Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2022, juli

Lente!

Zondag 31 juli, Cadouin

 

Een nieuwe lente!

Och, geef mij de ouden maar,

zei de grijsaard zacht.

Heren

Vrijdag 29 juli, Cadouin

 

Ik studeerde in de jaren zeventig. Nou ja, studeren. Ik voerde voornamelijk actie en daar heb ik veel van geleerd. Het was management avant la lettre. Spontaan een bezetting organiseren, binnen een paar dagen een demonstratie op de been krijgen, mijn organisatie skills ontwikkelde ik daar en dat was een cadeau voor het leven.

Een van de prettige dingen van de jaren zeventig was dat iedereen ervan overtuigd was dat het traditionele studentencorps niet lang meer zou bestaan. Ik weet eigenlijk überhaupt niet of er in die jaren studenten lid waren van een corps. De studentenbal was uit het straatbeeld verdwenen. Als je er al een zag lopen dan had dat hetzelfde effect alsof je een vrouw uit Staphorst in klederdracht tegenkwam, een curiositeit.

Ik heb nooit begrepen waarom iemand lid wil worden van een vereniging. Goed, als je wilt voetballen moet je wel lid worden van een voetbalvereniging. Maar om te gaan wandelen en te genieten van de bossen hoef je geen lid te worden van de padvinderij. En om feest te vieren en mensen te leren kennen hoef je geen lid te worden van het corps.

Het vervelende van verenigingen is dat ze ook meteen rituelen en regels gaan verzinnen. Over nieuwe leden heen pissen, mensen lam voeren, een plein met een tandenborstel laten schoonmaken, een vereniging ontwikkelt graag nare gewoontes. De behoefte om je daarbij aan te sluiten of je daaraan te onderwerpen begrijp ik totaal niet. Een beetje persoonlijkheid vindt toch zijn eigen weg, denk ik dan. En dan de tijd die er in gaat zitten, al die verplichte uitjes, zuippartijen, gewoontes, alsof je alle tijd hebt in het leven.

Ik schrijf dit natuurlijk naar aanleiding van het wangedrag van de mannetjes van het Amsterdamse studentencorps asc/avsv, door zichzelf het liefst Heren genoemd. Op kinderlijke wijze toonden zij in ultrakorte tijd hun vrouwenbeeld. Vrouwen zijn hoeren van wie je de nek moet breken om er vervolgens je lul in te stoppen. Of was het sperma? In ieder geval een van die twee of misschien wel beide. Je houdt het niet voor mogelijk, maar filmpjes bewijzen dat het waar is.

Het fascinerende is dat die mannetjes met hun witte overhemdjes en hun bretelletjes vermoedelijk allemaal een keurige opvoeding hebben gehad. Acht van de tien leden zal niet zeven vinkjes hebben maar het dubbele daarvan. Er zullen een paar hoogbegaafden bij zitten, een groot aantal is gestimuleerd met bijlessen en warme ondersteuning van de ouders om het hoogste onderwijsniveau te halen.

Die ouders zijn ongetwijfeld lieve, begrijpende, ruimdenkende ouders. De vrucht van hun opvoeding zit daar dan voluit ‘Hoer’ mee te brallen. Mij als misantroop geeft het toch het zoveelste bewijs dat de mens niet deugt. Zelfs als je met slimme en goed opgevoede exemplaren van de menselijke soort hebt te maken loopt het al snel uit de klauw. Zet de mens in een massa en hij is kneedbaar als de klei in de handen van de pottenbakker. Alleen al door dat gevaar een advies aan mijn jonge lezertjes: mijd verenigingen.

Strontvliegen

Donderdag 28 juli, Cadouin

 

Ben ik een paar maanden weg uit Nederland, loopt de boel uit de hand. Uit het vaderland bereiken me apocalyptische beelden. Naargeestige puinhopen op onze gestroomlijnde snelwegen, brandende bermen, boeren die pro deo asbest storten, op- en afritten vol vuil, autobanden en balken. In landelijke gebieden wapperen volop van die treurige omgedraaide Nederlandse vlaggen. Je kunt ze niet weghalen want dan krijg je een doodsbedreiging. Altijd al een hekel aan vlaggen gehad. Waar vlaggen zijn is strijd.

Gezellig land. Iedereen bedreigt iedereen. De boeren bedreigen de aannemers die de snelwegen willen fatsoeneren. Van ambtenaren die vlaggen weghalen verschijnen foto’s op internet zodat zij en hun familieleden kunnen worden bedreigd. Politici bedreigd. Politie bedreigd. Zelfs de handelsreizigster in vlees, mevrouw Caroline van der Plas (wie kent haar niet), heeft alle afspraken afgezegd. Oorzaak: doodsdreigingen. Als je niet bedreigd wordt in Nederland hoor je er niet bij.

Ultra-rechts spint er garen bij. De vele websites die dat gedachtengoed uitwalmen hebben zich naar Nederland gespoed. De opstand tegen de mondiale elite, geregisseerd door het World Economic Forum (of zoiets, het kan ook Bill Gates zijn of Georges Soros, dat is afhankelijk van welke gek je spreekt), is in Nederland begonnen, vinden zij. Waar stront is zijn strontvliegen.

Gisteravond zag ik bij Renze, een soort slechte RTL-variant van Op1, een jonge Hollandse boer die ik al eens eerder aan de tafel zag zitten. Hij is een blozende jongen die graag in de buitenlucht verkeert, dat zie je zo. Vermoedelijk is hij net klaar met mbo landbouw. Hij verwoordt wat ik al vaker van boeren hoorde: ‘we voeren nu al maanden actie en het kabinet heeft nog steeds niet geluisterd, ze gaan gewoon door met hun plannen.’ In een vorige uitzending werd hij heel emotioneel en begon hij te huilen. Best lief. Maar wie legt die boeren nou eens uit dat actievoeren niet betekent dat je gelijk krijgt, dat we in Nederland hele nette democratische procedures hebben. Dat je daar tegen mag protesteren en lekker mee mag polderen, maar dat protest volstrekt geen garantie is dat je gelijk krijgt.

Ik heb inmiddels besloten mijn melkconsumptie te beëindigen. Dat betekent ’s morgens geen drie koppen koffie meer met koemelk. Ik stap over op sojamelk of havermelk. Op mijn bord geen vlees meer. Ik wil er alles aan doen om de veeteelt in Nederland tot een minimum te reduceren. Zijn we nou helemaal gek geworden? Een land zonder veeboeren, het lijkt me een enorme opruimactie. Eindelijk weer gewoon over de snelweg kunnen rijden. Eindelijk komt er grond bij om huizen te bouwen voor starters en vluchtelingen en dan is er nog genoeg plaats voor nieuwe bossen. Eindelijk die deprimerende vlaggen weg en die strontvliegen het land uit. En bovenal: geen dierenleed meer.

Hier in Frankrijk zijn ze verbijsterd als ik vertel dat Nederland de tweede grootste exporteur van landbouwproducten in de wereld is.
‘Zo’n klein landje? Dat kan toch niet?’
‘Natuurlijk kan dat niet.’

‘Wyb, ik ben een blogje aan het schrijven, zou jij nog een kop koffie met sojamelk voor me willen maken.’

