ik in de trein van Londen naar Edinburgh zit. Ik ben op weg naar Groningen waar ik na drie weken, of is het inmiddels vier weken?, de auto kan ophalen die we in Frankrijk moesten achterlaten.

Of we nog een auto hebben weet ik niet. Hij is gerepareerd bij onze garage, gespecialiseerd in Volvo V70. Voordat hij hem ging repareren wist hij me te vertellen dat het euvel, waar de wagen aan lijdt, een vervelende fabriekskwaal is. Het punt is dat de koppeling niet meer werkt, die lag, toen we de auto moesten verlaten, verlamd op de vloer. Het is een kwaal die je wel kunt maken, maar al snel weer terugkomt, aldus de hoofdmonteur. Hij probeert nu een nieuwe techniek uit en hoopt dat het werkt. Ik geloof alles wat hij vertelt, van auto’s weet ik net zo weinig als van raketten. Kunnen we vrijdag naar Cadouin rijden? Of brengt dat te veel risico met zich mee? Stel dat we weer met pech in de verlatenheid van de Dordogne komen te staan. De garage moet ons maar dwingend adviseren.

Drieënhalf uur rijden om een auto van een garage te halen is niet niks. Daarna weer drie uur om met de auto terug te rijden. Ik heb inmiddels heel wat uren in deze auto-ellende gestoken. Inmiddels zijn we voorzichtig op zoek naar een nieuwe auto, mijn vertrouwen in onze trouwe Volvo is verdwenen. Nog niet zo lang geleden zong ik de lof over hem, maar dat zingen heeft hij zelf gesmoord.

Ik probeerde in Den Haag en wijde omgeving een garage als mijn Groninger garage te vinden, maar dat is me niet gelukt. Nergens een garage die in Volvo V70 is gespecialiseerd. Ik zal hem voorstellen of hij niet naar de Randstad wil verhuizen.

Het is lang geleden dat ik in Groningen ben geweest, ik denk wel twee jaar. Veel tijd heb ik niet om er te blijven omdat ik nog terug moet. Bovendien zijn een paar van mijn beste Groninger vrienden niet in Groningen. K. en A. zitten ergens in de laars van Italië. H. en D. zwerven met hun camper over de Balkan. Dat doet maar. Modern times. Fantastisch dat het kan.

Zes uur later. Inmiddels ben ik terug in Delft en zit ik te tikken aan onze eettafel annex mijn bureau. De uitslag over die auto beschouw ik als teleurstellend. De garagehouder gaf geen dwingend advies. Cadouin? Ik kon het proberen, een garantie kon hij zeker niet geven. Hij kon echt niet zeggen hoe lang de nieuwe koppeling het hield.
Als ik in de auto stap, voelt de koppeling hetzelfde als toen hij het begaf. Als ik de koppeling indruk, komt hij niet meer omhoog. Ik moet hem met de punt van mijn schoen omhoog duwen. Het belooft weinig goeds.

Onderweg belt Wyb, ik geef een kort verslag en we besluiten vrijdag niet naar Cadouin te gaan. We achten de kans te groot dat er weer ellende komt. We besluiten het aankomend weekend op autojacht te gaan. Het is niet anders, we moeten afscheid nemen van de auto die voor ons zo verbonden met Frankrijk is. Hij heeft ons wat heen en weer gebracht. 400.000 kilometer gereden, al bij al is het toch een verscheiden van een held.

Het huis van het weekdier

 

 

 

Het pad

In dit licht wordt één hond al gauw twee, een tak een teken, wat bloeit
wordt oog en het pad gaat op en neer richting hel of hemel. Achter iets
staat een man met zeis en wijst de weg. Kom, wij draaien voetstoots om.

Naar Ispahaan? Of erger? Of is doodstil staan op dit schemerpad het beste?
Dan. De hond blaf blij of boos, wolken gaan uiteen. Even is het eenvoudig
helder: de maan. Even is er uitzicht: een tak is een tak, een pad een pad.

Journal

 

1954

Dinsdag 22 april, Delft

 

 

1954

Ouder worden
is een kwelling.

Het duurt steeds
langer om naar

je geboortejaar
te scrollen.

 

 

Journal

 

Go with the flow

Dinsdag 22 april, Delft

 

Vandaag weer alle ruimte voor mijn briefwisseling met Rokus Loopik. Het veel te lange blog van vandaag bestaat uit twee delen. Eerst is er mijn brief, die eigenlijk een antwoord is op de brief van Rokus. Dus als je de correspondentie in de goede volgorde wilt lezen, dan moet je eerst de brief van Rokus lezen, daarna pas mijn brief. Geen logische volgorde, maar ik vond het een beetje raar om zomaar met de brief van Rokus te beginnen, het is tenslotte mijn blog. Dus wie de brieven in chronologische volgorde wil lezen, eerst even scrollen. De brieven worden ook gepubliceerd op LinkedIn.

 

Cher Rokus, cher grand-père

Op de allereerste plaats gefeliciteerd met je nieuwe status: opa, ik vind het een eretitel, al moest ik er in het begin aan wennen. Opa, het klinkt zo verrekte oud en opeens ben je het. Ik vind dat je zoon en schoondochter wel een prachtige naam hebben uitgezocht. Dette, als ik nog eens een dochter zou krijgen, wat is uitgesloten, dan noemde ik haar Dette.

Sorry dat dit antwoord langer op zich liet wachten dan de bedoeling was. Dit was weer zo’n week dat ik de biografie van Godfried Bomans, waarin ik aan het lezen ben, niet eens kon aanraken. Laat staan dat ik een brief naar jou kon schrijven. Ik was simpelweg te druk en voor een brief moet je toch echt wel even rust hebben, tenminste, ik wel. Ook voor lezen moet je rust hebben, iets minder dan voor schrijven, maar je moet wel tijd hebben om soms even op je kont te kunnen zitten en je te concentreren.
Ik heb best een druk leven gehad, theaters en gezelschappen runnen geven je weinig rust en zodoende heb ik heel wat boeken verpest. Dan weer had ik tijd om drie bladzijden in de week te lezen, dan weer eens dertig, soms kon ik eindelijk eens lekker doorlezen. Maar op die manier lees je geen boeken, het versnippert een boek, je raakt de draad en de spanning kwijt en het boek belandde half uitgelezen in de kast.

Ik kom erop omdat ik een ode aan Cadouin wilde brengen. Je kent het, je weet dat het verstopt ligt in de omvangrijke bossen van de Dordogne. Ik vermoed dat ik op jou een luie indruk maak. Jij bewoont een château dat je met je eigen handen en soms de hulp van een paar Polen van de ondergang hebt gered. Ik kijk er met bewondering naar.
Ik daarentegen heb bewust een klein huis op een heuvel gekocht. Het huis is zeker niet af voor wie alles perfect wil hebben, maar gelukkig hoef ik dat laatste niet, want ik heb het gekocht opdat ik er niets aan hoefde te doen. Mijn streven is namelijk om niets te doen. Nou ja, dat is niet helemaal waar, want ik wil niets hoeven te doen opdat ik kan lezen en schrijven. En dat is toch ook weer niet helemaal niets doen, al stelt het qua lichamelijke arbeid niets voor, dat geef ik toe.

Laat ik bekennen dat die opzet niet helemaal is gelukt. Met dat lezen kwam het goed, maar dat schrijven viel vies tegen. Ik had gehoopt dat de rust ervoor zou zorgen dat romans naar mij toe kwamen vliegen. Helaas gebeurde dat niet. Ik verloor mij in blogjes en brieven.
De rust zorgde er vooral voor dat ik mijn bestaan ging relativeren. Waarom twee, drie jaar aan een roman werken in een land waar bijna niemand meer leest? Of was dit een smoesje omdat de romans helemaal niet naar mij toe kwamen vliegen? Ik genoot gewoon onbeschaamd van de rust, gaf mij eraan over. Eén brief of blogje per dag is ook bevredigend om mee te leven, daarna een mooie wandeling over de heuvels, vervolgens lekker eten en een glas wijn. La vie est belle. Dan zit je daar als mislukt schrijver, een vadsige koning op een berg.

Het is te weinig om een bevredigend bestaan te leiden. Bij mij schrijnde het al langer een beetje, bij Wybrich begon het echt pijn te doen. Zij gaf de doorslag. Is dit het leven dat we wilden leiden? Dagen van niets doen, eindeloze rust? Wat daarbij een rol speelde is ons leeftijdsverschil, we schelen veertien jaar. Wyb is nog jong en nog lang niet toe aan de Totale Rust. Zie hier in de notendop waarom we van ons Franse huis een résidence propiétaire een résidence secundaire maakten. Omdat wij getrainde verhuizers zijn, ik verhuisde in mijn leven zo’n zesentwintig keer en Wyb vierentwintig, draaien wij voor zulke beslissingen onze hand niet om. Go with the flow, zeiden we in mijn jeugd en dat adagium hang ik nog steeds aan.

Van die afslag hebben we beslist geen spijt. Wyb werkt nu dus op het Ministerie van Buitenlandse Zaken en heeft eindelijk weer een leven waarin ze iets kan betekenen, het leed van de wereld trekt aan haar voorbij en zij probeert de weg te wijzen hoe daar uit te komen.
Ik geniet weer mateloos van Nederland. We vertrokken met drie tassen uit Frankrijk omdat Wyb die baan kreeg, maar we hadden nog geen dak boven ons hoofd. Die onzekerheid heeft me wel aangetast, maar tot ons groot geluk vonden we al snel een huis in Delft, een stadje dat ik totaal niet kende, maar een lot uit de loterij blijkt te zijn. Tien minuten met de trein van Den Haag, een kwartier van Rotterdam, een uurtje van Amsterdam, dit is het tegendeel van ons bestaan in Cadouin.
Eindelijk alle musea en theaters weer onder handbereik. En niet te vergeten de zee. Vorige week gingen we met de tram naar Scheveningen, twintig minuten rijden. Ons verblijf in Frankrijk heeft er voor gezorgd dat we Nederland weer met nieuwe ogen zien. Nog nooit heb ik, na Frankrijk, zo onze medische zorg gewaardeerd. Eindelijk weer artsen waarmee je genuanceerd kunt communiceren en die echt naar je luisteren. Kom daar eens om in Frankrijk, een enkeling uitgezonderd.

Natuurlijk wil ik nog even terugkomen op jouw vorige brief. Wat goed van je dat je meteen mijn woorden ‘mijn toenmalige beste vriend’ oppikt. Gelukkig hebben niet zoveel mensen een toenmalige beste vriend, ik wel. Beste vrienden zijn natuurlijk veel leuker dan toenmalige beste vrienden. Heel lang was mijn toenmalige beste vriend een soort Frank, jouw beste vriend. Over jouw relatie met hem schreef je: “We hebben elkaar gemaakt”, zijn de gevleugelde woorden waarmee we onze vriendschap aan anderen verklaren. Voor mijn toenmalige beste vriend en mij geldt hetzelfde.

Laat ik verklaren hoe een beste vriend uiteindelijk een toenmalige beste vriend kan worden. Het is een lang verhaal, maar ik kan het simpel houden door een tekening van Peter van Straaten te beschrijven. Op de tekening zie je twee mannen van middelbare leeftijd aan de bar hangen. Zegt de ene man tegen de ander: ‘Ik moet nog tegen mijn vrouw vertellen dat ik ga scheiden.’ Zegt de andere man: ‘Dat hoef je niet te doen, dat heb ik al gedaan.’

Precies dit was de reden dat we gebrouilleerd raakten. Ik zag de tekening van Peter van Straaten lang na het gebeuren en dacht: het is dus wel te bedenken dat je zoiets kan overkomen. Het feit is dat ik eigenlijk nooit zelf tegen mijn ex-vrouw heb kunnen zeggen dat ik toch wilde scheiden omdat mijn beste vriend dat al had gedaan.
Hierna hebben we elkaar jaren niet gezien, en ik had hem ook niet meer hoeven zien. Ware het niet dat hij mij jaren daarna belde of we toch niet eens konden afspreken om het erover te hebben. We ontmoeten elkaar in Deventer en ik merkte dat de magie van onze vriendschap inderdaad verdwenen was, helaas. We spraken wel af dat we elkaar tweemaal per jaar zouden bellen, een keer op zijn verjaardag in mei en acht maanden later op mijn verjaardag. Dat doen we inmiddels al jaren en we hebben dan best een aardig gesprek. Maar tot nu toe heeft blijkbaar geen van tweeën de behoefte om elkaar weer in levende lijve te zien, want na Deventer hebben we elkaar niet meer ontmoet.
Verder kan ik je geruststellen, het worst case scenario heeft nog niet plaatsgevonden. Mijn toenmalige beste vriend is nog in leven en is in zeer goede doen.

Jij vraagt je ook af waarom die 365 brieven nog steeds in mijn kelder staan en waarom ze nog niet in een boekje zijn verschenen. Jouw aanname dat ik alles in een boekje wil vervatten klopt niet helemaal. Wat slechts is moet niet in een boekje komen, vind ik. En die 365 brieven bewaar ik met liefde, maar ik vind ze zeker niet goed genoeg voor een boek.

Mooi verhaal over die urn. Het verhaal over de urn en het verstrooien van mijn moeder vertel ik wel in een latere brief. Mijn ervaring is dat je brieven nooit te lang moet maken, want anders haken lezers af.

Vrijdag rijden wij terug naar Frankrijk. Ik hoorde dat jullie ook op die dag teruggaan. Het zou leuk zijn als we elkaar dan bij een of ander benzinestation tegenkomen. Niet alleen voor ons, ook voor onze honden. Dies droomt van Saartje, en ik neem aan dat het andersom ook zo is.

Cordialement et à bientôt,
Gerard.

PS 1. Je excuseert je voor je wijdlopigheid en afdwalen in je vorige brief. Excuses niet aanvaard. Ik wil je vooral aanmoedigen wijdlopig te zijn en af te dwalen.

PS2. Fijn dat ik nu weet waarom jouw engels zo verrekte goed is. Mijn engels is iets beter dan mijn frans, maar ik ben toch zwaar geïmponeerd door jouw engels. Maar ik weet nu dat het je met de paplepel is ingegoten. Hou je niet in als je meer over je Engelse verleden wilt vertellen. Ik lees het graag.

 

Brief van Rokus:

 

14 april 2025
Cher Ami, cher correspondant,

Allereerst dank voor je uitgebreide schrijven. Ik bleef meteen haken bij de woorden mijn toenmalige beste vriend. Ik wil helemaal niet voorbijgaan aan de inhoud van die 365 brieven, die zijn altijd lezenswaardig, ik heb je immers hoog zitten als schrijver, maar ik kan sindsdien de slaap niet meer vatten. Wat is er van jouw toenmalige beste vriend geworden? Zijn die brieven nooit verstuurd? Hoe kan het, gegeven het bijna-faillissement, maar toch net-niet- faillissement van PostNL, dat die brieven in jouw en niet in zijn bezit zijn? Waarom is het bij die 365 brieven gebleven? Jouw onbedwingbare behoefte om elk schrijven in een boekje te willen vatten in ogenschouw nemend: waren die brieven niet goed genoeg daarvoor? Nu ja, allerlei scenario’s spoken na het lezen van de bepaald melancholische aanhef van jouw eerste brief aan mijn adres, door mijn hoofd. The worst case scenario is dat jouw vriend verscheiden is en dat zijn heengaan een van de redenen was dat je jezelf de laatste brievenschrijver van Nederland noemde. Vanzelfsprekend, ik ben verheugd dat je de pen weer opgepakt hebt, maar ik hoop oprecht dat het jouw beste vriend goed gaat, wherever he may be.

Ik bied meteen mijn verontschuldigingen aan voor het gebruik van de term francofiel. Ik vond het wel leuk staan, vandaar. Evenwel, ik voel mij gefortuneerd dat ik in het Zuid-Franse land mag verpozen en werken, maar ik hang niet bepaald aan Frankrijk. Mijn vader’s urn is begraven in Birkenhead, een gemeente onder de rook van Liverpool, en daar heb ik lang geleden mijn hart aan verpand. Aan die stad, dat Football Team (ze worden dit jaar kampioen) en Engeland.

Die liefde kan ik het best verwoorden door je deelgenoot te maken van een bijna dagelijkse ervaring die ik op jonge leeftijd had in ons huis in Hoylake, een plaats aan de Ierse Zee, niet ver van Birkenhead. Ik schrijf bijna, want de zon scheen er niet elke dag, we spreken Seaside en Engeland, en toch was die onlosmakelijk verbonden met die piekervaring. Voordat mijn vader ons naar de basisschool in West Kirby reed, genoten we een vroeg ontbijt in de keuken in het souterrain van ons huis. De zon speelde speels door de ramen op tuinniveau. De toaster roosterde ons weinig vezelrijke Engelse Casinobrood door de sneetjes heel traag in een tredmolentje rond te draaien. Zo’n toaster heb ik nimmer op ons continent gezien en is net als de doperwten in dat land, die groener zijn dan groen, volstrekt British. We kregen er ook Orange Juice bij geserveerd. Die kochten we in 2-of-meer-liter-pakken bij de supermarkt Sainsbury. Ik vond dat destijds het toppunt van luxe, niet wetende dat dit drankje vooral uit veel toegevoegde artificiële suikers bestond. Ik krijg het nu niet meer weg. Tot overmaat van alle memorabele momenten in mijn leven voorspelde Terry Wogan, Anchorman van de BBC-Radio, het weerbericht voor die dag. Nu nog, heden ten dage, als ik zijn warme, diepe stem hoor, voel ik de waterlanders achter mijn ogen branden en krijg ik er kippenvel van. Het zal je niet verbazen dat daar, in dat zich repeterend piekmoment, mijn onuitsprekelijke liefde voor dat land en de Engelse taal is geboren.

Een van mijn vijf boezemvrienden studeerde de Engelse Taal in de universiteitsstad Leiden. Het was Frank die ons in de post-middelbare-school-periode aanzette om ‘To be or not to be’ van Shakespeare uit het hoofd te leren. We maakten er een wedstrijd van, zoals we, sinds ons 10e levensjaar, tot op de dag van vandaag, van alles een wedstrijd maakten. “We hebben elkaar gemaakt”, zijn de gevleugelde woorden waarmee we onze vriendschap aan anderen verklaren.

Het was pre-corona dat ik met Marie-Anne de opening van de Parade in Amsterdam bezocht. Pierre Bokma opende het theaterfestival, dat toen het thema Shakespeare had. Hij citeerde de goede man en sprak op theatrale wijze zijn teleurstelling uit over het feit dat niemand in het publiek waarschijnlijk in staat zou zijn om hem dat na te doen. Nu pak ik graag het podium, maar hier had ik toch enige schroom. De Carrouseltent, als ik mij niet vergis, zat afgeladen vol.  Er was een elleboogstoot in mijn ribbenkast van mijn lieftallige echtgenote voor nodig om mij op dat podium te laten belanden. Ik ben ooit afgewezen voor de Theaterschool in Amsterdam en dat heeft mij lange tijd dwars gezeten. Ik zag mijn kans schoon en niet zonder enig pathos en uiterlijk vertoon, heb ik die beroemde blank verse, zoals die dichtvorm heet, ten tonele gevoerd. De mond van Pierre viel open, ik kreeg geen staande ovatie, maar het zat er niet ver vanaf.

Tijdens een door mij georganiseerde studiereis naar London, heb ik mijn groep meegenomen naar The George Inn in Southwark, London. Die pub werd door William gefrequenteerd. In de late avonduren, toen de deelnemers aan die reis in een club hoog boven de Thames aan het verpozen waren, heb ik in die Pub aan zijn tafel gezeten en een literaire pint gedronken.

Ik bied overigens ook mijn verontschuldigingen aan voor het voor jou waarschijnlijk lange uitblijven van deze brief. Je bent niet geboren voor het geduld, zeker niet aan een supermarktkassa, en dan is elke minuut, elk uur, elke dag, elke week, elke maand, elk jaar, een tijdsgewricht te veel lijkt mij. Daarbij, ik gun je nog zeker 30 jaar, maar de gemiddelde leeftijd van een man in Nederland is 79.9 jaar. Jij bent net 70 geworden, dus sowieso no time to waste.

Evengoed.

Over urnen gesproken. Kort nadat we Chateau Mondou in Villeneuve sur Lot betrokken werd de aanblik van nogal wat achtergelaten huisraad mij zwaar te moede. De 80-jarige eigenaresse was de mening toegedaan dat wij ons er, naast het kopen van dat huis, een enorm voordeel mee hadden gedaan. Wij, daarentegen, wilden zo snel als mogelijk van die oude meuk af. Daartoe heb ik op elke verdieping de kasteelramen opengegooid en alle zogenaamd waardevolle huisraad op de binnenplaats stuk laten vallen. De zolder van het Chateau, toch gauw zo’n 115 vierkante meter, was volgestouwd met alles wat zij in 40 jaar niet weg wilde gooien. Ruim twee weken heb ik er over gedaan om die ruimte leeg op te leveren, op 1 paars doosje na. Die had ik voor het laatste bewaard, omdat ik veronderstelde dat zich daarin een kostbaar en antiek kleinood zou bevinden.

Ik hield het doosje ondersteboven omdat ik de inhoud er niet op een andere manier uitkreeg. Ternauwernood kon ik voorkomen dat de inhoud van een heuse urn zijn Waterloo in de stofzuiger van ons landhuis zou vinden. Ik was ontdaan, verbaasd, geschokt.
Wie laat zijn overleden familielid nu op zolder staan? Wie verkoopt en verlaat een woning zonder daar ruchtbaarheid aan te geven? Laat staan een fatsoenlijke laatste rustplaats te definiëren en daar naar te handelen?

Antonia, haar tweede naam en familienaam laat ik hier graag buiten beschouwing, bijgenaamd Tosa, heeft zegge en schrijve 17 jaar op onze zolder gestaan. Want dat is het jaar dat zij overleden is. Het handelt hier om een vriendin van de voormalige eigenaresse. De dochter van Tosa die in Engeland woont zou haar altijd nog op komen halen, maar heeft tot op heden verzuimd dat te doen. Opvallend aspect is wel dat minstens de helft van haar as ontbreekt. Of Tosa moet heel klein van stuk geweest zijn, of de andere helft van haar remains zijn inmiddels al in Groot-Brittannië.

In any which way: Marie-Anne wilde Tosa beslist niet in huis hebben. Zij heeft derhalve een paar jaar in onze schuur gestaan. Ik heb wat over is van Tosa, in de urn, op een mooie plek op ons landgoed begraven. Ze was ingezetene van Villeneuve sur Lot en ik houd van dit soort verhalen. Zij heeft mij in de vier jaar dat wij ons kasteelheer en kasteelvrouwe mogen noemen, nog nooit in de nachtelijke uren ‘bezocht’. Ze is tenslotte ook al heel lang bij ons en door dat zo te houden, heb ik voor eenieder die dat horen wil, een bijzonder verhaal.

Welnu beste Gerard, ik ben de draad van jouw brief bij mijn tweede alinea kwijtgeraakt. Excuses voor mijn wijdlopigheid en afdwalen. Het was mij toch een genoegen en ik verheug mij alweer op een schrijven uwerzijds. Het was volle maan, we zien hier de zon elke dag in de Noordzee zakken, want we zijn alweer even in Zandvoort.

Tot spoedig.

Uw penvriend, anglofiel,

Rokus

Zandvoort, 14 april 2025

PS ‘To be or not to be’ is geen vraag meer. We zijn in de nacht van zondag op maandag Opa en Oma geworden.

Journal

 

Cliëntelisme

Zondag 20 april, Delft

 

Zo ben je politicus, en zo ben je minister. Lijkt me best moeilijk. Eerst vecht je voor idealen, of voor belangen, en dan ben je minister en is er algemeen belang, heb je de verantwoordelijkheid over een land, of een deel van het land.

Zo zit je in de Tweede Kamer lekker te lullen, of je dat nou uit je nek doet, maakt niet uit. Als minister krijg je een verantwoordelijkheid, heb je opeens met een groot ministerie te maken, krijg je met gelobby en ambtenaren te maken. Je moet opeens over kwaliteiten beschikken die er eerst niet toe deden. Je moet een visie op het land hebben, of een deel van dat land. Je moet vooruit kunnen kijken, waar gaat het heen met het land, waar wil je dat het heengaat? Regeren is vooruitzien, luidt het adagium.

Daarom is de stelling van vandaag dat wij geen regering hebben. Goed beschouwd heeft dit land geen regering, dit land heeft vertegenwoordigers van belangengroepen. De politici die vorig jaar tot een regering zijn geroepen kijken niet vooruit, hebben geen visie, hun vraag is of ze hun achterban wel goed bedienen. Hun manier van politiek bedrijven heet cliëntelisme, ze beschouwen hun kiezers als klanten, die ze goed moeten bedienen omdat ze anders misschien niet meer op hen stemmen.

Cliëntelisme heeft op gemeenteniveau al verschillende keren tot veroordelingen geleid omdat politici te veel hun oren lieten hangen naar hun achterban en die bevoordeelden. Corruptie, verwarren van petten en belangenverstrengeling lagen op de loer en werden gerechtelijk veroordeeld. Het gekke is dat dit op landelijk niveau niet schijnt uit te maken.

We zagen Caroline van der Plas voor de zoveelste keer uit een overleg komen, dit keer over de Voorjaarsnota, dat er voor de boeren weer honderden miljoenen extra waren gereserveerd. Het gevolg is dat de boerenbranche de enige beroepsgroep is waarbij je, als je stopt, je zomaar miljonair bent. Cliëntelisme avant le lettre. De mijnwerkers, de letterzetters en de bankmedewerkers durfden er niet eens van te dromen. De andere beroepsgroepen die binnenkort overbodig worden, bijvoorbeeld door IA, wacht een werkeloosheidsuitkering van 1,5 jaar, dat was vroeger 3 jaar. Je zult maar oud zijn en na anderhalf jaar tot de bijstand worden veroordeeld, of je huis moeten opeten.

Afgelopen week mocht elke coalitiegenoot, na het uitonderhandelen van de voorjaarsnota, hun poepje laten ruiken, de geur waar hun achterban zo gek op is. Wilders mocht zeggen dat hij een boodschappenbonus had bedongen. Nicolien van Vroonhoven mocht weer hoog opgeven over rechtstatelijkheid en Dilan Yeşilgöz mocht weer etaleren dat ze van de orde en veiligheid is.

Double speak, want het is toch navrant dat juist haar partij het gevangeniswezen zo heeft bezuinigd dat criminelen nu twee weken eerder, of langer, worden vrijgelaten. Verantwoordelijke man hiervoor: Ted Teeven, niemand heeft het meer over deze hoofdschuldige, die stoer de boel wel eens efficiënt zou bezuinigen, de prefix ‘weg’ verzweeg hij altijd, dat wegbezuinigen was een probleem voor zijn opvolgers.

Cliëntelisme. Maar over de grote onderwerpen, de problemen die alleen op langer termijn kunnen worden opgelost, hebben ze het niet gehad. De schrikbarende staat van het Nederlandse milieu, klimaatverandering, het blijkbaar onoplosbare probleem van de woningnood, de stikstofproblematiek waardoor Nederland op slot zit: niet over gesproken. Voor dat soort dingen moet je vooruit kunnen zien, het eigen belang even niet laten prevaleren, en dat kan deze verzameling vertegenwoordigers van cliënten natuurlijk niet.

Journal

 

Mesonychoteuthis hamiltoni

Vrijdag 18 april, Delft

 

Eergisteren in de krant. Voor het eerst is een soort reuzeninktvis vastgelegd op beeld. De beesten kunnen, inclusief hun enorme tentakels, naar schatting 12 tot 14 meter lang worden. Ze wegen dan zo’n 500 kilo, waardoor ze de zwaarste ongewervelde diersoort ter wereld zijn. Het exemplaar is vastgelegd in de zuidelijke Atlantische oceaan, nabij de Zuidelijke Sandwicheilanden, waar ik nog nooit van had gehoord.

Wetenschappers weten eigenlijk niets van deze gigantische zeedieren, hoe ze jagen, hoe hun levenscyclus is, ze zijn een totale mysterie. Een eeuw geleden werd het dier voor het eerst ontdekt toen zijn tentakels in de maag van een potvis werden gevonden. Daarna is het beest een paar keer gezien, maar eigenlijk altijd waren het dode dieren, aangetroffen door vissers.

