Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2016, juni

Teek

Donderdag 30 juni, Lhee

 

Wij wonen nu ruim twee jaar in Lhee. Achter onze tuin: bos. Naast ons huis aan weerskanten: weilanden. Voor ons huis: weiland. Het grote voordeel van hier wonen, is dat je de tuin uitloopt en in een van de mooiste natuurgebieden van Nederland staat. Wij struinen heel wat af in die bossen.

Het is trouwens opmerkelijk hoe weinig mensen dat doen. Om ons heen zitten diverse campings, waar veel mensen verblijven. Als ik zeg dat ik in Dwingeloo woon, zegt vrijwel iedereen dat hij daar wel eens is geweest. In de Albert Heijn is het in de zomer tien keer zo druk als in de winter. Toch zie ik al wandelend door het bos wonderlijk weinig mensen. Het aantal mensen dat een wandeling door een bos maakt, is volgens mij nog harder achteruit gelopen dan het aantal mensen dat een boek leest.

Ik vind dat prima. Hoe rustiger in het bos hoe beter. Ik vrees alleen dat veel mensen die vroeger gewoon door het bos wandelden, nu een mountainbike hebben gekocht en met een stel andere mannen met dikke buiken de bossen onveilig maken. Komt er weer zo’n gek van middelbare leeftijd langs jakkeren die geen afscheid van zijn jeugd kan nemen, zijn buik verpakt in strak wielrennertenue Als het tegenwoordig niet snel gaat, vindt de gemiddelde Nederlander er geen fuck aan. Gelukkig gaat wandelen heel langzaam.

Het mag een wonder heten -en nu kom ik bij het eigenlijke onderwerp- dat zowel Wyb als ik nooit een tekenbeet hebben gehad. Komt misschien wel omdat Gijs, onze kat, een soort magneet is voor die beestjes. Elke avond ontdoen we hem van een paar teken.

Eergisteren bij het opstaan voelde ik wat jeuk in mijn lies. Ik krab wat gedachteloos de jeuk weg, wat niet lukt. Als ik beter kijk, zie ik dat er een teek zit en om de teek een flinke allergische reactie. Na lang zoeken vindt Wyb een tekentang en na een kleine operatie weten we het beestje uit mijn lies te trekken. Klote beesten.

De allergische reactie werd er niet minder van en de afgelopen dagen werd de plek groter en roder. Gelukkig verscheen er niet zo’n rode ring om zoals je die op affiches in wachtkamers van dokters wel ziet, het teken dat de ziekte van lyme zich aandient. Toeval wil dat Wyb en ik vanochtend al vroeg een afspraak bij de huisarts hebben voor wat preventieve spuiten voor onze reis naar China in juli. Vakkundig prikt de doktersassistente de ene spuit in mijn rechter bovenarm, de ander in mijn linker bovenarm.

Nu ik er toch ben, laat ik ook de tekenbeet zien waarvan de allergische reactie niet minder is geworden. De rode plakkaat rond het wondje wordt groter en groter. De assistente vindt het toch beter om een huisarts erbij te halen en daar zijn er in Dwingeloo een paar van.
Even later staat een huisarts uitvoerig mijn lies te bestuderen en besluit dat het toch goed is om mij een kuur te geven. ‘Niet iedereen krijgt zo’n ring om een tekenbeet als er van lyme sprake is en deze reactie is toch wel heftig.’ De aankomende twee weken zit ik dus aan een kuur vast. Nou ja, beter voorkomen dan genezen, zei mijn oma altijd.
Vandaag heb ik de meeste last van die twee spuiten. In mijn bovenarmen zeurt de pijn. Tot het einde van de middag zijn mijn armen twee pijnlijke uithangsels die met moeite willen bewegen.

Storebox

Woensdag 29 juni, Lhee

 

Ik heb echt niets te klagen over ons huis. Enige opmerking die je zou kunnen maken, is dat het wat klein is. We hebben maar een slaapkamer, die bovendien onder een schuin dak ligt waardoor er geen kasten kunnen staan. Hetzelfde geldt voor de woonkamer. Omdat het een oude boerderij is, de woonkamer in de oude stal is gesitueerd, zijn er weinig hoge muren.

Het gevolg is dat we veel van onze spullen helemaal niet kwijt konden. In Meppel hebben we daarom in een opslagruimte een storebox gehuurd. Twee jaar geleden hebben we een deel van onze spullen daarin neergezet. En nooit meer naar gekeken. Bestaat de opslagruimte nog? Staan onze spullen er nog? Hebben de muizen inmiddels ons bezit opgevreten? We hebben geen idee. Daarom besloten we gisteren maar eens een kijkje te nemen.

We houden de elektronische sleutel tegen de roldeur en verdomd, zonder verder iets te doen opent de deur zich vanzelf. Een hoog ‘sesam-open-u’ gehalte. Het is zo lang geleden dat we er waren dat we niet eens meer weten welke box van ons is. Pas na enig zoeken, vinden we de deur waar onze sleutel op past.

Met wat gehannes krijgen we de deur open en dan zien we eindelijk ons bezit terug. Een stuk of twintig dozen met boeken, stoelen, een antiek bed, twee gedemonteerde boekenkasten en meer van dat soort dingen.
Ze staan hier nu twee jaar en we hebben niets gemist. We zijn gaan kijken uit een soort schuldgevoel omdat we nooit meer naar ze om hebben gekeken. Als de muizen de boel hadden opgevreten, was er niets aan de hand geweest. Ik kan eigenlijk niets anders dan constateren dat dit overbodig bezit is.

Wyb en ik lopen door de spullen heen. Zijn er dingen die we nodig hebben, uit de box moeten redden? Nee, we kunnen alles blijven missen. Het is toch een raar iets met bezit. Hoeveel kun je wel niet missen? Uit het zicht, uit het hart.
‘Als we al deze spullen nou eens verkopen? Elke maand betalen we huur om ze hier te stallen.’
‘Misschien best een goed idee,’ vindt ook Wyb.

We maken wat dozen open. Papieren, boeken, veel herinneringen. Wat als we ze weggooien? We zouden niets missen. Enigszins teleurgesteld sluiten we de storebox weer. Heimelijk had ik gehoopt dingen tegen te komen die ik eigenlijk ontzettend had gemist, iets wat me zou verrassen, waarvan ik zou zeggen: ‘Wat goed dat we het weer terugvinden.’ Zelfs die verrassing wordt me niet gegund.

Met wat gehannes doen we de box weer op slot. Het kan best zijn dat het opnieuw twee jaar duurt voordat we de spullen terugzien. Nu blijft in het ongewisse of we wel of niet definitief afscheid van de spullen nemen. Zowel Wyb als ik komen niet meer terug op deze radicale gedachte. Ik denk dat we er nog niet aan toe zijn. Over twee jaar zal dat anders zijn, vrees ik voor de spullen. Zonder enige spijt laten we dit deel van ons bezit weer achter. Even de elektronische sleutel tegen de roldeur en de deur sluit zich weer. Terug naar ons huis dat opnieuw langzaam dichtslibt met nieuw bezit.

Camper

Dinsdag 28 juni, Lhee

 

Dromen. ‘Droom je door de mazen van de wet,’ was een zin die ik in een lied hoorde van Het Pauperparadijs. Ik ben goed in dromen. En dan bedoel ik niet het ’s nachts dromen, ’s nachts droom ik nooit bewust. Ik ben vooral goed in het dromen overdag. Alleen al door een woord kan ik mij een andere werkelijkheid scheppen.

De kinderen moeten er vaak om lachen. Zeg ik: ‘We gaan een bed & breakfast in Frankrijk beginnen.’ Beginnen ze hard te lachen en dan sommen ze alle plannen op die Wyb en ik al hebben gedroomd. ‘Wedden dat er niets van komt?’ Ze sommen nooit de dingen op die we wel hebben gerealiseerd.

Eergisteren waren we bij Het Pauperparadijs. Dat, even een zijweggetje, een groot succes is. Vandaag werd het 40.000ste kaart verkocht. Alle voorstellingen zijn nu uitverkocht. Vorige week schreef ik al dat het een voorstelling is die je zeker moet zien en gaf daarbij de gouden tip dat je snel kaarten moest kopen omdat de tickets de deur uitvlogen. Wie met die gouden tip niets heeft gedaan, heeft pech gehad. Vanaf vandaag is er geen kaartje meer te krijgen. Tot en met de laatste voorstelling op 7 augustus is alles uitverkocht.

Even terug naar de eerste zin van de vorige alinea. Eergisteren waren we dus bij Het Pauperparadijs. We kwamen daar diverse kennissen tegen die naar mijn gouden tip hadden geluisterd. Een van hen vertelde dat ze haar camper te koop had gezet en gaf een beschrijving van de camper. Nou moet je tegen mij niet het woord camper zeggen want dan begin ik meteen te dromen.

