Dossiermoddergat.nl
gerardtonenblogt2023, januari
Klooster
Dinsdag 31 januari, Cadouin
Zoals zo vaak belt Anne deze ochtend om het leven door te nemen. ‘En? Hoe gaat het met jullie daar?’ vraagt ze. ‘Nou ja, we zitten in een soort kloosterachtige situatie,’ zeg ik. ‘Rust, stilte, alleen zijn.’ ‘Dat lijkt me zo vreselijk.’ Ik had geen ander antwoord verwacht. Anne zit midden in de Amsterdamse scene. Vandaag weet ze me te vertellen dat ze diverse keren wordt genoemd in de podcast van Marc-Marie Huijbregts en Aaf Brandt Corstius. Die nemen op vrolijke wijze een interview op de hak dat Anne voor Beau Monde met Nick van die Simon heeft gemaakt. ‘Ik geniet ervan,’ zeg ik, doelend op de kloosterachtige situatie. Ik ben altijd opzoek geweest naar een atheïstisch klooster. Het ziet ernaar uit dat ik dat klooster nu zelf heb gecreëerd. De vraag is natuurlijk hoe lang zoiets blijft bevallen. In ieder geval genieten we nu van een mateloze rust.
Misschien goed om voor de nieuwsgierige mens iets over de verhuizing te vertellen. Ik merk dat, naarmate je vaker verhuist, je meer ervaring krijgt en verhuizingen steeds makkelijker worden. Komt ook omdat we inmiddels een op elkaar ingespeeld team hebben. Erik en Ed brachten ons vier jaar geleden naar Saint-Hippolyte-du-Fort, afgelopen weekend deden ze dat naar Cadouin. Voordeel is dat ons bezit enorm is uitgedund. Waren vier jaar geleden nog een bus, een paardentrailer plus onze volgeladen auto nodig. Nu doen we het met een kleiner busje en onze auto.
Het is wel goed om even een realistisch beeld te scheppen. De foto’s van ons huis geven een vertekend beeld. De foto’s van de buitenkant suggereren dat we een groot huis hebben. Laat ik eerlijk zijn: klopt niet. In feite hebben wij slechts de helft van dat huis want het onderste deel beslaat uit rots. Ons huis is namelijk op een rots gebouwd. In de rots zit nog een kleine cave die die naam nauwelijks verdient, het is meer een kast.
Op de rots ligt ons eigenlijke huis. De foto van gisteren, van de werk- annex eetkamer, geeft ook al een vertekend beeld. De foto is met een groothoeklens genomen en daar worden kamers lekker groot van. Het is een prima kamer, zoals alle andere ruimte in ons huis prima zijn, maar alles bij elkaar is het niet groot. Het was passen en meten om alles een plaats te geven, wat gelukkig wel is gelukt, al waren we daar even bang voor.
Nadat ik de eerste alinea schreef, pakte ik het boek dat ik voor deze verhuisdrukte aan het lezen was. Titel: De weg terug. Ondertitel: Chinese kluizenaars en het taoïsme. Ik zie dat ik de volgende passage heb onderstreept: ‘Maatschappelijk nuttig zijn is slecht voor de gezondheid; streven naar roem en rijkdom is smeken om ellende; de terugkeer naar een leven van eenvoud en tevredenheid is in alle omstandigheden te verkiezen, want de geschiedenis heeft voldoende duidelijk gemaakt dat alles wat de mensheid wegvoert van de eenvoud alleen maar tot meer chaos leidt; men dient te proberen zo weinig mogelijk afhankelijk te zijn van anderen; soms is het noodzakelijk te opteren voor een radicale terugtrekking uit de mensenwereld en de wijk te nemen naar hoge bergen en diepe valleien.’
Rui
Maandag 30 januari, Cadouin
Ik denk dat ik me moet hervinden. Ik zit hier achter mijn eigen tafel, voor mij mijn eigen laptop, maar de plaats waar tafel en laptop staan is volledig veranderd: andere kamer, ander huis, ander land. Woonde ik in een drukke studentenstraat, eigenlijk een soort campus, nu woon ik midden in de natuur, uitzicht op een vallei en achter de vallei een kerkhof. De kamer voelt onwennig, evenals het huis en het land. Hoe ga ik me verhouden tot Nederland, hoe tot Frankrijk? Heeft dit alles effect op Dossiermoddergat? Vast.
Ik vraag me zelfs af of Dossiermoddergat nog wel bestaansrecht heeft. Wat ga ik hier meemaken? Wat krijg ik mee van Nederland? In Frankrijk ben ik een buitenstaander en dat zal ik zeker blijven. Mijn belangrijkste beleving is de rust, de ruimte. Maar vul je met rust blogs? Zal ik vanuit die rust de lust en de drive hebben om weer eens in de zoveel dagen een blog te schrijven? Ik maak me nu al schuldig aan wat ik al jaren probeer te vermijden: bloggen over bloggen, wat toch een vorm van ongeinspireerdheid is.
Op Facebook schrijft een Facebook vriendin dat je in Frankrijk toch ook jeugd en theater hebt. Met andere woorden, ook daar zullen jullie je wel vermaken. Het zal als een soort troost naar ons zijn bedoeld. Maar het punt is dat ik helemaal niet op jeugd en theater zit te wachten. De tijd dat ik fanatiek en vol enthousiasme kinderboeken schreef, ligt al onvoorstelbaar lang achter me. De afgelopen jaren heb ik, op een heel natuurlijke wijze, afscheid van het theater genomen. Als ik eens met Wyb mee kon naar een voorstelling bleef ik liever thuis, er zijn weinig voorstellingen die ik het nog waard vond om naar een theater af te reizen en een avond van mijn leven te geven.
Wyb heeft hier in Frankrijk inmiddels werk gevonden. Zij wordt voor vijf maanden hoofd receptie van een grote camping die tien kilometer van ons huis ligt. Ze zal zeker met jeugd te maken krijgen, met theater vermoedelijk niets. Net zo min als ik vind ze dat veel minder erg dan veel mensen denken. Misschien zijn wij vogels in de rui. We schudden onze oude veren af en hopen sterke nieuwe te krijgen. De oude veren kriebelen, zijn een beetje slap geworden. Waar die nieuwe veren toe leiden? We hebben geen idee. Maar alleen al daarmee bezig zijn, vinden we heerlijk.
