Dossiermoddergat.nl
gerardtonenblogt2024, sept/okt/nov/dec
Hobby
Vrijdag 29 november, Delft
Ik heb er geen cijfers over, maar het zou me niet verbazen als Delft, na Amsterdam, de meest multiculturele stad van Nederland is. Maak een wandeling door de stad en je hoort zeker tien verschillende talen. Uiteraard Engels, maar Japans en Indiaas zijn even gewoon. Ook in mijn appartementencomplex wonen diverse expat gezinnen. Naast die hoog gekwalificeerde kenniswerkers zijn er in de stad ook diverse andere migranten. Vooral aan die laatste heb ik veel gehad, ze hebben ervoor gezorgd dat wij hier in Delft een echte woning hebben met gordijnen en een bed. Heb ik een gevoel van integratiecrisis? Volstrekt niet. Ik vier de multiculturele samenleving. Het is toch fantastisch om samen met een Indiaas gezin in de lift te kunnen staan en even een praatje te maken. En onze Iraanse klusjesman ben ik elke keer weer dankbaar als hij ons met zijn gereedschap uit de brand komt helpen.
Daarom verbaast het me zo dat, sinds wij hier zijn, de Haagse politiek alleen maar bezig is met praten over integratie, asiel en identiteit. Regeren, ho maar, dit kabinet heeft werkelijk nog niets voor elkaar gekregen. Praten over integratie, asiel en identiteit verlamd alles.
Daarom denk ik dat het woord integratiecrisis inderdaad op zijn plaats is. Alleen in een heel andere zin dan de monden van de Haagse politici bedoelen. De integratiecrisis waar ik op doel is heel specifiek. Het beperkt zich eigenlijk tot één persoon: Geert Wilders.
Als er een iemand niet is geïntegreerd dan is het Wilders. En dat is best sneu voor hem. Inmiddels wordt hij twintig jaar beveiligd. Tien jaar geleden zei hij daarover al in HP/De Tijd: ‘Ik kan me bijna niet eens meer herinneren hoe het was om vrij te zijn. Tien jaar is een hele lange tijd. Hoe het was om in mijn eigen auto te stappen, om boodschappen te doen, om spontaan alleen met mijn vrouw te gaan wandelen in het park; ik weet eigenlijk al niet meer hoe het is.’
Het is dus helemaal niet opmerkelijk dat uitgerekend hij de grootste volksophitser is als het om integratie en asiel gaat. Hij weet er gewoon niks vanaf. De man loopt al twintig jaar niet meer over straat. De man is gewoon gedesintegreerd. De bubbel waarin hij verkeert is een soort gevangenis. Zet een gevangene die twintig jaar in de bak heeft gezeten maar eens op straat.
Geert komt eens in de vier jaar buiten. Dan rijdt hij in verkiezingstijd naar Volendam en neemt een harinkje bij een visboer. Hij wordt omringd door een massa persfotografen en wat PVV-jaknikkers. Hij eet lachend zijn haring. De fotografen mogen hun werk doen en na vijf minuten is hij weg. Vervolgens mag Wilders weer vanuit zijn luie stoel, streng bewaakt, vier jaar lang het land ophitsen hoe verschrikkelijk het is dat migranten maar niet integreren.
Wilders doet er alles aan om zijn kiezers te doen laten geloven dat het verschrikkelijk is dat Nederland in een integratiecrisis verkeert. Het kost het land trouwens goudgeld las ik een paar dagen geleden. Omdat Geert en zijn jaknikkers bijvoorbeeld tegen de spreidingswet zijn, kost dat de Nederlandse staat 1 miljard euro. De opvang van gemeenten in gewone centra voor asielzoekers is vele malen goedkoper dan plekken in de noodopvang, zoals vakantiehuisjes en hotels. Een bewoner in de reguliere opvang kost €30.000 per jaar, in de noodopvang €69.400. Maar Wilders heeft geen baat bij reguliere opvang. de problemen moeten op de spits worden gedreven, anders zou eens blijken dat er helemaal geen crisis is. Die Wilders heeft een verrekt dure hobby, zou je kunnen zeggen.
Uitstapje
Donderdag 28 november, Delft
Wyb en ik maakte vandaag een uitstapje. We gaan vaker ergens heen, maar dit keer vind ik het begrip uitstapje van toepassing. Ons doel: Den Haag. De hond blijft thuis. We hoeven maar te zeggen dat we boodschappen gaan doen en Dies kruipt gelaten in een hoekje.
Sinds lang zitten Wyb en ik samen in de trein. We zijn best een beetje opgewonden, want we gaan zowaar winkelen in de grote stad. Lekker shoppen, zouden mijn dochters zeggen. Zij winkelen nooit, ze shoppen. Ik moet aan vroeger denken, de kinderbijslag was binnen en dan ging ik met mijn moeder nieuwe kleren kopen. Zo was het nu ook, behalve dan die kinderbijslag.
Want wanneer hebben Wyb en ik nu nieuwe kleren gekocht? Al zeker drie jaar doen we met dezelfde kleren. In de Dordogne kun je sowieso niet winkelen. Je kunt op de markt kleren kopen en in de Intermarché, maar dat is toch wat anders dan Vanilia en Other Stories. We hadden drie jaar geleden ook zoveel kleren dat we drie jaar lang niets nieuws hoefden te kopen. Bovendien zijn wij van het consuminderen. Ik zie om me heen hoe mensen er puik en na de laatste mode erbij lopen. Wij dragen onze kleren, als het even kan, gewoon af. Verantwoord saai.
Wyb en ik zitten in de trein alsof we kinderen zijn. We nemen de omgeving waarin we nu leven in ons op. We wijzen naar de flats waarin we nooit zouden willen wonen, het groen dat potentieel gebied is om Dies uit te laten. Al die oude industrieterreinen die nu worden gesloopt. Dat duurt niet lang, want in tien minuten zijn we in Den Haag. Er wordt slecht €1,74 van mijn OV-kaart afgeschreven.
En dan: winkel in, winkel uit. Nou weet ik weer waarom ik er zo de pest aan had. Maar ik heb me voorgenomen om vandaag blijmoedig te blijven. De zon schijnt in de straten en in mijn gemoed. We lopen voor Wyb langs honderden meters aan kledingrekken. En we vinden niets. Ik pas een blouse, en het is meteen raak. Zo gaat het nu altijd. Dat komt omdat ik aan modevernauwing lijd. Ik kleed mij al tientallen jaren hetzelfde. Het gevolg is dat ik met een tas loop van Massimo Dutti en Wyb nog niets heeft.
We gaan even lunchen, het hoogtepunt van ons uitstapje. Daarna gaan we richting station, Dies dient bevrijd. Onderweg komt Wyb de kookwinkel Oldenhof tegen. Ze wist niet dat die ook in Den Haag zat en is helemaal opgewonden, voor haar is Oldenhof het Walhalla. Eindelijk kan ze de pan Campagnard van Le Creuset kopen. Een pan waar je een leven lang mee doet, zo’n pan moet je hebben. Er staan een heleboel Le Creusets in de winkel, maar niet de Campagnard. Jammer, dan bestellen we hem via internet.
Op weg naar het station komen we nog een spijkerbroek voor Wyb tegen. Waarmee onze missie is geslaagd. Eindelijk allebei weer eens nieuwe kleren. We passen ons steeds beter aan in Nederland.
Eenmaal in Delft, op weg naar huis, kopen we ten slotte een tweedehands Gispen kapstok bij een winkel die de deuren moet sluiten. We concluderen dat ons uitstapje een groot succes is. Eindelijk zijn er winkels in de buurt waar je wat kunt kopen, en dat hebben we nu gedaan. Dies is blij dat we weer thuis zijn.
Crash
Woensdag 27 november, Delft
Maandenlang is het een fluitje van een cent om een blog te hebben. Wat kan er fout gaan, denk je dan. Maar na een paar maanden komt er altijd weer malheur. De digitale wereld is eigenlijk maar een gammel zooitje.
Het is maandagavond laat. Ik wil mijn laatste blog nog even lezen dat ik er ’s ochtends op heb gezet. Vaak vind ik, na een tijdje herlezen, nog stomme fouten die ik dan corrigeer. Ik druk op de knop dossiermoddergat.nl in de bovenbalk. In plaats van het vertrouwde beeld van het blog krijg ik de mededeling: ‘Hmm. We kunnen die website niet vinden. We kunnen geen verbinding maken met de server op dossier-moddergat.nl.’
Er ontstaat bij mij dan altijd enige paniek. Ben ik gehackt? Hoeveel moet ik nu aan gure types betalen om de site weer operationeel te krijgen? Of is misschien alles gewist door een mij onbekende vijand, iemand die zich groen en geel ergert aan al dat geschrijf en die foto’s? Zelf kan ik niets doen. Ik ben in deze totaal afhankelijk van Jeroen die in Friesland kantoor houdt en alles technisch op de rit houdt. Maar die kan ik pas de volgende ochtend bellen.
Die nacht word ik om half zes wakker en begin er toch over te malen. Stel dat de site gehackt is en ik er niet meer bij kan? Een enorme hoeveelheid werk gaat verloren. Maar of ik het erg vind? Bij de gedachte raak ik niet in paniek. Ik heb er plezier van gehad, en alle dingen gaan op een gegeven moment voorbij. Ik ben vrij goed in gelaten zijn, wat gebeurt, gebeurt.
Stel dat ik een nieuwe site moet opzetten, zou ik hem anders maken? Ik denk dat ik meer met foto’s zou gaan doen, minder met tekst. Of tekst en foto’s meer laat integreren. Ik zou hem iets luchtiger maken qua inhoud, zo dub ik nog een tijdje door.
In de ochtend bel ik Jeroen die meteen aan de slag gaat. Het blijkt dat Hostnet, de provider, een update heeft gemaakt waarbij zaken fout zijn gegaan. Volgens Jeroen komt het goed. Gelukkig maakt hij elke dag een back-up.
Hostnet weet de site weer online te brengen, ze maken gebruik van hun laatste back-up die niet verdergaat dan 11 juli. Alles daarna is gewist. Veel foto’s komen niet meer tevoorschijn. Ik zit nu met een gewonde site.
Ik schrijf een mail naar Jeroen dat hij maar zijn back-up erop moet zetten. Gelukkig ziet het er daarna beter uit. In deze back-up ontbreekt alles na 19 november. Gelukkig bewaar ik alle teksten en foto’s op mijn computer, dus die kan ik er handmatig opzetten. Hier en daar komen foto’s niet meer terug. Nu is de site weliswaar gehavend, maar toonbaar.
’s Avonds app ik met Anne en schrijf haar dat ik overweeg te stoppen. Ze appt terug: ‘Het is gelukkig opgelost. En je gaat er toch niet mee stoppen. Dat kun jij niet :p’ Ik zoek op wat :p betekent. Het staat voor het emoticon waarbij een gezichtje de tong uitsteekt.
Ik app terug: ‘Ik ben een paar keer gestopt, maar na een paar dagen begon ik weer. Ik vrees dat je gelijk hebt.’
Ik lees nu het nieuwste boek van Joris van Casteren. Titel: De mensheid zal nog van mij horen. Hij volgt een aantal fanatieke dagboekschrijvers. Ze zijn zo fanatiek dat ze manisch in hun dagboeken schrijven, op een gegeven moment leven ze meer in hun dagboeken dan in de werkelijkheid. Hierdoor wenden ze zich steeds meer af van de werkelijkheid.
Ik vind het confronterend om te lezen. Mensen die blijven schrijven, toch zielig. Ik troost me met de gedachte dat ik geen dagboek bijhoud, al heeft het er trekken van. Maar het is wel obsessief wat ik doe.
Toneelschrijfwereld
Maandag 25 november, Delft
In mijn blogjes beweer ik zaken soms met grote stelligheid. Ik raad de lezer toch aan het allemaal met een korreltje zout te nemen. Mijn intentie is de stelligheid. Maar als het puntje bij het paaltje komt dan blijkt het altijd weer tegen te vallen, of, anders gezegd, voor de genuanceerde mens mee te vallen.
Op de een of andere manier ben ik erg slecht in het hebben van principes. Ben ik een windvaan? Dat valt toch enigszins mee want al mijn hele leven stem ik of PvdA of GroenLinks en mijn relaties duren toch allemaal minimaal vijfentwintig jaar. In veel dingen ben ik best standvastig, maar niet in principes. Zoals ik al vaker heb bekend: er is eigenlijk geen principe dat ik niet met voeten heb getreden.
Aan die lange rij kan ik nu een nieuwe schending toevoegen. Sinds ik mij uit de theaterwereld terugtrok om een chambres d’hôtes te gaan uitbaten, schreef ik diverse keren dat ik een heilig voornemen had, namelijk dat ik niet meer actief wilde zijn in de theaterwereld. Bestuursfuncties, Raden van Toezicht, vrijwilligerswerk als daartoe een verzoek kwam, had ik mijn antwoord klaar: nee. Ik vond het tijd voor andere dingen in mijn leven dan theater.
Maar al mijn heilige principes gingen tot nu toe schuiven, ook deze. Vorige maand belde Sophie Kassies op, een door mij bewonderde toneelschrijfster, en stelde, zoals ze het formuleerde, een vraag uit toneelschrijversland. Sophie vertelde dat ze al een tijd actief is in de Sectie Theaterauteurs van de Auteursbond. En dat daar het idee is opgekomen om een kleine pool op te zetten van mensen die bereid zijn klankbord/mentor te zijn voor theaterauteurs die zelf hun onderhandelingen willen doen en wat behoefte hebben aan morele ondersteuning.
Ik vroeg wat bedenktijd, terwijl ik gewoon mijn gebruikelijke nee had moeten laten horen. Maar er waren twee zwakke plekken die mij uiteindelijk ja lieten zeggen. Eerste plaats is dat mijn sympathie voor Sophie. Maar de tweede, niet onbelangrijker, is mijn bekommernis om theaterauteurs.
Jarenlang heb ik moeten aanzien hoe, binnen het maakproces van het theater, de theaterauteur verreweg de meest kwetsbare positie had, en dat in diverse opzichten. Het begint met de honorering. Goed beschouwd zijn er zoveel theaterauteurs dat producenten het voor het uitkiezen hebben. Menig theaterauteur vindt daarom dat hij of zij een zwakke onderhandelingspositie heeft en laat zich het kaas van het brood eten. In onderhandelingen is het mij een paar keer overkomen dat de schrijver mijn vertelde welk honorarium hij wilde hebben, maar dat ik het zo schandalig laag vond dat ik hem meer bood. Ik besefte dat ik daarmee alle rollen omdraaide, maar het was mijn gevoel voor rechtvaardigheid.
En als de schrijver een opdracht krijgt, wordt hij speelbal in het maakproces. Vaak komt het er op neer dat hij een tekst maakt waarmee spelers en regisseurs ‘mee aan de slag gaan’, wat betekent dat, naar hun inzicht, de tekst totaal door elkaar kan worden gehusseld. Ik heb meegemaakt dat van de oorspronkelijk tekst weinig meer over was. De toneelschrijver keek machteloos toe. In de hiërarchie van het theater is de regisseur de baas en de theaterauteur vaak een zetstuk die de openingszet doet. Neemt natuurlijk niet weg dat er auteurs zijn die voor zichzelf wel een sterke positie creëren, maar dat zijn er niet veel. Hoe anders is dat in Engeland, waar de schrijver een autoriteit is, waar zijn tekst met groot respect wordt behandeld.
