Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2015, december

2015

Donderdag 31 december, Lhee

 

Ik heb al vele keren de stilte in Lhee en rond ons huis beschreven. Dit behoeft toch enige correctie. Die stilte geldt, zo kwam ik vandaag achter, voor 364 van de 365 dagen. Op de laatste dag van het jaar is alles anders.

Onze buren hebben twee zonen en die zonen hebben veel vrienden en die groep van zo’n twintig mensen heeft de goede traditie om op het weilandje naast hun huis op oudjaarsdag met carbid te schieten. De lezer moet zich daarbij niet één bus met een bal voorstellen. Het weiland is omgetoverd tot een slagveld met een batterij aan schietgerei. Tegen twaalf uur begint de oorlog en tegen zes uur is die afgelopen. Gijs zit met verbijstering achter het raam naar zijn biotoop te kijken waar het anders zo rustig is.

Daar blijft het niet bij. Voor ons huis, zo’n drie akkers van ons vandaan, is ook al de waanzin uitgebroken. Over de pas geoogste maïsakker strijden zo’n 10 autowrakken wie het snelste door het mulle zand kan rijden. Zand stuift hoog op, de auto’s brommen en ronken de hele dag. Om de akker staat het halve dorp toe te kijken.
Het gaat hier om een volstrekt illegale activiteit, schijnt het. Vergunningen? Daar doen we niet aan. Op de laatste dag van het jaar melden de autoliefhebbers aan elkaar waar het feestje plaatsvindt om vervolgens een dag lang volledig uit hun dak te gaan. Ik weet zeker dat het in het centrum van Rotterdam rustiger is dan hier in Dwingeloo.

Tegen de avond werd alles weer zoals het hoort te zijn: stil en rustig. Ook in ons huis. Wyb en ik vierden de overgang van 2015 naar 2016 met z’n tweeën, iets wat ik heerlijk vind. Tijd om na te denken over het jaar dat we achter ons laten, mijmeren over wat komen gaat.
Wat mij betreft hadden we 2015 kunnen overslaan, ik ben niet zo enthousiast over dat jaar. Het begon al zwart met de rouw om Tsjerk, halverwege het jaar belandde ik plotseling in een ziekenauto en in een ziekenhuis, de meeste tijd van het jaar werkte ik me te pletter, zwierf ik ergens tussen Lhee en Amsterdam, in het najaar overleed Matthijs en dan waren er nog een paar dingen waar ik liever niet over schrijf. Snel door naar 2016.

Al begon 2016, moet ik zeggen, niet optimaal. Wyb en ik waren er van overtuigd dat we met het kopen van twee staatsloten multimiljonair zouden worden of in ieder geval een van de 250 Mini’s zouden winnen. Helaas. In de laatste vijf minuten van 2015 werd ons duidelijk dat we opnieuw twee loten voor anderen hadden gekocht.

Niet al te veel klagen, want het jaar werd prima afgesloten door Herman Finkers. Ik genoot van zijn toon en humor die vaak zo haaks staat op wat tegenwoordig normaal is. In het wereldje van de standuppers is er voortdurend strijd om wie het alfa-mannetje is. Die strijd wordt beslecht met salvo’s aan grappen. Wie de meeste en de meest scherpe produceert is the leader of the gang. Herman heeft daar, heel weldadig, geen last van. Bij hem geen strijd en salvo’s, in alle rust vertelt hij zijn onnavolgbare grappen en verhalen. Hij durft rust en tijd te nemen, en bij hem hoef je niet voortdurend onder de stoel van het lachen te liggen. Wat mij betreft mag hij 2016 ook afsluiten.

De buurjongens

Zicht op het vredige plaatsje Dwingeloo dat verandert lijkt te zijn in een van de vele vuurlinies in Syrië

Food Labs

Woensdag 30 december, Lhee

 

Tip voor wie volgend jaar tussen Kerst en Oud en Nieuw naar Rotterdam gaat: bereidt de reis goed voor. Een aantal dingen zijn daar niet zo vanzelfsprekend als in andere steden, is me gebleken. Zo denk je dat in de vakantietijd wel alles open zal zijn -dat is toch een vergissing.

Om mijn verjaardag te vieren gingen we naar Rotterdam en bij dat vieren hoort lekker eten. Wij zijn geen verzamelaars, we verzamelen geen kunst, boeken of beeldjes van olifanten. Je zou kunnen zeggen dat wij lekkere eet-ervaringen verzamelen. Omdat je een eet-ervaring niet kunt vastpakken, geloof ik niet dat dit onder het echte verzamelen valt. Bij eet-ervaringen moet je het van je herinnering hebben en herinneren is niet onze sterkste kant.

Er zijn een paar dingen in het leven waar ik ontzettend van kan genieten en een van die dingen is eten. En dan bedoel ik niet all you can eat en all inclusive-achtige zaken, dan bedoel ik genieten van eten dat mensen met ziel en zaligheid klaarmaken, eten waar mensen hun uiterste best op doen.

‘Dan ga je zeker veel in van die sterrententen eten,’ zegt dan al gauw iemand. Dat hele sterrengebeuren zegt me niet zoveel. De restaurants waar wij het lekkerste gegeten hebben, zijn De Opera in Den Bosch en De waard van Ternaard in Ternaard. De Opera is helaas ter ziele, voor ons zelfs een van de redenen om Den Bosch maar te verlaten. De Waard van Ternaard bestaat gelukkig nog steeds. Beide restaurants hebben geen ster, wel uitstekende chefs.

Dat neemt niet weg dat we ook regelmatig in restaurants met sterren gaan eten. Niet omdat ze een ster hebben, wel omdat we hoorden dat je er prima kunt eten. Dan blijkt ook dat je de mensen niet zomaar moet geloven. Vaak was het eten wel goed, eigenlijk nooit slecht, maar was de verrassing te gering om blij naar huis te gaan. Een paar keer hebben we gehad dat de sfeer in zo’n restaurant zo opgeprikt is, zo’n opgelegd pandoer is, dat het een negatief effect op het eten had. Gelukkig zijn dat uitzonderingen.

Goed. Rotterdam. Een dag voordat we gingen, hadden we een rijtje restaurants waar we graag wilden eten. Wat blijkt? Tussen Kerst en Oud en Nieuw is in Rotterdam het meeste dicht. Eenmaal in Rotterdam aangekomen, wandelden we van Hotel New York, waar we sliepen, over de brug naar Katendrecht. Dat schijnt momenteel het hipste gedeelte van Rotterdam te zijn. Wat denk je? Alles dicht.

In de stad waren een paar restaurants open, het bleek dat die het zo druk hadden dat ze allemaal vol zaten. Elke keer als we dat te horen kregen, lieten we ons op de reservelijst zetten. Voor twaalf uur zou men ons dan bellen als er een reservering verviel. Wat denk je? Niemand die belt. Daarom besloten we Japans te gaan eten, je weet wat je krijgt en het is heerlijk. Om vier uur worden we gebeld door een Rotterdams nummer. Ik krijg een vriendelijke dame aan de lijn die zegt dat er een tafeltje is vrijgekomen bij FG Food Labs, of we alsnog willen komen.

Dat telefoontje zorgt ervoor dat het een echte feestdag wordt. Dat FG staat voor de eigenaar en meesterkok Francois Geurds. Francois heeft al een prima restaurant in Rotterdam, FG Restaurant geheten, twee sterren. Food Labs is hij begonnen om te experimenteren, nieuwe gerechten uit te proberen in een informele omgeving.
Jezus Christus, wat hebben we lekker gegeten. In één avond worden De Opera en De waard van Ternaard respectievelijk naar de tweede en derde plaats op onze top 10 verzamellijst gespeeld. Nooit hebben we lekkerder gegeten, nooit kregen we, in relatie tot de gerechten, betere wijn te drinken.
Elke amuse en gang brengt een nieuwe smaaksensatie. In elke hap zitten diverse smaaklagen. Bij een gang hoort bijvoorbeeld een warm en een koud gerecht en door dat afwisselend te eten beleef ik de culinaire hemel. En passant maak je met de smaken nog een reis om de wereld, geen eetcultuur werd gemeden.
De lezer merkt: wij zijn zeer enthousiast. FG Food Labs, de naam niet vergeten als je een keer zeer goed in Rotterdam wilt eten. Inmiddels heeft het restaurant één ster, wij geven het drie sterren. Ik zie er nu al naar uit om 62 te worden. Het plan is om weer naar Rotterdam af te reizen.

61 jaar

 

Dinsdag 29 december, Rotterdam

Rafelrand

Maandag 28 december, Lhee

 

Jan schreef in zijn blog van gisteren: ‘Ik bevind me nu midden in de week van de overbodige dagen. Die week begint op 23 december en eindigt op 2 januari.’
Verderop schrijft hij: ‘Het is zo’n tussenweekje van niks, waar sommige bedrijven helemaal, ander gedeeltelijk en sommige helemaal niet gesloten zijn. Dagen zonder duidelijk eigen karakter. Ik zou er geen bezwaar tegen hebben als het direct na mijn verjaardag nieuwjaar zou worden. Zou voor mijn gevoel ook heel natuurlijk aanvoelen, jarig zijn en hup, daar is het nieuwe jaar.’

Ik zou deze dagen geen overbodige dagen durven te noemen en de wens van Jan ten aanzien van zijn verjaardag gaat bij mij op. 29 december jarig en hup, daar is het nieuwe jaar.
Vroeger was deze periode voor mij één grote feestweek. Ik genoot van Kerstmis. Kerstmis was toen nog echt Kerstmis, met de hele christelijke lading van dien. Wie weet nu nog de inhoud van Kerstmis?
In die lange periode tussen Kerst en Oud en Nieuw was er dan het hoogtepunt van het jaar: mijn verjaardag. Opa’s en oma’s kwamen, oom en tantes, vriendjes, er was de spanning welke cadeaus ik zou krijgen.
Een paar dagen daarna was het Oud en Nieuw, dat we altijd bij mijn opa en oma op de Weurtseweg vierden. Ooms die vuurwerk afstaken, zelfs een keer een rotje in een drol staken omdat hij te groot was om weg te spoelen. Een knal en de hele wc en keuken zaten onder de poep. Het waren dagen waar ik van genoot.