Basta

Dinsdag 26 juli, Cadouin

 

 

 

Basta

Zal het laatste woord

hetzelfde zijn als

het eerste woord: mama?

Of is er een schreeuw door pijn?

Er zijn vast wat diepe zuchten.

En dan is het gedaan.

Vóór mij de leegte.

Achter mij de liefde.

Het wissen is begonnen.

Hier en daar nog herinnering.

En ik weet niets.

Ik ben niets meer.

Nog even vuur.

Daarna as en stof,

zoals het hoort.

Dan het verstrooien.

Laat het stevig waaien

over de planten, een vogel

pikt. Op in het geheel.

En dat was het dan.

Hoe groot is de kans

dat mijn moleculen

zich ooit weer herenigen?

Totaal nihil. Het is allemaal

voorbij, afgelopen. Basta.

 

Dikke Ik

Maandag 25 juli, Cadouin

 

Ik lees in NRC een lang artikel over de situatie in Ter Apel. Over de situatie van vluchtelingen, mensen die zijn gevlucht voor oorlog, of dreiging van een levenslange gevangenisstraf, of marteling, of vervolging omdat ze homo zijn of atheïst. Komen ze na een lange reis aan in Ter Apel, zo’n beetje het Siberië van Nederland, zover mogelijk weggestopt van de Randstad, staan ze voor een dichte deur. Ter Apel is een plaats waar de Nederlander zo min mogelijk last heeft van mensen die (nog) geen Nederlander zijn. Nu al maandenlang staan vluchtelingen voor een gesloten poort. Het AZC daar zit vol en daarom moeten mensen buiten slapen, net zo lang tot er weer een plaats vrijkomt. Ze slapen daar tussen het vuil, vlakbij stinkende noodwc’s, in kou en regen.

En ik denk: wat zijn we toch een miezerig klote volkje. We kunnen wel tienduizenden Oekraïners keurig opvangen, gelukkig, maar als het om mensen uit andere culturen gaat geven we niet thuis. Hoe kan het dat we in dit keurige land, dat bulkt van het geld en kennis, dit niet kunnen organiseren? Omdat we het niet willen.

Er komen op het ogenblik minder vluchtelingen binnen dan in tijden van de Balkanoorlog of het begin van de oorlog in Syrië. Toen werd het uiteindelijk redelijk gemanaged en nu laten we de boel in het honderd lopen. Waarom? Omdat we, toen die golven voorbij waren, wij meteen de opvang zijn gaan afbouwen. Vluchtelingen mogen niet het idee krijgen dat ze hier welkom zijn, dat het bed klaar staat. Hierdoor komen we elke keer opnieuw voor een crisis te staan als de toeloop toeneemt. Elke keer weer creëren we onze eigen crisis.

En hoe dat komt? Onverschilligheid. Mensen die vluchten, het liefst bannen we dat soort zaken uit ons hoofd. Ze zijn lastig en kosten geld. Bovendien vraagt de kwestie empathie, invoelingsvermogen, een ethisch besef, beschavingsdenken, en dat hebben we nu eenmaal niet in Nederland. Hoe hadden we dat ook moeten ontwikkelen? We zijn overvoerd door de junk televisie van Joop van den Ende en John de Mol. Leve de leut! Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan?

Al snel hoor je: wij zijn een nuchter volkje. Ja? Dat nuchter is gemakzucht, onverschilligheid, het hoofd wegdraaien, je reet afvegen met andermans ellende. Nuchter is domheid, je blik vernauwen tot je eigen kleine wereldje. Maar wat wil je ook met een premier die alles wat te maken heeft met vooruitkijken, om je heen kijken, opvattingen hebben, een visie hebben, niets vindt.

In Frankrijk krijgen de kinderen op de basisschool al filosofie. Ze zijn daar gewend om van jongs af aan na te denken over existentiële en ethische kwesties. Kom daar eens om in Nederland. We vinden dat tijdverspilling, onnodig gezweef, soft gedoe. Het gros van Nederland heeft geen idee hoe de wereld om hen heen eruit ziet. Als het gazon maar gladgeschoren is, de kantjes geknipt, de hypotheekaftrek niet in gevaar komt. We zijn een land vol volgevreten verwende eikels die elkaar op sociale media de kanker en de tering toewensen. Laat staan dat ze geïnteresseerd zijn in mensen die op de vlucht zijn.

Dikke Ik zit in Nederland stevig in het zadel.

Woudloper

Zaterdag 23 juli, Cadouin

 

Er zijn twee dingen die ik absoluut niet kan. Mijn leven had er anders uitgezien als ik die wel had gekund. Zingen en wandelen. Ik kreeg muziekles op de basisschool. Aangezien mijn meester van zingen hield, zongen wij wat af. Heerlijk.

Eenmaal gevorderd moesten wij voor een cijfer alleen voor de klas een liedje zingen. In mijn klas zaten echt een paar nachtegalen. Gelukkig zit de T van Tonen pas op het eind van het alfabet. ‘De Blogger,’ de meester nodigde mij uit. Ik hield geen wijs, zong zo vals als denkbaar. De meester was verbijsterd: ‘Jij kunt echt niet zingen.’ Ik was nog slechter dan ik zelf al wist. Dat jaar moest ik nog een paar keer alleen voor de klas zingen. Elke keer hetzelfde erbarmelijke resultaat. Uiteindelijk besloot de meester dat ik niet meer alleen hoefde te zingen. De kwaliteit van mijn zingen was hem meer dan duidelijk.

Voor mij was het een grote deceptie. Want ik wist wat ik het allerliefste wilde worden. Ik wilde cabaretier worden, ik wilde een Toon Hermans worden, of een Wim Sonneveld, maar het liefst Toon Hermans. Als ik in mijn jeugd ergens van heb genoten dan waren het hun one-man-shows. Ik liep mijn eerste litteken op door die zangles. Het was duidelijk dat ik nooit een Toon Hermans kon worden. Dan maar een goede voetballer worden, een George Best of Bobby Charlton.

Een ander ding waar ik absoluut geen talent voor heb is wandelen. Als ik goed kon wandelen zou ik eindeloos doorlopen. Woudloper worden leek me ook niet gek. Al sinds mijn jeugd weet ik dat ik geen woudloper kan worden. Dit leverde opnieuw een littekentje op. Als ik langer dan een uur loop gaat mijn rechtervoet schrijnen, een soort elektrische pijn.

Afgelopen week liepen Wyb en ik door de Pyreneese bergen. We liepen een prachtige tocht op grote hoogte. Het eerste uur voel ik mij de koning te rijk, niets aan de hand. Mijn voet doet precies wat een voet moet doen. Maar na een uur voel ik langzaam de pijn komen en wordt het wandelen weer een lijdensweg. Ik ben een prima klimmer, aan mijn conditie ligt het niet, aan mijn geest al helemaal niet. Maar die voet, die rechterpoot. Wyb en ik gaan regelmatig zitten in de hoop dat de voet zich herstelt. Helaas, een kwartiertje zitten helpt niet.

Als we afdalen, passeert ons een Frans jongetje van tien jaar. Hij huppelt naar beneden. Met jaloezie kijk ik naar hem. Wat een conditie, wat een souplesse. Sowieso is wandelen een breed beoefende bezigheid in Frankrijk. We komen gezinnen tegen met kinderen van vier, vijf jaar, die geheel zelfstandig stevig doorstappen. Niks mekkeren. De Fransen kweken hard volk. Naast ons camper staat een vader met zijn zoon, Gabriël. Elke dag maken ze een bergwandeling. Drie dagen geleden wandelden ze liefst acht uur naar de top van een berg. Kom daar eens om bij Nederlandse kinderen.