Niet dat ik denk dat ik deze situatie kan veranderen, maar als ik een theaterauteur een beetje kan helpen opdat hij een beetje sterker staat, dan doe ik dat graag.
Etenstijd
Zaterdag 24 november, Delft
Laat ik eerlijk zijn, een groot deel van mijn leven leefde gastronomisch gezien onder een steen. Ik at omdat het moest. In mijn studententijd leefde ik op Duyvis braadpandiners en veel chili con carne, heel veel chili con carne. Omdat mijn toenmalige vrouw op een betonfabriek werkte als secretaresse moest ik vaak koken en ik maakte mij er vanaf met genoemde maaltijden. Het criterium was: hoe sneller klaar, hoe beter.
En ook toen ik in mijn carrière in de sturm und drang periode zat, was eten slechts een verplichting. Al aten we, toen de kinderen klein waren, keurig aan tafel. Lies kookte, want ik was Leeuwarden cultureel aan het verheffen met een nieuw theater en ik had nergens anders tijd voor. Rond half zes sjeesde ik naar huis om toch even gezellig aan tafel te eten en de kinderen naar bed te doen. Daarna: terug naar de verheffing.
Ik ben gastronomisch onmiskenbaar wakker gekust door Wyb. Toen ik Wyb leerde kennen was zij eigenlijk al een volleerde chef kok en zeker een volleerd sommelier. Lekker eten en drinken deed intrede in mijn leven. Ik werd opgestoten in de vaart van de fijnproevers. Zowel ik als de kinderen kregen de smaak van eten en drinken te pakken. Anne is nu een foodblogger, Esmee leeft zich uit in de restaurant- en hotelwereld. Door Wyb zijn we liefhebbers geworden.
De goede lezer zal het zijn opgevallen: over zijn eigen kookkunst vertelt hij niets. Klopt. Ik bleef vooral consument. Koken is niet mijn ‘ding’, aldus een moderne uitdrukking. Eigenlijk moet ik zeggen was niet mijn ding. In de afgelopen jaren vond je mij toch steeds vaker aan het aanrecht. Wyb was en bleef de chef kok, ik was de leerling, geef me uien en een paprika en binnen de kortste keer heb ik ze gesneden.
En dat niet alleen. Ik begon zelf te koken. In tegenstelling tot Wyb ben ik een rigide receptvolger. Ik weeg graag het aantal grammen af en volg nauw de instructies, het reduceert mijn kookonzekerheid. Zeker nu Wyb weer werkt, is het zelfs een dagelijkse bezigheid geworden. Risotto en de Hollandse keuken zijn mijn specialiteit. Ook in wokken ben ik erg goed, en niet te vergeten chili con carne.
In het verleden heb ik vrienden ook bekeerd zien worden tot de kookkunst. Vervolgens wilden ze gaan concurreren met Johnny de Boer door het aanschaffen van de meest geavanceerde keukenapparatuur en het meest exclusieve bestek. Daar heb ik geen last van. Ook in mijn koken ben ik taoïst.
Het zal duidelijk zijn dat ik uit een enorme achterstandspositie kom. Gisteren realiseerde ik mij dat pas goed. Ik moet namelijk bekennen dat ik gisteren pas voor het eerst in mijn leven kookte voor vrienden. Als er vrienden komen, kookt eigenlijk altijd de chefkok. Helaas communiceerde de chefkok nu op het Ministerie van Buitenlandse Zaken met de wereld en kookte ik voor het eerst voor anderen dan Wyb en de kinderen.
Ik had onze vrienden een eenvoudige doch voedzame maaltijd beloofd, en dat werd het. Toen ik Anne vertelde wat wij aten, moest ze erg lachen. Mensen die komen eten zet je toch geen zuurkool overschotel voor? Toch wel dus. En het was heerlijk. Voeg daarbij mijn toetje en onze vrienden ging voldaan en welgevuld naar de voorstelling van Freek de Jonge, waar ik gelukkig niet heen hoefde.
Pikant weetje. In de auto op weg naar Cadouin luister zelfs ook ik met veel plezier naar Etenstijd, de podcast van Yvette van Boven en Teun van der Keuken, waarin ze eindeloos over eten en koken babbelen. Ik word een connaisseur.
Toetje à la Gérard.
Kroeg
Vrijdag 22 november, Delft
Ik lees in de Volkskrant een interview met zanger en liedjesschrijver Alex Roeka. In het interview moet hij allerlei keuzes maken. Een van de vragen luidt: ‘Het café of de sportschool?’ Hij antwoordt: ‘Het café. Dat is voor mij een sacrale plek. Een meditatieplek ook. Laatst was ik in Merksem, een voorstadje van Antwerpen. Ik reed er doorheen, keek een straatje in en zag een uithangbord van een café. Ik heb mijn auto geparkeerd en moest er naartoe, ook al drink ik bijna niet meer.
Het was zo’n aangenaam, marginaal volkscafé, met een man of zes, zeven die wat zaten te zwijgen, de krant lazen of een beetje lulden met de kastelein. Ik heb daar lang gezeten, het liefst was ik er drie dagen gebleven.’
Ik moet dan meteen denken aan mijn eens beste vriend J.. Decennia lang leefde hij ook in cafés. Zijn stamkroeg was De Tempelier in Nijmegen. Als ik hem wilde spreken belde ik naar De Tempelier. ‘Met De Blogger, is J. ook bij jullie?’ ‘Momentje, ik zal hem even geven.’ Het kon niet missen. Hij kreeg er uiteindelijk een eigen tafeltje met zijn naam erop.
Er zijn een heleboel redenen waarom ik hem nu niet meer mijn beste vriend kan noemen. Maar een van de bijkomende redenen zal zeker die gewoonte van hem zijn geweest om zijn dagen (en nachten) te slijten in een kroeg.
Ik vind cafés zo’n beetje de meest trieste plekken op deze aarde. Het zijn voor mij de plekken waar de losers zich verzamelen, veel lullen, niks doen. Verveling krijgt gezicht in een kroeg. Lullen wordt uiteindelijk lallen. Vreselijk.
Op een gegeven moment luisterde ik ’s ochtends naar de radio en hoorde: ‘In café De Tempelier is de Nijmeegse wethouder J. neergeschoten.’ Ook dat nog. Dat kon maar één iemand zijn. Ik belde hem natuurlijk meteen op en hoorde dat hij het ternauwernood had overleefd. De baan van de kogel was hem terwille geweest.
Toen ik Wyb mijn liefde had bekend en mijn schoonmoeder voor het eerst ontmoette, zei ze dat ze van een vriendin had gehoord dat ik niet zo’n goede naam had in Leeuwarden. De vriendin had verteld dat ik altijd in de kroegen tegenover De Harmonie rondhing en daar vrouwen zat te versieren.
Ik liet haar weten dat die vriendin een buitengewoon onbetrouwbare bron was. Dat ze nooit meer iets van wat die vriendin zei moest geloven. Ik kon mijn nieuwe schoonmoeder vertellen dat ik, voordat ik Wyb verleidde, of was het andersom? of kwam het van weerskanten?, dertig jaar monogaam had geleefd en dat ik kroegen meed als de pest omdat ik geen treuriger plekken ken. Uiteraard heb ik met J. wel eens in een kroeg gezeten, maar als wij waren uitgesproken, wist ik niet hoe snel ik er weg moest komen.
Overigens, terugkomend op de vraag aan Alex Roeka, voor sportscholen geldt zo’n beetje hetzelfde.
Ma
Donderdag 21 november, Delft
Wij hebben besloten om ons huis in Cadouin intact te laten. Dus er is voor onze verhuizing naar Nederland geen verhuiswagen aan te pas gekomen. Dit heeft wel tot gevolg dat we ons huis in Delft opnieuw moesten inrichten. Maar met Marktplaats en Ikea kom je ver. Dat neemt niet weg dat we wel een aantal dingen willen ruilen. Zo namen we vanuit Delft een aantal zaken mee voor Cadouin zodat we wat spullen uit Cadouin voor Delft kunnen meenemen. Het lijstje Mee Te Nemen van Cadouin naar Delft ziet er als volgt uit:
gekonfijte eendenbout
schoonmaakmiddel voor kookplaat
kijker
kruiden
melkpannetje
staande lamp
Tibetaanse kastje
gewichten
boeken
kookboeken
Ma meenemen
vloerkleed
scheerzeep
nachtkastje Wyb
bakblik
autopapieren
kerstboomverlichting
soeplepel
De avond voordat we weggaan houden we met onze buurvrouw een apéro. Voor wie niet weet wat dat is: een borrel met veel hapjes. Zoals zo vaak loopt ook deze apéro weer uit de hand. Het wordt laat en gezellig, de houtkachel houd ons warm.
Onze buurvrouw vertelt dat ze van het vervallen huis dat op de berg staat wel een atelier wil maken, het liefst wil ze pottenbakker worden. Natuurlijk vertel ik haar dan dat mijn ex-vrouw in Leeuwarden een buitengewoon goedlopende pottenbakkerij heeft en ik laat haar de site van Lies Keramiek zien. Van een plank haal ik de urn die Lies heeft gedraaid voor de as van mijn moeder.
Ik zie de buurvrouw schrikken. Een urn? Zomaar in huis? En slechts een deel van de as? ‘Dit zou in Frankrijk nooit kunnen, dat is hier streng verboden,’ laat ze weten. Maar ze vindt het een mooi idee, een deel van je moeder in een urn. Goed dat we het over de ambitie van onze buurvrouw kregen, want eerlijk gezegd was ik mijn moeder helemaal vergeten, niet mijn moeder natuurlijk, maar wel de urn die daar op de plank staat.
Vandaar dat ik op het lijstje Mee Te Nemen, Ma meenemen toevoeg. Natuurlijk moet mijn moeder mee naar Delft. Ik kan haar hier niet alleen in Frankrijk achterlaten. Ik heb het grootste deel van de as al zo wreed achtergelaten in Moddergat. De volgende dag plakken we de urn goed dicht zodat de as er niet uitkiepert. Als we de auto inpakken neem ik haar mee het huis uit en draag haar naar beneden de berg af naar de auto.
‘Daar ga je weer, Ma,’ zeg ik tegen haar. ‘Je weet inmiddels wel wat verhuizen is. Nu ga je mee naar Delft, volgens mij bevalt het jou daar wel. Neem maar even afscheid van Cadouin, ik denk niet dat je hier terugkomt. Het was hier wel een mooi plekje voor je, hè? Je stond daar lekker hoog op een schapje en onder je had je mooi uitzicht op ons gedoe.’
Wat zou ik er veel voor over hebben als ze nu terug zou praten. Maar het mag weer niet zo zijn.
Wyb zet de urn goed klem tussen het Tibetaanse kastje en een boekendoos. Het wordt toch weer een hele reis voor een urn.
Mijn moeder zou over twee dagen 96 zijn geworden. Voor sommige mensen is dat weggelegd, niet voor mijn moeder, daarvoor mankeerde ze al lang gewoon te veel. Ik vond het al onvoorstelbaar dat ze 81 is geworden. Jammer dat ze een dag voor haar verjaardag stierf, anders had ik kunnen zeggen dat ze 82 was geworden. Maar och, het leven is geen wedstrijd, het loopt zoals het loopt. Gelukkig kan ik zeggen dat we veel van elkaar hebben gehouden.
Mijn moeder zoals ze bij ons op het Tibetaanse kastje staat. Dat kaarsje staat erbij omdat de foto op haar verjaardag is genomen.
Klimgeit
Dinsdag 19 november, Cadouin
Mijn eerste gedachte: de berg is hoger geworden. Een absurde gedachte, want bergen worden vaker lager dan hoger. We wandelen over de berg die over de top van onze berg gaat, een pad dat we vaak wandelen. Het pad gaat op het einde van ons weggetje steil omhoog. Er liggen veel losse stenen, dus het is lastig lopen.
Anderhalve maand geleden nog had ik geen enkele moeite met deze helling. Ik was een soort klimgeit. Ik dacht dat ik alleen maar een betere klimgeit was geworden omdat ik in Delft eigenlijk meer ben gaan lopen. Omdat ik daar geen fiets heb, doe ik alles lopend. Dat zorgt ervoor dat ik veel meer stappen ben gaan maken. Mijn gemiddelde is met 500 stappen per dag gestegen, ik zit dit jaar op een gemiddelde van iets meer dan 10.600 stappen
Maar nu ik onze berg beklim, merk ik duidelijk dat ik het klimmen mij beroerd afga. Dat heb je ervan als je je stappen in Nederland maakt, alles vlak, dat stapt lekker makkelijk weg. Hier is dat wel anders, want na deze eerste helling, volgen er nog drie gemene hellinkjes die me hoger brengen. Daar draaide ik een tijdje geleden mijn hand niet voor om, nu verzuren mijn benen. Naast me loopt Wyb te hijgen, die dezelfde ervaring heeft. Ondanks alle beweging die we in Nederland krijgen, is de conditie slechter geworden. Die stappenmeter meet natuurlijk niet de kwaliteit van de stappen.
Het bos verdriet me. Ik zie dat de dassenburcht op de top van onze berg niet meer tot leven is gekomen. De mannen die de elektriciteitsdraden vrij moeten houden, hebben, heel lomp, dikke takken op de burcht laten vallen. Sommige holen zijn daardoor geblokkeerd en na de aanslag door die elektriciteitsmannen heb ik daar nooit meer verse dassensporen gezien. Neemt niet weg dat we eergisteren nog dassengeluiden op onze berg hoorden, dus vermoedelijk hebben ze een veiliger plek gevonden voor een nieuwe burcht.
Het bos is verdomme weer rigoureus klaargemaakt voor de jacht. Alle paden zijn verbreed tot snelweg zodat het leger jagers met quats en terreinwagens door het bos kan scheuren. Afgelopen zondag werd er weer stevig wat afgeknald. Elke najaar gaat een traktor door het bos met daarachter grote messen en haken om de paden te verbreden en inhammen in het bos te maken waardoor de jagers het wild makkelijker kunnen afschieten. Het is de schande van Frankrijk, vind ik. Ben benieuwd hoe lang dit zinloze geweld tegen dieren en het verrapzakken van het bos nog door kan gaan.
Schaaf
Maandag 18 november, Cadouin
Een maand geleden verliet een ex-collega met zijn vrouw ons Franse huis. Bij wijze van experiment hadden we aan huizenruil gedaan. Van ons deel van die ruil kwam weinig terecht omdat wij inmiddels ons grote project Terugverhuizen naar Nederland waren gestart. We genoten slechts één weekend van hun huis in Drenthe.
Toen zij op het punt stonden om weg te gaan, bleek dat ze onze Franse voordeur niet op slot konden draaien. De deur was door de grote regenval die laatste dagen vermoedelijk wat kromgetrokken. Ik gaf ze diverse aanwijzingen hoe ze het misschien wel voor elkaar konden krijgen, maar het bleek allemaal niet te helpen. Ik vroeg ze de deur zo goed mogelijk te sluiten, de ijzeren luiken voor de deur dicht te doen zodat het leek alsof de boel toch op slot was. Er viel niets aan te doen. Ons huis stond open, voor iedereen zomaar te betreden.