Hoe anders ervaar ik die periode nu. Jan noemt het de overbodige dagen, ik ervaar ze als de rafelrand van het jaar. Het zijn dagen die door hun onregelmatigheid op elkaar lijken. Is het nu 1e of 2e kerstdag? Leek er vroeger weken te zitten tussen Kerst en mijn verjaardag, nu lijkt mijn verjaardag 5e Kerstdag. De dagen lopen in elkaar over.
Gisteren was er zelfs sprake van een 3e Kerstdag. Wij hebben hem uiteindelijk uitgeroepen tot Kliekjesdag. Wij zouden voor vrienden koken. Die vrienden lieten in de ochtend weten dat ze zoveel kliekjes hadden dat wij niet hoefden te koken. Het diner op 3e Kerstdag werd door al die kliekjes zelfs nog copieuzer dan de dagen daarvoor. De hoorn des overvloeds lag in onze handen. Sublieme wijn en spijs, alles veel meer dan we op konden.

De feestelijkheid van mijn verjaardag is in de loop van de jaren verdwenen. Mijn bloggende oom viert elk jaar trouw zijn verjaardag en geniet van het bezoek en de felicitaties. Een week geleden waren Wyb en ik nog op zijn 70ste verjaardag. Ik ben die blijheid over mijn verjaardag ergens rond mijn 20ste verloren. Elke keer hetzelfde ritueel, ik word er triest van, vooral omdat we een dag vieren die bevestigt dat de dood dichterbij komt. Morgen word ik 61 jaar.

Ik geloof dat ik mag zeggen dat ik niet bang voor de dood. Als hij komt, dan komt hij. Daar moeten we niet moeilijk over doen. Niemand ontsnapt eraan. Ik ben niet bang voor wat er na de dood komt, Het Grote Niets, ik zie wel op tegen de tijd, of de momenten voor de dood, het afscheid nemen van alles wat me lief is.

Mijn verjaardag vier ik morgen in Rotterdam, samen met Wyb. We slapen in Hotel New York aan de Nieuwe Maas, een rivier die in zijn loop door Nederland voortdurend van naam verandert. Zij begint als Rijn, wordt dan Nederrijn en heet Lek voordat ze bij Slikkerveer de Nieuwe Maas gaat heten. Ze eindigt 24 kilometer westelijker bij Vlaardingen, vanwaar ze samengaat met de Oude Maas en via het Scheur en ten slotte vanaf de Maeslantkering via de Nieuwe Waterweg verder naar de Noordzee stroomt. Het lijkt het leven wel. Nieuwe namen, ander karakter, ander stroomgebied, steeds dichter naar de Grote Oceaan waar elke rivier uiteindelijk in verdwijnt. Daar, aan de oever van de rivier, met groots uitzicht over de Nieuw Maas en Rotterdam, gaan we het vieren met lekker eten en bezoek aan musea.

Kooi

Zondag 27 december, Lhee

 

 

 

Ik liep als een pauw
door mijn gedichten

en ik brieste
te wild, te luid.

Een vers was veel
te klein, de regels

vormden tralies.
Ik wilde ruimte, groots

en meeslepend.
Ik liep op en neer

op en neer langs
de te korte regels,

schuurde tegen mijn kooi,
verloor mijn haren -de kaalheid.

Mijn pad ging van links naar
rechts van rechts naar links.

Voorbij. Nu zit ik rustig
op een stok en kijk wijs

door het gaas naar allen
die langskomen en mij voeren.

Het is voor iedereen duidelijk
dat ik een tevreden beest ben.

Ik zit zingend op mijn stok,
en mijn liederen passen keurig

in mijn kooi. Kijk, daar is ook
de oppas weer die mij aait.

Mijn kooi is mijn wereld,
bevrijd mij nooit. Laat nooit

de deuren openstaan, zet mij niet
in de wildernis tussen mijn gelijken.

Stoottroepen

Vrijdag 25 december, Moddergat

 

Natuurlijk zijn er de gebruikelijke kerstboodschappen. Onze koning vertelt ons op zijn eigen houterige manier dat we geen angst moeten hebben. Wanneer volgt die man nou eindelijk eens een cursus presentatie. De paus roept ons op sober te leven. Hij zei: ‘In andere woorden: leven op een manier die simpel, evenwichtig en samenhangend is en ons laat zien en doen wat essentieel is.’ Vond ik mooie woorden in deze door communicatie en consumptie overwoekerde tijd.

In de krant las ik tussen de regels door ook een andere boodschap. Het lijkt erop dat de paus op zijn wenken wordt bediend. Opeens is er een golf van winkels die uit het straatbeeld dreigen te verdwijnen. Een opsomming: Dolcis, Manfield, Scapino, Invito, DA Drogisterijen, Schoenenreus, Miss Etam, Free Record Shop, Dixons, Icentre, MyCorn, Halfords en V&D. Hun faillissementen lijken onafwendbaar en hun einde zal grote gevolgen hebben voor onze binnensteden. Wat moet je bijvoorbeeld als stad met die enorme panden van V&D?

Op de televisie hoor ik een deskundige op het gebied van retail uitleggen waar die golf vandaan komt. Natuurlijk is er internet dat het consumeren wegtrekt uit de straten. Verder schijnen de verkopen voor Sinterklaas en kerst voor deze ketens tegen te vallen. Belangrijke vraag daarbij: waarom valt de verkoop tegen? En het antwoord van de deskundige is eigenlijk een prima metafoor voor de toestand in ons land. De winkels waar het slecht meegaat, hebben geen keuze gemaakt, ze zijn in het diffuse middensegment blijven hangen. De winkels waar het goed meegaat, zijn de winkels die hebben gekozen voor het uiterste, luxe en duur, zoals de Bijenkorf, of ultra goedkoop en shabby, neem de Action.

De retail als metafoor voor de Nederlandse politiek. Het middensegment, de oude, traditionele partijen zoals PvdA, VVD en CDA, hebben het zwaar te verduren, de partijen aan de uiterste linker- of rechterflank doen het goed. Het is een situatie die me verontrust, onder andere door het lezen van De wereld van gisteren van Stefan Zweig. Het boek leert ons namelijk dat ophitsers, splijtzwammen als Geert Wilders de overhand kunnen krijgen. Dat de rust en de redelijkheid verstoord worden en het volk, dat juist koos voor de ophitser, uiteindelijk in ellende wordt gestort.
Het verontrust me ook omdat ik de afgelopen maanden zie dat de schreeuwers winnen van het politiek bestuur, winnen van de democratie. Je roep dat ergens een piemel in moet en je krijgt je zin. Je werkt je met geweld door een afzetting heen, bedreigt een gemeenteraadsvergadering en je krijgt je zin. Steenbergen, Geldermalsen, het tuig krijgt zijn zin. Waarom? Is er een meerderheid tegen het opvangen van vluchtelingen? Uit de cijfers blijkt van niet. Er is geen andere conclusie dan dat het tuig wint. Ze zijn er bedreven in want in de voetbalstadions hebben ze kunnen oefenen. De aard van hun teksten? Niet schrikken. In april zongen de supporters in de Galgenwaard, het stadion van FC Utrecht, antisemitische teksten tijdens de wedstrijd tegen Ajax. ,,Me vader zat bij de commando’s, me moeder zat bij de SS. En samen verbrandden zij Joden, want Joden die branden het best.’ Of tegen het tuig iets is ondernomen? FC Utrecht bood zijn excuses aan. Tijdens de wedstrijd had de club niet precies gehoord wat de supporters scandeerden, anders was de wedstrijd wel stilgelegd. Ja, ja.

De journaliste Aidan Ekiza heb ik bij De Wereld Draait Door een paar keer horen pleiten voor een radicaal midden. Ik begin steeds beter te begrijpen wat ze daarmee bedoelt. Broodnodig. Want de geschiedenis leert ons dat het redelijke midden het al te vaak heeft moeten afleggen tegen het soort stootgroepen van Geert Wilders (#kominverzet). Met alle verwoestende gevolgen van dien.

Leeftijd

Woensdag 23 december, Moddergat

 

Als ik het woord leeftijd hoor, vertaal ik het in mijn hoofd niet als leeftijd maar als leef tijd. Leeftijd is een getal. Volgende week word ik 61. Leef tijd is tijd die opgaat, tijd die beperkt is, de tijd die iemand heeft om te leven. Zo had mijn vader 54 jaar de tijd om te leven, mijn moeder 82 jaar. Net zoals een fles drank na elke slok leger raakt, zo is dat met een leven. Na elke teug lucht, neemt het aantal keren dat je zult ademen af.
Om de vergelijking door te zetten. Ik veronderstelde net dat het leven, evenals een fles drank, langzaam opraakt. Was maar waar, dan zou er iets van beheersing in zitten. Er zit echter geen enkele beheersing in het opraken van leef tijd. De fles kan zomaar in je handen kapot springen -je kunt hem zelfs uit je handen laten vallen. Weg fles. Weg leven.

In de vorige alinea had ik steeds de neiging om ‘kreeg mijn vader 54 jaar de tijd om te leven’ op te schrijven. Dat woordje ‘kreeg’ is natuurlijk verneukeratief. Dat kreeg veronderstelt dat er iemand is die de leef tijd voor je regelt, dat het een geschenk is. Ook dat zou duiden op enige mate van beheersing. Forget it. Leef tijd is afhankelijk van toeval, van de sterkte van je genen, een stom ongeluk of niet, een aorta die wel of niet een zwakke plek heeft. Dus niks krijgen van leef tijd. Je hebt leef tijd. Bij sommigen duurt die lang, bij anderen kort. Geen fuck aan te doen.

In het voorjaar lag ik opeens in een ambulance en dacht ik dat ik eindelijk die lang verwachte hartinfarct had. In het ziekenhuis bleek het gelukkig mee te vallen, wel dezelfde symptomen, de oorzaak bleek een geheel andere, namelijk een ontstoken hartzak, zo’n zak waarvan ik niet eens wist dat ik hem had. Was het een waarschuwing? Waarvoor? Ik had helemaal geen waarschuwing nodig. Ik ben mij zo verdomde bewust van mijn leef tijd, mijn vergankelijkheid.