Misschien kun je de periode dat we in de rui zijn op Dossiermoddergat blijven volgen. Ik zal mijn best doen, maar kan geen garanties geven. Het schrijven van het blog versnippert de concentratie en die wil ik de aankomende tijd toch vooral richten op twee anderen grote projecten. Of eigenlijk drie. Het wordt tijd dat ik me eens goed stort op het Frans.
Handtasje
Zondag 22 januari, Groningen
Als je wilt weten hoe beroerd het geheugen is, moet je filmpjes maken als je op reis bent. Vervolgens moet je die filmpjes vijftien jaar laten liggen, tussentijds niet bekijken. Als je na vijftien jaar de filmpjes gaat bekijken, ben je verrast dat je daar geweest ben, herken je sommige plekken überhaupt niet. Als je geluk hebt, herstelt het geheugen sommige plekken en gebeurtenissen met horten en stoten.
Wyb rijdt op de fiets door Chengdu. Het is een lange shot. We rijden over een prachtig fietspad. ‘Aan zo’n fietspad kan Nederland een puntje zuigen,’ hoor ik mezelf zeggen. Links en rechts passeren wij fietsen en veel fietsen passeren ons. Wyb fietst, ik heb al fietsend de camera in handen. Soms roepen we iets tegen elkaar. Zo nu en dan passeren we drukke kruisingen en moeten we even van de fiets afstappen. Daarna rijden we weer heerlijk over dat fietspad in die miljoenen stad.
Het is slower dan slow television, toch genieten we van deze lange fietsshot. Gefascineerd kijken we toe, deze hele tocht, deze opnames: totaal vergeten. ‘Op mijn begrafenis moet je deze opnames afspelen als de mensen binnenkomen,’ zegt Wyb. Ik begrijp het wel. De opname lijkt geknipt uit een vrolijke Franse feel good movie. Het laat Wyb zien, zoals ze zichzelf het liefste ziet: op weg, vrij, vrolijk, reizend, nieuwe streken en steden ontdekkend. Ik hoop, alleen al gezien onze leeftijden, dat ik eerder doodga, dus weinig kans dat haar wens wordt vervuld. Wie zal deze opname in dat enorme digitale archief van ons kunnen terugvinden?
Dan komt mijn moeder in beeld. Ze zit bij de Anneke en Tjerk, de ouders van Wyb, thuis in een stoel. Ze heeft haar handtasje op schoot en rommelt erin. Het is een bekend beeld. In die laatste jaren, naarmate de alzheimer verder toeslaat, heeft ze dat handtasje altijd op schoot. In dat tasje is ze altijd op zoek naar… Ik denk dat ze het zelf niet weet. De dingen in het tasje pakt ze even vast, laat ze dan weer los en woelt verder.
Ik moet bekennen dat ik, ondanks dat ik wist dat het kwam door dat monster alzheimer, me altijd ergerde als ze zo aan het woelen was. Schei er nou eens alsjeblieft mee uit, dacht ik dan. Maar ik heb er nooit iets van gezegd, ik kon mijzelf corrigeren. Sommige zaken kun je niet anders dan gelaten over je heen laten gaan.
Ze is bij Anneke en Tjerk omdat we dadelijk naar ons trouwen in Dokkum gaan. Mijn moeder is de getuige van Wyb. Een paar shots later zien we haar keurig tekenen. Ze kijkt trots, een deel van haar kan nog bij ons zijn, aan haar ogen zie ik dat alzheimer haar nooit meer echt zal verlaten. Als ze heeft getekend, pakt ze meteen haar handtasje weer.
Bandjes
Zaterdag 21 januari, Groningen
Ik heb deze week een belangrijke daad verricht. Al zeker twaalf jaar ligt bij ons in de kast zo’n plastic doos van Ikea met deksel erop. In die doos een Sony filmtoestel en, naar nu blijkt, achttien bandjes. Het filmtoestel is kapot. De kabels die naar een televisietoestel leiden om de bandjes af te spelen heb ik niet meer. Elke verhuizing nemen we de plastic doos mee om in een volgende kast te stoppen.
Het doosje staat symbool voor mijn specifieke laksheid. Je zult je afvragen wat specifieke laksheid is. Het is de onaangename tekortkoming om één bepaald ding niet te doen. Ook tijdens mijn werkzame leven was er altijd wel één ding waar ik niet aan toe kwam/wilde komen/kon komen, noem het onmacht. Het verhuisde van de ene naar de andere to do lijst, bijvoorbeeld een functioneringsgesprek met iemand. Als ik dan geen zin had in dat gesprek, maar dat absoluut moest plaatsvinden, verschoof ik het toch van de ene na de andere week. Ik kwam er gewoon niet toe, ondanks de noodzaak. Goed mogelijk dat zo’n functioneringsgesprek nooit werd uitgevoerd. Vreemd, want verder was ik toch een meester in het afwerken van die to do lijsten.
Jaar na jaar namen Wyb en ik voor om de bandjes in die doos te digitaliseren. We wisten dat er de meest verrassende dingen opstaan, dat we er heel blij van zouden worden. Diverse keren zocht ik adressen op waar je die analoge bandjes kunt digitaliseren, het scheen een fluitje van een cent te zijn. Het kwam er niet van, specifieke laksheid.
Door onze aanstaande verhuizing kreeg ik de doos weer in handen. Meenemen? Of gewoon maar eens weggooien? Opeens werd ik mij bewust van die laksheid. De doos kon een schat aan beelden bevatten. Eindelijk besloot ik dat er einde moest komen aan deze domme laksheid. Ik Googelde op bandjes digitaliseren, belde en kwam in de huiskamer van een nerd die de kamer vol had staan met alle digitale apparaten die er ooit zijn gemaakt.
Gisteren, een week nadat ik de bandje had gebracht, stonden ze keurig op een harde schijf. Eenmaal thuis keek ik snel even naar het eerste bandje: ik had een schat in handen. Tjerk, de vader van Wyb, kwam tot leven, eindelijk kon ik dat heerlijke Friese accent weer horen. Dickens komt kwispelend in beeld. Ik zie mijzelf met een soort pruik op en een buik die aan het begin van deze eeuw toch wel erg dik was, hij paste wel prima bij dat papperige gezicht.