Zo zie ik mij al mijn hele leven met een camper door Europa trekken. Dan sta je daar een week en vervolgens trek je door naar een volgende plek. Ik ben geen reiziger, maar ik hou wel van me verplaatsen. Als je een camper hebt, heb je een thuis dat altijd met je meegaat als je je verplaatst.

Een van de projecten die al heel lang in mijn map ‘ideeën’ zit, is de reis die ik graag via de hele kust van Europa wil maken. Ik zou in het hoge noorden in Zweden willen beginnen en dan via de kust van Noorwegen afdalen naar Zuid-Europa om vervolgens in Portugal, op het punt waar de Atlantische Oceaan overgaat in de Middellandse Zee, links af te slaan en dan via de zuidkust van Europa naar de Bosporus te reizen. Ik zou dan van plek naar plek willen reizen en bij belangrijke en bijzondere plekken een verhaal over die plek willen schrijven.

Gisteren zijn we naar de camper wezen kijken. Mooi ding. Een ding om dromen mee te verwezenlijken. Wyb en ik overwegen de camper te kopen, maar al pratende over onze toekomst komen er andere dromen tussendoor. Omdat mijn toekomst steeds korter wordt, is er de noodzaak om er goed over na te denken. Bernadette en Peter, twee van mijn oudste vrienden, ze waren bij dezelfde voorstelling van Het Pauperparadijs, zij volgden de gouden tip ook op, hebben met een coach over hun toekomst gesproken. Misschien moeten Wyb en ik dat ook maar eens doen. Hoeveel van onze dromen passen er in de toekomst? Ik vrees dat we een strenge selectie moeten maken. Neemt niet weg dat ik gewoon door droom.

Topografie

Zondag 26 juni, Lhee

Topografie

Alweer: scherven. Hij heeft alles weggeschoven. Het enige dat blijft
is deze kale tafel, een verlaten, bekraste topografie. Hier zoeken
vingers langs geverniste lijnen –straten? rivieren?- een weg in ver-

wrongen land. Alleen zo nu en dan raast een paard van rand tot rand.
Oh kaalslag. Weer verloren sporen. De regels van deze streken zijn
nihil. Toch gaat het lichaam verder. Men hem. Hij kerft: een wereld.

Merel

Zaterdag 25 juni, Lhee

 

Sinds drie maanden hebben we een nieuw huisdier. Een merel. Niet dat hij bij ons naar binnenkomt, hij geeft er de voorkeur aan om in onze achtertuin te verblijven. Je denkt misschien: ja, dat is gewoon steeds een andere merel. De ene merel is niet van de andere te onderscheiden. Bij deze merel ligt dat anders.

Onze merel ziet er nu al drie maanden lang uit alsof een jager op hem heeft geschoten. Hij lijkt weggelopen uit een tekenfilm. Zijn veren staan alle kanten op. Het zou best kunnen dat er een nieuwe mode onder merels leeft, een soort punkmode. Onze merel is dan een early adopter.
Daar komt bij dat hij op zijn borst geen veren heeft. Op zijn borst heeft hij een bloederige vlek, het lijkt zelfs of hij daar een gat heeft. In die drie maanden is hij er niet beter gaan uitzien. Hij ziet er nog steeds even verfomfaaid uit en de bloederige vlek blijft even bloederig.

Uit bovenstaande beschrijving kun je opmaken dat het een zwakke merel betreft. Niets is minder waar. Al drie maanden kunnen we de merel intensief observeren en zo weten we dat hij naast onze schuurdeur een nest had en twee jongen heeft grootgebracht. Een grote prestatie omdat hij er helemaal alleen voorstond. Zijn vrouw is of door Gijs opgegeten of ze is bij hem weggegaan. Goed mogelijk dat ze hem er niet uit zag zien en hem heeft ingeruild voor een normale merel, een man die zijn veren gewoon goed gekapt heeft.

Dus niets dan lof voor deze alleenstaande merel die met keihard werken een nest heeft groot gebracht. Ik weet niet of studies naar merels ooit gewag heeft gemaakt van mannenmerels die hun nest alleen grootbrengen. Bij deze dan. Omdat hij er zo cool uitziet, zo eigenzinnig, kan het best zijn dat hij een BOM-merel is, een Bewust Ongehuwde Merel.

Zelf is de merel buitengewoon tevreden met zijn prestatie. Sinds de jongen uitvlogen, of door Gijs bij de eerste pogingen daartoe zijn opgegeten, zit de merel elke avond in het topje van de boom achter ons schuurtje. Hij zingt daar buitengewoon hard zijn triomfantelijk lied. Het is toch te gek dat elke kunstenaar zich aan allerlei geluidsregels moet houden en dat een merel zomaar zijn gang kan gaan.

De merel heeft geen prettig karakter. Hij is een beetje een potentaat en denkt dat onze achtertuin van hem is. Zo wordt hij bloedlink als ik het gras maai. Het beest zit dan op de laagste tak van de boom en zit me ronduit onbeschoft uit te schelden. Hij bijt me op zijn merels de ergste verwensingen toe.
Gijs kan hij ook niet luchten of zien, wat ik van een merel kan begrijpen. Een kat is een permanente bedreiging voor een merel. Ik vermoed dat er tussen Gijs en de merel een geheimverbond is gesloten. De merel hipt nu al maanden door de tuin en Gijs doet alsof hij hem niet ziet. Onbegrijpelijk. De vogel waagt het zelfs hem op een paar meter te naderen en hem dan te gaan uitschelden.

Wyb en ik hebben daarom de volgende theorie ontwikkeld. Gijs heeft de merel drie maanden geleden aangevallen, waarop de merel hard terugvocht. De merel kwam gehavend uit de strijd, maar Gijs durft het niet aan om nog eens een confrontatie aan te gaan.
Hoe het ook zij, wij raken gehecht aan onze merel. We raken ook aan elkaar gewend. Wij mogen nu al door onze tuin lopen zonder dat hij ons gaat zitten beledigen. Nu moet hij nog mijn maaien accepteren. Ik hoop vooral dat Gijs hem blijft gedogen.

Bretix

Vrijdag 24 juni, Lhee

 

Ik ging gisteravond slapen in de vaste overtuiging dat het met dat Bretix niks werd. Op de radio waren er die dag voortdurend berichten dat het vrijwel zeker een ‘remain’ zou worden. Kijk maar naar de bookmakers, kijk maar de beurzen en kijk maar naar die ene halve peiling, tetterde het op NPO 1. Groot was mijn verbazing toen Wyb vanmorgen van beneden riep dat Bretix had gewonnen.

Laat ik eerst duidelijk zeggen dat ik volstrekt geen nationalist ben. Integendeel. Het idee dat ik trots op Nederland zou moeten zijn is mij volledig vreemd. Met de meeste van mijn landgenoten wil ik überhaupt niets te maken hebben. Ik ben ongelooflijk voor Europa en ben me in mijn leven steeds meer Europeaan gaan voelen. Toch begrijp ik die Britten wel. Ik ben voor Europa, maar niet dit Europa.

De EU is voor mij bureaucratie en impotent besturen. Minister Ascher zei het vandaag het meest kernachtig: “Europa is goed in de kleine regeltjes, waar we allemaal last van hebben, maar is erg slecht in het oplossen van grote problemen waar we geen last van willen hebben.”

De EU doet me vaak aan een bodybuilder denken. Na de val van de muur ging het fout, het werd een enorm agglomeraat van samenwerkende landen. Het ziet er gespierd uit, maar het is voornamelijk opgepompt door onnatuurlijke middelen, het zijn onmachtige spierballen. Met droefenis zie ik het geklungel rond de vluchtelingen aan, het gehannes rond Griekenland, de eurocrisis -en al die kwesties etteren jaren door.

Ik zou best trots op de EU willen zijn. Maar zelfs het meest essentiële in de organisatie ontbreekt. Zo is er een enorm Europees parlement, maar feitelijk heeft het niets te zeggen. Van echte democratie is in de EU geen sprake. De zaken worden vooral geregeld door commissarissen die niet zijn gekozen. Ondertussen trekt de EU steeds meer bevoegdheden naar zicht toe ten koste van de landelijk gekozen parlementen. Het Europees parlement is vooral een middel om fijn te kunnen declareren.