‘Doe eens wat rustiger aan, man,’ heeft menigeen tegen me gezegd. ‘Je leeft als een gek.’ Klopt. Omdat ik mij zo verdomde bewust ben van die leef tijd, wilde ik er altijd het driedubbele uithalen. Tot mijn geruststelling heb ik nu geconcludeerd dat het me is gelukt. Ik vind dat die 61 jaar die ik bijna heb gehaald best anderhalf keer mag rekenen. Dat betekent dat ik nu tegen de 90 loop. Ik heb in ieder geval niet als een sufkop mijn leef tijd op een bank voor een televisie laten wegvloeien.

61 jaar. Het kan niet waar zijn. Mijn leef tijd is voorbij gevlogen. Zo zit je bij je moeder op schoot, zo loop je achter mooie meisjes aan, zo lig je naast of op je vrouw, zo krijg je kinderen, zo heb je kleinkinderen. Dag leef tijd, hoe lang nog, hoe veel rest me nog? Geen enkele instantie die er iets zinnigs over kan zeggen.

Jan 70 jaar, ik 61 jaar. Matthijs is er niet meer, Ivan niet. Als je leeft, sta je eigenlijk nooit stil hoe kostbaar die leef tijd eigenlijk is. Stel dat ik nu dood zou gaan, maar dat ik er nog een jaartje bij zou kunnen kopen. Wat zou ik voor dat jaar over hebben? Alles. Ik weet niet aan wie ik zou moeten betalen, maar die wie zou alles van me mogen hebben, ik zou al mijn bezittingen en geld over hebben voor dat jaartje extra.
Vroeger kon je daarvoor bidden, gelukkig hebben steeds meer mensen door dat al die gebedjes geen donder waard zijn, net zo als mijn aanbod om voor dat jaartje alles te geven wat ik heb. Als ik dit alles zo opschrijf, besef ik opnieuw dat ik alles uit die leef tijd moet halen wat er inzit. Je moet er toch niet aan denken dat je in de laatste minuten voor je dood denkt: ik had dit of dat zo graag gewild -en ik heb het niet gedaan. Weg leef tijd, weg kans. Alles voorbij.

Slimste

Maandag 21 december, Lhee

 

Het zou goed kunnen dat ik volgend jaar het bed deel met de slimste mens van Drenthe. Wyb doet mee met een televisieprogramma dat verdacht veel lijkt op dat landelijke programma. Vermoedelijk hebben ze het om auteursrechtelijke redenen anders genoemd.
De afgelopen dagen is Wyb zo’n vijf keer op televisie geweest en moest ze het steeds tegen iemand anders opnemen. Tot mijn verbazing won ze elke keer, behalve deze avond, waarop ze verloor van de gedeputeerde van cultuur, Aat van der Tuuk. Gelukkig heeft ze zoveel punten verzameld dat ze door mag naar de finale. Over een paar weken weten we de uitslag.

Het verbaast me omdat ik er geen idee van had dat Wyb ook maar iets van Drenthe wist. We wonen hier, maar eerlijk gezegd weet ik meer van New York dan van Drenthe, ik heb er verder geen enkele binding mee. Voor het eerst in mijn leven lees ik ook geen regionale krant omdat het me werkelijk geen lor interesseert. Er is veel natuur en daar ben ik volmaakt tevreden mee.

Oké, Wyb werkt in Drenthe, dus dat schept voor haar zeker een band. Al zegt iedereen dat Meppel eigenlijk geen Drenthe is, Meppel is veel meer een Overijsselse stad dan een Drentse. Door een speling van het lot behoort het nu tot Drenthe. Een paar jaar geleden deed een raadsfractie nog het serieuze voorstel om Meppel onder te brengen bij Overijssel.
Volgens eigen zeggen komt Wyb aan haar kennis omdat ze elke dag een paar regionale kranten scant, voornamelijk voor cultureel en theater nieuws. Toch doet ze op die manier de nodige kennis op. Zo heeft ze met het spel al diverse Drentse diehards naar huis gestuurd.

Het zou fijn zijn als ze de titel slimste mens van Drenthe krijgt want de titel Meppeler van het Jaar vervalt per 1 januari. Dan mag ze die titel doorgeven aan iemand anders. Ik vond het wel grappig dat ik kon zeggen dat ik met de Meppeler van het Jaar was getrouwd, dat overkomt niet veel mensen. ‘Ik ben getrouwd met de slimste mens van Drenthe,’ klinkt ook puik. Overigens bedenk ik nu dat Wyb sowieso de slimste vrouw van Drenthe is. Alle andere vrouwen zijn uitgeschakeld, dus ook al verliest ze in de finale, dan is ze wel de slimste vrouw van Drenthe.

Dit soort titels zit blijkbaar in de familie. Morgen wordt Jan, mijn oom en collega-blogger, zeventig jaar en op zijn oude dag is hij genomineerd als Nijmegenaar van het Jaar. Op de short list staan drie namen, Jan is er een van. Ik weet niet of je op hem kunt stemmen. Als dat zo is, begint Dossiermoddergat een uitgebreide campagne om hem deze eretitel te bezorgen.

Jan is genomineerd omdat hij zich op allerlei manieren voor mijn geboortestad heeft ingezet. Hij was speaker bij de Vierdaagse, organisator van het jaarlijkse Nimweegs dictee, was voorlichter bij de gemeente en menig woord dat de diverse burgemeesters hebben uitgesproken, was afkomstig uit de pen van mijn oom.

Bovenal is Jan de dichter van het mooiste gedicht over Nijmegen, Soonet feur de stad. Het is vast al eerder in Dossiermoddergat opgenomen, ik wil echter geen gelegenheid voorbij laten gaan om het onder de aandacht te brengen. Waarbij niet onvermeld mag zijn dat het gedicht verscheen in de bundel De dood en de dingen, uitgegeven door, jawel, Uitgeverij Prinsen. Hier onder het gedicht waardoor hij, het kan en mag niet anders, de titel Nijmegenaar van het Jaar meer dan verdient.

 

 

Soonet feur de stad

Nimwege sprikt ‘n taol
Fan essen en fan sette
En sonder feul omhaol
Doen we op ef of fee nie lette.

Mäör ik, ik hou fan jou,
Da wil ik jou toch segge.
Ik blief je feurlopig trouw
Tot se me op Jonkerbosch neerlegge.

Nou wít ik bij mien eige
Ik blief bij jou mien lefe
Gao nooit meer aon de haol

Ik sal däör nooit mee dreige
Sellufs nie heel efe.
Ik blief hier aon de Waol.

 

Jan Th.A.E. Roelofs

Stilte

Zondag 20 december, Lhee

 

De stilte waarin ons huis staat, mag gerust een bezienswaardigheid worden genoemd. Ik moet hier het woord bezienswaardigheid gebruiken omdat het woord gehoorwaardigheid niet bestaat. Ik zou kunnen zeggen dat de stilte hier oorverdovend is, maar dat is zo’n cliché.

Als het hier waait, hoor je natuurlijk het ruizen van de bomen, soms het huilen van de wind. Wanneer het windstil is, en het is nu al dagen windstil, dan is ons huis omsloten door stilte. Ik heb nog nooit ergens gewoond waar het zo stil is.
In Moddergat hoor je eigenlijk altijd wel het waaien van de wind, een wind die al te vaak een storm wordt. Als de wind niet waait, hoor je in de verte het ruizen van de zee, wat ik een wonderlijk gegeven vind want als het eb is, ligt de kustlijn kilometers ver weg, ergens tussen Schiermonnikoog en Ameland. Dat neemt niet weg dat je dan toch de branding hoort.
In Den Bosch was het, ook al woonden we midden in de stad, ook erg stil. Toch bestond daar de kans dat er midden in de nacht een dweilorkest de straat in liep. Achter ons huis, in het St. Jacobshofje, werd soms eens een feestje gegeven. Niet dat we daar veel last van hadden, maar de stilte van Den Bosch haalde het niet bij de stilte van Lhee.

Misschien dat ik daarom eergisternacht wakker werd van een vaag gerommel. Het eerste geluid waar ik aan moest denken, was het trappelen van paarden in een paardenaanhanger. Of was het donder? Ver weg? Dat leek me onwaarschijnlijk omdat het weer al dagenlang stabiel lente-achtig is.
Omdat het gerommel aanhield, ging ik voor de zekerheid toch maar eens kijken. Ik keek uit het raam of de paarden wel veilig in de wei stonden. Je hoort tegenwoordig nogal eens van dwazen die er genoegen in scheppen om paarden te pijnigen. Ik liep naar beneden, naar boven. Hoe ik ook keek, ik zag niets bijzonders. De paarden zag ik niet omdat het nog te donker was.
Ik probeerde weer te gaan slapen. Dat lukte niet omdat het vage gerommel alsmaar doorging, zelfs Wyb werd er wakker van. Uiteindelijk besloot ik het raam open te doen, vermoedelijk zag ik dan meer.

Ver weg, een paar weilanden van ons vandaan, zag ik lichten van machines, zelfs een zwaailicht. En toen wist ik het. Daar, op die plek, lag een enorme berg suikerbieten, door de beweging van een apparaat zag ik dat ze suikerbieten opschepten en vervolgens in vrachtwagens kieperden. Het geheim van het gerommeld was onthuld. Voor het eerst dat ik ’s nachts wakker ben geworden door het laden van suikerbieten. Leve het buitenleven. Wyb en ik vielen gerustgesteld weer in slaap.

Ik hou van de stilte. Als ik alleen thuis ben, zet ik nooit muziek op. Een paar blogs geleden, schreef ik dat ik het leven van een jaguar leidde. Dat leven ziet er nu totaal anders uit. Ik leid nu het leven van een schildpad, ook nog eens een schildpad die in een oase van stilte leeft. Jaguar transformeert tot schildpad. Is dat mogelijk? We zullen zien. Voorlopig zet de transformatie gewoon door. De stilte van Lhee helpt daar zeer bij.