’s Avonds zitten Wyb en ik uren voor de laptop. We lopen weer door China, reizen door Noorwegen, we zien ons huis in Den Bosch kamer voor kamer voorbij komen en dan hebben we nog vijftien bandjes te gaan. Het is één grote duik in het verleden. Een feest!
It Lytse Gea
Woensdag 18 januari, Groningen
Het was vermoedelijk begin januari 2001. Als ik het me goed herinner, reden Wyb en ik via het Hoge Land naar Groningen. In De Oosterpoort werd Vikram Seth geïnterviewd en speelde een strijkkwartet de muziek die zo belangrijk is in zijn roman Verwante Stemmen. Wyb en ik hadden het boek onlangs gelezen en het verbond ons nog meer. Onze tocht was geheim. Dat wil zeggen, niemand mocht weten dat wij samen naar Groningen reden. Onze liefde was pril en heftig. Als de liefde uitkwam, zou er een bom ontploffen. Gelukkig gebeurde dat pas maanden later, wij ontstaken hem zelf, op het moment dat de tijd er rijp voor was.
‘Zullen we even langs het huis van mijn ouders rijden?’ stelde Wyb voor, ‘het is maar een klein eindje om.’ ‘Maar lieve schat, ik hoef je ouders nu echt niet te ontmoeten.’ ‘Ze zijn niet thuis, ze zijn op vakantie. Ik wil je graag het huis laten zien.’ Het bleek een prachtig huis, of ik moet zeggen een bijzonder huis. Het was een klein huisje, maar rond het huis was een magnifieke tuin met grote stukken rietland. Het lag aan het water, in de tuin vijvers en sloten, dat alles omgeven door grote bomen. Ik had de stiekeme hoop dat we in het lege huis nog even de liefde konden bedrijven. IJdele hoop, we moesten door naar Groningen.
Het huis, zag ik op een steen die bij de afrit lag, heette It Lytse Gea. Een knipoog naar It Fryske Gea, de natuurorganisatie die over het Friese landschap waakt, de vader van Wyb werkte er als vrijwilliger. Zo ging hij elke week naar een eendenkooi om te zorgen dat die niet verviel. Onlangs, 22 jaar later, hebben wij zijn as daar uitgestrooid.
Het duurde niet lang of ik werd kind aan huis in It Lytse Gea. In de jaren die volgden, tot nu toe, genoten wij mateloos van het huis en de tuin. Wij sprongen in onze blote kont de Sylster Ryd in, het water dat langs het huis stroomt. Of ik belandde met kleren en al in de sloot, zogenaamd omdat ik de sprong naar de overkant niet haalde. Ik had veel over voor de kinderen. ’s Avonds keken we naar de zonsondergang die ergens achter Leeuwarden onderging en zaten we rond het vuur dat Tjerk in een afgedankte wasmachinetrommel brandend hield.
Tjerk bleek een man naar mijn hart te zijn. Hij werkte bij twee natuurorganisatie, Staatsbosbeheer en It Fryske Gea. Als hij voor Staatsbosbeheer werkte droeg hij de bodywarmer en pet van It Fryse Gea. Als hij bij It Fryske Gea werkte, droeg hij de bodywarmer en pet van Staatsbosbeheer. Bij Anneke en Tjerk was het nooit saai, beiden zaten vol verhalen, die keer op keer werden herverteld. In het huis heerste altijd gezelligheid en liepen onze bijeenkomsten, vaak gedrenkt in drank, regelmatig uit de hand. Op mijn laptop staat nog de kersttoespraak die Tjerk in kennelijk staat hield, verstoord door een kakofonie van opmerkingen.
Gisteren hebben wij Anneke verhuisd naar een klein huisje midden in Kollum. It Lytse Gea is niet meer. De enorme tuin werd te veel voor Anneke, ze had er nagenoeg een dagtaak aan en op 76-jarige leeftijd stond ze met lieslaarzen nog altijd de sloten schoon te maken. Het werd haar gewoon te veel. Het huis liep sowieso van haar weg. Tijd om het paradijs te verlaten, want in die termen spraken we over It Lytse Gea.
De nieuwe bewoners zullen de naam wel niet overnemen. Tjerk en Anneke waren enorme natuurliefhebbers. In de tuin hadden ze niet alleen de meest bijzondere planten verzameld, maar ze hadden er ook een paradijs voor vogels, vlinders en libellen van gemaakt. Vermoedelijk zullen de planten, de vogels, vlinders en libellen, net zo schrikken van dat lege huis als wij. Door dat lege huis verliezen wij allemaal een thuis.
Onbenul
Maandag 16 januari, Groningen
Ik heb naar de eerste drie afleveringen van de Slimste Mens gekeken. De kandidaten waren jong, hip en cool. Bij elke nieuwe kandidaat dacht ik: volgens mij is deze hartstikke goed. De zelfverzekerdheid waarmee ze op de stoelen zaten, hoog opgeleid, de frisse présence. Maar jezus, ik was verbijsterd door hun niets weten. Ik raad ze ten zeerste aan een cursus Algemene Ontwikkeling van de LOI te doen. Hun domheid was verontrustend.
Voorbeeldje. In welke Friese plaats is Bonifatius vermoord? Sneek kwam langs, evenals Franeker en Harlingen. Bonifatius? Nog nooit van gehoord. Alles ouder dan the nineties schijnt oninteressante verleden tijd te zijn. Namen van schrijvers? Titels van boeken? Ze zaten met de bek vol tanden. En daarmee werd perfect weerspiegeld dat van geschiedenisonderwijs nog nauwelijks sprake is en dat Nederlands is verworden tot het africhten van leerlingen voor tekstverklaring, want dat kun je zo heerlijk makkelijk toetsen.
Onlangs was in het nieuws dat het vertrouwen in de politiek opnieuw was gedaald. Natuurlijk werd gewezen naar de politici, het werd tijd dat ze dat vertrouwen gingen terugwinnen. De kiezer bleef bij dit nieuwsfeit buiten schot. Ten onrechte, want als de schuld voor deze vertrouwenscrisis ergens ligt, dan is het bij de kiezer. De kiezer is namelijk verworden tot een stuk onbenul. Hij leest geen kranten, geen boeken en de mainstream media vindt hij onbetrouwbaar, hetzelfde geldt en passant voor de wetenschap. Waar hij wel zijn informatie vandaan haalt? Natuurlijk: de social media. En zijn gevoel natuurlijk: mijn gevoel zegt… En dan komt er weer een bij elkaar geflanst theorietje uit.