Potvissen zitten vaak onder de littekens, die vermoedelijk zijn veroorzaakt door de weerhaken die aan de uiteinde van de hun tentakels zitten. Met die weerhaken houden ze hun prooi vast. Nu hebben we dus eindelijk bewegend beeld van het dier. Elke krant maakt er melding van. De omvang van het dier appelleert natuurlijk aan de monsters uit hun onze angstdromen.

Maar, teleurstelling, de Mesonychoteuthis hamiltoni (zo heet het beest) dat is vastgelegd, is slechts 30 centimeter lang. Het is een doorzichtig, pasgeboren exemplaar, heel lief eigenlijk. Dus ondanks de publicitaire aandacht, levert het beeld weinig spectaculairs op. Zo klein, en dan al zoveel aandacht. Het bewijst hoe de Mesonychoteuthis hamiltoni tot de verbeelding spreekt.

Het is niet gek dat nog nooit een volwassen exemplaar is gefilmd, want het dier leeft in dieptes van de oceaan die voor de mens onbereikbaar zijn. Wat dat betreft is het een slim dier, hij heeft een habitat op deze planeet opgezocht waar de mens niet kan komen. Welk ander dier doet hem dat na? Hij heeft een perfecte schuilplaats.

Toch baart de publiciteit mijn zorgen. Je zult het zien: dadelijk verzint een Elon Musk-achtig type een mogelijkheid om wel af te kunnen dalen naar de diepste diepten. Er is altijd wel een gek die naar Mars wil, naar een onherbergzame plek die niet gemaakt is voor de mens. Zul je zien dat dat Musk-achtige type een capsule de diepte in laat zakken met zes vrouwen à la Katy Perry, spektakel gegarandeerd. En dan is het einde zoek, want dan wil iedereen naar de diepste diepten.

Er komen natuurlijk reisbureaus, Travel Agency to the Mesonychoteuthis hamiltoni, en dan gebeurt wat overal in de wereld is gebeurd. De mens is een agressieve predator, een roofdier dat, als hij eenmaal verschijnt, ander leven vernietigt, met zijn geproduceerde gif habitats vervuilt en kapot maakt. Laten we hopen dat dat Musk-achtige type nog even niet op het idee komt om de diepste diepten in te gaan, dat het de Mesonychoteuthis hamiltoni nog even is gegund om daar in het onbereikbare donker te leven.

Het huis van het weekdier

 

 

 

De lengte van de geschiedenis

De lengte van de geschiedenis bepaalt niet het verdriet. Een woord;
Een vlek; een dood; het schuifelen van voeten over de stenen vloer:
Dat. Het verdwijnt boven ons hoofd. Het wiegt en wentelt en grijpt

Niets –vergeefs baltsen met wat blijven zou. Een stoet van mensen verwaait
Voor en achter ons als een vlucht voorbij. Buig, want wat nooit kwam, komt
Ineens. Boven ons hoofd zwaait elk moment: de lengte van de geschiedenis.

Journal

 

Charlie de Parlie

Donderdag 17 april, Delft

 

Er zijn vele kloven in de Nederlandse samenleving. De kloof tussen arm en rijk, de kloof tussen PVV-stemmers en niet PVV-stemmers, de kloof tussen woningbezitters en geen woningbezitters, om er maar eens een paar te noemen. Maar de grootste kloof is misschien wel die tussen hondenliefhebbers en niet-hondenliefhebbers. Ik merk dat deze twee groepen elkaar totaal niet begrijpen, en dat vind ik niet zo gek.

Hoe moet je als niet-hondenliefhebber er nou achterkomen hoe leuk honden zijn? Als je geen hondenliefhebber bent dan versta je de taal van de honden niet. Want geloof me, honden kunnen praten. Dies en ik houden hele dialogen.
Ik ben het zelfs hartgrondig met de filosoof Arthur Schopenhauer eens dat de hond superieur is aan de mens. De hond heeft geen dubbele agenda, de hond kent de onvoorwaardelijke liefde en trouw, een hond zal je nooit bedonderen. Kom daar bij mensen eens om. En een hond is zoveel zachter dan een mens.

De niet-hondenliefhebber zal daarom niet begrijpen dat veel hondenliefhebbers hun hond als een volwaardig familielid beschouwen. Wyb en ik doen dat ook, Dies is een integraal onderdeel van ons gezin, wij houden volledig rekening met hem, op zekere hoogte beslist hij mee wat wij in gezinsverband wel of niet doen.

Ik kom erop omdat gisteren Charlie, ook wel bekend als Charlie de Parlie, bekend in Amsterdam en wijde omgeving, is overleden. Charlie is de hond van Anne, mijn dochter. Het overlijden van een hond in onze familie gaat gepaard met groot verdriet en rouw. Gisteren moest Anne hem laten inslapen, zijn gezondheid was zeer slecht, hij leed, en anders dan bij mensen kun je bij honden de gelukkig keuze maken hem niet verder te laten lijden.

Anne had gevraagd of Lies en ik erbij wilden zijn als ze hem liet inslapen en met haar meegingen als ze hem naar het crematorium bracht. Het was een eer en waardevol om dit te mogen meemaken. Charlie de Parlie was een bijzondere hond. Ooit reageerde Anne op een advertentie waarin een man vroeg of iemand voor een maand op zijn hond wilde passen omdat hij naar Brazilië ging. Anne reageerde en werd uitverkoren.

Maar wat bleek na een maand? De man kwam niet meer terug. Hierdoor zat Anne, in mijn ogen, opeens opgescheept met een hond. Ik vroeg wat ze met die hond ging doen, of ze die nu naar een asiel zou brengen. Woede was mijn deel. Natuurlijk ging ze die hond, die Charlie heette, niet naar een asiel brengen. Anne beschouwde Charlie in die maand al als haar hond. Een grote wederzijdse liefde was geboren.

In totaal mochten Anne en Charlie 6,5 jaar met elkaar doorbrengen. Te kort, want helaas bleek Charlie over een broze gezondheid te beschikken, zijn medisch dossier werd dikker en dikker. Anne deed er werkelijk alles aan om hem zo gezond mogelijk te houden.

Dat zijn gezondheid broos was, betekende niet dat Charlie een broze hond was. Charlie de Parlie was een bokser, een jongen van de straat, een lefgozer, een geinponem, en zo macho als maar kon. Wie Charlie stoer over de straat zag cruisen, was meteen geïmponeerd. Dat nam niet weg dat hij het heerlijk vond om te knuffelen en lekker bij je te liggen. In de Spaardammerbuurt in Amsterdam was hij een markante buurtgenoot. Het verdriet dat hij nu is overleden, is daar dan ook groot.

Wij, als familie van hem, zullen nog vaak aan hem denken. Alleen al het noemen van zijn naam zal meteen herinneringen oproepen aan een bijzondere hond. Er is geen hond in Nederland die vaker in hotels heeft geslapen dan hij, hetzelfde geldt voor bezoeken aan Amsterdamse restaurants. Hij was daar een graag geziene gast, soms werd hij zelfs expliciet uitgenodigd.

De enige die stiekem misschien een beetje is opgelucht dat Charlie nooit meer met Anne meekomt is Dies. Dies was zwaar onder de indruk van Charlie’s machismo. Want laten we eerlijk zijn, Charlie de Parlie was best een jaloerse man. Anne mocht geen andere hond aaien, alle speeltjes waren altijd voor Charlie, Dies moest er met zijn poten vanaf blijven. Zo jammer dat Charlie de Parlie niet ouder dan negen jaar is geworden. Wij zullen hem enorm missen.

Links Anne, rechts Charlie de Parlie. Liefde op het eerste gezicht.

Journal

 

Change

Dinsdag 15 maart, Delft

 

Een maandag. En Wyb heeft vrij. Wyb kan op elke mogelijke dag vrij hebben. Ze heeft, en daardoor ik ook, volstrekt geen weekritme meer. Weekend, wat is dat? Nou hebben we dat eigenlijk nooit gehad, ook toen we nog in het theater werkten betekenden weekenden niets voor ons. Vandaag heb ik een enorm luxueus gevoel.

Dat komt omdat we met de tram naar Scheveningen Noord rijden. Op de plek waar we vroeger naar premières van musicals gingen, stappen we nu uit en lopen richting strand. Ik weet niet wat er aan de hand is, maar de wereld is veranderd. Hoe lang is het geleden dat het heeft geregend? Hier in Nederland schijnt al weken de zon alsof we aan de kust in Zuid-Frankrijk wonen.

Als we over het strand lopen, heb ik hetzelfde gevoel als toen ik in Montpellier over het strand liep. Ongekend hoeveel strandtenten er overal zijn bijgekomen. Het is maandag, maar overal zitten mensen op de terrassen van de strandtenten. De zon recht in het gezicht lopen we naar de haven van Scheveningen. Het is nu al de zoveelste keer sinds we weer in Nederland wonen. Als ik vroeger wel eens in Scheveningen was, was dat speciaal, een dagje uit, en nu lopen we hier alsof we er thuishoren. Ons huis is ook maar een vijftien kilometer hier vandaan.

In de haven staat een motor op drie wielen, mooi van lelijkheid. De eigenaar zit er niet ver vanaf op een bankje.
‘Mooi ding,’ zeg ik. ‘Mag ik er eens opzitten?’
‘Ja, hoor. Geen probleem.’
Ik beklim het ding en voel me meteen een bink. Het ding is fel groen, en overal zijn doodshoofden te zien, helemaal in de stijl van de eigenaar die erg vormvast is, zelf ook qua uiterlijk. Wyb maakt wat foto’s, die we later naar de kinderen sturen.
‘We hebben een nieuw voertuig gekocht! Heerlijk om mee naar het strand te gaan.’ Hun reacties zijn van grote afkeer. ‘Wat een lelijk ding.’ ‘Gatver.’ ‘Ik geloof er niets van.’

De eigenaar vertelt dat hij drie weken op de kleur heeft moeten wachten, moest speciaal uit Amerika komen. Het is maserati-groen, hij wist precies hoe het wilde hebben. De doodshoofden zitten er als een lijst omheen.
‘Je zult best veel bekijks hebben.’
‘De mensen vinden het prachtig.’
Wyb en ik nemen bij de eerst volgende haringtent een haring. Als de man met zijn groene monster langskomt, zwaait hij uitbundig.

Dan lopen we door naar Scheveningen Zuid. Ik ben er nooit eerder geweest, maar ook hier strandtenten waar mensen zitten te chillen. Op het strand ligt lui een zeehond. Ik vind het nog steeds onwezenlijk dat ik hier op een maandag zomaar kan lopen. Al die jaren dat ik me uit de naad heb gewerkt. Ik had tijd voor niets, en nu heb ik tijd voor alles.

De wereld verandert. In 2001 waren er 142 landen die meer met de VS handelden dan met China. Voor slechts 29 landen was China een grotere handelspartner. Nu zijn er 145 landen die meer met China handelen.
Een decennium geleden waren Wyb en ik het ene jaar in China in Chengdu. Het andere jaar waren in de Verenigde Staten, in San Francisco. En toen wisten we het al: de wereld verandert. De VS oogde als een Derde Wereldland qua infrastructuur en armoede. Change. In China liepen luxe treinen perfect op tijd. Er sliepen geen mensen op straat en de fietsen waren allemaal vervangen door elektrisch brommertjes.

Journal

 

Dood

Zondag 13 april, Delft

 

Zowel gisteren als vandaag ben ik op stap geweest. Gisteren naar Amersfoort, vandaag naar Amsterdam, beide treinreizen hadden enigszins met de dood te maken. Al dat reizen is in ieder geval ongezond voor een blog. Als blogger moet je vechten tegen te veel afleiding.

Gisteren was ik voor het eerst naar een Algemene Ledenvergadering van de Coöperatie Laatste Wil. Ik ben al jaren lid van deze coöperatie, maar ben sinds kort door een oud collega overgehaald om toe te treden tot de redactie van het clubblad. Voor die ledenvergadering had ik mijn eerste redactievergadering en nam ik het ook nog op me om een verslag van die ledenvergadering te maken.

En dat op de eerste zomerse dag, 23 graden, volop zon, geen wolkje aan de lucht. Maar in die ledenvergadering hing een geheel andere atmosfeer, daar hingen donkere wolken en het donderde er stevig. De coöperatie verkeert om uiteenlopende redenen, nogal in een crisissfeer die ik hier niet zal noemen omdat het een besloten vergadering was.

Ik vond het een nostalgische trip die mij terugbracht naar de jaren zeventig toen ik nog politiek actief was in de studentenbeweging. De actievoerders van toen zijn nu boomers en nog meer doorgewinterde vergadertijgers dan ze vroeger al waren. Het was de jaren zeventig revisited, maar het was geen verheven bezoek. De vergadertijgers en scherpslijpers lieten zich van hun gevaarlijkste kant zien: eindeloos ouwehoeren over de juiste interpretatie van de statuten, er werden wat vliegen afgevangen, en de tijd tikte door. Dag, mooie dag.

Maar goed, de eenvoudige doelstelling van de coöperatie gaat mij aan het hart, het streven naar het recht om je dood in eigen regie te kunnen voeren, te kunnen overlijden wanneer jij en je geliefden dit het juiste moment vinden. Niks geen interventie van doktoren en juristen, je bent de baas over jezelf, ook in het geval je wilt overlijden. Dus zo’n vergadering heb ik er wel voor over.

Vandaag op en neer naar Amsterdam omdat Anne treurig nieuws heeft gekregen. Met haar geliefde hond Charlie, in Nederland beter bekend als Charlie de Parlie, gaat het niet goed. Eigenlijk hebben Anne en haar dierenarts besproken dat Charlie is uitbehandeld. Hij heeft altijd gesukkeld met zijn gezondheid, maar de laatste maanden gaat het gewoon erg slecht. Ik schrok toen ik hem vandaag zag, hij weegt nog maar 14 kilo.

Anne belde me vorige week of ik foto’s van haar en Charlie wilde maken, en natuurlijk wilde ik dat, graag zelfs. Zo’n grote liefde moet vastgelegd. Voor wie het niet weet. Vele jaren geleden reageerde Anne op een advertentie van iemand die voor een paar weken naar Brazilië ging en of iemand twee weken op zijn hond wilde passen. Anne reageerde en werd uitverkoren.

De man is nooit meer uit Brazilië teruggekeerd. Wat zowel Anne als Charlie helemaal niet erg vonden, want in die twee weken al groeide hun grote liefde voor elkaar. Nu aan die liefde op mogelijk niet al te lange termijn een einde komt, is, zoals te begrijpen, het verdriet groot. Ook vandaag was het een mooie dag. De zon scheen, de dood leek nog ver weg. De liefde is gelukkig vastgelegd. Foto’s volgen.

 

Journal

 

Gevecht

Vrijdag 11 april, Delft

 

Door het lezen van Vleugellam, de biografie over Godfried Bomans, bevind ik mij opeens weer midden in het katholieke leven. Ik voel opnieuw de benauwdheid van het katholicisme, zoals ik die ook in mijn jeugd ervoer. Met terugwerkende kracht voel ik medelijden met het onderwerp van de biografie. Schrijver Gé Vaartjes beschrijft beeldend hoe Godfried worstelde met het geloof — niet omdat hij misschien ongelovig was, integendeel. Bomans worstelde juist door zijn geloof, met enerzijds zijn schrijverschap en anderzijds de roeping om mogelijk toe te treden tot een kloosterorde. Het heeft hem jarenlang verlamd.



Eigenlijk was Godfried Bomans een geketend mens. Zijn vader was een vooraanstaand en streng katholiek, lid van de Tweede Kamer voor de katholieke zuil en actief in de gemeente- en provinciale politiek. Hij had zich volledig gebeiteld naar de paapse normen en waarden en deed dat ook bij zijn kinderen. Een broer van Godfried trad toe tot een kloosterorde, evenals een zus. Godfried vreesde een roeping, want binnen dat strenge katholieke leven was hij toch diep geraakt door de kunst, en voelde hij het schrijverschap in zich branden.



Godfried was negen jaar oud toen hij met zijn ouders in de Haarlemse schouwburg een toneelstuk bijwoonde. Het sterfbed van de hoofdpersoon ontroerde hem diep. Hij schreef hier later over: ‘Bij de garderobe barst ik in luid geween uit. (…) Voor het eerst van mijn leven had ik gedronken aan de verraderlijke bron der schoonheid, die niet lest, doch alleen maar dorstiger maakt.’ Wellicht was dit het begin van het gevecht tussen de muzen van de kunst en God. Hij zou er lange tijd door worden verscheurd. Tot nu toe kan ik hem niet anders zien dan als een beschadigd mens, maar ik heb nog vele bladzijden te gaan. Als lezer overheerst nu vooral het medelijden, zie ik hem als slachtoffer van zijn geloof.



Het is wat met het geloof. Eigenlijk brengt het altijd ellende. Zelfs nu nog, in het grotendeels geseculariseerde Nederland (laten we onze zegeningen tellen). Ook tegenwoordig moet het Kenniscentrum Rutgers, ontwikkelaar van het lesprogramma Lentekriebels, de ultraconservatieve katholieke stichting Civitas Christiana voor de rechter dagen. Met leugens en verdraaiingen proberen ze iedereen die jongeren goed en eerlijk wil voorlichten over seksualiteit, in een kwaad daglicht te stellen.



En laten we niet vergeten dat mede dankzij religieus Amerika — of misschien wel juist daardoor — Trump aan de macht is gekomen. De hypocrisie van het geloof blijft verbijsterend. Liever een crimineel, een leugenaar, een verkrachter en een gek als president die de conservatieve agenda uitvoert, dan een liberale, tolerante en integere president die oprecht handelt.



Terug naar Nederland. Vandaag in de krant. Er is een leerplichtwet, maar die blijkt niet meer te gelden voor gelovigen die hun kinderen thuis houden omdat ze geen vertrouwen hebben in het Nederlandse onderwijs. Ze zouden eens van hun geloof kunnen vallen. 
En wordt het niet tijd dat die kwezels die dagelijks voor onze abortusklinieken aan de overkant van de straat staan te bidden niet eens ophouden met die aanstellerij?

Het huis van het weekdier

 

 

 

Topografie

Alweer: scherven. Hij heeft alles weggeschoven. Het enige dat blijft
is deze kale tafel, een verlaten, bekraste topografie. Hier zoeken
vingers langs geverniste lijnen -straten? rivieren?- een weg in ver-

wrongen land. Alleen zo nu en dan raast een paard van rand tot rand.
Oh kaalslag. Weer verloren sporen. De regels van deze streek zijn
nihil. Toch gaat het lichaam verder. Men hem. Hij kerft: een wereld.

Journal d’images

 

Americans,

Woensdag 9 april, Delft

Journal

 

Gordijn

Dinsdag 8 april, Delft

 

Mijn uitzicht ondergaat een verrassend snelle gedaantewisseling. Maandenlang keek ik vanuit ons raam door de kale bomen, over de stad heen. Links van mij stonden de torens van de Oude en de Nieuwe Kerk. Tegenover ons de huizen, waarin ik soms figuurtjes zie bewegen – te ver weg om echt van naar binnen kijken te kunnen spreken.

Tussen mij en dit alles vindt nu de verandering plaats. De kale bomen kregen de afgelopen dagen opmerkelijk snel bladeren, waardoor er een soort groen gordijn wordt opgehangen. Elke dag wordt het uitzicht groener en wat daarachter ligt vager. Het zal niet lang meer duren of het gordijn sluit het zicht volledig af, en is het weer zoals toen wij hier kwamen wonen: uitzicht op hoge bomen vol blad.

Een paar weken geleden schreef ik over een gevecht tussen twee kraaien en een bende van een stuk of acht eksters, om het bezit van een groot nest in een van die bomen. De uitslag was onbeslist: zowel de kraaien als de eksters verdwenen. Het nest bleef onbewoond.
Maar nu het wonderlijke: ergens in de afgelopen weken is, zo constateer ik vandaag, het nest verdwenen. Het hangt er niet meer, terwijl het toch stevig in de boom leek te zitten. Ik vraag me nu af of het nest door de kraaien of door de eksters is ontmanteld en ergens anders weer is opgebouwd. Weet iemand of dat mogelijk is?

Nu ik dit schrijf, besef ik dat de eerste zin van dit blog ook van toepassing kan zijn op mijn zicht op de maatschappelijke ontwikkelingen. Toen de middenpartijen het nog voor het zeggen hadden, en de wereld er tamelijk normaal uitzag, schreef ik regelmatig pamflettistische of satirische blogjes over allerlei politieke en maatschappelijke zaken. Het valt me op dat ik dat nu veel minder doe.

De reden? Door de huidige situatie – met in Nederland een volstrekt van de pot gerukt kabinet en in Amerika een complete gek die het voor het zeggen heeft gekregen – weet ik eigenlijk bij god niet meer waar de focus ligt. Ik denk dat ook ik een slachtoffer ben geworden van flood the zone. Er wordt zoveel onzin en shit over ons uitgestort dat je niet meer weet of je van voren of van achteren leeft. De politiek zelf is satire geworden – daar kom je nooit meer overheen.

Ze maken ons gek, die radicaal-rechtse bende, en ik merk dat ik mijn onderwerpen verklein. Dat ik liever schrijf over mijn huiselijke uitzicht dan over het uitzicht op de wereld. In beide gevallen komt er een gordijn voor die uitzichten te hangen. Gelukkig is het ene groen en getuigt van de lente; het andere is grauw – een gordijn dat de wereld lelijker en destructiever maakt.

Dat flood the zone klinkt nog redelijk schoon – de zee die overstroomt – maar in werkelijkheid hebben we te maken met het overlopen van een riool, waarin we door de stank en de smurrie het zicht totaal kwijtraken. Stront kruipt in oren en ogen.

De Frieteters, de moderne versie van De Aardappeleters.

Journal

 

Corrector

Maandag 7 april, Delft

 

Het afgelopen jaar had Dossiermoddergat het geluk te beschikken over een heuse Corrector. Dat was een genot, want wanneer de redactie weer eens een dom foutje maakte – door slordigheid of bijziendheid – konden we dat snel corrigeren. Het was een luxe, vooral omdat De Corrector ook kritisch commentaar gaf op de blogs. Altijd in je eentje zo’n blogje schrijven is immers best een eenzame bezigheid.

Helaas moest De Corrector zijn werkzaamheden beëindigen vanwege familieomstandigheden, en kort daarna kreeg hij een veel beter betaalde baan aangeboden. Het lijkt me ook een hele opgave, hoor, om dagelijks zo’n blogje uit te pluizen op foutjes – zeker omdat De Blogger nou ook weer niet zó veel fouten maakt. Maar zoals De Corrector altijd zei: elke fout telt. De redactie zat dus met de handen in het haar: geen Corrector meer, en al die rotfoutjes die weer verschijnen, terwijl de lezer inmiddels rimpelloze kwaliteit is gewend.

Om dat te voorkomen, kozen de eigenaren van Dossiermoddergat voor iets waar ze zich lang tegen hebben verzet: automatisering. En dan nog wel van een Amerikaans bedrijf, terwijl ze zich juist hadden voorgenomen om Amerika op elk mogelijk gebied te boycotten. Maar uiteindelijk besloten ze het belang van de lezer te laten prevaleren.

Sinds enige tijd wordt het blog – als De Blogger daar zin in heeft – door ChatGPT gehaald. En ik moet zeggen: met verbluffend resultaat. ChatGPT zet keurig op een rij welke fouten eruit zijn gehaald, en geeft bovendien suggesties om de stijl te verbeteren. Al gaat het daarbij vooral om het gladstrijken van de tekst, en daar zit De Blogger niet per se op te wachten. ChatGPT mag natuurlijk niet ontstijlen.

De eigenaren van Dossiermoddergat beseffen dat ze hiermee ook gebruikt worden. Reken maar dat ChatGPT de teksten van Dossiermoddergat gebruikt om deze AI-dienst te verbeteren. Mocht de lezer over een jaar ineens een blogje van De Blogger missen, dan kan hij gewoon aan ChatGPT vragen om er zelf eentje te schrijven – in de stijl van De Blogger.

Opmerkelijk weinig mensen hebben het erover, maar dat hele AI-gedoe is natuurlijk de grootste diefstal uit de geschiedenis van de mensheid. Het heet dan wel artificiële intelligentie, maar eigenlijk is het vooral dom kopiëren en combineren. Met AI worden hele persoonlijkheden en stijlen gestolen. Zo verschijnt de stem van Herman van Veen al in Amerikaanse songs en kun je op aanvraag een nieuw schilderij in de stijl van Van Gogh laten maken. De Blogger knarst zijn tanden. Maar ja – alles voor de lezer, is zijn parool, en de lezer eist perfectie.

De creativiteit van de mens kent geen grenzen. En denk svp ook aan wol en katoen voor de handwerkclup.

Journal

 

Briefwisseling

Zaterdag 5 april, Delft

 

Voordat je het weet, rol je van het een in het ander. Zo ben ik vandaag begonnen aan een nieuw project, een briefwisseling met Rokus Loopik over Frankrijk en alles wat daaruit voort vloeit. De eerste aanzet daartoe kun je vinden op Linkedin, een medium waar ik nog nooit iets mee heb gedaan. Daarom had ik eerst niet door dat Rokus al was begonnen, ik ontvang geen berichten van LinkdIn. Ooit kreeg ik elke dag voorstellen voor nieuwe functies, maar van dat bombardement kreeg ik de balen, waardoor ik dat sociaal netwerk heb stopgezet.

Ik denk dat de naam Rokus Loopik wel eens eerder is opgedoken in Dossiermoddergat. Rokus is de man van oud-collega/vriendin Marie-Anne Rudolphi. Ongeveer gelijk met ons zijn ze in Frankrijk komen wonen. Wij in de Dordogne, zij in de Lot, ongeveer veertig kilometer van ons vandaan. Onze woningen zijn volstrekt tegengesteld. Wij wonen in een uitermate bescheiden woning, uitgezocht opdat we er geen donder meer aan hoeven te doen. Zij wonen in een heus chateau met torens en opstallen er omheen, gekocht om er een paradijs van te maken.

De eerste keer dat Wyb en ik er kwamen, vroeg Rokus wat ik ervan vond. En ik antwoordde enigszins onvriendelijk, dat ik ontzettend veel werk zag. Maar dat wisten ze beide ook wel, daarom hadden ze het ook gekocht. Inmiddels is dat drie jaar geleden en is het chateau met de naam Mondou, na keihard werken, inderdaad een soort paradijs geworden. Voor wie zich een tijdje wil terugtrekken uit Nederlandse drukte, alleen of met een grote familie, is dit adres zeer aan te raden. Voor meer informatie, zie: Chateau Mondou

Nou is het niet zo dat de belangrijkste functie van Rokus kasteelheer is. Hij is een van de meest veelzijdige en actieve mensen die ik ken. Hij noemt zichzelf sociaal entrepeneur, hij werkt in de psychiatrie, helpt daklozen, is moderator en motiviation speaker, host van de podcast De Kantelkast en de Psychiater Doorgezaagd. Daarnaast is Rokus, evenals ik, een manisch schrijver, hij is columnist, schreef een boek en vele artikelen.

Rokus heeft op de zolder van zijn chateau een jaloersmakende werkplek. Op die zolder heeft hij een soort privé museum ingericht en tussen al die mooie werken staat een werktafel waar hij zijn podcasts opneemt en zijn columns schrijft.

Het idee voor die briefwisseling kwam van Rokus. Aanvankelijk stond ik er wat sceptisch tegenover. Schrijven over Frankrijk? Dat heb ik toch al gedaan in Een paradijs met zorgen? Maar zijn eerste brief was zo inspirerend dat ik besloot mee te doen. Benieuwd naar de eerste brief van Rokus? Zie: Eerste brief van Rokus over Frankrijk. Zie hier onder mijn eerste brief, waardoor dit blog weer veel te lang wordt.

 

Cher Rokus,
Het begin van je brief klinkt goed: “Ik houd van brieven schrijven. Je kunt me ervoor wakker maken.” Het heeft iets dubbels dat je mij uitnodigt brieven te schrijven, want sinds jaren beschouw ik mij als de laatste brievenschrijver van Nederland. Jarenlang heb ik een correspondentie gehad met mijn toenmalige beste vriend.