In de maand dat het onbewoond was, wij zouden pas op 14 november weer komen, deed ik verschillende pogingen om iemand er naar te laten kijken. Jenny, onze buurvrouw, kreeg het ook niet voor elkaar, evenals Laurant, onze tuinman. Ik belde een klusjesman, die beloofde zo snel mogelijk te komen, om vervolgens niets van zich te laten horen, ’typisch Frans’. Hetzelfde gebeurde met een timmerman. In tussentijd stond het huis onbeschermd open.
Ons huis is dan toch verrekte ver weg. Twaalfhonderd kilometer rijd je niet zomaar om een probleem met een deur op te lossen. Vooral, zo maakte ik mijn gemoed wijs, wie zou nou interesse in ons huis hebben. Er woont bijna niemand, mocht toch een onverlaat naar binnen gaan, wat zou hij mee kunnen jatten: veel Nederlandse dichtbundels, ik gun het hem. Oké, er hangen wat kunstwerkjes waar we aan gehecht zijn, maar och, ik wens de inbreker veel succes met de verkoop. Neemt niet weg dat ik er ’s nachts soms niet van kon slapen.
En zo bleef ons huis vier weken lang onbeheerd open staan. Om het probleem te tackelen, dacht ik, moet ik een schaaf hebben. Natuurlijk heb ik in Frankrijk geen schaaf. Ik heb nooit een schaaf gehad, sterker, ik heb nog nooit een schaaf in handen gehad, en dat had ik graag zo willen houden. Helaas, bij Hornbach kocht ik mijn eerste schaaf.
Eenmaal in Cadouin gingen we er even goed voor zitten. We keken waar de deur klemde. En voor het eerst in mijn leven hanteerde ik een schaaf. Ik en schaven, het moet niet gekker worden. Gelukkig nam Wyb het al snel over. Maar het resultaat was fantastisch. Volgens mij heb ik voor het eerst van mijn leven iets gerepareerd. Nog nooit sloot de deur zo makkelijk.
Ik schaaf. ‘Je moet je hoofd wel even omhoog houden, anders kijken ze tegen je kale kruin,’ instrueert Wyb.
Glijden
Zondag 17 november, Cadouin
Wyb en ik laten Dies voor de laatste keer uit. Dat is meestal zo tegen elf uur ’s avonds. Dies heeft er nooit zin in, met moeite wordt hij wakker en hij kijkt me met tegenzin aan. Maar één moet de baas zijn. Als we hem niet uitlaten bestaat de kans dat hij ons ’s nachts wakker maakt.
Het is volle maan, het landschap wordt verlicht door een zilverachtig licht. Het waren de nachten dat oudere volken, die het zonder elektriciteit moesten doen, nog tot laat actief konden zijn. Een maan betekende een langere dag, geen maan een langere nacht. Wij verwonderen ons erover dat die maan zo’n licht kan verspreiden.
Op de berg horen we een hard piepend geluid van een beest. We hebben het nooit eerder gehoord. Een vogel? Een vos in nood? ‘Misschien wel een das,’ zeg ik. Later, eenmaal thuis, zoek ik het op YouTube op. Onmiskenbaar een das. We turen over het weggetje, er is geen wind, geen beweging, dit is absolute rust.
Overdag is het prachtig weer, ’s avonds wordt het koud en ’s ochtends ligt er rijp op de velden. Wyb en ik zijn weer helemaal thuis in dit Franse land. Hoe kan het dat je zo snel van de ene wereld in de andere wereld kunt glijden? En dan ook nog wel volstrekt tegengesteld werelden. In Delft zitten we in het hart van de Randstad. Hier zitten we in het diepe platteland, omgeven door oneindig veel bos.
Ik twijfel soms zelfs aan mijzelf. Ik heb vooral veel vrienden die aan iets gehecht zijn, bijvoorbeeld het Groninger land. Ze moeten er niet aan denken om eens in de zoveel tijd van wereld te wisselen. Het Groninger land is hen genoeg. Ik ken Friezen die Friesland nauwelijks verlaten. Ze wonen in Friesland en ze gaan op vakantie in Friesland. Of verhuizen uit Nijmegen? Nooit. Dat vind ik best iets moois hebben. Alleen zou het mij niet lukken, op een gegeven moment word ik opgevreten door benauwdheid, vraagt mijn lijf om verandering.
Had ik mijn hele leven in Frankrijk kunnen blijven wonen? Op zich wel, als het gewoon om het wonen gaat, het simpele leven zonder afleiding. Maar ik vond wel dat de Dordogne mij te weinig medische veiligheid bood. Dat knaagde. Met moeite vonden we een arts, maar die arts kan je soms niet doorverwijzen omdat noodzakelijke specialisten ontbreken. Een tandarts waar je even langsgaat is hier in de Dordogne niet te vinden. Wij wonen ver van ziekenhuizen en mocht ik een hartstilstand krijgen dan is de uitkomst bekend. Dat soort dingen. In Delft voel ik me veiliger.
Voor Wyb gelden andere dingen. Een leven in ledigheid is ook maar een leven in ledigheid, het is luxe decadentie. Ik begreep goed dat ze iets zinvols wilde doen. Werk vinden is op dit diepe platteland tijdens het toeristenseizoen nog wel mogelijk, maar als ze weg zijn treedt De Grote Rust in. Wie werkt zoekt, dient het diepe platteland te verlaten, een enkeling uitgezonderd. Aldus geschiedde.
Dat neemt niet weg dat we nu mateloos genieten van De Grote Rust. Ik kan zo genieten van de bewegingloosheid van de streek. De natuur die als een monument hier om ons heen staat.
Zucht
Zaterdag 16 november, Cadouin
Er is veel aan te merken op Dick Schoof. Al was het alleen maar omdat hij geen echte premier is. Een premier heeft electorale basis, hij is via onnavolgbare kronkelpaden in het torentje beland, waar hij na een paar weken alweer werd uitgejaagd. Voordat men zei dat Dick de premier was, kende niemand hem. Hij was een verdienstelijk ambtenaar en die hoedanigheid gaf hem de overtuiging dat hij ook wel de kop van Jut van Geert Wilders kon worden, vermoed ik.
Waarom ik toch enige waardering voor hem heb, is dat hij zo overtuigend kan zuchten. Bij persconferenties, kamerdebatten, zit ik altijd gespannen te wachten tot hij zijn zucht slaakt. In die zucht verzamelt zich zijn wanhoop. De zucht komt als Dick er meer dan genoeg van heeft, dat hij zich opeens zijn positie realiseert -Positie Hopeloos. Als de oppositie hem op de huid zit, Wilders hem weer eens als voetveeg gebruikt of tijdens een persconferentie als die journalisten maar blijven doorvragen, dan kijkt Dick Schoof even naar beneden en komt een zucht uit het diepste van zijn binnenste.
Ik vind dat een sympathieke zucht omdat de zucht laat zien dat hij geraakt is, er helemaal de balen van heeft. Dat zuchten maakt hem ook kwetsbaar, want het verraadt wanneer hij zwak is. Dick ontlaadt door te zuchten, Rutte ontlaadde door te lachen, altijd maar te lachen. Hondsirritant, maar daardoor zag je nooit zijn zwakte, hij lachte zich overal doorheen. De handicap van Schoof is dat je je niet ergens doorheen kunt zuchten.
Het enige wat we van Schoof weten is dat hij van marathons houdt, rennen is zijn passie. Verder weten we niets van hem, behalve dat hij af en toe heel diep moet zuchten. Is Schoof religieus? Waar houdt Schoof van? Is Schoof extreemrechts zoals Wilders en zijn hulppieten Omtzigt, Yesilgöz en Van der Plas? Wat zijn zijn waarden en normen? We weten het niet. Schoof staat zich erop voor dat hij een uitvoerder is van het Hoofdlijnenakkoord, waarvan tot nu toe nog niets is uitgevoerd. Kort samengevat zou je kunnen zeggen dat Dick Schoof een neppremier is, een man zonder eigenschappen, die nog niets voor elkaar heeft gekregen. Het enige aanknopingspunt wat we hebben is dat zuchten.
En over dat zuchten zou ik meer willen weten. Zucht Schoof ook als hij thuis is? En om welke dingen zucht hij dan? Is Schoof zich überhaupt bewust van dat zuchten? Op welke leeftijd is dat zuchten begonnen? Zucht hij ook als hij alleen is? Ik zal voorlopig naar hem blijven kijken om dat zuchten verder te kunnen duiden, dat zuchten van Dick is een fascinerend fenomeen.
Sekte
Vrijdag 15 november, Cadouin
Omdat Marie-Anne en Rokus zo op bezoek komen, zet ik de auto op een zijpad van ons weggetje. Dan kan ons bezoek de auto voor ons huis parkeren, waar maar plek voor één auto is. Dies staat al voor de auto om mee te mogen. Elk klein ritje pikt hij mee. De auto staat nu vlakbij het huis van onze Engelse buren die niet thuis zijn. Zoals niemand in onze vallei thuis is. Zelfs Jenny, onze buurvrouw, is weg.
Ik loop met Dies terug naar huis en geniet van de zon, het heldere licht op ons weggetje. De bomen in de vallei, de berg, ons huis. Alles is zo scherp afgetekend door het licht. Ik begrijp wel waarom veel Nederlandse schilders uiteindelijk in Frankrijk gingen werken. Ondanks dat het de afgelopen weken prachtig weer was in Nederland, bestaat daar dit heldere licht niet. Nederland is een wolkenland, zoals je ziet aan de Nederlandse schilderkunst. Frankrijk is het land van het licht.
Wyb daalt van de berg af en wacht me op op het muurtje langs onze weggetje. Ik ga naast haar zitten en we koesteren ons als katten in de zon. Gewoon zitten in de zon, niks hoeven, niks willen, ik geloof dat ze dit zijn in het moment noemen. Tao ten top.
Door die gedachte staat de oude hippie in mij op. Waarschijnlijk de laatste stuiptrekkingen. En ik begin Let the Sunshine te zingen. Ik zwaai met mijn armen om de zon te aanbidden.
‘We moeten een sekte beginnen,’ zeg ik tegen Wyb, ‘dat kunnen we vast.’
Wyb lacht wat.
‘We verzinnen wat mooie gedachtes, we aanbidden de zon en volgens mij heb je binnen de kortste keren hier tientallen volgelingen in optocht over ons weggetje lopen. Hier in de omgeving beginnen we een leefgemeenschap van onze sekte.’
Ik geloof niet dat Wyb het een goed idee vind.
Even later komen Marie-Anne en Rokus en vertel hen het idee. Ik merk dat Rokus geïnteresseerd is in het spelen met de gedachte. Hij bekent lang geleden met een sekte te maken te hebben gehad. Hij weet hoe het werkt en hoe je aan een sekte moet ontsnappen. Zou sekteleider een duobaan kunnen zijn?
Als het bezoek weg is, realiseer ik me natuurlijk meteen dat het idee van een sekte volstrekt niet des Tao is. Bij een sekte gaat het meteen om geloven, leiderschap, aanbidding, volger of gevolgde zijn. De ware taoïst zweert dat juist allemaal af. Voor de ware taoïst is dat allemaal gedoe. De ware taoïst zit het liefst alleen op een muurtje in de zon, dat is de ware taoïst genoeg.
Nou zie je het maar weer. Was ik een moment op dat muurtje een taoïst en dan laat ik mij weer afleiden door wilde ideeën en organisatie drukte. Wanneer leer ik dat nou eens af. Ik een sekteleider, al die mensen om mij heen, ik moet er niet aan denken. Gelukkig sterft een groot aantal van mijn ideeën alleen al bij het denken eraan een mooie, vroege dood.
Tweede etappe
Donderdag 14 november, Cadouin
Plaats van schrijven: auto. Positie: ergens tussen Orleans en Limoges. Wyb rijdt, ik zit met de laptop op schoot. Er moet toch worden geblogd. We zijn bezig met de tweede etappe van onze reis naar Cadouin.
De eerste etappe vond gisteren plaats. Wyb moest tot kwart over vijf werken, gelukkig deed ze dat thuis in een speciaal daarvoor ingericht kantoor, waarmee wij een soort dependance van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in huis hebben. Terwijl Wyb werkt, maak ik ons reisklaar.
Even wat schoonmaken, wat dingen regelen, tanken, inpakken. Zo gauw Wyb klaar is gaan we naar beneden en rijden we de auto uit de garage. Ja! Die hebben wij tegenwoordig. Ik druk op een afstandsbedieninkje en een garagedeur opent zich automatisch en ik rijd een grote ondergrondse garage uit waar tientallen auto’s staan, één parkeervak is van ons.
We rijden tegen half zes weg en dan weet je wat dat betekent. We wonen een paar honderd meter van de snelweg die de rest van de Randstad naar Rotterdam voert. Zo gauw we invoegen: file. Stoppen, optrekken. We zijn het niet gewend. Dit zul je elke dag moeten doen. Ons doel: vandaag tot Aéroport Charles de Gaulle komen. Daar een hotel nemen. Dan volgende dag door naar Cadouin.
Doel wordt gehaald. We slapen in Eklo, een hotelketen waar we in Lille vaak slapen. Altijd gezellig, altijd leuke gasten. Piepkleine kamertjes, maar spotgoedkoop. Maar zo gezellig de mensen in Lille zijn, zo chagrijnig zijn ze hier. Het is de laatste keer dat we hier zijn.
Het hotel ligt pal aan de de aéroport. Volgens mij wordt er ’s nachts aan de vliegtuigen gesleuteld, want soms klinkt opeens keihard het geraas van een vliegtuigmotor zonder dat er iets opstijgt. Veel heb ik er niet van gemerkt, want het bed slaapt prima.
Om zeven uur zitten we al in de auto voor de tweede etappe. We hebben op dit soort tochten een strakke discipline. Elke twee uur wisselen Wyb en ik elkaar af. Dies ligt in coma. We rijden weg en Dies ligt al te slapen om niet meer wakker te worden. Halverwege zo’n reisdag weet hij dat het een kwartier tijd is voor een frisbee of een bal en matten we hem af.
En dan, half drie, rijden we de Dordogne in. Alles is zo bekend, voelt zo als thuis. De zon schijnt. Even later opwinding. We rijden ons weggetje op. Tegen de heuvel ligt ons huis. We openen de autodeuren en ruiken de herfst, horen de stilte van Cadouin. In de vallei grazen de paarden. We verenigen ons met de ons vertrouwde spullen. Delft is ver weg.
In plaats van een wantsenplaag hebben we dit jaar een lieveheersbeestjesplaag. Ik zuig er met de stofzuiger honderden op die in de oksels van de kamers hun winterrust dachten te vinden.
Nous sommes arrivés.
Grens
Dinsdag 12 november, Delft
Ik ben in een grensstreek geboren. Hoe ver ligt Nijmegen van Duitsland af? Ik vermoed zo’n acht, negen kilometer. Als we gingen wandelen bij Beek of Wylermeer, kon het zomaar gebeuren dat we opeens in Duitsland liepen.