Instinct

Zaterdag 19 december, Lhee

 

Churchill zei ooit over de parlementaire democratie: ‘Democracy is the worst form of government except for all those others that have been tried.’ Zijn uitspraak weerspiegelt de ambivalentie die ik heb ten aanzien van onze democratie. Al heb ik er wat angstigere gevoelens bij dan hij. Ik weet niet wanneer Churchill deze uitspraak deed, of het voor of na de Tweede Wereldoorlog was.
De Tweede Wereldoorlog heeft ons laten zien hoe een parlementaire democratie kan ontaarden. Adolf Hitler, de NSDAP, kreeg in 1933 17 miljoen stemmen, 43,9% van alle stemgerechtigden. Hij kreeg hierdoor een machtsbasis waarmee hij de Rijksdag uitschakelde en de totale macht naar zich toe trok. Het gevolg was niet te overzien: Europa in puin.

Kan dat weer gebeuren? Ja, dat kan weer gebeuren. Ik raak daar meer van overtuigd omdat ik De wereld van gisteren van Stefan Zweig lees. Zweig beschrijft het Wenen van voor 1900, een periode van grote rust en beschaving. Het is een van die weinige periodes in de menselijke geschiedenis dat er tolerantie en respect voor elkaar was. Er was rijkdom, voorspoed, de kunsten bloeiden als nooit tevoren. En dan toch, wat niemand verwachtte, wordt deze periode verstoord door destructieve krachten, nationalisme, haat ten opzichten van de ander, de buitenlander, het buitenland.

Zweig schrijft: ‘Maar misschien was in deze roes nog een diepere, mysterieuzere kracht werkzaam. Zo plotseling en met zoveel geweld stortte deze golf zich over de mensheid heen dat ze door het oppervlak schuimend in beweging te zetten de donkere, onbewuste oerdriften van het dier mens naar boven sleurde -dat wat Freud met groot inzicht ‘die Unlust an der Kultur’ noemde, het verlangen eenmaal uit de burgerlijke wereld van wetten en paragrafen te breken en de oeroude instincten van het bloed uit te leven.’
Ik heb het boek waarin het essay van Freud, Het onbehagen in de cultuur, staat meteen besteld. Die laatste zin: ‘het verlangen eenmaal uit de burgerlijke wereld van wetten en paragrafen te breken en de oeroude instincten van het bloed uit te leven.’ Is dat niet de weergave van onze huidige problemen?

Steenbergen. Geldermalsen. ‘Daar moet een piemel in.’ Een losgeslagen horde gaat te keer tegen een probleem waarover je rustig en rationeel zou kunnen praten. Binnen in de gemeentehuizen vindt een democratisch proces plaats, buiten raakt een massa buiten zinnen, worden de oeroude instincten van het bloed uitgeleefd.

De zwakke schakel in de parlementaire democratie is de kiezer. Theoretische en rationeel gezien niet, is het de basis van de parlementaire democratie. ‘De kiezer heeft altijd gelijk,’ zegt de politicus die bang is voor de kiezer. Ik denk dan: ‘De kiezer heeft vrijwel nooit gelijk.’ Want op de plek waar bij de kiezer zijn hersens zouden moeten zitten, bevindt zich zijn onderbuik. Veel kiezers zijn eigenlijk onmachtig om te stemmen omdat ze er de ballen verstand van hebben. Ze laten hun oren hangen naar de meest onverzoenlijke, de meest populaire, de meest stoere stem, de stem die vertelt dat er simpele oplossingen voor moeilijke problemen zijn, problemen waarvan de kiezer zich niet op de hoogte wil stellen -‘doe niet zo moeilijk’, ‘doe niet zo elitair’. In de laatste peilingen is de PVV goed voor 39 zetels, 26% van de Nederlandse kiezers kiest voor een partij die niet eens een partij is, waarbij slechts één man de lijn bepaalt: Geert Wilders. Hoe lang duurt het nog voordat hij 43,9% van de stemmen krijgt?
De angst die hij in ons land voor vluchtelingen zaait, dat het testosteronbommen zijn, dat er een tzunami van de islam plaatsvindt, dat er op deze manier terroristen worden binnengesmokkeld, staat in geen verhouding tot de werkelijke cijfers, de werkelijke gang van zaken. Iedereen die zich daarin verdiept zal zien dat er geen enkele reden voor paniek is. Dat neemt niet weg dat het gevolg is dat ons land, onze samenleving, waar iedereen het meer dan goed heeft -we behoren tot de landen waar nog nooit in de menselijke geschiedenis zo’n staat van welvaart en stabiliteit werd bereikt- wordt ondergraven en ontwricht. Tweespalt, haat, onrust, Wilders geniet. Hij leeft de oeroude instincten van het bloed uit.

Trek

Zaterdag 19 december, Lhee

 

 

 

De trek

De vogels waaien over het landschap en doen alles
Vergeten wat vaststond –de trek laat alles kaal
Achter. Kijk, hun lust komt met golven en maakt

Zelfs de zeeën droog. Ze lachen: ja, alleen voor het hout is
De afstand tot de dingen bepaald. Zo ging de tijd in trage
Slag voorbij. Om elk jaar in dezelfde boom terug te keren.

DDFF

Donderdag 17 december, Lhee

 

Ik ben gediplomeerd leraar Nederlands en Geschiedenis; ik ben gediplomeerd reclamemaker en een gediplomeerde marketingman. Als je aan mij zou vragen welk diploma ik absoluut niet zou willen missen, dan is dat mijn typediploma. Daar heb ik verreweg het meeste aan gehad. Ik vond het prima om die andere diploma’s te hebben, maar ik heb er nagenoeg niets aan gehad.

Ik doe mij nu trouwens stoerder voor dan ik mij eigenlijk kan permitteren want ik heb helemaal geen typediploma, tenminste, officieel niet, het papiertje heb ik niet. Toch beheers ik alle vaardigheden die nodig zijn om dat papiertje in bezit te hebben. Het zit zo.
Lies had ooit een cursus typen bij Schroevers gedaan. Zodoende lag dat hele cursuspakket bij ons op zolder. Ik was jaloers op haar typevaardigheid. Het leek me ontzettend te gek als ik ook zo snel zou kunnen typen. Dat leek me, gezien mijn schrijfambities, buitengewoon nuttig. Op een gegeven moment heb ik het pakket van zolder gehaald en heb ik elke dag zelf die oefeningen gedaan. Iedere dag oefende ik als een gek. Het waren buitengewoon oninteressante exercities: ddff ddff ddff ddff uuuu iiii uuuu iiii, dat soort gedril, steeds weer en weer en weer.
Het gevolg was dat ik na een paar maanden een enorme typesnelheid had en tijdens het type je ook nog aan kon kijken. Het was onderdeel van de cursus dat ik ook blind leerde typen.

Ik snap niet dat niet iedereen op de basisschool, of anders in de eerste jaar van de middelbare school, zo’n cursus krijgt. Vooral omdat het belangrijkste instrument waar mensen mee werken het toetsenbord is. Daar komt nog een extra reden bij. Gisteren las ik in de krant dat kinderen die met tien vingers blind kunnen typen significant betere taalprestaties leveren. Door met dat typen bezig te zijn, scherp je de geschreven taal. Grappig gegeven, vond ik.

Overigens denk ik dat de lezer aan mijn typecursus dit blog heeft te danken. Ik kan nu zo snel typen dat ik bijna mijn gedachtes kan bijhouden. Als ik met twee vingers moest stuntelen zou het me nooit lukken om een blog in een uurtje te schrijven, dat is namelijk de maximumtijd die er voor staat.
Dat wil niet zeggen dat zo’n blog foutloos is, zoals je regelmatig merkt. Meestal voeg ik het blog ’s nachts al toe aan Het Dossier, dat voor de nachtlezer. ’s Ochtends, tijdens het ontbijt, kijk ik het nog eens na en zie dan vaak de meest vreselijke fouten. Dus de mensen die het blog ’s nachts lezen, en dat zijn er een paar, excuses. ’s Nachts ben ik vaak te snel en te slaperig.

Met al die diploma’s heb ik eigenlijk niks gedaan. Nou ja, die marketing, een beetje. Verder heb ik vakken uitgeoefend waar ik niet voor was opgeleid, directeur en schrijver. Goed beschouwd ben ik een professor universitatis foris, a professor of the university of the street, of wat oubolliger geformuleerd: een autodidact. Voor dat bijvak, dat schrijven, had ik dus dat typepakket van zolder. Voor mijn hoofdvak heb ik wel wat managementcursusjes gedaan, maar die vond ik vreselijk. Het meest heb ik gehad aan de harde leerschool der dagelijkse praktijk, management by walking en talking around, dat soort dingen.

Caissières

Woensdag 16 december, Lhee

 

Als men tegenwoordig vraag wat ik doe, dan zeg ik meestal dat ik de butler van mijn vrouw ben, dat klinkt beter dan rentenier of werkeloos, of zoiets. Het is een maffe speling van het leven dat ik mij butler noem. Nog niet zo lang geleden had ik namelijk de pest aan alle huishoudelijke activiteiten. Koken, schoonmaken, klusjes, ik besteedde alles het liefste uit. Ik had er geen interesse voor, geen tijd. Wie met de snelheid van een jaguar leeft, heeft wel iets anders aan zijn hoofd dan het opmaken van een bed.

Aan één huishoudelijke activiteit heb ik nooit een hekel gehad: boodschappen doen. Ik geniet van het door een supermarkt lopen, geniet van de anderen die aan het winkelen zijn. Boodschappen doen is ook mensen kijken. De belangrijkste reden waarom ik er zo van geniet, heeft met de caissière te maken.
Vooral als je altijd op dezelfde plek je boodschappen doet, kun je een speciale band met de caissières krijgen. Ik heb wat met ze geflirt en af geouwehoerd. Lang geleden, ik was nog student, we woonden op de Westkanaaldijk in Nijmegen, zat achter de kassa in de Malvert Philo. Philo kende ik van de obscure clubs waar ik kwam, de clubs waar volop werd geblowd en ik wild danste voor psychedelische projecties van zeepsop op muziek van Ten Years After, The Stones en The Doors. Philo was naast mooi, ook nog heel grappig. Jezus, wat deed ik graag boodschappen. En ook al stond bij haar kassa de langste rij, met plezier sloot ik achter aan.