Onderdeel daarvan was mijn voornemen om hem twaalf jaar lang, elk jaar een maand lang, elke dag een brief te schrijven. Ik heb dat volgehouden, en het resultaat is dat in mijn kelder 365 brieven in twaalf multomappen liggen te vergelen. Nadat ik klaar was, schreef niemand meer brieven. POSTNL ging bijna failliet, pen en papier lagen op de vuilnisbelt, brievenbussen werden op grote schaal verwijderd. Ik bleek dus de laatste brievenschrijver van Nederland te zijn geweest.

Zelf ben ik een blogger. Elke dag schrijf ik een blog op dossiermoddergat.nl met een lengte van rond de 500 woorden. Het fijne van een brief schrijven, vind ik, is toch dat hij van langere adem kan zijn. Ik vind dat wij schijt moeten hebben aan de lengte. Alles op dat internet is kort en hijgerig; laten wij daar niet aan meedoen. Laten wij ons uitleven in de lengte en de diepte.
Wat ik wel jammer vind, is dat ik het papier en de postzegel mis. Toch geen fijner gevoel dan dat je een geschreven brief in een envelop stopt, een postzegel plakt en op de bus doet. Dat gaf mij altijd een louterende rust vergeleken met dat digitale gedoe. Daar staat echter tegenover dat ik mij nu weer een briefschrijver kan noemen, en dat is toch ook veel waard.

Het is misschien wel goed om aan het begin van zo’n briefwisseling ons een beetje nader te verklaren. Jij ondertekent je brief met: “Uw vrind, uw francofiel.” Ik vind het fijn om een vrind te hebben die francofiel is, maar ik vrees dat ik jou wel een vriend kan leveren, maar niet een die francofiel is. Voor mij is francofiel een te groot woord. Ik sta te ambivalent tegenover Frankrijk om mij francofiel te noemen.

De kern van die ambivalentie ligt bij de Franse tankstations. Wat is dat voor een land waar je, als je gaat tanken, eerst je tank vult en dan met z’n allen in de rij moet staan wachten om bij een klein hokje af te rekenen? De caissière zit daar achter een veel te klein raampje om enig menselijk contact te krijgen. Je moet beleefd zijn tegen een schim. Inefficiëntie ten top. En zo zou ik vele voorbeelden kunnen noemen.

Ik vind het bewonderenswaardig hoe jij over de kletskassa denkt en dat associeert met het goede leven. Een van de redenen waarom ik naar Frankrijk verhuisde, was omdat ik kluizenaar wilde worden en in stilte en rust zen zou worden. Na jaren moet ik concluderen dat ik een mislukte kluizenaar ben, en dat komt vooral door de E.Leclerc-kassa’s.


Man, man, man, ik ben niet geboren voor het geduld. Waarom zou ik een deel van mijn leven moeten wachten op oude vrouwtjes met verweerde portemonnees die eindeloos staan te klessebessen met de caissière en dan, niet te geloven, met een cheque gaan betalen waarvan ze niet eens weten hoe die werkt? Het was voor mij, na de veertiende keer dat mij dat overkwam, bijna reden om mijn biezen te pakken en onmiddellijk terug te reizen naar Nederland. Wat houd ik toch van de snelheid van de Nederlandse kassa’s en de efficiëntie daar in het algemeen.

Maar goed, in latere brieven kom ik nog wel terug op mijn ambivalentie jegens Frankrijk. Laten we het erop houden dat ik een halve francofiel ben — al weet ik dat die niet bestaan. Ooit, toen ik onze oudste dochter uit Sri Lanka adopteerde (ze was twee weken oud), bracht onze contactpersoon haar na een week al naar ons hotel toe. Ik wist dat dat niet mocht: een adoptieouder mocht een kind pas twee weken na aankomst in Sri Lanka ontvangen. Ik wees onze contactpersoon daarop, en die antwoordde: “Het is niet legal, het is niet illegal, het is halflegal.”
Dank je de koekkoek, dacht ik. Halflegal bestaat niet — net zoals een halve francofiel niet bestaat. We zullen het er nog over hebben.

Drie dingen nog.
Ding 1: Moeten wij onze correspondentie geen titel geven? Want laat ik mijn ultieme ambitie uitspreken: het zou mooi zijn als we deze briefwisseling nog eens in een boekje kunnen bundelen. Ik ben gek op boekjes. Zelfs als ze alleen maar door de schrijvers worden gelezen.

Ding 2: Wat zou je ervan vinden als we ons geschrijf een motto meegeven? Ik kom erop omdat ik onlangs een mooi motto tegenkwam in een gedicht van, ik meen, Vrouwkje Tuinman met de titel Vitrine. Ik heb het gedicht gekopieerd maar was zo stom niet de dichter erbij te vermelden. Ik weet dat ik het gedicht niet moet citeren, want Nederlanders houden niet van poëzie. Als ze een gedicht alleen al zien, haken ze af. Vandaar dat ik hier alleen de strofe zet die als motto zou kunnen dienen. Het gedicht voeg ik toe als P.S. voor de liefhebber. Het motto zou, wat mij betreft, kunnen zijn:

De mens is een verzamelaar. Ik ben,

en wat ik niet vastleg is niet gebeurd.

Ik wil dat alles is gebeurd. Ik vind.

Ding 3: Aan welke frequentie denk jij? Klopt het dat ik jou hoorde noemen: één keer per maand? Ter overweging: misschien moeten we elkaar toch vaker schrijven. Dan komen we er een beetje lekker in; dat bevordert volgens mij de schwung.

Rokus, tot zover. Laten we digitaal proosten op deze eerste briefwisseling. De volgende keer dat we elkaar schrijven hebben Marie-Anne en jij de status van grootouders bereikt. Verheug je erop, want het heeft Wyb en mij ontzettend veel liefde en plezier gebracht.

Hartelijke groet,
Gerard.
5 april 2025, Delft

P.S. 1 Jammer genoeg kan ik niet zeggen dat ik deze brief in Cadouin in ons Franse huis schreef. Omdat onze auto het definitief begaf hebben wij met de trein uit de Dordogne moeten vluchten. Op het platteland van Frankrijk is een mens niets zonder auto. De dichtst bij zijnde supermarkt is vijftien kilometer van ons vandaan, en ga dat maar eens lopen.

P.S. 2 Laat het idee over die titel maar schieten. Volgens Wyb moet ik niet aan verwachtingsmanagement doen. Zij zegt, en daar ben ik het mee eens: ‘Geen kader, geen spelregels, leg je niet vast.’ Goed gezegd, maar dat boekje blijft in mijn hoofd zitten.

P.S. 3 Zie hier het gedicht van Vrouwkje Tuinman, dat volgens mij ook prima past bij de eenzaamheid van het Franse platteland.

 

Vitrine

’s Ochtends breek ik een wijnglas.
Ik zeg een ik bedoel mijn. Ik heb
één wijnglas. Had, één.

Alles is verschoven sinds ik ben
verloren. Sinds mijn orde van achter
het vertrek aan alles ruimen, sporen
wissen, niet meer werkt. Nu
spaar ik stukjes hem.

De mens is een verzamelaar. Ik ben,
en wat ik niet vastleg is niet gebeurd.
Ik wil dat alles is gebeurd. Ik vind.

’s Middags vind ik een hemd
en as onder mijn boekenkast, haartjes
van zijn borst en baard, een bonnetje
van de muziek, lege flessen,
alles leg ik in bed.

Bij nader inzien toch een doos, en
’s avonds nog mijn portglas gebroken.
Niet één, maar mijn. Nu geen.

 

Gevonden in de binnenstad van Delft.

Journal

 

Gejat

Vrijdag 4 april, Delft

 

Ik maak bij voorbaat mijn excuses voor de laatste zinnen in mijn vorige blog: ‘Het meest pikante puntje is ook nog dat we tijdens de treinreis richting Bordeaux zijn beroofd. Nou ja, beroofd. Ja, beroofd.’ Toen Wyb ze las, zei ze meteen dat er niets van klopte. Volgens haar waren we niet beroofd, maar bestolen.

En daar had ze volledig gelijk in. 

Eigenlijk wist ik ook wel dat ik aan het fabuleren was. Fabuleren—het woord schiet me opeens te binnen. Ik heb het nog nooit eerder gebruikt, en ineens zit het in mijn hoofd, ook nog in de juiste betekenis. Fabuleren betekent verzinsels vertellen, fantaseren. Meestal zijn mijn blogs fel realistisch en wordt er geen woord in gelogen. Maar goed, ik moet toegeven dat ik, volgens mijn kinderen en Wyb, een neiging tot overdrijven heb. Waar overdrijven overgaat in fabuleren, is natuurlijk een groot grijs gebied. Een gebied dat je als blogger best weleens betreedt.

Misschien fabuleerde ik uit behoefte aan een lekkere cliffhanger. Het leek me prettig voor de lezer om te kunnen uitzien naar het volgende blog, waarin de beroving uit de doeken zou worden gedaan. Laat ik het nu gewoon terugbrengen naar wat het werkelijk is. Zelfs het woord bestolen is overdreven voor deze petite histoire. Wie goed leest, merkt dat ik enigszins in de ban ben van Godfried Bomans door het lezen van zijn biografie.

Terug naar de realiteit. Wij zitten in het boemeltje van Le Buisson naar Bordeaux, een trein die in elk dorp stopt. Onze bagage ligt op een plateau voorin de coupé. We zitten er twee banken vandaan om de boel in de gaten te houden. Onze rugzakken met waardevolle spullen liggen in het bagagerek boven ons.

In een van de dorpen stapt een vrouw in die in de buurt van het bagageplateau blijft staan. Op een gegeven moment zie ik haar scharrelen bij het plateau. Niets bijzonders; ik vermoed dat ze daar ook bagage heeft gestald. Even later loopt ze weg, om vervolgens weer terug te komen.

In Bordeaux, onze eindbestemming, stapt iedereen uit. Wyb pakt de bagage van het plateau. Ze kijkt meteen in de schoenentas, omdat die zo licht aanvoelt. ‘Hé, je sneakers zijn weg.’ Dat kan niet, want ik weet zeker dat ze erin zaten toen we instapten.

Het kan niet anders: die vrouw heeft ze eruit gejat. Niemand anders is in de buurt van de tas geweest. Ik moet er wel om lachen, want het waren best oude schoenen. Op deze sneakers heb ik nog door India gereisd, en daar zijn ze niet mooier op geworden. Maar het meest verbaast me dat we er bovenop hebben gezeten—twee banken van het jatten vandaan—en het toch niet hebben gezien. Knap werk van die vrouw, voor twee afgetrapte schoenen. Op het station kijk ik nog even rond of ik haar ergens zie lopen.

Journal

 

Koppeling 2

Donderdag 3 april, Delft

 

Eergisteren had ik een liefdevol blog willen schrijven over ons huis in Cadouin. Hoe het is om er na een paar maanden weer terug te komen. Toen wij er permanent woonden noemde ik het in een taoïstische bui vaak een klooster. Als je er langer woont, slijt dat gevoel, wordt alles weer gewoon. Maar nu we er weer waren, leefde dat heerlijke gevoel van afgesneden zijn, afstand tot de wereld hebben, weer op. Wat heeft een mens nog meer nodig dan bossen en dagen die tot niets leiden?

De intenties voor dat blog werden wreed verstoord door malaise met onze Volvo. Opeens zaten we zonder auto. En red je je dan maar eens in de Dordogne. Onze auto stond zo’n dertien kilometer van ons huis te weigeren, zie dan maar eens thuis te komen op het platteland van Frankrijk. Er is totaal geen openbaar vervoer, de afstanden zijn groot, zonder auto kun je in de Dordogne niet overleven. Er moest een taxi uit Sarlat komen, dertig kilometer verderop, om Wyb vanuit Le Bugue naar huis te brengen.

Niks klooster. Zonder auto waren we opeens opgesloten in ons eigen huis. Niks romantische praatjes. Als je geen goede buurvrouw hebt of Franse Nichten in de buurt, kun je verhongeren in je eigen huis. De dichtstbijzijnde supermarkt is vijftien kilometer van ons huis. Er was opeens een nieuwe werkelijkheid.

Het lukte de ANWB niet om binnen een straal van tweehonderd kilometer van Cadouin een internationale leenauto te regelen. Zelf gingen we er ook nog achteraan: we zaten opgesloten terwijl Wyb op donderdag toch echt in Den Haag moest zijn voor een belangrijke afspraak.

We verbraken de impasse na lang wachten op de ANWB door te besluiten met de trein terug naar Nederland te gaan. Ik dacht dat dit onmogelijk was, een heidens karwei, maar wat blijkt. Het duurt even lang om met de trein in Delft te komen als met de auto. En het is ook nog eens een stuk relaxter. Om half twaalf stapten we in Le Buisson (ons hoofddorp) op de trein. Twaalf uur later deden we onze voordeur in Delft open.

Het duurde twee uur om van Le Buisson in Bordeaux (150 km) te komen, maar het duurde ook twee uur om van Bordeaux in Parijs (600 km) te komen. Twee uur, ongelooflijk. Met de auto doen we er vijf tot zes uur over om van de Dordogne in Parijs te komen. Leve de TGV!
Enige lastigheidje is dat je in Parijs van Gare Montparnasse naar Gare du Nord moet zien te komen. Omdat we met Dies waren, en hij de pest heeft aan roltrappen, namen we de taxi, maar met de metro kan dus ook. Vanaf Gare du Nord kun je in één ruk naar Rotterdam treinen.

Nou moet ik de boel niet te rooskleurig voorstellen, want de prijs is niet mals. Per persoon kostte dit reisje ons €225. Het zou ons dus €900 kosten om heen en weer te reizen van Delft naar Le Buisson en dan zitten we daar ook nog eens zonder auto, wat dus onmogelijk is.
Ander puntje. In Parijs hadden we vertraging van een uur. De trein stond er wel, maar de massa moest ervoor staan wachten.
Het meest pikante puntje is ook nog dat we tijdens de treinreis richting Bordeaux zijn beroofd. Nou ja, beroofd. Ja, beroofd. Maar daar gaat het blog morgen over (als dat lukt).

Echt minpuntje van de reis was wel dat Dies voor het eerst in zijn leven een muilkorf op moest. Voor reizen in de TGV is dat namelijk verplicht. Het gevolg was dat Wyb, ik paste op de bagage, in Bordeaux op zoek moest naar zo’n ding. Tot ongenoegen van Dies liepen we met muilkorf door de controle. We deden dat ding in de trein af en niemand die er iets van zei. Ook de conducteur niet.

Journal

 

Koppeling 1

Dinsdag 1 april, Cadouin

 

Zelden in zo’n beroerde situatie een blog geschreven. Een schets van de situatie: Wyb en ik deden boodschappen in Le Bugue. Op de terugweg, vlak na Le Bugue, merkten we dat de koppeling geen connectie meer had met de versnellingsbak. Ik kon de auto nog net op een zijweggetje zetten.

Wyb en ik stappen uit en kijken naar dat grote apparaat dat niet meer wil bewegen. Opeens wordt een auto een heel dom ding. We vinden zowaar veiligheidshesjes in de auto—wie had dat nou gedacht? We bellen de ANWB, waarvan we nog maar twee weken lid zijn, en ze beloven zo snel mogelijk assistentie te sturen.

Ondertussen maken wij ons zorgen over Dies, die thuis zit opgesloten. Na twee uur wachten stopt een auto bij ons. Een Frans echtpaar stapt uit en vraagt of ze iets voor ons kunnen betekenen. En moet je je voorstellen: dat is niet de eerste auto die stopt. Kom in de problemen, en de Fransen zijn er om je te helpen. Geen kwaad woord meer over die Fransen.

Wyb en ik hebben inmiddels besproken dat ik beter naar huis kan gaan om Dies te bevrijden. Zij blijft dan bij de auto om in haar goede Frans de assistentie te woord staan. Ik vraag het echtpaar welke kant ze opgaan. ‘Le Buisson,’ is het antwoord, en dat komt mij heel goed uit, want Cadouin ligt daar nog maar vier kilometer vandaan.

Ik vraag of ik mee kan rijden, want dan ben ik al aardig op weg. Geen punt—mevrouw stapt meteen uit en gaat achterin zitten om plaats voor mij te maken. Ik neem een deel van de boodschappen mee, en het vriendelijke echtpaar zet mij niet in Le Buisson af, zodat ik verder kan liften, maar brengt mij allerliefst helemaal naar Cadouin. Ik betuig mijn grote dank.

Voordat ik meeging, gaf ik mijn mobiel aan Wyb, omdat haar mobiel bijna leeg was. Ze moest toch contact houden met de ANWB. Tot overmaat van ramp blijkt, als ik thuis ben, dat mijn bril in mijn jas zit—en die ligt nog in de auto. Als visueel gehandicapte ben ik niets zonder bril. Ik kan het appverkeer dat ik met Wyb zou voeren via mijn computer hierdoor niet eens lezen. Gelukkig zie ik even later op het aanrecht de bril van Wyb liggen. Gered!

De pech ontstond rond half twaalf. Nu is het kwart voor vier, en de ANWB is nog steeds niet verschenen. Het blijkt dat ze twee keer iemand naar een plek in Tours hebben gestuurd—vijfhonderd kilometer van ons vandaan. Kostbare uren zijn verloren gegaan. En Wyb staat daar maar langs de kant van de weg te wachten.

Het grote probleem is dat we morgen terug naar Nederland zouden rijden. Overmorgen moet Wyb weer werken. We vrezen dat de auto morgen niet klaar zal zijn. De vraag is of we vervangend vervoer kunnen krijgen. En anders? Geen idee. Wachten tot onze wagen is gerepareerd?

De telefoon van Wyb is inmiddels inderdaad uitgevallen. Ik zit voortdurend achter mijn computer om nieuwe app-berichten van Wyb te kunnen beantwoorden. Laatste bericht: nog steeds geen ANWB gezien.

Of eigenlijk is dit nu al achterhaald, want Wyb laat mij zojuist weten dat een wagen onderweg is om de auto weg te takelen en dat er twee agenten zijn gearriveerd die het verkeer rond de auto regelen. Ik ben benieuwd wanneer en hoe wij Frankrijk kunnen verlaten. We hadden gewoon in Drenthe moeten blijven wonen.

Journal

 

Vleugellam

Maandag 31 maart, Cadouin

 

Ik lees de biografie van Godfried Bomans, Vleugellam, geschreven door Gé Vaartjes. In een biografie van Bomans komt uiteraard het Rijke Roomse Leven ter sprake. Zijn vader zat in de Tweede Kamer voor de katholieke zuil, was wethouder in Haarlem en gedeputeerde in Noord-Holland. Het leven van Godfried Bomans is doordrenkt van het katholieke geloof.

Zelf ben ik mild katholiek opgevoed, dus de katholieke sfeer die ik in de biografie tegenkom, heb ik zeker zelf meegemaakt als leerling op een katholieke school. Maar toen de secularisering inzette, haakten mijn ouders al snel af. Mijn vader ontpopte zich, door zijn jeugdervaringen op een seminarie, als een hater van alles wat paaps was. Mijn moeder liet het geloof achteloos achter zich. Als je mij nou vraagt of ze religieus was, kan ik daar eigenlijk geen antwoord op geven. Ik denk dat ze, zoals zovelen die ik heb meegemaakt, vond dat er wel ‘iets’ was, maar dat ‘iets’ niet eens definieerde als god.

Van dat katholieke leven heb ik de Heilige Communie nog meegemaakt, compleet met feest en communiepakje. Daarna gingen we nooit meer naar de kerk. Wat ik vervelend vond, want op maandag moesten we in de klas vertellen wat het evangelie van die zondag was geweest en dat had ik natuurlijk niet meegemaakt. Gelukkig ontdekte ik dat in de KRO-gids elke week het evangelie van die zondag stond, zodat ik maandagochtend gewoon kon meepraten.

In mijn leven heb ik me ontwikkeld tot een fanatiek atheïst. Het geloof, welk geloof dan ook, heb ik ver achter me gelaten. Dit heeft tot gevolg dat ik de beschrijvingen van het katholieke geloof nu van enorme afstand bekijk. Ik lees het bijna alsof ik lees over een primitieve stam; het komt mij zo tribaal over. De totale overgave aan zo’n geloof door het gezin-Bomans, ik kan het me gewoon niet voorstellen. Hoe is het mogelijk dat mensen hun leven helemaal richten naar de riten en wetten van een geloof en op geen enkele manier twijfelen aan al die gekke gewoontes en routines waar een geloof mee is behept? En het gekste nog: dat ze ervan overtuigd zijn dat die god ook echt bestaat en volledig leven naar hetgeen men over hem heeft verzonnen.

En dan gaat het niet over een kleine sekte; over de wereld zijn miljarden en miljarden gelovigen, de meesten overtuigd dat hun god of goden de ware zijn. Even wat cijfers: het christendom heeft 2,4 miljard gelovigen, zo’n 30% van de wereldbevolking, de islam 24%, het hindoeïsme 15% en het boeddhisme 6%. Slechts 15% van de wereldbevolking, 1,2 miljard mensen van de 8,062 miljard mensen, zegt niet religieus te zijn.

Het zijn toch zorgwekkende cijfers, vind ik. Het maakt duidelijk dat je een mens eigenlijk alles kunt wijsmaken. En dan heet hij ook nog Homo sapiens, wat de verstandige, wijze of denkende mens betekent. Ja, ja, denk ik dan, je kunt ze echt alles op de mouw spelden. Best gevaarlijk eigenlijk.

Over de biografie zelf, Vleugellam dus, niets dan goeds.

Journal

 

Druk maken

Zaterdag 29 maart, Cadouin

 

Man, maak je toch niet zo druk. Wat heeft het voor zin? Je verandert er toch niets aan. Dacht je dat ze naar jou luisteren? Pas maar op je hart, jij.

Man, maak je niet zo druk. Mijn hele leven word ik door dat zinnetje achtervolgd. Maar het punt is: ik maak me wél druk. Ik vind het heerlijk om me druk te maken; het is een soort natuurlijke staat van me. Er is weinig wat mij onberoerd laat. Fatalistisch in een stoel zitten hangen? Ik kan het me niet voorstellen. Ik ben pas gelukkig als ik me druk maak.

Ik zit nu in Frankrijk, in alle rust aan een dichtbundel te werken, en loop wat ontspannen door de natuur. Dat wil niet zeggen dat ik me niet druk maak. Dit keer betreft mijn opwinding de toekomst van de sociaal-democratie, die me nog steeds aan het hart gaat. Ik moet wel, want types als Ad Melkert, Rob Oudkerk en… hoe heet hij ook weer, die man die nog steeds in de klederdracht van de jaren zeventig uit de vorige eeuw loopt? O ja, Hans Spekman, doen net iets te veel hun best de sociaal-democratie terug in de rode modder te duwen.

Deze relicten uit de aan de kant gezette PvdA verzetten zich momenteel tegen de fusie van de PvdA en GroenLinks. Uitgerekend Ad Melkert, jarenlang de kroonprins van de PvdA. Totdat hij door Pim Fortuyn werd gereduceerd tot de psychiatrische patiënt van de PvdA. Als je het woord ‘uitgeblust’ wilt verbeelden in een mens, dan zie je Ad Melkert voor je. Vorige week noemde een journalist hem iemand met de uitstraling van een zak aardappelen, en dat vond ik een buitengewoon treffende vergelijking.

Een maand geleden keek ik een documentaire over de voormalige prostitutie aan de Keileweg in Rotterdam. Het waren onthutsende beelden: meiden die als uitgemergelde zombies, totaal gedrogeerd, over straat liepen. Ik kon de documentaire niet uitzitten—wat een ellende. En tijdens het kijken moest ik maar aan één ding denken: Rob Oudkerk. Als wethouder moest hij het veld ruimen omdat uitkwam dat hij regelmatig naar het Amsterdamse equivalent van de Keileweg ging, de Theemsweg, om zijn gerief te halen. Ik vind dat de Grote Sociaal-Democraat Rob Oudkerk daarna het recht verloor nog iets over de sociaal-democratie te zeggen.

Een ander relict uit lang vervlogen tijden: Hans Spekman. Hans Spekman gelooft nog steeds dat de negentiende-eeuwse arbeider bestaat en met zijn vuist staat te zwaaien. Hans, de arbeider is allang een zzp’er geworden en/of heeft al een aardige portefeuille aandelen opgebouwd. Is het niet privé, dan wel via zijn pensioenfonds. Natuurlijk is er nog veel onrechtvaardigheid in dit land, maar het blijkt keer op keer dat het niet werkt om je te vermommen als een zeventigerjaren-activist. Die sociaal-democratie is zo dood als een pier.

Natuurlijk moeten PvdA en GroenLinks één partij worden. Zo snel mogelijk. Ze geven elkaar nieuwe energie, en een fusie zorgt ervoor dat er op links weer een grote partij ontstaat. Heren, dinosaurussen, het gaat om politiek. En politiek succes, hoe vervelend ook, verkrijg je mede door de macht van het getal. Niet door sentimenteel geleuter over hoe fantastisch het vroeger wel niet was. Correctie: het was vroeger helemaal niet fantastisch.

Journal

 

De vormgeefster en de dichter

Donderdag 27 maart, Cadouin

 

Gistermiddag heb ik samen met mijn Franse Nicht achter een bureau gezeten, de vormgeefster en de dichter. Mijn Nicht is gespecialiseerd in millimeterwerk en strengheid als het om bladspiegels, interlinies, letters en spatiëring gaat. Ik hou ervan.

Als we zo naast elkaar zitten, blijkt dat we eigenlijk dezelfde strengheid hebben. Ik bekommer me over lettergrepen, woorden, zinnen en strofes en Ineke, zo heet mijn Franse Nicht, transformeert ze naar papier. We wikken en wegen, gelukkig lopen onze smaken niet ver uiteen.

Onze moeders waren zussen, helaas zijn beide overleden, want als wij één ding zijn, dan zijn we kinderen van onze moeders. Het is jammer dat ze er niet meer zijn, want ze zouden het grappig hebben gevonden om ons zo samen achter dat bureau te zien zitten als we in zware discussie zijn over, bijvoorbeeld, dat gedicht dat te lang is voor één pagina. Een deel moet over naar de andere pagina, maar waar laten we het naar de volgende pagina lopen? Er zit een vormgevingsaspect aan, maar ook een inhoudelijk aspect.

Zo werkend, komen we toch ook weer in oude sferen. Sommige gedichten zijn direct geïnspireerd op onze jeugd en onze oude, zeer oude habitat Nijmegen. Even was tante Nel, de moeder van Ineke, heel dichtbij toen Ineke het levensmotto van haar moeder citeerde: ‘Liever opgebrand dan uitgeblust.’ Kijk, dat is de right spirit, de levensinstelling van onze familie. We leven, en daar gaan we alles uitpeuren. Wat mij betreft wordt het de spreuk op ons familiewapen

Groot probleem waar de vormgeefster en de dichter mee worstelen is dat de regels van de gedichten in de sectie Het huis van het weekdier veel te lang zijn. De regels passen niet op de breedte van de pagina. We breken ze op allerlei manieren af, maar het beeld blijft irritant rommelig. Door die rommeligheid worden het gewoon andere gedichten, de rommeligheid tast zelfs de betekenis aan. Een afbreking van een zin, enjambement geheten, is een belangrijk instrument voor een dichter. Hij kan er gedachten door laten springen, onverwacht gelaagdheid aanbrengen en verrassende wendingen.

Het is een probleem waar we niet uitkomen. We besluiten het even te laten liggen. Veel problemen lossen zich op door er vanaf afstand naar te kijken, of gewoon even te negeren. Vandaag stuur ik wat overdenkingen over het probleem naar Ineke. Ik ben benieuwd naar haar reactie.

Het belangrijkste is dat mijn Franse Nicht gisteravond het resultaat van ons werken naar mij toestuurde, het is al een echte dichtbundel, ziet er prachtig uit. Er wachten nog wat kleine dingen, zoals een inhoudsopgave en correctierondes, en dan nog dat grote ding natuurlijk, die regels die maar niet op die pagina willen passen.

