Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2024, juli/augustus

Lummelen

Zaterdag 17 augustus, Cadouin

 

Rentenieren is een gevaarlijke bezigheid. Ik had hier ook kunnen schrijven: gepensioneerd zijn is een gevaarlijke bezigheid. Maar rentenieren staat stoerder en is niet gelogen, want gepensioneerd zijn is toch een vorm van rentenieren, maar dan gekoppeld aan leeftijd.

Ik poneer die stelling omdat rentenieren in het algemeen het gevaar van lummelen met zich meebrengt. Voordat je het weet laat je je wiegen op die eindeloze dagen zonder verplichtingen. Om acht uur opstaan? Waarom? We kunnen best tot negen uur blijven liggen, wat maakt het uit?

Voordat je het weet komt met het lummelen de geestelijke luiheid. Je leest dat boek niet uit omdat het niet lekker leest, of omdat het je toch minder interesseert vindt. En waarom zou je bepaalde ontwikkelingen nog volgen? Artificiële Intelligentie, leuk, maar och, het zal mijn tijd wel duren. Voordat je het weet, ben je zo’n opa die op verjaardagen in zijn eentje in de hoek zit en waar niemand mee wil praten. Hij heeft het contact met de wereld en zelfs met zijn naasten verloren. Het is alleen nog wachten op de dood, en die kan soms verrekte lang op zich laten wachten, ook dat nog.

Lummelen is een woord dat in ons huis tegenwoordig regelmatig valt. Een gevaarlijke ontwikkeling die Wyb en ik met verve willen bestrijden. Lummelen is goed als het een uurtje duurt, maar een dag lummelen, of een week, of nog langer, dat is dodelijk. Lummelen is als urenlang in een warm bad liggen. Je wordt er slaperig van en het verweekt.

Omdat algehele lummelen tegen te gaan, trekken Wyb en ik morgen naar Nederland. Ik vind namelijk dat we een bijzondere verantwoordelijkheid hebben gezien Dossiermoddergat. Het is leuk om een blog te schrijven over staand pissen en dat je tijdens dat pissen naar buiten staat te staren, maar Dossiermoddergat moet over wezenlijker zaken gaan. Om weer even kennis en beleving te snuiven doen we een weekje Nederland.

Zo hebben Wyb en ik nog niet meegemaakt hoe het is om met 18 miljoen mensen in Nederland te wonen. Het lijkt me een bijzondere ervaring die ik niet wil missen. Toen ik in 1954 werd geboren, leefden er 10,5 miljoen mensen. In de daarop volgende 69 jaar zijn er dus zo’n 7,5 miljoen bijgepompt. 18 miljoen, dat willen we meemaken. Wij overwegen zelfs om aan participerende journalistiek te gaan doen en een flatje in Den Haag of omgeving te betrekken.

In de tijd dat wij hier op een berg wat zitten te lummelen is er ook een nieuw kabinet gekomen met allemaal zeer onervaren hoogwaardigheidsbekleders. Willen we ook meemaken. Dat wordt natuurlijk lachen en dat willen we niet missen.

Ook spannend zijn de divers deadlines. In feite zijn we de grens al gepasseerd dat de boeren de stront niet meer mogen uitrijden. De zich tot politici vermomde boeren proberen dat wel te ontkennen, maar op een gegeven moment moeten er beslissingen worden genomen. Ben zo benieuwd wanneer en hoe dat gebeurt.

Nederland is een hartstikke interessant land. Om dus feeling te houden, reizen wij morgen af. Dat zal wel weer gevolgen hebben voor de frequentie van Dossiermoddergat, maar beschouw het als een investering, de lezer krijgt er scherpere blogs voor terug. We gaan ons aan de haren uit het moeras van het lummelen trekken.

Frans

Vrijdag 16 augustus, Cadouin

 

Ik heb geen idee welke man of vrouw de Franse taal heeft uitgevonden, maar het moet een mensenhater zijn geweest. Of misschien zijn het wel een man en een vrouw samen geweest, grote kans, want anders was je natuurlijk niet op le of la gekomen. Wie verzint nu dat er mannelijke en vrouwelijke woorden zijn en dat daar geen enkel systeem in zit.

Die Franse taal is zo verschrikkelijk omslachtig. Het lijkt wel alsof een woord nooit simpel af is. Altijd moet er weer een e achter of es, om gek van te woorden. Heb je werkwoord met één l, komt er in bepaalde vormen weer een l bij. Dat Frans is zo vreselijk inefficiënt dat heeft de staat toch al zeker 3000 miljard euro gekost, wat overeenkomt met de staatsschuld van Frankrijk. De mensen hier in Frankrijk hebben een hekel aan werken en dat komt, vermoed ik, door die gecompliceerde rottaal.

Nederlands kun je lekker snel schrijven, zo’n blogje ram ik er een kwartiertje uit, fluitje van een cent. Je zult maar een Franse schrijver zijn. Dan zit je de hele dag accenten te zetten. Dan is het weer een accent aigu , dan weer een accent grave, en alsof dat niet genoeg is hebben ze ook nog een accent circonflexe uitgevonden. Waarom kent het Nederlands die onzin niet en speelt het in de Franse taal zo’n dominante rol? Als Franse schrijver zit je voortdurend accenten op woorden te zetten. Alleen dat al zou een reden zijn om die taal eens goed op de schop te nemen.

En alsof dat niet genoeg is, hebben ze ook nog de cedille bedacht, een ding dat in het Nederlands gelukkig niet voorkomt. Voor wie niet weet wat het is, even het woord garçon als voorbeeld. Een cedille is dus dat lullige kommaatje dat onder garçon hangt. Schrijf garçon gewoon als garson en je bent van het probleem af.

De volwassenen in mijn jeugd dweepten met de Franse taal. Hoe vaak ik wel niet heb horen zeggen: ‘Oh, ik zou zo graag Frans willen spreken. Het is zo’n mooie taal, het lijkt wel alsof die taal zingt.’ Ik moet er nog vaak aan denken als ik, zoals vandaag, naar Franse les moet. Mooi? Allemaal buitenkant. Kreun. Zie als 60-plusser die taal maar eens lekker onder de knie te krijgen. Ik ben best een vredelievend iemand, maar ik ben in voortdurend gevecht met dat Frans.

En als die Fransen nou maar gewoon Frans spraken, maar dat is ook niet het geval. Al die lastige woorden waar je tong een breuk van oploopt, smeren ze, om het ons zo moeilijk mogelijk te maken, zoveel mogelijk aan elkaar. De woorden apart uitspreken, kunnen ze niet. Dat Frans lijkt een soort kauwgom, alles plakt aan elkaar.

Maar goed, mijn Franse les vandaag zit er weer op. Ben ik er weer een week van bevrijd. Nou ja, tussendoor wat huiswerk maken en als ik een Fransman tegenkom naar dat Frans luisteren. Je snapt niet dat die Fransen niet gewoon Nederlands leren, dat zou voor iedereen een stuk makkelijker zijn.

Bleekveld

Donderdag 15 augustus, Cadouin

 

Volgens cijfers die ik kan achterhalen plast 56% van de mannen staand en 43% gaat keurig zitten. Ik beken meteen maar dat ik tot de staande plassers behoor. Het is, zoals zoveel denk ik, een kwestie van opvoeding. Niemand in mijn jeugd haalde het in zijn hoofd om voor het plassen zijn broek naar beneden te doen, te gaan zitten, te plassen, de broek op te hijsen en weer dicht te maken. Veel te veel werk. Daar hadden we helemaal geen tijd voor.

Ik ben, na mijn operatie, een paar maanden een zittende plasser geweest. En ik kan beamen dat dit veel beter is. Je ontspant je beter en je kunt je blaas veel makkelijker legen. Voor de dames is het ook prettiger. Staand plassen geeft maar spetters, heel onaangenaam.

En toch is het me niet gelukt om te blijven zitten. Steeds vaker ging ik staan en nu sta ik vrijwel altijd. Nou vind ik staand of zittend plassen eigenlijk helemaal niet belangrijk genoeg om een blogje over te schrijven. Het is me dan ook te doen om het uitzicht.

Ik verklaar mij nader. Het feit dat ik tegenwoordig altijd staand plas heeft zeker met het uitzicht te maken. Als ik sta kijk ik namelijk niet, zoals zo vaak, tegen een grauwe muur aan. Thuis heb ik het geluk voor een raam te staan. Het raam heeft kathedraal glas en je kunt er dus niet doorheen kijken. Maar als ik dat raam opendoe, kijk ik uit op een plaatsje achter ons huis waar gras groeit en een waslijn hangt. Het is de plek waar wij onze was drogen. Ik noem die plek daarom meestal ons bleekveld.

Het is best een mooi plaatsje. Links is er een wand van vijgenbomen, rechts is de berg waarvan ik al plassend een aantal terrassen kan zien. Recht voor me uit kijk ik tegen de struiken die ons terrein scheidt van het terrein van Jennie. Je kunt er in je blote kont staan, niemand die je ziet.

Altijd, in ieder geval meestal, open ik het raam als ik plas. Het is een prettige gewoonte geworden, zeker nadat ik het raam een keer opende en recht in de ogen van een ree keek. Samen waren we hogelijk verbaasd dat het ons overkwam.

Voor het raam hangen druiventakken. Dit jaar zag het eruit dat we een goede oogst zouden krijgen, maar voordat de druiven konden volgroeien, sloegen de vogels toe. Ik heb nooit een vogel tussen de druiventakken gezien, onmerkbaar hebben ze de druiven er zorgvuldig afgepikt.

Het voordeel van het openen van een raam is ook dat je even buitenlucht voelt. Het is eigenlijk heel efficiënt, tijdens het plassen door voel je meteen wat voor weer het is en hap je frisse lucht. Ideaal. Eigenlijk zou in elke bouwvergunning de voorwaarde moeten staan dat boven de wc-pot een raam moet zitten dat een plasser met een simpele beweging kan openen. Ik weet zeker dat het levensgeluk daardoor zou toenemen.

Gummbah

Woensdag 14 augustus, Cadouin

 

Een tekening. Een suffige man staat voor de kassa van een dierentuin en vraagt: ‘Hoe laat gaan de dieren neuken?’

Het schijnt dat steeds minder mensen een krant lezen. Dat past dus prima in de trend van debilisering. Het is een race naar de bodem van de oceaan. Kan het dommer? Ja, het kan altijd dommer.

Ik vermoed dat het eindigt zoals de samenleving in de roman Fahrenheit 451. Het verhaal speelt in de 24e eeuw in een land waar niemand meer boeken leest omdat het leven snel geleefd moet worden. Er is geen tijd meer voor lezen. De ideeën in boeken worden aangezien als destructief en boeken worden dan ook verbrand op het moment dat ze worden ontdekt.
Buiten de stad leeft een groep bannelingen die lopende bibliotheken zijn – mannen die hele boeken van buiten hebben geleerd zodat ze ze met anderen kunnen delen en in sessies verhalen vertellen.
Gelukkig wordt die samenleving door een atoombom verwoest. Is er nog hoop dat mensen weer opnieuw uit boeken zullen lezen en zullen leren van de geschiedenis? Ik vrees van niet. Je ziet het nu, niets heeft meer doden en ellende opgeleverd dan extreem-rechts. Maar het maakt velen niet uit. Dezelfde ideeën en methode die de Tweede Wereldoorlog veroorzaakten zijn nu weer populair.

Een andere tekening. Drie suffe mannetjes staan voor een raam. Een van hen zegt: ‘Ik heb één keer een keiharde lul gekregen van een gedicht, maar dat kwam omdat ik iets verkeerd had verstaan.’

De tekeningen zijn een van de redenen om de Volkskrant te lezen. Op de laatste pagina van de krant, rechtsboven, staat een paar keer per week een tekening van de maker waarvan ik de tekst citeer. De kenners, de liefhebbers van de tekeningen, hoeven alleen maar deze tekst te lezen en ze weten over welke tekenaar ik het heb: Gummbah.

Ik vind het onvoorstelbaar dat Gummbah nog steeds een plekje in de Volkskrant heeft, een krant die we gerust een van de wookste kranten van Nederland mogen noemen. De humor van Gummbah trekt zich van dat woke zijn helemaal niets aan. Hij is keihard, volstrekt politiek incorrect, absurdistisch tot op het bot, schuwt de smerigheid niet en keer op keer tekent hij weer een kut of lul die niets te raden overlaat. Zijn tekeningen zijn een van mijn ochtendgeneugten.

Nog een tekening. Twee mannen staan voor een graf. Een man zegt: ‘Ik had de poten van onze vouwwagen bij wijze van spreken amper uitgedraaid of ze zat al op de lul van de badmeester.’

Jammer dat ik de tekeningetjes om reden van copyright niet kan laten zien. Ze zijn helder in felle kleuren getekend. Wie niet op de Volkskrant is geabonneerd moet deze krant maar eens openslaan bij de Bruna. Zelden dat een tekening niet de moeite waard is.

Gummbah is het pseudoniem van Gertjan van Leeuwen. Hij studeerde journalistiek in Tilburg, maar hij kwam erachter dat hij liever tekende. Gummbah is niet de enige absurdist die deze stad voortbracht. Het lijkt erop dat Tilburg prima grond is voor humoristen en absurdisten.

In 2000 ging Gummbah het theater in met zogenaamd niet verschenen boeken. Terwijl zelf ontworpen boekomslagen op dia’s werden vertoond, las hij op een graftoon fragmenten voor uit fictieve boeken als Kaas voor een hoerenjong, Borduren met gebalde vuisten, Een lelijke homo heeft geen reet aan zijn kont, Hengst aan het heelal, Romp met nergens armen en Onbegrijpelijke boswandelingen. Deze boeken mochten of konden zogenaamd om uiteenlopende redenen nooit verschijnen.

Laatste tekening. Twee mannen kijken naar de nachtelijke sterrenhemel, zegt de een: ‘Ik wil niemand tegen de schenen schoppen, maar ik vind het een kutheelal.’

Begraven

Dinsdag 13 augustus, Cadouin

 

Wyb en ik lopen over landweggetjes rond Molières, een dorpje dat 4 kilometer van Cadouin ligt. Landelijker bestaat niet. Oude weggetjes, eeuwenoud, leiden door weilanden en bossen. Zo nu en dan verschijnt Molières op de heuvel in de verte, om vervolgens weer te verdwijnen. Ik durf er vergif op in te nemen dat de mensen in de middeleeuwen hier hetzelfde zagen als ik nu zie.

Rond de boerenhoeves die we passeren liggen vaak vreemdsoortige landbouwwerktuigen en -machines te verroesten. Een grote machine, een sorteerapparaat?, is vergroeid met een boom. Volgende keer moet ik mijn fototoestel meenemen, neem ik mij voor. Het is een vreemde gewoonte hier op het platteland. Een auto, caravan, landbouwwerktuig afgedankt? Nou, dan laat je het verroesten in een weiland of bosperceel rond je huis.

De bochtige weggetjes langs kastanje- en notenboomgaarden leiden ons langzaam terug naar Molières. Als we een bocht omgaan ligt het dorp in oude pracht voor ons. Aan de voet van de heuvel waar het op ligt, kijken we neer op een typische Franse begraafplaats. De Fransen houden van hun doden. Met graftombes eren ze hun voorgeslacht. De tombes zijn bezaaid met staande plaquettes waarop staat hoeveel ze van de dode hebben gehouden en wat de dode in zijn leven heeft gedaan. Hijskraanmachinist geweest? Geen probleem, ook voor deze beroepsgroep is een plaquette te koop.