In mijn beginnende puberteit hadden mijn ouders een caravan staan op een camping in Well, Limburg. Daar gebeurde eigenlijk hetzelfde, we gingen wandelen en opeens bleek dat we in Duitsland waren.
Ik vond dat altijd spannend. Stel nu dat de grenspolitie kwam, wat moesten we zeggen? We hadden geen paspoorten bij ons, het zou een heleboel gedoe geven. Maar de bossen waren uitgestrekt, de vlaktes oneindig. We wandelden gewoon terug naar Nederland. Nooit een overheidsdienaar gezien.
Maar gelukkig wordt per 9 december alles anders. We krijgen nu een echte grens! Bewaakt, gecontroleerd! Mensensmokkelaars, illegalen, die verdomde asielzoekers en al dat andere inferieure volk, ze krijgen geen kans meer om ons land binnen te komen, de grens gaat dicht. Als Frau Faber, ‘onze’ minister van Asiel en Migratie dat aankondigt, kijkt ze er zoals altijd vastberaden bij. Haar manier van glimlachen naar haar aanhangers.
Eerlijk gezegd dacht ik dat ze een grap maakte. Als jongen uit de grensstreek weet ik dat er zelfs in de tijd dat er officieel nog een grens was, die grens wel was getekend op een kaart, maar als je door het landschap wandelde, zag je hoogstens een verdwaald grenspaaltje, als je geluk had.
Frau Faber, Her Masters Voice en hun hongerende aanhangers zullen vast het idee hebben dat ze ferm optreden, dat er eindelijk iets gebeurt om die instroom te beperken. De marechaussee schijnt er klaar voor te staan.
Of er ook geld bijkomt om het te effectueren? Nee, dat dan weer niet. Arme marechaussee, ze mogen meedoen aan een schijnspel, het spel van flink doen en doortastend zijn. Stoer doen, maar er geen cent voor over hebben. Maar ja, hongerende aanhangers moet je af en toe toch een stuk vlees toewerpen.
Ik zeg dat er geen mensensmokkelaar wordt gepakt. Wedje maken? De mensensmokkelaar die ze wel pakken is geen knip voor zijn neus waard. Eventje een telefoontje naar een bevriende crimineel en die weet je zo wat geitenpaadjes te vertellen. De grens is nog lekker dan mijn vergiet. Ik vermoed dat er meer grensovergangen zijn dan marechaussees.
Het is trouwens het eerste beleidspunt van Frau Faber dat wordt geëffectueerd. Nou ja, geëffectueerd, in naam dan, op papier, de werkelijkheid van Den Haag. Als een ambtenaar het maar heeft genotuleerd, als het maar in de krant staat, als er aan een talkshowtafel maar over wordt geluld, als de hongerende aanhangers maar geloven dat ze vlees eten.
Verandert
Maandag 11 november, Delft
Alles verandert. Dies deed het tot nu met een rode plastic drinkbak en een metalen om uit te eten. Wyb heeft daarvoor in de plaats twee identieke keramiekbakken gekocht. Die lelijke rode van plastic is zelfs nog van Dickens geweest. Zijn laatste spoor is nu ook gewist. Ons huis is weer een beetje netter geworden.
Ik hang kotsend met mijn hoofd boven de toiletpot en kijk tussen het kotsen door naar mijn armen. Het vel hang erbij als van een oude man.
Eerst ben ik dit weekend diep verontwaardigd dat donderdagnacht na een voetbalwedstrijd een pogrom tegen Israëlische supporters heeft plaatsgevonden.
Dit weekend verandert het beeld enigszins. De Israëlische supporters zijn ook als barbaren door de stad getrokken. Het wordt gefilmd door een 16-jarige youtuber, Bender, die met zijn broer, Tommy B. en een vriend, Frits-Willem V. achter de horde aangaat. Terwijl de professionele journalisten op bed lagen, laat Bender zien wat er ook plaatsvond toen ze lagen te slapen.
Zowel Geert Wilders als Femke Halsema namen het woord pogrom in de mond dat in mijn hoofd is blijven hangen. In het ziekenhuis meldden zich vijf Israeliërs voor mishandeling. Schande. Maar is dat een pogrom? Het zijn schofterige daden van vermoedelijk Marokkaanse klootzakjes op scootertjes. Maar een pogrom?
Gisteren waren Wyb en ik voor het eerst in misschien wel twee jaar in Amsterdam. We schrokken van het aantal toeristen en het niveau van het toerisme, zo te zien is het een paradijs voor hoerenlopers, drugs- en zuipliefhebbers geworden. Zelfs de Haarlemmerstraat valt langaam ten prooi aan de toeristencultuur. De ene na de andere mooie winkel is verdwenen. Daarvoor in de plaats winkels vol containertroep uit China en coffeeshops. Weg winkeldiversiteit. En overal waar je in de stad loopt de stank van wiet. Woensdag gaan we gelukkig weer naar Cadouin.
Eindelijk eens regen in Nederland, wanneer kun je dat nog zeggen, meestal is het andersom.
In een bundel van de dichter Jan Emmens, gekocht in een kringloopwinkel, lees ik twee regels die me raken:
Hoe komt wie vliegt ooit tot bedaren,
en wie niet vliegt ooit van zijn plaats.
Ik moet markeren waar ik in de bundel van Emmens ben gebleven, een bladwijzer kan ik zo snel niet vinden en pak een reclame van Sushipoint, 25% afhaalkorting. Ik weet dat ik Jan Emmens daarmee eigenlijk beledig. Had ik vroeger nooit gedaan. Mijn gevoel voor eerbied is blijkbaar ook aan erosie onderhevig.
Snoepwinkel
Zondag 10 november, Delft
Goed beschouwd ben ik in een snoepwinkel komen wonen. Rotterdam, kwartiertje met de trein, en ik heb toegang tot de mooiste theaters, concertzalen en musea. Den Haag, tien minuten met de trein, idem dito. Na Cadouin, twee uur rijden met de auto naar Bordeaux, is dat toch een enorme luxe. Tot nu toe hebben we weinig gebruik gemaakt van die snoepwinkel, verhuisperikelen hadden prioriteit.
Maar afgelopen vrijdag was het dan zover. We gingen naar een dansvoorstelling van Club Guy and Roni, Faith. Wyb was de hele dag aan het werk in Den Haag, ik ging tegen zes uur met de trein richting Den Haag zodat we voor de voorstelling nog iets konden eten. Het werd een Vietnamees tentje, prima eten.
Daarna Faith. Overdonderend prachtig. Euforisch kwamen we de voorstelling uit. Dit is geen snoepwinkel, dit is Le Grand Boeffe. Wie verpletterd wil worden, raad ik aan te gaan.
Samen met de trein naar huis. Niets aan de hand.
Dat veranderde die nacht. Ik kwam moeilijk in slaap. Had het opmerkelijk warm. Dan een vaag gevoel van misselijkheid. De slaap kwam uiteindelijk met moeite. Werd wakker en voelde meteen dat het de verkeerde kant uitging. Een kwartier later stond ik gebukt over de wc-pot en zal de details besparen. Omgekeerde peristaltische bewegingen namen mijn normale motoriek over.
Toen eindelijk alles eruit was, was ik gevloerd. Ik kon nog maar één ding: liggen. En dat heb ik de daaropvolgende vierentwintig uur gedaan. Liggen, soms naar de wc voor wat naweeën.
Het was extra balen omdat Esmee en Arjan ons voor deze zondag hadden uitgenodigd voor een lunch in Amsterdam. De vraag was of ik dat zou halen. Ik weet dat een voedselvergiftiging heftig is, maar dat, als het gif uit je lijf is, het ook snel over kan zijn. Aldus geschiedde. Wij gaan ons nu opmaken om richting Amsterdam te gaan. Amsterdam, een uur en een paar minuten met de trein, dat mogen we toch best een ander onderdeel van de snoepwinkel noemen.
Skiff
Vrijdag 8 november, Delft
Ik heb in Nijmegen zo’n zeven jaar langs het Maas-Waal Kanaal gewoond. Ik vond het een genot om naast het kanaal te wonen. Het is een van de drukst bevaren vaarroutes van Nederland en het stampen van de bootmotoren vormde in die tijd de achtergrondmuziek van ons bestaan.
Even een terzijde. Op een nacht werden wij wakker van veel lawaai. Bleek er pal naast ons huis een schip gezonken. Zo zaten we de dagen daarna op de eerste rang om te zien hoe het schip werd geborgen.
Een van de geneugten van het kanaal was dat er schuin achter ons een roeivereniging was gevestigd en zo waren we regelmatig getuigen van het gedisciplineerd roeien van, bijvoorbeeld, de acht met stuurman en de ritmisch instructies van de stuurman.
Dit komt allemaal terug omdat wij nu vlakbij de Schie wonen. We wonen aan een gracht die uitkomt op de Schie, maar onze gracht is meer een woonstraat voor woonboten. Er is veel verkeer van futen, zwanen en wilde eenden, maar ik heb er nog geen boot zien varen. Niet gek, want het is een doodlopende straat.
Dat is anders bij de Schie. Als ik de deur uitga, linksaf sla en dertig meter loop, sta ik aan de oevers van de Schie. En, geluk, ook daar is een roeivereniging gehuisvest. Een vereniging met veel leden vermoed ik, want wanneer ik ook langs loop, er worden altijd wel boten in het water gelaten.
Mijn lievelingsboot is de skiff. Het is een smalle, eenmansroeiboot, speciaal gemaakt om zo min mogelijk weerstand van het water te hebben. Ze snijden door het water heen. De roeier of roeister heeft nog het meest weg van een vogel die met lange vleugels uit het water wil opstijgen. Met grote halen glijdt de skiff voorbij. Elke keer als ik er een zie is het genieten, een skiff is schoonheid.
Zeker op deze frisse ochtenden. Het gaat maar niet regenen in Nederland, dat neemt niet weg dat de ochtenden herfstfris worden. Al een paar keer dacht ik: ik moet vandaag toch echt handschoenen kopen. Volgende week gaan we echter naar Cadouin en daar ligt een paar handschoenen voor me in de kast te wachten. En op zo’n mooie herfstochtend, de lucht fris en schoon, zie je dan een skiff voorbij glijden. Vanmorgen gleden er zelfs vier achter elkaar. Een vlucht skiffs. Geen idee hoeveel skiffs zo’n vereniging eigenlijk heeft. Ik kijk ze na tot ze achter de brug zijn verdwenen.
Lawine
Donderdag 7 november, Delft
Aan het begin van de middag wandel ik met Dies langs de Schie. Daar is een lange, smalle groenstrook, net breed genoeg om Dies het idee te geven dat hij daar lekker kan rennen. We zijn halverwege als Anne belt, ze heeft nog steeds veel zorgen over Charlie, haar hond. Als ik zo loop voel ik mij steeds lichter in het hoofd worden. Ik zal hier dadelijk toch niet op de grond flauwvallen? Anne hangt op en ik keer meteen terug naar huis.
Ik ben net op tijd terug, want eenmaal thuis voel ik mij ongelooflijk moe. Ik kan alleen maar zitten. Dan krijg ik het opeens koud, rillen, mijn tanden klapperen. Voor mij het teken dat ik koorts heb en ik duik het bed in. Eindelijk warmte. Verder heb ik niets. Geen hoofdpijn, keelpijn, buikpijn, alleen die vermoeidheid. Wyb, die vandaag thuis werkt, zegt dat ik verder niets meer moet doen. Gewoon rustig blijven liggen. Volgens haar is het de weerslag van de spanning en drukte van de verhuizing.
Maar dan had ik daar toch veel eerder last van moeten hebben. Wat spanning en drukte betreft zijn we alle grenzen al gepasseerd. Als ik zo lig bedenk ik dat ik misschien een vorm van het Syndroom van Stendhal heb. Voor wie niet weet wat het Syndroom van Stendhal is. Het is een psychische aandoening die iemand krijgt als hij volledig wordt overrompeld door de schoonheid van kunst. Lichamelijke verschijnselen zijn een versnelde hartslag, duizeligheid, verwarring en flauwvallen.
Nou heb ik de laatste tijd verrekte weinig kunst gezien, dus dat kan het niet zijn. Ik zei niet voor niets: ‘een vorm van het Syndroom van Stendhal’. Ik denk dat ik lijd aan een teveel aan woorden. De afgelopen tijd ben ik bedolven onder een lawine aan woorden. Er is niemand die het aantal woorden bijhoudt dat mensen produceren, maar ik weet zeker dat rond de verkiezing van Trump nog nooit zoveel woorden zijn geproduceerd.
Een sneeuwlawine kan dodelijk zijn, een lawine van stenen en modder is vernietigend, en ik denk dat ook een lawine van woorden niemand onberoerd laat. Je kunt zeggen, och woorden, die staan gewoon op papier, die doen niemand kwaad. Maar vergeet niet dat woorden ertoe doen, ze bedriegen, ze kunnen pijn doen, schokken, beroeren, je in de zevende hemel laten belanden. Maar wat gebeurt er als je er te veel van binnenkrijgt?
Ik denk dat het bij mij het geval is. Al die woorden, ik heb ze bijna allemaal geconsumeerd. Het duizelt me, het maakt me mateloos vermoeid. Alle aspecten rond die Amerikaanse verkiezingen, ik heb het allemaal tot mij genomen. Ik ben bedolven onder een lawine van woorden. Mijn lichaam biedt weerstand, zegt: ‘Man, stop eens met het vreten van al die woorden.’ En het lichaam dwingt mij tot rust door me in bed te leggen.
Wyb zegt nog eens dat het vast de spanning en de drukte van de verhuizing is. ‘Nee,’ zeg ik, ‘ik lijd aan het Nimis Multi Verba Syndrome, het syndroom van een teveel aan woorden.’ Daar moet een mens voor oppassen, soms wordt het gewoon teveel.’
Zwart
Woensdag 6 november, Delft
Gisteren, eind van de middag, wandelde ik naar het pleintje in Delft waar het Filmhuis is gevestigd. Toen we vorige week naar de The Apprentice gingen, zag ik daar op de muur groot Wees Blij staan. Ik dacht: mooie foto voor onder mijn blog als Kamala Harris wint.
Voor niks, dacht ik vanmorgen toen ik tegen vijf uur wakker werd, de telefoon pakte en zag dat Trump op de overwinning afstevent. Ik wilde dit blogje vandaag zwart maken. Helaas wist ik niet hoe ik dat moest doen, vandaar toch maar wat woorden.
Tsja, wat moet ik eigenlijk zeggen? Ik vind het onbegrijpelijk dat meer dan de helft van de Amerikanen op iemand stemt waarvan je na vijf minuten luisteren weet dat het een sychiatrische patiënt is. Het is een trieste dag voor de restanten van mijn hippie verleden toen ik nog een naïef geloof in mensen had. All together now! Peace and love! Dat geloof ligt allang in gruzelementen.
Het is natuurlijk een mooie dag voor me als misantroop. Van hippie naar misantroop, een grote stap, maar dan heb je wel iets. Ik rook het eigenlijk al van grote afstand aankomen. Als je denkt dat het niet erger kan, wordt het toch altijd erger. Als misantroop haal ik toch mooi mijn gelijk: met de specie mens wordt het nooit iets.