 

Journal

 

Lunchtijd

Dinsdag 25 maart, Cadouin

 

Lang heeft het mij enigszins geïrriteerd, dat lunchen van de Fransen, dat heilige lunchen. Rond twaalf uur ’s middags legt men het werk neer of sluit men de winkel, en dan is het eten geblazen. De enigen die nog werken, zijn de restauranthouders en hun koks. Het moet maatschappelijk wat kosten om het land elke dag een paar uur op slot te doen, want er zijn winkels die pas om drie uur weer opengaan, soms zelfs later.

Maar sinds kort troost ik me met de gedachte dat de Fransen dat mogelijk voor ons, de buitenlanders, doen. Ik maak er in ieder geval steeds meer gebruik van. De enkele supermarkt die open is, heeft bijna geen klanten – eindelijk kun je rustig winkelen. De klanten die er wél zijn, zijn toeristen of buitenlanders die hier wonen.

Een paar weken geleden was onze wasmachine kapot en moesten wij het hebben van die grote wasautomaten die je bij de supermarkten ziet. Ga tijdens de Franse lunch, en je kunt – omdat iedereen zit te eten – zeker je was draaien.

Vandaag maak ik gebruik van de lunchtijd door met Dies te gaan wandelen. Rust gegarandeerd. Het is mijn eerste grote wandeling in lange tijd rond Cadouin. Het fijne is dat ik alle paden in deze omgeving ken, maar tijdens deze wandeling blijf ik voornamelijk op het asfalt lopen. Ik zie de afslagen die me naar de paden brengen die ik zo vaak heb bewandeld, maar ik weet dat ze steil omhoog gaan. Mijn conditie is enigszins aangetast door het wandelen op het vlakke Hollandse land en een lichte ontsteking aan mijn hartzakje. Ik moet nog rustig aandoen.

Maar mijn voorzichtigheid maakt de wandeling niet minder mooi. Het landschap ligt er zo verstild bij. Er is geen wind, de lucht is hier zoveel schoner dan in Delft, het voorjaar zoveel verder. Overal bloeien al pinksterbloemen langs de weg. Het fijne is dat ik hier een tijd niet ben geweest. Ik zie de omgeving met vernieuwde ogen. Toen ik hier langere tijd woonde, sleet mijn blik, werd het gewoon. Nu zie ik hoe ongelooflijk mooi de omgeving is en hoe perfect de oude huizen bij het landschap passen.

Uiteindelijk besluit ik toch maar een bospad in te slaan en een helling te beklimmen. Mijn conditie is toch beter dan ik dacht. Een van de redenen om hier te wandelen, is dat alles altijd hetzelfde blijft. De paden houden altijd hun sfeer, het verlaten huis blijft verlaten, en de ruïne is gestopt met afbrokkelen. Er is volgens mij niemand die hier ooit verhuist, iedereen is stevig verankerd in dit hobbitachtige landschap. Behalve wij dan, beroepsverhuizers.

Dies is in en in gelukkig, en ik ook. En terwijl ik dit schrijf, heeft Caroline de paarden naar de vallei overgebracht, waardoor ook de vallei nu weer compleet is.

Journal

 

Sponde

Maandag 24 maart, Cadouin

 

En toen was ik alleen. Klinkt dramatisch. Dat is het niet, maar het is wel vervelend. Vanmiddag heb ik Wyb naar het vliegveld van Bergerac gebracht om terug te vliegen naar Nederland. Wyb gaat daar de komende drie dagen werken en komt vrijdag weer terug. Makkelijk te doen, want van Bergerac naar Rotterdam Airport, tien kilometer van ons huis, is het anderhalf uur vliegen.

Ooit stond er groot als kop boven een interview met mij: ‘Alleen ben ik het gelukkigst.’ Het tweede deel van die zin liet de koppenmaker voor het gemak achterwege, maar dat luidde: ‘Maar dan moet er ’s avonds wel weer iemand thuiskomen.’ Die kop is mij door mijn geliefden en kinderen nog lang nagedragen. Eigenlijk tot nu toe, want als het hen zo uitkomt, hoor ik weer: ‘Maar jij was toch het gelukkigst als je alleen was?’

Als Wyb aan het werk is, ben ik vaak alleen, en dat vind ik inderdaad heerlijk. Ik kan erg genieten van de rust in huis, van je even helemaal goed kunnen concentreren. Maar aan het eind van de middag ben ik daar dan ook wel weer klaar mee. Het feit is dat zowel Wyb als ik nooit een dag zonder elkaar zijn. Als dat wel eens gebeurde, kwam dat tot nu toe door mij, omdat ik met een dochter naar Krakau ging of een afspraak in Nederland had in de tijd dat we nog fulltime in Frankrijk woonden.

Dit is eigenlijk de eerste keer in 24,5 jaar dat Wyb de echtelijke sponde verlaat. Wij leiden een tamelijk symbiotisch leven en vinden dat – ik spreek nu ook even namens Wyb – heerlijk. Vandaar dat ik met enige zorg de aankomende nachten tegemoet zie. Alleen in bed liggen, ik ben er erg slecht in. Ik merk dat mijn lijf, als er niemand naast mij ligt, als een reflex een warm lichaam opzoekt, maar dat zal de komende dagen dus niet lukken.

Nadat ik Wyb had afgezet, reed ik door naar mijn Franse nicht in Issigeac. De komende dagen gaan we werken aan mijn lang aangekondigde dichtbundel Het huis van het weekdier. Die zal verschijnen in de poëziereeks van Uitgeverij Prinsen, en de bundel krijgt dan ook dezelfde lay-out als de gedichtenbundel De dood en de dingen van Jan Th.A.E. Roelofs, mijn geliefde en helaas overleden oom. Een precieze verschijningsdatum is er nog niet, maar in deze dagen van eenzame nachten wordt er hard aan gewerkt.

Het huis van het weekdier

 

 

 

Vox Poetica

Zijn stem doet mijn stem spreken. Zie, het licht,
aan en uit rijgt het jaren. Maar al wordt het aarde-
donker, wij roepen moeiteloos naar elkaar. Mijn zinnen

hoor ik soms zelfs uit uw woorden. Ze stelend weet ik u
mijn vijand, vriend. Hoor, de tijd bestaat niet. Wij staan
stil. Stemmen dringen. Gerust: de ongeboren vijand luistert.

Journal

 

Over de liefde

Zondag 23 maart, Cadouin

 

Puur uit liefde voor het boek en verheffing van het volk ( ik ben solidair) word ik in elke stad waar ik woon lid van de bibliotheek. Nou moet gezegd dat ik een haat/liefde verhouding heb met bibliotheken en levenslang een slecht lid ben geweest. Ik ben meer geld kwijt geweest aan boetes dan aan abonnementsgeld. Dat komt omdat ik vaak twee boeken naast elkaar lees. Zo liggen in de kast de biografie van Godfried Bomans op mij te wachten en daar bovenop de verzamelde reisverhalen van Cees Nootenboom. Ik verheug me erop, maar ze moeten nog even wachten.

Zo ben ik ook lid geworden van de bibliotheek van Delft. Ik heb er ernstig aan getwijfeld want bij het eerste bezoek schrok ik mij een hoedje. Wat een armoedig zooitje en wat een krakkemikkige collectie. Het is verreweg de slechtste bibliotheek waarvan ik ooit lid was. Opmerkelijk voor een stad waar het intellectueel gehalte wel vijf keer boven het gemiddelde ligt.

De afdeling fictie stelt al helemaal niets voor. Van de meest essentiële schrijvers hebben ze geen boek in huis. De afdeling non-fictie hebben ze niet volgens de vertrouwde bibliotheek categorisering ingedeeld, een of andere losgeslagen bibliothecaris heeft de boeken in kleuren ingedeeld. Zo kun je geschiedenisboeken zowel bij rood als bij geel en groen vinden. Een bibliotheekjuf probeerde mij wijs te maken dat dit veel publieksvriendelijker was. Alsof ze mij alles wijs kunnen maken.

De boekenredactie van NRC vroeg een paar weken geleden aan 81 professionele lezers wat zij de beste boeken van de 21ste eeuw tot nu toe vonden. Het werd een interessante lijst, van die lijst had ik er slechts twaalf gelezen, dus ik ben zeker geen professionele lezer. Omdat het aantal mij tegenviel besloot ik mijn leven te beteren en toog met de lijst naar mijn nieuwe bibliotheek.

Van al die vijftig boeken, het beste dus wat er deze eeuw was geschreven, aldus professionele lezers, zag ik maar één boek dat ze in huis hadden: Over de liefde van Doeschka Meijsing. Alhoewel ik zo’n beetje ben opgegroeid met Doeschka Meijsing moet ik bekennen nog nooit iets van haar gelezen te hebben. Dat kun je soms zo hebben. Een schrijver staat je niet aan, zonder dat je weet waarom en zonder ooit iets van hem of haar gelezen te hebben. Alle reden dus om Over de liefde mee te nemen.

En verdomd. Wat heb ik mij weer vergis. Wat kan die Doeschka Meijsing schrijven. Over de liefde is een pracht boek. Ik heb sterk de neiging een fragment in dit blog op te nemen, zodat ik de lezer kan overtuigen, maar dat doe ik niet want anders wordt het blog te lang.

Inmiddels ben ik erachter dat ik met mijn bibliotheekpas ook gebruik kan maken van de Haagse bibliotheek. Goed beschouwd ligt die slechts tien minuten treinen van mij vandaan en de Haagse bibliotheek zou ik een echte bibliotheek willen noemen. Het enige dat ik hoef te doen is mijn abonnement upgraden. Natuurlijk had ik het goedkoopste abonnement genomen na het zien van de armtierige collectie, maar door een vijftien euro duurder abonnement te nemen mag ik ook naar Den Haag.

Journal

 

Regen

Zaterdag 22 maart, Cadouin

 

Ik denk wel eens dat Wyb en ik de regen aan onze kont hebben hangen. Niet in metaforische, wel in meteorologische zin. Zo hebben wij ooit Zweden bereisd, van het zuidelijkste puntje tot het noordelijkste deel. Het was hoogzomer, maar we hebben geen zon, geen blauwe lucht gezien. Het regende op elke kilometer die wij reden. In ons mateloze optimisme hadden we onze tent meegenomen. Maar het ding werd klammer en klammer. Uiteindelijk moesten we onze heil in een van de vele hutten die Zweden rijk is zoeken.

In elke hut die wij namen hadden we uitzicht op een van de vele meren die het land rijk is. Altijd hetzelfde beeld: opspringende regendruppels, kringen in het water, een onrustig beeld. Vermoedelijk hebben deze ervaringen definitief mijn beeld van Zweden bepaald: wat een grijs en grauw land. De steden, zo zag ik, hadden zich aangepast aan het weer. Ook op hen waren de bijvoeglijk naamwoorden van de vorige zin op toepassing: grijs en grauw.

In 2007 trouwden wij op 21 december in Dokkum, precies zeven jaar nadat wij elkaar in Harlingen de liefde hadden verklaard. Onze huwelijksreis ging naar Sicilië. Mijn dringende advies: ga nooit in december naar Sicilië. Mocht je denken dat daar altijd de zon schijnt, dan heb je het mis. In december en het begin van januari is Sicilië een somber en koud eiland met veel regen. Gelukkig tastte dat het beeld van ons liefdesgeluk niet aan.

Nadat we terugkwamen na ons chambres d’hôtes echec door die verdomde corona, woonden we weer in Nederland. We zouden ons weer overgeven aan het vaderland. We kwamen begin november aan en er hing al een donkere lucht. De maanden daarna bleef het regenen, het hield niet op. Na de zonnige Cevennen zagen we pas helder hoe somber Nederland is, en wij vluchtten teleurgesteld terug naar Frankrijk.

In menig land waar wij op vakantie gingen: regen. Zelfs in zonnige streken, zoals in Portugal of Tenerife wachtte de regen ons op. Deze dagen is het niet anders. Nederland baadt in de zon, nooit stond het kwik zo hoog in maart. Wij gaan naar het veronderstelde zonnige Zuid-Frankrijk en waar krijgen we mee te maken: regen.

De lente in de Dordogne schijnt echt prachtig te zijn geweest, mild, veel zon, mensen die heerlijk in de zon zitten te lunchen -een paradijs. Wij arriveren in deze mooie lente in de Dordogne en wat denk je: regen.

Ik durf dit te schrijven omdat, net voordat ik aan dit blogje begon, de zon toch eindelijk begint te schijnen en de blauw lucht de wolken heeft verdreven. Wie weet, stille hoop, verdrijft het ook de regen die aan onze kont schijnt te hangen.

Journal

 

Tentenkamp

Vrijdag 21 maart, Cadouin

 

Ik verbaas me erover hoe uitgerekend Nederland onverschillig staat ten opzichte van de klimaatdoelen. Bij stijging van de zeespiegel zal Nederland zeker een van de eerste landen zijn die wordt getroffen, maar niemand schijnt zich er druk over te maken.

Als het niet lukt om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, stijgt het water mogelijk met twee meter, aldus een rapport van KNMI. Dat die uitstoot niet zal verminderen, komt steeds dichterbij. Het milieu en de klimaatdoelen verdwijnen in rap tempo van de politieke agenda. Drill, baby, drill, is het motto van een van landen die het meest vervuilt. En ook in Europa wint de korte termijn het in toenemende mate van de lange termijn. Ruim baan voor de industrie en de boeren.

Ik zelf woon in Delft dat gemiddeld 1 meter boven ANP ligt. Het hoogste punt van Delft ligt in het oude historische centrum. Hoe verder je daar vanaf woont, hoe meer kans op natte voeten. De naastgelegen dorpen Schipluiden en Den Hoorn lopen al onder als de zeespiegel 1 meter stijg. Het laagste punt in Nederland ligt vlakbij Rotterdam met 6,78 meter, dus ook vlak bij mij. Ik kan niet anders dan concluderen dan dat ik mijn woning, als De Vloed komt, moet verlaten. We wonen dan wel drie hoog, maar ik heb geen zin om voortdurend door 1 meter hoog water te waden als ik boodschappen ga doen. En vermoedelijk wordt de Randstad sowieso grootschalig geëvacueerd.

Gelukkig hebben we nog een huis in de Dordogne, waar ik momenteel ben. Ik heb de situatie hier vandaag eens goed bekeken en gemeten en grote kans dat dit huis in de toekomst nog een belangrijke functie krijgt. Dat we het hier droog houden is zeker. We liggen zo’n 200 meter boven de zeespiegel en zijn omgeven door vele heuvels, die een veiliger barrière vormen dan onze miezerige duinen.

De situatie ziet er als volgt uit. We hebben best een grote tuin, waar zeker vier tenten van het Rode Kruis kunnen staan. Daarnaast hebben we een berg met vier terrassen waar de monniken in vervlogen tijden hun wijn verbouwden. Als we die een beetje fatsoeneren kunnen er per terras ook wel twee tenten van het Rode Kruis staan. Dat zou het aantal tenten op 10 brengen.

Mijn familie is dus onder de pannen, die hoeven zich voor de grote evacuatie uit Nederland geen zorgen meer te maken. Ik denk dat we dan het kleinste opvangkamp van Europa zijn, maar alles beter dan naar een tentenkamp in Hongarije of Roemenië overgebracht worden.

Het water staat nu eigenlijk al verdomde hoog in Delft.

Journal

 

Uitschudden

Dinsdag 18 maart, Delft

 

Als een hond een andere hond tegenkomt die hij niet vertrouwt, is hij meteen gespannen. Als blijkt dat hij de andere hond wel kan vertrouwen, schudt hij zich uit om de spanning van zich af te schudden. Hetzelfde gebeurt als hij heeft gespeeld en weer helemaal in de realiteit wil zijn. Even schudden en hij is er weer helemaal bij, helemaal zichzelf. Cadouin is mijn schudden. Morgen gaan we weer richting Frankrijk. De vaste lezer van Dossiermoddergat weet wat dat betekent: minder frequente blogjes, het hoofd van De Blogger gaat even in ruststand.

Het afgelopen half jaar is er het nodige gebeurd. Een verhuizing, een inburgeringscursus in Delft. Dat is allemaal te behappen. Maar wat te denken van het wereldtoneel? Begin januari Trump aan de macht en nog geen drie maanden later heeft hij van Amerika een ander land gemaakt. Zullen er ooit nog nieuwe verkiezingen in Amerika worden gehouden? Velen die daar aan twijfelen. Hitler had na democratische verkiezingen in Duitsland slechts zes weken nodig om de Nazi-staat vorm te geven. Trump doet er iets langer over, maar is aardig op weg. Zo gauw politici rechterlijke uitspraken negeren weet je hoe laat het is.

Ik geef toe, ik volg de ontwikkelingen misschien wel iets te obsessief. Er gaat geen dag voorbij of ik verslind kranten en dan ’s avonds wachten nog de talkshows. Ik hoef eigenijk niet te kijken, want ze kunnen mij zo inhuren als Amerika deskundige. Er is eigenlijk weinig wat aan die tafels wordt verteld dat ik al niet weet.

Ik volg de ellendige ontwikkelingen puur uit natuurlijke nieuwsgierigheid. Ik weet dat ik niets kan bijdragen om de situatie te veranderen. Er zijn zelfs vrienden die besloten hebben het nieuws niet meer te volgen, ze vinden het nieuws uit Amerika te ellendig, kunnen het niet meer aanzien. Maar dat wegkijken lukt me niet, ik wil het beest graag in de ogen kijken. Dat neemt niet weg dat ik toch een opkomende Trump-moeheid bij mijzelf begin op te merken. Voor wie dat niet weet, het is onderdeel van zijn tactiek: flood the zone. Maak zoveel stampei, verander zoveel, verras ze met het onmogelijke, schok ze door leugens opdat ze zich laten overdonderen, gek worden en zich er uiteindelijk bij neerleggen.

En dan hebben we ook nog dat halve zolen kabinet in Nederland. Maar daar wil ik het nu niet over hebben. Wat ik wil zeggen: genoeg dus om even afstand van de wereld te nemen. Ik ga even een paar weken op onze berg wonen en kijken naar de lucht en de dravende paarden in de vallei onder ons. Ik neem een voorbeeld aan Dies, me even lekker uitschudden. In ruststand en met afstand naar het gefriemel van mensen kijken.

Journal d’images

 

Hiep, hiep, hoera

dinsdag 18 maart, Delft

Hiep, hiep, hoera, Wyb is jarig. Hier pakt ze ’s ochtends, heel vroeg, vandaar de slechte kwaliteit van de foto, haar verjaardagscadeau uit. Dies kijkt nieuwsgierig toe. Snel feliciteren, cadeau uitpakken en dan naar haar werk.

Journal

 

Inburgering

Maandag 17 maart, Delft

 

Zaterdagavond hebben Wyb en ik een belangrijk deel van onze zelfopgerichte Delftse inburgeringscursus voltooid. Het is toch mooi dat je, als je je een beetje gaat verdiepen in de stad waar je bent gaan wonen, er meteen van gaat houden.
Van Delft zeker, want Delft is een oer-Hollandse stad. Hier is negenhonderd jaar Nederlandse geschiedenis verenigd in één stad. Het kreeg stadsrechten in 1246 en was aan het einde van de 16e eeuw een van de belangrijkste steden van Nederland. En passant was het ook nog decor van de moord op Willem van Oranje in 1584, die in Delft resideerde.

De voltooiing van onze inburgeringscursus bestond uit een bezoek aan het museum De Porceleyne Fles. Deze naam wordt nog wel eens gebruikt, maar de officiële naam is nu de Royal Delft-fabriek. Waren er vroeger zo’n honderd fabrieken in Delft die Delfts blauw keramiek maakten, er zijn er nu twee over: Royal Delft en Heinen Delfts Blauw. Wie denkt dat Delfts Blauw iets uit het verleden is, heeft het mis. Hele volksstammen, van alle continenten, komen naar Delft, aangetrokken door het wit-blauwe porselein.

Stadsmarketing lijkt in Delft te zijn uitgevonden. De ingrediënten zijn dan ook sterk: een rijke geschiedenis, het graf van de Oranjes, beroemde schilders – met Vermeer en Jan Steen als absolute toppers –, pittoreske grachten, een industrieel product (het Delfts Blauw) en als kers op de slagroomtaart de Technische Universiteit en onderzoeksinstituten als TNO en Deltares.

Ze waren er natuurlijk als de kippen bij om die wetenschappelijke samenballing te verenigen onder de naam Delft Kennisstad, met als slagzin Creating History. Alles is marketing hier. En het mooie is natuurlijk dat je de TU een no-nonsense universiteit kunt noemen. Het wetenschappelijk onderwijs in Delft onderscheidt zich door het ingenieurswezen, innovatie, bouwkunde en civiele technieken. Where bright people are, bright people come. En zo is Delft een smeltkroes van talen, met studenten van over de hele wereld.

We sloten onze inburgeringscursus tamelijk liederlijk af. We schreven ons in bij Maaltuin, dat zich heeft gespecialiseerd in diners op speciale locaties. Dat betekent een rondleiding door de productieruimtes van Royal Delft, daarna dineren op de zolder van de oude fabriek, en vervolgens natuurlijk shoppen in de winkel van Royal Delft. Werkelijk overal komt de marketing om de hoek kijken.

Niet dat Wyb en ik iets kochten. Een klein vaasje ter grootte van een wijsvinger voor 150 euro? Nee, laat maar zitten. En dat alleen omdat er het logo van Royal Delft op staat. Iets anders irritants: in het museum hebben de herdenkingsborden van de Oranjedynastie wel een erg prominente plaats. Maar ja, wat wil je. Marketing!  Ook al is het foeilelijk, als het publiek het maar vreet. We zijn ingeburgerd.

Studenten uit alle windstreken.

Het huis van het weekdier

 

 

 

Een schuilplaats

Het landschap heerst. Gericht: alles gaat open en ver-
waait. Bont en botten ten spijt. Alleen kluisters komen
te pas voor deze strijd om stilstand. Want de gelukkige

nagelt zich bij voorbaat vast. De rest jaagt zichzelf uit-
een. Het wordt doorsneden: lijf en leden. Slechts hier en
daar, verzamelt zich iemand. Een stem: een schuilplaats.

Journal

 

65ste

Zaterdag 15 maart, Delft

 

Nederlandse kinderen zijn berucht in Frankrijk. Ze staan bekend als ongedisciplineerde, brutale schreeuwlelijken, onhandelbaar. Vooral in restaurants wordt dit pijnlijk duidelijk. Met bewondering kijk ik altijd naar Franse kinderen die een avond lang rustig aan tafel blijven zitten en gewoon onderdeel zijn van het gesprek aan tafel.

Nederlandse kinderen kunnen nog geen kwartier op hun kont zitten. Ze gaan al snel over tot het spelen van tikkertje tussen de tafels, waar ze schreeuwend achter elkaar aanrennen. ‘Och, als ze zich maar vermaken.’ Of, wat nog veel vaker voorkomt, ze hangen zakkerig onderuit met hun mobieltjes, het geluid zacht aan.

Hoe kan dat nou, zo’n enorm verschil? Natuurlijk begint het, zoals zoveel, met de opvoeding. De ouders zijn niet veel beter dan de kinderen. In de Franse supermarkten doet iedereen altijd ingetogen zijn boodschappen. Dat wordt eind juni redelijk wreed verstoord als je opeens iemand in de supermarkt hoort gillen: ‘Hé, Jannie, de chips staan hier!’ ‘Ha fijn, ik kom eraan,’ roept Jannie ongegeneerd vanaf de andere kant van de supermarkt. De kinderen van Jannie en haar man rennen inmiddels van de een naar de ander. De Nederlander is lomp, en in het buitenland lijkt hij nog lomper te worden. De laatste vormen van decorum vallen weg.

Uit een groot buitenlands onderzoek naar het gedrag van kinderen in de klas blijkt dat Nederlandse klassen op de 65ste plek staan van de 81 landen die zijn onderzocht als het gaat om herrie en rumoerigheid in de klas. Valt me eigenlijk nog best mee, gezien mijn eigen ervaring.

Als kinderboekenschrijver heb ik ongelooflijk veel scholen bezocht en wat mij opviel was de enorme tegenstelling wat herrie in de klas betreft. Er waren scholen waarin zo’n rustige prettige sfeer in de klas was, een sfeer die vanzelfsprekend leek. Maar dat was die natuurlijk niet, merkte ik als ik weer eens in een klas stond waar het een zooitje was. Voordat de juf de boel rustig had, waren we al snel een deel van de les verder. Wat het verschil maakte? De juf. De ene juf is top, de andere bagger, waarbij de laatste categorie verreweg in de meerderheid is.

Tijdens dit deel van mijn carrière had ik nog niet eens last van de mobieltjes epidemie. Het mobieltje was toen gelukkig nog niet uitgevonden, want die zullen vast een nog grotere aanslag op de concentratie hebben gevormd en de onrust vast nog groter.

In een ingezonden brief in de Volkskrant lees ik: ‘Is er nog zoiets als gezaghebbend ouderschap of onderwijs? Respect is ingeruild voor brutaliteit en eigenbelang. We noemen het ‘mondigheid’, maar laten ondertussen onze scholen verzanden in chaos.’ Het resultaat zie ik in Frankrijk.

Journal d’images

 

Vermeerderd

Vrijdag 14 maart, Delft

Journal

 

Puntje

Donderdag 13 maart, Delft

 

Als je bij ons op de bank zit, kijk je in de kronen van grote kastanjebomen. In de meest linkerboom zit een groot nest. Vorige week was ik opeens getuige van een opstootje. De natuur blijft voor de mens toch een raadselachtig fenomeen. Rond het nest vlogen opgewonden twee kraaien. Een paar meter van hen vandaan zaten twee eksters.

Het was duidelijk wat de kraaien zeiden: opdonderen. Maar het was ook duidelijk wat de eksters dachten: fijn nest, mooi onderkomen voor onze nieuwe leg. Het gekke is dat ik tot nu toe nooit een vogel in de buurt van het nest had gezien en nu was het opeens het middelpunt van grote opwinding. Daar bleef het niet bij.

Ik zie eksters vaak met z’n tweeën opereren. Nu bleek dat eksters toch een hechte gemeenschap vormen. Binnen de kortste keren zaten er acht eksters in de boom, dreigend, scheldend. Af en toe vloog een van de kraaien weg, alsof hij wilde zeggen: laten we nou gewoon deëscaleren.

Daar wilden die eksters niets van weten. Keer op keer vlogen ze naar het nest, er echt op zitten durfden ze niet. Het is me duidelijk dat eksters een diep respect voor kraaien hebben. Het hele gedoe duurde zeker een half uur. Daarna vloog de hele meute weg. En het wonderlijke: tot nu toe heb ik in de buurt van het nest geen vogel meer gezien. Kraai noch ekster.

Van een heel andere dimensie speelt zich in ons huis af. In Cadouin hebben we een nauwe band met insecten. Elke dag zie ik ons huis wel een spin, lieveheersbeestje, wants of vlinder. Hier in Delft lijkt ons huis steriel, tot nu toe geen insect gezien.

Een paar dagen geleden stond ik te plassen, zie ik op de rand van de betegeling een zwart puntje. Ik dacht dat het een vuiltje was en wil het wegvegen. Blijkt het puntje te kunnen lopen. Ik probeer het dood te drukken, maar het puntje laat zich op de grond vallen. Ik onderzoek waar het puntje vandaan kan komen, blijkt er een piepklein gaatje te zitten bij de sponning van de deur.

De dagen daarna zie ik het puntje opnieuw lopen. Hij is dus van de vloer, zeker anderhalve meter lager, omhoog gelopen naar het gaatje in de muur. Uit respect voor zoveel inspanningsvermogen laat ik het puntje gewoon over de tegelrand lopen. Het is toch het bewijs dat de natuur overal is, zelfs op de meest steriele plekken. Ik vind het een geruststellende gedachte.

Journal

 

Vliegwiel

Woensdag 12 maart, Delft

 

Over sommige zaken kun je beter zwijgen en in stilte hopen dat ze gaan zoals ze altijd gingen. Met pijn in mijn hart kan ik het volgende voorbeeld noemen. Nog niet zo lang geleden zong ik in een blog de lof over onze Volvo die ons nu al jarenlang trouw van Nederland naar Frankrijk bracht en andersom en dat heel intensief. Ik had het nog niet geschreven of bij het starten van de auto hoorde ik een metaalachtige klik die ik nog niet eerder hoorde. Het leek of een stang tegen een andere stang sloeg.