‘Als ik nu dood zou gaan, waar zou je me dan begraven?’ vraag ik aan Wyb.
‘Je wilt toch gecremeerd worden?’
‘Ja, ik bedoel, waar zou je me dan uitstrooien?’ Ik stel Wyb een moeilijke vraag, want zo spontaan heb ik geen idee waar ik graag word uitgestrooid. Natuurlijk denk ik meteen aan Nijmegen. Aan de Waal? Zou kunnen, zou ik geen spijt van krijgen.
‘Ik denk toch op het weiland in Dwingeloo achter ons huis.’
‘Waarom? Ik heb eigenlijk niks met Dwingeloo?’ Wat niet helemaal waar is, want als Wyb het zegt, realiseer ik me dat ik daar best mee zou kunnen leven.
‘Als we ooit bij elkaar willen liggen, zal het daar moeten zijn, want ik wil daar worden uitgestrooid,’ zegt Wyb.
‘Nou, dan wil ik daar ook worden uitgestrooid. Ik wil wel samen liggen.’
‘En ik zou een beetje as bewaren om op de dijk van Moddergat uit te strooien, dan ligt je moeder tenminste niet zo alleen.’ Ook daar kan ik zeker mee leven, al is het daar verrekte koud en winderig, maar inderdaad, dan ligt mijn moeder niet zo alleen. Het is haar eigen schuld dat ze daar ligt, ze wilde niet anders, maar we hebben haar daar wel in de steek gelaten.

Terwijl we zo lopen te wikken en te wegen krijg ik opeens heimwee naar Nijmegen. Nou ja, heimwee. Ik zou daar graag weer eens een paar dagen rondlopen. Mijn vorige leven opsnuiven, het bezoeken van de plekken die ik zo goed ken, waarmee ik was vergroeid. Was. Want ik ben nu gewoon footloose. Ik zou niet meer in Nijmegen willen wonen, denk ik. Voor mij is het een geconserveerde plek waar mijn verleden ligt. Mijn toekomst ligt nog altijd in de wijde wereld.

Sifan en mijn Franse Nicht

Maandag 12 augustus, Cadouin

 

Wyb en ik zijn geen bijzondere sportliefhebbers. We beoefenen zelf helemaal geen sport, uitgezonderd de eenvoudige wandelsport. De sport waardoor je, zegt men, de minste blessures krijgt. Wyb houdt van wielrennen en volgt elk jaar intensief de Tour de France. Ik kijk braaf mee. Ik hou van voetbal, maar de wedstrijden duren te lang om ervoor voor de televisie te gaan zitten. Uitzondering: het Nederlands elftal. Eigenlijk ben ik dus een voetballiefhebber van niets.

Vandaag zitten we het laatste half uur van de Olympische marathon in Parijs voor de televisie. We leven mee met Sifan Hassan. Op de 5000 en 10.000 meter heeft ze al twee bronzen medailles gewonnen. Haar ultieme doel is drie afstanden te lopen en op de marathon een gouden medaille te winnen.

We zien haar sterk lopen. Een paar honderd meter voor de finish blijven er vier lopers over. Op het laatste stuk sprint Sifan weg van de anderen, alleen Tigst Assefa uit Ethiopië kan haar volgen. We zien Sifan het onmogelijke doen en de Olympische marathon winnen.

Niet lang daarna appt een vriend: ‘Weet je dat ik er een brok in de keel van kreeg?’
Het stomme is dat ik hetzelfde had. Ik app terug: ‘Ik ook! Maar ik hoorde laatst dat, naarmate je ouder wordt, de tranen losser komen te zitten.’

Maar waarom kreeg ik die brok in mijn keel? Vermoedelijk omdat ik sterk met haar had meegeleefd en ik het fantastisch vond dat zij de onmogelijke opgave die zij zichzelf had opgelegd ook nog eens realiseerde. Het had ook nog met schoonheid te maken. Hoe zij daar zelfbewust, keihard knokkend, trots naar de eindstreep liep.

Ik geloof inderdaad dat, naarmate je ouder word, er eerder tranen komen. Het heeft, denk ik, te maken met wat je allemaal hebt meegemaakt, de verbanden die je ziet, de tragiek die je eerder onderkent. Je wordt, vermoed ik, ook sentimenteler omdat het maar de vraag is hoe lang je er nog van kunt genieten. Zoiets. Misschien is het ook: hoe ouder hoe kwetsbaarder. Nou ja, bij Sifan ging het niet echt om tranen. Kees omschreef het prima: het was een brok.

Na deze gebeurtenis moesten Wyb en ik ons vege lijf zien te redden. Ik schrijf het zo op omdat ik het mooi dramatisch vind klinken. Dat vege lijf viel wel mee. Het is een kwestie van ons huis veranderen in een bunker. Alle luiken en ramen dicht en we hebben geen airco nodig.

Ander prima schuilplek is het huis van onze Franse Nichten. Zij hebben een lekker fris zwembad en een belangrijk woord bij hen is het woord plonzen. Om het uur duiken ze in het zwembad en houden hun lijven op die manier op een beheersbare temperatuur. Wyb en ik plonzen graag mee.

Daarna had mijn Franse Nicht aangekondigd paella te maken. Wat Sifan op de marathon is, is mijn Franse Nicht op het gebied van paella. We zijn de afgelopen twee jaar in Spanje geweest, maar nooit proefden wij daar de paella die mijn Franse Nicht maakt. Exquise paella, een gouden medaille waard.

Nog even een uitspraak van Sifan noteren, die een uitspraak van Mohammed Ali citeerde: ‘Als je niet bang bent voor een droom, droom je niet groot genoeg.’ Die uitspraak mag niet in Dossiermoddergat ontbreken.

Goud! Om je vingers bij af te likken.

Land art

Zaterdag 11 augustus, Cadouin

 

We rijden over smalle weggetjes, door kleine dorpjes die er al eeuwen staan, veel bochten, heel veel bochten. En dan zijn we er: Centre International d’art et du paysage. Is er een lezer die er ooit van heeft gehoord? Ik kan het me niet voorstellen. Eenmaal thuis probeer ik het op Google te vinden, ik vind het met moeite.

Gisteren zong ik al de lof over de Creuse. Maar toen had ik het nog niet over de reden om naar de Creuse af te rijden. De reden is een eiland waar natuur en kunst een innige relatie aangaan, een eiland dat geheel gewijd is aan land art, de naam: Centre International d’art et du paysage.

Al wandelend over het eiland kom je kleine en hele grote land art werken tegen. Hier is een soort permanente Sonsbeek-expositie gecreëerd. Ik ben gek op kunstwerken die inspelen op de omgeving waarin ze staan, waarin kunst en landschap een relatie aangaan.

Soms zie je zo’n kunstwerk niet eens meer. Tenzij je het weet. Bijvoorbeeld een stuk bos. Op de uitleg zien we het stuk bos kaal, net aangeplant. Zoveel jaar verder is het een volgroeid bos geworden. Ik geef toe, erg conceptueel, maar het maakt je wel bewust van tijd en verandering. De meeste werken zijn gewone objecten die inspelen op de plek waar ze zijn gerealiseerd. Een feest om te zien.

Nog een voorbeeld van een kunstwerk dat met tijd en verandering heeft te maken. Op de voorgrond een stam. Op de achtergrond een betonnen afdruk van die stam, ze waren exact hetzelfde. Inmiddels is de tijd er overheen gegaan. De originele stam heeft inmiddels diepe rimpels, de betonnen kopie is juist steeds gladder geworden, gesleten door weer en wind.

Een kunstwerk verleidt ons zelfs tot blasfemie. Hier onder is eerst het object te zien, daarna onze interpretatie, een onvervalste piëta. Het kunstwerk is gemaakt van de resten van een molen. Vandaar de vorm van een halve cirkel, neem ik aan.

Er staat ook een hoge vuurtoren op het eiland waarvan het binnenste een grote klankkast is waarmee je kunt spelen. Vrijwel iedereen begint er spontaan te zingen. De toren is te beklimmen, maar ik vond hem net iets te hoog voor iemand met hoogtevrees.

Hoe primitiever, hoe rudimentairder, hoe mooier, vind ik vaak. Vandaar nog een foto van een beeld, een soort Paaseiland beeld, overgroeid met mos.

Het eiland is mogelijk gemaakt door een puissant rijke meneer die op het eiland in een kasteel woonde. Het kasteel staat er nog. Hij heeft het nagelaten onder voorwaarde dat iedereen het eiland gratis mag bezoeken. Wie in de buurt komt, zeker doen, het is puur genieten. Voor meer informatie: www.ciapvassiviere.org/home.

Op de voorgrond de oorspronkelijke stam, daarachter de betonnen kopie.

Gemaakt van de resten van een molen.

Piëta.

Binnenste van de vuurtoren.

Tentje

Zaterdag 10 augustus, Cadouin

 

Nog niet zo lang geleden reden we met een pas gekochte camper door Europa. Ik had er hoge romantische verwachtingen van. ‘Moet je zo’n camper eerst niet eens uitproberen?’ vroeg iemand me. ‘Nee, hoor, ik kan me er alles bij voorstellen.’ Dom. Want tussen fantasie en realiteit ligt een wereld van verschil.

Die camper was gewoon te groot voor ons, te veel techniek, we voelden ons er niet in thuis. Al die romantische plekjes die wij zouden bezoeken, bleken helemaal niet romantisch te zijn omdat er al tientallen andere campers stonden. Het bleek dat camperaars de nare behoefte hebben hun camper zo dicht mogelijk op een andere camper te zetten. Keer op keer restte ons niets dan de camper te parkeren in een soort camperghetto.

Maar die camper werkte ook negatief in op ons karakter. Zoals de lezer van Dossiermoddergat weet, zijn wij nogal onrustig. En die onrust werd versterkt door zo’n camper. Waarom zouden we blijven staan, verderop was het misschien veel mooier. En opnieuw startten we de camper en reden we een paar honderd kilometer. Wat ons rust had moeten brengen, bracht onrust. Komt bij dat ik het ding ons vond isoleren van de omgeving. Zaten we s’ avond in een auto, de natuur verdween.

Gelukkig konden we het ding verkopen tegen dezelfde prijs als we hem kochten. In onze cave hadden we nog een klein tentje liggen dat we drieëntwintig jaar geleden kochten. Sinds we camperloos zijn, halen we het regelmatig weer te voorschijn. Eens een kampeerder altijd een kampeerder bleek. Liever in een klein tentje op een mat midden in de natuur dan op een bed in een camper op een parkeerplaats bij een grote stad.

Afgelopen dagen was ons reisdoel de Creuse, een departement dat niet hoog in aanzien staat. Bij de Creuse denk je aan regen, armoedige dorpjes, vervallen huizen, leegte en verlatenheid. Volgens Jildou en Erik was dit een totaal verkeerd beeld, al jarenlang gaan ze naar het Lac de Lavaud-Gelade en hebben daar prachtige vakanties. We besloten hen op te zoeken, konden we meteen kijken of ze gelijk hebben.

En ze hebben gelijk. Meteen toen wij de Creuse inrijden, voelden wij ons er thuis. Een kwartier rijden zonder dat je iemand anders tegenkomt, daar zijn we gek op. De Creuse moet een van de minst dichtbevolkte departementen zijn. We zetten ons tentje op bij Jildou, Erik en Werner (zoon) op de aire naturel. We vonden een hoekje aan dat grote Lac waardoor we ongehinderd in het bos konden pissen. Voor wie niet weet wat een aire naturel is. Het is een stuk grond waar je je tent kunt opzetten. Het kost geen drol, er is water en een wc. In ons geval is de wc 1500 stappen van ons verwijderd. Vandaar dat bos.

Zo nu en dan was het meer een spiegel. Een plek met evenveel sterren als er zandkorrels op de aarde zijn, wist Werner. De maan, een komma nog, zakte achter de bergen. Het donker was compleet. De trein van Musk vloog intimiderend over. ‘Dat treintje zou alle honger op de wereld kunnen oplossen,’ zei Erik.

Overdag trad ik geheel en al buiten mijn comfortzone: ik ging te water en Werner leerde mij suppen. Nou ja, leerde. Na éën poging gaf ik het op. Ik heb op zo’n plank gestaan, wankel, maar sommige dingen moet je gewoon niet willen.

Conclusies: 1. de Creuse is prachtig, maar zeg het niet voort. 2. Het tentje nodigde ons uit om hem nog veel vaker te gebruiken. 3. We komen zeker terug in de Creuse.

Eens een kampeerder altijd een kampeerder. Klassiek, met wc-rol.

Mijn sup-leraar en me.

Jungle

Woensdag 7 augustus, Cadouin

 

Voor de trouwe lezer: De Blogger en De Censor trekken een paar dagen met het tentje op de rug de Franse jungle in. Samen met vrienden maken we een zwerftocht rond een groot meer en zijn we volledig off grid. Spannend, want sinds 1996 ben ik niet zonder mijn trouwe laptop geweest, die in 2007 permanent gezelschap kreeg van mijn iPhone. Ik zal het zelfs zonder mijn Apple Watch moeten stellen, met gevolg dat ik een tijdje tijdloos zal zijn. Ik vind het echt verschrikkelijk eng. Wat moet je zonder deze buitengewoon nuttige hulpmiddelen? Ik ga het ondervinden.

Het betekent wel dat Dossiermoddergat door dit experiment een paar dagen plat ligt. Ik zal uitgebreid verslag doen van een analoog leven, tenminste, als ik het overleef en niet door Franse zwijnen uiteen wordt gereten. We zullen zien.
Lullig dat de trouwe lezer nu op andere media is aangewezen, maar eenmaal terug maakt de redactie van Het Dossier het dubbel en dwars goed. Bon courage aan iedereen die op vakantie is of moet werken. Tot verderop deze week, hoop ik.

Woningnood

Dinsdag 6 augustus, Cadouin

 

Ik ben geboren in 1954 op de Broerdijk, in Nijmegen. Een mooie straat, grote huizen, een van die straten die de opmaat vormen naar Berg en Dal waar de bevoorrechten van deze aarde wonen.

Het huis waarin ik ben geboren was niet groot. Het was een half huis. Om preciezer te zijn, ik ben geboren op een zolder. Het was negen jaar na de oorlog en er heerste volop woningnood. Mijn vader en moeder hadden een tot woninkje verbouwde zolder weten te vinden. Ze waren er erg blij mee. Tot mijn vijfde heb ik er gewoond en ik vond het een fijn huis. Kan een 4-jarige zich dat herinneren? Ja zeker. Ik kan het huis tot in details beschrijven en weet nog waar en hoe ik daar speelde. Dat ik daar zo gelukkig was, verklaart misschien mijn voorkeur voor kleine huisjes.

Het is nu 2024 en we wonen in Frankrijk. Als wij terug willen naar Nederland is dat onmogelijk. Mijn pensioen is volstrekt niet toereikend om een huis in Nederland te kopen. De oorzaak: woningnood. Ogenschijnlijk is er in de bijna zeventig jaar dat ik nu leef niets veranderd.

Toen we naar Frankrijk vertrokken had Anneke, de moeder van Wyb, nog een vakantiewoning in haar tuin staan. Voor noodgevallen was dat mogelijk een basis voor ons in Nederland. Maar inmiddels is ze verhuisd naar een ander huis zonder extra huis in de tuin.

Dit betekent dat Wyb en ik geen basis meer hebben in Nederland. Ik moet zeggen dat dat wel een puntje is. Stel dat een van ons ernstig ziek wordt, dan zou ik dat ziekteproces toch graag in Nederland ondergaan. Want ik weet dat genuanceerd communiceren dan noodzaak is. En dat is in Frankrijk toch verrekte moeilijk voor mij als halve doofstomme.

Toen woningnood, nu woningnood. Is er in die tijd tussentijd niets veranderd? Zeker wel. Wyb en ik hebben in de mooiste huizen gewoond en er is een tijd geweest dat iedereen toch vrij makkelijk een huis kon krijgen. De volkshuisvesting was in Nederland goed georganiseerd. Er waren woningbouwcoöperaties die ervoor zorgden dat er ook voor mensen die minder verdienen woningen waren. Voor wie het kon betalen waren er de meest uiteenlopende huizen.

Is er toen weer een oorlog uitgebroken? Nee, de reden dat er nu in Nederland zo’n 1 miljoen huizen te kort zijn, heeft te maken met het feit dat de VVD bijna twee decennia leidend was. Er was een liberale mafkees, Stef Blok genaamd, die zei dat de huisvesting in Nederland af was en dat de overheid er geen taak meer in had. Voortaan konden we het overlaten aan de markt, vond hij, die zouden het nog veel beter doen dan de overheid. Het ministerie van volkshuisvesting werd afgeschaft, de woningbouwcoöperatie afgeknepen. Het gevolg: woningnood. Zelfs voor ons in Frankrijk dus een probleempje.