Ik ben dus geen Toon Hermans geworden, geen George Best, en ook woudloper zat er voor mij niet in. Vooral dat laatste tot verdriet van Wyb.

Veranda

Zondag 17 juli, Cadouin

 

 

Bij de doorzonwoningen van mijn ouders in de Nijenrodestraat en Weezenhof hadden wij natuurlijk geen veranda’s. In Nederland is een veranda een ding dat niet veel voorkomt. Op de Kwakkenberg en in Wassenaar zullen er vast een paar zijn, maar in Hatert en Dukenburg is het een ongekend fenomeen.

Ik leerde de veranda kennen van de talloze cowboyfilms die ik zag. Stoere mannen hingen met hun geweer op schoot op een veranda, hun voeten rustten nonchalant op het houten hek van de veranda. Later kwam ik de veranda tegen in de Amerikaanse romans die ik las. Sinds ik de veranda leerde kennen, vind ik het begerenswaardig onderdeel voor een huis.

Toen wij naar Hippolyte verhuisden kreeg ik voor het eerst een veranda, en wat voor een. Het was een balzaal van een veranda. Het was dat we rekening hielden met de buren, anders hadden we er grote feesten kunnen geven.
Al moet ik zeggen dat ik vind dat je op veranda’s geen feesten moet geven. Veranda’s zijn er vooral om te zitten, te mijmeren, wat te staren of te kijken naar de natuur en de sterren. Het fijne van een veranda is dat het binnen is, maar toch buiten. Een veranda geeft een beschermd gevoel. De avond valt, je zit op een veranda, glas wijn bij de hand, en het geluksgevoel is niet ver te zoeken.

Gelukkig hebben we in Cadouin opnieuw een veranda, onze tweede veranda. Deze veranda is een fractie van de balzaal in Hippolyte, maar voor ons ongelooflijke waardevol. Het is geen veranda die aan het huis vastzit, het is een soort open kamer die voor onze voordeur is gebouwd. Je loopt de voordeur uit. Dan heb je een kleine betonnen stoep en in het verlengde van het huis ligt dan onze veranda. Als je op straat naar het huis kijkt, lijkt het meer een uitzichttoren.

De veranda is de ruimte in het huis die wij het meest gebruiken. Onze veranda is eigenlijk onze woonkamer. Er staat een bank en twee stoelen waarop het heerlijk zitten en slapen is. Het is de ideale plek om te lezen, te praten en niks te doen.

Het fijne is dat de veranda onder bomen ligt waardoor het altijd tamelijk koel is. Die koelte wordt nog gestimuleerd omdat één wand van de veranda een gordijn van boomtakken is. Die takken wuiven ons regelmatig koelte toe. Deze wand moet er binnenkort wel aan geloven. Het is wachten op onze tuinman die een aantal takken gaat verwijderen. Die takken ogen mooi, maar ze belemmeren ons uitzicht. We willen net iets meer van ons af kunnen kijken.

Op het ogenblik is het rond de 37 graden in Cadouin, zelfs onze veranda wordt te warm om lekker te zitten. Morgen slaan we voor een paar dagen op de vlucht want het kwik gaat naar de 40 graden. Wyb en ik gaan met de camper een paar dagen naar de Pyreneeën. De canicule die steeds onverbiddelijke vormen aanneemt, hopen we op koele hoogte beter door te komen. 
Het is te hopen dat we niet te maken krijgen met bosbranden, want de branden rond Bordeaux, dat toch 170 kilometer van ons vandaan ligt, waren gisteren zelfs in de Dordogne te ruiken.

 

Einzelgänger

Vrijdag 15 juli, Cadouin

 

Ik wil toch nog even terugkomen op onze beslissing om Cadouin te kopen. In het vorige blog noemde ik ontwikkelingen in het vaderland mogelijk de voedingsbodem waarop we de beslissing namen. Een voedingsbodem heeft echter zaad nodig. Een voedingsbodem zegt nog niets over de aard van het zaad. Dat zaad ben ik natuurlijk zelf. De reden om Cadouin te kopen ligt niet in de vreugdeloosheid een materialisme van Nederland. De eigenlijk reden ligt in mijn hersens, is een psychologische zaak, heeft met karakter te maken.

Laat ik mijn eigen diepte in duiken op zoek naar het DNA van het zaad. Ik denk dat ik mijn hele werkzame leven heb ontpopt als een sociaal iemand. Voor mijn collega’s was ik best een goede collega, denk ik. Je kon best lachen met me en ik was redelijk eerlijk en open, wat mensen fijn vonden. In gezelschap houd ik mij best goed staande, duw mij een receptie binnen en met wat small talk en wat kwinkslagen sla ik mij er doorheen.
Belangrijke vraag daarbij: vind ik het leuk? Volstrekt niet. Ik hou niet van grote gezelschappen. Op feestjes voel ik mij al snel diep ongeluk. Een café inlopen zonder dat het een doel heeft -verschrikkelijk. Verjaardagspartijtjes, aan mij niet besteed. In een vriendengroep een beetje leut maken, afschuwelijk.

Ik weet zeker dat menig collega er van overtuigd was dat ik een mensen-mens ben (vreselijke term trouwens). De harde waarheid is dat ik dat in wezen niet ben. Ik doe mijn best om mensen-mens te zijn om daarvoor de uiterlijke schijn aan te nemen. Maar hoe vaak heb ik die schijn wel niet vervloekt en dacht ik alleen maar: ik wil naar huis, ik wil die mensen niet, wat moet ik ermee.

Ik heb bevlogen collega’s gehad. Mensen die echt geloofden in een betere wereld, in gemeenschapszin, in verbindingen leggen, zoals dat tegenwoordig heet. Ik heb ze volop gefaciliteerd, mijn best gedaan hun idealen te verwezenlijken. Maar al doende geloofde ik er geen bal van. Ik ben een einzelgänger, ik hoef geen verbindingen of leven in een gemeenschap. Het leven is een eenmansguerrilla, zei Jan Cremer, en ik ben het met hem eens.

Sterker: ik ben een misantroop. Ik heb weinig tot geen vertrouwen in mijn medemensen als het gaat om macro- of mesoniveau. De mens is een agressieve dierensoort met een onbegrensde neiging tot zelfvernietiging. Op individueel niveau heb ik nog wel vertrouwen in mensen, een leven zonder liefde, vrienden en familie kan ik mij niet voorstellen. Maar toch: alleen ben ik het gelukkigst, luidde ooit een krantenkop boven een interview met mij. Wat ook niet waar was, want een leven zonder Wyb vind ik geen leven. Alleen zijn prima, maar daar horen wel mensen bij van wie ik hou. Verder heb ik niet veel mensen nodig. Ik kan prima alleen zijn, sterker, dat prefereer ik.