Tegelijkertijd kwam in het nieuws dat een 1/5 van electoraat inmiddels heilig gelooft in complottheorieën. Nog eens 1/5 deel sluit het niet uit. En dan valt Nederland, vergeleken met veel andere landen in Europa, nog mee. Er zijn landen waar de 50% is gepasseerd. Dat verbaast me niet, want als het om maffe fantasieën, geloof en andere bizarre verzinsels gaat, heeft de geschiedenis van de mensheid een rijk verleden. Een kind dat voortkomt uit een maagd omdat ze onbevlekt ontvangen was, tientallen maagden die je opwachten als je een aanslag hebt gepleegd, je kunt een groot deel van de mensheid echt alles wijsmaken. Hemel, hel, vagevuur, er zijn meer mensen die er wel dan niet in geloven. Je kunt het zo gek niet verzinnen of je vindt wel iemand die bereid is er zijn ziel en zaligheid voor te geven. Ik overweeg steeds vaker om zelf een geloof te beginnen, een beetje fantaseren heeft me altijd wel gelegen, een fijne sekte waar je veel geld aan kunt verdienen, best een ontspannen verdienmodelletje.
Vandaag begint in Davos het jaarlijks World Economic Forum. Ook zo’n heerlijk doelwit voor complotdenkers. Voor velen is dit de plek waar de Great Reset wordt geregisseerd. In mijn tijd was het vooral een gewild doelwit van links, logisch, want het is een onderonsje van en voor de elite, het is het liberale feestje bij uitstek. En verdomd, extreem-rechts gaat er nog harder tegenaan. Ze zijn er zelfs van overtuigd dat hier reptielen rondlopen die ons, eenvoudige lieden, proberen te onderwerpen en te beheersen. Aldus de politicus die zo wordt geadoreerd door vele beoefenaarsters van yoga.
Woelen
Zondag 15 januari, Groningen
Vannacht was het weer zover: om vier uur wakker, slapen ho maar. Misschien is het wel een ongewenste vorm van luxe. Vroeger, toen ik nog druk was en veel zorgen aan mijn kop, sliep ik als een roos. Nu ik het leven leid van een luis op een zeer hoofd, slaap ik buitengewoon slecht. In slaap vallen lukt me, maar een hele nacht doorslapen is er niet bij.
Misschien komt het omdat ik te veel wil slapen, iets wat ik nooit heb gedaan. In die prehistorische drukke tijd sliep ik ook maar vier, vijf uur en dan kon ik er weer tegenaan. Nu ga ik rond twaalf uur naar bed en wil het liefst tegen acht uur opstaan. Goed mogelijk dat zo’n lange nachtrust niet voor mij is weggelegd.
Of komt het toch door de verhuizing? Het huis gaat steeds meer op de kop staan. Alleen de woonkamer is nog niet aangetast, boven staat alles al in het teken van de verhuizing. Mijn werkkamer is geen werkkamer meer, het is nu een opslagruimte. Hetzelfde geldt voor de kamer van Wyb, waar zich steeds meer verhuisdozen verzamelen.
Dat we daar zo vroeg mee beginnen, pas de 27ste januari is de verhuizing, heeft te maken met het gegeven dat we veel spullen niet kunnen meenemen en voor de verhuizing kwijt moeten, en dat betekent vooruit werken. Gelukkig neemt de jongen die na ons op een paar kamers van ons huis komt wonen een aantal grote spullen over: de mooie ronde tafel, de bank, een schuifkast. Gisteren hadden we via Marktplaats een afspraak met iemand die om 14 uur de vouwfiets kwam halen. We hebben de hele middag gewacht, maar de oetlul kwam niet opdagen.
Een verhuizing laat een mens niet onberoerd. Sowieso omdat het toch een operatie is, zelfs voor ons die toch ervaren verhuizers zijn. Ik maak nu mijn 26ste verhuizing mee. Daar komt nu een psychisch aspect bij. Van het ene na het andere land verhuizen, zelfs daar hebben we ervaring mee, maar het is toch een hele stap. Hoe gaat het ons daar bevallen? We denken prima, maar je weet het nooit.
Wat me nog het meest bezighoudt is het gegeven dat we voor het eerst geen backing meer in Nederland hebben. Tot voor kort hadden we altijd ons huis in Moddergat achter de hand, vanaf de 27ste hebben we alleen nog ons huis in Frankrijk. Nog nooit heb ik de band met Nederland zo doorgesneden. Altijd als we in Frankrijk waren, kon ik het idee hebben dat we weer terug naar Nederland zouden gaan. Dat idee kan ik nu niet meer koesteren.
Met al deze gedachten woel ik de nacht door. Ik overweeg voortaan gewoon op te staan en de dag eerder te beginnen. Er is echter één maar. Zo tegen zevenen val ik opnieuw in een diepe slaap, waardoor de wekker mij alsnog wakker moet maken. Dat uurtje slapen is heerlijk diep. Mijn lichaam houdt me voor de gek. Als ik dan wakker word, heb ik het idee dat ik nog uren kan slapen, terwijl me dat in de uren voor zevenen totaal niet lukte.
Nuiluh
Vrijdag 13 januari, Groningen
Mijn dochter werkt voor een hotel, dat wil zeggen, meerdere hotels, want op Ameland weten ze wat ondernemen is. Esmee belt me en zegt dat ze met een vrouw werkt die uit Nijmegen komt.
‘Kijk, nu wordt het interessant,’ zeg ik. Het woord Nijmegen heeft een magische klank voor me, dan sla ik meteen aan, dan zie ik de Waal, de Ooijpolder, Nijmegen-Oost, waar ik geboren ben, Hatert, Dukenburg. Nijmegen is een woord met ongelooflijk veel inhoud, barstens vol verhalen.