Loomheid

Maandag 5 augustus, Cadouin

 

Ik voer een gevecht tegen de loomheid. Mijn oud-voorzitter van Het Zuidelijk Toneel kwam met zijn vrouw op bezoek voor de lunch. Ze zijn op weg naar Spanje, maar zijn eerset naar vrienden in de Jura geweest. Daarnaast reisde ze van oost naar west voor een bezoek aan ons, zigzag door Frankrijk.

Wyb maakte een heerlijke salade met canard. Ik sneed de meloen voor het voorgerecht, ham er omheen, klaar. Voor het nagerecht een tarte tartin, mijn specialiteit. Maar deze dag wordt bepaald door de wijn die vloeide. Ik moet overdag niet drinken, alcohol nekt mijn dag.

Het bezoek is inmiddels weg. Ze slapen buitengewoon sjiek in Hotel Edward I in Monpazier, dat ik ze heb aangeraden. Het is ons eerste bezoek dat voor dit hotel koos, ik vermoedde al dat het iets voor hen is. Ik zit op de veranda en voel mij wegdommelen. Ik had zo een half uurtje kunnen slapen.

Maar ik heb het niet gedaan. Ik sta het mijzelf met mijn strenge arbeidsethos niet toe. Als ik toegeef aan dit soort genot, vrees ik dat dit het begin van het einde is. Gezien het leven dat wij leiden kunnen we zo ontaarde slapers worden. Loomheid die overgaat in luiheid, luiheid die overgaat in onverschilligheid, onverschilligheid die overgaat in verloedering.

Wij zouden ons zo kunnen overgeven aan de drank en de dagen in roes doorbrengen. Loomheid is de vijand van mijn huidige leven. Nou moet ik toegeven dat ik, terwijl ik dit schrijf, mijn ogen bijna dicht vallen. Ik zou zo, zittend aan de tafel, kunnen slapen.

De temperatuur is er naar. Gisteren was het rond de 25 graden, nu 32 of 33 graden. Omdat we bezoek kregen heb ik mij niet aan het Protocol Canicule (hittegolf) gehouden. Dat protocol betekent van het huis een bunker maken, in slaap- en studeerkamer luiken en deuren dicht. Een prima manier om de hitte buiten te houden. Maar ja, dat oogt zo rot voor bezoek dat nog niet eerder hier is geweest. Het huis wordt dan een donker hol.

Mijn oud-voorzitter was niet gecharmeerd van ons huis aan de buitenkant, hij vond het maar oude meuk. Had ik al gedacht, want zelf wonen ze in het lommerrijke Bloemendaal. Vreemd dat ik zo van dit huis hou en hij niet. ‘Waarom heb je nu voor zo’n huis gekozen?’ vroeg hij. ‘Omdat wij romantici zijn,’ antwoordde ik. Even later stak stak hij de loftrompet over nieuwbouw, waar je niets meer aan hoeft te doen, en dat hij zo energiezuinig woont, nou, dat hebben we dan gemeen.

Ik moet nog een blogje schrijven, dacht ik toen mijn ogen bijna dichtvielen. Nou, daar ben ik nu dus mee bezig. Ik zie dat ik mijn dagelijkse hoeveelheid woorden heb gehaald, dat ik kan stoppen. Ik heb de loomheid overwonnen.

Grens

Zondag 4 augustus, Cadouin

 

Ik ben onvoorwaardelijk voor vrije meningsuiting. Iedereen mag zeggen wat hij denkt over welk onderwerp dan ook. Iemand mag beledigen en kwetsende opmerkingen maken. Toch loop ik bij het lezen van de biografie over Theo van Gogh tegen een grens aan waarvan ik niet weet of het een grens is. Maar toch. Ik heb nog niemand die grens horen benoemen. Het gaat om het volgende.

Hoe verder ik in de biografie kom, hoe onsympathieker ik die Theo van Gogh vind. Het beeld dat ik nu van hem heb, is dat hij een kinderachtige etterbal is die het op een ziekelijke manier heerlijk vindt commotie te creëren, hij beleeft er een satanisch genoegen aan. Maar goed, het vrije woord, dat is heilig, daar mag je niet aankomen. Maar voor mij is overduidelijk dat Theo van Gogh het vrije woord niet alleen gebruikt als vrije woord, maar ook als wapen. Onder het mom van het vrije woord gaat hij als een dolle stier zijn slachtoffer te lijf en schuwt geen enkel middel.

Wie eenmaal een vijand van Van Gogh wordt, en dat zijn vaak oude vrienden, kan er op rekenen dat hij wordt gesloopt, tot de grond toe afgebrand. En het slachtoffer niet alleen, ook mensen in zijn omgeving zijn niet meer veilig. Partners, zijn vrienden, familie worden meegezogen in de orkaan van spot, haat, beledigingen die Van Gogh dan laat ontstaan. En niet even. Zo’n orkaan vol haatmail, vuile insinuaties, valse beschuldigingen, het verklappen van ooit intieme vertrouwelijkheden, kan maanden, zelfs jaren voort duren. Ik vind de zuipende en snuivende Van Gogh eigenlijk gewoon een schoft. Hij deed met veel humor, wat mij vroeger charmeerde, maar ook een schoft met humor blijft een schoft.

We hebben het in iets lichtere mate gezien bij Geert Wilders die Sigrid Kaag keer op keer een heks noemde en door zijn voortdurend gesar en gestook een hetze tegen Sigrid Kaag veroorzaakte. Natuurlijk mag je haar een heks noemen, maar als je dat keer op keer herhaalt, ook in de meest delicate situaties, dan wordt de vrijheid van meningsuiting een smerig wapen en ben je volgens mij een ordinaire treiteraar, uit op verwonden en beschadigen.

Theo van Gogh deed het bij Thom Hoffman die hij jarenlang tartte met de meest vuile en vunzige beschuldigingen. Hij deed het bij Sonja Barend. Hij deed het bij anderen, soms was er geen enkele reden voor, maar vond hij het sarren gewoon lekker. Ook al gooide hij er zijn eigen glazen mee in, hij ging gewoon door. Al lezende vind ik het steeds meer een psychische afwijking, zoals ik ook vind dat Geert Wilders een psychische afwijking heeft. Altijd maar haat zaaien, altijd maar tweespalt veroorzaken. Borderliners die mateloos hun gang mogen gaan omdat de vrijheid van meningsuiting heilig is.

Juridisch zal het niet haalbaar zijn, want waar ligt de grens tussen de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van meningsuiting als wapen? Toch heb ik sterk de neiging dit onderscheid te maken. Als ik het opschrijf realiseer ik me dat die grens niet te bepalen is, hij is te diffuus, meteen aanvechtbaar. Maar ik zie wel dat figuren als Van Gogh en Wilders een grens overgaan. Mijn primitief rechtvaardigheidsgevoel zegt: aanpakken die zakken.

Integriteit

Zaterdag 3 augustus, Cadouin

 

Het was in het eerste decennium van deze eeuw dat in bestuurlijk en ambtelijk Nederland opeens een nieuw begrip mode werd: integriteit. Tot nu toe was het zo dat er op de verschillende ambtelijke werkvelden deskundige ambtenaren zaten: ze moesten verstand hebben van, zoals dat heette ‘het veld’. Ze kwamen dan ook vaak uit dat veld voort, hadden er gewerkt, of hadden er hun studie aan gewijd. Erg handig, want daardoor had je vaak goede, deskundige gesprekspartners. Ze wisten waar ze het over hadden.

Maar in dit eerste decennium drong het besef door dat dit mogelijk ook de integriteit aantastte. De ambtenaar engageerde zich misschien te veel met het veld, had vanuit zijn verleden misschien belangen, had zijn eigen voorkeuren, belangenverstrengeling lag op de loer. Daarom besloot men ambtenaren te rouleren. De ambtenaar moest niet een geëngageerde blik hebben, hij moest een technocratische blik hebben, hij moest afstandelijk naar het werkveld kijken en de regels uitvoeren, meer niet.

Voor mij, als directeur van een theatergezelschap, betekende dit dat de mensen die ik op de afdeling kunsten van het ministerie van OC&W zo goed kende, langzaam uit het beeld verdwenen. Het waren mensen die wisten waar een theatergezelschap mee worstelde, hoe de verhoudingen in het veld lagen, waar knelpunten lagen. Er kwamen mensen voor in de plaats die uit de onderwijssector kwamen, mensen die puur ambtelijk waren opgeleid en totaal niets wisten over kunst of de onderwerpen die in de verschillende kunstdisciplines speelden.

Bestuurlijke modes komen op en verdwijnen weer. Hoe anders is de situatie nu. Het Ministerie van Landbouw wordt momenteel bestuurd door een minister van de boerenlobbypartij BBB en een staatsecretaris van de boerenlobbypartij BBB. De belangenverstrengeling is compleet. Bovendien zijn er gedeputeerden en wethouders die een agrarische achtergrond hebben. De boeren hebben de macht compleet overgenomen. Wat integriteit? De tractoren en het positieve volkssentiment over de boeren vormen de basis van deze machtsovername.

Er zijn grote problemen die met de boeren annex zijn. De boeren stikken inmiddels in hun eigen mest, jarenlang hadden ze een uitzonderingspositie en mochten ze van Europa meer uitrijden. Maar inmiddels is duidelijk dat de kwaliteit van het water ver beneden peil is en de continuïteit van het drinkwater en de natuur in het geding is. De stikstofproblematiek heeft de natuur inmiddels dramatisch aangetast. De landbouw neemt in dit kleine landje een onevenredig deel van onze ruimte in beslag. Liefst 50% is landbouwgrond en staat de stedelijke ontwikkeling, dus ook de woningbouw, in de weg, waar zo’n behoefte aan is.

Grote maatschappelijke onderwerpen. Problematiek die een overstijgende blik vereist, die kijkt naar alle belangen en mogelijkheden. De problematiek is bovendien urgent, harde deadlines komen eraan. Maar wat heeft de Nederlandse kiezer gedaan? Ze hebben de boerenbelangen de macht over de problematiek gegeven. Het gevolg is al dat het nieuwe kabinet alles op de lange baan heeft geschoven. Het traject dat Rutte IV had uitgezet om nou eindelijk eens de problemen rond de landbouw definitief op te lossen is inmiddels van tafel. De boeren hebben bereikt waar ze zo goed in zijn, pappen en nat houden, geitenpaadjes zoeken, uitstel op uitstel, hopende op afstel.

De bolle Gogh

Vrijdag 2 augustus, Cadouin

 

Ik ben verbaasd als ik het dorpsplein van Cadouin oploop. Op het plein zitten zeker zeshonderd mensen aan lange tafels te eten en te drinken. Het contrast tussen de avonden dat er een marché gourmand is en de avonden in de winter kan niet groter zijn. Op de winteravonden is het plein het ideale filmdecor om er een man overheen te laten lopen met zijn ziel onder de arm.

We vinden het enige tafeltje op het plein dat nog niet is bezet. Wyb en ik zijn hier niet om te eten, dat hebben we thuis al gedaan. Ons doel is gintonic, die we al zo lang niet meer hebben gehad.

Jammer genoeg is het café niet in bezit van zowel gin als tonic. Dat komt omdat de eigenaar de boulanger van Beaumont is. Hij heeft er een soort dépôt de pain van gemaakt met het uiterlijk van een café. Bier hebben ze gelukkig wel. Dan maar bier, de lange wandeling van vanmiddag heeft ons dorstig gemaakt. Het is de meest karakteristieke Dordogne-wandeling die we ooit hebben gemaakt: heuvels, panorama’s, bossen, lommerrijke oevers van de Dordogne, kastelen, hameaux (gehuchten), boomgaarden met notenbomen.

Aan ons tafeltje kijken we naar het volksvermaak dat zich voor ons afspeelt. De lompe kerk van Cadouin, goud verlicht, op de achtergrond. Het bier smaakt prima. We besluiten een tweede glas te nemen. Tijdens dat glas zien we Barend en Marijke. Zij hebben hier meer dan vijfentwintig jaar gewoond, maar zijn vorig jaar terug naar Nederland verhuisd gezien de leeftijd van Barend. We vermoedden al dat ze dit jaar terug zouden komen. Hun liefde voor Cadouin is te groot om niet jaarlijks even terug te keren..

We bestellen nog een rondje. En daarna nog een paar. Het gevolg is dat ik nu met een doffe kop dit blogje schrijf. Niet dat ik dronken was, maar het was gewoon meer dan de gebruikelijke dagelijkse hoeveelheid. Ik ben nog nooit dronken geweest.

Mijn leven staat in schril contrast met het leven van Theo van Gogh. Ik lees momenteel zijn biografie, geschreven door Jaap Cohen: De Bolle Gogh. Ik heb het leven van Van Gogh op afstand altijd met enige curiositeit gevolgd. Ik heb een voorliefde voor vrijdenkers en non-conformisten. Door deze biografie, dik als een baksteen, leer ik hem beter kennen en hij wordt er niet sympathieker op. Hij blijkt een nog grotere vileine pestkop te zijn dan ik al dacht. Hij ettert om het etteren, hij is malicieus tot op het bot, en bovendien een jaloers, wraakzuchtig kreng.

Dat neemt niet weg dat ik de biografie, die ontzettend goed is geschreven, met plezier lees. Ondanks zijn beroerde karakter, zijn eindeloos gezuip en gesnuif, lees ik het met interesse. Hoe kan het dat iemand een Van Gogh wordt? Bovendien schetst de biografie het tijdsbeeld van de tijd waarin ik leefde, dat ik zo goed ken.
Alleen dat drinken al, door alle grenzen heen drinken, hoe krijg je het voor elkaar. Na zoveel bier voel ik een fysieke weerstand en lukt het me gewoon niet om meer te drinken. Nou ja, Theo van Gogh heeft er voor betaald, vermoed ik. Door zijn mateloosheid in alles, heeft hij heel wat talent verspeeld, en dan word je ook nog vermoord. Maar zo ver ben ik nog niet, ben nu op de helft en geniet van elke pagina.

Reddingsboei

Donderdag 1 augustus, Cadouin

 

Als je van Parijs naar Cadouin rijdt, kom je zeker vierhonderd kilometer door ogenschijnlijk onbewoond gebied. Niet gek dat ik zo nu en dan denk: wat moet ik doen als de auto het nu begeeft? Maar ook dichter bij huis. We wonen aan de rand van een enorm bos. Regelmatig rijden we er doorheen en dan komt opnieuw dezelfde gedachte bij me op.

Mijn reactie is defaitistisch, ik vertrouw op onze Volvo, het oude beestje dat ons menige keer van Nederland naar Frankrijk bracht en andersom. Hij heeft inmiddels 350.000 kilometer gereden, en ik blijf maar op hem vertrouwen. Op hoop van zegen.

Wat te doen als ik met pech kom te staan, heb ik wel eens aan Wyb gevraagd. Met Wyb in de auto weet ik dat ik me red in dit Franstalige land. Maar alleen? Ik kreeg een alarmnummer van haar van onze verzekeringsmaatschappij. Ik weet niet eens meer onder welke naam ik het heb opgeslagen. Dit alles is natuurlijk gokken. Natuurlijk weet ik dat het eens mis gaat. Het kan niet anders of binnenkort zegt onze Volvo, of het noodlot, nou is het genoeg, tijd voor stilstand.

Gisteren was het zover. Ik ga naar mijn Franse les in Saint-Pompon. Omdat er in het dorp een vide grenier is, zet ik de auto aan de kant en loop ik langs de tweede hands troep. Als ik weg rij, wordt er op het raam geklopt. Een Fransman wijst naar mijn linker achterband: lek. Gelukkig ben ik slechts enkele tientallen meters van mijn Franse leraar verwijderd, dus rijd ik de auto toch maar even door.

Daar aangekomen blijkt de band inderdaad totaal lek. Wat doe je met een auto die een lekke band heeft? Band verwisselen. Kan ik dat? Ik check of ik een reserveband heb: natuurlijk heb ik geen reserveband, waarom heb ik dat nooit gecontroleerd? Ik ben een eikel.