Ik ontken best graag de harde realiteit, dus reed ik een paar weken door alsof er niets aan de hand was. Maar de klik ging niet weg. Aangezien we volgende week weer naar Frankrijk gaan, leek het me toch beter om eens naar een garage te gaan om te vragen of we met zo’n klik veilig in Frankrijk aan kunnen komen.

De Turkse eigenaar, de hele garage-industrie drijft in deze streken op de multiculturele samenleving, geen idee wat we met een wit Nederlands zouden moeten beginnen, luisterde vakkundig en ik zag hem zorgelijk kijken. ‘Het vliegwiel is kapot. U kunt met die auto absoluut niet meer naar Frankrijk. Als dat vliegwiel breekt gaat de hele versnellingsbak kapot. Dan bent u nog verder van huis.’

Dus volgende week niet naar Frankrijk? Net nu ik zoveel zin had. ‘Hoe duur gaat die reparatie worden?’ vroeg ik. ‘Tweeduizend euro,’ liet hij weten. ‘Ik kan hem wel in twee dagen voor u maken.’ Want om wat druk op de ketel te zetten had ik gezegd dat we donderdag naar Frankrijk moesten. Fijn dat het zo snel kon.

Uiteraard was ik buitengewoon beleefd tegen de garagehouder, ik heb een diep respect voor het beroep, zoals ik een diep respect heb voor iedereen die iets met zijn handen kan maken. Maar inwendig vloekte ik me te barsten: tweeduizend euro voor zo’n dom geval als een auto.

Tot zover de auto. Het zal de lezer misschien opvallen dat mijn blogjes steeds korter worden. Ik was in Tilburg en Leo liet mij een commentaar lezen van iemand die Dossiermoddergat had gelezen. Hij vond de blogjes net te lang. Ik ben het daar eigenlijk helemaal mee eens, maar als ik lekker aan het schrijven ben, kom ik altijd op blogjes uit die tussen de 500 en 600 woorden hebben. Opnieuw nam ik mij voor ze korter te maken. Vandaar dat ik nu stop. Dit blogje heeft 426 woorden, komt in de buurt van mijn ideaal. Al voel ik mij ingeperkt.

Journal

 

American Psycho

Dinsdag 11 maart, Delft

 

De afgelopen week heb ik stompen in mijn buik gehad. Klappen voor me kop. Ademnood. Ik ben namelijk gemarteld door het boek American Psycho van Bret Easton Ellis, een boek dat hij schreef in 1991. Het is het meest smerige en wreedste boek wat ik ooit heb gelezen. Nette mensen hebben diepe kelders, schreef ooit een toneelschrijver. Was het Marcel Osterop? Deze week heb ik gezien hoe die kelders eruit zien, ze stinken naar lijken, zijn beschimmeld en met een beetje pech kom je er nooit meer uit.

Mijn advies: ga het boek niet lezen. Je maag draait zich om. Het boek beschrijft het leven van de New Yorker Patrick Bateman, een rijke investeerder van rond de 25. Hij is knap, leidt een luxe leven, het ontbreekt hem aan niets. Zijn voornaamste bezigheid: uiteten met zijn vrienden, veel drinken en snuiven. Een zorgeloos leven.

Toch heeft Patrick Bateman een groot geheim. Hij is namelijk een seriemoordenaar. Hij begint met het verminken en vermoorden van zwervers, daarna neemt hij vrouwen mee naar huis en doet de meest gruwelijke dingen met ze, geen detail blijft ongeschreven, tot de dood erop volgt. Hele passages kon ik niet uitlezen.

Met dit boek beschrijft Ellis de totaal liefdeloze wereld van Wallstreet. Alles gericht op uiterlijk en status. Nergens affectie. Het wonderlijke is dat Donald Trump regelmatig in het boek wordt genoemd. Nou ja, genoemd, aangestipt. Maar Ellis schreef het boek in 1991 en dan is dus al duidelijk dat Trump in New York, in die keiharde wereld die Ellis beschrijft, een prominente rol speelde. Zo liegt Bateman bijvoorbeeld dat hij op een feestje bij Trump is geweest omdat het hem status verleend.

Ik zal je aan een fragment laten proeven en dan kun je, wat mij betreft, zeggen dat je het boek hebt gelezen.

‘Ik kom terug uit Central Park waar ik, vlak bij de kinderboerderij, bijna op de plek waar ik die jongen van McCaffrey heb vermoord, delen van Ursula’s hersens aan passerende honden hebt gevoerd. Als ik Fifth Avenue afloop rond vier uur in de middag, ziet iedereen op straat er triest uit, de lucht ademt verval, lichamen liggen op koud plaveisel, kilometers lang, een paar bewegen, de meeste niet. De geschiedenis zinkt weg en slechts heel weinigen schijnen zich vaag ervan bewust dat de dingen er beroerd voorstaan. Vliegtuigen vliegen laag over de stad, kruisen elkaar voor de zon. Windvlagen schieten over Fifth omhoog, duiken dan Fifty-seventh Street in. Zwermen duiven stijgen in slow motion op en spatten tegen de lucht uiteen. De geur van brandende kastanjes mengt zich met koolmonoxidedampen. Ik merk dat de skyline nog maar onlangs is veranderd. Ik kijk bewonderend omhoog naar Trump Tower, groots, trots glimmend in de late middagzon.’

Zojuist Ymke aan de lijn gehad. Hij vindt dat ik de de laatste tijd tamelijk sombere blogs schrijf. Dat zal hij na het lezen van deze wel helemaal vinden. Sorry Ymke, c’est la vie.

Het huis van het weekdier

 

 

 

Het huis van het weekdier

Hurk. En leg het huis van het weekdier tegen het oor en hoor
het ruisen van de geschiedenis. Sirenes. Maîtresses en moeders.
Alles wat schokt en bijt naar leven, komt in deze lege ruimte bijeen.

Vissen die vleugels kregen, poten; de vele Napoleons; hoor het
zaad: helmgras?; een boot komt langs; speren; de boeren bekrassen
land. -Het is slechts een zee, zeg jij, golven op een strand, één lome dag.

Journal

 

Afspraak

Maandag 10 maart, Delft

 

Ik zit in de trein van Tilburg naar Delft. Voor de eerste keer sinds ik in 2013 afscheid nam van Het Zuidelijk Toneel was ik weer in Tilburg. Reden: een afspraak met mijn oud-collega theaterdirecteur Leo, met wie ik zo nu en dan nog contact heb. Dit keer hadden we een serieuze afspraak.

Hoe het onlangs ter sprake kwam weet ik niet meer, maar het bleek dat wij samen lid zijn van de Coöperatie Laatste Wil (CLW), een coöperatie die zich ijvert voor het zelfbeschikkingsrecht over je eigen dood. Iemand die regelmatig mijn blog leest, weet dat ik dit een belangrijk onderwerp vind.

De vraag was of ik interesse had om, oneerbiedig gezegd, redactielid te worden van het clubblad van CLW, het CLW Journaal. En daarmee plaatste Leo mij weer voor het dilemma waar ik sinds mijn pensionering vaker mee kamp: neem ik naast mijn absolute vrijheid nog klussen aan? Bij het verkrijgen van mijn absolute vrijheid nam ik mij heilig voor om mij alleen nog druk te maken om mijn eigen werk, zoals dit blog en mijn fotografie.

Ik ben nu één keer gezwicht en dat voor de auteursbond van theaterschrijvers. Ze hebben me gevraagd om adviseur te worden en dat kon ik niet weigeren omdat ik mijn hele carrière met lede ogen heb aangezien hoe toneelschrijvers in de toneelindustrie de onderste kaste vormde. Het idee, de woorden beginnen bij de toneelschrijver, maar in de Nederlandse praktijk gaat vooral de toneelregisseur ermee vandoor, zowel qua eer als financieel. Daar heb ik dus ja tegen gezegd.

Nu dus de vraag voor het CLW Journaal. Het is een adequaat blad, ik ben nu al jaren lid en het blad heeft mij altijd prima geïnformeerd. Maar of ik daar nu zelf voor moet gaan schrijven? Mijn eerste reactie was ja, vooral omdat ik het streven van de CLW zo belangrijk vind. Waarom zouden we zelf niet het moment van onze dood mogen kiezen?

Onder het eten van een dikke croque-madame spraken we af dat ik het ga proberen. Uit mijzelf was ik nooit op de gedachte gekomen om redacteur van het Journaal te worden. Zoals de lezer van Dossiermoddergat weet, ben ik nogal een wilde schrijver. Het schiet alle kanten op en dat vaak in mateloosheid.

Neemt niet weg dat we het gaan proberen. Ik zit nou niet meteen vol inspiratie om voor het blad ideeën te verzinnen. Maar ik weet dat ideeën krijgen een kwestie van concentratie is. Grote kans dus dat ik meer over de dood ga schrijven, de zelfgekozen en -geregisseerde dood zonder tussenkomst van de medische stand en door politiek ingegeven procedures. Ik ben er een groot voorstander van.

Eindelijk weer eens aankomen op Station Tilburg.

Journaal

 

Wassen

Zondag 9 maart, Delft

 

Ik zit in Den Haag in de tram op weg naar Fotomuseum Den Haag. Bij halte Gravenstraat stapt een moeder in met haar twee dochters, ik schat dat de een negen jaar is, de ander elf. Het zijn stevige dames, zelfbewust wijzen ze hun moeder hoe je met je bankpas kunt inchecken. Daarna zoeken ze enthousiast naar een zitplaats waar ze met z’n drieën bij elkaar kunnen zitten.

Ik kijk met jaloezie naar ze, de frisheid van die meiden, ze staan midden in de wereld, dat zie je zo. Ze hebben zin in de toekomst en weten nu al wat er op de wereld te koop is. Er wordt wel eens gemopperd over het onderwijs, maar het valt me op hoe zelfbewust de kinderen van tegenwoordig zijn en hoe goed ze van de tongriem zijn gesneden.

Ik voel me in die tram eigenlijk suffig oud zitten te zijn. Mijn frisheid is tamelijk opgedroogd, het contact met de wereld raak ik steeds meer kwijt. Neem al die nieuwe artiesten en Bekende Nederlanders, ik ken ze niet meer. Ik weet zeker dat die meiden zomaar weten wie Froukje is en kunnen meezingen met de liedjes van Taylor Swift. Ik kan er niet eens naar luisteren, vind het bagger.

Een verheven standpunt, maar je hebt er niets aan. Die meiden gaan natuurlijk met groot plezier naar een concert van Roxy Dekker. Vermoedelijk gaan ze later, als ze zevenendertig zijn, nog steeds graag naar Roxy Dekker om haar liedjes dan weer her te beleven, zoals mijn dochter zomaar naar Londen vliegt voor een concert van Five en ik met groot plezier naar een film over Bob Dylan ga.

In de tram bedenk ik dat je je herinneringen eigenlijk schoon zou moeten kunnen wassen. Je verzamelt in je leven zoveel herinneringen, goede herinneringen, die je meeneemt. Maar al die herinneringen zijn ook stof, die net als een zak in een stofzuiger vol komt te zitten. De jaren zestig, zeventig, ze plakken nog steeds in mijn hoofd. Ik heb er niets aan, want het zegt niemand iets meer. Het is wel de reden dat je uit de tijd groeit. Je meet je mening af aan dingen die er totaal niet meer toe doen. Zoals ik mijn opa een overblijfsel uit een lang vervlogen tijd vond, zo zit ik nu in de tram.

Och, kijk die oude man zitten. Zijn hoofd vol van Reve, Joop den Uyl, Geen woning geen kroning, bezettingen, socialistisch gedachtegoed, oude familieherinneringen, het huis waarin je bent opgegroeid, de eerste keer dat je uit ging eten, het eerste meisje kuste. Het verzamelt en verzamelt zich maar en het zit het nieuwe in de weg. Wat zou het heerlijk zijn als je, net als die twee meiden, een tram in Den Haag kunt instappen, alles is nieuw, alles is nieuwe ervaring.

Een probleem dat daarmee heeft te maken. Ik ga naar het Fotomuseum voor een tentoonstelling van vrouwelijke Japanse fotografen. Mooie tentoonstelling. Maar ik trap in een val, weet ik. Nog meer foto’s waar ik naar kijk. Mijn hoofd is inmiddels gevuld met foto’s. Zie dan nog maar eens zelf een foto te maken en een schone blik te hebben.

Journal

 

Bondgenoot

Zaterdag 8 maart, Delft

 

Ik heb altijd met verbazing naar de drama’s van Shakespeare zitten kijken. Wat een gekonkel, verraad, complotten, wreedheid, wraak en waanzin. Er worden in zijn stukken wat complotten gesmeden om wraak te nemen, of om macht te verkrijgen, of te vergroten. Ik plaatste de stukken altijd in de zestiende eeuw, wat een ellendige, primitieve tijd moet dat zijn geweest. Voordeel voor ons: het leverde goed toneel op.

Maar sinds een paar maanden zijn we zelf onderdeel van zo’n Shakesperiaans drama. Moet je voorstellen dat je in de oorlog een bondgenoot hebt die je steun en toeverlaat is. Je hebt die oorlog met een vijand die jouw land is binnengevallen. Je bondgenoot is zo belangrijk voor je, dat je volledig afhankelijk van hem bent, maar samen voer je vol overtuiging die strijd.

En dan opeens laat die bondgenoot je vallen, een nieuwe koning krijgt de macht. Hij geeft je geen wapens meer, wapens die je zelf niet kunt maken en betalen. Hij steekt je ogen uit en blaast je oren op omdat hij je niet meer voorziet van de broodnodige inlichtingen over je vijand. Maar het allerergste, je bondgenoot wordt van de ene op de andere dag de beste vriend van je vijand. De bondgenoot praat alle leugens van je vijand na. Onmogelijk. Kan niet, is je eerste reactie. Natuurlijk kan het, verraad ligt altijd op de loer als het om mensen gaat.

Maar waarom? Wat is de reden van die draai? Om het nog meer op een Shakesperiaans drama te laten lijken, zeggen journalisten en commentatoren dat er een persoonlijke reden achterzit. De nieuwe koning van je voormalige bondgenoot heeft jou, als koning van het land in oorlog, acht jaar geleden gevraagd of je de toenmalige koning van je bondgenoot mee zou willen helpen te verraden. Zijn zoon zou in jouw land onoorbare dingen hebben gedaan en of je naar die onoorbare zaken op zoek zou willen gaan. Je weigerde, je had geen zin om mee te doen met een heksenjacht ter meerdere eer en glorie van iemand die het koningschap van je bondgenoot ambieerde, je wilde je trouwe bondgenoot geen mes in de rug steken.

Ander duiding zegt dat de nieuwe koning van je oude bondgenoot één grote ambitie heeft: hij wil, net zoals een zijn voorgangers, de Nobelprijs voor de Vrede winnen. Daarom moet het conflict tussen jou en je vijand zo snel mogelijk worden opgelost, desnoods door het met verraad en chantage af te dwingen.

Weer een andere duiding is dat de nieuwe koning van de voormalige bondgenoot ooit in de vorige eeuw is gerekruteerd door de inlichtingendienst van de vijand. De vijand zou zeer belastende informatie over de nieuwe koning in bezit hebben waarmee hij wordt gechanteerd. Nu oogst de vijand de opbrengst van die rekrutering .

Zeker is dat de nieuwe koning van de voormalig bondgenoot enorm opziet tegen de koning van de vijand. De koning van de vijand heeft absolute macht, iedereen in zijn land danst naar zijn autocratische pijpen, hij is een absoluut heerser en is daarmee het grote voorbeeld voor de nieuwe koning van de oude bondgenoot. Zijn grote wens: dezelfde almacht krijgen als de koning van de vijand.

De zestiende eeuw, de eenentwintigste eeuw, ecce homo, er is niets veranderd. Het is wachten op de nieuwe Shakespeare, man of vrouw, die opnieuw de machinaties en de wellust naar macht kan beschrijven. The world’s a stage and we are all merely players. Nou ja, all, wij kijken knarsetandend toe.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Mensen lezen honden
honden lezen mensen
boeken die nooit uit zijn

alleen de dood
slaat ze dicht.

Journal

 

Elodie

Donderdag 6 maart, Delft

 

Beste redactie van Bar Laat,

Ik weet niet of jullie aan kritische zelfbeschouwing doen, ik neem aan van wel. Maar misschien is jullie het volgende ontgaan. Sinds het begin mag bij jullie Elodie Verweij als parlementair verslaggever aanschuiven. Nu hebben we in Nederland altijd kunnen genieten van prima politieke verslaggevers. Om een paar namen te noemen: Henk van Hoorn, Max van Weezel, Wouke van Scherrenburg. Hoe kan het nou dat jullie aan dit rijtje Elodie Verweij toevoegen? Jullie moeten toch ook zien dat we met Elodie met een lichtgewicht hebben te maken, de kritische omroep BNNVARA onwaardig.

Mijn oordeel over Elodie Verweij is volstrekt niet persoonlijk. Ik zie ook wel dat zij een buitengewoon aardige vrouw is. Ik kan me voorstellen dat ze af en toe een doos chocolaatjes van Merci voor jullie meeneemt en op haar verjaardag zal ze vast niet verzaken om op heerlijk gebak van de HEMA te trakteren. Maar het vervelende voor de kijker, die enigszins in politiek is geïnteresseerd, is dat ik van haar nog nooit, en ik zeg vol overtuiging nooit, iets heb gehoord dat ik nog niet wist. Alles wat ze vertelt is bekend. Lees één goed landelijk dagblad en je weet wat Elodie Verweij ons ’s avonds bij Bar Laat gaat vertellen.

Dat ze bij het Algemeen Dagblad werkt, begrijp ik. Ik geloof ook best dat ze hard werkt en altijd bij de gang waar Geert Wilders zich schuil moet houden met een microfoon op wacht staat om een quote van hem te krijgen. Maar als je dat doet, ben je nog geen parlementair verslaggever. Een parlementair verslaggever moet kunnen duiden en ons zaken vertellen die de kijker nog niet weet, gewoon omdat hij beter is ingevoerd. Ik hou het nu een paar maanden bij, maar Elodie zegt echt alleen maar dingen die iedereen al weet. Zo af en toe zie ik zelfs ander gasten besmuikt om haar lachen na weer een obligate opmerking.

Als Elodie aan het woord komt, zap ik sinds enkele weken naar Beau waar Floor Bremer de politiek mag duiden. Kunnen jullie haar daar niet wegkopen? Dat zou de kwaliteit van Bar Laat namelijk enorm opkrikken. Het is zo jammer dat juist in deze woelige politieke tijden de kijker zit opgescheept met Elodie Verweij.

De aanleiding dat ik deze brief schrijf, was de uitzending van gisteren, waarin Elodie zoiets zei dat wij aan premier Schoof moeten wennen omdat wij ons tien jaar lang in moeilijke tijden aan Mark Rutte hebben kunnen vasthouden. Ik moest meteen even in mijn televisiegids kijken. Wordt Bar Laat nou door WNL of BNNVARA uitgezonden? Bleek het toch de laatste omroep te zijn.

Ik neem aan dat jullie mijn brief ter harte nemen. Het wordt hoogtijd voor kritische introspectie om de kwaliteit van Bar Laat op te krikken. Het kan, echt, als jullie maar je best doen.

Met bemoedigende groet,
De Blogger.

PS Fijn dat jullie mijn vorige brief over Halbe Zijlstra ter harte hebben genomen en dat ik deze pseudo-vriend van Poetin en sloper van de kunsten in Nederland niet meer aan jullie tafel heb gezien. Daarom heb ik er alle vertrouwen in dat we binnenkort mogen genieten van een parlementair verslaggever met verstand van zaken.

Journal

 

Thuisen

Dinsdag 4 maart, Delft

 

Ik geloofde het nooit, maar het is waar: de weg van de Randstad naar het Noorden is langer dan de weg van het Noorden naar de Randstad. Pas nu ik zelf in de Randstad woon, merk ik dat. Dat is geen enkele reden om niet naar het Noorden te gaan. Elke keer is het toch thuiskomen. En dan te bedenken dat we er helemaal geen huis hebben.

Door al dat getrek en verhuis van ons, denk ik dat ik drie thuisen heb gehad. Op de allereerste plaats is dat Nijmegen, het thuis dat ik het langste heb gehad. Over elke wijk in die stad kan ik wel een zelf ervaren avontuur vertellen. Het is een thuis waarvan ik jarenlang beweerde dat ik het nooit zou verlaten. Ik had toen nog geen vermoeden van mijn onrustige zwerversziel.

Mijn tweede thuis is het Noorden, of om preciezer te zijn: Moddergat. Al bij al heb ik daar het langst gewoond, zo’n zestien jaar. Ik denk niet dat ik dat record ga verbreken. Maar nu we ons huis in Moddergat niet meer hebben, is het noordelijk deel van Friesland mijn thuis geworden. Het uitgestrekte landschap, de wisselende luchten, het wad, het is allemaal zo vertrouwd. En dat wordt nu in stand gehouden door onze tochten naar Ameland, waar we nu ook zitten.

Het derde thuis is Cadouin, ons mythische huisje op de berg, waar de tao huist, en waarvan ik korte tijd dacht dat dit mijn laatste huis zou zijn. Ik vond het een mooie plek om dood te gaan. Het fijne is dat aan de overkant van de vallei een kerkhof ligt, waardoor ik altijd zicht op de berg kon houden.

Ons echte thuis, daar waar we momenteel wonen, is een thuis in ontwikkeling. We wonen er te kort om al van een thuis te spreken. Maar het is een plek waar ik, evenals Wyb, erg graag ben, en het huis is bijna even rustig als ons huisje in Cadouin. Maar met dat verschil dat we alle musea, theaters en voorzieningen binnen handbereik hebben.

Nu zijn we dus voor een paar dagen op Ameland bij het nageslacht. Het nageslacht op Ameland hebben heeft zijn nadelen. Je kunt er niet zomaar heen, ze zitten altijd op afstand, we kunnen er nooit zomaar even op de koffie. Maar daar staat veel tegenover, vooral omdat we toch een soort regelmaat hebben ontwikkeld om er heen te gaan.

Ameland brengt ons weer naar ons tweede thuis, het Noorden. Nergens ervaar je het Noorden zo goed als met een reis naar Ameland. Je doorkruist het hele noordelijke platteland, dan het wad, om uiteindelijk bij het eiland gevoel te eindigen, opeens ben je zomaar omringd door de zee. Ik hou van de beslotenheid van een eiland. Zeker als dat eiland, zoals nu, baadt in zonlicht.

Journal

 

Nervositeit

Maandag 3 maart, Delft

 

Zoals elke maandag lees ik ook vandaag weer een interview met een 100-jarige in de Volkskrant. Dit keer met Hella de Koster-Hincha. Zij is geboren op 29 januari 1925 in Kray, Duitsland, woont in een woonzorgcentrum in Sas van Gent, heeft drie kinderen waarvan er twee zijn overleden, is weduwe sinds 1991.

Eigenlijk alle 100-jarigen hebben een bewogen leven achter de rug, niemand blijft zonder littekens. Niet in het minst door de oorlog. Neem Hella, geboren voor de oorlog, maakt de opkomst van Hitler mee, haar moeder overleed vlak voor haar 10de verjaardag, haar vader hertrouwde twee jaar later met een boze stiefmoeder.

Ze ging naar de hotelschool en leerde koken. In 1933 kwam Hitler aan de macht, opeens moest ze een uniform aan, een blauwe rok met een witte blouse. Als teken van protest liet ze de witte blouse altijd vies worden. Op bevel van de Nazi’s moest ze bij de Firma Krupp in Essen gaan werken. Ze werkte daar in een wapenfabriek waar de nieuwste tank werd gebouwd. Zij werkte in een kraan die onderdelen bij elkaar bracht. Bij een luchtalarm rende iedereen naar de schuilkelder. Zij besloot op dat moment sabotage te plegen en liet de kraan tegen een muur lopen. Het werd een grote bende en ze besloot onder te duiken.

Ooit beleefde Nederland de 80-jarige oorlog. Ik heb het geluk dat de periode waarin ik leefde vermoedelijk de geschiedenis ingaat als de 80-jarige vrede, tenminste als het een beetje meezit. Want eerlijk gezegd heb ik nog nooit eerder gevoeld dat we zo tegen oorlog aanschurken. De wereld is nerveus, en uit de geschiedenis heb ik geleerd dat dat gevaarlijke periodes zijn. Er hoeft maar een klein ding te gebeuren, of te laten gebeuren, en de boel ontploft.

Afgelopen weekend zagen we een voorbeeld van nervositeit. Zelensky wordt in de Oval Office gelokt en ondergaat een door MAGA geregisseerde openbare terechtstelling. En iedereen wordt nog nerveuzer. Europa staat steeds meer alleen en is er nu van doordrongen dat ze ervoor moet zorgen dat ze een sterke defensie krijgt. Europa en wapens, het is nooit een gelukkige combinatie geweest. Het oude continent heeft gewoon te veel grenzen en te veel politieke meningen en belangen.

Het mooiste van de interviews met de 100-jarigen vind ik de foto’s. Bij elk interview zie je een foto van de geïnterviewde toen ze nog jong waren en een foto van nu. De tijd wordt zichtbaar. Kleine jongetjes, cherubijntjes bijna, worden verschrompelde oude mannen met wenkbrauwen als borstels en rimpels als hooggebergte.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Het baasje, jongen, is een dichter.
Hij springt stokken uit de lucht
en snuffelt op verkeerde sporen.

Soms, als hij alleen is, jongen,
dan zingt hij, zittend in een boom,
een heel mooi lied. Hoor, het waait.

En soms, mijn jongen, vertel het
niemand, dan zit hij in een washok
en dan huilt hij. Hard. Hoor het.

Want dichters, jongen, zitten veel
in bomen en in washokken. Zij luisteren
dan naar de houtworm en de mot

en later zingen zij hun lied. Vreten zij
zich door alles heen. Vreemde gangen,
jongen, jagen door de woorden.

Het baasje, jongen, is een dichter.
Hij apporteert her en der gedachten,
hij kwispelt, blaft en verwacht te veel.

Journal

 

Altruïsme

Zondag 2 maart, Delft

 

Nederland brengt de ontwikkelingshulp van zo’n 5 miljard euro terug terug naar zo’n 1,5 miljard euro. Amerika elimineert haar organisatie voor ontwikkelingshulp, USaid, vrijwel compleet, een bezuiniging van 40 tot 60 miljard dollar, en vernietigt daarmee de kurk waar veel ontwikkelingshulp in de wereld op drijft.

Als er nog geld naar de Derde Wereld gaat dan moet het nut hebben voor de gever. Make America Great Again. Eigen volk eerst. Waarom eigenlijk? We leven in een samenleving waarin een substantieel deel van de mensen een vervette lever heeft, een tweede huis bezit en/of een camper en een enorm vermogen op de bank heeft staan. En zelfs dan nog staat het eigen belang voorop. Altijd het eigen belang. Altijd Dikke Ik.

Sinds het nieuws tot me kwam, zocht ik naar het woord wat aangeeft wat we weggooien, wat blijkbaar niet meer van belang is. Ik liep er dagen naar te zoeken. Alzheimer? Het schoot me maar niet te binnen. Ik wilde het niet aan Wyb of Google vragen. Ik vond dat ik zelf op het woord moest komen.

Vannacht schoot het mij te binnen, zoals mij vaker dingen te binnen schieten als ik net wakker ben. In de tijd dat ik opgroeide werd het woord nog regelmatig gebruikt, al jarenlang lijkt het verdwenen en dat zegt veel over de tijd waarin we zijn beland en over de stand van de huidige mensheid. Opeens was het woord terug, gelukkig, uitgesteld Alzheimer? Het woord waar het om gaat is: altruïsme.

Voor wie niet weet wat het betekent, altruïsme is het tegendeel van egoïsme. Bij egoïsme staat het ik centraal, de altruïst is niet gericht op het eigenbelang, maar richt zich juist op de medemens zonder daar in principe iets voor terug te hoeven krijgen. Woorden die het altruïsme benaderen of omschrijven: menslievend, onbaatzuchtig, belangeloos, onzelfzuchtig, medemenselijk.