Wie denkt dat ik somber word van dit soort ontwikkelingen die heeft gelijk op rationeel niveau. Maar mijn opgeruimde inborst wordt gelukkig niet aangetast. Het is een voorrecht om een observator te zijn en het gedoe van mensen op afstand te bekijken. Maar je zult er middenin staan, je zult een overtuigd Amerikaanse democraat zijn die zich het schompes heeft gewerkt om Trump te bestrijden en te vechten voor Kamala.
Ik kreeg gisteren een app’je van een vriend die schreef: ‘Misschien help het als we ons vasthouden aan de Stoa. Die leert dat er twee soorten problemen zijn: problemen waar je iets aan kunt doen en problemen waar je niks aan kunt doen. Aan het eerste soort kun je werken. Het tweede soort moet je onmiddellijk loslaten omdat je er toch niks aan kunt veranderen. Ik ga vannacht toch een uurtje of wat tv kijken.’
Ik antwoordde hem: ‘Ja, die Stoa. Het is een mooie theorie, maar dat stoïcisme past zo slecht bij mijn karakter. Ik zou best koel en met afstand naar dingen willen kijken waar ik geen invloed op heb, maar het lukt me niet. Ik wind me altijd op, word boos en krijg een overdreven dadendrang die uiteindelijk toch verzandt in toekijken. Ik had gehoopt dat dit met de jaren minder zou worden, maar aan woede, onmacht en opwinding heb ik nog niets aan kracht ingeboet. Fuck Trump. Fuck Wilders. Fuck Musk. Die veel te dure auto’s van hem zijn voor mij totaal besmet. Geen cent zal die lul aan mij verdienen. Zie je, het lukt me weer niet om stoïcijns op te reageren.’
De foto die ik gisteren maakte, zet ik hier toch maar onder. Ik draag hem op aan alle misantropen: wees blij, jullie gelijk is weer eens bewezen.
Blokker
Dinsdag 5 november, Delft
De Blokker staat op het punt van omvallen. Voor mij is de neergang van de Blokker ook een metafoor voor de situatie in Nederland. Blokker is een buitengewoon saaie winkel, maar in het verleden heeft de winkelketen toch veel betekend. In elke stad bepaalde het mede het straatbeeld en de kwaliteit die je er kon krijgen was niet spectaculair, maar ook niet weer bedroevend slecht.
Het is met Blokker als met de middenpartijen. Ze bepaalden het Nederland van de afgelopen decennia, maar door allerlei maatschappelijke ontwikkelingen en hun eigen lethargische houding werden ze ingehaald door alternatieven.
Blokker werd geplet door enerzijds de Action, anderzijds Bol.com en dan is er ook nog de Bijenkorf. Action is het populisme, de graai mentaliteit, lekker veel en allemaal voor een dubbeltje op de eerste rang. Action staat voor absolute non-kwaliteit en lelijkheid. Het is als met de Forum voor Democratie, de BBB en hopelijk de PVV, snelle opgang, snelle neergang. Het zijn de symbolen van onze weggooi maatschappij, maar ook van de mens zonder principes. Impuls kopen, impuls kiezen, lekker veel. En als de onderbuik is bevredigd verliest de consument zijn interesse en rent hij naar de volgende container uit China. My home is where I find my thrill.
Bol.com staat voor het toegenomen individualisme. De verbindingen zijn langzaam uit de samenleving getrokken. De kerk, de vakbond, de sportclub, verlieten we massaal. We zoeken het voortaan zelf wel uit. De verbinding met de wereld via internet is belangrijker dan de verbinding met collega of geloofsgenoot. Waarom winkelen, lekker thuis ff bestellen, morgen in huis. Niet goed? Gewoon terugsturen.
En dan is er de Bijenkorf voor wie het kan betalen. Luxe en kwaliteit voor de rijken. Wie daar winkelt kan zich superieur wanen aan de losers die zich het niet kunnen permitteren. Wie daar winkelt, heeft het verdiend, vind men zelf. De Bijenkorf staat voor de groeiende kloof tussen armen en rijken, de vermogenden en de niet vermogenden. Schijt aan de losers, hadden ze maar beter hun best moeten doen. Doet u maar die Hermès Birkin Bag.
En tussen al die krachten werd de Blokker geplet, zoals de goedwillende Nederlander en wereldburger wordt geplet tussen het geweld van de maatschappelijke dynamiek.
En ergens daar tussenin schrijf ik blogjes. Lastige positie, vind ik. Enerzijds is er een onmachtig gevoel, wat is het nut in deze maatschappelijke wirwar? Anderzijds, waar ligt mijn focus in deze ijzingwekkende ontwikkelingen? Had ik op een berg in Frankrijk moeten blijven zitten en schrijven over mijn wandelingen door de bossen van de Dordogne? Of moet ik juist schrijven over het ijzingwekkende. Maar ja, er zijn zoveel columnisten, influencers, talkshowbabbelaars. Ze vallen over elkaar heen over het ijzingwekkende.
En nu zit ik hier in Delft in een appartement, uitzicht op een gracht, wandelende mensen, een bosje waar mensen hun hond uitlaten. Toevallig ben ik de afgelopen dagen diverse keren in de Blokker geweest. Toevallig hebben ze daar wel degelijk Brabantia vuilnisbakken waar ik nu erg plezier van heb. Ik ging nooit naar de Blokker, net zo als de anderen vond ik mijn weg bij andere aanbieders. Ik dacht altijd dat de Blokker een constante was, hoe saai ook, dat het nooit zou verdwijnen. Maar dat dacht ik ook van Vroom & Dreesmann, het Christen Democratisch Appèl, de Partij van de Arbeid, Matthijs van Nieuwkerk en Sesamstraat.
Onkreukbaar
Zondag 3 november, Delft
Onkreukbaar. Mooi woord, een monumentaal woord. Maar wie is onkreukbaar. Of als je het letterlijk neemt: wat is onkreukbaar? Wat het laatste betreft, volgens mij is niets onkreukbaar. Alles kreukt uiteindelijk. Alles verrimpelt, droogt uit, valt uit elkaar, vergaat. Eigenlijk alles wat zelfstandig naamwoord is: mensen, dieren en dingen dus.
Wie is onkreukbaar? Wie moet onkreukbaar zijn? Politici. Rechters. Notarissen. Bankiers. Nu ik het rijtje zo noteer, denk ik: ja, die zouden onkreukbaar moeten zijn. Maar in al die beroepsgroepen zijn er genoeg voorbeelden dat lang niet iedereen onkreukbaar is. Accountants, de bewakers van onkreukbaarheid, de hoeders van het eerlijk zakendoen en ondernemen, die moeten echt onkreukbaar zijn.
Vergeet het. Als misantroop lees ik met enig satanisch genoegen in de Volkskrant de kop: ‘Ook medewerkers EY (Ernst & Young) sjoemelden met examens.’ Een accountant moet tijdens zijn carrière veel studeren om bij te blijven bij de laatste ontwikkelingen. De kennis die ze opdoen wordt getest met interne examens. Wat blijkt: ‘Ze deelden onderling antwoorden van verplichte toetsen.’ Ja, in Italië zeker, of Bulgarije. Nee, geachte lezer van Dossiermoddergat: gewoon in Nederland. Zelfs respectabele accountants zijn het niveau van spiekende pubers niet ontstegen. Als ik dit lees, hoor ik altijd de stem van Schopenhauer: ‘Er is geen mens die deugt.’
Omdat iedereen tegenwoordig zo ontzettend positief moet zijn, zal er vast iemand denken, ja, bij EY, dat zal aan de interne bedrijfscultuur liggen. Maar daar zit hem juist mijn satanisch genoegen in. Als fanatiek krantenlezer weet ik dat deze fraude bij alle grote accountantskantoren is voorgekomen. Met het nieuws van vandaag kan ik EY bijschrijven in het rijtje Deloitte, KPMG en PwC, de zogenaamde Big Four onder de accountantsbureau. Het kwartet is compleet! Medewerkers die misschien niet hebben gefraudeerd, waren wel op de hoogte van de fraude, maar die hebben dat niet gemeld. Terwijl melden van misstanden toch core business van een accountant behoort te zijn.
Moet ik zeggen dat ik er mijn werkzame leven al achter kwam dat accountants niet onkreukbaar zijn. Bij diverse jaarrekeningen kwam de bevinding van de accountant ons niet bepaald goed uit. Door hun onkreukbaarheid moesten we wel heel veel subsidie gaan terugbetalen aan het Rijk. Mijn penningmeester speelde dan bad cop en hintte erop dat het misschien wel eens tijd werd voor een andere accountant. En verdomd, de extra voorziening die ik van de accountant niet mocht aanleggen, werd dan toch opeens mogelijk.
Om de onkreukbaarheid helemaal onderuit te halen, wil ik graag nog het voorbeeld van ex-D’66 kamerlid Roger van Boxtel vermelden. Van Boxtel was een kamerlid die ik hoog had, een integer man, vond ik altijd. Na zijn kamerlidmaatschap werd hij voorzitter van de Raad van Commissarissen van KPMG. Wat gebeurt? Uiteindelijk werd ook hij ontslagen omdat ook hij zich schuldig had gemaakt aan examenfraude. Weer iemand minder waarin ik vertrouwen had.
De katholieke kerk, de voorvechters van de socialistische heilstaat, het humanistisch ideaal, allemaal vinden ze onkreukbaarheid een hoog goed, maar ik vrees dat de onkreukbare mens een illusie is. Die Schopenhauer had het best vaak bij het rechte eind.
De leerling
Vrijdag 1 november, Delft
Voor wie het zich niet realiseert: laten we nog even genieten. We hebben nog vijf dagen. Daarna kan alles anders worden. Ik doel natuurlijk op de Amerikaanse verkiezingen, die niet zomaar verkiezingen zijn. We naderen een T-splitsing met drie mogelijkheden. We gaan rechtsaf, we gaan linksaf of, ook grote kans, we rijden ons total loss tegen die middeleeuwse muur waar de weg waarop we rijden haaks op staat.
Er is al veel over gezegd. Kern: alles is ongewis. Of hij wint, of zij wint. Wint zij, dan is er grote kans dat de pleuris uitbreekt omdat hij niet tegen zijn verlies kan. Wint hij, breekt vermoedelijk ook de pleuris uit. Grote kans dat hij ‘de vijand van binnenuit’ aan gaat pakken, wat, vermoed ik, per saldo een burgeroorlog-achtige situatie betekent.
Als het meevalt, en hij een beetje normaal gaat doen, wat ik me niet kan voorstellen, zal de situatie ook ernstig zijn. Hij kijkt neer op Europa, dat trage continent met zijn moralisme waar geld verdienen en succesvol zijn niet (altijd) op één staat. Losers zijn we in zijn ogen. Kijk naar onze erbarmelijke economische situatie vergeleken met Amerika en Azië. Losers.
Het kan zomaar het einde van de NAVO zijn, een bondgenootschap dat al decennia stand houdt, en waar het voor losers prettig schuilen is. Het kan de terugkeer zijn van het vernietigend protectionisme. America first. Make America Great Again, en ga zomaar door. Arme Oekraïne. Arm Gaza. Mogelijk verliezen we onze belangrijkste bondgenoot. Hij heeft geen enkele scrupules en is zo onvoorspelbaar en gevaarlijk als een potje Russisch roulette.
Gisteravond ben ik naar The Apprentice, een film van regisseur Ali Abbasi, geweest. Hij verfilmde het verhaal van de opkomst van Trump. De film brengt ons terug naar het New York van de jaren zeventig. De film heet The Apprentice, De Leerling, omdat we zien hoe hij geworden is zoals hij is. Centraal staat zijn vriendschap (?), zakelijke relatie met advocaat Roy Cohn. Van hem leerde hij zijn latere motto’s: attack, attack, attack en geef nooit toe dat je ongelijk had en alles is toegestaan om te winnen.
De film is fictie, zeker. Maar het nadeel van de film is dat hij inhoudelijk niets nieuws brengt. Het verhaal, het is bekend, er is al vaak over geschreven, de geschiedenis is vastgelegd. Maar het goede van de film is dat het een beeldend inkijkje geeft in de ontwikkeling van deze verknipte figuur, de geboorte van een hufter. In deze laatste vijf dagen moet je misschien maar niet naar deze film gaan. Je wordt er niet vrolijk van. Je ziet hoe het noodlot je kant op rolt.
Het lijkt alsof we een nieuw tijdperk ingaan, het tijdperk van de hufter. In Rusland zit een hufter, in China een hufter, in Amerika een hufter en dan hebben we nog onze eigen huftertje, Geertje Wilders.
Nog vijf dagen kunnen we doen alsof er niets aan de hand is, dat er niets zal veranderen. De T-splitsing nadert en nadert en kan grote gevolgen hebben. Ik pin voor 5 november nog even wat geld, in geval van nood is cash erg handig. Maar laten we de aankomende vijf dagen gewoon nog even genieten. Wat er ook gebeurt, we hebben er geen vat op. De waanzin zal wel of niet zijn loop hebben. Laten we hopen op het laatste. Maar, spoiler. Trump was een goede en snelle leerling.
Saai & correct
Woensdag 30 oktober, Delft
Er zijn twee dingen die de dupe zijn van Operatie Terug Naar Nederland. Op de eerste plaats is dat Dies die na het genieten van de onmetelijke bossen van de Dordogne het moet doen met de recreatieplasbosjes van Delft. Maar goed, een frisbee maakt veel goed.
Op de tweede plaats is dat mijn fotografie. Door al dat verhuisgedoe is daar stevig de klad ingekomen. De trouwe lezer van Dossiermoddergat zal het zijn opgevallen, De Blogger maakt steeds meer gebruik van zijn iPhone en probeert zich te redden door kiekjes.
Mijn fotografie moet het hebben van zwerven en bewerken, maar als je bezig moet zijn met huizen zoeken en inrichten, dan schiet dat zwerven, en dus het fotograferen, erbij in. Het lijkt zelfs ver van mij af te staan. Ik heb iets nodig om dat te doorbreken, zodat ik mij opnieuw op fotografie wil focussen.
Daarom besloot ik naar het tweejaarlijks festival BredaPhoto Festival 2024 te gaan. Ik ben twee keer eerder naar dat festival geweest en ik kwam daar altijd opgewonden vandaan door de vele interessante foto’s die ik er zag. Ik had de stille hoop dat het festival mij opnieuw zou inspireren. Aangezien het tot 3 november duurde, was haast geboden.
Helaas liep deze expeditie op een teleurstelling uit. Na het zien van de meeste expositielocaties heb ik het festival zelfs vroegtijdig verlaten. Terug in de auto probeerde ik op een rijtje te zetten waarom ik kriegel werd van het festival.
Mijn conclusie is uiteindelijk kernachtig: concepten zaten de fotografie in de weg. BredaPhoto is vooral een documentaire festival en veel fotografen hebben hierin kleine projecten. En wat ik zag was dat al die fotografen vooral bezig waren met het overkoepelend idee van hun project en dat de individuele foto ze blijkbaar niet zoveel uitmaakte. Het gevolg was dat ik heel veel oninteressante kiekjes zag.