Binnen krijg ik koffie van mijn Franse leraar en bel ik Wyb, mijn reddingsboei. Wyb gaat meteen aan de slag en weet mij te melden dat over een uur een monteur langskomt. Als de band gemaakt kan worden, doet hij dit ter plekke, zo niet, dan gaat de auto mee met de oplegger en krijg ik in Sarlat, twintig kilometer verderop, een auto ter vervanging.

Met mijn Franse leraar speel ik een rollenspel. Er is geen Wyb. Ik sta met pech langs de weg. Hij is de alarmcentrale. Hij stelt de vragen, waar sta ik? wat is mijn nummerbord? Het blijkt dat ik me nauwelijks kan redden. Ik ben een doofstomme.

Na een uur komt een grote oplegger voor rijden. Een buitengewoon vriendelijke monteur weet de band tijdelijk te maken en raadt mij aan er zo snel mogelijk vier nieuwe banden onder te leggen. Het profiel van de banden is nog prima, maar door de warmte en de oneindig bochtige wegen hier zijn de banden gecraqueleerd en raken ze snel lek. Met dank aan mijn Franse leraar die voor de vertaling zorgt.

In mijn volgende leven word ik monteur, of timmerman, of stukadoor, of loodgieter, in ieder geval een vak waarvoor je je in handigheid moet bekwamen. Ik deed iets in de kunsten, geen idee wat je daaraan hebt als de nood aan de man is.

Canicule

Dinsdag 30 juli, Cadouin

 

Alhoewel de redactie van Dossiermoddergat de pest heeft aan protocollen, hebben wij nu wel een protocol, titel: Attention canicule. Noodzakelijk omdat het een kwestie van overleven is. Gisteren en vandaag gaat de thermometer de 40 graden aantikken, een temperatuur die je niet kunt negeren, al was het alleen maar omdat je lichaam daarom vraagt.

Nu moet gezegd dat wij enige ervaring hebben met hitte. In Saint-Hippolyte-du-Fort hebben we gewerkt in weken boven de 35 graden is. Daar hebben we zelfs dagen van 43, 44 graden gehad, maar dan krijgt de hitte iets gevaarlijks.
’s Middags liet ik Dies dan even uit, maar ik durfde niet te ver van huis te gaan, het voelde alsof ik werd bedreigd. Dat hebben we in de Dordogne nog niet meegemaakt. Ook nu zijn er maar vier dagen boven de 35 graden. Ik weet niet eens of je dan van een canicule kunt spreken, dat mooie woord waarmee de Fransen een hittegolf benoemen.

Inmiddels weten we hoe we met een canicule om moeten gaan om het hier zo comfortabel mogelijk te hebben. Wij hebben het geluk dat ons huis een soort bunker is. Er moet veel gebeuren voordat ons huis wordt aangetast. We hebben ook geluk dat het huis ’s ochtends in de schaduw van de berg ligt. Pas tegen elf uur komt het in de volle zon te liggen.

Dit betekent dat we ’s ochtends alle ramen openzetten om de frisheid binnen te laten. Want anders dan in de Cevennen koelt het hier ’s avonds wel af. In de Cevennen was er wat warmte betreft weinig verschil tussen dag en nacht. Hier zijn de avond en nacht wel koeler, dan zakt het kwik naar rond de 20 graden -heerlijk.

Als de zon bijna bij het huis is, gooi ik aan de zonzijde alle luiken voor de ramen en houd de ramen gesloten. Vandaar dat ik nu werk met mijn bureaulamp aan, maar de beloning is een koele kamer. De ramen aan zij- en achterkant en de voordeur blijven open om nog wat frisse lucht te hebben.

Eigenlijk is Dies het meest de dupe van ons canicule protocol. Zijn lange middagwandeling skippen we, en dat vindt hij volgens mij niet erg. Dies ligt hele dagen op koele tegels. ’s Avonds halen we het gebrek aan beweging een beetje in door een armzalige korte wandeling.
Wij brengen de dag voornamelijk zittend door, een boek in ons handen. Wyb heeft nog wel eens de neiging om naar de Dordogne te willen. We hebben daar een strandje waar het goed toeven is, ware het niet dat ik niet van strandjes hou. maar ja, soms moet je elkaar iets gunnen.

Het stomme is dat de warmte zich opstapelt. Mijn moeder zei altijd dat het tegen twee het meest warm is, maar dat is hier niet het geval. Hoe later op de middag hoe warmer. Pas tegen tien uur ’s avonds merk je een ommekeer. Als de buitenlucht eindelijk koeler is dan de lucht binnen in onze bunker gooien we de ramen weer open en happen wij naar die lucht als vissen die op de kant liggen.

Kwebbel, kwebbel

Maandag 29 juli, Cadouin

 

Pas gisteren keken Wyb en ik naar de opening in Parijs van de Olympische Spelen. Omdat we hoorden dat het zo’n goede opening was, wilden we een indruk krijgen door rond vier uur even te kijken. De opening bleek prachtig te zijn. Is zo’n opening meestal wat leeg effectenbejag, in deze opening speelde kunst de hoofdrol. Het was een ode aan de kunst, waarvan elke discipline aan bod kwam, van dans tot mode, van literatuur tot muziek. Jammer dat die sporters er doorheen voeren op hun boten, zou je bijna denken.

Sterke dans, goede muziek, krachtige choreografie, slim scenario, ik was zowaar trots dat ik in Frankrijk woonde. Tussen alle politieke ellende hier, was het een onverwacht lichtpunt. Hoe maak je een opening over een lengte van zes kilometer zonder dat het saai wordt? Voor wie het nog niet heeft gezien, ga alsnog kijken.

Tegen dit vakmanschap stak het Nederlandse commentaar schrijnend af. Het commentaar is het beste te omschrijven als gekwebbel. Ik heb proberen te achterhalen welke twee minkukels het commentaar deden, maar kan het niet vinden. Vermoedelijk zijn hun namen uit schaamte al gewist. Het kan bijna niet anders of het waren sportcommentatoren, van de oubollig zwaaiende sporters wisten ze alles, van de kunst, waar het bij deze opening omging, niets.

Ze wisten niet wie optraden, wie de choreografieën hadden gemaakt, of welke gezelschappen we zagen. Wie er ook zong, Lady Gaga of Celine Dion, het kwebbelde er irritant doorheen. Wie had het scenario gemaakt voor deze productie, wie zaten er in het artistieke team? Kwebbel, kwebbel, kwebbel.

Een van de scènes leek te refereren aan Het laatste avondmaal. Het was een maal met drags en een transmodel. En ja hoor, de scène was nog niet op televisie geweest of de christenmens begon weer verontwaardigd te doen.
Een dag later bood de organisatie haar excuses aan. Waarom? Mogen er in de kunst geen verwijzingen meer worden gemaakt of parodieën? Het wordt tijd dat de christenen eens hun excuses aanbieden voor hun eeuwenlang moralistisch gezeur.

En ja hoor, natuurlijk bemoeide Wilders zich er weer mee, de man die sneller twittert dan zijn schaduw. Waarom mogen we wel christenen beledigen en geen moslims? Mijn antwoord: we mogen alles en iedereen beledigen, maar van dat stoken van jou krijgen we genoeg, eikel. De man is zo voorspelbaar vervelend.

Drie uur later hielden we op met kijken. Ik weet niet of ik veel van de Olympische Spelen ga zien. Sport is nou eenmaal niet mijn kopje thee. Het mooiste ligt al achter ons, dat is zeker.

Schoof

Zondag 28 juli, Cadouin

 

Hoe het komt weet ik niet, maar op deze mooie zomerse dagen dwalen mijn gedachten steeds vaker af naar Dick Schoof. Ik zie hem dan zitten in het Torentje. Rechts van hem ligt het Hoofdlijnenakkoord, voor hem op de laptop werkt hij aan een document waar Regeersakkoord boven staat. Aan hem, en al die rare ministers die ze op zijn bord hebben geschoven, is het de taak om voor de derde dinsdag in september een Regeerakkoord te schrijven.

Af en toe loopt hij naar de spiegel en oefent hij zijn gezicht. Op televisie is het hem zelf ook opgevallen: hij kijkt te vaak schichtig en angstig als een opgejaagd dier. Hij dwingt zichzelf vol zekerheid te kijken. Gelukkig gaat het steeds beter. Dan loopt hij terug naar zijn laptop.

Jezus Christus, wat een karwei. Die vier partijleiders hebben wat zitten knippen en plakken uit hun verkiezingsprogramma’s, hebben dat op een grote hoop gegooid en daar boven Hoofdlijnenakkoord gezet. Het is de bedoeling dat hij er iets werkbaars van bakt. Het beroerde is dat die vier eigenlijk alles op het bord van Europa hebben geschoven. Europa als deus ex machina, terwijl iedereen weet dat Europa daar niet in gaat trappen. Maar wat dan? Hij heeft nog zo’n zes weken om een list te bedenken.

Hij leunt achterover, zijn benen legt hij op zijn bureau. Het is een nare gewoonte van hem waarover hij met niemand durft te praten, hij heeft altijd de neiging om mensen bijnamen te geven. Vermoedelijk doet hij het om vat op ze te krijgen. Zo heet die Dylan Yesilgöz, de Krultang, is Caroline van der Plas, De Vleesvrouw, Wilders noemt hij weinig fantasievol, geeft hij meteen toe, De Hufter, Omtzigt, De Twijfelkont.

Thuis heeft hij al ruzie. Helemaal geen vakantie? ‘Door die verdomde ambitie en ijdelheid van jou zijn wij altijd de dupe.’ Vind je het gek dat hij vaak schichtig kijkt? Alleen hier in het torentje vindt hij enige rust. Hij loopt nog eens naar de spiegel. Hij heeft best een interessante kop, maar hoe kan hij die kop dresseren zodat hij permanent gezag uitstraalt? Misschien eens een acteur inhuren?

Als hij eerlijk is, is hij vooral benieuwd wanneer dit hele zooitje in elkaar stort. Hij moet iets bakken en dat moet ook nog eens financieel kloppen. Terwijl iedereen weet dat De Krultang, De Vleesvrouw, De Hufter en De Twijfelkont zich gewoon rijk hebben gerekend. Als er maar een Hoofdlijnenakkoord kwam, dan was hun kont gered.

Hij gaat weer recht achter de laptop zitten. Hij voelt zich opgejaagd. Vandaag is hij toe aan het hoofdstuk Stikstof. Volgens Het Vleesvrouwtje bestaat het niet, is het überhaupt geen probleem. Voor Europa en de rechter is het dwingende realiteit. Waar is het geitenpaadje dat hem kan redden?

Hij besluit maar eens de Minister van Landbouw te bellen, hoe heet ze ook weer? Leuke verschijning. Volgens zijn vrouw heeft ze nog meegedaan met Boer zoekt Vrouw. Het moet niet gekker worden.
‘Met Schoof. Dick Schoof. Kunt u mij doorverbinden met de Minister van Landbouw?’
‘Sorry, meneer Schoof, maar mevrouw Wiersma is met vakantie.’
Oh ja, dat was haar naam, Wiersma. Nou weet hij ook weer haar voornaam Femke. Knap dat ze op zulke hoge hakken kan lopen.
‘Wanneer is ze terug?’
‘Negentien augustus staat in haar agenda.’
‘Fijn, dank u.’
Negentien augustus, toe maar. Weet je, hij verzint zelf wel iets over die stikstof. Daar gaan ze toch niet uitkomen, als er maar iets op papier staat.

Gezelschap

Zaterdag 27 juli, Cadouin

 

Daar zit ik dan weer. Alleen. Wybrich aan het werk, maar dat ben ik op de zaterdag gewend. Het contrast tussen alleen zijn en mensen om je heen wordt vooral veroorzaakt door het afscheid van Esmee, Malu en Joris. Een week lang zijn we met ze opgetrokken. Met Esmee en Joris meer dan Malu, want al na de eerste avond dompelde ze zich onder in een groep vriendinnen. Een bekend fenomeen dat allerlei herinneringen opriep. Dochters die op een camping opgaan in vriendschap.

We wonen in een klein huis. Toen we het kochten waren er twee slaapkamers, maar van de grootste kamer hebben we een eetkamer annex studeerkamer annex bibliotheek gemaakt. Resteert één slaapkamer. Bewust beleid. Dat neem niet weg dat er, zoals vannacht, vijf mensen in het huis kunnen slapen. Esmee op de bank, die heerlijk slaapt, weet ik uit eigen ervaring. Malu en Joris ieder aan een kant van de eettafel op opblaasbedden. Een voorrecht dat alleen aan familie is gegund, of in noodgevallen aan vrienden.

Wat is het toch een genot om familie en vrienden op bezoek te hebben. Ik hoor het mijzelf zeggen. Er zijn jaren geweest dat ik het tegendeel vond. Dat kwam omdat we zowel in Nijmegen als Leeuwarden werden overspoeld door sociale contacten. Ik weet maar al te goed hoe benauwend dat kan zijn. Nu vind ik het heerlijk omdat ik over het algemeen het genot ervaar van het samen alleen zijn. Als ik moet kiezen tussen de huidige situatie en de sociale drukte van Nijmegen en Leeuwarden, dan hoef ik daar niet lang over na te denken.

Gelukkig bouwen we het plezier van gezelschap vandaag langzaam af. In de kwaliteit chambres d’hôtes hier in het dorp logeren voor drie nachten Tjaart en Suze. Vanavond, op hun laatste avond in Cadouin, eten we daar samen. We verheugen ons weer op hun gezelschap en op het eten, want een van de dames die de chambres d’hôtes runt kan heerlijk koken.

Gisteravond was een avond zoals ik mij, voordat we hierheen kwamen, Frankrijk voorstelde: met een groot gezelschap eten in de tuin aan een grote tafel in de schaduw van de catalpa. Het is wat improviseren, want zo’n grote tafel hebben we niet in de tuin en ook het aantal stoelen hebben we niet in bezit. Maar voor de gezelligheid maakt het niet uit. Het eten was gegarandeerd prima dankzij Wyb, de social talk meer dan aangenaam -het leven is goed. Nu weer wennen aan een leeg huis, maar dat lijkt me niet zo moeilijk.

Oog

Woensdag 24 juli, Cadouin

 

Het was een mooie dag. We reisden naar de prehistorie door in Prehisto Parc te wandelen met Esmee en Joris. We zagen de Neanderthaler een mammoet doden die in een val was gelopen en een paar Cro Magnon mensen vochten met de holenbeer. We weten nu ook hoe de eerste homo sapiens zich beschermde tegen de elementen.

Alles was van plastic, maar dat maakte bijna niet uit. We wisten dat hier op deze plek de eerste mens en zijn voorvaderen hadden geleefd. We waren een paar kilometer verwijderd van Les Eyzies, wat je toch wel de hoofdstad van de Cro Magnon mens mag noemen. Vorig jaar nog bezochten Wyb en ik een paar kilometer van hier een grot waar de mens 20.000 jaar geleden zijn eerste afbeeldingen naliet.

Daarna zwemmen we in de Dordogne met om ons heen een vloot van kano’s. Ik ben mijn zwembroek en mijn waterschoenen vergeten dus ik kijk van de kant toe. Gelukkig zijn er bomen met schaduw. Dies hangt zich nog bijna op door van de kant te springen terwijl zijn riem achter een boomwortel blijft steken.

Vervolgens eten in een restaurant waarvan er meer in de Dordogne zouden moeten zijn. Als je naar de wc wil, moest je een biechtstoel in lopen, op het terras waar we eten vrolijke tafels en stoelen, een statement tegen al die uniforme toeristenrestaurants.
Wyb bestelt een fles Menetou-Salon en wil een filmpje maken van de fles die we uit de koeler halen. Ik verpest het door de fles eerbiedig uit de koeler te halen en vervolgens aan mijn mond te zetten. Voor Wyb heiligschennis. Voor mij een plaatstootje, maar het belangrijkste is dat Joris dubbel ligt. Het filmpje wordt gecensureerd.

We rijden weg met open ramen. De wind waait heerlijk verkoelend naar binnen. En dan gebeurt het. Er vliegt iets scherps in mijn oog. Een splinter? Een insect? Het gaat in ieder geval niet meer weg, het blijft scherp onder mijn ooglid zitten. Met water en voorzichtig wrijven probeer ik er vanaf te komen. Wat niet lukt. Pas de nacht brengt enige verlichting. Het gevolg is nog steeds dat ik dit blogje wazig zit tikken met een ontstoken oog.