‘Die vrouw wordt binnenkort 70 jaar en voor haar verjaardag heb ik het volgende bedacht. Ze werkt met heel veel Tsjechische en Poolse mensen samen. Maar het punt is dat ze die talen niet spreekt. Ook haar Engels en Duits is niet goed, dus ze heeft altijd problemen met hen te communiceren. Nou heb ik het volgende bedacht. Als jij nou een aantal Nijmeegse scheldwoorden op een rij zet, dan laat ik die vertalen in het Tsjechisch en Pools. Ze ligt altijd in de clinch met Tsjechen en Polen die ze moet aansturen. Dan kan ze voortaan ook wat krachttermen gebruiken.’
Oef. Nijmeegse scheldwoorden. Ik ken er twee: vuile jembek en smerige kerbenojelip, maar dan houdt het wel op. Althans, dat is mijn eerste reactie. Nou had ik toevallig een oom die mee heeft geschreven aan het Nimweegs woordenboek, daar zullen er ook nog wel wat instaan. Ik tik op mijn laptop ‘Nijmeegse scheldwoorden’ in. En verdomd, daar komt een heel rijtje te voorschijn. Het woordenboek van mijn oom staat inmiddels online. Ik beloof haar voor vrijdag een rijtje scheldwoorden toe te sturen.
Het lijstje wordt een feest van herkenning. Ik ken er veel meer dan gedacht, het blijkt dat ik ben opgeroeid met Nijmeegse scheldwoorden. Ik denk dat er in het Nijmeegse dialect meer scheldwoorden zijn dan in andere dialecten. Volgens mij komt dat omdat het Nimweegs zo’n ontzettend vet en lelijk dialect is. Het lijkt gemaakt om te schelden. Het dialect kun je alleen spreken als je een brede bek opzet en een ontzettend ordinair praat. Je moet je vooral niet inhouden, ik ben er gek op.
Het lijstje dat ik naar Esmee opstuurde, ziet er als volgt uit.
Fuile sjembek – klootzak
Smerige kerbenojelip – lul
Vlooiebek – schooier
Klooteklapper – zeurpiet
Miesbal – gluiperd, slijmbal
Lup tog hin, gek – Ga toch weg, gek
Jij bint oek un kwanterik – jij bent ook een apart persoon
Jij, denkst – jij, apart persoon
Un sloajbek – een brutale mond
Die het t goed wies kapot – die is niet goed wijs
Goj jij nou gau plèite – ga jij nou gauw weg
Och jij, mins – och jij, gek wijf
Jij bint oek un kniepert – jij bent ook een gierig persoon
Lèg nie te nuiluh – hou op met dat gezeur
Lig nie uut je nèk te lullen – praat geen onzin
Jij, daas – jij, idioot
Koek veur je ei – klap voor je kop
Og jij, sielekieter – och jij, klootzak
Muk of dus – oen, sulletje
Moejje hierkomme, dan ken je een boets kriegel! – moet je hier komen, kun je een klap voor je kop krijgen
Pas maar op, vlooiebek, anders bring ik je noar de woutenkiet – pas maar op schooier, anders breng ik je naar het politiebureau
Ammuh hoela – je kunt me wat
So, jij bint buis, keilert – zo, jij bent dronken, dronkaard
Nie wieś! – Gek!
Meulepeerd! – lompe vrouw
Jij speurt ook nie – jij bent ook niet normaal
Bin nog nie liep! – Ik ben niet gek!
Leg nie te netsen – geen ruzie maken
Kiek muir uut anders kribje d’r ’n puir! – Kijk maar uit anders pas ik zinloos geweld op je toe
Mot je un klap tege je kanis – pas op, anders sla ik je op je kin
Bèkschuufer, kets, hengst, koek – allemaal woorden voor klap tegen je kop
Moak gen Dallas, anders krieg je un hengst – maak geen moeilijkheden, anders krijg je klap
Duts – oen, sulletje
Schuumke – schooier
Schumert – schooier
Hier, schup onder je kont – Hier, schop onder je kont
Viese Hent – smerige kerel
Ferreku! – Varken!
Leup nie te netsen – loop niet te bekvechten
Wa sit je nou te seike – wat zit je nou te zeuren
Geutpinser – zwerfhond!
Lèg nie te nuiluh, is mijn favoriet.
Archivarissen
Donderdag 12 januari, Groningen
Op de grote zolder van mijn oma hing, als je binnenkwam, links in de hoek een groot gordijn. Achter dat gordijn stonden oude spullen, zoals mijn kinderstoel en mijn kinderwagen. Ik zal vijf, zes jaar zijn geweest toen mijn oma en mijn moeder besloten de hoek op te ruimen. Ze pakten de stoel en de wagen en zeiden tegen elkaar dat die wel weg konden, dat ze toch niet meer nodig waren. Ik protesteerde, ze waren van mij geweest, ik had mijn babytijd erin doorgebracht, dat kon je toch niet zomaar wegdoen? Mijn oma en moeder kenden geen consideratie, de stoel en de wagen verdwenen genadeloos uit mijn leven.
In principe hang ik aan de dingen die mij mijn geschiedenis geven, blijkbaar zat dat er al jong in. En hoe ouder je wordt, hoe meer geschiedenis je met je meesleept. Zeker nu we kleiner gaan wonen, dienen Wyb en ik strenge archivarissen te zijn. Er moet weer worden selecteert wat wel of niet weg kan. Wat doet Wyb met de brillen van haar oma? Ze bezorgen haar een directe band met haar oma. Toch gaan ze weg, ze sleept ze nu al een half leven mee. Eén keer moet de knoop worden doorgehakt. Wat doe ik met dat prachtige vijftiger jaren foto-album dat ik van mijn kinderloze oom heb geërfd. Ik ken werkelijk niemand die er in staat. Ik zal met mijn nichten overleggen wat ik er mee moet. Wat mij betreft gooien we het weg.
In deze dagen sijpelt weer veel geschiedenis de vuilnisbak in, of vindt zijn weg naar de kringloopwinkel. Het vreemde bij deze verhuizing is, dat ik me meer zorgen maak over hoe we van de dingen afkomen, dan zorgen over hoe we de dingen meekrijgen. In Frankrijk wacht een huis dat eigenlijk al was ingericht. Vorige week hebben we daar plaats gemaakt voor de dingen die we beslist willen meenemen: onze monumentale tafel (nee, Esmee, je krijgt hem nog niet), het Tibetaanse en het art-deco kastje, ons vloerkleed en ons Indonesisch bankje. De verhuisruimte die we nodig hebben wordt kleiner en kleiner.