Altruïsme lijkt verdrongen door quid pro quo, let maar eens op hoe vaak Trump deze Latijnse woorden gebruikt. De betekenis: voor wat hoort wat, je levert een bepaalde prestatie en daar hoort een tegenprestatie tegenover te staan. Niets is gratis, dus ook de hulp aan de ander niet.

De wereld is verzakelijkt en dit is het ellendige resultaat ervan. De rechtse ellendigen hebben zich altijd al gekeerd tegen het altruïstisch denken. Waarom zou je mensen uit de Derde Wereld zomaar hulp aanbieden als er niets tegenover staat. Ik vrees dat het een tussenfase is, want eigenlijk zijn ze sowieso tegen ontwikkelingshulp.

Toch hypocriet dat een belangrijke pijler van Trumps overwinning de christelijke gemeenschappen zijn. Maar met hun keuze op Trump hebben ze de naastenliefde weggegooid. Terwijl de naastenliefde toch een van de belangrijkst kernbegrippen is uit die christelijke traditie.

Mijn moeder was niet gelovig. Maar als ze één ding in mij heeft geplant, dan is het een geweten. Je neemt zelf nooit het grootste stuk, je laat de ander altijd het eerst kiezen, dan pas kies jij, help degenen die het nodig hebben en kom niemand te na en natuurlijk moet je alles eerlijk delen.

Jammer dat Trump mijn moeder niet als moeder had, dat waren veel ongelukken voorkomen. De trotse kop die minister Klever trok bij het aankondigen van de bezuinigen en het introduceren van het quid pro quo, had ik niet moet flikken. Mijn moeder had mij zeker even apart genomen en mij streng op een aantal humane uitgangspunten gewezen.

Journal

 

L10

Vrijdag 28 februari, Delft

 

Laat ik eerlijk zijn. Als er gedoe is rond het Koningshuis, vind ik dat prima. Zoals de trouwe lezer van Dossiermoddergat weet, ben ik geen fan van dit uit feodale tijden stamende residu. Hoe sneller we een president kunnen kiezen hoe beter.

Vorige week heb ik me ook weer zo lopen ergeren aan het eerste officiële optreden van de kroonprinses. Ze mocht een fles tegen een schip kapot gooien en de boot een goede vaart toewensen. En de poeha die dan ontstaat voor dit totaal nietige gebeuren. Veel media waren dolenthousiast. Het optreden van Amalia was zo gedecideerd, zo koninklijk, haar hele présence, zo waardig en de conclusie was dat zij klaar is voor het koningschap. En zo wordt een nieuwe generatie geïndoctrineerd om believer te worden van een vermolmd sprookje.

Een van de ergste representanten van die koninklijke familie vond ik wel Laurentien. Niemand heb ik zo haar best zien doen om prinses te worden als zij. Het viel me op dat ze in het begin zelfs dat rare, bekakte accent van Beatrix overnam. Het is wat als je als burgermeisje in zo’n familie komt, je moet toch iets doen om bij schoonmoeder in het gevlij te komen. Laurentien koos de weg van de imitatie.

Toen Laurentien zich met de toeslagenouders begon te bemoeien wist ik eigenlijk meteen dat het hommeles werd. Zo gauw leden van het koninklijk huis zich met politiek gaan bemoeien gaat het fout. Zwaaien, minzaam lachen, op een balkon staan en linten doorknippen kunnen ze als geen ander, dat zit ze in de genen. Zo gauw ze iets anders doen, is een ramp in zicht. Dat krijg je van wereldvreemdheid en hermelijnkoorts.

Maar nu komt toch de omkering van dit blogje. De ambtenaren noemden Laurentien al snel L10 omdat ze zoveel in hun mailtjes voorkwam, typisch ambtenaren efficiency. Vol overgave wierp L10 zich op de kwestie van de toeslagenouders. Zoveel fanatisme en inzet hadden de ambtenaren nog nooit gezien. Ze werden bedolven onder de mailtjes en telefoontjes en al snel kwamen de eerste berichten naar buiten dat L10 zelfs grensoverschrijdend gedrag vertoonde.

Opeens werd ik van een fanatieke criticaster een voorzichtige bewonderaar. Als je ambtenaren zo op de kast krijgt, moet je wel goed bezig zijn. Eindelijk zagen de Haagse ambtenaren eens wat doortastendheid is. Zelf hadden ze geen enkele beweging kunnen krijgen in de oplossing van dit schandaal. Nu was daar opeens iemand die zich de boel echt aantrok. Het enige wat onze ambtenaren konden doen was het geheime wapen van deze moderne tijd trekken: wijzen op grensoverschrijdend gedrag. Laat in een organisatie de woorden grensoverschrijdend gedrag vallen en iedereen wordt spastisch.

Ik merkte dat ik voor mijn televisietoestel soms de ontketende prinses zat aan te moedigen. ‘Goed zo, L10, bats er maar goed in, laat dat ambtenarendom maar eens een poepie ruiken.’ Want, dat moet gezegd, door de methode L10 kwam er eindelijk beweging in het realiseren van genoegdoening voor dit bureaucratisch schandaal, veroorzaakt door de Henk Kampen en de uberkeurige Haagse ambtenaren in deze wereld.

Jammer dat de oplossing moest komen van een prinses. Het druist tegen mijn wereldbeeld in, maar als het niet goedschiks kan, dan maar kwaadschiks.

 

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

De woorden hangen versleten in de zinnen.
In de woorden de vlekken en het stof.

De zinnen zijn verroest. Aangetast in alle
morfemen. Hoofdletters, interlinies idem.

Punt. Wie trekt de woorden nog aan? Wie
durft ze nog te dragen? Zo kaal en afgeleefd.

Zinnen breken bij beweging, de delen verliezen
het verband. Scherven, gruis, poeder.

Journal

 

Dichter des Vaderlands

Donderdag 27 februari, Delft

 

De titel Dichter des Vaderlands bestaat niet langer. Vanaf nu heet die functie Dichter der Nederlanden. Stond ik toch even van te kijken. Ik vond het namelijk een prachtige benaming Dichter des Vaderlands. Als ik mocht kiezen tussen Dichter des Vaderlands zijn of Dichter der Nederlanden, dan wist ik het wel.

Het woord Nederlanden vind ik geen poëtisch woord, dit in tegenstelling tot vader. Nederlanden associeer ik met staatsrecht, landsgrenzen, overheid en bureaucratie. Vader daarentegen vind ik bij uitstek een poëtisch woord omdat het zo’n gelaagd begrip is, de betekenis van het woord wordt gevormd door vele en wijdvertakte wortels in de Nederlandse cultuur. Hetzelfde met het woord moeder. De woorden vader en moeder roepen warmte op. Het woord Nederlanden is kil.

Daar komt bij, Nederlanden? Er is toch maar één Nederland? De huidige Dichter des Vaderlands, Babs Gons verklaart: ‘Iedereen heeft een eigen Nederland.’ Ah, wat ik al dacht. We drukken met de nieuwe naam diversiteit uit. Dat is mooi, ieder zijn eigen Nederland. Maar het fijne is juist dat het woord Vaderland aanduidt dat we toch iets gemeenschappelijks hebben, neem alleen al de Nederlandse cultuur met al zijn multiculturele schakeringen. Maar het idee van het gemeenschappelijke vond ik toch wel de kracht van de titel Dichter des Vaderlands.

Daar komt bij dat ik de naam Dichter des Vaderlands ook altijd iets ironisch vond hebben. De naam is net iets te bombastisch, een beetje een echo uit het verleden. Dichter der Nederlanden heeft die gelaagdheid niet. Het woord klinkt zoveel zakelijker dan Dichter des Vaderlands.

Het woord vaderland bestaat, maar gelukkig bestaat ook het woord moederland. Wikipedia zegt over deze twee woorden: ‘Het vaderland is het land waar je geboren bent en waar je je sterk mee verbonden voelt. Het moederland is het land waar je als migrant vandaan komt. Het is dus mogelijk een vaderland te hebben maar geen moederland, wanneer je geen migrant bent.’ Waaruit ik concludeer dat je een vaderland en een moederland kunt hebben. Jammer genoeg heb ik alleen maar een vaderland.

De benaming is geëntameerd door de Babs Gons en Marjan Slob. De laatste is de Denker des Vaderlands en is nu dus de Denker der Nederlanden. Over dat des Vaderlands zeggen ze: ‘De titel is gedateerd en niet inclusief genoeg.’ Maar mensen, dat gedateerd zijn is juist zo mooi aan dat des Vaderlands. Waarom dat inclusieve zo belangrijk vinden, maar niet het esthetisch aspect, het aspect van de culturele rijkdom van het woord vader?: Dat des Vaderlands klinkt toch vele malen mooier dan Der Nederlanden? Ik weet het, er is niet tegenop te redeneren, gebruik het woord inclusief en je hebt gewonnen. Ja, kom maar op met de beschuldigingen: duidelijke kanttekeningen van een boomer. Het zij zo.

Journal

 

Deal

Woensdag 26 februari, Delft

 

Als iets de domheid van Trump samenvat, dan is dat het woord deal. Ik verklaar mij nader.

Donald Trump heeft de pech dat zijn oorspronkelijke beroep projectontwikkelaar is. Het belangrijkste doel van een projectontwikkelaar: projecten realiseren, vastgoed verwerven en daarmee winst maken. Een projectontwikkelaar wil dus zo snel mogelijk resultaat, hoe meer hij kan realiseren, hoe meer winst hij behaald. De hele instelling van Trump, noem het beroepsdeformatie, is om bij alles wat hij doet, dit te bereiken: snelheid, winst.

Ik spreek over pech omdat Trump hierdoor zit opgescheept met een buitengewoon slechte achtergrond om president te worden. Juist van een bestuurder, en een president is in feite een super bestuurder, mag je wijsheid verwachten, niet in het minst om dat hij daar zelf het meest bij gebaat is.
Iemand die wijs is, weet dat tijd een belangrijke factor is bij het nadenken, overwegen en besluiten. De tijd, iets de tijd gunnen, is, heb ik gemerkt, een belangrijke factor bij het oplossen van problemen. De tijd heelt alle wonden, zoals men. zegt, maar tijd helpt ook problemen oplossen. Natuurlijk niet alle problemen, maar als dat niet het geval is, dan zorgt tijd ervoor dat je langer en daardoor beter kunt nadenken over een kwestie.

Wie geen verstand heeft van besturen, zal al vlug de haast die Trump tentoonspreidt loven. Maar de ellende is dat het nastreven van een snelle deal, de goede deal in de weg staat. En dat in alle opzichten. Sowieso verspil je de kans op een veel betere deal, maar de snelle deal levert ook irritatie op in je omgeving, de kans is levensgroot dat je vergeet mensen mee te nemen in de overwegingen van je besluit, waardoor je vijanden maakt. Zie het huidige uiteenvallen van de NATO.

Maar er is meer wat een projectontwikkelaar ontbeert. Een ontwikkelaar is een commercieel denker, maar is niet iemand die gericht is op wijsheid. Wijsheid is verspilling van tijd, staat de commercie in de weg. Voor een president is wijsheid echter een van zijn belangrijkste instrumenten. Een president moet wikken en wegen, kunnen relativeren, klankborden, kunnen luisteren, om uiteindelijk de beste beslissing te nemen. Let hierbij op het woord beslissing, een beslissing hoeft geen deal te zijn. Een deal is gericht op het eigenbelang, maar eigenbelang staat de wijsheid, en daarmee het beste besluit, vaak in de weg.

Als Trump iets ontbeert, is het wijsheid. Naast projectontwikkelaar, was hij een charlatan. Hij was een societyloper die erop uit was te etaleren, te shinen en duidelijk maken dat hij de vetste haan was. Hij heeft nog nooit een boek gelezen en is daar zelfs trots op. Hij heeft wel een boek geschreven, dat wil zeggen, er is een boek waar zijn naam opstaat. Om het te realiseren trok hij een ghostwriter aan.

Zijn belangrijkste nieuwsbronnen zijn Fox News, The Wallstreet Journal en de sociale media. Bij het verwerven van wijsheid hoort het hebben van een rijk referentiekader, zodat je zaken kunt plaatsen, voorzien van context, waardoor je overzicht krijgt. Trump kan dat alles niet omdat hij geen referentiekader heeft, zijn enige referentiekader is the art of the deal en dat is toch ten enenmale te armoedig om wijs te zijn. Sterker: The art of the deal is in feite het bewijs van zijn domheid en daarmee zijn ongeschiktheid om president van de United States te zijn.

De man kan er natuurlijk niets aan doen dat hij uiteindelijk wel op die positie is gekomen. Hij heeft er wel zijn best voor gedaan, maar de werkelijke schuldigen zijn zijn kiezers, en een beetje het achterlijke kiessysteem van Amerika. We zitten er maar mooi mee opgescheept.

Het huis van het weekdier

 

 

 

De hoogspringer
wereldrecord

Dan wordt het stil in het stadion.
De linkervoet. De rechtervoet.

De neus zit op de juiste plaats.
De linkervoet. De rechtervoet.

De lucht houdt op te bewegen.
De neus: de juiste plaats.

Nog nooit zat het lichaam zo goed.
De benen bewegen en de armen.

De mens wordt paard. Hij snuift
en briest. De flanken trillen.

De neus. De linkervoet. De rechtervoet.
Het stadion is stil. Check.

En hoog in de lucht hangt de lat,
het hoogste doel van de mens.

En dan de drift. Op deze manier
liep iemand van Marathon naar Athene.

Elke beweging is versneden op de juiste
plaats. Elke stap is op de goede plek.

De mens ziet zichzelf gaan. Kon hij zo
maar doorrennen van Marathon naar Athene

en terug. Zo voelt het juiste gevoel:
zo schokt men naar een hoogtepunt.

Dit is de man die een berg beklimt
zonder zijn voeten neer te zetten.

De vogel staat in zijn hemd. De man
wordt een vlek, gespannen tegen de lucht.

Zijn beeld gaat van werelddeel tot
werelddeel en wordt nooit vergeten.

Zo hangt hij daar nog altijd. Hommage.
Maar zijn lichaam ging verder en viel

zoals iedereen verder valt. Eerst
waren er nog kussens en de vreugde.

Later veranderde het. Toen kwam de vraag:
waar zijn mijn benen? En later: de neus?

Alles verging zoals alles vergaat
in vragen. Lager, lager.

Naar het nu schijnt, is zelfs het springen hem
vergaan. Zoveel lucht die steeds beweegt.

Men doet wat men moet doen. De vlucht
vond plaats en is uitvoerig vastgelegd.

Paarden, driften, alles wordt opnieuw
versneden. Ieder zijn taak: hoog, laag.

Journal

 

Verkeersleidingtoren II

Dinsdag 25 februari, Delft

 

Toch nog even over onze huiskamer als vluchtleidingtoren. Het spreekt voor zich dat De Censor geen zwaarwegende bezwaren had tegen het vorige blogje. Aan vogels kun je je geen buil vallen. Dat neemt niet weg dat ze kritiek had, ze wees me er namelijk op dat ik een paar belangrijke vogelsoorten had vergeten.

Daarbij bedacht ik dat ik zelf een fout had gemaakt in Vluchtleidingtoren 1. Ik schreef namelijk: ‘al weet ik dat ik geen enkele mogelijkheid heb om die vluchten te leiden.’ En dat is niet helemaal waar, want sinds enkele dagen open ik een van onze vele ramen en gooi ik het brood dat wij overhouden de gracht in. Dit heeft een enorme invloed op de vluchten van de vogels.

Hier komt een soort om de hoek kijken waar Wyb mij op wees: de meeuw. De meeuw is de VVD’er onder de vogels: altijd staat De Dikke Ik voorop. Het is onbegrijpelijk. Ik open het raam als ik een paar eenden of zwanen zie zwemmen en gooi het brood naar beneden. Daarvoor heb ik geen meeuw gezien. De eenden en de zwanen zwemmen snel naar het brood, maar voordat ze er zijn meldt de eerste schreeuwende meeuw zich. Hoe kan het dat meeuwen meteen weten dat ik brood gooi? Zitten ze op het dak erop te wachten? Bestaat er een geheim communicatiesysteem?

En een meeuw komt nooit alleen. Binnen een paar tellen is er een zwerm, krijsend, intimiderend. Zo heb ik gezien dat meeuwen zich op de zwaan werpen om hem af te leiden. Wilde eenden durven al helemaal niet in de buurt te komen als die roversbende bezig is. Ze hebben nog het meest weg van voetbalhooligans, zo’n blinde massa ongeleide projectielen die alleen maar zegt: wij zijn agressief. Erg onsympathiek allemaal. Zelfs de mens is niet veilig. Bij de viskraam op de markt moeten mensen hun kibbeling met slaan verdedigen.

De andere soort die ik was vergeten, is de meerkoet. Misschien niet toevallig dat ik juist de meest onsympathieke vogels was vergeten. De meerkoet is een norse vogel, meestal hokken ze samen in een grote groep aan de rand van het water. Als ik ze zie zitten moet ik altijd aan nonnen denken, komt vermoedelijk omdat het een gesloten in het zwart geklede groep is. Hun witte voorhoofd is de nonnenkap.

Christelijke naastenliefde heeft de meerkoet nog nooit van gehoord. Het is een chagrijnige, zelfs agressieve vogel. Regelmatig zie ik ze met elkaar in gevecht. Zelfs naar hun eigen kroost kennen ze geen liefde. Als een jonge meerkoet te lang bij zijn ouders blijft, deinzen ze er niet voor terug om het jong te verdrinken. Als wij Nederlanders dat zouden doen met onze kinderen die te lang bij hun ouders blijven wonen, zouden er heel wat kinderen worden vermoord.

Zo. Ik hoop dat Wyb tevreden is nu ik alle vogelsoorten heb genoemd. O ja, het waterhoentje nog. Maar dat is zo’n bescheiden en kwetsbare watervogel, ik heb het idee dat hij het liefst ongezien blijft.

Journal

 

Verkeersleidingtoren I

Maandag 24 februari, Delft

 

Als je bij ons op de bank zit en je kijkt naar buiten, dan kun je niet op straat kijken. Dan zie je in dit jaargetijde kale bomen, de gevels van de huizen tegenover ons en een grote streep lucht. Dat wil niet zeggen dat je geen verkeer ziet, er is namelijk volop vliegverkeer. Niet van vliegtuigen die op Rotterdam Airport stijgen of landen, dat zijn er hoogstens twee per dag. Het vliegverkeer komt van vogels. Want anders dan in de Dordogne, zijn hier in het centrum van Delft ongelooflijk veel vogels. Uiteraard gaat het om vogels die de menselijke habitat prima exploiteren.

Terwijl ik de vorige alinea schreef, heb ik bijvoorbeeld vijf meeuwen en twee parkieten voorbij zien vliegen. Die parkieten waren wel de grootste verrassing toen wij hier kwamen wonen. Niets vermoedend waren we muren aan het schilderen en opeens zagen we twee groene schichten langs schieten. Al snel bleek dat in de buurt van ons huis een stuk of zes parkieten huizen. Het zijn ontzettende herriemakers, ze verkeren in voortdurende staat van opwinding. Qua snelheid zijn het een soort F15 straaljagers.

Heel anders dan de duif, weet ik nu. Omdat wij op die kale boomtakken kijken, heb ik goed zicht op het gedrag van de vogels in die takken. De duif is volgens mij de meest luie vogel. Uren kan hij zomaar hoog in de boom zitten luieren. Over eten schijnt hij zich niet druk te hoeven maken. Het zijn best een beetje lompe beesten die duiven, als ze wegvliegen gaat dat met veel geklapper gepaard.

Gezien onze woonkamer lijkt het wel of ik in een verkeersleidingtoren zit bij een vliegveld, al weet ik dat ik geen enkele mogelijkheid heb om die vluchten te leiden. Ieder gaat zijn eigen onnavolgbare weg.
Zo vliegen er ook verschillende soorten eenden langs. In onze gracht komt de wilde eend het meeste voor. Vrije saaie soort, het dobbert de hele dag wat met z’n tweeën rond. Heel anders zijn die vinnige futen, die als de beste duiken, in feite zijn het kleine torpedo’s. Je weet nooit waar ze weer opduiken.

Veel bewondering heb ik voor de Nijlgans. Al twee weken lang hebben ze jongen. Het begon met een stuk of dertien en nu zijn er zo’n zes over. De pullen worden met veel lawaai bewaakt, als er enigszins gevaar dreigt, schreeuwen hun ouders het uit en worden de jongen het water in gebonjourd. Dat weet ik omdat Dies een zo’n gevaar is.

Grote bewondering ook voor de aalscholver, de B52 bommenwerper onder de vogels. Jezus wat een power en wat een duikvermogen. Zo vaak dat ik er een zie duiken en met een klein visje in de bek weer boven zie komen.

Is de leeuw de koning der dieren op de savanne van Afrika, de zwaan is hier de koning der dieren. Trots en volstrekt onverstoorbaar drijft hij tussen het gevleugelde gepeupel door.
En dan is er natuurlijk ook nog het klootjesvolk dat langs komt vliegen, de eksters, de kauwen en de kraaien. Zij vormen het tuig onder de vogels, vooral de laatste twee soorten. Zij hebben zich verenigd in gangs en profiteren volgens mij het beste van de mens. Een vogel op een balkon voor de uitkijk, de andere leden van de gang scharrelen op straat hun kostje bij elkaar.

Als vluchtleiding heb ik het er maar druk mee. O ja, ik moet vooral de reiger niet vergeten, de taoïst onder de vogels. Altijd staat hij eenzaam aan de kant, ietwat melancholisch te mediteren. Met hem identificeer ik me het meest.

Journal

 

Eclecticus

Zondag 23 februari, Delft

 

Deze dagen realiseer ik me dat ik een eclecticus ben, misschien wel een doorgedraaide eclecticus. Vrijdag zaten we bij A Complete Unknown, een biopic over de beginjaren van Bob Dylan. De middag daarna zitten we in de Stadsgehoorzaal van Leiden bij een concert van het Brodsky Quartet te luisteren naar werken van Sjostakovitsj, de strijkkwartetten nr. 6, nr. 4 en nr. 5. ’s Ochtends las ik in American Psycho van Bret Easton Ellis en ’s avonds kijken Wyb en ik nog naar een Nederlandse film op Netflix ,Alles op tafel. Als Wyb naar bed is kijk ik meestal nog een documentaire, gisteravond was dat Privéterrein over het schrijversgezin Heerma van Voss, waarin vader, moeder en beide zoons publiceren. Zondagochtend belt Anne dat ik zeker op Spotify moet luisteren naar Teddy Swims. Gisteravond is ze naar een concert geweest van hem in Ziggodome en is daar erg enthousiast over. Helaas voor Anne kan hij me maar niet raken. Dinsdagavond zitten we dan weer in Theater de Veste voor een voorstelling van Veldhuis & Kemper, waarvan wij inmiddels al hun voorstellingen hebben gezien, niet in het minst omdat de broer van Wyb voor hen werkt.

Ik kan mij goed voorstellen dat iemand denkt: wat behelst zo’n man? Waarom? Op die vragen zijn verschillende antwoorden mogelijk.
Het makkelijkste antwoord luidt dat het beroepsdeformatie is. Als theaterdirecteur was ik niet anders gewend, ik zag toch zeker vier voorstellingen per week, en veel daar omheen. Hierdoor krijg je, denk ik, een manische tic.
Of misschien is het een kwestie van gewoonte. Gewenning aan veel zien, veel zien is lekker, en dan verval je in die gewoonte, ondanks dat ik in Frankrijk heb proberen af te kicken. Maar dat is duidelijk niet gelukt. Eenmaal terug in Nederland vervallen we in dezelfde oude gewoonte. Wat eigenlijk gek is, want in Frankrijk miste ik het theater nauwelijks. Moet gezegd, ik compenseerde het door te lezen.

Het meest eerlijke antwoord is, vermoed ik, dat het vluchtgedrag is. Kunst is voor mij toch voornamelijk escapisme. Ik ben op geen enkel gebied een kenner. Er zijn mensen die precies weten welke acteurs in welke film speelden en alles van Sjostakovitsj weten. Ik verbaas me er altijd over als ik zie wat mensen bij popquizzen van pop weten. Ik weet eigenlijk niets, ik ben een soort super-consument, ik ben vooral een genieter.

Van jongs af aan verslind ik verhalen, te beginnen met boeken. Ik lees weinig non-fictie, vaak valt het me tegen als ik het lees. Met fictie krijg je een totaal verhaal voorgeschoteld. Kan ik even totaal weg zijn uit de werkelijkheid. Of dat nou kijken naar een film is, het opgaan in kamermuziek, het lezen van een boek, of meegenomen worden in een cabaretvoorstelling, maar dat meegenomen worden in een andere wereld, daar is het mij, volgens mij, werkelijk om te doen. Het gewone leven vind ik tamelijk saai/voorspelbaar/beangstigend/hard. Door in een verhaal te kruipen lukt het me om te ontsnappen. Als je het woord verhaal verandert in cocaïne, wordt het nog een sneue aangelegenheid.

Het huis van het weekdier

 

 

 

Ode aan mijn hart

Eindelijk opent zich mijn binnenste en
zie ik de drummer zijn strakke ritme slaan.

Goed zo, jongen, up tempo. Zo lang jij
doorslaat zit er leven in de brouwerij.

Naast mij een scherm voor de opname en
een man met camera en microfoon ineen.

De drummer drumt onverstoorbaar door,
zijn ritme is de soul van mijn bestaan.

Op en neer danst zijn muziek. Takketak,
hakketak. Hij stuwt het bloed en pompt

de swing in mijn lijf. Met liefde zie ik
hem werken in zijn geïsoleerde studio.

Doorgaan mijn jongen, lekker altijd
door bijven slaan. Tot zover mijn fanmail.

Journal

 

A Complete Unknown

Zaterdag 22 februari, Delft

 

May God bless and keep you always
May your wishes all come true
May you always do for others
And let others do for you
May you build a ladder to the stars
And climb on every rung
May you stay forever young
May you stay forever young

May you grow up to be righteous
May you grow up to be true
May you always know the truth
And see the light surrounding you
May you always be courageous
Stand upright and be strong
May you stay forever young
May you stay forever young

May your hands always be busy
May your feet always be swift
May you have a strong foundation
When the winds of changes shift
May your heart always be joyful
May your song always be sung
And may you stay forever young
May you stay forever young

Ik moet dit blogje wel beginnen met de tekst van Forever young van Bob Dylan. Gisteren zijn Wyb en ik naar de film A Complete Unknown geweest, een biopic over zijn beginjaren. De film bracht mij niet alleen terug naar de jeugd van Dylan, maar ook naar mijn eigen jeugd.

Als iets het geluid van mijn jeugd is, dan is het wel de muziek van Bob Dylan. Zijn eerste albums, waarin hij nog een onvervalste folkzanger was, zijn mooi, maar het geluid van mijn jeugd kwam tot bloei toen hij een band om zich heen verzamelde en tot verontwaardig van zijn fans overstapte naar elektronische muziek. Wij draaiden zijn muziek eindeloos onder het drinken van whiskey-cola en diepe gesprekken. Wij begrepen de wereld volkomen en natuurlijk zouden wij die veranderen. Alles zou beter worden. The Times They Are A-Changin’.

A Complete Unknown katapulteerde ons terug naar de jaren zestig. Door de film lijkt het alsof je weer door het New York van de jaren zestig loopt. Door de film merkte ik ook dat ik een ouwe lul word, het sentiment naar vroeger heeft me te pakken en ik word er zelfs jankerig van. Maar ja, als muziek een leven lang met je meegaat, boort het toch een plek in je ziel.

Maar lees bovenstaande songtekst. Het is een pamflet voor iedereen die de paradijselijke en onschuldige jaren van zijn jeugd wil vasthouden, ook al ben je zestig, zeventig of tachtig. In deze jaren van Trump, dreigende en hele oorlogen en rechts geraaskal, is het toch een blauwdruk voor hoopvol en onvervaard leven. Laten we de tekst boven onze bedden en bureaus hangen en vooral in onze harten planten. 

Overigens blijft die Dylan, ook na het zien van de film, een volkomen onbekende.