Ik krijg een beetje de schijt van het woord neo-liberaal. Niet alleen van het woord, ook van het begrip. Maar wat we zien, is dat de EU toch vooral een middel is om de neo-liberale agenda te realiseren. Het privatiseren van overheidstaken, het slechten van handelsbarrières, het laten concurreren van werknemers uit totaal verschillende Europese laden waardoor lonen in landen waar ze op een goed peil stonden verder en verder worden aangetast, de hand boven het hoofd houden van de banken. Over de sociale kant, de welzijnskant, de culturele kant, geeft de EU niet thuis. Waardoor de EU niet alleen een bureaucratische, maar ook een technocratische moloch is.

De EU is iets voor politici, de Bilderberg groep en aanverwanten, niet iets voor gewone mensen. De EU levert voor bedrijven, de financiële wereld, als burger heb je niks aan die EU, is het idee. Ik denk dat je dit beeld makkelijk zou kunnen veranderen. Alleen het gebeurt niet. Komt natuurlijk ook omdat er veel te veel landen lid zijn, liefst achtentwintig. Zie zoveel landen maar eens op één lijn te krijgen met al hun tegengestelde belangen. Een vrijwel hopeloze onderneming.

Het is zo verrekte jammer dat de populisten de kritiek op Europa hebben gekaapt. De situatie is nu zo dat je of voor of tegen de EU bent. Ik wil verdomme voor Europa zijn, maar ik ben tegen de EU. Jammer dat ik daarvoor in de politiek nauwelijks stem vind. Toch is het absolute noodzaak dat die EU een menselijke, een sociale EU wordt, als dat niet gebeurt, wordt de EU binnen afzienbare tijd slechts een klein en afgesloten hoofdstukje in de Europese geschiedenis.

Heipalen

Woensdag 22 juni, Lhee

 

Al een tijdje verheug ik me op deze dag. Ik sta speciaal vroeg op omdat ik vandaag mag beginnen aan de slotscène van het boek dat ik schrijf. Niet dat het boek dan af is, helemaal niet. Ik zal nog heel wat moeten timmeren, schaven en beitelen, neemt niet weg dat de eerste versie dan klaar is, dat het verhaal in zijn ruwe vorm op papier staat. Ik ontbijt snel, zet koffie en dan loop ik naar mijn bureau.

Ik klap mijn laptop open, verbind de externe schijf en doe het rolgordijn naast me omhoog. Na deze handelingen kan ik beginnen. Ik tik een eerste zin en dan… Een dreun. Even later: nog een dreun. De deuren klapperen, het huis schudt. Gijs staat met verwilderde ogen voor de deur. Zulke dreunen heeft hij in de jungle van Dwingeloo nog nooit gehoord.

Ik loop naar de keuken om te kijken waar het vandaan komt. Wat ik vermoedde is juist. Schuin aan de overkant zijn ze begonnen met de bouw van een nieuw huis. Op de plek waar het huis komt, staat een heimachine. Met harde dreunen jenst het grote palen in het Drentse zand.

Nou kan ik onder de meest drukke omstandigheden schrijven. Een café, een trein, het maakt me niet uit. Maar honderd meter van een heimachine af een mooie slotscène schrijven is toch wat lastig. Ik stel mijn quotum voor vandaag bij. Ik ga wel schrijven in de lunchpauze van de heiers en vanavond als ze ermee zijn gestopt.

Niet dat ik een hekel aan heien heb. Integendeel. Als ik het dreunen hoor, ren ik, Pavlov-effect, naar buiten om indiaantje en cowboytje te spelen. Het dreunen van heipalen is het geluid van mijn jeugd. Sterker nog: als ik een geluid moest kiezen dat bij mijn leven past dan kies ik het geluid van het heien.

Ik groeide op in Hatert waar een totaal nieuwe wijk uit de grond werd gestampt. Elke dag klonk het dreunen van de heipalen rond ons huis. Daarna verhuisden we naar Dukenburg. Moest er een heel stadsdeel uit de grond worden getrokken. Alweer was overal het geluid van heipalen te horen. Later, toen we naar Groningen verhuisden, naar de wijk Beijum: hetzelfde laken een pak.

Ik denk dat ik ook de enige Nederlander ben die ooit opdracht heeft gegeven tot een compositie voor heipalen. Voor het slaan van de eerste paal bij de nieuwbouw van De Harmonie gaven we de Friese componist Peter Sijbenga de opdracht tot die compositie. Het dreunen van de heipalen werd nog eens versterkt en zo stond heel Leeuwarden op zijn grondvesten te schudden. Uit alle wijken van de stad kwamen verontruste telefoontjes binnen met de vraag waar we in godsnaam mee bezig waren.

Alle genodigden kregen als herinnering een betonnen boek, gemaakt bij een sociale werkplaats. De compositie was een groot succes, het boek wat minder. Het bleek dat het verkeerde beton was gebruikt en bij de meeste mensen verkruimelde het boek al bij de uitvoering van de compositie. Een zeer kortstondige herinnering dus.

Ik vind het daarom wel mooi dat de heipaal mij zelfs in een van de belangrijkste stiltegebieden van Drenthe achtervolgt. De heipaal en ik, wij horen bij elkaar. Misschien ook wel mooi dat bij mijn begrafenis een heipaal mij de grond in dreunt, op de achtergrond de compositie van Peter Sijbenga.

Recensenten

Dinsdag 21 juni, Lhee

 

Het theatervak kent vele beroepen, van acteur tot inspeciënt, van dramaturg tot decorontwerper en zo zou ik nog wel even door kunnen gaan. Het meest vreemde beroep vind ik het beroep van recensent. Dat lijkt me zo’n ellendig bestaan. Je staat altijd aan de zijlijn en kan alleen maar commentaar geven. Ik durf er om te wedden dat veel recensenten gemankeerde kunstenaars zijn, mislukt als theatermaker en dan word je maar iemand die commentaar geeft.

Er zijn trouwens ook wel recensenten die zijn gaan schrijven vanuit een opleiding theaterwetenschap. Ook zo’n vreemd beroep. Ga je praten over wat anderen maken. Eigenlijk zijn recensenten en theaterwetenschappers parasieten van de geest. Ze hebben een bestaan omdat anderen iets presteren en daar leven ze dan van.

Een recensent maakt, als hij naar een voorstelling gaat, eigenlijk een hele rare beweging. Het publiek dat naar een voorstelling gaat, komt naar de voorstelling toe omdat het wil genieten, omdat het in principe bij voorbaat van de voorstelling houdt. Het publiek wil meegezogen worden in de verbeelding van de makers.
Recensenten daarentegen maken een terugtrekkende beweging. Ze willen afstand van de voorstelling houden opdat ze er met een kritische blik naar kunnen kijken. In feite is het een tegennatuurlijke beweging. Ze nemen te veel afstand van een voorstelling waardoor de voorstelling voor hen geen belevenis wordt maar een construct.

Wat moet het trouwens vervelend zijn om alleen maar aan de zijlijn te staan. Het kan niet anders of het leidt tot frustratie. Nooit eens iets oorspronkelijks produceren, nooit aan knoppen zitten om zelf iets te creëren. Om gek van te worden. Aan veel recensies lees je dat ook af.

Het kan niet anders of een recensent heeft een getroebleerde blik. Gaat een normaal iemand gemiddeld twee keer per seizoen naar een voorstelling, de recensent gaat twee tot drie keer per week. Het gevolg is dat hij anders gaat kijken. Met zo’n frequentie heeft niemand meer een frisse blik. Sterker: het kan bijna niet anders of iemand wordt blasé. Wat normaal is wordt voor een recensent vervelend, wat extreem is, onconventioneel, wordt voor de recensent interessant. Dat blasé zijn zal in sterke mate zijn oordeel beïnvloeden.

Komt nog een tragisch gegeven bij. Als je recensent bent, kun je nooit wat anders worden, lijkt het. Ik ken een paar recensenten die dat nu al meer dan vijfentwintig jaar doen. Godjezus, waarom vindt in dat beroep geen gezonde jobrotation plaats, dat zou zo zuiverend werken. Sommige recensenten hoef ik niet eens meer te lezen, ik weet toch wel wat ze over een voorstelling gaan zeggen. Wat zou het heerlijk zijn als een recensent, net als een bestuurder, een maximale zittingsduur van acht jaar heeft. Daarna opzouten, je blik vernieuwen, ergens anders ervaring opdoen en anderen een kans geven.

Wie recenseert de recensenten? Niemand. Elke recensent kan maar raak schrijven, ook al kraamt hij de grootst mogelijke onzin uit. Dat heb je met die beroepen die gestoeld zijn op subjectiviteit. Mijzelf maakt het allemaal niet zoveel uit. Ik ken de onmacht van de recensie. Wie leest in godsnaam een recensie? De mensen die met een voorstelling annex zijn, wat familieleden. Maar verder?
De pest alleen is dat artistieke mensen zo gevoelig voor recensies zijn, ze kunnen dagen van slag zijn door een slechte recensie of een opmerking daarin. Onnodig want het gewone publiek leest geen recensies, behalve misschien het highbrow publiekssegment, de heavy user, degene die net als de recensent drie keer per week in het theater zit. Wie herinnert zich nog een recensie van twee jaar geleden? Een recensie is een eendagsvlieg: even scannen om vervolgens de krant te kunnen weggooien.