Sinds ik werk aan Dossiermoddergat beleid ik mijn liefde voor het kluizenaarschap. Al moet gezegd, dit vooral als metafoor, maar dat maakt niet uit, het wezen blijft hetzelfde. Toen ik voor het eerst ons huis in Cadouin binnenstapte, zag ik dat als een stap naar realisatie van dat kluizenaarschap. Afgezonderd samen op een heuvel wonen: wat een aanlokkelijk idee.

Hoe het komt dat ik deze afwijking heb? Mijn huis-, tuin- en keuken psychologische ervaring zeg dat het misschien wel komt door mijn enig kind zijn. Al op zeer jonge leeftijd vermaakte ik mij prima alleen. Een van mijn beste vrienden was mijn fantasie en dat is eigenlijk nog steeds zo. Geef mij een huis op een heuvel in Frankrijk en ik ben gelukkig. Aldus werd besloten.

PS Na lezing van dit blogje grijpt De Censor sinds lang weer eens in. ‘Nu lijkt het net of we definitief naar Frankrijk verhuizen en dat is niet waar.’ Ik moet haar gelijk geven. Dat kluizenaarschap van mij is een beetje een slap kluizenaarschap. We blijven natuurlijk vooralsnog gewoon in Groningen wonen.

 

Ontworteld

Donderdag 14 juli, Cadouin

 

In 2019 besloten we naar Frankrijk te verhuizen en een chambres d’hôtes te beginnen. Een grote beslissing. Na twee jaar waren we terug in Nederland. Covid deed ons dan wel niet fysiek maar wel financieel de das om. Lockdowns en reisverboden zorgden ervoor dat we geen gasten meer kregen en zonder gasten geen inkomsten.

Toch is die beslissing om naar Frankrijk te gaan misschien nog wel groter dan ik aanvankelijk dacht. We zijn terug in Nederland. Maar ik ben nooit meer terug in Nederland gekomen zoals ik er wegging. Mijn leven lang voelde ik mij onderdeel van de Nederlandse samenleving. Er waren tijden dat ik het idee had een voorhoederol te spelen. Ik heb me er altijd als een vis in de Nederlandse rivieren gevoeld. Nadat we terug waren uit Frankrijk was ik dat gevoel kwijt.

Sinds onze terugkomst voel ik mij ontheemd in eigen land. Het lijkt dat zowel Nederland als ik een andere weg zijn ingeslagen. Waarbij ik moet aantekenen dat ik niet eens weet welke weg ik precies ben ingeslagen. Ik denk dat ik footloose ben, zoals de Engelsen dat zeggen. Eigenlijk ben ik thuisloos. Mijn wortels lijken afgestorven.

Met Nederland is mogelijk hetzelfde het geval. Het land is op drift. Niets schijnt meer te functioneren als voorheen. Er is geen overheidsdienst die adequaat functioneert. Bedrijven haperen omdat ze geen personeel kunnen krijgen. En bovenal vind ik Nederland een vreugdeloos land. De ontevredenheid en het gekanker is niet van de lucht. Er lijkt niets waar de Nederlander plezier aan beleefd, behalve dan geld verdienen.

Nederland lijkt een land dat uit elkaar valt. Het best komt dat tot uiting in de Tweede Kamer. Honderdvijftig kamerzetels moeten verdeeld worden tussen twintig partijen en afsplitsingen. Treurige onmacht is het overheersende beeld. Onmacht die zich uit in harde, onaardige, woorden, in moties van wantrouwen en afkeuring nog voordat iemand een woord heeft gezegd.

We gingen in Groningen wonen. Een stad waar Wyb erg aan is gehecht. Ik zelf heb niet zoveel met Groningen, ondanks dat ik er in het verleden acht jaar heb gewoond. Het lastige van Groningen is dat het overal ver vandaan ligt, waardoor ik me nogal geïsoleerd voel. De stad vinden zowel Wyb als ik ongelooflijk druk. Het aantal studenten is overweldigend.

We wonen in een huis drie huizen van het huis vandaan waar Wyb als student woonde. Twintig procent van de huizen in de straat waren toen studentenhuizen, nu is dat tachtig procent. Groningen is een stad die uit zijn voegen barst van drukte, zoals heel Nederland uit zijn voegen barst. Voordat we naar Frankrijk gingen heb ik dat nooit zo ervaren. Sinds we terug zijn zie ik gekrioel. Als we terugkomen uit Frankrijk en bij Breda over de grens rijden, valt meteen de drukte op, de rijen veel te dure auto’s, een processie ter ere van het materialisme.

Misschien is dat alles wel de voedingsbodem waarop we in januari toch besloten weer een huis in Frankrijk te kopen. Is Frankrijk een beter land dan Nederland? Ik denk van niet. Maar het voordeel van Frankrijk is dat ik zeker weet dat ik daar een buitenstaander ben. Mijn positie is daar duidelijk, zeker omdat ik de taal niet goed spreek. In Nederland ben ik inmiddels ook een buitenstaander, een gefrustreerde buitenstaander omdat ik mij wel verbonden voel en de voortdurende de neiging heb mij met dat vreugdeloze land te bemoeien -wat natuurlijk geen enkele zin heeft.

Ontheemd. Ontwend. Ontworteld. En opeens was daar het huis in Cadouin, dat meteen als een veilige haven voelde.

 

Impulsbeslissing

Woensdag 13 juli, Cadouin

 

Het was half januari. Wyb en ik zouden naar Ineke en Liesbeth gaan opdat ik met Ineke een fotoboek ging maken. In aanloop naar dat bezoek werden we lichtelijk bevangen door huizenkoorts. Liesbeth had als makelaar in de Dordogne een huis gezien dat mogelijk iets voor ons kon zijn. We kregen van haar een zoom-rondleiding door het huis en samen met Liesbeth kwamen we tot de conclusie dat het huis niets voor ons was. Er moest teveel aan gebeuren en aangezien Wyb en ik zo onhandig zijn als pandaberen vonden we al tijdens de rondleiding dat dit een no go area was.

Nam niet weg dat er een zaadje van het huizenvirus was geplant. Wyb begon een zoektocht op internet naar mogelijk andere huizen. Belangrijke bron daarbij was leboncoin.fr waar jan en alleman iets te koop aanbiedt. Zodoende vond ze een huis in Cadouin dat haar wel iets leek. Ze legde het voor aan Liesbeth en die was meteen positief: mooi dorp, mooie plek, huis zag er op de foto’s goed uit.

Toen we naar Frankrijk gingen voor onze afspraak beloofden Wyb en ik elkaar het huis niet te kopen. Ondanks dat we een afspraak hadden om het te bezichtigen, besloten we het zeker niet te kopen. We zouden een beetje gek zijn ons weer aan allerlei verplichtingen op te hangen.

En toen gebeurde het. Wyb en ik liepen met de makelaar van de verkopende partij en Liesbeth en Ineke het huis binnen. Meteen toen ik binnen kwam, wist ik dat ik hier wilde wonen, dat we het huis moesten kopen. Ik zei nog niets tegen Wyb, wachtte haar reactie af.

Na een tijdje in het huis rond te hebben gelopen, vroeg ik aan Wyb wat ze ervan vond. ‘Ik zeg niets. Ik ben vooral benieuwd naar jouw reactie.’ Ik wist ook wel waarom ze dat zei. Als iemand terug wilde naar Frankrijk dan was het Wyb. Als het aan haar lag zouden we dit zeker kopen. Ze wist dat ik sceptisch was om terug te gaan naar Frankrijk en liet de mogelijke beslissing aan mij over.
‘Wat vind je ervan?’ vroeg ze nog eens.
‘Ik vind het fantastisch,’ gaf ik meteen toe. ‘We moeten het kopen. Dit huis voelt zo goed, ligt zo mooi.’
Wyb was overdonderd, ze had deze reactie totaal niet verwacht.