Daar komt bij dat ik het festival nogal eenzijdig en braaf vond. De subsidiecriteria waren keurig ingevuld: veel diversiteit en inclusiviteit. Alle aspecten van de multiculturele samenleving kwamen aan bod, zoals dat tegenwoordig hoort.
Maar daar word ik ook wel moe van. Ik weet het nu echt wel, de onrechtvaardigheid, de armoe, het gevecht, het positief naar verbinding zoeken, de onderlinge solidariteit, de discriminatie. Ik ervoer het allemaal als braaf en onderwerpen dat we inmiddels wel kennen. En als dat nou interessante foto’s opleverde, maar wat ik zag waren kiekjes. Kortom: saai en correct.
Tweede stroming die ik zag was, wat ik noem, kunstacademiekunst. Studenten en voormalige kunstacademiestudenten proberen de fotografie, of misschien zichzelf, interessanter te maken door trucjes. Foto’s laten vergelen, verkreuken, vouwen, doorsnijden, het lijkt heel wat, maar ik zie alleen het trucje.
Daar kwam bij dat de verschillende locaties erg ver van elkaar waren verwijderd waardoor het bezoek aan dit festival meer op een wandeltocht leek. Op zich niet erg, want ik hou van wandelen, maar het miezerde de hele dag. Zo druilde die dag eigenlijk alles, het weer en de verschillende exposities. Ik ga moet op zoek naar nieuwe inspiratiebronnen.
Met dank aan Edward Hopper.
Liefde
Dinsdag 29 oktober, Delft
Ik heb het vaker geschreven: als ik in mijn opvoeding ergens in ben geslaagd, dan is het wel mijn kinderen de liefde voor honden bijbrengen. Zowel Anne en Esmee zijn zonder hond niet voor te stellen, elke hond die ze tegenkomen krijgt, als het enigszins kan, aandacht. Over de rest van mijn opvoeding laat ik mij niet uit.
De hond van Esmee heet Hugo, een bruine labrador, en is volledig onderdeel van het gezin. Evenals Anne en Esmee groeien mijn kleinkinderen op met een hond, wat een ongelooflijke rijkdom is. Ze zijn van jongs af aan opgegroeid met Hugo. Het grote nadeel van een hond is dat hij niet de leeftijd van een mens bereikt. Dus je weet dat je op een gegeven moment afscheid van hem moet nemen. Zeker als je met een hond als kind bent opgegroeid, weet je dat het tot immens verdriet gaat leiden.
De hond van Anne heet Charlie, een Franse buldog. Ze vormen een twee-eenheid met een bijzonder verhaal. Anne wilde als journalist en single, die het altijd druk heeft, helemaal geen hond. Ze zag het niet in haar leven passen. Maar ze wilde best eens op een hond passen. Daarom reageerde ze op een advertentie van iemand die naar Brazilië moest. Hij zocht voor twee weken een oppas voor zijn hond. Zo kwam Charlie in het leven van Anne.
Hij ging er ook nooit meer weg, want de man verdween naar Brazilië en is nooit meer teruggekomen. In het begin deed Anne nog allerlei pogingen om baas en hond weer te verenigen, of in ieder geval de kosten te verhalen op zijn baas, want medisch gezien bleek Charlie nogal wat zorgen te hebben. In het begin betaalde de man nog mee, niet veel later verdween hij helemaal uit zicht, in het grote niets opgelost.
De liefde tussen Anne en Charlie was intussen helemaal compleet. Voor geen goud wilde ze hem nog missen. Inmiddels is een gang naar de dierenarts bijna gewoonte geworden. Zijn gezondheid laat veel te wensen over. Het begon dat het arme dier niet goed kon ademen door zijn neus. Toen er nog sprake was van een vlucht naar Brazilië, bleek dat hij dat niet zou overleven. Met een ingrijpende operatie werd zijn snuit zo aangepast dat hij als een normale hond kon ademen. Ik vond het een daad van grote liefde.
Zo zou ik nog even kunnen doorgaan, maar ik zal me beperken tot de huidige stand van zaken. Charlie heeft liefst zes hernia’s, waardoor hij voorlopig niet meer mag spelen of springen. Zijn oog is zodanig ontstoken dat intensieve zorg noodzakelijk is.
Voor Anne is het van begin af aan duidelijk dat er met dit ras niet meer gefokt zou mogen worden. Door de manier waarop de honden nu worden gefokt moeten ze veel lijden. Ze staat dan ook volledig achter het besluit van het kabinet om een fokverbod op te leggen voor de Franse buldog. Maar ondanks alle zorgen is de liefde onverwoestbaar en zijn Anne en Charlie volkomen gelukkig met elkaar.
Stilte
Maandag 28 oktober, Delft
Gisteren was het de dag van de stilte. Er waren zelfs speciale stilte-wandelingen. Het zou een dag voor mij zijn geweest, die dag van de stilte. Maar als ik het wel had geweten, was ik niet met die wandeling meegegaan. Samen de stilte vieren druist voor mij al in tegen het idee stilte. Stilte geniet je het meest als je alleen bent, daar horen geen anderen bij.
Ik heb in de Dordogne anderhalf jaar van de stilte genoten. Diepe stilte. Op mijn wandelingen door de bossen heb ik stilte ervaren die ook diep kan zijn. Thuis was er stilte, in het bos was de stilte pas echt diep.
Vanmiddag heb ik Dies voor het eerst uitgelaten in het Abtwoudse bos in Delft. Hier in Nederland heet een paar hectaren met bomen al snel een bos. Zo’n bos bedoel ik dus niet als ik het heb over diepe stilte. Ik bedoel bossen waarin je eindeloos door kunt lopen en geen mens tegenkomt.
Ik vermoed dat de veel mensen zelfs een hekel aan stilte hebben. Waarom hebben ze anders de televisie aan, zelfs als ze er niet naar kijken? Wie buiten loopt, hoort hier eigenlijk altijd lawaai. Aan de overkant van onze gracht wonen lieden die volgens mij gek zijn op vuurwerk. Zo nu en dan klinkt een harde knal, zeer tot ongenoegen van Dies, en mijzelf.
Gelukkig wonen we in een appartement dat in 2007 is gebouwd. Het moet een tijd zijn geweest dat architecten al rekening hielden met degelijke geluidsisolatie. Ik heb volstrekt geen geluidslast van mijn buren. Ik hoor echt helemaal niets. Een zegen, want een appartement met geluidsoverlast, ik moet er niet aan denken.
Zelf heb ik de radio nooit aan en zet nooit muziek op. Ik vraag me af waarom ik zo van stilte houd. In gezelschap kan ik mij best manifesteren en doe ik graag mijn mond open. Meer dan een persoon hebben mij als een druktemaker bestempeld, en dat begrijp ik goed. Maar als ik alleen ben prefereer ik stilte. Stilte is een woord dat vaak gekoppeld wordt aan het woord weldadig. Ik begrijp precies wat met een weldadige stilte wordt bedoeld. In de stilte zijn de dingen intenser, is het denken intenser. Geluid leidt af, geluid is vaak ook nog eens lelijke afleiding.
Gelukkig wonen we nu in een vrijwel geluidsdicht huis. Ik had er niet aan moeten denken om na de luxe stilte van Cadouin opeens geteisterd te worden door herrie, door lawaai, door burengerucht.
Een dag van de stilte is misschien een goed idee om de mensen zich bewust te laten worden van de kracht van stilte. Maar dan is het toch een marketingding. Ik denk niet in één dag van stilte, ik denk in dagen van stilte, het liefst in een heel leven van stilte.
Meesterproef
Zondag 27 oktober, Delft
Voor het eerst krijg ik het gevoel dat Operatie Terug Naar Nederland op zijn eind loopt. Wij hebben ons eerste bezoek ontvangen en niemand die zei: ‘Wat een puinhoop.’ We wonen inmiddels in een echt huis. Omdat we dit gevoel willen vieren, besluiten we een strandwandeling te maken. Even rust, even niet naar de laatste ongeverfde muren staren.
De zee is een verrassing. De afgelopen weken heb ik voor mijn doen best vaak langs de zee gelopen omdat we in huisjes zaten die er vlakbij lagen. Altijd waren er schuimkoppen, straffe wind die het zand op je gezicht striemde. Het is vandaag voor het eerst dat ik een strakke Noordzee zie. Golfjes rollen rustig op het strand. Het monster zee is in zijn geheel bedwongen.
Maar de grootste verrassing is dat we hier op 26 oktober lopen en het op het strand 21 graden is. Er is geen zuchtje wind, de zon geeft me binnen een half uur weer kleur. Het Franse bruin is er al lang af, daarvoor in de plaats heeft mijn gezicht een grauwheid die hoort bij iemand die binnenshuis werkt.
We wandelen van Monster naar Hoek van Holland. Het is een vredig gezicht al die Nederlanders die langs de kustlijn lopen. Veel zijn met honden, andere categorie zijn de wandelaars die met z’n tweeën lopen en ernstige gesprekken voeren. Het is het ideale weer om moeilijke issues met elkaar te bespreken. Verder veel hardlopers die ons passeren.
Jammer genoeg zijn de strandtenten bij Monster al opgeruimd. Wie had ooit gedacht dat je eind oktober in Nederland nog op een terras bruin zou kunnen worden en dat er nog geen herfststorm is langsgekomen? Bij Hoek van Holland vinden we een strandtent op de duinen die nog open is. Ondanks dat we vroeg zijn, zit het terras al vol, het is zomer in oktober. Ik zag zo op tegen die Hollandse sombere luchten, maar ik heb ze, sinds we hier zijn, nog niet gezien. Ik geloof dat we één dag regen hebben meegemaakt.
Ondanks al die zon word ik overheerst door vermoeidheid. De hele dag zouden mijn ogen zomaar dicht kunnen vallen. Op het eind van de dag, als ik televisie zit te kijken, houd ik ze niet meer open. Mijn lijf roept om slaap. Het zal de ontlading na de spanning van Operatie Terug Naar Nederland zijn.
Een operatie die begon met uit Cadouin vertrekken zonder vooruitzicht op een huis. Vijf weken later wonen we in een tamelijk ingericht huis in Delft. Ik vind het toch een meesterproef voor ons organisatietalent. Met drie tassen vertrekken, beginnen met slapen in een hotel, en via allerlei huizen van vrienden weken later in een appartement wonen met een woonkamer met meubels, hier en daar bij elkaar gescharreld en besteld.
Gelukkig volgt een lange nacht. Vroeg naar bed en al slapende wordt de klok ook nog eens een uurtje achteruit gezet. Zomaar een uurtje cadeau. Hopelijk helpt het de vermoeidheid te verdrijven.
We hebben ons eerste bezoek ontvangen. Zelfs uitgebreid gekookt voor Anne, het werd een onvervalste Franse avond. Zie de wijnflessen op tafel en andere restanten.
Noodwoning
Vrijdag 25 oktober, Delft
Ik ontdekte de dichter Willem van Toorn pas na zijn dood. Of beter gezegd: ik ontdekte hem omdat hij overleed. Zijn naam kende ik wel, hij maakte ooit een bloemlezing voor scholieren, Ooitgedicht en dat vond ik een opmerkelijk vrolijke bundel waardoor ik veel andere dichters leerde kennen, maar dus niet de samensteller van die bundel. Raar. Had het met zijn naam te maken? Ik associeerde hem met belegen poëzie terwijl ik daar geen enkele reden voor had.
Toen hij overleed besloot ik toch eens te kijken wat voor een gedichten hij zoal had geschreven. En verdomd, hij maakte poëzie voor mij. Vrijwel elk gedicht dat ik las vond ik goed, raakte me. Het vervelende was dat ik in die tijd nog in Cadouin woonde. Overigens woonde Willem van Toorn ook een groot deel van zijn leven in Frankrijk, in Châteauroux, een stad waar wij altijd langskomen als we naar de Dordogne rijden. Maar wat ik wilde zeggen. Ik had dus geen boekhandel in de buurt, ik kon niets van hem kopen. Het met de post bestellen durfde ik niet. Te vaak kwamen boeken helemaal niet aan.
Eergisteren ging ik wat googelen. In 2001 verscheen Gedichten 1960-1997, een bundel die ik graag wilde hebben. Ik downloadden de bundel in die tijd wel op mijn e-reader, maar ik vond de gedichten te mooi om op een e-reader te lezen. Ik wilde ze in mijn hand houden, er potloodstrepen bij kunnen zetten. Gisteren zag ik dat de bundel antiquarisch bij de Slegte was te krijgen. Eerder had ik diezelfde bundel bij een antiquariaat gezien voor boven de vijftig euro, hier kostte hij twintig euro. Een dag later had ik hem in huis.
Ik begin erover omdat ik al snel een gedicht tegenkwam dat wel past bij onze voormalige levensstijl. Ik zeg voormalig omdat ik hoop dat er aan die levensstijl nu een einde komt. Het is wel mooi geweest, dat verhuizen. Het gedicht is er niet minder mooi en treffend om. Het gaat zo:
Iedere huis is toch een noodwoning
Wij kregen een nieuw huis
met ramen vol bomen buiten,
met bedden om in te huilen
en te lachten, en ik de tuin
één struik met bloemen van vrede.
Al waren die van papier
ze bleven tot ons plezier
goed in de wind en de regen.
Vaak keken we naar buiten
en zeiden ‘kijk, dorpelingen,
zouden ze praten of zingen
(hun lippen bewegen) of fluiten?’
Soms lieten wij hen binnen
in de huiskamer op visite,
wij gaven hun thee en muziek en
handen als ze weer gingen.
Maar we lieten die mannen en vrouwen
nooit in de slaapkamer of de
kelder, want daar stonden de koffers
gepakt voor ons eenmaal vertrek.
Dat de bloemen het lang zouden houden
geloofden wij immers niet echt.
Willem van Toorn
Vermeer is in Delft overal.
Lotgevallen
Woensdag 23 oktober, Delft
Ik heb het idee dat ik mijzelf zo’n anderhalve maand heb uitgezet. Alles waar ik mij mee vermaak heb ik aan de kant gezet. Ik had die anderhalve maand maar één opdracht: een thuis creëren. Dat wil zeggen: eerst een huis vinden en daarna inrichten. Het huis is gevonden en die inrichting is nu zo ver dat ik ook wel eens aan andere zaken kan denken.
Soms kreeg ik van vrienden de suggestie dat ik die voorstelling moest gaan zien of die tentoonstelling niet mocht vergeten. Ik blokte het, wilde er niet aan denken. Ik mocht mij niet laten afleiden, niet aan verleidingen overgeven. Eerst moest dat huis klaar. Er vond een soort verkokering plaats die erg ongezond voor me was. Ik werd ongelukkig en opgefokt van.
Gisteren vond er een belangrijke gebeurtenis voor me plaats. Ik heb in Delft mijn eerste boek gekocht. De Lotgevallen van Sacha Bronwasser, korte verhalen geschreven met als inspiratiebron een kunstwerk. De recensies zijn lovend. Ik werd vooral getrokken door de toon van schrijven van Bronwasser. Die vind ik buitengewoon prettig, het is helder, aangenaam. Haar stijl neemt je zonder bedenkingen mee in een andere wereld.