Maar wat doen we met onze zware bank? De ronde tafel? En onze klimaatkast? De laatste is gisteren meegenomen door Aniek en Jasper, wat een opluchting. En gelukkig is er Erik die van het leeghalen van huizen zijn beroep heeft gemaakt en daarbij zorgt dat veel een tweede leven kan leiden. Aan het einde van de maand gaat hij ons niet alleen verhuizen maar helpt hij ook met het afvoeren van de spullen naar plekken waar ze de meeste kans op dat tweede leven hebben. Ik groet de dingen en wens ze nog een mooi en duurzaam leven.
Ons bed, onze fietsen, weg ermee, ik zal er geen traan om laten. Erger is het afscheid te nemen van oude schrijfsels, de oude stempels waar ik eens zo gek op was, fototoestellen die ik nooit meer aanraak. Er is inmiddels zoveel geschiedenis die ik nooit meer zie of kan aanraken. Dat wat nu wel meegaat, wordt daardoor des te meer gekoesterd.
Petite histoire
Maandag 9 januari, Groningen
Petites histoires, kleine verhalen, anekdotes, ik denk dat ze van groot belang zijn voor een familiegevoel, vooral omdat die petites histoires steeds weer worden herhaald. Ze vormen het cement van familiegevoel.
We hebben het geluk dat we in Cadouin in de buurt van onze Nichten wonen. Nou ja, eigenlijk is het geen geluk, want ze zijn de oorzaak ervan. Als zij er niet hadden gewoond, waren wij er niet gaan wonen.
Vorig jaar januari gingen we voor een lang weekend naar hen toe om mijn fotoboek af te maken. In aanloop daar naar toe stuurde Liesbeth een huis dat misschien wel iets voor ons was en ze gaf met FaceTime een rondleiding. Dat kan ze allemaal doen omdat ze makelaar is. Het huis bleek niet in goede staat, dus we besloten het niet te doen. Het betekende wel dat ze een zaadje had gepland. Uiteindelijk werd dat zaadje ons huis in Cadouin.
Maar dit terzijde. Met Oud en Nieuw organiseren Liesbeth en Ineke op oudejaarsavond, aan het eind van de middag, altijd een soort uitgebreide apéro voor vrienden en kennissen. Als nieuwe ingezetenen van de Dordogne waren we dit jaar voor het eerst uitgenodigd. We maakten kennis met mensen die we niet kenden.
Tijdens het borrelen en het eten van heerlijke hapjes kwam ter sprake dat Ineke en ik neef en nicht waren. We vertelden waarom we als neven en nichten zo’n sterke band hebben: onze hele familie bestond uit gezinnen met één kind en de familieband was erg hecht. Zodoende zijn we samen opgegroeid.
‘Maar het heeft me wel een jeugdtrauma opgeleverd,’ zegt Ineke opeens. Ik kijk verbaasd naar haar. Hoezo dat dan? ‘Mijn neef hier en mijn nicht uit Eindhoven speelden altijd samen op de zolder van mijn opa en oma. Ze waren elkaar daar uitgebreid lichamelijk aan het ontdekken, heb ik later mogen vernemen. Als jongste die toch steeds ouder werd, mocht ik uiteindelijk meespelen. Maar dat kwam mijn neef en nicht niet zo goed uit want dat hinderde hen in het ontdekken.’
Ik was het kwijt. Inderdaad. Weggezakt in de drab van de tijd. Nu herinner ik het me weer. Ik weet precies wat ze gaat vertellen.
‘Daarom besloten ze vadertje en moedertje te gaan spelen. Mijn neef en nicht waren natuurlijk vader en moeder, ik was het kind. En wat bedachten ze: dat ik nog niet geboren was. Ik moest in een van de zolderkamers wachten en dan speelden zij alvast dat ze vadertje en moedertje waren en dat mijn nicht in verwachting was. Ondertussen konden zij elkaar weer onbekommerd lichamelijk ontdekken. Na lang wachten werd ik dan eindelijk geboren.’
Raffinement in de kinderwereld. Of wreedheid? Je kunt in ieder geval spreken over grensoverschrijdend gedrag in diverse opzichten. Maar toch mooi dat het verhaal, meer dan zestig jaar later, aan een tafel in Frankrijk, weer wordt verteld. Sweet memories.
Chippendales
Vrijdag 6 januari, Cadouin
Ik weet eerst niet wat ze zegt. Ik vermoed telefonische verkoop.
‘Ik ben van het programma Khalid en Sofie en een oud-collega van u zei dat ik u maar moest bellen.’ ‘Oh?’ ‘Ik bel u omdat wij volgende week woensdag in ons programma aandacht willen besteden aan de opkomst van de Chippedales. Volgens uw oud-collega was u betrokken bij de discussie of je zoiets nou wel of niet moest programmeren.’
De Chippendales, al twintig of vijfentwintig jaar heb ik nooit meer aan de Chippendales gedacht. Wat moet ik nou met de Chippendales. ‘Chippendales? Nou, dan bent u aan het goede adres, daar weet ik echt alles van,’ wilde ik cynisch zeggen. Maar ik besluit mij in te houden.
Wel of niet de Chippendales programmeren, daar hebben we inderdaad in een stafvergadering over gesproken, kan ik mij vaag herinneren. ‘Kunt zich nog herinneren hoe dat ging die discussie? Volgens uw oud-directeur was dat optreden het dieptepunt in zijn carrière. Wat was uw standpunt in die discussie?’ Jezus, geen idee. ‘Ik kan me inderdaad herinneren dat we erover hebben gesproken. Ik kan me die discussies uiteraard niet meer letterlijk herinneren, maar ik denk dat ik voor was, al ik tenminste consistent in mijn denken ben.’ ‘Waarom was u voor?’ ‘Ik ben altijd voor nieuwe dingen in het theater geweest. Ik vind theaterprogrammeringen nogal voorspelbaar. Het is vaak amusement voor de keurige burger, goed verdienend, hoger opgeleid. Ik vond, en vind nog steeds, dat theater er voor de hele samenleving moet zijn, dat brede groepen daarvan moeten kunnen genieten. En die Chippendales gaven aan die programmering opeens een verrassende wending. Ik vond het een mogelijkheid om groepen in het theater te krijgen die anders niet zouden komen.’