Vandaag lees ik iets verontrustend over caissières. Grote kans dat ik mijn enthousiasme over deze beroepsgroep moet bijstellen. In de krant lees ik: ‘AH-caissières in Den Haag gaan het wel en wee van oudere klanten in de gaten houden. Zo nodig grijpen ze in.’
De overheid probeert steeds meer een voet tussen onze deuren te krijgen. Als ik ziek word, gaan ze aan mijn keukentafel met een man of zes overleggen hoe ik voor participatie kan zorgen. Zoals je in Oost-Duitsland in elke buurt wel een medewerker van de Stasi had die de boel in de gaten hield, zo gaan nu de caissières van AH die rol spelen.
De caissières, zo schrijft de krant, ‘zullen vanaf begin volgend jaar de gezondheid en het welzijn van hun klanten op leeftijd in de gaten gaan houden. Als zij signalen krijgen dat een oudere bijvoorbeeld eenzaam of vergeetachtig is of zichzelf verwaarloost, knopen ze een gesprek aan en vragen ze of de klant wil praten met in de winkel aanwezige vrijwilligers van een zorgorganisatie’

God behoede dat ik ooit gekoppeld word aan een vrijwilliger van een zorgorganisatie. Ik hoop zo dat de Aldi of de Jumbo van dit soort praktijken verschoond blijft. Ik ga nooit meer naar de AH. De caissière als maatschappelijk en sociale toetssteen. AH-manager Linda Noteboom is wildenthousiast. Ze zegt: ‘Wat mij betreft beginnen we morgen.’ Dadelijk moet ik nog in mijn nette pak naar de AH om maar niet de indruk te wekken dat er iets met me aan de hand is. Flirten zal er niet meer bij zijn. ‘Daar zijn wij niet van gediend, meneer Tonen, dadelijk geven wij u aan bij de aanwezige vrijwilliger van de zorgorganisatie.’
Dat de caissières van AH worden uitgekozen tot maatschappelijke stootgroepen zegt ook wel iets over onze samenleving. Blijkbaar hebben de caissières van AH het beste zicht op ons wel en wee. Je zult zien dat dadelijk onze bonuskaart een rol gaat spelen in onze beoordeling. Als blijkt dat we te veel in blik kopen, of te veel drank, dan staat er zomaar een vrijwilliger van de zorgorganisatie achter je. Of ik even mee wil komen. Uit hun big data blijkt dat het minder goed met me gaat. Uit kostenoverwegingen is men genoodzaakt nu in te grijpen.

Ik heb mijn maatregelen inmiddels genomen. Op internet heb ik me een pseudo identiteit aangemeten. Ik ben nu weer de jonge kerel die zo verliefd was op Philo en bestel al mijn boodschappen voortaan via internet. Oud worden, prima. Maar neem je voorzorgsmaatregelen.

Epibreren

Maandag 14 december, Lhee

 

Mooi initiatief van Onze Taal. Op de site van Genootschap Onze Taal kun je een jaar invullen tussen 1800 en 2014 en dan zie je welk woord of uitdrukking in dat jaar opgang deed.
Uiteraard vul ik mijn geboortejaar in, 1954. Vervolgens komt het mooie woord epibreren te voorschijn. Nog nooit van gehoord? Onze Taal verklaart het woord als volgt:

‘De schrijver Simon Carmiggelt (1913-1987) beschrijft in zijn verhaal ‘Het woord’ uit de bundel Ping pong (1954) een gesprek dat hij voerde met een ambtenaar, toen hij een rapport bij hem ging ophalen. De ambtenaar stelde vast dat het bijna klaar was, en zei: “We moeten het alleen nog even epibreren.” Op de vraag van Carmiggelt wat epibreren betekende, antwoordde de ambtenaar: “Het betekent eigenlijk niets. Het is gewoon maar een woord. Ik heb het zelf verzonnen. Op een dag was er een lastige heer aan het loket die ons haast wilde laten maken met een kwestie, die zijn tijd moest hebben. Ik zei: ‘Meneer, u hebt groot gelijk, maar geef ons nog een weekje om de zaak te epibreren.’ Het woord kwam vanzelf uit zijn volheid te voorschijn. En het werkte uitstekend: de man ging getroost heen.” Het woord is opgenomen in Van Dale, met de betekenis ‘niet nader aan te geven werkzaamheden verrichten waarvan men de indruk wil wekken dat ze belangrijk zijn’.’

Goed dat juist dit woord in mijn geboortejaar naar boven komt. Als je, zoals ik, in de publieke of semi-publieke sector hebt gewerkt, heb je regelmatig met epibreren te maken gehad. Ik denk trouwens dat het woord vanaf 1954 een steeds belangrijkere rol is gaan spelen. Er wordt wat af geëpibreerd in dit land. We hebben onder het epibreren ook nog eens een stevig fundament gelegd door niet door te baggeren regelgeving en procedures.

Als ik het jaartal later op de dag opnieuw invul, blijkt dat er naast epibreren nog drie andere begrippen uit dat jaar stammen. Op de eerste plaats het begrip Sjors van de Rebellenclub. Onze Taal verklaart:

‘Sjors van de Rebellenclub is vanaf half september 1954 de naam van de populaire bijlage met stripverhalen van het tijdschrift Panorama. Dit tijdschrift begon al in 1930 met dit bijvoegsel, onder de naam Sjors, dat aanvankelijk uit het Engels wordt vertaald. Vanaf 1938 wordt Sjors getekend door de Nederlandse striptekenaar Frans Piët (1905-1997), die de hoofdfiguur Sjors later Sjimmie als metgezel geeft. De naam Sjors van de Rebellenclub wordt nu nog overdrachtelijk toegepast op mensen die stof doen opwaaien of amateuristisch te werk gaan, bijvoorbeeld in de politiek. Zo zei de directeur van Greenpeace in 2001: “We zijn geen Sjors van de Rebellenclub maar een uiterst professionele organisatie.’

Uit 1954 stamt ook de prachtige dichtregel van Lucebert, Alles van waarde is weerloos. Heb ik in mijn leven ook veel mee te maken gehad. Het bijwoord van Onze Taal:
‘De dichter Lucebert (1924-1994) publiceert in 1954 het gedicht ‘De zeer oude zingt’, met daarin de zin “Alles van waarde is weerloos.” Deze zin wordt spreekwoordelijk en is bijvoorbeeld veel in rouwadvertenties te lezen.’

Ten slotte stamt uit dat jaar ook nog de uitdrukking een heintje davids, waarover Onze Taal zegt:

‘Heintje Davids (artiestennaam van Hendrika David, 1888-1975), zus van de legendarische Louis Davids (1883-1939), sluit in 1954 een lange theatercarrière af met een grote afscheidstournee. Omdat zij hierna nog een aantal keren een comeback maakt en opnieuw afscheid neemt, wordt haar naam een begrip: een vrouw of een man die telkens opstapt en toch weer terugkeert, bijvoorbeeld in de politiek, heet ‘een heintje davids’.’

Privé-domein

Zondag 13 december, Lhee

 

1.
‘Met De Blogger.’
‘Met Anouchka. Nou, u heeft het mooi voor elkaar.’
‘Pardon?’
‘Denkt u nou echt dat ik kan aanblijven nadat u zo’n blog over mij heeft geschreven?’
‘U wilt toch niet zeggen dat u…’
‘Jazeker. Uw blog was zo scherp en wordt door iedereen hier geciteerd. U gunt me blijkbaar niet dat ik mijn termijn uitdien.’
‘Maar…’
‘Ja, speelt u nou alstublieft niet de vermoorde onschuld. U moet zich realiseren wat u opschrijft.’
‘Ik heb het gisteren opgeschreven…’
‘Ja? En? Wanneer u het opschreef doet er niet toe. U schreef het op, daar gaat om. U wordt bedankt.’
‘Anouchka, ik zweer dat….
‘Anouchka?’

 

2.
Ik geniet ontzettend van De wereld van gisteren van Stefan Zweig. Eén ding zit me ten aanzien van het boek dwars. Niet over het boek van Stefan Zweig zelf, wel over hoe het is uitgegeven. Het boek is uitgebracht in de Privé-domein reeks van De Arbeiderspers. Ik heb menig boek uit de reeks verslonden, met als hoogtepunten de autobiografische boeken van Konstantin Paustovskij, in totaal zo’n zeven delen, het behoort tot het mooiste wat ik ooit heb gelezen.
De reeks Privé-domein muntte uit door het mooie uitgeven. Het was een genot om de boeken alleen al in de hand te houden. Vooral het papier vond ik prachtig, het was papier waar een een structuurtje in zat, niet patserig, juist heel stijlvol. De reeks was vanaf het begin de oogappel van uitgever Martin Ros die inmiddels al lang met pensioen is.
Ik weet niet of de reeks nu nog de oogappel van iemand van de uitgeverij is, want het boek van Stefan Zweig is duidelijk goedkoper uitgegeven dan de vroegere delen. Het papier is lichter en heeft niet die chique uitstraling van weleer. Jammer, vooral omdat De wereld van gisteren het zo verdient.

Ik weet dat Tino alle boeken had verzameld die in de reeks zijn verschenen, een buitengewoon kostbaar bezit. Boven bij hem op zolder stonden ze indrukwekkend in het gelid, ik heb ze een paar keer mogen zien.
De reeks, die startte in 1966, omvat autobiografieën en egodocumenten van voornamelijk literaire auteurs uit vele landen. In de reeks zijn dagboeken, briefwisselingen, persoonlijke notities, aforismen, autobiografieën en memoires vertegenwoordigd. Elk jaar verschijnen nieuwe delen.

De omslagen, in ieder geval van de tot nummer 200 verschenen boeken, zijn ontworpen door Kees Kelfkens (1919-1986). Inmiddels zijn er 283 boeken verschenen.