Journal

 

Majestueus

Vrijdag 21 februari, Delft

 

De zee is prachtig, maar ik blijf een man van het bos. Dat komt ongetwijfeld door mijn jeugd in Nijmegen. De Duivelsberg en de Hatertse Vennen hebben van jongs af aan mijn liefde voor het bos bepaald. Maar het punt is, wat is het dichtstbijzijnde bos in Delft?Ik wandel regelmatig met Dies door het Delfts Hout. Dat klinkt een beetje als bos, en er zijn inderdaad bomen, helaas is het een recreatieplas met wat bossages er omheen. Niet slecht om er te wandelen, helemaal niet. Maar mijn behoefte aan bos wordt er niet door bevredigd.

Als het om reizen en wandelen gaat is Wyb mijn gids. Ik laat mij graag leiden door haar. Ervaringsvertrouwen, want ik word eigenlijk nooit teleurgesteld in haar suggesties. Behoefte aan bos? En dan noemt zij het Haagse Bos.

Natuurlijk het Haagse Bos. Dat had ik zelf kunnen bedenken, want in september, op een van die dagen dat Wyb een sollicitatiegesprek had op BZ en wij in een hotel woonden, besloot ik met Dies dat Haagse Bos eens op te zoeken. In mijn gedachte was dat bos altijd een bosje geweest. Maar tot mijn verbazing bleek het een groot bos te zijn en ook nog eens een prachtig bos. Op Wikipedia lees ik dat het liefst 100 hectare is en dat het een restant is van een groot oerbos dat langs de Nederlandse kust liep. En dat pal naast het centrum van Den Haag, pal naast de huidige Tweede Kamer. Rare stad dat Den Haag.

Het fijne is dat het Haagse Bos nog geen kwartiertje rijden van ons huis is. Wat dat betreft is Delft toch eigenlijk een buitenwijk van Den Haag. Het Haagse Bos is weer mooier dan ik dacht na mijn eerste verkenning. Er zijn majestueuze vijvers, en ook de bomen mag je majestueus noemen. Ik gebruik dat woord majestueus niet voor niets.

Op mijn wandeling weet Wyb me te vertellen dat in het Haagse Bos ook Paleis Huis ten Bosch ligt, waar de koninklijke familie woont. Ik ben verrast. Laat ik nou altijd gedacht hebben dat ze midden in Den Haag wonen in Paleis Noordeinde. Wat zijn het toch voor een mazzelpikken. Mooi kantoor in de stad en wonen ze in een prachtig bos.

Door het Haagse Bos lopen we naar Park Clingendael. Alweer een verrassing. Park is geen goede benaming, ook hier tref ik weer een fantastisch mooi bos, een soort tweelingzus van het Haagse Bos.

Het eerste deel is parkachtig en moet Dies aan de riem. We komen langs Huys Clingendael, een begrip voor me, maar nu, zeventig jaar, loop ik eindelijk eens over het bordes van Instituut Clingendael. Zal ik aanbellen en vragen of Rob van Wijk op kantoor is? Ik ben wel een fan van hem: geen flauwekul, altijd duidelijk, ontnuchterende analyses. Maar ik doe het natuurlijk niet, ik ben een lafbek. Even later mag Dies gewoon loslopen, hij ziet meteen dat dit een echt bos is. Feest!

Op het eind van een lange wandeling, we nemen ook nog even een stukje mee van de Haagse wijk Bezuidenhout, weet ik dat ik voor mooie boswandelingen het beste naar Den Haag kan rijden. Wie had dat ooit gedacht.

Hier sta ik voor een muur van een van de vele bunkers die in het Haagse Bos en Park Clingendael zijn gebouwd, ze waren onderdeel van de Atlantikwall. Veel bomen hebben toen het loodje moeten leggen, want de Duitsers moesten natuurlijk ruim schootsveld hebben.
Gezien mijn gezichtsuitdrukking moet ik weinig van het jaar 2025 hebben. Maar tot nu toe heb ik er geen klagen over.

Ik neem mij voor op dit bankje in de zomer lekker te gaan lezen. Op de achtergrond is Wyb bezig met een fotosessie van Dies.

Journal

 

De Grote Waanzin Show

Donderdag 20 februari, Delft

 

Zoals zo vaak zitten Wyb en ik in de avond op de bank naar mijn laptop te kijken. Wat er op een laptop is te zien? Televisie. Al jarenlang hebben wij geen televisie meer in onze huiskamer staan. Televisie speelt zich bij ons af op een laptopje van 13 inch. Op die manier hoeven we niet zo’n lelijk groot televisiescherm in de woonkamer te hebben. Laptop te klein? We zijn er volledig aan gewend.

Eerst kijken we twee afleveringen van een nieuwe Netflix-serie Åremorden, een Zweedse thriller. Aardig, maar we hebben betere gezien. Dan is het tijd voor de actualiteit, de talkshowtafels. Bar Laat, Journaal, Renze. Een uur na Åremorden zie ik onszelf zitten als twee konijnen in de nacht, gevangen in het licht van een aanstormende auto. We zijn gebiologeerd door wat we zien en horen. De Grote Waanzin Show.

Trump verwijt Zelensky met de oorlog te zijn begonnen. Ik moet denken aan graffiti van Banksy. Normaal zie je een onschuldig meisje waarbij een rode ballon uit haar handen wegvliegt. In zijn nieuwe graffiti is dat onschuldige meisje Trump geworden en in plaats van de ballon zie je zijn hersens wegvliegen.

Trump brabbelt Poetin na. De populariteit van Zelensky is nog maar 4% onder de Oekraïners. Tijd voor verkiezingen vindt Poetin, dus ook Trump. Die 4% is een aantoonbare leugen. Het is cynisch dat uitgerekend Poetin en Trump voor democratische verkiezingen pleiten. Poetin is al jaren president door repressie en malversaties. Trump is bezig de democratie in de VS te slopen.

Wetenschappers in de VS mogen geen contact meer hebben met wetenschappers in het buitenland, hun geld is bevroren. Hetzelfde geldt voor andere overheidsdiensten, waaronder Usaid, de kurk waar menig samenleving in de Derde Wereld op drijft. Dat Doge van Musk ontwikkelt zich tot een soort SS stoottroepen. Overheidsgegevens worden gewist en misbruikt. De rechtsstaat wordt ontmanteld. Het Congres buitenspel gezet.

Wij zitten daar op de bank en kijken naar een hallucinerend schouwspel. De geschiedenis kantelt. Waarheden worden verfrommeld en bij het vuilnis gegooid. Leugens komen als konijnen uit hoge hoeden, en worden warm omhelst.

Vanavond zijn we vermoedelijk getuigen van het begin van de nederlaag van de Oekraïne. Geert Jan Hahn, Euroverslaggever bij BNN brengt het conflict tussen Trump en Zelensky terug tot het niveau waarop ik kan duiden waarom de hersens van Trump zijn weggevlogen. Opeens herinnerde ik het mij ook.

Aan het begin van zijn eerste termijn als president vroeg Trump acht keer aan Zelensky of hij een onderzoek wilde doen naar Hunter Biden, die wat zakelijke belangen in Oekraïne was aangegaan. Zelensky weigerde alle acht keer, hij zag geen juridische grond. Nu kijk ik dus naar de wraak van Trump, volgens Geert Jan Hahn. Ik acht het niet uitgesloten. Tot in de verste uithoeken heerst in het Witte Huis de kwaadaardigheid en de rancune. Sinds Shakespeare is er niets veranderd.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Wij dansen elke nacht
in een veel te klein bed
de gekende dans.

Wij draaien om en om en
met elkaar mee van links
naar rechts en terug.

De muziek is het ritme
van ons hart, het ronken
van de diepste dromen.

Een arm die om de ander slaat.
een been dat langzaam terug
beweegt. Een lijf dat wentelt.

En overdag is er een pauze,
dan lopen wij een rondje.
Maar ’s nachts, ’s nachts

dan keren wij terug naar
ons toneel, dan dansen wij
onze horizontale pirouettes.

Journal

 

Deal

Woensdag 19 februari, Delft

 

‘Vladimir!’
‘Donald!’
‘Wat goed je te spreken. Gefeliciteerd met je grote verkiezingsoverwinning. Wij leefden met je mee. Je weet dat het hele Russische volk in gedachte met jou campagne voerde’
‘Vladimir, dank. Ik zag er naar uit elkaar weer te spreken. Het is te lang geleden. Je zult het niet makkelijk hebben gehad afgelopen jaren met die Speciale Militaire Operatie.’
‘Och, Donald, je weet dat we voor hetere vuren hebben gestaan. Ik denk aan de oorlog met Napoleon en aan de Slag om Stalingrad. Wij zijn een taai volk, Donald.’
‘Weet ik, weet ik. Jij en ik lijken op elkaar, Vladimir. Maar ter zake. Ik wil snel vrede sluiten in de Oekraïne. Eens?’
‘Eens.’
‘Mooi, dan zijn we daar uit. Jullie mogen daar de bezette gebieden hebben en natuurlijk de Krim houden. Maar dan moeten jullie wel stoppen met die Speciale Militaire Operatie.’
‘Donald, met jou kunnen we zaken doen.’

‘O ja, Donald, nog een klein dingetje. Ik krijgt van mijn inlichtingendiensten te horen dat de populariteit van die acteur, die president, hoe heet hij ook alweer?’
‘Zelensky.’
‘Precies, ja die, dat zijn populariteit tot een minimum is gedaald. Het grote Oekraïense volk wil gewoon vrede. Maar die acteur vecht maar door. Wat vind je als we, ik bedoel eigenlijk jij, daar verkiezingen eist?’
‘Nou, dat lijkt me omslachtig, Vladimir. Ik geef geen wapens meer en de oorlog gaat uit als een nachtkaars. Jij weet ook wel dat we van die Europeanen niets hebben te verwachten.’
‘Slim, slim. Maar het punt is dat jij dan de schuld krijgt: jij geeft geen wapens meer. Het lijkt mij beter dat je verkiezingen eist, Oekraïne is niet voor niets een democratisch land en er zijn al zo lang geen verkiezingen geweest. Grote kans dat het land dan verdeeld raakt en ten onder gaat in tweespalt. En het mooie is dat wij dan vrij spel hebben. De schuld ligt dan bij die acteur.’

‘Briljant, Vladimir. Ik ga met je mee. Weet je dat het met niemand zo prettig zakendoen is als met jou? Ik wil je binnenkort wel graag persoonlijk zien, hoor. Wat vind je van mijn Gaza plan?’
‘Briljant.’
‘Echt?’
‘Donald, briljant. Ik dacht meteen: alleen een briljante geest als Donald kan dit bedenken.’
‘O ja, nog een klein dingetje Vladimir. Zou jij ervoor willen zorgen dat in jullie atlassen de Golf van Mexico voortaan de Golf van Amerika wordt genoemd?’
‘Wordt vandaag nog geregeld, Donald.’
‘En wat betreft Groenland…’
‘Laten we over Groenland later praten, Donald. En ook over dat Panamakanaal. Overigens, denk je dat Amerikaanse bedrijven zin hebben om onze olievelden in Siberië verder te ontwikkelen?’
‘Dat spreekt voor zich, Vladimir. Deal, doen we.’
‘Ik vond het een genoegen om eindelijk weer eens op hetzelfde niveau te kunnen praten.’
‘Het genoegen is geheel aan mijn kant, Vladimir. O ja, heb jij die Duitser zien huilen in München nadat mijn vicepresident die Europeanen de waarheid had gezegd?’
‘Ik heb ook gehuild, Donald, maar dan van het lachen.’
‘Typisch Europeanen, hè? Slappelingen. Altijd huilie, huilie.’
‘Precies, dan jij Donald. Je wordt gewond bij een aanslag, staat op en roept fight, fight, fight. Respect.’
‘Dank je Vladimir, maar ik moet nu ophangen. Elon Musk komt net binnen met zijn zoontje X Æ A-XII en die zit met zijn kleine handjes aan mijn golfsticks.’
‘Hoe heet dat ventje?’
‘X Æ A-XII.’
‘Had hij hem niet gewoon John of Donald kunnen noemen?’
‘Weet ik veel. Zijn vader is in ieder geval stinkend rijk en tot alles bereid, dat is het belangrijkste. Hè, Elon?’
‘Heb je gelijk in. Doe Elon de groeten van mij.’

‘Groeten terug.’

Journal

 

Zwanen

Dinsdag 18 februari, Delft

 

Ik woon nu voor het eerst aan een gracht, de Zuidgracht. De buitenste gracht van het centrum van Delft. Het is geen dynamische gracht, zoals ik die van Amsterdam ken. Hier geen rondvaartboten of dagmensen in gehuurde bootjes, laat staan salonboten. Dat kan niet, want onze gracht loopt dood. De gracht wordt gevoed door het water in het Rijn-Scheldekanaal en loopt dood tegen de achterkant van een groot winkelcentrum.

Dat wil niet zeggen dat er in onze gracht niets gebeurt. Op een lange rij, vlak naast elkaar, liggen er woonboten. Voor hun boten zijn kleine tuintjes, maar Wyb en ik kijken vanuit ons huis op de achterkant van de woonboten. Van onze overburen merken we eigenlijk niets.

De belangrijkste activiteit op de gracht wordt veroorzaakt door vogels. In onze gracht zwemt namelijk de schoonheid zelve. Ze is de reden dat ik aan dit blogje begon. Nu pas weet ik hoe heerlijk het is om in de nabijheid van zwanen te wonen. Zwanen stralen zo’n superieure kracht uit. Meestal drijven ze vol zelfvertrouwen rustig op het water. Hun vorm en uitstraling, het is pure schoonheid.

Als ik Dies uitlaat kom ik vaak een zwanen familie tegen. Ingetogen zwemmen ze achter elkaar naar wat? Volgens mij weten ze het zelf niet. In ieder geval blijf ik uit bewondering en eerbied altijd even staan kijken. Ooit zag ik een filmpje van een man die een band met een zwaan wist op te bouwen. Als de zwaan hem zag, kwam hij opgetogen naar hem toe. Ik zou best zo’n man willen zijn.

We hebben het geluk dat in een van de woonboten een dame woont die ook gek is op zwanen. Op een pontonnetje aan haar boot ligt een schaal waarop ze regelmatig eten legt. Een paar keer per dag komen de zwanen kijken of er nog wat te snaaien valt. Met hun snavels stofzuigeren ze de laatste resten van het eten op. Ik heb geen idee wat de dame ze eigenlijk te voeren geeft.

Nou moet gezegd dat ik de gracht voor ons huis eigenlijk niet zie. Ik moet naar het raam lopen en dan kijk ik er bovenop. Ik doe dat regelmatig want er is best een druk vogelverkeer op de gracht. Inmiddels ben ik een van de spelers van dat verkeer. Want vrijwel elke dag gooi ik wat brood naar beneden. Hoe het mogelijk is blijft een raadsel, maar de meeuwen hebben het meteen door. Zo zie je geen meeuw, zo is er een hele zwerm. Het kan niet anders of er is een uitgebreid communicatiesysteem tussen hen.

De zwanen heb ik met mijn brood nog niet kunnen verleiden. Ze kijken op afstand met enige minachting naar het geschreeuw en gezwerm van de meeuwen. Een enkele meerkoet waagt zich tussen dit geweld en wordt agressief afgestraft. Denk niet dat het makkelijk is om een vogel te zijn, wat dat betreft delen we hetzelfde lot.

Ons uitzicht op de Oostpoort vanuit een zijraam. Achter de Oostpoort een zwaaikom van het Rijn-Scheldekanaal. Daarvoor de Zuidgracht met enkele woonboten.

Journal

 

Kijfhoek & Bierlap

Maandag 17 februari, Delft

 

Ik popel om te schrijven over de invasie van de Trump gang afgelopen dagen in Europa. Hun doel: van de waarheid leugen maken en van de leugen waarheid. Mensen die Europa verwijten de democratie aan te tasten en ondertussen de democratie in Amerika om zeep helpen. Maar ik hou me in. Iedereen schrijft al over de shock voor Europa die deze brutaliteit veroorzaakte. Bovendien zou hun botheid wel eens een gunstig effect kunnen hebben en leiden tot een Europa dat eindelijk eens een vuist maakt.

Tot zover. Want ik wil het liever over de duinen hebben. Laten we ons als Nederland eens op de borst slaan. Wyb en ik maken een wandeling door de duinen bij Wassenaar, een brede strook duin van, ik schat, zo’n drie tot vier kilometer tussen Wassenaar en de Noordzee. De zon schijnt en wij volgen een pad dat zich door de duinen slingert. Het is er wonderschoon.

Nou wil het geval dat wij door onze nieuwe woonplaats, en ons zoeken daarna, de afgelopen maanden best vaak de zee hebben bezocht. Voor een jongen die in Nijmegen is opgegroeid geeft dat altijd nog een speciaal gevoel. Wanneer zagen wij nou de zee? En nu is die zee binnen handbereik. Na twee jaar Dordogne is het een luxe waar we gretig gebruik van maken.

Wat me opvalt is dat de Nederlandse kust, zowel in Zuid- als Noord-Holland zo mooi onaangetast is. Dat heb ik op de eilanden natuurlijk vaker gezien, maar daar is het makkelijker de natuur de natuur te laten omdat er geen economische druk is. In de Randstad provincies ligt dat natuurlijk anders. Maar toch, de duinen horen in vele opzichten tot onze waardevolste natuurgebieden.

Ik ben daar gevoelig voor omdat ik vrijwel de hele kust van Spanje ken. Wie daar langs rijdt, krijgt de tranen in de ogen. Flats, flats, flats. De schimmel die toerisme heet, heeft de hele kust aangetast. Wel eens langs de Belgische kust gereden? De kust is daar zo lelijk dat het lachwekkend wordt. Van het zuiden naar het noorden vindt er een wedstrijd in lelijke architectuur plaats.

Toch mooi dat we ons in Nederland, wat dat betreft, hebben ingehouden. Opmerkelijk ook voor een land waar geld alles bepalend is. Nou ja, zelfs politici realiseren zich natuurlijk dat je zuinig moet zijn op duinen. Ze vormen toch de reddingsboei van Nederland.

Ik hou van het door zand, wind en regen gevormde landschap met zijn stekelige struiken en tegen storm vechtende bomen. Dat de duinen ongekend oud zijn en onaangetast uit zich zelfs in de namen van de natuurgebieden. Waar kom je nog namen als Kijfhoek & Bierlap tegen? De namen ruiken naar verre voorvaderen en onaangetaste oudheid.

Journal

 

De schaal van Freud

Zondag 16 februari, Delft

 

De afgelopen week kregen we drie keer bezoek van goede vrienden die volstrekt uit verschillende periodes uit mijn leven kwamen. Dinsdag kwam Vincent op bezoek. We werkten op het einde van mijn carrière een jaar lang intensief samen aan een musical. Op donderdag kwamen Fred en Vera lunchen. Hen ken ik nog uit mijn studietijd, we kennen elkaar nu dus meer dan vijftig jaar. Samen zaten we in de band Rode Kool. Ons kon je voor een demonstratie vragen om deze met muziek op te luisteren. We beheersten het hele strijdliederen repertoire. Op zaterdag kwamen Tjaart en Suse, die we in onze Meppeler tijd leerden kennen. Ik was toen al man van geworden, na een periode dat Wyb vrouw van was geweest.

Het is een genot om oude vrienden te ontvangen, even komt het verleden weer tot leven, lijkt het. Soms vertellen ze dingen die je zelf om onbegrijpelijke reden bent vergeten. Heerlijk om dingen terug te krijgen die je was kwijt geraakt.

Er gebeurt toch iets raars met me. In de eenzaamheid van de Dordogne hield ik mij helemaal niet zo bezig met mijn verleden. Tijd genoeg om erover na te denken, maar ik deed het niet. Sinds ik in Delft woon is het verleden in volle omvang en ernst bij me terug. Komt het omdat Nederland me prikkelt? Komt het omdat we nu weer een sociaal leven hebben?

Het gekke is dat het verleden ook wel eens op mij drukt omdat ik het idee heb dat ik zoveel verleden heb. Al die banen, al die verhuizingen, al die gebeurtenissen. Hoe anders zou het zijn als ik altijd in Nijmegen was blijven wonen en altijd dezelfde baan had gehouden. Hoeveel verleden kan iemand eigenlijk verdragen?

Het is toch raar dat in deze tijd alles in cijfers wordt vervat, behalve je verleden. Neem je Body Mass Index, of de AEX Index en het Bruto Nationaal Product. Gecompliceerde zaken worden gewoon een cijfer. Soms hoor je iemand zeggen: ik heb een zwaar verleden gehad. Maar hoe zwaar? En wat bepaalt dat gewicht? Als psychologen een beetje hun best zouden doen, is er natuurlijk best een soortelijk gewicht van een verleden te maken. ‘Ik heb zo’n zwaar leven gehad,’ zegt dan iemand. En de ander vraagt dan: ‘Hoe zwaar?’ En het antwoord kan dan zijn: ’85 punten op de Schaal van Freud’. Net zo als je een Schaal van Richter hebt als het om aardbevingen gaat.

Je kunt het misschien ook vergelijken met als je, net als ik, heel veel woorden in je leven hebt geschreven. Op een gegeven moment gaan woorden op je drukken, ze vervuilen als het ware, ze klonteren samen, de zuiverheid van woorden verdwijnt. Ik hoop niet dat dit met het verleden ook het geval is. Ik koester het verleden, maar er is best veel te koesteren. Ik denk soms toch dat ik ietwat zuiniger met mijn verleden had moeten omgaan.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik was vier en zes en tien
en wij liepen op zondagen
naar de kop van de haven.

Op de dijk zag je de schepen komen,
de een na de ander zwaaide
de haven in. Daar: de Deo Gloria.

Soms liepen wij naar de rand
en keken in de peilloze diepte.
Onder ons klotste het water.

Hier viel ik dood op het basalt.
Hier vloog ik mee tussen de meeuwen.
Hier ging ik met de wind het land in.

Zomers gingen wij in het gras liggen,
trokken onze broeken op en waadden
door het water dat naar rivier rook.

Nu en dan rolden wij door het gras,
de paardenbloemen en de boterbloemen.
De wereld tuimelde om en om.

(Foto) En toen wist ik: dit is
de plaats waar de poëzie huist.
Voor mij de rivier, achter mij de stad.

Achter mij niets, voor mij het verlaten
van deze plek en de mensen met wie ik
pootjebaad. (Stop) Alles wat ik eens zag

zie ik nu slechts in een album. Stil
en reukloos, bladzijde na bladzijde,
het ene na het andere jaar

en bladerend met vergeeld papier zie ik dieren,
mensen en dingen veranderen. De wereld tuimelt
weer om en om. Dezelfde duizeligheid.

Journal

 

Donaldje

Vrijdag 14 februari, Delft

 

Toen ik het eergisteren het volgende bericht las wist ik het.
‘Een verslaggever van het Amerikaanse persbureau Associated Press is dinsdag geweerd bij een evenement met president Trump in het Witte Huis. Reden was de weigering van AP om de Golf van Mexico voortaan de Golf van Amerika te noemen.’ Donald krijgt zijn zin niet, gaat hij op de grond stampen. Donald Trump is geen sterke leider, Donald Trump is vooral kinderachtig.

Je ziet het eigenlijk al bij het ondertekenen van al die decreten, de manier waarop hij zijn handtekeningen zet. Grote, dikke stift, zijn handtekening is groter dan de tekst van het decreet. Daarna houdt hij vol trots, als een kleuter die zijn tekening aan papa en mama laat zien, het decreet omhoog. Kijk eens wat een grote handtekening, hij straalt van stoerheid. En dan zie je het: Donald is eigenlijk een Donaldje, een kinderachtig ventje.

Neem zijn afkeer van de lhbtq gemeenschap. Wat kun je daar nou tegen hebben? Ze gedragen zich anders dan jijzelf? Dan is het toch heel kinderachtig om daar met haat op te reageren, dan ben je toch niet meer dan een zielig klein mannetje.

Als je erop gaat letten, zie je het steeds beter. Donald Trump is eigenlijk een vervelend klein etterballetje op een schoolplein. Hij vindt dat hij de beste is en de baas is op het schoolplein. Hij is zo’n ventje dat in de fietsenstalling zijn piemel uit de broek haalt om te laten zien hoe groot die piemel wel niet is. En als hij door de meester wordt betrapt geeft hij anderen de schuld: ‘Ze hebben mij ertoe gedwongen.’

Je moet maar eens op zijn hoofd letten. Altijd die ingestudeerde stoere uitdrukking. Zijn hoofd is eigenlijk meer een kop dan een hoofd. Hij vindt het heerlijk om te imponeren en andere mensen bang te maken. Zo kinderachtig.

Omdat veel mensen bang voor hem zijn, verzamelt hij veel vriendjes om zich heen die voor hem door het vuur gaan. Met z’n allen keren ze zich dan tegen iemand. Het vervelende is dat hij best groot en sterk is, niemand durft het tegen hem op te nemen.

Zo vindt Donaldje het heerlijk om schooltassen van iemand af te pakken en dan er mee te gaan gooien naar zijn vriendjes pestkoppen. ‘Pak hem dan, pak hem dan als je kan,’ roepen ze pesterig. Of hij draait stiekem het ventiel van een fietsband open waardoor het jongetje of meisje waar hij de pik op heeft naar huis moet lopen.

Gelukkig weet je wat er uiteindelijk met Donaldjes gebeurt. Als ze wat ouder worden, komen ze mensen tegen die hun gedrag niet pikken. Hij wordt van school gestuurd, of ergens ontslagen. Maar door zulk kinderachtig gedrag kan het niet anders of hij loopt ergens tegen een muur. Mensen krijgen genoeg van hem, laten hem links liggen, of door totale zelfoverschatting overschrijdt hij op een gegeven moment grenzen waardoor hij in de bak belandt. Het vervelende is dat Donaldjes altijd mannetjes zijn waar je veel mee te stellen hebt. Ze maken het leven altijd vervelender in plaats van leuker. Het schijnt een kwestie van opvoeding te zijn.

Journal

 

Titaantjes

Woensdag 12 februari, Delft

 

Gisteren geen blog op Dossiermoddergat omdat Vincent op bezoek was. Met zijn bezoek kwam de herinnering aan de jaren 2017 en 2018 terug waarin wij intensief samenwerkten. Ons kantoor was De Pont, het café, annex restaurant aan de overkant van ’t IJ bij het Centraal Station. Wij hadden ons ten doel gesteld een musical over Elvis te schrijven, of liever een muziektheaterproductie. Vincent en ik zouden de musical schrijven, Wolter zou hem geproduceerd zien te krijgen.

Het was een enorme investering, want Vincent en ik zijn er zeker een jaar mee bezig geweest. We zagen elkaar minstens een keer per week in De Pont, maar meestal vaker. Al pratend en schrijvend baanden wij ons een weg naar een musical. Onze primaire drijfveer was geld. Regelmatig zeiden we tegen elkaar dat het geen musical zou worden voor de Nederlandse markt, wij richtten ons voornamelijk op Amerika. Elvis zou ervoor zorgen dat we uiteindelijk toch van een riant pensioen konden genieten.

Jongens waren we, maar aardige jongens. Wij waren een soort Titaantjes, jongens met grote dromen. Het fijne van Vincent is dat hij, naast veel andere dingen, een gedisciplineerd werker is. Langzaam kreeg Elvis meer en meer gestalte. We zetten een dramaturgie uit, schreven ieder teksten, combineerden teksten. schrapten en probeerden opnieuw. Het gevolg: er zit nu een kant en klare tekst voor een muziektheaterproductie in onze computers.

Ondanks vele pogingen van Wolter om het stuk te slijten is dat niet gelukt. De teksten kwamen tot nu toe niet verder dan onze computer. Het dunne lijntje naar New York liet het afweten. In Nederland kregen we het stuk om verschillende redenen ook niet aan de man. De aandelen die wij keurig in drieën hadden verdeeld, werden niet verzilverd. Project mislukt, zou je zeggen. Onze primaire doel hadden we niet gehaald.

Ik heb er niet om getreurd, want het plezier om met Vincent te werken, ons intensief creatief proces, mijn reisjes naar Amsterdam, de sessies in De Pont, de vele lunches met kroketten op brood, maakten wat mij betreft alles goed. Het is wel mijn grootste mislukte theaterproject ooit. Maar och, verder hadden we werk genoeg.