Pluche

Dinsdag 23 juli, Cadouin

 

Biden heeft de Democraten door zo lang te blijven zitten, zelfs een tweede termijn te willen, een slechte dienst bewezen. Men zegt dat pluche een zachte en aangename stof is, maar in figuurlijke zin plakt het vaak onaangenaam lang. Biden is het topje van de ijsberg, maar daaronder zit, wereldwijd vrees ik, een leger van plucheplakkers.

Je hebt een fijne baan waar je plezier aan beleeft, die bovendien goed verdient. Het werk is vlakbij je huis dat in een prachtige omgeving ligt en waar je aan bent gehecht. Zie dat alles maar eens op te geven voor een nieuwe baan, een nieuw avontuur.
Zo zag ik in Friesland en Groningen, provincies waaraan mensen gehecht zijn en een belangrijk deel van hun identiteit en liefde aan ontlenen, dat mensen er niet over peinzen om die provincies te verlaten. Daar komt bij dat de banen daar niet voor het opscheppen liggen. Het gevolg is dat mensen jaren, vaak decennia dezelfde baan houden.

Ook vaak meegemaakt, theaterdirecteuren die niet weg te branden zijn. Theaterdirecteur zijn is best een fijne baan, je bouwt in een stad en regio een hecht netwerk op, je hebt een bepaalde status, op een gegeven moment heb je de organisatie in de vingers, een mooi salaris, fijn huis. En opnieuw is er iemand die jaren, zo niet decennia, op dezelfde plek blijft zitten.

De man of vrouw in kwestie heeft het zelf niet door, maar de medewerkers denken vaak: man, rot alsjeblieft op, je verstikt de organisatie, we hebben behoefte aan een andere stem, vernieuwing, creativiteit. En natuurlijk wordt dat niet tegen hem zelf uitgesproken, zijn positie is onbetwistbaar. Sterker, hij is er van overtuigd dat hij onmisbaar is, dat het succes van zijn organisatie volledig van hem afhankelijk is.

Soms gaat dit heel ver. Als directeur van een collega-instelling kon ik het van dichtbij observeren. De man was al oneindig lang directeur van een instelling. Zijn personeel had een bloedhekel aan hem, het was een autoritaire, onaangename man. Zelf had hij niets in de gaten, door zijn vermeende succes leefde hij in een parallelle wereld. Toch kwam het moment dat hij met pensioen ging.

Hij waande zich zo onmisbaar dat hij mij een dikke nota liet zien. ‘Gerard, de man die mij opvolgt komt in een gespreid bedje. In deze nota heb ik het beleid voor de aankomende tien jaar uitgestippeld. Hij kan het zo van mij overnemen.’
Ik was verbaasd dat iemand zo verdwaasd in zijn eigen belangrijkheid kon geloven. Ik dacht alleen maar: ‘Als zijn opvolger die nota niet meteen door de shredder haalt is hij een slechte directeur.’

Gelukkig werd de man opgevolgd door een goede directeur. De nota leefde meteen na overhandiging een versnipperd leven in recyclingfabriek. De organisatie, waar de oude directeur met ongelooflijk veel egards afscheid nam, leefde op. Er is niets zo nuttig als wisseling van de wacht nadat de levenscyclus van een leidinggevende is voltooid.

Wie de lengte van die levenscyclus in de gaten moet houden? De leidinggevende zelf, en dat is een kunst op zich. Het blijkt dat lang niet iedereen daartoe in staat is, tot het hoogste niveau toe (zie Biden). Natuurlijk ligt hier ook een taak voor zijn toezichthouders, maar bij dit soort leidinggevenden zijn dat meestal vrindjes en andere bewonderaars.

Au norm

Maandag 22 juli, Cadouin

 

We lopen met vijf mensen door de tuin. Drie daarvan zijn voortdurend met elkaar in conclaaf, Wyb en ik luisteren, ik begrijp slechts een kwart van wat ze zeggen. Ze overleggen over de plaats van een nieuwe septic tank. Wat best een moeilijke beslissing is, want de ondergrond van onze tuin bestaat uit rots. Graven zal een hele klus worden, dus de leidingen moeten zo kort mogelijk worden. De man van de waterzuivering, die uiteindelijk zijn toestemming moet geven, heeft een resolute oplossing: kap de catalpa, vormen zijn wortels ook geen gevaar. Wyb en ik zijn daar fel tegen, wij houden van onze catalpa.

Uiteindelijk vinden ze een hoek in de tuin waar iedereen het mee eens is. Het zal ons veel geld kosten, maar we hebben het bij de aankoop van het huis ingecalculeerd. Overigens is het volstrekte onzin dat we een nieuwe septic tank moeten plaatsen. De huidige tank, een betonnen bak, voldoet prima. Maar volgens het waterzuiveringsbedrijf is hij niet au norm. En in Frankrijk is dan verdere argumentatie zinloos. Au norm is au norm. Voor wie niet weet wat een septic tank is, zo’n tank zuivert onze poep en pies. Een goed rioleringsstelsel, zoals wij dat in Nederland kennen, is een luxe die Frankrijk zich niet kan permitteren. De huizen liggen te ver uit elkaar, de grond is vaak rotsig.

Drukte in de tuin, drukte op sociaal gebied. Juli, augustus, het is hoogseizoen voor ons. De Dordogne werkt op volle toeren, het toerisme bloeit en dat betekent dat we veel bezoek krijgen. Esmee en de kleinkinderen zitten op een camping vlakbij en gisteravond was het de tweede avond dat we tot middernacht hebben zitten praten. Opnieuw verlieten we in kennelijke staat de camping. Wyb iets meer dan ik, ik moest nog rijden. Niet geheel au norm, maar er niet ver vanaf. Eind deze week komen er nog vrienden. Volgende week andere vrienden en de week daarop weer. Ik vind het heerlijk. Meestal heb ik maar twee mensen waarmee ik kan praten: Wyb en mijzelf. Nu kunnen we weer eens lekker bomen en het leven doornemen.

De foto hieronder heeft niets met de kennelijke staat van Wyb te maken. Ik gebruik hem associatief. De foto maakte ik toen we in Spanje waren, ik meen dat ik hem in Malaga heb gemaakt. Niets in Spanje is benepen. De huizen niet, de infrastructuur niet, de straten niet. Vaak zijn ze bestraat met het mooiste materiaal. In de straat waar Wyb hier ligt was de bestrating net iets te glad. Een gracieuze val levert veel plezier op en een grappige foto. Maar ik geef toe, het is niet bepaald au norm om op die manier de weg te gebruiken.

Flitsen

Zondag 21 juli, Cadouin

 

Een van de charmes van de Dordogne is dat er weinig gebeurt. De Dordogne is diepe provincie zoals Drenthe dat in Nederland is. Die rust trekt veel mensen aan die drukte voor gezien houden, die het zich kunnen permitteren de wereld de wereld te laten. Op de basisschool zei mijn lievelingsonderwijzer ooit: ‘Waar bomen zijn, zijn de rijken.’ Mijn hele leven let ik er op of dat waar is: het klopt.

De Dordogne is bezadigde rust. Maar dat neemt niet weg dat het ook de streek is waar groots spektakel plaatsvindt. Eens in de zoveel tijd wordt die weldadige rust verstoord. Gisteren was het weer zover. Het begint vaak met een warme dag. Ik stuurde een foto naar een vriend waar de thermometer 34 graden op aanwijst.

Op weg naar Esmee en de kleinkinderen die een dorp verderop zojuist op een camping waren aangekomen zag ik het: donderwolken. Hoge stapelwolken die vragen om ontlading. De lucht maakte zich op waarvoor zij in de Dordogne zo uitblinkt: onweer. We zaten nog geen half uur voor de tent toen de eerste flitsen verschenen en de eerst donderklappen.

Dies schiet, zoals altijd, bij me op schoot. Een van de prettige bijkomstigheden bij ons vertrek naar Frankrijk was dat wij verlost waren van dat domme vuurwerk waar Dies zo bang voor is. We dachten niet alleen onszelf maar ook Dies een rustiger leven te geven. Dat laatste bleek niet te kloppen. Voor het vuurwerk kwam het schieten van de vele jagers en het onweer in de plaats. Als Dies moest kiezen tussen al deze kwaden dan koos hij voor het vuurwerk, dat is tenminste beperkt tot een korte periode.

De bliksemflitsen rijten de lucht open. In de Dordogne kan dat uren doorgaan. Dies vindt enige rust in de tent van Esmee. Zoals wij de instructie krijgen in geval van een bombardement in een kelder of onder een tafel te gaan zitten, zo lijkt Dies te hebben uitgevogeld dat tafels veiligheid bieden tegen onweer.

Omdat Wyb op deze camping heeft gewerkt, zitten we op het eind van de avond met een stel medewerkers van de camping op het terras. Om ons heen de ene na de andere flits en donderslag. Niemand die er om maalt. Iedereen die hier woont is er aan gewend.
’s Avonds laat stappen Wyb en ik in de auto om naar huis te gaan. Dies is opgelucht, een auto behoort voor hem tot een van de veiligste plekken op aarde. Een auto betekent in slaap vallen door het monotone geluid van de motor.

Het lijkt alsof wij door oorlogsgebied rijden. Overal vuurwerk om ons heen. Inslag na inslag. Om het beeld mooi filmisch te maken zorgt de warme aarde ervoor dat de regen die er op valt zich omzet in damp. Zo rijden we soms door dichte vuurdampen. Waar je ook woont op zo’n avond in de Dordogne, nergens is het rustig, het onweer is overal. Door de flitsen wordt de nacht soms opeens dag. We zijn blij als we thuis zijn. Dies duikt meteen onder een tafeltje, het onweer is nog lang niet voorbij. Zelfs niet bij ons thuis.

Beet

Zaterdag 20 juli, Cadouin

 

De trouwe lezer van Dossiermoddergat zal het zich nog herinneren, nog voor de wolf in Nederland aankwam, heb ik hem gewaarschuwd: kom niet naar Nederland, het is absoluut geen land voor wolven. Nederland is in veel opzichten een psychotische patiënt, een patiënt die echt niet weet hoe hij ermee om moet gaan.

Als voorzitter van de Partij ter Bevordering van de Onveiligheid weet ik als geen ander dat Nederland een obsessie heeft ten opzichte van veiligheid. Alles wat een beetje onveilig is en/of lijkt, moet worden vermeden en liefst geëlimineerd. Alleen al de rol die de wolf in sprookjes speelt, maakt de Nederlander panisch. Grootmoeder wat heeft u grote oren, Grootmoeder wat heeft u grote tanden. En je ziet de eerste Nederlanders al wegrennen.

Tweede obsessie voor Nederlanders: de portemonnee. De onderbuik vormt zijn hersens, zijn portemonnee is zijn Heilig Hart. Die wolven hebben de neiging om zo nu en dan eens een schaap te verorberen. Dom, want een schaap vertegenwoordigt geld. Dat zo’n schaap een beest is maakt niet uit. Nederland doodt op ongekende schaal koeien, varkens en kippen. Het maakt ze niet uit, die zijn lekker. Maar een schaap, daar krijg je een paar honderd euro voor en dus moet een wolf daar met zijn bek van afblijven. Een boer kun je niet kwader krijgen dan aan zijn portemonnee te komen.

Tegen mijn advies in is de wolf toch gekomen. Dom, neem alleen die snelwegen al. Menige wolf heeft daar al het loodje gelegd. De wolf denkt dat hier natuur is omdat hij bomen ziet. Maar er is hier natuurlijk helemaal geen natuur. De natuur is hier kapot vergiftigd en wat er nog uitziet als natuur is in feite een park waar mensen in mountainbiken of motorcrossen en meer van die dingen om herinneringen te maken. De wolf zal hier nergens rust hebben.

De enige die profijt heeft van de wolf is de ambtenaar. Het aantal protocollen dat rond de wolf is geschreven is indrukwekkend, het bevat meer pagina’s dan Simon Vestdijk bij elkaar heeft geschreven, en dat zijn er verdomde veel. De wolf houdt tientallen ambtenaren aan het werk. In feite is de wolf omgeven door protocollen, gelukkig heeft hij er geen weet van, de stakker.

De wolf is al jaren in Nederland en nog nooit heeft een wolf een mens aangevallen, terwijl iedereen dat toch voorspelde. Tot deze week, luidt het verhaal. De wolf heeft een kind gebeten dat zoet werd gehouden bij de Buitenschoolse Opvang. Maar het kind, zo luidt het verhaal verder, heeft geen verwondingen, want de wolf beet haar maar kort.

Hij beet haar maar kort! Elk nieuwsmedium nam het over. Zijn ze nou helemaal van de pot gerukt: een kind wordt gebeten of niet, kort of lang speelt geen rol bij bijten. Of een dier doorbijt, dat geeft de doorslag. En aangezien het kind niet is verwond, heeft de wolf dus niet gebeten, zegt de logica. Begrijpelijk dat het kind en haar begeleidster zich rot zijn geschrokken, staat opeens de Boze Wolf naast je.

Het is zo jammer dat de wolf niet naar mijn advies heeft geluisterd, hij had zich veel ellende kunnen besparen. Nogmaals, nou kan het nog, want de BBB heeft het voor te zeggen, de partij die is opgericht om koeien, varkens en kippen te martelen en wolven uit te roeien: ga lekker terug naar de wouden van Polen en Rusland en berg je voor de Nederlander, hij is jullie niet waard. De Nederlander is een angsthaas en een zenuwpees en verkeert in permanente staat van neurotische angsten en opwinding.

Komma

Vrijdag 19 juli, Cadouin

 

Een dichter schrijft gedichten. Klinkt eenvoudig, is het soms ook. Maar het kan ook tegenvallen. Dichten is meestal tobben. Als een timmerman een tafel maakt, weet hij waar hij aan toe is. Een tafel moet rechthoekig, vierkant of een andere vorm hebben en zoveel poten dat hij stabiel staat. En als mensen eraan kunnen zitten, is een tafel af. Maar een dichter weet nooit wanneer een gedicht af is. Een dichter weet vaak niet eens of hij wel een gedicht heeft gemaakt. Een gedicht kan in zoveel verschijningsvormen tot hem komen, zelfs zo dat hij denkt: wat heb ik nou weer gemaakt?

En als het gedicht aan hem is verschenen, dan gaat de dichter vaak lang tobben of het gedicht niet beter kan worden. Dat wil zeggen: wat hij beter vindt. Het is dan weer de vraag of iemand anders dat ook vindt. Maar ik vind dat een dichter zich daar niet druk over hoeft te maken. Er is maar één criterium: een gedicht is af als de dichter vindt dat het af is. Al kan dat best wat voeten in aarde hebben. En als de lezer het daarna niks vindt, wat goed mogelijk is, de meeste mensen hebben sowieso geen bal met gedichten, dan is dat jammer voor hem, maar hij heeft zijn best gedaan. Ik vind dan ook dat een dichter de lol uit zichzelf moet halen en als anderen daar ook lol aan beleven heeft hij mazzel.

Ik begin erover omdat ik een verzamelbundel van mijn gedichten heb samengesteld. De meeste gedichten belandden in de prullenbak, een stuk of 180 verschijnen in Het huis van het weekdier, zoals de bundel gaat heten. De bundel is af, maar voor de zekerheid heb ik Henk Kuiper (tevens De Corrector van dit blog en oud kompaan) gevraagd of hij de bundel nog eens op spelling wil nalopen.

Dat dichten tobben is, wil ik de lezer graag laten ervaren aan de hand van het gedicht Muhammed Ali, dat eerder op Dossiermoddergat heeft gestaan.

 

Muhammed Ali

Ik wil leven zoals
Muhammad Ali bokste

lichtvoetig aanvallen
met open vizier

zo nu en dan een uppercut
en dan weer een linkse directe

onvervaard voorwaarts en
moedig zijwaarts

als het moet verdedigen
soepel en wendbaar ontwijken

en altijd vederlicht dansen.

 

Bij het corrigeren van het gedicht laat Henk weten: ‘Tussen ‘moet’ en ‘verdedigen’ nog een komma plaatsen.’
Ik schrik daar enigszins van, heb ik iets over het hoofd gezien? Want het zetten van komma’s is essentieel voor een gedicht. De komma’s zijn, samen met andere interpunctie (of juist geen interpunctie) de poten onder een tafel.