We vroegen aan Liesbeth wat ze ervan vond. ‘Prachtig huis. Ongelooflijk voor deze vraagprijs. Als ik geld had zou ik het meteen kopen. Alleen al omdat het een prima investering is.’
‘We willen het hebben,’ lieten we haar weten. En voorzichtig begonnen we de eerste onderhandelingen.

Wat bezielde mij op dat moment? Alweer een impulsbeslissing, terwijl ik die juist uit mijn leven wilde bannen. Maar het gekke is dat het gevoel dat ik op dat moment had, alleen maar sterker is geworden. We zitten er nu anderhalve maand en ik heb me nog nooit ergens zo thuis gevoeld. De aankomende blogs wil ik op zelfonderzoek uit waarom dat het geval is. Wordt dus vervolgd.

 

 

Canicule

Dinsdag 12 juli, Cadouin

 

Al een paar dagen zit een blog in mijn hoofd waarin ik wil zeggen dat de temperatuur hier in de Dordogne net iets aangenamer is dan de Cevennen. Overdag, zo wilde ik schrijven, is het net een paar graden minder warm, waardoor het allemaal iets beter is uit te houden. En het allergrootste voordeel: ’s avonds koelt het hier merkbaar af. In Saint-Hippolyte-du-Fort was er nauwelijks verschil tussen de temperatuur overdag en ’s nachts. De hele zomer stonden ’s nachts de ramen in ons appartement open om maar te profiteren van de geringste temperatuurdaling.

Dat blog kan ik nu niet meer schrijven omdat ik weet dat het niet klopt. De aankomende week overtreft de temperatuur hier in de Dordogne de temperatuur van de Cevennen. Volgende week maandag, dinsdag en woensdag gaat het hier naar de 42 graden. In aanloop daarnaartoe is het de hele week 35, 36 graden. Ik hoop dat het voordeel van de nacht wel klopt. Als het 42 graden is, belooft de weerapp dat de temperatuur ’s nachts daalt naar 22, 24 graden. Dat is tenminste iets.

De Franse vertaling van hittegolf is la canicule, vind ik een mooi woord. In de tijd dat we nog in Hippolyte woonden, hoorden we het woord vaak. Het eerste jaar dat we er woonden was het een uitermate warm jaar. De ene canicule volgde de andere canicule op. Werken boven de 40 graden was een crime. 
Als ik ’s middags Dies uitliet met 43 graden dan leek het of de lucht me van achter vastpakte, haar armen om mij heen sloeg en mijn borst dichtdrukte. Het liefst gingen we naar ons appartement om op bed te liggen en ons over te geven aan de canicule. We hadden echter geen keuze, er moest gewerkt worden. Op die manier wendden wij met moeite aan de hitte.

En nu, voor het eerst dat we in de Dordogne zijn, komt er weer eens een onvervalste canicule aan. Nu hebben we wel een keuze. Onze dagen kenmerken zich al door luiheid, het zal er in de canicule niet beter op worden. De hitte heeft een lichamelijke maar ook mentale invloed op me. Het lezen gaat moeilijker, het schrijven van zo’n blogje wordt er niet makkelijker op. Wij beperken ons bewegen. Wyb heeft vanmorgen op een yogamatje nog wat oefeningen met een lifestyle app gedaan. Petje af.

Vooral eind van de middag, zo tegen drie, vier uur dan zal ook vandaag de thermometer zeggen dat het 36 graden is. Wyb en ik liggen dan uitgeteld op bank of in de hangmat. Want dat is het grote verschil met Hippolyte: we moeten niks. We kunnen ons permitteren lui te zijn.

Uitzicht

Zondag 10 juli, Cadouin

 

 

Eiken, een beuk,

bekleed met mos

om mij heen

alleen maar stilte

het ritselen, het roepen

van een groep vinken

en altijd denk ik: nu

zou het moeten gebeuren

een belangrijk inzicht, iets

te weten, groots en ver

maar er gebeurt nooit

iets anders dan wat er is

ik denk, goed, dit is

dus mijn uitzicht

bladeren in de wind

vinken in de lucht

eiken, een beuk,

bekleed met mos.

Berg

Zaterdag 9 juli, Cadouin

 

Een nieuwe realiteit. Wyb en ik hebben een bubbel op een berg gecreëerd. De bubbel verschilt totaal van onze manier van leven de afgelopen jaren. Om het te illustreren even een beeld hoe we er op dit moment bijzitten. Ik zit op de veranda, een soort uitkijktoren met zicht op een vallei. Ik zit op een heerlijke grote tuinbank, laptop op mijn schoot. Zojuist lag ik nog op de bank. De NRC op mijn iPhone.

Wyb ligt iets lager op de berg. Zij ligt in een hangmat in de tuin onder een fantastische catalpa, ook wel trompetboom geheten. Een boom ideaal om schaduw te creëren. Wat ze daar nu doet, weet ik niet. Ze kan er slapen, ze kan de krant lezen of een boek. Vermoedelijk ligt Dies onder haar hangmat te slapen.

Al twee weken lang doen wij eigenlijk niets. De afgelopen week waren we natuurlijk ziek. De huidige toestand is dat we best iets zouden kunnen doen, maar we doen nog steeds niets. Onze bubbel kenmerkt zich door luiheid. De temperatuur is meer dan behaaglijk. De rust is weldadig. We hebben het onbeschoft goed.

Als we zouden willen, en misschien willen we dat wel, houden we dit jaren vol. Jarenlang schreef ik in Dossiermoddergat over gewenst kluizenaarschap. Eindelijk heb ik die status bereikt. Het fijne is dat ik het kluizenaarschap deel met Wyb. Kluizenaar zijn is natuurlijk best een eenzaam bestaan, maar met z’n tweeën wordt het een stuk leuker.

Ik denk dat ik nu wel leef zoals de oude taoïsten het voorstonden. Je niet druk maken, je handen niet branden aan macht of geld, geen ambities hebben, het leven nemen zoals het komt, niet bang zijn voor ledigheid en luiheid.
Wyb en ik hebben als het ware een decalvinisatie-programma doorlopen, een programma dat we zelf hebben ontwikkeld. En met succes hebben afgerond. Weg de drukte van de stad, weg met onderhoud aan netwerken, weg verplichtingen, weg status, weg de overdadige welvaart. In eenvoudige soberheid gelukkig leven midden in de natuur.

Ik ben alleen nog observator. Terwijl ik op de bank ligt of in een hangmat wieg lees ik twee kranten per dag. Ik neem er kennis van dat de koffers op Schiphol zich steeds meer opstapelen. Dat iedereen naarstig op zoek is naar gas om de winter door te komen. Dat mensen steeds armer worden door stijgende inflatie. Hoe bedrijven worstelen met een gebrek aan personeel. Dat boeren zich opwinden over zaken waarvan ze al lang wisten dat die onvermijdelijk waren.