 

3.
In Moddergat eindelijk weer eens naar het einde van de pier gelopen. Je waant je midden op het wad. Voor je Schiermonnikoog, achter je het vaste land. De zon scheen alsof het lente was.
Het hoofdkwartier in Moddergat lijdt duidelijk onder het gegeven dat we in Drenthe op het platteland wonen. De behoefte om er heen te gaan, is veel minder. Sommige redactieleden vragen zich zelfs af of het niet verkocht moet worden. Het beroerde is dat wij niet weten waar we over drie jaar wonen. Het kan zo maar zijn dat we dan in het hartje van een grote stad wonen en wat zullen we dan weer verlangen naar Moddergat. Voorlopig blijft het hoofdkantoor het hoofdkantoor. Dossierlhee, dat bekt ook niet. Alleen al door de naam van dit blog, Dossiermoddergat, zal het hoofdkwartier in Moddergat blijven staan.
Daar komt bij dat we het krimpgebied Noord-Friesland niet kunnen aandoen om het kantoor naar de Randstad, of nog erger, een Derde Wereldland te verhuizen. Het zou toch een enorme slag voor de werkgelegenheid in Noord-Friesland zijn.

Sterren

Zaterdag 12 december, Moddergat

 

Zoals je goede en slechte wijnjaren hebt, zo heb je dat ook met theaterseizoenen. Ik geloof dat we nu met een buitengewoon goed theaterseizoen bezig zijn. Wyb en ik hebben iets junkie-achtigs als het om theater gaat. Afgelopen week gaven we onszelf een overdosis.

Een week geleden startte de dosis met de nieuwste voorstelling van Erik van Muiswinkel. Het bleek opnieuw dat Erik een uitstekende verhalenverteller is, maar dit programma was veel indringender dan zijn vorige programma. Pas een paar dagen daarna hoorde ik dat Koos Terpstra zijn nieuwe regisseur is. Dat zegt veel, want Koos is niet gauw tevreden en zeker niet met routine en middenweg. Ik gaf de voorstelling een dikke vier sterren. Vandaag kwamen de recensies en die kwamen niet boven de drie sterren uit. Recensenten worden steeds slechter.

Dat bleek ook bij de première van de muziektheaterproductie Robert Long. Paul Groot speelt Robert Long zo goed dat je denkt dat Robert Long uit zijn graf is opgestaan. Zijn tegenspeler daarentegen, zijn naam ben ik vergeten, de man die Leen Jongewaard speelt, is een gillende keukenmeid. De uitstraling van de voorstelling was die van bordkarton, het verhaal was om te huilen zo langdradig en simpel. Ik gaf de voorstelling twee sterren. De kranten die de dag daarna uitkwamen, zaten daar allemaal boven. Ik herhaal: de recensenten worden steeds slechter. Nou moet gezegd dat al die liedjes van Robert Long me niets zeggen, toen niet, nu niet. Er is niet één liedje bij dat me raakt.

Dan was er de nieuwe film -eindelijk weer eens naar de film, wat een genot!- over Steve Jobs. Wauw. Onmiddellijk gaan zien. Wat een scenario, wat een spel. Ik word vrijwel nooit teleurgesteld door film. Vier sterren. Ik heb geen idee wat de recensenten hebben gegeven, want ik volg geen filmrecensies.

Op dinsdag eindelijk voor het eerst naar het vernieuwde Rijksmuseum. Leve de Haagse School. Ik was vergeten dat het Rijks zoveel Haagse School had. Rembrandt, Vermeer, och: zes sterren.

Vervolgens gingen we naar De Warme Winkel die bij de voorstelling De lange dagreis naar de nacht, achter op het toneel, de Achterkant speelt. Wat een lef en inventiviteit, er is geen theatergezelschap in Nederland die zoveel durft als De Warme Winkel. Grote bewondering ook voor de acteurs van Toneelgroep Amsterdam die in De lange dagreis spelen en tussendoor bij de Achterkant binnenvallen. Vijf sterren. Ik geloof dat dit zo’n beetje door de recensenten is gedeeld. De voorstelling werd eerder dit jaar geselecteerd voor het Theaterfestival. De recensenten zijn zo gek nog niet.

De dag daarop naar NUHR, met Viggo Waas, Peter Heerschop, Joep van Deudekom en Eddy B. Wahr. Eerlijk gezegd dacht ik bij het vorige programma van NUHR dat het wel eens gedaan zou kunnen zijn met hun samenwerking. Die gedachte wordt met deze voorstelling volkomen gelogenstraft. De mannen hebben zich opnieuw uitgevonden in een keihard, razendsnel gespeelde voorstelling. De voorstelling moet nog in première gaan. Als die recensenten minder dan vijf sterren geven, ga ik ze persoonlijk opzoeken.

En dan was er ook nog de opening van de David Bowie tentoonstelling in het Groninger Museum. De opening bestond onder andere uit een concert van het Noord Nederlands Orkest in De Oosterpoort, waar zowel Wyb als ik vele voetstappen hebben liggen. Die voetstappen hebben elkaar toen niet overlapt. Meteen nadat ik uit Groningen weg was, ging Wyb er in het restaurant werken (hier zit geen verband tussen).
Het orkest speelde muziek van Philip Glass en Richard Strauss, Vier letzte lieder. Wende Snijders zong nog een nummer van David Bowie, gearrangeerd voor orkest. Allemaal prima. Glass en Strauss drie sterren, Wende vier sterren. Daarna speelde het NNO nog een medley van nummers van David Bowie. Popmuziek gearrangeerd voor een symfonieorkest. Nooit aan beginnen. De muziek klinkt meteen lullig. Het wordt toch meteen de Luchtmachtkapel die popiejopie doet. Twee sterren

Daarna snel naar het Groninger Museum. Het was te druk om de tentoonstelling te zien, daar gaan we nog wel een keer voor terug. We gingen er vooral heen om Wende Snijders songs van David Bowie te horen zingen. Wende met een strijkersensemble. Jammer genoeg duurde het maar een half uurtje, had voor mij de hele avond mogen duren. Ik denk dat ik de songs van David Bowie beter door Wende worden vertolkt dan door David Bowie zelf. Met David Bowie is het als met Robert Long, hij heeft me nog nooit geraakt. Bij Bowie wordt zijn muziek altijd aanstellerij. Wende: vijf sterren.

Het was afgelopen week een overdosis, maar wat maakt het uit als de sky not the limit is en de sterren om je hoofd vliegen, denk elke junk.

Kamervoorzitter

Vrijdag 11 december, Lhee

 

De voorzitter van de Tweede Kamer is Anouchka van Miltenburg. Ze bekleedt een belangrijke en eervolle functie die voorgangers van haar tot grote hoogte liet stijgen. Haar voorganger was de PvdA’er Gerdi Verbeet, gerespecteerd van links tot rechts, een voorzitter waar het land trots op was. Hetzelfde geldt voor haar voorgangers de VVD’er Frans Weisglas en de PvdA’er Jeltje van Nieuwenhoven.
Bij Anouchka van Miltenburg ligt dat een tikkeltje, nou, zeg maar tikkel, anders. Als je aan Kamerleden vraagt wat ze van haar optreden vinden, dan is het antwoord: ‘Totaal ongeschikt.’ Of: ‘Als het kabinet valt, zijn we ook van dit probleem af.’

Een paar maanden geleden zag ik Anouchka bij Pauw zitten. Ik besloot eens goed op haar te letten en wat ik zag was een kinderachtige vrouw. Ik heb zelden iemand gezien die zo blij was dat ze aan tafel bij Jeroen Pauw mocht zitten. Je zag haar bijna letterlijk trappelen van blijdschap. Het kirren kon ze niet onderdrukken, dat klonk door al haar woorden heen. Voortdurend was ze met haar haar bezig want ja, het mocht eens niet goed zitten. Om haar lippen dansten ijdeltuiterige trekjes. Waren haar voorgangers taalvirtuozen, uit wat en hoe ze het formuleerde bleek dat dit bij haar minder het geval is. Dat kan ook komen omdat ze opgewonden was -met Jeroen Pauw aan een tafel, dat zou ze elke dag wel willen.

Onze Kamervoorzitter heeft inmiddels een lange lijst van stommiteiten kunnen opbouwen. Zo beschuldigde ze Groen Links Kamerlid Linda Voortman onterecht van lekken van vertrouwelijke informatie en heeft ze de gave om microfoons aan te laten staan op momenten dat haar dit slecht uitkomt. Wanneer de Partij voor de Dieren haar partijgenoot Henk Kamp, minister van Economische Zaken, onder vuur neemt, zegt ze ‘much ado about nothing’ tegen een medewerker zonder te beseffen dat haar microfoon openstaat, waarna weer excuses moeten volgen.
Elke keer wordt ze weer beschuldigd van partijdigheid. Toen Sybrand Buma haar daar in een debat op wees, schorste ze geëmotioneerd de vergadering, haar tranend verbijtend. Stonden de Kamervoorzitters voor haar onmiskenbaar ver boven de partijen, Anouchka denkt dat ze als Kamervoorzitter vooral de VVD moet dienen. Als ik haar zie optreden, krijg ik het woord kinderachtig maar niet uit mijn hoofd. Ik wil ten slotte nog even attenderen op de paniek in haar ogen als ze moeilijke vragen krijgt.

Ik begin over haar omdat ze weer een opmerkelijke rol speelt in die bonnetjes affaire rond Teeven en Opstelten. In het onderzoeksrapport over de kwestie staat dat Van Miltenburg een brief kreeg van een anonieme klokkenluider. Hij geeft daarin belangrijke details over de deal, waaronder het precieze bedrag waarover het ging, het bedrag waar de Kamer al maanden naar vroeg. Van Miltenburg zegt deze brief nooit te hebben gezien omdat haar staf anonieme brieven standaard vernietigt. Hoe dom kun je zijn.
Een tijdje later krijgt de Anouchka de brief zeker in handen. Een journalist van Nieuwsuur overhandigt haar een kopie van het origineel. Terwijl het onderwerp toen al hot was, de onderzoekscommissie al aan het werk, ging de brief opnieuw door de shredder. De voorzitter van de onderzoekscommissie zegt: ‘Het had voor de hand gelegen dat ze ons had geïnformeerd. Dat is niet gebeurd… Meer dan onhandig.’
Dit alles heeft opnieuw veel weg van het dekken van haar eigen partij. Onhandigheid op onhandigheid. De Kamervoorzitter zegt dat ze de brief vernietigde op aandringen van de journalist. Maar zelf ontkent de journalist dat.
Volgende week zullen hier vragen over worden gesteld in de Tweede Kamer. Ik raad de lezer vooral aan op haar ogen te letten. Onzekerheid, angst, paniek.