‘Al moet ik ook zeggen dat ik het nogal ordinair vond. Past zoiets in het theater? Ik vond het in ieder geval de moeite waard om het eens te proberen. De zalen puilden uit, dus het voorzag zeker in een behoefte.’ ‘U vond het niet vrouwonvriendelijk?’ ‘In de zaal merkte ik daar niets van. Ik heb vrouwen nog nooit zo enthousiast gezien. Het was een hysterisch massa. Er werden slipjes op het podium gegooid. Vrouwen smeekten dat die mannen op hun schoot kwamen zitten.’
Ik raakte op stoom merkte ik. ‘Er zat in die beleving volgens mij ook een soort genoegdoening. Voor mannen was er altijd wel iets pornografisch, of semi-pornografisch voorhanden en nou was er ook iets voor vrouwen. Volgens mij droeg dat bij aan een euforisch gevoel.’ ‘Zou u over die discussie en uw ervaringen iets in ons programma willen zeggen? Zou u aan de tafel willen aanschuiven?’ Ze noemde de namen van de andere gasten, waarvan ik me alleen Paul de Leeuw herinner.
Eindelijk! Eindelijk, werd ik eens gevraagd voor een talkshowtabfel. Natuurlijk wilde ik komen, al zei ik dat niet te enthousiast. ‘Ah, fijn, dan houden wij de aankomende week hierover contact. Als u nog iets wilt vragen, kunt u mij altijd bellen.’
Ik had de verbinding nog niet verbroken of ik dacht: shit! Zit ik daar volgende week over Chippendales te praten. Dan wordt dit een van mijn laatste daden voor het theater, en waar sprak hij over: een ordinaire stripshow.
En wat had ik te melden over die Chippendales die me werkelijk geen reet interesseerden? Ik vond toen wel dat we het moesten proberen, maar ik was ook blij toen die hype voorbij was. Ik zou ze nu nooit meer programmeren. Gelukkig gingen ze uiteindelijk naar evenementenhallen waar ze meer konden verdienen. Geen flintertje gedachte heb ik ooit nog aan ze besteed. Ik wilde helemaal niet voor dit onderwerp naar Khalid en Sofie, wat een onzinnig onderwerp trouwens. Weten ze op zo’n redactie niet iets beters te verzinnen?
‘Dan zit ik volgende week woensdag dus bij Khalid en Sofie,’ zeg ik tegen Wyb. ‘Woensdag? Dan komen Jasper en Aniek bij ons eten.’ Natuurlijk, ik heb een dubbele afspraak gemaakt. Het etentje met Jasper en Aniek wil ik helemaal niet afzeggen. Liever Jasper en Aniek dan Khalid en Sofie. De volgende dag bel ik de redactrice dat het me spijt maar dat ik een dubbele afspraak heb gemaakt. Ik noem een naam die ze ook kan bellen, waarvoor ze me enthousiast bedankt.
Als ik de verbinding verbreek, ben ik zo opgelucht. Gelukkig heb ik de associatie van mij met de Chippendales kunnen afwenden.
Atelier
Woensdag 4 januari, Cadouin
Vandaag zagen we dat de brem zijn eerste gele blaadjes krijgt, vlak daarna zagen we de eerste lammetjes in de wei springen. Niet dat het hier volop lente is, helemaal niet. Het was vandaag mistig en kil, maar de mooie en slechte dagen wisselen elkaar af, zo hebben we al diverse keren op de veranda in de zon gezeten. Het is dus niet gek dat de brem en de schapen er zin in krijgen.
De natuur is nu kaal en bruin, de winter is nog lang niet voorbij, maar dat neemt niet weg dat die zonnige dagen verwachting scheppen. Die verwachting zit ook bij Wyb en mij. We leven momenteel in een huis dat er tussenin zit. We leven met de spullen die we over kochten, onze eigen spullen staan nog in Groningen. We hebben nu een slaapkamer en een logeerkamer. Na 27 januari wordt de logeerkamer onze slaapkamer en wordt de huidige slaapkamer onze werkkamer, en worden beide gevuld met onze eigen vertrouwde bezittingen, zoals de meubels en de schilderijen.
Wie mocht denken dat wij ons in de bossen van de Dordogne terugtrekken en de wereld de rug toekeren, en uitsluitend luxe gaan vegeteren, die heeft het mis. Bij ons nieuwe huis heb ik romantische gedachten. Zo zie ik het eigenlijk als een soort atelier, een studio, waar wij dadelijk hard gaan werken, ieder aan onze eigen projecten. Ik heb de stille hoop dat we hier harder en geconcentreerder kunnen werken omdat het afgelegen is en we, vergeleken met Nederland, veel minder mensen kennen.
En vanuit die studio trekken we de wereld in om foto’s te maken, verhalen op te halen om dan weer terug te keren en alles wat we hebben opgehaald te verwerken. Wyb gaat aan een site over de Dordogne werken. Ik wil een nieuw fotoboek maken waarvan ik de titel al heb: People, Places, Signs & other things. Voor minder doe ik het niet. En dat boek dat onaf in de la ligt, blijft in mijn hoof zeuren.
Ik verheug me er nu al op dat wij aan onze grote tafel voor het raam zitten met uitzicht over de vallei. Wyb aan de ene kant, ik aan de andere kant en hard aan het werk zijn, al onze boeken onder handbereik. Het zal niet makkelijk zijn, want Cadouin nodigt inderdaad uit tot luiheid. Want niets is toch fijner dan op de veranda of onder de capalca in de schaduw te zitten en een beetje te mijmeren. Gelukkig beschikken we beiden over genoeg zelfdiscipline om ons bij de kraag te pakken en onszelf naar de werktafel te brengen.
Knallen
Maandag 2 januari, Cadouin
Om iets goed te kunnen zien, moet je afstand nemen. Dat is een van de redenen om rond de jaarwisseling naar de Dordogne te gaan. Van een afstand kan ik het oud en nieuw gekrioel in Nederland beter zien dan dat ik er midden inzit.
Onzin. De eerste zin is waar, de rest is kul. Neemt niet weg dat ik via televisie en krant in alle rust naar de afgelopen dagen heb kunnen kijken. Verwondering is mijn deel. Hoe is het mogelijk dat een groot deel van het land zoveel plezier heeft in vuurwerk?