Nou ja, scannen. De kranten hebben recensies zelfs gereduceerd tot één blik: even kijken naar het aantal sterren en je bent weer op de hoogte wat de professionele kijker van een voorstelling vindt.
Ik heb komische situaties met die professionele kijkers meegemaakt. Ik heb in zalen gezeten waar ze op de eerste tien rijen zeer professioneel zuur zaten te kijken. En achter die tien rijen beleefden de mensen de grootste lol aan een voorstelling, hun lachen bulderden over die tien rijen naar het podium. Er is een onoverbrugbare kloof tussen het publiek en de recensent.

De meisjes van Dokkum

Maandag 20 juni, Lhee

 

Goed. Laat ik het dan maar vertellen. Ik had het geheim willen houden. Iets wat geheim is, heeft nu eenmaal meer waarde dan iets wat iedereen weet. Maar ik besef dat het egoïstisch van me is om voor me te houden. Het is zo bijzonder, ik wil het met iedereen delen.

Als ik Dokkum opschrijf, waar denk je dan aan? Aan niets? Begrijpelijk. Dokkum is een redelijk non-descripte plaats. Bonifatius? Helemaal goed. Het plaatsje is vooral bekend van een lang geleden gepleegde moord. Weilanden? Klopt. Dokkum is een eiland in een zee van weilanden. Elfstedentocht? Uiteraard.

Ik bezoek het plaatsje nu al jaren en de eerste associatie die het bij mij oproept zijn de meisjes van Dokkum. De meisjes van Dokkum? Wat is daar nou bijzonder aan? Je kunt er pas over meepraten als je er bent geweest.
De meisjes van Dokkum hebben een ongekende schoonheid. Ik weet niet hoe het kan, maar de menselijke genen leveren in Dokkum hun grootste prestatie. En het mooie is dat ze dat heel onnadrukkelijk doen. Het is niet zo dat je daar opvallende stoten of tv-babes ziet rondlopen, het is juist een hoogwaardige, ingetogen schoonheid. Een zuivere schoonheid, zou je kunnen zeggen.

Als je bijvoorbeeld naar de Jumbo gaat, staan daar een stuk of tien kassa’s. Op de zaterdag zitten daar zomaar tien van de mooiste meisjes van Nederland achter. Ongekend. Het is een combinatie van hun huid en hun oogopslag. Hun huid is zacht doorschijnend, hun oogopslag op het eerste oog bescheiden, op het tweede oog zie je het verlangen dat erachter schuilt.

Wie echt wil genieten, moet bij Pizzeria D’Angelo gaan eten. De eigenaar heeft de mooiste van de mooiste meisjes geselecteerd. Alleen als je oogverblindend mooi bent, mag je in deze eredivisie bedienen. Het eten is er best prima, de meisjes zijn superbe, zoveel gratie, vriendelijkheid, zoveel schoonheid is echt in heel Nederland verder niet te zien. Ik heb geen idee hoe de eigenaar van D’Angelo dat voor elkaar krijgt. Is het een lange en zorgvuldige selectieprocedure? Ziet hij de schoonheid door ervaring? Is het het Italiaanse gevoel voor schoonheid? Ik ga er in ieder geval heel graag eten.

Het mooie is dat niemand in Dokkum over al deze pracht praat. Het lijkt de gewoonste zaak van de wereld dat op zo weinig vierkante kilometers zoveel schoonheid rond loopt. Het heeft vermoedelijk te maken met de Friese mentaliteit, waarvan de essentie is: doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg. Ik denk dat die mentaliteit bijdraagt aan de schoonheid. In andere delen van de wereld zou de schoonheid van de meisjes tot uitspattingen en uitbundigheid leiden, tot ordinaire zaken. In Friesland blijft alles ingetogen, rustig, waardoor de schoonheid kan rijpen zoals de wijn dat al eeuwen doet in de oude, houten vaten van de Franse chateaux.

Ik begrijp ook wel dat de VVV van Dokkum geen reclame voor hun vrouwelijke schoonheid kan maken, dat zou ongepast zijn. Maar ik als argeloze blogger wil graag van deze gelegenheid gebruikmaken om iedereen tot een bezoek op te roepen. Wandel eens rustig door het oude stadje, kijk goed om je heen, ga lekker eten bij Pizzeria D’Angelo en geniet van de Nabokovse schoonheid. Wie denkt dat de schoonheid van Doutzen Kroes en Julia Roberts uniek is, weet na een bezoek aan Dokkum wel beter.

Premières

Zondag 19 juni, Lhee

 

Gisteravond was de première van Het Pauperparadijs, een grote locatievoorstelling in Veenhuizen. De eerste twee jaar was ik er zakelijk leider van. Ik ben niet naar de première geweest omdat Anneke haar zeventigste verjaardag vierde met een diner. De tijd dat premières en andere representatieve verplichtingen vóór familie gaan is eindelijk voorbij.

Ik ben wel naar de eerste try-out geweest en heb gezien dat het een prachtige voorstelling is die klaar is, die alleen nog maar kan groeien. Ook de aankomende maand zal ik nog wel een of twee keer gaan.
Wie een goede voorstelling wil zien, moet zeker niet naar een première gaan. In 90% van de gevallen is de première de slechtste voorstelling van een speelperiode. Vandaar dat het me weinig moeite kostte om het feestje aan me voorbij te laten gaan. Komt bij dat ik niet hou van feestjes met burgermeesters, CvdK’s en andere pommeranten.

Veel theatermakers hebben een bloedhekel aan premières. Ik heb met diverse makers gewerkt die het liefst de première zouden afschaffen. Sommigen heb ik met moeite tot een première moeten dwingen. Dat deed ik overigens alleen uit marketingoverwegingen. Een première is nu eenmaal bij uitstek het moment om aandacht in de pers te krijgen. Voor de kwaliteit van de voorstelling en het moreel hadden we het beter kunnen laten.

Er spelen twee ellendige dingen bij premières. Op de eerste plaats is dat het publiek. Het premièrepubliek is het meest ondankbare publiek dat je je kunt voorstellen. Het bestaat voor een groot deel uit recensenten en vakgenoten, mensen die al veel te veel gezien hebben in hun leven, volkomen blasé zijn en daardoor veel te kritisch zitten te kijken. In geen enkele zaal op een tournee zitten zoveel kritische mensen als bij een première.
Daarnaast zijn er veel genodigden die normaal gesproken nooit naar zo’n voorstelling gaan, die eigenlijk helemaal niet zijn geïnteresseerd. Ze zijn er omdat ze een uitnodiging hebben gekregen en gratis naar binnen mogen. Ik denk dan aan politici, bestuurders en sponsors. In de rest van de speelperiode krijgen de acteurs te maken met publiek dat graag wil komen en er gewoon voor betaalt, bij de première zit publiek omdat ze uitgenodigd zijn.
Dit alles bij elkaar levert een dodelijk mix van kritisch wegen, onkunde, ongeïnteresseerdheid en voornamelijk beroepskijken op, een zaal dus die niet echt gemotiveerd is. Killing voor de sfeer dus.

Het andere ellendige ding is dat acteurs dit weten en vaak huizenhoog opzien tegen zo’n première. Ze weten dat van zo’n voorstelling veel afhangt, recensies, publieke opinie, adviezen naar subsidiënten, mond-op-mond reclame. Het gevolg is dat ze zenuwachtig zijn en hun uiterste best doen. Wat ze eigenlijk niet moeten doen. Ze doen zo hun best dat ze forceren en de voorstelling gaat wankelen. Wat ik in dit blog schrijf, is bijna een wetmatig gegeven. Bij veel premières zak je het liefst door de grond. Het gevolg: slechte recensies, een negatieve fibe en slechte adviezen naar subsidiënten. Eigenlijk zou iedereen naar een gewone voorstelling moeten gaan. Naar een voorstelling als er acht, negen keer is gespeeld, de voorstelling zijn goede ritme heeft en bij de acteurs goed is ingedaald.
Cabaretiers hebben het goed bekeken. Die gaan vaak pas in première als ze dertig of veertig keer hebben gespeeld. Zij weten ook wel dat hun voorstelling dan pas als een huis staat. Bij toneel of dans gaat dat niet lukken. Bij die disciplines mag je blij zijn als er sowieso dertig of veertig keer wordt gespeeld. Maar het zou niet eens zo’n slecht idee zijn: de dernière is het moment waarop de voorstelling wordt beoordeeld. Dan zagen al die recensies er heel anders uit.