Ik herlees het gedicht en ben het niet met Henk eens en schrijf: ‘Die komma haalt toch, als je het leest, het ritme uit het gedicht.’

Henk is het niet met me eens en schrijft: ‘Lees het maar eens hardop mét komma. De pauze die na de komma valt, versterkt dan juist de impact van ‘verdedigen’. Vind ik, maar over dichterlijke vrijheid valt niet te twisten.’

Even later krijg ik nog een app’je waarin hij zijn standpunt meer kracht geeft: ‘Als je wèl een komma achter ‘moet’ plaatst dan vind ik ook dat in de daaropvolgende stilte op fraaie wijze de spanning van het boksen wordt gevangen: de drang om toe te slaan uitstellen om vervolgens alsnog…’ En dan zet hij er drie emoticons achter die vuistslagen voorstellen.

Ik antwoord: ‘Maar als je achter ‘moet’ een komma zet, is het ritmisch mooier als je die ook achter ‘verdedigen’ zet. Maar dan koppel je dat woord zo los van de volgende regel.’

Henk geeft zich niet gewonnen: ‘Ik vind dan weer in dit geval dat de komma achter ‘verdedigen’ niet nodig is. Ook omdat het effect van een komma deels bereikt wordt doordat je daarna met een nieuwe zin begint. En wat je zegt, de komma achter ‘verdedigen’ breekt óók het ritme.’

Daarin geef ik hem absoluut gelijk. Ik: ‘Zie je wel dat het enorm lastig is om dichter te zijn? Zitten we te emmeren over komma’s.’

Henk: ‘Maar fascinerend toch? Filosoferen over de kracht en consequenties van taalkeuzes. En je kan dus allebei gelijk hebben, dat is óók bijzonder. Want taal is niet alleen betekenis maar ook gevoel. Erg leuk om ons herkauwen zo te spiegelen.’

De volgende dag lees ik het gedicht opnieuw en besluit de komma toch niet te zetten. Nu weet ik waarom, ik moet niet kijken naar die enkele alinea. Ik moet die komma zien in het licht van het hele gedicht. In het gedicht staan verder geen komma’s. En dat is niet voor niets. Het gedicht heeft de snelheid en lichtvoetigheid van Muhammed Ali. Een komma zou die snelheid en lichtvoetigheid doorbreken en tevens de consistentie van het gedicht doorbreken.

Spoortjes

Dinsdag 17 juli, Cadouin

Ik woon 1300 kilometer van Nederland, dat neemt niet weg dat ik deze week twee keer een spoor naliet op de Nederlandse televisie. Nou ja, spoor. Spoortje is een betere typering, maar ik vind het toch frappant.

Voor het eerste spoortje is zelfs het verkleinwoord al te veel. Wyb en ik stonden in de Lot naar de Tour te kijken en die avond waren we op televisie te zien. Ook zien is een te groot woord. Wyb zei nadat we de beelden hadden gezien: ‘Daar moeten we toch ergens hebben gestaan.’ We moesten diverse keren terugspoelen voordat we onszelf inderdaad zagen staan. Ik maakte een foto van het stilstaande beeld en zette het op Facebook (zie hieronder). Een vriend vroeg of hij terug moest kijken om ons te zien. Ik raadde het hem af, wie niet speurt zal ons nooit zien.

Het tweede spoortje mogen we wel een spoor noemen. Ik schrok er zelfs van. De belangrijkste foto van mijn jeugd verscheen opeens full screen. De aanstichter was Fons de Poel, op de foto in gestreept T-shirt. Als afsluiting van zijn carrière als tv-journalist mocht hij nog één keer een reportage over de Vierdaagse maken, wat hij, geloof ik, al twintig keer eerder had gedaan. Hij begon met een jeugdfoto omdat op die foto ook mijn eens beste vriend Jacques Thielen stond (uiterst links).

Jacques, die vele malen de Vierdaagse liep en aan de St. Annastraat woont, de Via Gladiola, wordt in het laatste programma van Fons opgevoerd als filosoof van de Vierdaagse. Met zichtbaar plezier laat hij zijn diepere overpeinzingen over het belang en de waarde van de Vierdaagse gaan. Als ik het mij goed herinner, moesten wij in onze puberteit helemaal niets van die Vierdaagse hebben, wat wij toch een soort verwerpelijk militair gebeuren vonden. Maar inderdaad, die tijd ligt ver achter ons, en is van geen belang meer.

Voor wie de foto verder wil begrijpen. Op de foto staan mijn vrienden met wie ik volwassen werd. We waren een hechte vriendengroep. Luus, die op de knieën naast mij zit, reageerde op Facebook: ‘Wat waren wij jong!!!!! Waarop ik antwoordde: ‘En gelukkig, en vol Sturm und Drang, en ambitieus, en idealistisch, vol plannen, de toekomst was van ons, alles zou beter worden en daar zouden wij wel even voor zorgen, het leven was één groot avontuur.’

We staan op deze foto trouwens als cabaretgroep Antigone. Wat niet bepaald een groot succes werd. De première vond plaats in het jongerencentrum van Dukenburg. Er was zowaar een recensent, de vader van Patricia die rechts naast Jacques staat. De recensie was, zoals was te verwachten, positief. Daarna traden we, als het ik het me goed herinner, nog in een bejaardenhuis op.

De cabaretgroep stierf een laffe dood. We zouden optreden op een groot jaarlijks festival in De Lindenberg. Het was een driedaags festival met jazz, cabaret en pop. Even voor ons optreden kregen we te horen dat Bram & Freek, bekend van Neerlands Hoop in Bange Dagen, bij ons kwamen kijken. Hierdoor werden we zo zenuwachtig dat we de voorstelling niet hebben laten doorgaan. Een weinig heroïsch einde dus van onze cabaretambitie.

Onze hechte vriendschap verwaterde. Waarom? Ieder ging naar een andere school, kreeg andere interesses, verhuisde naar andere steden, kreeg andere vrienden, en nog een heleboel andere redenen. Als we elkaar tegenkomen is het een feest der herkenning en nostalgie. Maar ook dat gebeurt nauwelijks meer. Is ook erg moeilijk als je 1300 kilometer van Nederland woont.

Demograaf

Dinsdag 16 juli, Cadouin

 

Een paar weken geleden schreef ik een blog over mannenmode. ‘Verbaas je je niet dat ik een blog schreef over mannenmode?’ vroeg ik aan Wyb die het stoïcijns tot zich nam.
‘Nee, eigenlijk niet. Volgens mij kun jij overal over schrijven.’
Dat vond ik nogal een uitspraak. Of ik wel of niet ergens over kan schrijven, heb ik nog nooit bij stilgestaan. Elke dag dient zich een onderwerp aan en daar schrijf ik dan over. Ik vergelijk me graag met een jazzmuzikant die al improviserend van het een op het ander komt. Maar ik nam mij voor toch eens de proef op de som te nemen.

Vandaar dat ik vandaag de drie delen van de Dikke van Dale naast Wyb op de bank zet die naar de Tour zit te kijken die langs Sommières komt, een van de stadjes in de Languedoc waar wij zo van houden en vaak zijn geweest.
‘Wyb, kies eens een deel.’
‘Waarom?’
‘Dat hoor je wel.’
Ze kiest deel 1, a t/m i.
‘En kies nou eens willekeurig een zelfstandig naamwoord.’
Ze slaat het boek open en wijst een woord aan: demograaf. Verklaring: een wetenschapper die zich bezighoudt met het onderzoek naar en de beschrijving van ontwikkelingen in omvang, samenstelling en ruimtelijke spreiding van bevolkingen en maatschappelijke oorzaken en gevolgen daarvan.

Het woord doet me meteen denken aan mijn Franse Nicht. Zo nu en dan fantaseren wij over het verdwijnen van de mens van de planeet. Ondanks dat mijn Nicht altijd zegt dat voor haar het glas altijd driekwart vol is, vindt ze het toch het beste als de mens langzaam zou uitsterven. Ik ben het van harte met haar eens. Tijdens dat fantaseren verzinnen we scenario’s hoe dat zou kunnen gebeuren. Dat zou je kunnen forceren, maar het zou ook een politiek besluit kunnen zijn. We spreken met elkaar af dat niemand nog kinderen kan krijgen. Dat betekent dat over pakweg honderd jaar de planeet bevrijd is van de mens. Voor al het andere leven op de planeet lijkt ons dat verreweg het beste.

Vandaar dat ik met grote belangstelling maandag een artikel in de Volkskrant las. De kop: ‘Ruim 60 landen, waaronder hele grote, zien de bevolking krimpen’. Nu zijn er ruim 8 miljard mensen op de aarde. Dat groeit naar 10 miljard, daarna zal de daling inzetten. Onder andere Duitsland, Rusland en China zijn het hoogste punt al gepasseerd. Een kwart van de wereldbevolking leeft in landen waar de populatie daalt. In Nederland bereiken we de piek in 2041, er kan dus nog meer bij blijkbaar. Genoeg reden om lekker in de Dordogne te blijven.

De wereld bevolking groeit dus nog, maar de groei gaat steeds langzamer. In 1990 kreeg een vrouw gemiddeld 3,3 kinderen, dat is al gedaald naar 2,3 kind. Bij een gemiddelde van 2,1 blijf de wereldbevolking constant. In meer dan de helft van de landen ligt dat gemiddelde al lager. Het cijfer van de Dordogne ken ik niet, maar het ligt ver onder de 1. Als ik tegenwoordig een baby zie, vind ik dat een bezienswaardigheid.

Zou Wyb dan toch gelijk hebben dat ik overal over kan schrijven?

Jardin Médiéval

Maandag 15 juli, Cadouin

 

Vorig jaar dacht ik nog dat ons dorp verder in de versukkeling zou raken. De enige bakker sloot zijn deur, de garage verhuisde naar een naastgelegen dorp, het beste restaurant van het dorp sloot zijn deuren door een scheiding van de eigenaren.
Ooit was Cadouin het belangrijkste dorp van de omgeving, het floreerde door het rijke Roomse leven. Er was een belangrijke abdij, de lijkwade van Jezus lag in het dorp, vele pelgrims deden het dorp aan en om dat te stroomlijnen huisden er diverse kloosterordes.

Totdat werd bewezen dat de lijkwade een vervalsing was. De pelgrims bleven weg en met dat wegblijven verdween de clerus en het geld. Een levendig dorp met meer dan duizend inwoners verviel tot een onbeduidend dorp. Wat resteerde was de architectuur van dat rijke Roomse leven. Een waardevolle erfenis, want de abdij en de voormalige kloosters zorgen er nu weer voor dat toeristen het dorp levendig houden.

Dit jaar schijnt er een soort revival te zijn. De burgemeester had al eens gezegd dat het een golfbeweging is met dit dorp, keer op keer bloeit het toch weer op. Zo wordt deze week Café Le Triskel weer geopend, vroeger het sociale hart van het dorp. Ik ben benieuwd of het die status opnieuw krijgt.

Grote verrassing is de heropening van Les terrassen de la Côté Rouge. Het restaurant is overgenomen door een Belgisch, Nederlands stel. Hij is de chef, zij de gastvrouw. Wyb en ik hebben er vorige week gegeten en verdomd het is voor de Dordogne van ongekende kwaliteit. De chef kookt buitengewoon ambitieus en creatief, we aten er buitengewoon goed. In dit op vlees gericht land, kun je er zelfs vegetarisch eten.

Het veldje achter de abdij was een soort rommelweitje. Soms voetbalden er groepen kinderen die op schoolreis in de Auberge des Jeunesse verbleven, soms stonden er paarden, maar het was vooral verwaarloosd. De afgelopen weken werd er volop gewerkt.

Wyb en ik hadden geen idee waar ze mee bezig waren. Er verschenen houten bakken, een keurig pad werd aangelegd, er kwam een fontein en het begon steeds meer te lijken op een grote moestuin. Een sjiek bord gaf een paar dagen geleden uitsluitsel: we hadden te maken met een Middeleeuwse tuin, alsjeblieft, voor de gemeenschap. Het schijnt dat wij dorpsbewoners er gebruik van mogen maken, het wordt een soort pluktuin, verzorgd door een associatie die erfgoed beheert.

Het mooiste bewaar ik voor het eind. Door die verdomde motorcross een paar maanden geleden verdwenen de paarden uit onze vallei. Ze konden onder andere niet terugkomen omdat de vallei zo vol gezond gras en planten stond dat ze zich dood zouden kunnen eten. Ver weg stonden onze paarden nu in een veel kleinere wei. Caroline, de eigenaresse van de paarden, vertelde dat ze, als ze met de paarden ging lopen, ze steeds terug wilden naar de vallei. Wat ik mij goed kan voorstellen.

Sinds een paar dagen is het weer zover. De paarden zijn terug. De vallei ziet er weer uit zoals de vallei eruit moet zien. Eindelijk zien we weer grazende en dravende paarden.

Spreeuwenjager

Zaterdag 13 juli, Cadouin

 

Ik zit in de kruin van een boom waar een gezellige kamer is ingericht. Als ik naar beneden kijk, slaat de schrik me om het hart. De boom is ongelooflijk hoog. Hoe kom ik hier ooit weer naar beneden? Stom dat ik me hiertoe heb laten verleiden. Ik had het me nog wel zo voorgenomen: klim nooit in hoge dingen. Op dat moment gaat de wekker. Ik word wakker uit een diepe droom, ik ben meteen opgelucht dat het maar een droom was. De wekker is gelukkig vroeg afgegaan omdat Wyb vandaag moet werken.

De angst voor hoogte, ik weet precies waar ik dat eerder voelde. Zo nu en dan droom ik erover, in allerlei varianten. Het is begonnen in Dodewaard. In de vakantie logeerde ik bij een neef van mijn moeder, ome Geert, die fruitteler was. Samen met Gerie, zijn zoontje, was ik daar spreeuwenjager.

Midden in de boomgaard stond een hoge, houten toren, ik denk zo’n twaalf meter hoog. Via een houten ladder klom je naar boven. En dan begon voor mij het engste gedeelte. Van de ladder moest je op de vlonder zien te kruipen, waar ik soms uren op stond. De vlonder had gelukkig een balustrade. Maar de beweging die moest zorgen dat je van de ladder op de vlonder schoof, bezorgt mij nu nog buikpijn van angst als ik er alleen maar aan denk.

Aan de balustrade hingen tientallen touwen die zich in stervorm door de boomgaard verspreidden. Aan elk touw hingen tientallen blikjes. Als we spreeuwen of andere vogels de kersen bongerd in zagen duiken, trokken Gerie en ik hard aan die draden. De blikjes ketsten tegen elkaar. Het was de bedoeling dat die herrie de spreeuwen zou verjagen. Meestal lukte dat prima, maar op een gegeven moment merkten we dat die spreeuwen aan dat geluid wenden, de morellen die aan de bomen hingen waren een traktatie voor ze.

Mijn oom zette dan een zwaarder wapen in. Her en der verspreid door de boomgaard plaatste hij apparaten die enorme knallen produceerden. Het was een soort carbid schieten. Om ons heen op die toren klonken dan keiharde knallen. Wij trokken aan die blikken, afgewisseld met knallen, het was een complete oorlog om de spreeuwen te verjagen, wekenlang waren we er druk mee.

Als het donker was, hielden we ons met andere zaken bezig. Om het huis van mijn oom lag een slotgracht. Gerie en ik hadden een vlot gemaakt waarop wij denkbeeldige zeeslagen uitvochten.

Daarna gingen we ons douchen en gaven we ons vaak over aan een ietwat absurde krachtmeting. Het gebeurde regelmatig dat we beiden een erectie hadden. We deden dan een wedstrijdje wie de de meeste handdoeken omhoog kon houden voordat het lid het door de zwaarte naar beneden werd getrokken. Soms lukte het Gerie om op deze manier vijf zware badhanddoeken omhoog te houden. Dit record heb ik helaas nooit kunnen evenaren.