Dat plezier is toch van een ongelofelijke simpelheid. Je steekt een lont aan, het vuurtje loopt naar het projectiel en vervolgens geeft het rotje of de bom een harde knal. Oe, wa leuk. Of het vuurtje loopt naar de vuurpijl. Een sissend geluid, een lancering en vervolgens explodeert het in vele kleuren in de lucht. Oe, wa mooi. Zo’n tweehonderd miljoen euro werd in een uurtje verbrand.
Dat geld zal me worst wezen. Nederland bulkt van het geld, een beetje meer verkwisting maakt niet uit. Het gaat me om de ziel van het plezier. Wat is het dat de mens aan zoiets simpels zoveel plezier beleeft? Hier in Frankrijk mag je op eigen terrein vuurwerk afsteken maar niemand doet het. Op oudejaarsavond gaan ze hier met familie lekker eten, oesters en champagne zijn vaste ingrediënten.
Al enige tijd vind ik het gedrag van vele Nederlanders zo infantiel, de vuurwerkobsessie is er een voorbeeld van. Ik woonde de afgelopen twee jaar midden tussen studenten en daar viel me de infantiliteit als eerste op. De student van tegenwoordig hangt vlaggen van zijn favoriete biermerk in zijn kamer op en vindt het heerlijk om zich te verkleden. Uitgerekend in Groningen is het permanent carnaval. Jongens trekken lollige rokjes aan of verkleden zich als arabier. Vrouwen zijn konijn of zigeunerin. Opgewonden zie je ze het hele jaar in groepjes door de straten lopen, ondertussen een blikje bier in de hand of een brandende sigaret. Liefst beide.
Het is natuurlijk niet gek dat Nederland infantiliseert. John de Mol en Joop van den Ende worden geroemd voor hun ondernemerschap, maar niemand stelt vragen over de aard van dat ondernemerschap. Wat ze Nederland op grote schaal brachten was televisie voor debielen. Hoe dommer hoe beter en alle zenders werden er mee vol gegooid. The Mask Singer, ik bedoel maar: debiel, debieler, debielst. Zelfs aan de meest serieuze talkshowtafels zien we voortdurend Geer of Goor opduiken. Ze zijn niet van de televisie te branden. Nergens verstand van en maar uit de nek lullen. En veel lachen natuurlijk, altijd lachen.
Hier en daar zijn nog snippertjes ambitie tot enige verheffing (wat een heerlijk ouderwets woord) te vinden. Meestal blijven die snippertjes een of twee seizoenen op televisie en dan worden ze snel weer afgevoerd. Elitair is een vies woord. Domheid is de maatstaf. En maar knallen, oe so leuk, lekker knallen.
Craqueleren
Zondag 1 januari, Cadouin
We hadden diverse redenen om rond de jaarwisseling naar Cadouin te gaan. Op de eerste plaats omdat we er zin in hadden. Tweede reden was een plek te hebben waar Dies geen last heeft van vuurwerk. Aangezien er tijdens oud en nieuw in Frankrijk geen vuurwerk is, en wij in Cadouin tamelijk afgelegen wonen, vermoedden wij dat een het prima plek zou zijn.
Daarnaast was er een praktische reden om erheen te gaan: een boekenkast. Op 27 januari gaan we definitief verhuizen. Dat betekent dat, ondanks dat we weer flink snoeiden in ons boekenbezit, we daar wel een boekenkast moeten hebben. Bij Ikea zagen we een boekenkast in berkenhout die ons wel beviel. We wilden hem bij de Ikea in Bordeaux bestellen en dan laten bezorgen. Smaken verschillen. Het bleek dat niemand in Frankrijk de boekenkast in berken wilde hebben, vandaar dat ze hem uit het assortiment hebben gehaald. Aangezien wij niet voor één gat zijn gevangen, kochten we hem in ons eigen Groningen.
Dit betekende wel dat we hem nog naar Cadouin moesten vervoeren. Aangezien we daar dus toch heen wilden, besloten we een aanhangwagen te huren en dat zware pakket, en nog diverse andere dingen, zelf daarheen te rijden. Dat scheelt weer ruimte voor 27 januari. Ik geloof niet dat onze Volvo er blij mee was. Het is een joekel van een aanhangwagen en de geestdrift waarmee de Volvo anders naar het zuiden rijdt, was nu duidelijk minder. Hij zoop brandstof. We vergden het uiterste van hem en dat moest duidelijk worden gecompenseerd. Hoe dan ook, we hebben het gehaald.
De vuurwerk luwe plek voor Dies viel enigszins tegen. Er was op oudjaarsdag en ook rond de middernacht inderdaad geen vuurwerk, maar de plaatselijke jagersvereniging had bedacht dat het een ideale dag voor een jacht was. In de bossen rond ons huis klonk voortdurend gejank van jachthonden en geknal van geweren. Voor Dies maakt het niet uit, vuurwerk of schieten, het blijft geknal. Ondanks ons goede voornemen om hem daarvoor te behoeden, was hij die dag toch van streek.
Ander akkefietje hadden we met onze boekenkast. We vervoerden het hele pakket zoals dat hoorde. Daarna tilden we het naar boven, de heuvel op naar ons huis. In anderhalve dag zetten we de boel in elkaar. Dat wil zeggen: vooral Wyb ontraadselde de gebruiksaanwijzing van Ikea en begon met het monteren van de kast. Ik was er vooral voor het sjouwwerk, het helpen vasthouden van planken en deuren en de achterkant met spijkertjes vastzetten. De kast bestaat uit vier verschillende kasten. Met elke kast die af was, werden wij vrolijker. Het werd precies zoals wij ons hadden voorgesteld.
‘Wacht, even een foto maken,’ zei ik tegen Wyb terwijl ze de laatste deur in de kast hing. Ik maak de foto. Een halve minuur later klinkt er een onheilspellende knap. Blijkt het glas geknapt, het glas totaal gecraqueleerd. Het gevolg is dat onze boekenkast dit verblijf niet af komt. We moeten eerst in Nederland een nieuwe deur halen. Ik hoop niet dat het een teken is voor het nieuwe jaar, dat op het einde van het jaar de boel uiteindelijk toch craqueleert.
O ja, ik moet niet vergeten de lezer van Dossiermoddergat een gelukkig nieuwjaar te wensen. We zijn er weer.
alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2023