Boerderette

Donderdag 16 juni, Lhee

 

Schuin tegenover ons, zo’n 150 meter van ons huis, stond een klein keuter boerderijtje. De mensen die er ooit woonden, kunnen niet langer dan 1.75 cm zijn geweest, anders stootten ze hun hoofd tegen de balken. Toen wij hier kwamen wonen, was de laatste bewoner, een oude man, al overleden. Eens in de twee weken zag ik een man de tuin doen, het bleek zijn broer te zijn. In de tuin stond het bordje Te Koop.

Al een tijdje geleden is het verkocht. Niet voor het huis, wel voor de grond. De koper maakte een einde aan het voortbestaan van het huis, wat ik jammer vond want zulke keuter boerderijtjes horen bij Drenthe. Oké, oké, de plaggenhut behoorde ook bij Drenthe en daar hebben we toch ook afscheid van genomen. In één dag werd het huis rigoureus verwijderd. Ons uitzicht aan de voorkant veranderde er door. Het uitzicht is beter zonder dan met huis.

Het wachten is nu op een nieuw huis. Dat laat nogal lang op zich wachten omdat, dit horen we allemaal via via, de gemeente een enorme hoeveelheid voorwaarden aan het huis stelt. Eerst moest het huis haaks op de straat staan, daarna moest het huis parallel met de straat lopen en zo etterde de bureaucratie maar door. Het ondernemen in Nederland word je op alle fronten zo moeilijk mogelijk gemaakt. Een rechtse uitspraak, Tonen. Hier spreekt wel een ervaringsdeskundige.

Mijn laatste treurige ervaring met die bureaucratie betrof Het Pauperparadijs. Twee jaar lang liep ik van commissie naar inspraakavond, van ambtelijk overleg naar bestuursrechter. De kosten voor advies en juridische bijstand deden mij het schaamrood naar de kaken stijgen. Gelukkig was er een overheid die dit wilde betalen, als particulier was ik al na de eerste rekening afgehaakt.
Neemt niet weg dat Wyb en ik gisteren naar de eerste try-out van Het Pauperparadijs gingen. Alle lof voor de echte doorzetters: de voorstelling is een juweel.

Terug naar het perceel tegenover ons. Vandaag zijn ze eindelijk begonnen met de eerste bouwwerkzaamheden. De rustige jungle wordt opeens verstoord door bulldozers en vrachtauto’s. Het geluid brengt me terug naar mijn jeugd. Tegenover ons huis in Hatert was een bouwterrein, vanuit dat terrein werd Hatert uit de grond getrokken. Op een deel van dat bouwterrein lagen hoge zandbergen waar wij onze kinderoorlogen uitvochten.
Tegenover ons liggen inmiddels dezelfde zandbergen. Het enige wat er nog ontbreekt zijn spelende kinderen, maar die heb je hier in de jungle nauwelijks, paarden zijn hier populairder. Trouwens, zijn er überhaupt nog kinderen die buiten spelen? Na de introductie van internet heb ik geen kind meer in een boom zien klimmen.

Ik kijk met respect naar de zandbergen. Het is toch uniek dat Drentse aarde, die daar eeuwen onaangeroerd heeft gelegen, nu naar boven wordt gehaald. Ik ben ervan overtuigd dat ook zand een gevoelsleven heeft, voor het zand dat vandaag sinds eeuwen het daglicht weer ziet, moet dit een hoogtepunt zijn.
Het keuter boerderijtje is trouwens gekocht door een KLM-piloot. Onze makelaar vertelde ons laatst dat menige boerderij in Drenthe wordt opgekocht door piloten. Ze hoeven niet elke dag op en neer naar hun werk, dus dan is het hier zeer relaxed wonen.
Ik ben benieuwd wat de piloot en zijn gezin er neer gaat zetten. Laten we hopen dat het niet zo’n protserig pseudo-boerderij is zoals je hier soms ziet. Zoiets schijnt een boerderette te heten, een modern bouwsel dat vaag iets weg heeft van een boerderij. Al die ontwerpen moeten langs welstandscommissies, maar al die patserige proleten kitsch bewijst dat ook bij welstandscommissie de goede smaak nogal eens ontbreekt.

Zonnekoningin

Maandag 13 juni, Lhee

 

Er zijn toch jaren geweest dat de dood ver weg leek, bijna niet bestond. De afgelopen jaren was dat wel anders. De dood lijkt een troep wolven die mij en allen die ik ken, heeft omsingeld. Hun gejank en geblaf is gevaarlijk dichtbij. Af en toe zoekt de troep een slachtoffer uit.
Dat komt natuurlijk omdat je ouder wordt, denk je dan. Dat zal een reden zijn. Maar niet de reden. Het overlijden van Hermien heeft niets met ouderdom te maken.

Hermien werkte sinds een maand weer bij het COA in Ter Apel. Afgelopen woensdag had ze er een vergadering en na de vergadering loopt ze naar buiten om een sigaret te roken en nog iemand te bellen. Terwijl ze daar al pratend loopt, komt er een heftruck aan. Hermien ziet de heftruck niet, de heftruckchauffeur ziet Hermien niet. Een bizar ongeluk. Hermien is op slag dood.

Hermien was een en al levendigheid en was een van de meest optimistische mensen die ik ken. Ze was 59 maar was een van die zeldzame vrouwen die het meisje in haar niet was kwijtgeraakt. Het meisje zat nog in haar manier van doen, in haar uiterlijk.
Op haar overlijdenskaart staat het volgende door Hermien geschreven vers:

Het weer dat wilde wel eens spoken
De regen viel nogal een keer
Dat leek me ook wel logisch
De zonnekoningin is niet meer.

Hermien was een zonnekoningin. Bij veel mensen heb je het idee dat ze zich volledig hebben neergelegd bij de werkelijkheid. Bij Hermien legde de werkelijkheid zich neer bij Hermien. Ze was ondernemer, fotograaf, schreef. Vaak als ik van Ogterop even naar de stad liep, kwam ik langs haar studio, een groot oud winkelpand. Ik vond het fijn om langs de studio te lopen want meestal zag ik Hermien in concentratie achter een computer zitten of over een papier gebogen. Opnieuw voegde ze een stukje aan haar werkelijkheid toe. Vaak ook zat ze met een vriend of vriendin iets te drinken, Hermien had veel vrienden en vriendinnen.

Morgen, dinsdagmiddag, wordt Hermien begraven. Om half twee nemen we afscheid van haar in Ogterop. Wyb is al dagen druk met van alles daarvoor te regelen. Het afscheid nemen van een mens moet met de grootste egards gebeuren, vind ik. Egards die passen bij degene van wie we afscheid nemen. Ik ben ervan overtuigd dat ik morgen een levendig mens zie.

Zo leef je. Zo ben je dood. Het verschil kan hem tussen een pas meer of minder zitten, wel of niet even naar links of rechts kijken. De troep wolven is nou eenmaal hongerig. Ze gunnen hun prooi maar weinig tijd. Alles schijnt dood te moeten. Als iemand dat ooit heeft bedacht, moeten we hem ter verantwoording roepen.

‘Weet jij wie je overgrootvader was?’ vraagt een vrouw als we vrijdag met vrienden bijeenkomen om te rouwen.
‘Geen idee. Ik ken zelfs hun namen niet.’
‘Dat is toch een verdrietig gegeven.’
‘Over drie generaties zijn we allemaal verworden tot cijfers in statistieken. Ik vrees dat dat onze hemel is.’

Ei

Vrijdag 10 juni, Lhee

 

In april en mei leggen alle vogels een ei. Hetzelfde geldt voor het Ministerie van Defensie, je kunt de klok erop gelijk zetten. Vandaag groot op de voorpagina van de Volkskrant: ‘Missies in gevaar door tekorten.’ Als ik zo’n kop lees, moet ik meteen lachen. Ik kijk op de kalender. Logisch, het is eind mei, begin juni, de Rijksbegroting wordt gemaakt en dat betekent dat het Ministerie van Defensie eieren gaat leggen. Wedden dat ze er op Prinsjesdag vele miljoenen bij krijgen?

Voor wie het nog niet weet: dit heet framen. Je gaat één onderwerp voortdurend belichten en voor de media en de publieke opinie wordt dat onderwerp belangrijk. Vroeger heette dat gewoon manipulatie, tegenwoordig kom je daar niet meer mee weg, dus hebben ze het zo’n kekke Engelse benaming gegeven: framing. Nederland wordt klaargestoomd om het vanzelfsprekend te vinden dat er in september weer vele miljoenen naar Defensie gaan. Missies in gevaar? Nee, dat kan echt niet. In het artikel lees ik: ‘De Algemene Rekenkamer stelde onlangs vast dat Defensie piept en kraakt onder de bezuinigingen van de afgelopen decennia.’ Alles en iedereen wordt in stelling gebracht om de framing te vervolmaken.