En ik? Ik doe niets. Ik schreef zo vaak dat ik op de huid van de tijd werkte, dat ik danste op de rand van de vulkaan. Inmiddels ben ik allang van die huid afgesprongen -of was het glijden? Van die vulkaan ben ik gelukkig afgedaald.
Ik leer mijzelf onverschilligheid, gelatenheid, tevredenheid. Het gras is nergens groener dan in de bubbel op deze berg.

 

Abe

Vrijdag 8 juli, Cadouin

 

 

Als ik deze ochtend wakker word en op mijn iPhone naar het laatste nieuws kijk, lees ik dat oud-premier Shinzo Abe van Japan zwaargewond is. Terwijl hij een toespraak hield, is hij van neergeschoten. Een paar uur later lees ik dat hij aan zijn verwondingen is overleden.

Ik weet niets van de Japanse politiek. Het enige wat ik weet is dat Abe politiek gezien conservatief was. Dat verbaast me niets, want heel Japan is conservatief. Toch raakt het nieuws me. Dat kom omdat Wyb en ik in 2017 in Japan waren. Op die reis waren we in Hiroshima toen voor de 72ste keer de aanval met de atoombom op de stad werd herdacht. Het was een groots gebeuren. De stad liep uit. In grote tenten werd hoogwaardigheidsbekleders toegesproken. Er was veel ceremonieel. Wyb en ik liepen door alle plichtplegingen heen als Puk en Muk in Japan.

Het was allemaal niet onomstreden, dat zagen we wel. Er waren protesten, er was veel politie op de been, mensen waren verdrietig, ondanks de spanning was het duidelijk dat er een ingrijpende gebeurtenis werd herdacht. 
Wyb en ik waren helemaal niet voor die herdenking naar Hiroshima gekomen. Het was puur toeval dat wij op dat moment in de stad waren, zoals het ook toeval was dat wij in 2006 in Mongolië waren op het moment dat het land zijn 800-jarig bestaan vierde en de grootste nationale spelen (Naadam) ooit in Ulaanbaatar plaatsvonden. Het is het keepersgeluk van de reiziger, het cadeautje dat in je schoot valt omdat je beweegt, omdat je ergens heengaat.

Goed, Shinzo Abe. Ik weet niet hoe we erachter kwamen in een land waar we niemand konden verstaan, toch hoorden we dat de premier ook aanwezig was. Op een gegeven moment was er opwinding in de straat. Mensen gingen langs de weg staan. De politie werd alert. De premier zou zo langskomen, vingen we in het Engels op. 
Wij liepen ook naar de kant van de weg. Een minuut later kwam een colonne limousines de bocht omdraaien. In een van de limousines zat op de achterbank Shinzo Abe. Hij keek naar mij, ik keek naar hem, we keken elkaar even rechtaan. Ik denk niet dat hij mij heeft gezien, ik hem dus wel. Terwijl hij naar buiten keek, zag hij duizenden mensen langs flitsen. Dat neemt niet weg dat we elkaar even recht in de ogen hebben gekeken. Het leek me een aardige man.

Vandaar dat het nieuws me vanochtend niet onberoerd liet. Het gebeurt niet vaak dat iemand wordt vermoord die je recht in de ogen hebt gekeken.

Koe

Donderdag 7 juli, Cadouin

 

Caronline van der Plas, wie kent haar niet, is een koe in schaapskleren. Van der Plas heeft zich tot parlementariër laten kiezen. Daardoor moeten wij ons niet laten afleiden: van der Plas is en blijft gewoon een koeien- en varkenslobbyist. In haar vorige leven schreef zij voor een blad over de vleesindustrie. Ze was chef-redacteur van Pig Business en Pluimveeweg. Ook werkte ze als communicatiemedewerker voor de Nederlandse Bond van Varkenshouders. Eigenlijk is ze dat nog steeds, al wordt ze nu betaald door de Nederlandse staat. De onderwereld infiltreert de bovenwereld, zou je kunnen zeggen.

Carolilne van der Plas mag zich verheugen in enorme populariteit. Ze is zo heerlijk gewoon gebleven, hoor je dan zeggen. En alles was gewoon is daar zijn wij Nederlanders gek op. Als je maar gewoon blijft. Jezus, wat hou ik toch van ongewone mensen.

Moet gezegd dat Caroline in taalkundig- en presentatie-opzicht een verademing is in de parlementaire wereld die wordt gedomineerd door keurig afgestudeerde academici waar vaak geen kraak of smaak aan zit. En laten we niet uitvlakken dat Caroline goed is in quizzen en meepraten in talkshows. Het is alleen zo jammer dat ze een vertegenwoordiger is van de koe en het varken. Wat er ook gezegd wordt in onze volksvertenwoordigende organen: Caroline is voor meer koeien en varkens. Het moet altijd een onsje meer zijn, nooit een onsje minder, dat is namelijk haar verdienmodel.

Als communicatiemedewerker van Pig Business heeft ze veel geleerd. Zo neem ik mijn pet af voor een van de belangrijkste beslissingen die ze heeft genomen: de keuze van de naam BoerenBurgerBeweging. Menig Ministerie van Demagogie kan er een puntje aan zuigen.
BBB moet natuurlijk gewoon BoerenBeweging heten. Dat zou de lading prima denken. Beweging voor grutters in koeien en varkens. Maar Caroline, of iemand anders, heeft ooit bedacht dat daar het woord burger aan moet worden toegevoegd. Dat bekt lekkerder, het suggereert dat boeren en burgers samen een belang hebben, het geeft de partij breedte, en dan kunnen we als BoerenBeweging ook meeliften op het ongenoegen in de samenleving van die burgers. En zo werd het BoerenBurgerBeweging. Levert vast een paar zetels meer op en daar hebben de handelaren in koeien en varkens weer baat bij.

Laten we helder stellen dat boeren en burgers helemaal niet hetzelfde belang hebben. Boeren willen zoveel mogelijk verdienen en de rest zal ze worst wezen (de goeden uitgezonderd, maar dat is helaas een verontrustende minderheid). Boeren stellen zich buiten de samenleving, wie haalt het in zijn botte kop om boeren de les voor te schrijven? Boeren zijn vijanden van de natuur. Kijk naar Friesland waar ze de vogelstand de nek om hebben gedraaid, kijk naar de kwaliteit van onze leefomgeving die door de uitstoot van hun koe- en varkensindustrie wordt vergiftigd.
Burgers hebben behoefte aan ruimte om woningen te bouwen, van natuur te genieten. Burgers willen een gezonde leefomgeving en willen een wereld waar we verantwoord omgaan met het weinige land dat we hebben. Voor de burger hoeven we niet 80% van onze landbouwopbrengst te exporteren en daarmee de tweede grote landbouwexporteur van de wereld te zijn. Dat is puur boerenbelang. Als burger hebben we er niks aan, het draagt zelfs nauwelijks bij aan onze economie.

De afdeling demagogie van de BBB heeft die tegenstelling mooi weten te maskeren met het samenvoegen van de drie begrippen boeren, burgers en beweging. De koe hult zich nog steviger in zijn schaapskleren. Zo gauw lobbyisten in een landsbestuur proberen te infiltreren is het oppassen geblazen.

 

Paard

Woensdag 6 juli, Cadouin

 

 

Het paard in de wei,
alleen, wacht op de kudde
die nooit zal komen.