Glamping

Donderdag 11 juli, Cadouin

 

Wyb en ik kijken nu al jaren televisie op onze laptop. Bijzettafeltje voor de bank, laptop erop, wij op de bank, zo hebben we topavonden. Gisteren hadden we bezoek van Ien, onze ex-buurvrouw uit Groningen, die toevallig vlak bij ons stond met haar camper. En om nou met z’n drieën op de bank te gaan zitten. Daarom gingen we naar de glamping waar Wyb op zaterdag helpt met de boel op orde te brengen voor nieuwe gasten. Daar was een groot scherm en gezelligheid, ideaal dus om een halve finale van het Nederlands elftal te gaan bekijken.

Ik was er nooit eerder geweest en volgens Wyb was het een van de mooiste glampings van de Dordogne. En dat bleek te kloppen. Ieder heeft een eigen plaats als een klein landgoed. Lampjes rond de tent, Iedereen gekleed alsof de modefotograaf van Happinez langskomt voor een coverreportage. Sowieso zijn er maar weinig mensen, dus je hebt geen last van bier zuipende buren die de radio te hard hebben aanstaan en ’s nachts gewoon op sterkte in de olie doorpraten, zoals ik zo vaak heb meegemaakt.

Door de mensen die er waren, werd ik met de neus op de feiten gedrukt: ik ben een lompe boomer. ‘Naar voren met die bal, zak,’ riep ik in het vuur van de strijd tijdens de wedstrijd. Alle ogen richtten zich op mij: wie is die oude man met dat grove taalgebruik?
Ik werd ook een beetje opgefokt door allel kinderen die door mijn wedstrijd liepen te schreeuwen. Het adagium is daar: alles is goed, als de kinderen maar plezier hebben, en daarvoor is alles veroorloofd. Dat begrijp ik, vond ik vroeger ook. Maar ik wilde gewoon naar die wedstrijd kijken, met weemoed dacht ik aan mijn laptopje, Wyb en ik op de bank.

Ik was in een andere wereld beland. Het leek of ik op het terras van Wildschut zat, een gewild café aan het Roelof Hartplein in Amsterdam. Ik durf mijn kop er om te verwedden dat elke jonge moeder op deze glamping elke dag even haar yoga oefeningen doet. Het zou me niet verbazen als ze hun bakfietsen op een oplegger mee naar de Dordogne hebben genomen. De ene na de andere champagnefles plopte open, young urban people op het Franse platteland.

De wedstrijd tussen Nederland en Engeland eindigde als een hartinfarct. Het is de laatste minuut, iedereen kijkt uit naar de verlenging en stiekem al naar de penalties. En dan is het gedaan, afgelopen, klaar. Engeland scoort in die laatste minuut 2-1, en dan weet je: alles is voorbij. Weg hoop, weg illusies, kouwe douche, totale deceptie, iedereen naar huis, de oranje outfit kan weer in de kast tot de volgende oranje hype.

Aderen

Woensdag 10 juli, Cadouin

 

Een vriend vraagt of ik nu, qua voetbal, ook fan ben van Les Bleus. Hierop is maar één antwoord mogelijk: ‘Nee, nee, totaal niet. Ik ben en blijf in hart en nieren een Nederlander.’
Later op de avond app ik met Esmee, die in Nescafé op Ameland met een heleboel mensen naar de wedstrijd Spanje-Frankrijk kijkt. Ze blijkt de enige supporter van Frankrijk te zijn.

Na het eerste doelpunt van Frankrijk appt ze me enthousiast: ‘Bam!’
Ik app haar: ‘Maar ik ben stiekem voor Spanje. Frankrijk speelde zo saai en fantasieloos.’
Haar antwoord is duidelijk: ‘Schaam je, Pa. Als Joris dit hoort.’
Daar zit inderdaad wel een probleempje. Mijn kleinzoon (11 jaar), fanatiek voetballer, is een groot fan van Mbappé. Ik druk haar op het hart het niet tegen hem te vertellen.
Uiteindelijk wordt de uitslag zoals ik hem samen met een vriend voorspelde: 2-1. Wat een vorm van gerechtigheid is, denk ik.

Toch raar dat ik geen supporter van het Franse elftal ben. Ik voel er zelfs niets bij. Ik hou in gedeeltes van Frankrijk. Ik hou van het landschap, ik hou van de natuur, ik hou van de oude cultuur, van grotwoning tot de prachtige Franse steden, het middeleeuwse decor. Maar ik moet bekennen dat ik de Fransen niet in mijn hart kan sluiten, en daar doen ze ook weinig moeite voor.

Vandaag moest ik op aanraden van mijn dokter naar een specialist om te kijken hoe het met mijn aderen ervoor stond. Zelf had ik daar geen twijfel over, maar mijn dokter neemt geen enkel risico. Als ik een keer rugpijn heb, schrijft ze meteen een doorverwijzing uit voor een MRI-scan. Die aderen wil ik best laten bekijken want die van mijn vader waren eens volledig verstopt, maar die rookte dan ook als een ketter. Vermoedelijk zaten zijn aderen vol met nicotine. Maar ja, erfelijke belasting, moet je toch rekening mee houden.

Wyb gaat als gewoonlijk weer mee om te tolken. Bij doktoren moet je op elke nuance letten. Eerst doet een receptioniste de intake: formulieren, carte vitale scannen, het gebruikelijke ritueel. Dan komt een dame mij halen waarvan ik vermoed dat zij de specialist is, zij installeert mij half ongekleed op een onderzoekstafel. Na een tijdje laat ze weten dat de specialist zo komt.

Dan komt een mannetje in zwarte kleren binnen met een mondkapje voor. Wyb en ik zeggen hem bonjour. De man bromt iets terug zonder ons aan te kijken en gaat achter een computer zitten. Hij rommelt wat en komt dan naar me toe gelopen. Hij smeert me in met een gel en gaat dan met een apparaat over mijn aderen. Hij heeft dan nog geen woord gezegd. Communicatie: nul.

Als hij klaar is gaat hij achter de computer weer wat rommelen. Als hij daarmee klaar is, komt hij naar me toe en geeft hij me een papier om de gel te verwijderen en mompelt: ‘Tout est normal.’ Zonder verder iets te zeggen verdwijnt hij door een andere deur. Nul contact, lompheid ten top. Het is niet de eerste keer dat we dit meemaken. Service, klantvriendelijkheid, connectie, openheid, het is vaak ver te zoeken. Het maakt het moeilijk om naast van Frankrijk ook van de Fransen te houden.

Tuintafereel

Dinsdag 9 juli, Cadouin

 

Het is half acht. Wyb en ik zitten na het eten in de tuin. Ik zit eigenlijk heel weinig in de tuin, het liefst zit ik op onze veranda in de schaduw. Naarmate we hier langer wonen, is Wyb meer van de tuin gaan houden. Vaak is ze onder of naast de catalpa te vinden.

We zitten te niksen. Nou ja, niet helemaal. Wyb meet de stilte. Het is een spelletje dat we zo af en toe doen. Ik heb het uit een natuurboek van Bart Garthoff uit de jaren zestig. Daarin schreef hij dat hij nog nooit op een plek in Nederland was geweest waar hij langer dan een kwartier geen mechanisch geluid hoorde. Wyb gebruikt de stopwatch om te kijken hoe lang het bij ons absoluut stil is. Ze komt niet verder dan vijf minuten. De boosdoener is het vliegverkeer. Hoog boven ons vliegen buitengewoon regelmatig vliegtuigen die je normaal gesproken niet hoort, maar als het stil is toch in de verte hoort.

Met een app, Plain Finder, kan ze het vliegverkeer volgen. Er komt een vliegtuig over dat op weg is naar Alicante. Even later een vliegtuig dat naar Pau gaat. Op die app vind je alle gegevens over vliegtuigen.
Stel je voor dat wij hier in de jaren zestig hadden gezeten. We hadden ons niet kunnen voorstellen dat we in de toekomst vanaf een schermpje het totale vliegverkeer in Europa zouden kunnen volgen. En om het nog onvoorstelbaarder te maken. Ik volg met de app BirdNET het geluid van de vogels in de buurt. Welke vogels horen we nu eigenlijk? Na een paar opnames weet ik dat het de zwartkop en de vink zijn.

Om acht uur schakel ik mijn iPhone over naar het Journaal. We horen daar het verbluffende nieuws dat het Rassemblement National in Frankrijk niet de grootste partij is geworden. Integendeel. Het linkse blog, Nouveau Front Populaire, is de grootste geworden, gevolgd door Ensemble, de partijen in het midden rond president Macron.

Wat een verschil met Nederland. Nederland heeft nauwelijks weerwoord geboden aan de opkomst van extreemrechts. Dilan Yesilgöz zette voor de verkiezingen al de deur open voor de PVV en extreemrechts marcheerde niet gehinderd de macht binnen. Hier in Frankrijk hebben partijen zich verenigd, ze hebben onderhandeld, onderlinge afspraken gemaakt om RN maar buiten de deur te houden, en het is gelukt. Vraag die me bezighoudt, waarom hier in Frankrijk wel en in Nederland niet?

Mijn voorlopige antwoord: in Nederland is ethiek en moraal uit de politiek gebannen. Wij hebben een technocratische democratie. De kiezer heeft gekozen en daarmee is de kous af. Alsof je daar niets aan kunt doen en waarom zou je een partij met 35 zetels carteblanche geven omdat het de grootste is? Wie idealen heeft zal er alles aan doen om dat te voorkomen. Maar in Nederland heeft vrijwel niemand meer idealen. Als de hypotheekaftrek maar niet wordt aangetast. In Frankrijk krijgen de kinderen op de basisschool al les in filosofie en is lezen zwaar verankerd in de cultuur. Om de uitslag te vieren trekken we een fles wijn open.

Samoerai

Maandag 8 juli, Cadouin

 

Een van mijn favoriete schrijvers is Alex Boogers. Op Ameland kwam ik een paar maanden geleden een nieuw boek van hem tegen: De schrijver als samoerai. Wekenlang lag het verleidelijk op een stapel. Gisteren kon ik er eindelijk aan beginnen.. En op de tweede bladzijde lees ik een fragment dat het motto van Dossiermoddergat zou kunnen zijn:

Het schrijverschap betekent meer dan één artistiek geslaagd boek schrijven, zelfs als dat boek dan ook nog een commercieel succes wordt. De kiem van het schrijverschap ligt in uitblijvend succes, in verlies, in onzichtbaarheid, in faliekante mislukkingen. in tegenslag, in onbegrip, in eigenwijsheid, en wanhoop die je tot waanzin drijft, en dat er uiteindelijk niets meer overblijft dan de typemachine die wacht, de laptop die moet worden opengeslagen, of de pen rustend op het witte vel. Het schrijverschap is in feite de aanvaarding van het sterfproces van je torenhoge ambities en aspiraties, en daarmee -als het meezit- de volledige vernietiging van het ego. Wanneer je op dat punt bent aangeland en nog steeds om onverklaarbare redenen de pen oppakt, dan ben je bevrijd van alle verleidingen en kan het echte werk aanvangen. Het schrijverschap, net als het kunstenaarschap, heeft niets te maken met een geslaagd werk, zelfs niet met twee of drie geslaagde werken, maar met het proces an sich, met de weg die je gaat, zonder acht te slaan op toeschouwers, pottenkijkers, geïnteresseerden, meelopers, volgers, lezers, bewonderaars en fans, of het negatiefbeeld van deze groepen: de pessimisten, betweters, cynici, zwartkijkers en ongelovigen. Het proces draait grotendeels om isolement, om het absolute Niets.’

Boogers is niet alleen een van mijn favoriete schrijvers, hij is ook een taoïstische vriend.

Watch

Zondag 7 juli, Cadouin

 

Decennia lang bepaalde mijn agenda mijn dag. Het zal nu zo’n acht jaar geleden zijn dat er een omslag kwam. Eigenlijk had ik geen agenda meer nodig. De weinige afspraken die overbleven onthield ik wel. Alhoewel je daarmee moet oppassen, voordat je het weet word je nonchalant en vergeet je afspraken.

In die ontwikkeling zwoer ik ook mijn horloge af. Een horloge en een stropdas heb ik toch altijd als de ketenen van de blue collar werker beschouwd. Van de stropdas had ik me al jaren daarvoor bevrijd. Op een gegeven moment liet ik mijn horloge op mijn nachtkastje liggen, iets later verdween hij in de la om er nooit meer uit te komen. Het gebaar lijkt groter dan het is omdat er altijd nog de iPhone was met de tijd erop.

Toch beschouwde ik het afzweren van mijn horloge als een stap op weg naar het kluizenaarschap. De tijd begon sowieso een steeds minder grote rol in mijn leven te spelen. Op een gegeven moment had ik nog slechts twee belangrijke afspraken per dag. ’s Middags en ’s avonds moest ik de hond uitlaten. Daarvoor heb je geen horloge nodig, want de hond houdt de tijd bij.

Met het uitlaten van de hond ’s middags ontstond een afspraak met mijzelf. Ik heb namelijk de neiging om vooral op stoelen te zitten, ik ben gek op zitten. Sporten vind ik vreselijk, vooral omdat met anderen te doen. Dat je elkaar dan ontmoet in een sporthal vind ik een gruwelbeeld. Aangezien de gezondheidsfreaks mij wijsmaakten dat zitten het nieuwe roken is, realiseerde ik me dat ik toch moest bewegen en besloot het nuttige met het aangename te combineren en voortaan, bij het uitlaten van de hond, tienduizend stappen te lopen.

Inmiddels houd ik dat al drieënhalf jaar vol en is het een soort obsessie geworden. Dit jaar zit ik gemiddeld op 10.123 gemiddeld per dag. Ik hield de stappen bij met mijn iPhone. Maar mijn obsessie was inmiddels zo groot dat ik me kapot ergerde als ik mijn iPhone vergat en de stappen niet werden geteld. En dat gebeurde steeds vaker, want ik word ook nauwelijks nog gebeld, wat moet een kluizenaar nou met een iPhone?

Om die ergernis op te heffen besloot ik een apple watch te kopen. Hoor ik nu iemand denken: het is een kluizenaar van niets? Ik realiseerde me dat ik me met zo’n apparaat inderdaad nog meer uitleverde aan de hightech biljonairs in Californië, maar goed, die houden wel al mijn stappen bij. En zo komt het dat ik sinds een paar maanden met zo’n watch rondloop.

De functie van horloge heb ik uitgezet. Dat is namelijk het irritante van het ding, dat het altijd wat licht geeft op je pols. Ik draag nu gewoon een zwarte band en als ik de tijd wil weten, druk ik op een knopje.
Het aantal gemiddelde stappen schoot bovendien omhoog, want zelfs als ik naar de wc loop of aan het stofzuigen ben, worden die stappen meegeteld. Het fijne is nu ook dat ik medailles verdien. Als ik zoveel stappen heb gelopen en calorieën heb verbrand dan trilt mijn watch en verschijnt er op het schermpje een medaille met felicitaties. Toch fijn die waardering vanuit Californië.

Verleden

Zaterdag 6 juli, Cadouin

 

Ik merk dat het verleden verandert. Lang was het verleden fluïde, het verleden is weliswaar afgesloten, iets wat is geweest, maar omdat het heden alle richtingen kan opstromen heeft dat nog als het ware invloed op het verleden. Door heden en toekomst is verleden van minder belang, denk je. Wat zou je je met het verleden bezighouden als het heden hectisch is en de toekomst straalt.

Dat verandert als je op een berg gaat wonen in verlaten streken. In het begin heb je het niet zo door. De berg en de verlaten streken horen bij het heden en de toekomst. Maar als de berg en de verlaten streek ook steeds meer verleden worden, dan wordt het verleden toch steeds belangrijker.

Sowieso heb je op een berg veel te denken. Je overziet de zaken beter, je hebt alle tijd om in de vallei te kijken. En dan gebeurt er iets opmerkelijks: het verleden wordt zwaarder. Het is een soort zwart gat, het astronomisch mysterie. Het zwarte gat trekt alles naar zich toe, slokt alles op. En wordt zwaarder en zwaarder. Uiteindelijk verdwijnt alles, wordt alles onzichtbaar, en is het zwarte gat een feit.