Als de Algemene Rekenkamer dit in de culturele sector constateerde, zou de politieke reactie zijn dat de sector niet zijn best heeft gedaan en zijn zaakjes beter op orde moet brengen.

Vorige jaar heette het ei van Defensie pang. Defensie zou zo armlastig zijn dat er geen geld meer was voor oefenmunitie. Militairen zouden bij oefeningen ‘pang, pang’ moeten roepen. De Tweede Kamer geloofde dat blijkbaar en op Prinsjesdag werd het Ministerie van Defensie ruim bedeeld.

Dit zo overdenkend, bedacht ik dat we zitten opgescheept met de slechtste Tweede Kamer ooit. Ik volg nu zo’n vijftig jaar de politiek, maar de kwaliteit van onze parlementsleden is nog nooit zo bedroevend geweest. Naar wie van onze Kamerleden luister je nou met gezag? In wie heb je vertrouwen? De fractievoorzitters schieten er een beetje bovenuit. Maar niet in kwaliteit. Pechtold? Hmm. Beetje. Als Halbe Zijlstra iets zegt, weet je altijd dat het altijd politiek geëtter is. Buma? Tja. Samsom? Altijd onzeker. Zenuwachtig mannetje. Wilders? Bij uitstek het voorbeeld van politiek die uit de bocht is gevlogen. Roemer. Man die goed zijn best doet, maar het lukt nooit.

Er zijn 150 Kamerleden. Ik heb de lijst hiervoor me. Hoeveel van de 150 leden ken ik eigenlijk? Ik som hieronder de namen op van mensen waarvan ik nog nooit heb gehoord. En ik durf toch echt te zeggen dat ik de politiek tamelijk goed volg. Ik vrees dat Kamerleden tegenwoordig vooral worden geselecteerd op hun talent zich te onderwerpen aan de partijdiscipline. Gevolg: fletse academici die ten onder gaan aan braafheid.

Van de volgende namen heb ik nog nooit gehoord: M. Amhaouch, T. van Ark, F. Bashir, H. Beertemla, S. Belhaj, Y. Berckmoes-Duindam, V. Bergkamp, R. Bisschop, B. de Boer, R. Bosma, A. Bosman, J. ten Broeke, Hanke Bruin Slot, E. Bruins, B. Burg, Y. Cegerek, T. van Dekken, T. van Dijck, O. van Dijk, E. Dijkgraaf, R. Dijkstra, S. Dikkers, A. Eijsink, M. Fokke, H. van Gerven, J. Geurts, H. Grashoff, E. Groot, S. Günal-Gezer, M. Harbers, R. Heerema. P. Heerma, M. Helvert, D. Hoogland, J. Houwers, T. Jadnanansing, S. Karabulut, J. Kerstens, R. Klever, R. Knops, N. Kooiman, T. Kuzu, R. van Laar, L. de Lange, H. Leenders, R. Leijten, A. Lucas, P. van Meenen, A. Merkies, M. Mohandis, P. Moors, A. Mulder, A. Mulder, C. Nijkerken-de Haan, A. Oosenbrug, F. van Oosten, S. Potters, M. Rog, E. Ronnes, A. Schut-Welkzijn, M. Servaes, E. Smaling, K. Straus, J. Swinkels, G. Tanamal, J. Taverne, O. Tellegen, P. Ulenbelt, M. van Veen, S. van Veldhoven, H. Veldman, R. Vermeij, J. Vermue, B. Visser, M. Volp, A. de Vries, A. de Vries, R. Vuijk, F. Wassenberg, S. Weyenberg, J. van Wijngaarden, A. Wolbert, L. Ypma, K. Yücel, E. Ziengs.

Dit betekent dat ik van de 150 mensen bij 91 mensen geen gezicht voor me zie en dat ook hun naam me niets zegt. Het is trouwens opmerkelijk hoe goed Samsom zijn fractieleden geheim heeft weten te houden. Of ligt het aan mij? Overschat ik mezelf als politiek geïnteresseerde? Als dat zo is, zijn er in Nederland bitter weinig mensen in politiek geïnteresseerd.

Wat ik eigenlijk wil zeggen: hoe minder persoonlijkheden in de Tweede Kamer, hoe makkelijker het voor ministeries is om te framen. Weerwoord, controle, daarvoor hebben we die mannen en vrouwen toch gekozen.

Zwart

Woensdag 8 juni, Lhee

 

In de krant staat een berichtje. Zo’n berichtje waar normaal gesproken even je oog over dwaalt om ergens anders verder te lezen.

‘Slachtoffer dodelijk ongeluk COA-terrein is vrouw (59) uit Meppel
TER APEL – Het slachtoffer van het ongeluk met een heftruck vanochtend op het COA-terrein aan de Nulweg in Ter Apel, is een 59-jarige vrouw uit Meppel.
Omstanders probeerden de vrouw te helpen, maar ze overleed ter plekke. De heftruck werd bestuurd door een 28-jarige man uit Ter Apel. Hij is als verdachte gehoord. Hoe het ongeluk kon gebeuren, is niet bekend.’

Het bericht wordt heel anders als die 59-jarige vrouw een vriendin blijkt te zijn.
Op het einde van de middag rijdt Wyb met de fiets naar huis van Meppel naar Lhee. Thuis aangekomen blijkt dat ze veel oproepen heeft gemist. Dan leest ze dat Hermien door een ongeluk met een heftruck om het leven is gekomen.

Het blog van vandaag is inktzwart gekleurd.

Belofte

Dinsdag 7 juni, Lhee

 

De VVD won de verkiezingen met vele leugens. We zouden allemaal 1000 euro cadeau krijgen, er zou geen cent meer naar Griekenland gaan, met de VVD in de regering zou er nooit aan de hypotheekregeling worden gemorreld en het was ondenkbaar dat Volkert van der G. onder een VVD-minister eerder op vrije voeten kwam. En zo zou ik nog wel even door kunnen gaan.

Al deze loze beloftes vallen vermoedelijk toch in het niet bij de belofte die de VVD ons in het vooruitzicht stelde ten aanzien van veiligheid. Een onderwerp waar ik zelf niets mee heb. Ik zelf hou juist van onveiligheid. Voor die belofte tuigde kabinet Rutte 1 een enorm ministerie op, het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Allerlei taken van andere ministeries werden toegevoegd aan het Ministerie van Justitie want de VVD zou dat varkentje van veiligheid wel eens wassen.
Aan de top van het ministerie kwam een illuster duo te staan, dat garant stond voor onverzettelijkheid. Ik heb het over het duo Ivo Opstelten en Fred Teeven. De eerste was, volgens de VVD, een bestuurlijke krachtpatser; de tweede een originele crimefighter.

Inmiddels wordt het Ministerie van Veiligheid en Justitie het clubhuis van de VVD genoemd. De partij leeft zich daar volledig uit. Het resultaat: geen enkele aandacht voor zaken waar het werkelijk omgaat. De liberalen struikelen over bonnetjes en duistere afspraken met criminelen.
Ivo Opstelten leek het levende bewijs dat je aan oudere werknemers helemaal niks hebt, hoe goed John de Wolf, ambassadeur voor de oudere werkloze, ook zijn best doet. Welke gek heeft dat trouwens weer bedacht? John de Wolf als rolmodel? Ik moest heel hard lachen toen ik het hoorde. In ieder geval bleek de VVD-topper Opstelten geen zin normaal te kunnen formuleren. Zijn woorden verdronken in de uh’s en de ah’s en stuiterden tegen de aardappel in zijn keel.
De crimefighter Teeven bleek betrokken bij allerlei louche deals met criminelen, waardoor je je afvroeg wie nou de echte crimineel was. Het bleek dat door zijn toedoen diverse boeven een riant leven op paradijselijke eilanden leiden.

Ondanks veel gedraai en uh’s en ah’s en VVD’ers die leden aan ‘onvoldoende herinneringen’ werd het duo door de voordeur afgevoerd. Het kon bijna niet anders of het moest beter gaan. Het onmogelijke bleek echter toch mogelijk: het werd nog slechter. Voor hen in de plaats kwam ene Ard van der Steur die als kamerlid, zo bleek, al alle brieven voor het duo had geschreven. Het schijnt dat Ard van der Steur het als Leids corpsbal buitengewoon goed gedaan heeft. Niet voor niets heeft hij uren voor de spiegel staan oefenen om er als de perfecte bal uit te zien en ook zo’n aardappel in de keel te krijgen.
Als minister blijkt hij een soort repeteerapparaat te zijn dat voortdurend de woorden excuses en sorry uitbraakt. Daarmee is hij precies de juiste man op het juiste ministerie want fout na fout werd op fout na fout gestapeld. Zelden vond in één organisatie zoveel geknoei plaats.