Speelbal

Woensdag 9 december, Lhee

 

Het zijn verwarrende tijden. Anderhalve week geleden begon, zo meldde het nieuws, de winter. Dat wil zeggen: de meteorologische winter. Wat is dat voor een gedonder? Het is winter of het is geen winter. Voor mij begint de winter al zestig jaar op 21 december. Nou schijnt het dat je tegenwoordig dus ook een meteorologische winter hebt. De astronomische winter begint de 21ste, de meteorologische op 1 december. Geen idee wie dat heeft bedacht.
Het is helemaal verwarrend omdat het geen winter is. Ik heb zojuist buiten in de zon op ons bankje gezeten. Als ik vandaag was ontwaakt uit een coma, en je had me wijsgemaakt dat het half september is, had ik het ook geloofd.

Misschien is dit heerlijke weer wel het gevolg van de opwarming van de aarde. Al eerder pleitte ik voor nog iets meer opwarming opdat Moddergat een subtropisch klimaat krijgt. Ik praat daar zo luchtig over omdat ik, eerlijk gezegd, wel een beetje een klimaatscepticus ben.
Ik zeg ‘een beetje’ omdat ik best geloof dat de aarde opwarmt. Ik denk alleen dat de invloed van de mens daarop zeer beperkt is. De laatste ijstijd was zo’n 21.000 geleden, dat was een vrij milde ijstijd met buitengewoon koud weer, de temperatuur daalde in Nederland regelmatig tot -30. De ijstijden daarvoor was het helemaal bar en boos. Tot halverwege Nederland lag er een gletsjer van 2 kilometer dik, geen kattenpis dus. Toen die gletsjers wegtrokken, was er echt niemand die zich druk maakte over de opwarming van de aarde.

Wij, onszelf overschattende aardse schimmelsoort, denken dat we de boel kunnen sturen. Ik geloof daar niets van. Op de eerste plaats door ons wezen, de mens is een kwaadaardige en irrationele schimmelsoort die onderling geen afspraken kan maken; op de tweede plaats omdat de bal, die wij aarde noemen, nogal grillig is. Zo zorgt hij ervoor dat er ijstijden zijn, zo zorgt hij voor warmere tijden. En wij denken dat we die bal kunnen manipuleren?
Dat zou alleen kunnen als we de as van de aarde tot een andere beweging konden manipuleren, denk ik. Ik heb daar het beeld bij dat we met z’n 7 miljard mensen op een bepaald punt gaan staan waardoor de aarde net even anders gaat bewegen en een ijstijd, of de opwarming, wordt gekeerd. Ik dacht altijd dat dit de enige mogelijkheid was om enig gewicht in de schaal te leggen.

Zelfs die gedachte werd de grond ingeboord toen ik hoorde dat we met z’n allen, dus met die 7 miljard mensen, makkelijk in Texas zouden kunnen gaan wonen. Wij in Nederland denken dat we een dichtbevolkt land zijn met 400 mensen per vierkante kilometer. In Macau, bijvoorbeeld, wonen gemiddeld 19.610 mensen per vierkante kilometer. In Monaco zijn dat er 17.676 per vierkante kilometer en daar hoor je toch echt niemand klagen.

Hoezo is Nederland vol? Quatsch. Je hoort rechtse politici regelmatig aan die wanhopige politici in het midden vragen wanneer de maat nou vol is met al die vluchtelingen. Redelijke politici beginnen dan altijd te stotteren. Wie het weet mag het zeggen. Hierbij een poging. Als we uitgaan van Macau, dus van het gemiddelde van 19.610 mensen per vierkante meter, dan kunnen er in Nederland, met wat inschikken, 485 miljoen mensen wonen. Is dat erg? Blijkbaar niet, want de gemiddelde inwoner van Macau, zo blijkt uit onderzoek, is veel gelukkiger dan de gemiddelde Nederlander. Wat ook al geldt voor de inwoners van Monaco. Hoe meer mensen dus hoe meer vreugd, het oude spreekwoord krijgt alweer gelijk.

Wedden dat er over 10.000 jaar weer een ijstijd aankomt? Zul je zien dat we met z’n allen juist voor meer CO2 uitstoot moeten gaan zorgen om tegenwicht te bieden. En wedden dat dit ook weer een minimaal effect heeft? Als schimmel ben en blijf je nou eenmaal speelbal van De Grote Natuur.

Sentimental Journey

Zondag 6 december, Lhee

 

We rijden met Anneke naar Albert, haar broer, die een zware operatie heeft ondergaan en nu thuis aan het herstellen is. Albert en Diny wonen in Tolhuis, in Nijmegen. Ik heb geen idee hoe lang ik niet in Nijmegen ben geweest. Ik vermoed dat het de langste periode is dat ik er geen stap heb gezet.
Op weg naar het zuiden maakt zich van Wyb en mij al een soort opgewondenheid meester. Nog niet zo lang geleden reden we tenminste tweemaal per week van Meppel naar Den Bosch. In de verte zag ik dan altijd Nijmegen liggen. De stad die ik toch altijd nog beschouw als mijn werkelijke biotoop. Ik vind het heerlijk om in andere, vreemde biotopen te zijn, dat neemt niet weg dat alleen Nijmegen als een oude jas zit.

Als we de brug van Beuningen over zijn en afslag Venlo nemen, zie ik de Hatertse Vennen liggen, de bossen die ik op mijn duimpje ken. Ik woonde zelfs tweemaal tegenover de Hatertse Vennen, hadden mijn huizen uitzicht op het gebied dat in al die jaren van een ruig bos werd teruggedrongen tot een soort stadspark. Jammer.

Er zijn weinig, en steeds minder mensen, die kunnen zeggen dat ze door Dukenburg liepen toen er nog geen huis stond. Ik behoor tot die weinigen. Zo nu en dan waagde ik de smalle brug over het Maas-Waal Kanaal te nemen, de brug die me als jongetje van Hatert naar Dukenburg bracht. Het was vijandig gebied voor een jongetje omdat ik van de bewoonde wereld opeens op het platteland stond. Overal koeien, weggetjes die zich richting de Hatertse Vennen kronkelde, hier en daar een boerderij. In een nieuwbouwwijk wist ik waar ik op moest letten, de natuur was iets heel anders.

Nijmegen. Ik ben er extra gevoelig voor, denk ik, omdat ik een boek aan het schrijven ben dat zich hier afspeelt, tenminste, de passages waar ik nu mee bezig ben. Ik kom langs de boerderij waar ik voor het eerst met Jacques ‘uitging’. Ik kom langs onze oude middelbare school. Dat wil zeggen: de plek. In plaats van een school staan er nu woonflats. Het bosje, waar we onze pauzes doorbrachten, is er gelukkig nog.

We rijden eerst langs Wezenhof, waar ik op twee plekken heb gewoond, daarna langs Aldenhof waar ik met mijn ouders in een maisonnette woonde.
‘Wat is een maisonnette eigenlijk?’ vraagt Wyb die wel de goede uitspraak weet, maar niet hoe zo’n woning eruit ziet.
‘Een flat met twee verdiepingen,’ leg ik uit.

Na Albert en Diny gaan we naar Jan en Connie in Nijmegen-Oost. Op de Graafseweg rijden we langs het oude kloostergebouw waar ik studeerde. Nou ja, studeerde, ik leerde er vooral hoe je instituten moest bezetten. Het belangrijkste wat ik daarvan weer leerde: organiseren. Dat organiseren werd uiteindelijk mijn beroep. De vakken waarvoor ik daar daadwerkelijk zat, Nederlands en Geschiedenis, hingen er een beetje bij. In Nijmegen in de jaren ’70 werd het slechtste onderwijs ever gegeven. Ik was er met mijn opstandig gedrag mede schuldig aan.

Op weg naar Jan en Connie rijden we langs Neerbosch-Oost. In de verte zie ik de flat waarin mijn moeder woonde, een beetje rechts daarvan het verzorgingshuis waarin ze tenslotte belandde.
Jan en Connie wonen in Nijmegen-Oost, de wijk waar ik werd geboren. Dat klinkt mooier dan het toen klonk. Nu is het een geliefde wijk voor yuppen en universitaire docenten, toen was het voor een groot deel een volkswijk. Jan en Connie wonen vlak bij Jeugdtheater Kwatta, gevestigd in een oud badhuis op de Daalseweg, lang geleden werkte Wyb er een paar jaar.

De reis is inmiddels ontaard in een sentimental journey. Er is bijna geen straat in Nijmegen waar ik geen herinnering aan heb. Terug naar Drenthe gaan we niet over Beuningen. We nemen mijn oude, vertrouwde Waalbrug waar ik zoveel overheen heb gelopen en gefietst. In ieder geval elk jaar één keer als we onze Paastocht naar Lent liepen. De dijk waarover we liepen, bestaat niet meer. Door het verleggen van de Waalbocht, is mijn biotoop daar zo veranderd dat ik het niet meer als onderdeel van mijn biotoop kan beschouwen.

Om de sentimental journey compleet te maken, rijden we op de terugweg langs ons oude huis in de Jac. van Looystraat in Arnhem op de Paasberg. We rijden langs het bos dat wij het Dickensbos noemen omdat we er altijd met Dickens gingen wandelen.
Op de A50 geef ik flink veel gas opdat we snel thuis zijn. Een thuis dat ver verwijderd is van mijn oude biotoop. Ik ben benieuwd hoe lang het duurt voordat ik opnieuw door het landschap van mijn jeugd rij.

Vergeefs

Zaterdag 5 december, Lhee

 

 

Ik strengel het een na het ander aaneen,
wat was en is stop ik in gedicht bijeen.
Een mens, een woord, verwoed verzamel ik.
Och, vergeefs –de tijd speelt alles weer uiteen.