Souvenir

Dinsdag 5 juli, Cadouin

 

We hebben een lelijk souvenir uit Italië meegenomen. Tweeënhalf jaar heb ik Covid van mijn lijf kunnen houden. De eerste maanden verstopten we ons voor het virus, soms zelfs verplicht. Ik was er enorm op gespitst om het niet te krijgen. We zetten ons sociale leven uit. Er waren maanden dat we geen andere mensen ontmoetten.

Ik moet zeggen dat ik in de loop van de tijd wel nonchalanter ben geworden in mijn voorzichtigheid. Ik heb inmiddels drie prikken gehad, komt bij dat het virus niet meer die verwoestende werking hoeft te hebben die het aanvankelijk had. Nam niet weg dat ik nog steeds afstand hield en mij niet in al te grote massa’s waagde. Alhoewel, we gingen uit eten als vroeger en café’s waren niet langer taboe.

Nu heeft dat serpent van een virus ons toch te pakken. We waren nog niet terug uit Italië of ik kreeg een gemene keelpijn, hoofdpijn en voelde mij een uitgeperste sinaasappel. Stom, ik dacht niet eens aan Covid. Wyb en ik waren de afgelopen weken zo op onszelf geweest. Bovendien, die drie prikken zouden mij beschermen, dacht ik. Ik heb gewoon last van een zomergriepje (of bestaan die niet?).

Na twee dagen kreeg Wyb dezelfde verschijnselen en nu liggen we hier uitgeteld samen ziek te zijn. ’s Nachts drijven we op ons koortszweet door het bed. We komen tot werkelijk niets. Het is een wonder dat ik dit blogje schrijf. Eerst een paracetamol en een strepsil en dan lukt het me om twintig minuten iets te doen. Dadelijk zak ik weer als een plumpudding op de bank neer, hou ik met moeite mijn ogen open.

De eerste pogingen om Covid-testen te krijgen mislukten. Uitverkocht, wat waarschijnlijk een veeg teken is. Gisteren konden we er eindelijk drie bemachtigen. Nou, de uitslag liet geen misverstand. Razendsnel wisten die plastic dingen te vertellen dat we de klos waren.

Wyb is er beroerder aan toe dan ik. Die tikt regelmatig meer dan 39 graden koorts aan. Niet ongebruikelijk als ze ziek is, maar toch. We hebben ons onder vrijwillige quarantaine gesteld. Balen we van. We hadden zoveel willen doen.

Neemt niet weg dat dingen zich, zelfs als we ziek zijn, oplossen. Het internet doet het weer. De meubels voor onze veranda zijn eindelijk, na twee maanden in een opslag te hebben gestaan en vijf afspraken die niet werden nagekomen, toch afgeleverd. Bovendien heeft een man de boel opgemeten voor onze houtkachel en die is nu besteld. En dat allemaal op één dag, namelijk gisteren.

Voldoende voor vandaag, beveelt mijn door Covid aangestuurde lijf. Ik heb slechts nederig te gehoorzamen. Ik moet wel. Gelukkig is er internet en kunnen we uitgeteld tegen elkaar aanhangen om naar de Tour de France te kijken. Wat een landerigheid, ik ben helemaal niet geïnteresseerd in de Tour de France.

Beroepsdeformatie

Maandag 4 juli, Cadouin

 

Tsja, boeren.
Ik hoorde vandaag een boer op televisie zeggen dat ze de blokkades pas opbreken als dat hele stikstof gedoe van tafel gaat. Duidelijke taal, sommige mensen spreekt dat aan. Maar voor mij is het toch het bewijs dat duidelijke taal ook heel erge onzin kan zijn.

Al jarenlang is stikstof een enorm probleem, al jarenlang had de politiek paal en perk moeten stellen. Mede door de boerenlobby is het daar nooit van gekomen. Eindelijk is het duidelijk geagendeerd, ligt het probleem groot op tafel. En wat denk je? Dan pakt een boer zijn traktor en denkt dan door een paar keer de boel te blokkeren dat hij het probleem kan oplossen. Dat ‘de politiek’ wel even naar hem zal luisteren.

Ik denk dat die manier van denken een vorm van beroepsdeformatie is. Normale mensen gaan ’s ochtends naar hun werk en staan dan in de file. Het is in het normale leven eigenlijk altijd rekening houden met anderen. Op hun werk hebben ze werkoverleggen, functioneringsgesprekken, moeten ze beleidsplannen uitvoeren, targets halen, zijn er managementteamvergaderingen en denktanks. De hele dag is het communiceren met elkaar. Het is geven en nemen en heel vaak je zin niet krijgen. Normale mensen weten dat dat het leven is.

De boer leeft heel anders. Hij staat niet in de file, alleen als hij die zelf veroorzaakt. Het leven van de boer vindt plaats op de hectares die hij bezit. Hij ploegt met zijn trekker de grond, melkt in strakke routine zijn koeien. Het enige waar hij rekening mee moet houden zijn de seizoenen. Fantastisch leven. Wanneer wordt de boer nou tegengesproken, of moet hij door maatschappelijk intelligentie iets voor elkaar krijgen? Eigenlijk nooit. De boer is de autocraat op zijn landbouwgrond.

Daar komt bij dat hij de afgelopen decennia enorm is gepamperd. Altijd was er politieke dekking, altijd waren er dikke subsidiestromen, de boer hij ploegde voort en had verder niets te vrezen en daarom investeerde hij meer en meer, zijn bedrijf werd groter en groter, en er was altijd wel de RABO die geld wilde lenen. Anders dan andere werknemers hoefde hij relatief weinig te vrezen. Voor hem dreigde er geen massaontslag, dreigde er geen ZZP-bestaan. Werkoverleg? Functioneringsgesprekken? Het was de-ver-van-de-boer-zijn-bed-show. En als hij zijn grond verkocht was hij miljonair.

Eigenlijk was het een heerlijk autonoom bestaan, nooit eens te worden tegengesproken, geen baas boven je die je op de huid zit. En dan. Opeens. Gaat de politiek zich met zijn bedrijf bemoeien. Daar moet je bij een boer niet mee aankomen. Wie is godverdomme de autocraat van zijn landbouwgrond? Het is dus niet zo gek dat de boer een scheef beeld heeft van de samenleving. De pest voor de boer is dat hij er inmiddels echt van overtuigd is dat hij autonoom is. Hij handelt er zelfs naar -en dat is naïef.

We zullen hem moeten leren dat in onze gecompliceerde en vervlochten samenleving niemand autonoom is. Zelfs de boer niet. Dat alles onderdeel is van subtiele processen waar heel veel partijen invloed op hebben. Van de klimaatactivist in het dorp van de boer, tot de landbouwministers in Brussel, enzovoort, enzovoort, enzovoort. Farmers Defence Force, stoere naam. Maar met je trekker ga je het niet redden.

Behekst

Zaterdag 2 juli, Cadouin

 

Toen wij eergisteren thuiskwamen van onze Italiaanse vakantie, bleek internet het niet meer te doen. Volgens de buurvrouw was er een man geweest die buiten nieuwe bedrading had aangelegd om onze internet te optimaliseren. 
Wat volgde was weer een eindeloze telefonade naar de provider. Maandag schijnt er iemand te komen om ons weer aan te sluiten. Het verbaasde mij niet dat internet het niet deed, het was het voorlopig sluitstuk van mijn gevecht met apparaten.