Nu het trieste einde van dit blog. Al die gebroken beloftes, al het geknoei op het gebied dat voor de VVD heilig was, het zal allemaal niets uitmaken. Over niet al te lange tijd zijn er verkiezingen en dan zal opnieuw blijken dat de kiezer geen geheugen heeft. De kiezer is namelijk te lui, en ik vrees te dom, om zich werkelijk in zaken te verdiepen. Wedden dat de VVD weer als grootste partij uit de bus komt? En als ze dat niet zijn, dan zal de PVV dat zijn en dan krijgen we opnieuw een kabinet met deze combinatie. Alles is mogelijk als het om domheid gaat. De opkomst en overwinning van Donald Trump in de Verenigde Staten is daar een ander triest voorbeeld van. Met domme kiezers is het makkelijk om politiek te bedrijven.

Gras

Zondag 5 juni, Lhee

 

Zo stel je je toch het goede leven voor: tuindeuren wijd open, ’s ochtends in de ochtendzon ontbijten, ’s middags lunchen in de schaduw van de grote beuk, ’s avonds eten rond een vuurtje. Zo jammer dat zulke dagen zeldzaam zijn.
Door al die zon kregen we de kolder in de kop en bedachten we dat we maar een huis in Portugal moesten kopen. Daar heb je nog kusten die niet bedorven zijn door het massatoerisme, leuke mensen, veel zon. We gingen natuurlijk meteen googelen en zagen een groot aanbod van betaalbare huisjes met zwembad. Volgend jaar gaan we op onderzoek uit, besluiten we. Op naar Portugal.

‘Ga je nou ook buiten schrijven?’ vroeg Henriette die met Bertus bij ons op bezoek is.
Nee, ik ga nooit buiten schrijven. Net zo min als ik nooit buiten ging vergaderen. In mijn vorige baan hadden mensen voortdurend de behoefte om op terrasjes te vergaderen. Ik was daar altijd een tegenstander van. Ik ben gek op terrasjes maar ik vind het geen plek om belangrijke dingen te bespreken.
Het grote nadeel van buiten schrijven en vergaderen, is dat het de focus aantast. Als je achter je bureau zit, kun je je lekker concentreren. Buiten zijn er voortdurend vogels, windvlagen, mooie vrouwen en anderszins die afleiden.

Ik vind het ook goed om de zaken gescheiden te houden. Buiten is voor de ontspanning, voor de vakantie; binnen is het werk, is het nadenken en de concentratie. Als ik aan het schrijven ben, vind ik het zelfs irritant als de tuindeuren openstaan. Dat klinkt wat mutserig, maar het is niet anders.
Bij open tuindeuren vliegen hommels en bromvliegen naar binnen die hysterisch zoemend door de kamer gaan vliegen waardoor ik er weer met een vliegenmepper achteraan moet. Gisteren kwam er zelfs een pimpelmees de kamer invliegen. Hij zat voor me op het tapijt met wat veertjes in zijn bek, hij zag me en vloog feilloos terug naar de openstaande deur.

Er is een tijd geweest, en nou moet niemand gaan lachen, ik woonde op de Groningerstraatweg in Leeuwarden en had een enorme productie van kinderboeken, dat ik met de gordijnen dicht schreef. Zelfs bij het mooiste weer. Ik ben ermee gestopt omdat ik het wat pathetisch vond. Wyb, een buitenmens pur sang, zou me ongelooflijk gaan uitlachen als ik het deed. Neemt niet weg dat het heerlijk schrijft met de gordijnen dicht. Het zou me niet verbazen als het ook voor vergaderingen prima werkt.

Je moet dit beslist niet opvatten als geklaag over deze prachtige dag. Ik heb genoten. De kers op de slagroomtaart is dat de buurman het weiland naast ons huis ging maaien. Dus naast die heerlijke zon was er ook nog die heerlijke geur van pas gemaaid gras.

Het enige smetje op deze sublieme dag was het gedrag van Gijs die voortdurend de nesten van de vogels in de gaten houdt. Hij weet dat de jonge vogels binnen afzienbare tijd hun eerste vliegpogingen doen. De merels slaan fanatiek alarm als de moordenaar in de buurt is. Maar ze waarschuwen veel te vroeg. Gijs heeft geduld. Hij kijkt nu al verwachtingsvol naar hun nesten. Nog even en de jonge vogels vliegen, onbeholpen, als gebraden haantjes in zijn bek. De natuur? Een en al wreedheid. Het is toch maar goed dat de aarde gezegend is met de humane en rechtvaardige mens -ik ben blij dat ons soort tenminste beschaving kent.

Bus

Zaterdag 4 juni, Lhee

 

Ik ben geen reiziger maar ik hou wel van reizen. Cryptische zin. Wyb is een reiziger. Die houdt ervan om ver weg te gaan, om vooraf de reis goed voor te bereiden, te genieten van het totaal van reizen. Ze kan genieten van verre landen, vreemde streken. Dat kan ik ook, maar als Wyb niet het initiatief zou nemen, kwam het bij mij er niet van. In diepste wezen ben ik een thuisblijver. Vreemd, want als ik meega, geniet ik enorm. Maar ik geniet ook van een treinreis naar Amsterdam of Den Haag. Ik vind het heerlijk om onderweg te zijn, of dat nou van Dwingeloo naar Nijmegen is of van Amsterdam naar Mumbai.

Het maakt me niet echt uit hoe ik reis. Als ik toch een gradatie moet aanbrengen, rij ik het liefst zelf in een auto. Dat geeft toch de meeste vrijheid. Gaan we naar het noorden van Californië of gaan we naar het zuiden? Bij dat ene kruispunt kun je dat kiezen.
Dezelfde vrijheid geeft het wandelen. Helaas ben ik geen goede wandelaar, al wandel ik best veel. Ik heb namelijk een kleine handicap, als ik een uur loop ontstaat er een pijnlijke kramp in mijn voet. Ik heb al menig arts en podoloog gevraagd hoe dat kan. Niemand heeft me ook maar een indicatie van dat stomme kwaaltje kunnen geven.

Na de auto heeft de trein mijn voorkeur. Eigenlijk is dat de meest riante manier van onderweg zijn. De trein dendert voort, je hoeft alleen maar naar buiten te kijken, of een boek te lezen. En je kunt naar de plee wanneer je wilt. Ideaal vervoermiddel. Niets dan lof. Zelfs als je dwars door Rusland rijdt, is het een feest om in een trein te zitten, weet ik uit eigen ervaring.
Die ervaring heb ik niet met het reizen per boot. Lijkt me ook een genot. Wyb en ik zouden nog eens graag een cruise naar het noorden van Noorwegen maken. Ik ben benieuwd of het er ooit van komt. Ik geloof niet dat wij cruise-mensen zijn. Wij zijn toch meer van het backpacken.

Ik heb maar aan een vervoermiddel echt de pokkenhekel: de bus. Van oudsher eigenlijk. Ik woonde in Dukenburg, ver van het centrum van Nijmegen waar ik op school zat. Ik geloof niet dat ik ooit met de bus ben gegaan. Liever in regen en wind fietsen dan met de bus.
Toevallig heb ik gisteren voor het eerst sinds vijftig jaar in de bus gezeten. Wyb en ik hadden een etentje met vrienden in Meppel. Wyb was al met de auto in Meppel. Ik heb dan de neiging om mijn auto te pakken en met twee auto’s terug te rijden. Wyb zei dat ik de bus eens moest proberen. De tocht van Dwingeloo naar Meppel duurt een half uur. Je moet een keer overstappen in Dievenbrug, maar volgens Wyb hoef je nauwelijks te wachten, de bus komt er meteen aanrijden, zo probeerde ze me gerust te stellen.

Met zuchten en steunen ging ik het experiment aan. Als ik in de bus zit, helemaal alleen, er zijn blijkbaar meer mensen die de pest aan de bus hebben, belt Anne. Als ik vertel dat ik in de bus zit, begint ze hard te lachen. Ze kan zich er niets bij voorstellen.
Wyb heeft wel gelijk. Ik stap uit in Dievenbrug en meteen komt de bus naar Meppel eraan. In die bus zitten we met z’n drieën, op weg naar Meppel is er verder niemand die instapt.