Vincent nam als cadeautje een plaat voor me mee, There is time, waarin hij muziek die hij voor theater- en filmprojecten heeft gemaakt nog eens goed heeft opgenomen. Jammer dat ik er niet naar kan luisteren, want Wyb en ik hebben geen platenspeler. There is time geeft wel aanleiding om opnieuw over een platenspeler te praten. Sinds wij in Delft wonen, is er een toenemende behoefte aan een draaitafel.

Wij moeten het nu hebben van Spotify, maar door het overweldigende, totaal mateloze aanbod komt het er eigenlijk op neer, dat we nauwelijks meer naar muziek luisteren. Ik verlang steeds meer naar een platenhoes waar ik een plaat uit kan halen. Simon Vestdijk heeft mij in De glanzende kiemcel al duidelijk gemaakt dat beperking een veel grotere creatieve kracht is dan mateloosheid. Als Vincent weer thuis is, stuurt hij mij informatie over een draaitafel die volgens hem prima zou voldoen. Wyb en ik spreken af dat we eerst op zoek gaan naar een kastje waar we hem op kunnen zetten en dan overgaan tot aankoop.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik liep als een pauw
door mijn gedichten

en ik brieste
te wild, te wild.

Een vers was veel
te klein, de regels

vormden tralies.
Ik wilde ruimte, groots

en meevoerend leven.
Ik liep op en neer

op en neer langs
de veel te korte regels,

schuurde tegen mijn kooi.
Mijn haren, kaalheid,

mijn pad ging van links naar
rechts van rechts naar links.

Voorbij. Nu zit ik rustig
op een stok en kijk wijs

door het gaas naar allen
die langskomen en mij voeren.

Het is voor iedereen duidelijk:
ik ben een tevreden beest.

Ik zit zingend op mijn stok,
en mijn liederen passen keurig

in mijn kooi. Kijk, daar is ook
de oppasser weer die mij aait.

Mijn kooi is mijn wereld,
bevrijd mij nooit. Laat nooit

de deuren openstaan, zet mij niet
in de wildernis tussen mijn gelijken.

Journal

 

Asfalt

Maandag 10 februari, Delft

 

Als generatie uit de jaren ’60 en ’70 hebben we geen officiële vertegenwoordigers, dus niemand kan officieel voor deze generatie praten. Dat is jammer, want het wordt toch de hoogste tijd te verklaren dat we niet alleen verloren hebben, maar ook gefaald.

Beste Boomers, weten jullie nog dat jullie schreeuwden om vrijheid, love en peace? Weet je nog dat wij een mars door de instituties zouden maken? En alles democratischer, transparanter en eerlijker zou worden? Gezien de huidige politieke toestand, en jullie persoonlijke situatie, kunnen we zeggen dat er geen donder van terecht is gekomen.

Onze mars door de instituties heeft als resultaat dat het onderwijs competitief en verzakelijkt is, en gammel als de pest. Onze Europese instellingen lijken op hobbyclubs voor vergadertijgers en ander soortige babbelaars. Rechts en erger belaagt onze democratische instituties en zelfs onze grondwetten. Wat eens links was, is vooral met zichzelf in discussie en wordt door weinigen nog serieus genomen. De vakbonden zijn voornamelijk actief met onderlinge strijd.

En kijk wat er persoonlijk van onszelf is geworden. Daar zitten we dan in huizen met een overwaarde van enkele tonnen vadsig op de bank. Hebben we dat verdiend? Natuurlijk niet, het is een douceurtje van de overheid omdat we massaal VVD gingen stemmen. Inmiddels hebben wij, en ons nageslacht, ervoor gezorgd dat we allemaal kapitalistjes zijn geworden. We speculeren ons gek, zelfs onze pensioenen doen dadelijk mee aan het kapitalistisch gokspelletje van beleggen.

Geliefde uitspraak van toen: The sky is the limit. Het resultaat: alles is zo’n beetje gelimiteerd. Het blijkt dat we onderdeel waren van een beweging die verzand is in carrières, vergeten idealen en averechtse inzichten. Eén lid van onze generatie is in Amerika zelfs bezig om de repressie definitief vorm te geven.

Ik denk dat we een van de meest tragische generaties in de geschiedenis zijn, misschien juist door die huizenhoge verwachtingen. Vooral door ons oorspronkelijk optimisme, idealisme en onze strijdlust. Er is eigenlijk opmerkelijk weinig geschreven over het leeglopen van deze luchtballon. Natuurlijk stonden er wetten in de weg en praktische bezwaren, maar het is toch opmerkelijk en pijnlijk op niets uitgelopen. Er is geen enkele reden tot zelfgenoegzaamheid. Wij laten de wereld lelijker achter en smeriger.

Mijn generatie is de illustratie hoe goede intenties en bedoelingen in niksigheid en vadsigheid kunnen eindigen. Ik hoop dat volgende generaties geen voorbeeld aan ons nemen. Pak het alsjeblieft anders aan, misschien moet je een minder grote bek hebben, want als je ons voorbeeld volgt, wordt het zeker niet beter.

Andere geliefde uitspraak toen: ‘Onder het asfalt ligt het strand.’ Wat een blijheid, wat een mateloos optimisme en luciditeit. Nu weten we wat de realiteit is: onder het asfalt ligt nog meer asfalt.

 

Het huis van het weekdier

 

 

 

Jongensdromen

Wij moeten
wij zullen

wij hebben het
nooit gedaan.

Journal

 

Balkon

Zondag 9 februari, Delft

 

Kunst, hartstikke mooi, maar het geld daarvoor moet wel worden verdiend, zegt men, evenals mijn pensioen. Wyb en ik zijn vandaag afgereisd naar de Maasvlakte om eens poolshoogte te nemen. We zien een gebied waar Trump helemaal opgewonden van zou worden. Op de Maasvlakte zien we het vervolg van drill, baby, drill. Het is een stukje Nederland waar de fossiele economie nog volop aan het draaien is. Die veel geroemde groene transitie zal nog even uitblijven, vrees ik.

Ik moet bekennen dat ik er nog nooit was geweest. Genoeg beelden op televisie, maar zelf ervaren, ho maar. Kernimpressie: bijna mooi van lelijkheid. Olieopslagtank na olieopslagtank, raffinaderij na raffinaderij, rokende schoorstenen, toeterende schepen. Als je uitstapt de geur van chemische troep. Menig bedrijf kan hier de VOC-mentaliteit uitleven. Omdat er niemand woont, zal er weinig protest zijn. Wij wonen er zo’n veertig kilometer vandaan.

De mooiste ontdekking was helemaal op het eind van de weg die langs de Maasvlakte loopt. Op een dijk staat daar een rommelige snackbar met totaal kapot gewaaide vlaggen. De naam van het etablissement: Balkon van Europa. Niet helemaal onterecht, want het is op het uiterste puntje van Nederland en hierlangs zie je de grote zeeschepen binnenlopen of juist het ruime sop kiezen. Een imposant gezicht. Vandaag stond er weer een koude wind, maar Wyb en ik nemen ons voor om hier in de zomer op het eind van de dag wat te gaan drinken, verrekijker mee, kijken naar de ondergaande zon en de schepen die er dan voor langs varen.

Wel grappig dat om de Maasvlakte, aan de Noordzeekant, allerlei stranden liggen. Onder het draaien van de wieken van enorme windturbines schijnen hier in de zomer mensen te liggen zonnebaden alsof ze op het strand van Ameland en Terschelling liggen, maar dan met de chemische lucht in de neus.

Die Maasvlakte staat in schril contrast met ons bezoek daarvoor aan Brielle. Een plaatsje dat je zo een op een in het Openluchtmuseum kunt zetten. Een dorp met ordentelijke zondagsrust, vermoedelijk hebben de christelijke partijen het hier nog voor het zeggen.

Het gevolg is wel dat Wyb en ik opkijken van stemmen van kinderen die buiten spelen. We worden terug gekatapulteerd in de tijd. Kinderen die op straat voetballen, we zien zelfs kinderen die hutten bouwen in een bosje, kinderen die in bomen klimmen,. Waar kom je dat nog tegen? En dat onder de rook van de Maasvlakte.

Terug naar huis rijden we nog langs Europoort, het Botlekgebied, het houdt niet op. Het is een jungle van industrialisatie, één groot fossiel feest. Niet eerder zag ik in Europa zo’n samenballing van lelijkheid.

Wyb op kanon in Brielle. Wij zijn er klaar voor. Laat de Russen maar komen!

Kinderen die in bomen klimmen. Waar zie je dat nou nog? Leve Brielle.

Journal

 

Shot

Zaterdag 8 februari, Delft

 

Ik zou me kunnen troosten met de gedachte dat ik een vrij man ben, ik hoef aan niemand meer verantwoording af te leggen. Wat natuurlijk onzin is. Ik ben er namelijk nog altijd zelf. Ik heb altijd eigenlijk alleen verantwoording aan mijzelf afgelegd en dat is niet veranderd. En die mijzelf is ontevreden over zichzelf.

Ik vind namelijk dat mijn fotocarrière in het slop zit. Nou ja, carrière is een groot woord. Met de verkoop van foto’s heb ik hoogstens een paar honderd euro verdiend. Maar ik ben zo’n fotograaf die schijt kan hebben aan geld. Dat neemt niet weg dat ik vooral mooie foto’s wil maken.

Mijn fotoproductie was op zijn hoogtepunt toen ik in de Cevennen woonde. Zwerftochten door Montpellier, Avignon, Arles en de vele dorpen in de Cevennen waren een grote inspiratiebron. Die inspiratiebron bracht mij het fotoboek Rues de France. Toen ik in de Dordogne woonde liet de inspiratie mij in de steek. De Dordogne is te netjes, te mooi en heeft te weinig dynamiek. Als fotograaf moet ik het van rafelranden, scheuren en onvolmaaktheid hebben.

Om mij een boost te geven, had ik mijzelf een inspiratiedag beloofd. Eerst door Amsterdam zwerven, daarna met Anne naar Fotomuseum Foam, een van mijn favoriete musea. Ik moet bij mijzelf weer lust en focus creëren, zoals ik die in de Cevennen voelde.

Met mijn fototoestel op zak begon ik mijn zwerftocht door Amsterdam. Maar godallejezus, wat was het koud. Een ijzige wind blies over de grachten. En verdomme, er was vrijwel niemand op straat. Wat had ik een medelijden met de enkele stratenmaker die op zijn knieën een straat voor ons legde. Toch mooi dat ik altijd in het theater heb kunnen werken. Maar goed, nu was ik fotograaf en was ik op zoek naar foto’s en moest ook ik kou lijden.

Ik was gedwongen mijn handschoenen aan te houden, wilde ik mijn vingers behouden. En dat fotografeert beslist niet lekker. Sterker, het was eigenlijk een vruchteloze tocht. Ik kreeg bijna medelijden met mijzelf, wat was ik er als fotograaf op achteruit gegaan, van de Provençaalse zon naar de ijzige Hollandse wind. Daar komt nog bij dat het licht gisteren modder was.

Gelukkig ontmoette ik Anne tegen de middag voor een lunch in een warme Italiaanse lunchroom. Maar een broodje blijkt daar €15 te kosten. Zijn ze nou helemaal gek geworden? We vluchtten naar een bakker en aten het broodje al lopende naar Foam op.

De tentoonstelling van de Amerikaanse fotograaf Saul Leiter daar geeft me uiteindelijk de shot inspiratie waar ik naar op zoek was. Wat is het heerlijk om zo’n museum weer binnen reisafstand te hebben, een uurtje treinen en ik sta zomaar tussen het werk van Saul Leiter. We struinen van foto naar foto en genieten van zijn werk.

 

611

Journal

 

Woongeluk

Donderdag 6 februari, Delft

 

Steeds meer besef ik dat Wyb en ik in september aan een hachelijke onderneming begonnen toen we met drie tassen afreisden naar Nederland zonder een dak boven ons hoofd te hebben. Dat besef neemt toe omdat ik de omgeving hier beter leer kennen. Eenmaal in Nederland hadden we maar één doel voor ogen: een huis vinden. We waren zo desperate dat we tegen elke woning ja hadden gezegd.. En dat had totaal verkeerd kunnen uitpakken, zie ik nu ik Den Haag, Rotterdam en alle plaatsjes er omheen leer kennen.

Voor hetzelfde geld hadden we nu in een buitengewoon treurige flat in Rijswijk gewoond of in een van die troosteloze flatwijken van Den Haag. Op een van de bezichtigen die we hadden, kwamen we in een appartement met uitzicht op een skyline die nog het meest van New York weg had. Tegenover het appartement honderden andere appartementen die hoog boven ons uit staken. We waren zeker niet de enige bij die bezichtiging, tientallen struinden door de drie appartementen die beschikbaar kwamen.

Nu vraag ik me af hoe we dat aandurfden: Wyb had weliswaar al een baan in Nederland, maar we hadden geen huis. De eerste periode trokken we van huisje naar hotel, afgewisseld met logeerpartijen. Een van de redenen waarom we dat toch onbevangen deden heeft te maken, vermoed ik, met wat Connie ooit ons woongeluk noemde. Op de een of andere manier vond ze dat wij altijd loten uit de loterij kregen qua wonen, en we hebben inderdaad altijd op de mooiste plekken en in de mooiste huizen gewoond. Hierdoor hadden we misschien een dom geloof in onszelf, een rotsvast vertrouwen dat het wel weer goed zou komen. Ik zeg dom omdat het geluk van vorige keren geen garantie voor de toekomst is.

‘Wat hadden we gedaan als we in zo’n flat in Rijswijk waren beland?’ vraag ik om maar eens een hypothetische vraag aan Wyb te stellen.
‘Ik weet zeker dat we zo snel mogelijk terug naar Frankrijk waren gegaan.’
‘Maar ik zou nu zeker niet meer definitief terug willen naar Frankrijk,’ zeg ik.
‘Ik ook niet hoor. Ons leven is hier toch vollediger.’
‘Zeker. Ik heb van de stilte en de eenzaamheid van het platteland ontzettend genoten. Maar het was genoeg. Om er nog eens drie of vier jaar in volle omvang van te genieten was te veel geweest. Het is me gewoon niet gelukt om kluizenaar te worden, ondanks mijn ambitie.’

Ik realiseer me dat we ook nu weer hebben geprofiteerd van het woongeluk dat we volgens Connie altijd hebben. Een geluk dat ons ditmaal in Delft bracht, een stad die we beiden niet kenden.

Ik durf nu wel te zeggen dat Delft het meest menselijke stadje in deze enorme stedelijke agglomeratie is, het ademt Nederlandse geschiedenis. Het is een van de oudste steden van Nederland, het kreeg al in 1246 stadsrechten en was aan het einde van de zestiende eeuw een van de belangrijkste steden van de Republiek. Zelfs uit die tijd zijn er nog volop overblijfselen. En aan de randen van de stad blijft TU Delft bouwen aan de toekomst van de wereld. Wat een geluk dat we in deze melange kunnen wonen en ons huis in Frankrijk op ons staat te wachten.

Journal

 

Zombieschimmels

Woensdag 5 februari, Delft

 

Zombieschimmels, ik had er nog nooit van gehoord, maar ze bestaan. Het zijn schimmels die zich nestelen in een ander wezen en dan het gedrag van dat wezen manipuleren om er zelf beter van te worden.

Zo is er een nieuwe zombieschimmel in een grottenstelsel in Noord-Ierland ontdekt. De schimmel heeft zich daar genesteld op het lijf van grottenspinnen. De spin leeft normaal gesproken een teruggetrokken bestaan. Door de infectie weet de schimmel het gedrag van de grottenspin te veranderen. De spinnen verlaten hun web en de grot en gaan naar buiten om daar te sterven. Door die sterfte kan de schimmel zich weer vermenigvuldigen.

Ander voorbeeld speelt zich af bij mieren in Brazilië. Daar weet de schimmel de mieren naar de top van een plant te dirigeren, waar ze zich vervolgens vastbijten in een blad. Vervolgens groeit een soort paddenstoel uit de hals van het insect. Die paddenstoel geeft sporen af die andere mieren kunnen infecteren. Hele mierenkolonies sterven zo uit en de schimmels varen er wel bij.

Toen ik erover las moest ik natuurlijk meteen aan Amerika denken. Zie hier de verklaring van het totaal van de pot gerukte gedrag van de Amerikanen. Op de eerste plaats stemmen ze op een totale gek. Vervolgens stort de gek het land in chaos. Hoe kan dit gebeuren? Het kan bijna niet anders of het is een nog onontdekte schimmel die hun hersens heeft geïnfecteerd.

Het is toch onmogelijk dat kiezers zo tegen hun eigen belang en het belang van een land in stemmen en iemand kiezen die aankondigt er een puinhoop van te maken? Inmiddels leven ze in een totaal gepolariseerd land. Sommigen sluiten zelfs een burgeroorlog niet uit. Is de Amerikaanse schimmel uit op de vernietiging van het land? Ik denk het wel, en daar is best een reden voor.

Die schimmel ziet ook wel dat die Amerikanen de aarde kapot maken. Drill, baby, drill en inmiddels heeft de gek gedicteerd dat ze uit klimaatakkoord van Parijs stappen. Ik vermoed dat die schimmels denken: we moeten nu ingrijpen, de menselijke soort sloopt de boel.
Ik sluit niet uit dat schimmels de eigenlijke hoeders van de aarde zijn. Al sinds het bestaan van onze planeet bestaan er schimmels. Niet dat ze prominent aanwezig zijn, integendeel, maar dat zegt niets. Mogelijk dat schimmels pas hun macht tonen als het werkelijk uit de hand loopt.

Belangrijke vraag bij mijn theorie: kunnen schimmels het menselijk brein infiltreren? Onze hoge lichaamstemperatuur maakt het veel schimmels niet makkelijk om zich in onze hersenen te vestigen, schijnt. Maar de Britse schimmelexpert Neil Stone waarschuwt al een tijdje voor het risico. Hij zegt: ‘Ik denk dat we schimmelinfecties met gevaar voor eigen leven onderschatten. ‘We zijn ook helemaal niet voorbereid op het omgaan met een schimmelpandemie.’

Volgens mijn theorie kan het niet anders dan dat de gevreesde schimmelpandemie inmiddels toeslaat. In Amerika woedt zij in alle hevigheid, maar ook in Europa zijn de eerste infecties merkbaar.

Journal

 

Vuilnisbak

Dinsdag 4 februari, Delft

 

Vorige week brachten we Anne en Charlie naar het station. Anne was nog niet ingestapt of zei: ‘Wat is het een onvoorstelbare vieze bende in de auto.’ Het is niet vreemd dat ze dat zei, want het was ook een onvoorstelbare vieze bende. Daar komt bij dat Anne dat altijd zegt als ze bij ons in de auto zit. Als bewijs pakt ze een paar versteende mandarijnenschillen op en ik meen wat gebruikte papieren zakdoekjes. De vloer van de achterbank bestaat inderdaad uit een dikke laag troep, want niets is handiger dan een bakje met zojuist genuttigde kroketten even naar achter te gooien.

Anne zegt: ‘Weten jullie nog…’ Ja, natuurlijk weten we dat. Het ergste wat viezigheid betreft is de vondst van een afgekloven haringstaart op een papieren bordje nadat Anne had geconstateerd dat het wel erg stonk in de auto en op zoek ging naar de bron. Ze vond het staartje onder een van onze stoelen.

Toen ik afscheid nam bij Het Zuidelijke Toneel lieten mensen weten dat ze vooral mijn auto zouden missen, die ze De Rijdende Vuilnisbak noemden. Zelden hadden ze zo’n curieus vervoermiddel gezien. Wat onzin was, want de auto van Ivan Pel, mijn geliefde collega in Leeuwarden, zag er precies hetzelfde uit. Ontzettend fijn iemand te treffen die op je lijkt.

De kritiek van Anne was voor Wyb en mij toch wel de stimulans om de auto ’s maandags te gaan schoonmaken. Het kon niet langer, Anne had helemaal gelijk. En hoe lang was het geleden dat we hem hadden schoongemaakt? Twee, drie jaar geleden?

Het komt allemaal omdat ik nul interesse heb in auto’s. Niet dat ik auto’s niet belangrijk vind. Onze Volvo is van levensbelang, zeker de afgelopen zes jaar. Wat heeft hij ons trouw op en neer naar Frankrijk gebracht en daarmee deed hij precies waarom ik een auto belangrijk vind: rijden. Mensen die een auto als statussymbool beschouwen lach ik uit. Van mensen die hun auto om de zoveel tijd poetsen vind ik dat ze hun leven verknallen. Maar ik geef toe: er zijn grenzen en die van ons was bereikt.

’s Maandags, Wyb was vrij, zochten we zo’n super wasstraat op die de meesten van jullie vermoedelijk niet kennen. Ze zijn nogal zeldzaam, maar buitengewoon effectief. Eerst ga je door een supersonische wasstraat, met verbluffend resultaat. Wij bleken helemaal geen ouwe, aftandse brik te hebben. Onze Volvo glom als nooit tevoren, wat een beauty, we zagen meteen dat hij nog jaren mee kon, ondanks dat hij 400.000 kilometer op de teller heeft.

Daarna reden we de interieurstraat in. In totaal tien man werken bij de interieurstraat. Zelf moet je de auto uit en elke medewerker heeft zijn taak. Een neemt de vloermatjes eruit, houdt die één seconde in de gleuf van een apparaat en ze komen eruit als nieuw. Vervolgens schuift de auto op en maakt iemand het dashboard spic en span. Elke keer schuift de auto door naar de volgende en elke keer wordt de auto schoner.

Jammer dat Anne niet in de buurt was, want ze zou zien dat we een fantastisch puike en superschone auto hebben. Toch een wonder dat je van een vuilnisbak een nieuwe auto kunt maken.

Journal

 

Seksuele fantasie

Maandag 3 februari, Delft

 

Het wordt een cultureel weekje voor me.
Het begon gisteravond met een bioscoopbezoek aan de film Babygirl van Halina Reijn. De film verraste me, vooral omdat het gemaakt is in het preutse, door religie verdwaasde Amerika. Al doet Nederland, als in en in keurig land, daar weinig voor onder. Een film die over seksuele fantasie gaat, kom daar tegenwoordig nog eens om.

Seksuele fantasieën zijn, denk ik, het grootste taboe voor ons mensen. Wanneer heb je het nou eens gezellig over je seksuele fantasieën? Het is een essentieel onderdeel van je bestaan, maar je beleeft het toch vooral in je eentje.

En dat is waarschijnlijk maar goed ook, want in Babygirl zie je wat er gebeurt als je je eraan overgeeft. In de film kan een vrouw, CEO van een groot tech bedrijf, haar fantasie niet beheersen en geeft zich over aan dominantie fantasieën, waarin zij zelf wordt vernederd en gedomineerd. Haar gezin dreigt uiteen te vallen, haar positie in het bedrijf wankelt. Genieten kan nu eenmaal niet ongestraft, lijkt.

Maar eind goed al goed, uiteindelijk weet de vrouw haar lust te temmen en wordt de film onvervalst Hollywood. In de slotscène krijgt de vrouw dan eindelijk een orgasme als ze met haar eigen man vrijt, het Amerikaanse gezin is gered.
Ik doe er nu wat meewarig over, maar ik vind het van lef getuigen dat Halina Reijn een film over seksuele fantasie durft te maken. Dat ze er geen Oscars mee verdient is verklaarbaar, zie het huidige Amerika.

Is Babygirl nou wel of niet een feministische film? Ik durf hierover niet in discussie te treden met de feministische beweging, maar zelf denk ik dat de film daar buiten staat. Het is een film over lust en fantasie, ik weet niet of je daar een ideologisch etiket op kunt plakken. Op die eindscène wel, die redt het keurige Amerika, maar het interessante aan de film is dat Halina Reijn het durft te hebben over lust en geilheid, en dat appelleert aan iets algemeen menselijks. En als ik de feministische discussie op grote afstand enigszins volg, dan zijn velen van hen over het bestaan daarvan nog in de ontkenningsfase.

Vrijdag ga ik met Anne naar een overzichtstentoonstelling in het fotomuseum Foam van de fotograaf/schilder Saul Leiter, wat veiliger gebied is voor me. Ik ben een bewonderaar van Saul Leiter. Wie meer over hem wilt weten, raad ik de documentaire In No Great Hurry aan op YouTube.

Er is veel te zeggen over social media, maar dat YouTube vind ik toch wel geweldig als educatief medium. Noem een onderwerp en op YouTube vind je er informatie over. Frans leren? Met YouTube kom je echt een heel eind. Meer weten over straatfotografie en de grote straatfotografen? YouTube heeft het, om maar eens twee onderwerpen te noemen waar ik het medium voor heb gebruikt.

In de vorige alinea schrijf ik ‘noem een onderwerp en…’. Bij het schrijven daarvan vroeg ik me af of dat ook voor seksuele fantasie geldt. Ik heb het net even als zoekopdracht ingetikt en je hoeft je geen zorgen te maken, ook over dat onderwerp vind je het nodige op YouTube.

 

Journal

 

BZ

Zaterdag 1 februari, Delft

 

Wyb werkt twee dagen thuis en twee dagen op het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Dat heeft tot gevolg dat ik de de kamer waarin ze thuis werkt maar het Ministerie van Buitenlandse Zaken noem. Voor de tweede keer in mijn leven heb ik geen eigen werkkamer. In Frankrijk is dat het geval, nu dus ook in Delft. Daar en hier werk ik aan de eettafel annex werktafel in onze woonkamer. Niet dat ik dat erg vind, want daarvoor in de plaats heb ik magnifieke uitzichten terug.

In Cadouin kijk ik uit over een vallei met paarden en burlende herten, in Delft heb ik uitzicht op een gracht, een bosje met majestueuze kastanjes, en daarachter wat oude huizen. Door het kamerbrede en -hoge raam in onze woonkamer kan ik zeggen dat ik, vanachter de tafel waaraan ik nu werk, een soort breedbeeld uitzicht heb. Boven wat ik zojuist beschreef, momenteel een strak blauwe lucht. Links van mij zie ik door de bomen de kerktoren van de Nieuwe Kerk waar de Oranjes liggen begraven.

Maar goed, sinds september hebben we dus, zou je kunnen zeggen, een dependance van BZ in huis. Als Wyb thuis werkt zit ze in de kamer die aan onze woonkamer grenst. Ik kan haar niet letterlijk verstaan, maar ik hoor wel dat ze hard werkt. Het voordeel van haar werk is dat we super sensibele voelhoorns over de hele wereld hebben. Zo kwam Wyb een tijdje geleden tijdens een pauze de woonkamer in en zei: ‘Volgens mij is er iets aan de hand in Zuid-Korea. Ik krijg opeens allemaal telefoontjes over Zuid-Korea.’ Een kwartier later meldt het nieuws dat de zittende president een staatsgreep pleegde.

Verder stroomt het leed van de wereld ons huis in. Door het werk van Wyb merk ik des te meer hoeveel leed er op de wereld is. Natuurlijk is er het grote leed, zoals de Israëlische invallen in Libanon en Gaza. Soms hoort Wyb de bommen door de telefoon vallen. Maar vlak ook het kleine leed niet uit. Om maar meteen een belangrijk advies te geven: ga nooit onverzekerd op reis. Natuurlijk niet, hoor ik de lezer zeggen, maar waarom stranden dan zoveel mensen totaal berooid in het buitenland?

Ander leed, waar ik nu zijdelings, en Wyb totaal mee te maken heeft, is dat er tamelijk veel mensen vermist zijn, ook tamelijk veel mensen die in het buitenland in de bak belanden, en dan zijn er ook tamelijk veel mensen die in het buitenland in het ziekenhuis komen te liggen zonder de taal te spreken. Hoe beroerd dat laatste is, weet ik uit eigen ervaring. Nog regelmatig zie ik mijzelf in alle eenzaamheid in het ziekenhuis van Montpellier liggen, geopereerd zonder daar echt goed met behandelende doktoren over te kunnen praten omdat ik dat verdomde Frans te slecht beheerste. Totale machteloosheid.

Door de dependance die Wyb nu beheert hier in huis ben ik geneigd geen voet meer over de grens te zetten. Het is dat ik niet te beroerd ben om het noodlot te tarten, maar anders.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2024