Dat meenemen is voor mij essentieel. Ik merk dat ik niet zonder lezen kan. Als ik niet dagelijks kan lezen word ik, net als elke verslaafde, ongedurig, prikkelbaar en raak ik uit balans. Nadat ik gisteren en vandaag heb gelezen merk ik dat ik weer samenval met mezelf. Ik lees niet, zoals diverse vrienden van me, om wijzer te worden, om meer te weten. Het is mijn behoefte om in de fictieve werelden van anderen te kruipen en, ik zeg het met enige schaamte, mij daar vrij kritiekloos aan over te geven. Het is de macht der gewoonte. Voor wie een mooi boek zoekt: De Lotgevallen.
Gelukkig is er in Delft een goede boekhandel, Paagman. Wat Van der Velde voor het noorden is, is Paagman voor Den Haag en omgeving. De hoofdvestiging staat in Den Haag, maar daar omheen zijn diverse ook zeer fijne, iets kleinere Paagmannetjes. Geen kwaad woord over die boekhandels. Of toch wel.
Ik was in de Paagman bij het Binnenhof en vroeg of ze ook De Vreemdeling van Camus op voorraad hadden. De vriendelijke dame zocht het op, wat haar niet lukte. Op een gegeven moment vroeg ze: ‘Is het Camus met een k of een c.’ Voor een boekverkoopster vind ik dat toch een kleine doodzonde zo’n vraag.
Het is trouwens niet waar dat De Lotgevallen het eerste boek is dat ik hier in Delft koop. Een paar weken geleden was ik in een kringloopwinkel op zoek naar een stoel en belandde op de afdeling tweedehands boeken. Ik weet inmiddels dat kringloopwinkels de mooiste boeken in huis kunnen hebben.
Naar aanleiding van dat bezoek schreef ik het volgende gedicht. Ik weet niet of het in mijn verzameld werk komt, maar ik heb het wel geschreven. Of is het meer een notitie? Och, wat maakt het uit.
Kringloopwinkel
Ik zoek een stoel
voor mijn nieuwe huis
en vind een gedichtenbundel.
Titel: gedichten.
Auteur: Jan Emmens.
Wat een prachtige vondst!
Zo vergaat het mij nu altijd.
Ik zoek het nuttige
en vind het onnuttige.
Dit bankje staat voor een andere boekwinkel in Delft, Boekhandel de Omslag. Met dat hart-onder-de-riem-gedicht van Ida Gerhardt.
Gordijnen
Maandag 21 oktober, Delft
We kregen de sleutel van het appartement begin oktober. We konden ons niet permitteren eerst het appartement in te richten en dan over te gaan. We konden niet overgaan, want we hadden niets. We verbleven in huisjes in recreatieparken waar je in Nederland, hoe beroerd ook, een vermogen voor betaald. Vandaar dat we het kale appartement betrokken. Onze tassen en koffers lagen ergens tegen de muur, verder leefden we op een betonnen vloer tussen betonnen muren. Aangezien we alles in Cadouin hadden achtergelaten, waren er geen meubels, geen handige apparaten zoals een wasmachine.
De afgelopen tijd was onze belangrijkste taak het creëren van een huis waarin we ons weer thuis voelen. Er moest een vloer komen, meubels, een bed, kasten, ga zo maar door. Voor wie denkt: nou, dat koop je dan toch even, die heeft het mis. Daarvoor moet je het nodige organiseren en rekening houden met lange leveringstijden. Het is een oefening in nederigheid. Met weemoed dacht ik aan onze spullen in Cadouin.
De eerste aanschaf was een matras, waardoor we niet op de opblaasbedjes op de betonnen vloer hoefden te liggen, die we voor de zekerheid hadden meegenomen. Met het matras kochten we een bed bij Ikea, maar dat bed kregen we niet mee in de auto dus we moesten wachten op levering. Het matras ging gelukkig wel mee, waardoor we vanaf de eerste dag tenminste lekker lagen. De dagen daarop voelde ik me een soort student, niks hebben, alleen een matras op de vloer.
Langzaam vulde ons huis zich met spullen. Een tafel (€65 op Marktplaats) wat een genot! Een mooi ding ook nog. Zes eettafelstoelen, oude caféstoelen (€125 op Marktplaats), helemaal naar onze zin. Wehkamp bracht een bank die we niet hadden uitgeprobeerd, geheel tegen mijn principe in. Gelukkig blijkt hij prima te zitten. Een wasmachine, eindelijk wassen. Daarna drogen in een droger. Vooruitgang!
Afgelopen weekend werd de opbouw van een thuis afgerond met het ophangen van gordijnen. Tot nu toe leefden we in een soort etalage. Gelukkig ligt het appartement wat hoger zodat we geen inkijk van de straat hebben. Maar de huizen aan de overkant? De appartementen verder weg aan de zijkant? Regelmatig liep ik in mijn blote kont in een kamer vol licht en voelde me, ondanks dat ik zoveel mogelijk achter meubels wegkroop, bekeken.
Niets zo belangrijk als gordijnen. Ze sluiten de wereld buiten. Eindelijk het gevoel echt alleen te zijn. Intimiteit. Een hond heeft een hol nodig waarin hij kan wegkruipen. Ik moet aan mijn vader denken die, als hij thuis was, het liefst de luxaflex dicht deed. Geen inkijk. Hij wilde niet gezien worden. Nou hebben luxaflex iets van tralies, gordijnen vormen een zachte vacht rond een cocon. Maar ik begrijp me vader, de behoefte aan afsluiting.
Daarvoor mis ik Cadouin. Gewoon op ons weggetje lopen, door de bossen zwerven en weten dat de wereld ver weg is, een heerlijk gevoel. Een huis hebben waar vrijwel nooit iemand langskomt, dat verlaten op een berg ligt, geen burengerucht, geen beleefde plichtplegingen, alleen jezelf als gezelschap, een vorm van groot geluk. Met die gordijnen zijn we eindelijk weer thuis.
We hebben nu zelfs een kledingkast. Alle eer voor mijn zwager die de weg weet tussen al die Ikea-onderdelen. Lof en dankbaarheid!
Lot
Zondag 20 oktober, Delft
Toen we begin november 2020 van de Cevennen naar Nederland verhuisden hingen sombere wolken boven het land en die zijn maanden niet meer weggegaan. Die overgang van de zachte nazomer in Saint-Hippolyte naar de diepe herfst in Groningen was te groot en heeft ervoor gezorgd dat het beeld dat ik kreeg van Nederland negatief was. Het bleef schrijnen dat we ongepland Frankrijk hadden moeten verlaten, verjaagd door Corona die ons alle inkomsten had ontnomen.
Hoe ander is het nu. We zijn geland in een mild Nederland. Ik was opnieuw bang voor die harde overgang, maar niets van dat alles. Ik loop nog steeds in mijn zomerjas door de stad, de Hollandse herfstluchten blijven uit en de terrassen in Delft zitten tot laat in de avond vol. Ik beschouw het als een cadeautje deze zachte overgang.
Wyb en ik zitten aan het ontbijt en verwonderen ons over de mazzel die ons is overkomen. Nadat we zonder huis uit Cadouin waren vertrokken, waren we best desperate, niet dat we in paniek waren, maar de vraag hoe en of we ooit een huis kregen in Nederland hing toch dreigend boven ons huis. Wat ons ook was aangeboden, wij hadden het genomen.
Ik zelf had het liefst in Den Haag gewoond. Enigszins naïef, want nu ik er doorheen rij, merk ik dat ik alleen het centrum kende. Maar meer dan het centrum is Den Haag een aaneenrijging van buitenwijken met rijen flats, precies die flats waar wij ook naar op zoek waren, die achteraf in troosteloze buitenwijken blijken te liggen, ver weg van dat gezellige centrum.
Aan Delft had ik eigenlijk nooit gedacht. We zochten ook daar wel, alles was goed, maar ik had er geen beeld bij. Ik was ooit een paar keer in het plaatselijk theater geweest in een poging voorstellingen te slijten. En dan opeens kregen we dit appartement aangeboden. Delft? Ik weet het niet, dacht ik nog. Foute gedachte. Wat een mazzel, dat wij, naïevelingen, op zoek naar onderdak uitgerekend dit vriendelijke appartement in onze schoot kregen geworpen.
‘Het is maar goed dat we de foto van mijn vader hebben meegenomen,’ zegt Wyb. De foto staat, sinds wij hier zijn op het aanrecht. ‘Je vader is tot grote dingen in staat. We moeten hem dankbaar zijn,’ zeg ik. Wyb gelooft nog wel eens in hogere krachten, ik totaal niet. Maar het blijft het lot uit de loterij dit appartement.
Het licht in het appartement is door die grote glazen wand magnifiek. Ik denk dat het een ideaal schildersatelier zou zijn. Helder, egaal licht. ‘Het is zo belangrijk dat je lucht ziet als je in de stad woont,’ zegt Yolanda die ons gisteren hielp met schilderen. En zo is het. Gelukkig zien we lucht te over.
De kastanjes in het parkje tegenover ons onthullen ons elke dag meer de huizen achter het parkje. Delft laat zich steeds meer zien. In dat decor schieten voortdurend fel gekleurde halsbandparkieten langs.
Hap
Donderdag 17 oktober, Delft
Ik pak uit De Veste, het plaatselijk theater, de theatergids mee. Een groen omslag, met daarop groot: Vind wat je niet zoekt. Uitdagende uitnodiging. Maar als ik het doorblader, vind ik eigenlijk niets wat ik niet zoek. Dat is jammer. De omslag is uitdagend, het programma maakt dat eigenlijk niet waar.
Dat is niet vreemd, want vorig jaar waren Wyb en ik drie weken in december in Nederland en we wilden dolgraag naar het theater. We spitten gidsen van elk Noordelijk theater door, maar we vonden eigenlijk niets interessants, niets waarvoor wij een winteravond zouden willen opofferen. Veel middle of the road, natuurlijk veel cabaret, dat gaat er in als koek. Maar alles wat een beetje echt uitdagend is, iets complex en onconventioneel, waar wij van houden, want op het gebied van theater zijn wij namelijk rete elitair, wat ik overigens als een vorm van beroepsdeformatie beschouw. Ons referentiekader is te groot om nog middle of the road te willen bezoeken. Middle of the road zijn we ook in onze tijd mee doodgegooid, het kon niet op. De zoveelste keer… Vul maar in, je zou een hekel aan theater krijgen.
Dat neemt niet weg dat er in ‘onze tijd’ elk zichzelf respecterend theater volop spannende producties programmeerde. Dat beschouwde iedere theaterdirecteur als zijn heilige plicht. Tineke Schouten, Slagerij van Kampen, prima, maar daar moest toch wel iets tegenover staan, Truus Bronkhorst bijvoorbeeld, of De Warme Winkel, voorstellingen waardoor je echt verrast werd, of geschokt. Voorstellingen die werkelijk iets met je deden.
Het is mijn stellige indruk dat het heilige moeten is verdwenen. Ik vind het lastig om het zo stellig te poneren, want ik heb natuurlijk helemaal niet meer een overzicht van dat theaterveld. Maar toch. In de Groninger Schouwburg of De Harmonie in Leeuwarden waren in december altijd interessante voorstellingen. En vorig jaar: slappe hap.
Ik consulteer een vriend die het theaterleven de afgelopen jaren wel goed heeft gevolgd. Zijn antwoord: ‘Lapzwansen…. deels de oorzaak van de opportunistische tijdsgeest die nog steeds verder oprukt. En ook het vieren van oppervlakkigheid, hedonisme en nog zo wat egoïstische zaken leiden tot minder verdieping en de behoefte daaraan.’
Ik probeer nog even: ‘Wat vind je van algehele laksheid, angsthazerij, onverschilligheid, onkunde, geen werkelijke liefde voor het theater? als het om de nieuwe lichting directeuren gaat?’
Mijn vriend: ‘Allemaal goed, helaas. Ik zie hier wèl al weer een fraai blog voor mijn geestesoog opdoemen!’
Ik: ‘Ik weet het niet. Ik heb eerlijk gezegd te weinig zicht meer op de sector. Is het alleen in de theaters die ik ken zo? Of overal? En de kans is natuurlijk groot dat het alleen boomergepruttel is, ouwe mannen gelul wiens tijd het is geweest. Denk je niet?’
Mijn vriend haalt toch nog even uit: ‘Angsthazerij en gebrek aan visie…. het is aan de orde van de dag in veel theaters helaas. De podia die zich echt inspannen voor een sterk programma worden minder en minder in aantal. Dus wat wij vinden is géén boomergepruttel, maar veeleer een uiting van passie en visie die bij veel podia aan het verdwijnen is. En ja, dan val je met je gedachtengoed al snel buiten de boot. Maar gelijk hébben we zeker en vast. Maar krijgen, dat gebeurt ons niet meer. Anciënniteit is iets dat in onze hippe westerse samenleving niet (meer) bestaat.’
Ik kruis wat voorstellingen aan in de Delftse theatergids, maar of ik ga? Ik weet het niet. Ik hoef, wat een prachtig leven, alleen nog maar naar voorstellingen die ik echt wil zien.
Pakket
Dinsdag 15 oktober, Delft
Vandaag belt de postbode aan. Niet zo heel bijzonder, want hij belt vaker, dan kan hij namelijk in ons appartementencomplex komen. Waarom hij mij daarvoor uitkiest weet ik niet. Misschien heeft hij al door dat ik er veel ben. Maar vandaag heeft hij zowaar een pakket voor mij. Altijd leuk om een pakket te ontvangen als je het niet verwacht.
Ik loop er snel mee naar onze nieuwe tafel (€65 op marktplaats, morgen halen we nog 5 Thonet stoelen op voor €130, ook Marktplaats en onze eettafel is compleet) om te kijken wat en van wie het is. Het is een vol pakket, want ik pak uit:
Surplace, een boek van Ariejan Korteweg over de ziel van Frankrijk. Als ik dat boek zie weet ik meteen wie de afzender is, al heeft hij het niet op het pakket gezet.
Het Primswoordenboek Frans-Nederlands.
Het Prismawoordenboek Nederlands-Frans
Een boek van een schrijver die ik niet ken, Andreï Makine. De titel: La terre et le ciel de Jacques Dorme. Het is duidelijk dat de afzender mij overschat.
Het Fransche Gaatje, Zeven kolderverhalen over een geul op het Wad, van Eric de Groot (mij onbekend).
Steltlopen door de tijd, van Manet van Montfrans (eveneens onbekend). Over geheugen en geschiedenis in de moderne Franse literatuur.
En ten slotte, wat boeken betreft, De smaak van het verleden van Barbara Ketcham Wheaton, ook nog nooit van gehoord, over de Franse keuken van 1300 tot 1789.
En, het laatste, waar ik erg blij mee ben, een flesje 4711 Original Eau de Cologne, plus twee stukjes zeep van dat merk, dat alles in originele verpakking.
Ik ben zo blij met dat flesje 4711 omdat de geur van het Keulse Water mij meteen terugbrengt bij mijn oma. Die geur hing overal om haar heen, zelfs in sommige laden van kasten. Het is de geur van een oma waarvan je hebt gehouden.