Dat gevecht begon drie weken geleden. Voor vertrek wilde ik nog even wat eten. Ik rooster een paar stukken oud brood in onze oven. Na een paar minuten wil ik ze eruit halen. Helaas, de oven gaat niet meer open. 
‘Niks aan de hand,’ zegt Wyb, ‘vermoedelijk moet hij eerst even afkoelen.’ Ze zet de oven uit waarop de oven inderdaad op volle toeren begint af te koelen. Na een kwartier zitten we nog te wachten of de oven is afgekoeld. 
Het duurt wel erg lang. Jammer, want alles is klaar om te vertrekken. Na weer een kwartier durven we de conclusie te trekken dat er iets niet klopt aan de oven. Maar hoe krijgen we dat ding uit? Zomaar op vakantie gaan met een loeiende, afkoelende oven, lijkt ons geen goed idee. Na het bestuderen van de handleiding, er staat over dit euvel niets in, besluiten we de hoofdknop van de elektriciteit maar uit te zetten. 
De oven stopt en we kunnen hem zelfs opendoen. Hoofdknop weer omgedraaid en eindelijk kunnen we op reis.

Ergens in Zuid-Frankrijk moeten we tanken. Ik rijd een giga pompstation binnen. Wyb gaat binnen in de winkel wat eten kopen, ik tank. Ik zet de camper bij een pomp, draai de dop van de tank en betaal via de betaalautomaat. Wat blijkt: pomp is leeg, ik dien een andere pomp te nemen. Camper naar een andere pomp gereden. Resultaat: pomp is leeg, ik dien een andere pomp te nemen. Voordat ik een volle pomp vind, herhaalt dit ritueel zich nogmaals.

In Italië gaat onze wc kapot. Het schuifje waar de poep en urine doorheen flatst, gaat niet meer open. Dit betekent dat we niet meer in de vrije natuur kunnen staan. Vanaf nu moeten we op campings met wc’s staan. Gelukkig vinden we een week later in Toscane een camperbedrijf waar ze een cassette hebben waardoor we weer volop onze behoeftes kunnen laten lopen.

In Toscane, in het prachtige plaatsje Montalcino raakt onze gasfles op. Niks aan de hand, bij elk pompstation zagen we een uitstalling met gasflessen. Een mens moet nooit te optimistisch zijn. Er zijn wel gasflessen maar die wijken, zo blijkt, af van de gasflessen in Nederland. Andere koppeling, dit betekent dus geen gas meer, niet zelf kunnen koken, ’s morgens geen koffie.

In datzelfde mooie plaatsje gaat de stok kapot waarmee we de luifel kunnen uitdraaien. Gelukkig heeft een camperbedrijf in de buurt een exemplaar waarmee we hem kunnen uitdraaien. Nooit geweten dat zo’n stok zo duur is.

Volgende ongemak. Ik ga op een stoel zitten en een verbinding breekt af waardoor de stoel onbruikbaar wordt. Vanaf nu moet een van ons staan of in de deuropening van de camper zitten.

Wij hadden dit misschien kunnen weten. Het eerste voorteken deed zich al voor voordat we vertrokken. De accu van de camper liep leeg omdat ik een apparaat aan had laten staan. Een camper zonder accu wordt opeens een heel dom ding.

‘Ik lijk wel behekst,’ zeg ik tegen Wyb als ik op de terugweg voor een tolpoortje sta dat mijn pas niet accepteert. Achter mij volop getoeter.
‘Jij gelooft toch niet in dat soort dingen?’
‘Misschien heb ik het toch bij het verkeerde eind. Iets moet toch verantwoordelijk zijn voor zoveel ongeluk.’

Endlich wieder Zuhause.

Banjo

Vrijdag 1 juli, Cadouin

Eergisteren aten Wyb en ik op het mooiste pleintje van de wereld. Het mooiste pleintje ligt in het mooiste dorp van de wereld, Sauve. Elk jaar gaan we er even heen om een middag, liefst een dag, op het pleintje te zitten. ’s Avonds gaan we er wat eten, dit keer bij Jaja. Voor wie het pleintje kent, is Jaja een begrip.

Het is jammer dat de eigenaresse van Jaja niet weet dat ze mag werken op het mooiste pleintje van de wereld. Ze straalt geen geluk uit, integendeel. Voor de rest geen kwaad woord over Jaja. Haar wijnkaart is van bovengemiddelde kwaliteit en Wyb en ik genieten er weer volop van.

Vandaar dat we enigszins beschonken het terras van Jaja verlaten. Door het dorp heen wandelen wij naar onze camper die op het parkeerterrein aan de voet van het dorp staat. We maken een grote omweg door het dorp. Het is de laatste keer dit jaar dat we in Sauve zijn en dat maakt ons weemoedig.

In de tijd dat we wij nog een chambres d’hôtes bestierden in het nabijgelegen dorp was Sauve onze vluchthaven. Als we de drukte even wilden ontlopen, dan was er Sauve.
We lopen langs de hoge stadsmuren waarop Sauve is gebouwd. Op een gegeven moment komen we langs een pand met open ramen. Uit een van de ramen komt het geluid van een banjo. Iemand speelt lui een banjo. Vermoedelijk ligt de man achterover op de bank en heeft hij het instrument achteloos op zijn schoot liggen.

Ik durf hier over man te spreken omdat wij weten dat de open ramen van Robert Crumb zijn. Voor wie niet weet wie Crumb is: hij is de Leonardo da Vinci van de zestiger jaren, van The Summer of Love, van de underground van San Francisco. Hij gaf die jaren met zijn tekeningen een gezicht. Daarnaast is hij muzikant, speelt hij in diverse bandjes met zijn banjo.

Wyb en ik blijven in de nacht onder aan de stadsmuur staan. We luisteren naar de banjo. Het kan ook het neefje van Crumb zijn dat bij hem logeert, dat sluit ik niet uit, want ik van Crumb verwacht je dat hij de banjo virtuoos bespeelt. Maar ik ken het maar al te goed, je vrouw is naar bed gegaan. Je hebt een paar borrels op en geniet van het alleen zijn. Je pakt het instrument waar je zo van houdt en al tokkelend streel je als het ware het instrument dat al een leven met je meegaat.

Wyb en ik blijven luisteren. Een privé concert van Leonardo da Vinci. De romantiek krijgt ons te pakken. Gearmd staren we naar boven.
‘Crumb,’ zegt Wyb.
‘Crumb, zeg ik en ik bedenk dat hij nog samenwerkte met Charles Bukowski.
En daar luisteren we dan naar in het Franse Sauve.

We besluiten naar de camper te lopen en een fles wijn op te halen. ‘Dan kunnen we nog even op de brug van Sauve (11e eeuw) staan, kijken naar het dorp waarin steeds meer lichten uit gaan. Als we terugkomen horen we nog steeds de banjo. We kijken naar een dorp dat gaat slapen, we kijken naar de beverratten die rustig onder ons in de Vidourle hun baantjes trekken, soms scheert een vleermuis over, er verschijnen steeds meer sterren. Crumb tokkelt gewoon door.

Déjeuner sur l’herbe met zicht op Sauve.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2022