Maar zover is het gelukkig nog niet. Vooralsnog weegt het alleen nog maar zwaarder. Omdat de stroming om het verleden verdwijnt, wordt het steeds statischer. Er is geen ontsnappen meer aan: het verleden is het verleden, het wordt steeds meer afgesloten, verhalen en inzichten consolideren.

Op zo’n berg richt de focus zich meer en meer op dat verleden. Je herdenkt wat was, je draait het een en ander om, wikt en weegt, en uiteindelijk vindt het zijn plek, het is wat het is. Je zet het weg, het is afgerond. Het zal wel, hier moet je mee leven.

Het is een nieuwe situatie, die ik niet ken. Het verleden toornt nu hoog voor me op, terwijl het altijd veilig achter me lag. Wat heb je nou aan het verleden, oude troep, koeien in de sloot. Het verleden was voor later. En nu is het dan later en zit je ermee opgescheept. 1000 anekdotes, 1000 beelden, 1000 mensen, 1000 welles, nietes en andere zaken. Er valt niets meer aan te veranderen. Ja, even hier nog wat draaien, stof eraf, op zo’n kop houden en dan houdt het wel op.

Ik geloof niet dat je het verleden van je af kunt slaan, of kunt veronachtzamen. Je moet wel met het verleden leven en het ermee doen, want het verleden ben jezelf. Je staat echt helemaal alleen met je verleden. Niemand anders is jouw verleden. Zo is het dus gekomen. Na veel omzwervingen zit je op een Franse berg naar je verleden te staren. Een rijke schat? Een schamel bezit?

Tweede ronde

Vrijdag 5 juli, Cadouin

 

Vanaf gisteren is er elke donderdagavond een marché gourmand op ons dorpsplein. Dat betekent food trucks, kraampjes waar je wijn per fles en glas kunt krijgen en ijs. Over het plein verspreid banken en tafels op schragen waar mensen met en zonder eigen borden willekeurig aanschuiven, sommigen nemen zelfs hun eigen plastic tafelkleed mee. Het plein dat in de herfst en winter er maanden verlaten bij ligt is opeens vol leven. Op een hoek van een plein gisteravond een soort Jacques Brel, maar veel vaker treedt Rod Stewart op. Tenminste, volgens mij. Volgens Wyb is hij het zeker te weten niet. Hij lijkt er op, heeft zijn stem, maar is het niet. Ik blijf twijfelen. Volgens mij heeft hij hier zijn tweede huis, zoals zoveel Engelsen. Zo’n marché gourmand is Frankrijk in volle glorie, dorpse gezelligheid tijdens zwoele zomeravonden.

Naast ons komt een vrouw zitten die in eerste instantie niets zegt. Kan ik altijd niet zo goed tegen, ik vind wel dat mensen met elkaar moeten communiceren, daarvoor is zo’n marché toch. Daarom wens ik haar een bon appétit. Ik krijg een magere merci terug en dat is het dan. Ze doet me meteen denken aan een oud-collega, zeer bekwaam, maar een serpent van een mens, een tang om mee te werken. Ik zonder mij af om twee maaltijden te halen bij een stand van een schapenboerderij waar ze heerlijk lamsvlees verkopen, onze guilty pleasure. Het is goed om vegetarisch te zijn, maar er zijn van die momenten.

Als ik na een half uur wachten terugkom is Wyb druk aan het praten met de dame in kwestie. Ze blijkt toch minder op mijn oud-collega te lijken dan ik dacht. Het onderwerp: Franse politiek. De dame komt uit Normandië en is, na een bezoek aan haar dochter in Toulouse, een paar dagen in de Dordogne neergestreken. Ze is advocate en haar verbetenheid doet me dan toch weer aan mijn oud-collega denken. Ze is namelijk verschrikkelijk boos en verontrust over wat er in Frankrijk gebeurt. Het is dezelfde woede die ik eerder bij dorpsgenoten zag. Diep gewortelde woede. Met het besluit van Macron brengt hij Frankrijk in groot gevaar. Het leed is niet te overzien als het Rassemblement National aan de macht komt.

Het zijn inderdaad spannende dagen in Frankrijk. Zonder dat de kiezer er invloed op heeft, trekken deze dagen kandidaten zich terug uit de verkiezingen, want aankomende zondag is de cruciale dag, pas dan wordt duidelijk wie echt heeft gewonnen. Het werkt als volgt. Een kandidaat die in de eerste kiesronde 50% van de stemmen haalt, is direct gekozen. Dat is vorige week zondag in 76 van de 577 kiesdistricten gebeurt. 39 daarvan zijn definitief van RN. Er zijn dus nog 501 onbesliste districten.

Als niemand een meerderheid heeft gehaald mogen de kandidaten meedoen die meer dan 12,5% van de stemmen hebben binnengehaald. In deze dagen worden er coalities gesloten. Veel kandidaten trekken zich nu terug om ervoor te zorgen dat de anti-RN kiezers niet worden verdeeld. De linkse partijen en de Macronisten zullen, zo is de verwachting, elkaar opzoeken en samen voor één kandidaat gaan. Dit alles in de hoop dat die meer stemmen dan de RN-kandidaat krijgt.

Als dat niet lukt krijgt Frankrijk Nederlandse toestanden, de angst van iedereen. De eerste kandidaat voor RN met SS-pet is al gesignaleerd en meteen geroyeerd, maar het zegt toch iets over wat er huist in de ziel van de RN. Gisteren keek ik fragmentarisch naar de parlementaire doop van Schoof, tja, een tweede Wilders wens je geen enkel ander land toe.

We nemen afscheid van de advocate. Ze zegt dat ze zo graag met werken zou willen stoppen. Maar ja, de verdienste, ze kan het zich niet permitteren. We wensen haar bon courage.

Levensweg

Donderdag 4 juli, Cadouin

 

Ik heb vandaag een afspraak met mijn Franse Nicht over de vormgeving van Het huis van het weekdier. Natuurlijk hebben we daarvoor de gedichtenbundel van Jan uit de kast gehaald, De dood en de dingen. Als het enigszins kan willen we de bundels op elkaar laten lijken. Ook De dood en de dingen werd uitgegeven door Uitgeverij Prinsen en vormgegeven door mijn nicht.

Ik ben verrast door De dood en de dingen. Het is een tijdje geleden dat ik de bundel zo bewust ter hand neem. De vormgeving vind ik nog steeds erg mooi door zijn eenvoud en de prachtige typografie. De kwaliteit van de gedichten van Jan verrast me weer. Er zijn twee gedichten die, sinds verschijnen, voor mij veel meer betekenis hebben dan bij verschijnen. Zo lees ik Doodsbericht.

 

Doodsbericht

Als ik sterf moet het voorjaar zijn
Geen rottend blad of kale kleuren
Als ik sterf is er louter zonneschijn
En zweven door de lucht de eerste lentegeuren.

 

Het is wel en niet uitgekomen. Jan is gestorven in de herfst, maar daar heeft hij zich niets van aangetrokken. Op zijn sterven was de regel: Als ik sterf is er louter zonneschijn, veel meer van toepassing. Jan is rustig en blijmoedig overleden. Hij nam van iedereen uitgebreid afscheid, waar hij waarlijk van genoot, vaak zat hij nog in de tuin en in die laatste maanden is er veel gezongen, dat vond hij heerlijk. Om hem heen was het zeker voorjaar. De dood en de dingen, Jan heeft het beleefd en zijn nalatenschap is onder andere de bundel.

Andere gedichten die me persoonlijk meer raken dan toen we de bundel samenstelden op een terras in Lent aan de Waal, zijn Levensweg en Dementie. Levensweg is opgedragen aan mijn moeder. Dementie is vast op haar geïnspireerd, ze gaan zo.

 

Levensweg
Voor Miep

En straks geen stap meer zetten
Niet meer hoeven op te letten
Of er kuilen en ook plassen zijn
Waar de steilte is, waar het ravijn.

Het einde lijkt als het begin.
Het is er, maar wat is de zin?
De cirkel is, zoals altijd, rond
Geboorte- wordt nu stervensgrond.

 

Dementie

De tijd die heeft haar ingehaald
of haalde zij de tijd in?
Er is geen straks,
geen even nog,
geen einde
en zeker niet
een nieuw begin.

 

Jan en mijn moeder, broer en zus. Jan was bij ons kind aan huis, er was een hechte band. Maar toen mijn moeder ging dementeren haakte hij meer en meer af. Het zal een normaal proces zijn, het is wreed om iemand van wie je houdt, of iemand waar je op bent gesteld, iemand anders te zien worden. Of zelfs helemaal niemand.
Ooit ging Jan mijn moeder bezoeken. Ze lag op bed en keek op toen Jan binnenkwam en zei: ‘Jan, ben jij ook al in de hemel?’ Hij is er enorm van geschrokken.
Zo goed als Jan met zijn eigen dood omging, zo’n moeite had hij met het sterven van anderen. Hij is weinig bij mijn moeder geweest. ‘Ik kon er gewoon niet tegen,’ liet hij mij lang na het overlijden van mijn moeder weten. Gelukkig heeft hij de laatste levensfase van mijn moeder getekend in twee gedichten, ik ben er blij mee.

Blafje

Dinsdag 2 juli, Cadouin

 

De zomer nestelt zich in het land, nog niet met volle overtuiging, maar toch. Het gevolg is dat wij ’s nachts het slaapkamerraam helemaal openzetten en dat betekent dat we bijna één zijn met de natuur, wat niet altijd een pretje is.

Ergens in de vallei zit rond middernacht een eenzame uil naar gezelschap te roepen. In zijn roepen hoor je zijn verdriet. ‘Vrouw, vrouw, waar ben je nou? Kom nou gauw!’ Antwoord krijgt hij niet. Hij gaat uren door met zijn hartekreet, maar niemand die er op reageert. Alleen wij denken: hou er nou eens mee op. Zo rond één uur valt hij in slaap of gaat uit noodzaak op jacht naar wat muizen. Hij maakt in ieder geval duidelijk dat uilen het niet makkelijk hebben.

Wie wel antwoord krijgt is de vos, die vlak onder ons raam zit. Nu al twee nachten vindt er een uitgebreide dialoog plaats tussen onze vos en een vos honderden meters verderop. Een vos heeft een beetje een hoog en schor blafje, soms lijkt het meer een gilletje van iemand die te veel rookt. Na de uil houdt de vos mij uit de slaap.

Zo stonden Wyb en ik vannacht om vijf uur in onze blote kont voor het open raam te kijken of we de vos zagen. Wij zagen hem niet en hij zag ons niet, want hij hield niet op met zijn gekef. Waarom de vossen niet gewoon naar elkaar toeliepen, geen idee. ‘Zijn het geen blaffende reeën?’ opperde ik nog even. Ook reeën hebben, als ze in gevaar zijn, zo’n overspannen blaf. Deze ochtend zocht ik naar de blaf van de vos. Het is onmiskenbaar, het is de vos die onze nachtrust verpestte.

Dat de Fransen geen natuur waard zijn, blijkt deze dagen. Cadouin zit vermoedelijk in de planning van telefoon- en elektriciteitsbedrijven. Zoals bekend loopt het elektriciteitsnetwerk en de fiberglas in Frankrijk, in tegenstelling tot Nederland, over de grond. Dat moet wel, leg maar eens leidingen in rotsen en graaf maar eens door heuvels en bergen heen. Palen zorgen ervoor dat elk huis uiteindelijk het licht kan aandoen.

Maar het vervelende is dat al die palen in de natuur staan. Bomen en struiken trekken zich niets aan van die palen en draden. Bomen groeien zo hoog dat de draden onderdeel van de boom worden. Dat kan natuurlijk niet, want op een gegeven moment breekt een draad door een vallende tak of groeit de boom zo hoog dat de kabel kapot wordt getrokken. Vandaar dat eens in de zoveel tijd een ploeg mannen met groot materieel de boel vrij komt maken. Subtiliteit bestaat bij dit werk niet. Bomen gaan rücksichtlos om. Grote takken worden geamputeerd. Opruimen? Kost te veel tijd. Zo is het bos op sommige plekken een grote puinhoop.

Zelfs op onze dassenburcht bovenop onze berg is een lading takken gedeponeerd. Geen idee of de dassen hierdoor zijn verjaagd, maar het vertrouwen in de mensheid en hun hol zal hierdoor niet zijn toegenomen.
De Fransen kunnen enorme horken zijn. Ik denk wel eens dat hun land gewoon te groot is, wat maakt het allemaal uit. Hopeloos die Fransen, ze stemmen verkeerd, ze gaan als liefdeloze lomperiken met de natuur om. Goed beschouwd zijn ze hun eigen land niet waard.

Zwijgen 2

Maandag 1 juli, Cadouin

 

Ik wil toch nog even terugkomen op het blog van gisteren over mijn vader. Ik lees het vandaag nog eens en zie dat de lezer mogelijk toch een verkeerd beeld van mijn vader krijgt. Het blog ging over het zwijgwapen van mijn vader en omdat het accent daarop lag, is de kans groot dat de lezer mijn vader als een bruut ziet. En dat is toch niet het geval.

Wat mijn vader nu precies wel is, weet ik eigenlijk niet. Bovenal ken ik hem slecht, al heb ik 27 jaar intensief met hem geleefd. Ik voel naar mijn vader geen enkele rancune. Zelfs tijdens die periodes van zwijgen, en ik nog een kind was, overheerste het medelijden. Zelfs als kind wist ik dat, wat mijn vader deed, niet normaal was. Ik voelde meer medelijden met hem dan dat ik boos was, en dat is altijd zo gebleven.

Mijn vader had namelijk nog veel meer eigenaardige gewoontes. Wij woonden in een rijtjeshuis in Hatert en woonden op de hoek. Het was een doorzonwoning, dus iedereen kon er dwars doorheen kijken, normaal gesproken. Maar mijn vader wilde, als hij thuis was, dat niemand hem kon zien. Voor al onze ramen hing dan ook deprimerende vitrage en voor die vitrage hing nog luxaflex, zo afgesteld dat echt niemand naar binnen kon kijken.

Van familie moest mijn vader niets hebben. Met zijn eigen familie had hij al helemaal niets, hij had geen enkele behoefte hen te ontmoeten. Uiteindelijk was er helemaal geen contact meer. Met de familie van mijn moeder kon hij het contact niet verbreken omdat het een hechte familie was en mijn moeder en ik onderdeel uitmaakten van dat hechte verband. Ook met die familie meed mijn vader vaak het contact, al had hij een sterke band met een van de broers van mijn moeder, die ik zelfs wel zijn enige vriend durf te noemen.

Mijn vader had één passie: werken, geld verdienen. Overdag was hij verzekeringsagent, ’s avonds werkte hij als kelner in cafés in de Betuwe. Ik ben daar wel eens geweest en mijn vader was daar het tegendeel van zoals ik hem thuis kende. Thuis was een zwijgende, ietwat geïrriteerde man, daar was hij de vrolijkheid zelve, een gangmaker en iedereen liep met hem weg. Pas als hij werkte, was hij gelukkig.

Ik ben er van overtuigd dat mijn vader een geheim had. Met de oester die hij was, moet ooit iets zijn gebeurd, anders kun je niet zo worden, dacht ik al heel jong. Over dat geheim heb ik met mijn moeder en de zus van mijn vader uitgebreid gesproken, maar van hemzelf hadden ze daar nooit iets over gehoord. Ik kan er alleen maar over speculeren.

Als oudste kind van een zeer katholieke familie ging mijn vader naar het seminarie waar hij intern zat. Hij is uiteindelijk gestopt met het seminarie en hield er een diepe afkeer over van alles wat met het katholieke geloof had te maken. Die afkeer durf ik best haat te noemen. Voor mij was het duidelijk dat daar iets is gebeurd wat die haat heeft aangewakkerd en zeker nadat het misbruik in de katholieke kerk in volle omvang naar buiten kwam, werd ik daar in gesterkt.

Jammer genoeg zal het geheim altijd een geheim blijven. Iedereen die er iets over zou kunnen ophelderen is overleden. Op mijn kast staat een doos met foto’s van mijn vader. Het leven van mijn vader kan ik niet reconstrueren, want ik ken hem niet. Ik heb losse beelden, losse observaties, een enkele anekdote. Als ik die eens op een rij zet, kan ik hem misschien beter doorgronden.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2024