De cijfers

Vrijdag 4 december, Lhee

 

Gisteren schreef ik in mijn blog: ‘De aandacht die kranten en televisie aan sport besteden is buiten alle proporties. Dat komt omdat politici en opinion leaders denken dat met sport het volk wordt bediend.’ Een ongenuanceerde uitspraak? Nou ben ik daar over het algemeen niet vies van. Vandaag wil ik die uitspraak graag met cijfers onderbouwen. Ik vergelijk de cijfers van het betaald voetbal met de diverse cultuuruitingen zodat de lezer de proporties ziet waar het om gaat.

Ik ben gelukkig geen wetenschapper dus de cijfers stammen niet allemaal uit hetzelfde jaar. Wat geen ramp is, want ik zie dat er jaarlijks niet zoveel fluctuaties zijn. Het gaat in dit blog steeds om de cijfers van het laatste jaar dat ik kon vinden. Ga er even lekker voor zitten.

In totaal gaan er zo’n 38 miljoen mensen naar de musea. De musea zijn daarmee, als het gaat om fysieke bezoeken, de koploper.

De bioscopen staan op de tweede plaats met 30,8 miljoen bezoekers.

De theater- en concertzalen hebben zo’n 12 miljoen bezoekers.

De festivals ontvangen 21,5 miljoen bezoekers.

De bibliotheken hebben in totaal 3,8 miljoen leden, die in totaal 72,4 miljoen boeken lenen. In 1999 was dat overigens nog 144 miljoen. Daar is een scherpe daling merkbaar.

Het aantal boeken dat in de boekwinkels wordt verkocht, ligt momenteel op 37,3 miljoen.

Hoe zit het dan met onze volkssport nummer 1, waar onze bestuurders zo’n warme steun aan verlenen omdat ze dan het idee hebben dat ze iets voor het volk doen?
In totaal gingen er op seizoensbasis 5,8 miljoen mensen naar de eredivisie. Naar de eerste divisie, ik gebruik nog steeds de naam uit mijn jeugd, gaan 1,1 miljoen mensen. In totaal gaan er dus 7 miljoen mensen naar het betaald voetbal.

Die 7 miljoen bezoeken staan in schril contrast met de 102,3 miljoen bezoeken aan culturele uitingen en de 114,7 miljoen keer dat een boek werd aangeschaft/geleend.

Op zich niets mis mee, maar als je dan kijkt naar de enorme aandacht voor sport op televisie en dat vergelijkt met de zendtijd voor kunst en cultuur, dan is dat wel om te janken. Ik wijt het toch aan het wijdverbreid misverstand dat voetbal voor een breed publiek is en cultuur elitair zou zijn. De cijfers bewijzen dat het tegendeel het geval is.

Kunststof

Donderdag 3 december, Lhee

Een van mijn lievelingsprogramma’s op de radio is Kunststof, het wordt ’s avonds uitgezonden van zeven tot acht. Het fijne van Kunststof is dat iemand uit de kunst- of mediawereld een uur lang te gast is. Dit geeft de mogelijkheid om diep in iemands leven en werk te duiken, maar ook weer niet te lang zodat je na enige tijd afhaakt. Een interview van een uur vind ik precies de goede lengte. Tenminste, als zowel de interviewer als de gast goed zijn en dat is bij Kunststof meestal het geval.

Het is niet zo dat ik van zeven tot acht aan de radio zit gekluisterd. Eerlijk gezegd kijk ik rond die tijd, als het kan, meestal naar De Wereld Draait Door. Ik heb Kunststof vooral leren kennen door mijn lange autotochten. Door het programma werd zelfs een tocht naar huis, na een dag lang werken, een genot.
Nu beluister ik het programma meestal als podcast. Gelukkig is er een goed Kunststof archief waardoor je de verschillende interviews op elk gewenst moment kunt beluisteren. Zo is een lange treinreis een prima gelegenheid. Ander moment waarop ik het graag terug luister, is tijdens het koken.

Ik kom erop omdat er met Kunststof iets heel irritants annex is. Op avonden dat er voetbal is, wordt het programma wreed verstoord door voetbalflitsen. Een of andere lul de behanger vertelt dan opgewonden dat het bij FC Knudde en Door Vriendschap Een nog steeds 0-0 staat. Alsof iemand dat ene zak interesseert. Omdat Kunststof op NPO 1 wordt uitgezonden schijnt het normaal te moeten zijn dat Elly de Waard of Reinbert de Leeuw wordt onderbroken door non-informatie. Alsof er iemand afstemt op Kunststof voor die paar gemankeerde voetbalfragmenten. Mensen die van voetbal houden, zitten naar een of ander betaalkanaal te koekeloeren of wachten de goede samenvatting van de wedstrijd af.

In De wereld van gisteren, dat prachtige boek van Stefan Zweig, las ik vandaag de volgende passage, hij beschrijft het Wenen van rond 1900: ‘Muziek maken, dansen, toneelspelen, conserveren, zich smaakvol en hoffelijk gedragen werd hier bedreven als een bijzondere kunst. Niet het militaire, niet het politieke, niet het commerciële woog het zwaarst in het leven van individu of gemeenschap; de eerste blik die de Weense doorsneeburger ’s morgens in de krant wierp gold niet de discussie in het parlement of het wereldgebeuren, maar het repertoire van het theater, dat een voor andere steden nauwelijks te begrijpen centrale plaats innam in het openbare leven van de stad.’
Het trof me omdat er dus best periodes in de menselijke geschiedenis zijn geweest waar ik wel graag had willen leven.

Ik vind het opmerkelijk dat Zweig het helemaal niet heeft over sport. Sport speelde in die periode helemaal geen rol. Wat een genot. De aandacht die kranten en televisie aan sport besteden is buiten alle proporties. Dat komt omdat politici en opinion leaders denken dat met sport het volk wordt bediend. Dat eindeloze uitzenden van wedstrijden, dat eindeloze afdrukken van uitslagen, het is seconde-informatie (nieuwe term). Men neemt even ergens kennis van en weg is de kennis weer.
Om op Kunststof terug te komen. Zolang Kunststof blijf geteisterd door dat voetbal, mag, vind ik, het voetbal worden geteisterd door de kunst. Als Barcelona tegen Real Madrid speelt, mag daar best een nieuwsflits tussendoor komen dat Arnon Grunberg zojuist zijn nieuwe roman heeft voltooid en opgestuurd naar zijn uitgever of dat morgen de nieuwe dichtbundel van Marjolein de Vos verschijnt.

‘Ja, ja, Messi, prachtige dribbel van Messi, wat een fantastische rush naar het doel van… O sorry, wij krijgen nu het bericht dat we moeten terugschakelen naar Hilversum. Er schijnt bijzonder nieuws over Toneelgroep Amsterdam te zijn. We moeten u een momentje missen. Tot dadelijk.’

Melk

Woensdag 2 december, Lhee

 

Er staan vier pakken melk op de aanrecht, de bovenkant is er vanaf gesneden. Ik beschouw ze als het symbool van mijn nieuwe bestaan. In die pakken melk stop ik de spullen die in de biobak kunnen, zoals schillen, kroosten en pitten. Nog geen maand geleden was het ondenkbaar dat die pakken daar stonden, alsof ik daar tijd en aandacht voor kon hebben.

Mijn specialiteit was toch altijd het harde en het snelle werken. Het logisch gevolg daarvan is dat je een heleboel dingen moet verwaarlozen. Dat is nu radicaal anders. Ik heb alle tijd om te lezen, te schrijven en daarna te koken.
Ook zoiets onvoorstelbaar. Een paar jaar geleden at ik het liefst buiten de deur. Zelf koken? Veel te veel werk, wat een gedoe. Sinds een paar jaar schil ik met liefde een winterpeen of aardappel.

Met lede ogen volg ik deze dagen het uitkomen van het onderzoeksrapport rond het wanbeheer van ROC Leiden, schoolbestuurders die megalomane nieuwbouw lieten prevaleren boven goed onderwijs. Het is wat met die publieke en semi-publieke bestuurders. Het onderwijs, de woningbouwcoöperaties, de ziekenhuizen, de zorgverzekerraars, geen sector blijft verschoond van de incompetente graaiers. Het zal van alle tijden zijn, toch heb ik het idee dat ik lid ben van een generatie waarbij het doorslaat. Terwijl het toch ook de generatie is die ooit zong dat de tijden zouden veranderen. Och, het zal vast de schuld zijn van die neo-liberalen. Marktwerking introduceren voor organisaties waarbij helemaal geen sprake is van markt. Voer voor oplichters.

Ik werkte dan wel snel, dat betekende niet dat ik onzorgvuldig was. Gelukkig heb ik geen enkele organisatie waar ik ooit leiding aan gaf met lijken in de kast opgescheept. Integendeel. Hoogstens dat een bestuur, bij mijn vertrek, besloot dat het met een opvolger, wat hectiek betreft, wel een tandje lager mocht. Grimlachend zag ik daar dan weer het resultaat van.

Natuurlijk kwamen ook bij mij of medewerkers wel eens megalomane ideeën op. Er deden zich prachtige ‘verdienkansen’ voor als we daar of daar in zouden investeren. ‘Prima,’ zei ik dan, ‘laten we het doen, maar onder voorwaarden dat jij persoonlijk garant staat, laat je huis maar borg staan.’ Ik heb in al die jaren nooit meegemaakt dat een plan dan doorging.
Publiek geld is makkelijk uit te geven, niemand is verantwoordelijk, bij falen is de pijn abstract. Daarom heb ik mij altijd voorgehouden dat het belastinggeld dat ik mocht uitgeven eigenlijk mijn eigen geld is. Ik heb me altijd de vraag gesteld welke beslissing ik zou nemen als ik het verlies moest dragen. Dan wordt je opeens een stuk voorzichtiger.

Daar hoef ik me nu niet mee bezig te houden. Nu bekommer ik me om gezond en goed eten. Zie je dat het bij de afgesneden pakken melk om biologische melk gaat? Je betaalt een paar dubbeltjes meer, maar je zorgt er wel voor dat die prachtige koeien niet veroordeeld zijn om in die mega-stallen te leven. Een koe hoort in de wei. Nou heb ik een nicht die daar op is gepromoveerd en zegt dat een koe net zo lief in een mega-stal als in wei staat. Zal wel wezen, maar ik heb een koe wel een wei, maar nog nooit een stal in zien dansen.

Alle rechten voorbehouden © Gerard Tonen 2015