Inderdaad ben ik na een half uur in Meppel. Wyb staat mij breed lachend op te wachten. Als ik uitstap, maakt ze een foto. Historisch momentje. Ik hoop dat het bij een keer per vijftig jaar blijft.

Mijn laatste buservaring was trouwens niet vijftig jaar geleden, bedenk ik nu. Zo’n zes jaar geleden reden we met een bus door Laos. Zo’n totaal afgejakkerde bus. Wyb vindt het als reiziger fantastisch dat reizen per bus. Volgens haar kun je niet dichterbij bij de autochtone bevolking komen. In China, aankomende vakantie, schijnen we weer een eind met de bus te moeten. Daar kan ik nu al tegen opzien. Ik zie ons alweer over smalle wegen hoog in de bergen langs afgronden rijden. Ik hoop dat we een taxichauffeur kunnen vinden die tegen redelijke prijs dezelfde route wil afleggen. Maar ja, die smalle weg blijft, die afgrond ook. Ik ben geen reiziger.

Maliënkolder

Donderdag 2 juni, Lhee

Maliënkolder

Ik hijs mij in de woorden,
schor de zinnen aan.
Ten strijde tegen de tijd.

Ik pantser de woorden,
alleen de hardste tellen.
Het is niet alleen het treffen

van het doel. Het is meer: roest,
stof, het vermolmen en slijten,
het verkruimelen en bederven.

Het is het winnen van de veldslag.
Ich will den totalen krieg,
het ausradieren van de tijd.

Ik stel mijn zinnen af, prepareer
de strofes. Richt de woorden.
Ik verzamel mij, sluit de rij.

Nee, niet verzaken. Schouder tegen
schouder. Ten aanval. Een voor allen.
De tijd. Ten strijde.

Kaliumcyanide

Woensdag 1 juni, Lhee

 

Grote kans dat dit mijn laatste blog is. Het kan goed dat mijn huis inmiddels is omsingeld door anti-terrorisme troepen, dat vannacht de bestorming en mijn arrestatie plaatsvindt.
Het kan bijna niet anders of vandaag zijn bij de AIVD en CIA alle alarmbellen gaan rinkelen. Er zal heel wat getelefoneerd zijn tussen Washington en Den Haag.
‘Ja, hier Washington, CIA, wat gebeurt daar in Nederland in godsnaam met die Tonen?’
‘Geen idee. We staan versteld. We verhogen het dreigingsniveaus van code oranje naar rood. De dreiging is nu echt substantieel.’
Dat telefoonverkeer is niet ten onrechte want op basis van mijn surfgedrag kunnen de geheime diensten eigenlijk niet anders dan concluderen dat ik binnenkort zal overgaan tot de meest verschrikkelijke acties.

‘Wat is de werking van Antrax?’
‘Met welk gif kan ik de meeste mensen vermoorden?’
‘Waar kan ik kaliumcyanide kopen?’
‘Wat is de werking van natriumazide?’
‘Hoeveel gram natriumazide heb ik nodig om iemand te vermoorden?’
‘Wat gebeurt er met iemand die sterft aan kaliumcyanide?’
Ik heb vandaag de meest vreselijke vragen aan Google gesteld. Het kan niet anders of ik sta nu op de terroristenlijst.

Als ik surf heb ik toch altijd het idee dat mensen over mijn schouder meekijken. Geen haar op mijn hoofd die er over denkt het woord gangbang of hooker in te tikken. Op internet ben je nooit alleen. Er zijn altijd lieden die met je meekijken.
Vandaag durfde ik toch al die enge vragen te stellen omdat ik het min of meer beroepsmatig deed. Voor mijn nieuwe boek had ik allerlei informatie over aanslagen nodig. Ik heb eerst even mailtjes naar Google, de AIVD en de CIA gestuurd dat ze niet moesten schrikken, maar dat ik me vandaag op internet als een ware terrorist zou ontpoppen. Omdat ik geen mailtjes terug kreeg, weet ik niet of ze die ook hebben ontvangen. Vannacht kan er dus van alles gebeuren.

Ik weet inmiddels wel hoe ik die hel en verdoemenis in mijn boek laat plaatsvinden. Het wordt toch kaliumcyanide. Makkelijk te vervoeren, je hoeft maar een kleine hoeveelheid te gebruiken om iemand te vermoorden en het leidt tot zekere dood. Een beetje ouderwets, dat geef ik toe. Er zijn zoveel mensen door kaliumcyanide om het leven gekomen, maar dat is niet voor niets -bewezen kwaliteit.

Tuin

Dinsdag 31 mei, Lhee

 

1.
‘Moet je kijken. Er staat een hond in de tuin. Volgens mij is het een rodhesian ridgeback. Welke gek laat zijn hond nou loslopen.’
‘Is het wel een hond?’
‘Dat zie je toch.’
‘Nee, het is een ree.’
‘Verrek, het is een ree.’

2.
Ik vertelde al eerder over een merel die zich in de struiken naast de schuurdeur heeft genesteld. Er is iets gek met het nest. De buren van de merel, de pimpelmees en de mus, zien we voortdurend heen en weer vliegen met voedsel. Het is een gesleep met wormen en zaden van jewelste. Bij het nest van de merel is het opmerkelijk rustig.
De pimpelmees en de mus doen het duidelijk met z’n tweeën. Dan komt de man, dan de vrouw weer aangevlogen. Bij de merel zien we alleen maar de man. Hij zit heel lang op het nest, slechts soms vliegt hij even weg. Ik vrees dat Wyb en ik getuigen zijn van een gezinsdrama. Of de vrouwtjes merel is er met een andere kerel vandoor, of ze is in de maag van Gijs verdwenen. Beide opties zijn mogelijk. In ieder geval constateren we dat het hier een éénouder gezin betreft.

3.
‘Wat is er met die mannetjes merel eigenlijk aan de hand?’ Wyb haalt de verrekijker om hem beter te kunnen bekijken.
‘Zijn hele borst ligt open. Moet je kijken. Hij heeft geen veren meer op zijn borst en er zit bloed. Al zijn veren zitten in de war.’
Als ik door de verrekijker kijk zie ik het. Een verfomfaaide vogel. Een vader merel die ondanks zijn verwondingen gewoon zijn kinderen blijft verzorgen. Respect. Ik vrees dat ook deze merel kennis heeft gemaakt met de klauwen van Gijs. De vader heeft het ternauwernood overleefd, ik vrees dat we dat van de moeder niet kunnen zeggen. Die Gijs maakt van onze tuin een oorlogsgebied.

4.
Wyb observeert het merelnest met de verrekijker. Slechts zo nu en dan zien we de vader naar zijn jongen vliegen. Het aantal bezoekjes staan in geen verhouding tot de bezoekjes van de andere vogels.
‘Dit komt helemaal niet goed,’ zegt Wyb. ‘We moeten hem echt helpen.’
‘Hoe dan?’
‘We moeten wormen gaan zoeken. We moeten die wormen bij het nest leggen.’ Wyb voegt meteen de daad bij het woord en begint in het gazon te wroeten opzoek naar wormen.
‘Ik begrijp dat we nu een merelgezin adopteren? Dat kan er nog wel bij. We hebben adoptiekinderen, een adoptiekat. We zijn hartstikke goed in adopteren, daar kan nog best een adoptiemerel bij.’

5.
Paarden. Sommige mensen geven er hoog over op. Ik vind paarden helemaal niks. Je hebt er ook niks aan, het zijn depressieve dieren. Ze staan een beetje voor zich uit te staren en ze lijden aan boulimia, de hele dag door staan die beesten te vreten.
Sinds we in Lhee wonen, lopen voor ons huis drie paarden, een moeder met twee dochters. De moeder heet Karina, de dochters Halina en Gala. Voor paarden leken ze tamelijk gelukkig. Met z’n drieën grazen ze schouder en schouder het grote weiland af.
De afgelopen maand stond de moeder alleen in de wei. Gala werd ergens op een gespecialiseerde boerderij geïnsemineerd. Halina werd elders onder het zadel gebracht. Nooit zag ik een treuriger paard. De moeder liep verloren in de wei. Als ze de pil van Drion zou hebben, had ik het ergste gevreesd.
Gelukkig werd gisteren Gala teruggebracht. Eindelijk zag ik dat paarden ook blij kunnen zijn. Om de hereniging te vieren, draafden ze met z’n tweeën als jonge veulens door de wei. Ze hinnikten en maakte vrolijke dansjes. Jammer voor paarden dat vrolijkheid bij hen nooit zo lang duurt. Inmiddels staan ze weer schouder en schouder voor zich uit te staren en met hun staarten de vliegen van hun lijf te houden. Als ze daarmee klaar zijn, geven ze zich weer over aan boulimia.

Alle rechten voorbehouden © Gerard Tonen 2016