Het pakket komt op het goede moment. Muren, overal zie ik muren die nog moeten worden geverfd. Sommige zijn inmiddels wit door de voorstrijk, maar dan moet er ook nog de echte verf overheen. Het pakket betekent troost voor me. Ik ga op de bank zitten en ruik aan mijn oma. Mijn oma is uit de tijd dat ik me nog niet druk hoefde te maken over ongeverfde muren.
Ik begrijp dat ze zeldzaam zijn, maar als het enigszins kan, moet u een vriend zien te krijgen die huizen leeghaalt van mensen die of zijn overleden of die kleiner moeten/willen gaan wonen. Mijn vriend is dat gelukkig wel en daarmee is hij een soort schatgraver. Zo nu en dan, zoals nu, mag ik een graantje meepikken van dat schatgraven. Zijn timing om het pakket te sturen is perfect. Troost. Het zijn ook de eerste boeken in dit huis. Mijn eigen boeken zijn in Cadouin achtergebleven.
Luxe
Maandag 14 oktober, Delft
Sinds wij permanent in de Dordogne hebben gewoond, ervaar ik met toenemend plezier de luxe van Nederland. Toen wij voor het eerst naar ons appartement gingen kijken, liepen we eerst een rondje om het huis. Sorry, fout woord, een rondje kan niet, voor ons huis is een lange gracht met woonboten. Ons appartement is deel van een complex. Om ons huis heen wandelen kost toch wel zeven minuten. Toen wij vanaf het bosje achter de woonboten naar ons huis keken, zagen we dat de gevel van ons huis als enige vuil was. Sommige ramen waren groen beslagen, evenals de zuilen die het grote raam op zijn plaats houden. Bij de oplevering maakte ik er een opmerking over, de man die de oplevering deed noteerde iets.
En verdomd, zonder te vragen of er nog achteraan te gaan, kreeg ik vrijdag een sms’je: ‘Wij komen maandag uw gevel reinigen.’ Vandaag gevolgd door: ‘Wij zijn onderweg.’ Even later kwamen er twee mannen binnen. Het zou me niet verwonderen als ze beiden supporter van Feyenoord zijn. Ik weet wel dat ze alle twee een Frans buldogje hebben. Een liet vol trots een filmpje zien. ‘Veertien jaar oud.’ Twee mannen die zomaar je gevel komen reinigen, en spontaan de ramen binnen ook nog eens meenemen. En ondertussen onderhoudend kouten. Ongekend, kom daar in de Dordogne eens om.
Zo dadelijk wordt een bank gebracht die wij hebben besteld. Een sms laat weten dat ze om 15.25 uur voor de deur staan. Ik moet dan meteen denken aan de Franse winkel Maison du Monde die tot drie keer aankondigde onze tuinset te brengen. Twee keer zagen we hun vrachtwagen aan de overkant van de vallei rijden. Twee keer kwamen ze toch niet langs. ‘We konden het toen niet vinden,’ zeiden ze de derde keer, weken later.
Het is toch jammer dat Nederland verpest wordt door één man die zijn vingers niet van twitter kan houden en dat 30% daar intrapt en op hem stemt. Wat zou Nederland een vriendelijke land zijn als ze niet die fixatie hadden op asielzoekers. Zelf merk ik niets van asielzoekers, laat staan van een crisis.
Van Wilders mocht Femke Halsema het land uit. Van mij mag Wilders het land uit. Ik stel voor dat we aan fondswerving gaan doen. We zorgen dat we geld bijeen brengen om voor Wilders en zijn Hongaarse vrouwe een enkeltje Boedapest te regelen en daarbij genoeg geld meegeven om het tot zijn pensioen daar vol te houden. Soms moet je de oude meuk het huis uit gooien. Wat een fantastisch land zal dat Nederland dan worden.
Als de glazenwassers klaar zijn, blijkt er twee keer zoveel licht in het huis te vallen dan we al dachten.
De driepersoon zitbank wordt inderdaad keurig om 15.28 uur gebracht. Onderhoudend kouten was er niet bij, dat was dan wel weer jammer.
Water
Zondag 13 oktober, IJhorst
Het heeft altijd iets triests om een bedrijf te bezoeken waar je leiding aan hebt gegeven. Het is altijd fascinerend om te zien hoe snel bedrijven veranderen waar een directiewisseling heeft plaatsgevonden. Een van de eerste dingen die verandert, let maar eens op, is het logo. Wat de plas van de reu tegen de boom is, afbakening van grondgebied, is het logo voor nieuw management. En vervolgens moet je als voormalig directeur toezien hoe je opvolger de meest domme dingen verandert waardoor het bedrijf hard achteruit kachelt.
Als je het na een paar jaar toevallig weer eens bezoekt, is het een ander bedrijf geworden. De medewerkers waar je zo op was gesteld hebben een andere baan gevonden. De meubels zijn verzet, het lichtplan is veranderd. Daar sta je dan in het bedrijf waar je jarenlang keihard voor hebt gewerkt, lief en leed hebt ingestopt: het is gekaapt. Ik probeer dit soort situaties meestal te vermijden, ik blijf liever weg, het verleden komt toch niet meer terug. En een flauwe afspiegeling maakt het alleen maar pijnlijker.
Gisteren stonden we door een samenloop van omstandigheden in Ogterop als bezoekers van de toneelvoorstelling De zaak Shell. De voorstelling katapulteerde mij naar de jaren zeventig. De tijden van Proloog, GL2 en de Internationale Nieuwe Scène herleefden. De zaak Shell is een onvervalst leerstuk. Monoloog na monoloog, van Shell-directeur tot klimaatactivist, krijgen we inzicht in de klimaatproblematiek. Maar ja, het is geen ander gevoel dan dat ik elke dag heb bij het lezen van mijn twee kranten. Onmacht, wie gaat dit oplossen?, somberheid, dit wordt niet opgelost.
Na de voorstelling werd het gelukkig ouderwets gezellig. Met onze beste theatervrienden stonden we rond een tafel te drinken alsof er toch niets was veranderd. Zelfs de bitterballen ontbraken niet. Het bleek een illusie te zijn.
Ik ga ff lekker vals worden. Een van de dingen die in Ogterop is veranderd, is dat de horeca in handen van de Meenthe is gevallen, het theater van de aanpalende gemeente Steenwijk. Het is zo’n theater waar de bierpomp belangrijker is dan de artistieke opdracht van een theater. Het is, zeg maar, het SBS 6 onder de theaters. Vandaar dat Wyb er nooit een donder mee te maken wilde hebben.
De drank vloeide, bitterballen verdwenen op grote schaal in de monden. Een vriendin krijgt dorst en loopt naar de bar voor een glas water. Nee, een glas water krijgt ze niet, ze kan een flesje Spa blauw bestellen. ‘Ik wil gewoon even wat water.’ ‘Nee, dat krijgt u alleen als u een consumptie bestelt.’ ‘Ziet u niet hoeveel drank wij al hebben besteld?’ Een relletje is geboren.
Een andere vriend pakt een glas van de tafel en loopt naar de spoelbak om water te tappen. De dame achter de bar kijkt woedend toe. ‘Ik vind dit heel ongepast,’ zegt ze tegen mijn vriend die een buitengewoon nette burger is en ontzettend veel consumpties gebruikt in dit theater. Een andere vriendin loopt demonstratief naar de wc om een glas water te halen. Steeds als we nieuwe wijn bestellen, vragen we er glazen water bij.
Bij de Meenthe weten ze nog niet dat kortzichtigheid en zeikerigheid de dood in de pot is voor de sfeer in een theater. Ik raad de directie aan eens naar Frankrijk te gaan waar het wettelijk verplicht is om, wie er ook komt eten, een karaf water op tafel te zetten. Gratis. Climate setting, weet iedereen die een cursus klantvriendelijkheid heeft gevolgd, essentieel voor het tevreden klant gevoel.
Toekomstdroom
Zaterdag 12 oktober, Delft
Vandaag bedacht ik dat de Dordogne wel eens de toekomstdroom van Geert Wilders kan zijn. Dat klinkt lullig voor de Dordogne, want je wilt natuurlijk niet de toekomstdroom van Geert Wilders zijn. Maar toch, onbewust, en tegen je wil, kun je dat toch zijn.
Ik bedoel hier het volgende mee. De Dordogne is verre van een multiculturele samenleving. De Dordogne is zo wit als wit maar kan zijn. Wilders likt zijn vingers erbij af. Daarom belachelijk natuurlijk dat het grootste deel van de bewoners op Le Pen heeft gestemd. Immigratie, het komt in de Dordogne niet voor. Geen problemen, geen crisis, zou je kunnen denken.
De Spaanse premier Sánchez zei deze week: ‘Zonder extra immigranten stort onze economie in.’ Zijn uitspraak staat diametraal tegen het standpunt van de Nederlandse regering. In de Dordogne heb ik kunnen ervaren wat Sánchez daarmee bedoelt.
De Dordogne is een samenleving van oudere mensen die voldaan genieten van hun verdiende pensioen, hun rechtmatig, of onrechtmatig verkregen vermogen, wie zal het zeggen. Dat klinkt luxe, en is het ook. Maar zo’n samenleving leidt ook tot problemen.
Ik heb anderhalf jaar geprobeerd een timmerman te krijgen. Niet gelukt. Een tandarts, niet te vinden in de Dordogne. Mocht ik iets aan mijn gebit krijgen, dan zou ik moeten terugvliegen naar Groningen waar ik nog een tandarts heb.
Ik heb wat rare bulten op mijn rug, vermoedelijk wratjes, en vroeg aan mijn huisarts (met de groots mogelijke moeite te krijgen) of ze wel goedaardig waren. Ze vond dat ik naar dermatoloog moest, maar zei daarbij: ‘Die is hier in de Dordogne echt niet te vinden. Als u naar Nederland gaat, laat u zich dan daar onderzoeken.’
Zonde dat ik het moet zeggen. De Dordogne is een prachtig gebied, ik woonde er met ontzettend veel plezier, maar economisch gezien is het, op het toeristenseizoen na, nagenoeg comateus. Zie er maar eens een baan te vinden, zie er maar eens werkend mens te vinden.
Hoe anders is het in Nederland. Ondanks alle stoere taal van Faber, ‘onze’ minister van Asiel en Migratie, leven we in een multiculturele samenleving waar ik ook vandaag weer de vruchten van heb mogen plukken. Voor een deel wordt onze verhuizing namelijk gered door Mehdi, een Iraanse man, die dertig jaar geleden is gevlucht voor Khomeini. Vandaag heeft hij als klusjesman bij ons de gordijnrails opgehangen, een spiegel in de wc en diverse lampen. In tegenstelling tot Wyb en mij heeft hij een boor en twee rechter handen.
Vorige week waren twee Marokkaanse jongens uit Rotterdam ons laminaat aan het leggen. Een medewerker van de aannemer verhielp op hetzelfde moment een lekkage bij ons slaapkamerraam. Ik durf er vergif op in te nemen dat hij, of zijn vader, ook afkomstig is uit een mediterraan land. En om het beeld compleet te maken. Ook die dag was onze Iraanse klusjesman Mehdi ons Ikea bed in elkaar aan het zetten.
Leve de multiculturele samenleving. Flikker ze het land uit, werk aan hun terugkeer, zoals de flapdrollen Faber en Wilders graag willen, maar wie zet dan mijn bed in elkaar, wie legt mijn vloer, wie dicht de lekkage van mijn raam? Wie verzorgt mij als ik definitie op bed lig, oud en der dagen zat, om mij te behoeden voor doorlig plekken? Er is altijd wel iemand te vinden? In de Dordogne niet, hoor. Volgens mij is de premier van Spanje een wijs man.
Batavierenland
Donderdag 10 oktober, Delft
Mijn hele leven is de sympathie voor Israël groot geweest. Als er weer een conflict was in het Midden-Oosten, hoopte ik dat het Israël niet te veel kwaad zou doen, of dat ze als overwinnaar uit de strijd zouden komen. Ik weet ook waar die sympathie vandaan komt.
Al jong, op de basisschool, was ik geïnteresseerd in geschiedenis. Toen al maakte ik kennis met de Holocaust en las ik met verbazing en afschuw waar de mensheid toe in staat is. En dan te bedenken dat het einde van die catastrofe slechts negen jaar voordat ik werd geboren was afgelopen.
Iets later verwonderde ik mij erover dat die oorlog in het dagelijks leven vrijwel geen rol meer speelde. Het enige wat ik ervan merkte, was dat mijn opa weigerde om naar de Duitse televisie te kijken. Gelukkig had ik een onderwijzer die de oorlog voor ons tot leven bracht door verhalen te vertellen. Hij kon dat als geen ander. Door hem kreeg ik inzicht in de geschiedenis van de Joden en de staat Israël.
Een ander reden voor die sympathie, laat ik eerlijk zijn als Nijmeegse jongetje, werd ontwikkeld door de Nijmeegse Vierdaagse. Het was de tijd dat de Vierdaagse nog het meest weg had van een militaire parade. Israël was steevast vertegenwoordigd door een peloton vrouwelijk militairen. Ze marcheerden als de beste, en het meest bijzondere, mooiere vrouwen hadden we in Nijmegen nog nooit gezien. Overal waar ze langskwamen klonk applaus. Hun schoonheid en trots, het strakke gelid, daar waren we erg gevoelig voor. En iedereen had sympathie voor Israël.
Naarmate ik ouder werd, maakte ik een scherper onderscheid tussen het Jodendom en de staat Israël. Ik merkte dat mijn sympathie toch meer uitging naar het Jodendom dan naar Israël. Ik leerde het Jodendom vooral goed kennen door mijn liefde voor de Joods-Amerikaanse literatuur. Isaac Bashevis Singer, Malamud, Philip Roth, Henry Roth, ik verslond hun boeken. Door hen kreeg ik een inkijk in het Joodse leven.
Ik moet zeggen dat mijn sympathie voor Israël een stevige kanteling heeft gemaakt. Je zou toch verwachten dat een staat, mede ontstaan door de Holocaust, een hoger moreel besef heeft dan staten die dat niet hebben meegemaakt. Mijn moeder zei altijd: wat gij niet wilt wat u geschied, doe dat ook een ander niet. Maar die gij, Israël, handelt even immoreel als de toenmalige staat Duitsland die hen zoveel onrecht aan heeft gedaan.
Maar Hammas is de agressie op 7 oktober begonnen, hoor je dan al snel. Als er één conflict is waarbij je niet precies kunt zeggen wie, wanneer en hoe als eerste begon is het wel het Palestijns conflict. Alhoewel.
Ik heb me wel eens afgevraagd wat er zou gebeuren als blijkt dat in Rusland een bloeiende Batavieren samenleving bestaat. De Batavieren wordt onrecht aangedaan door een of andere autocratische gek en Rusland zegt: ‘De Batavieren hebben historisch recht op een stuk land aan de Noordzee.’ Ze laten een groot deel van de Batavieren naar Nederland verhuizen en samen met een aantal andere landen roept Rusland Batavierenland uit. De provincies Noord- en Zuid-Holland, het meest strategische stukje Nederland, vallen sindsdien onder Batavierenland. In de andere provincies mogen Nederlanders wonen, maar ze mogen Batavierenland niet meer in.
Dat Batavierenland neemt steeds meer land in van wat overbleef van Nederland. Zelfs Friesland en Limburg worden nog ingelijfd. Even later Gelderland en stukjes Utrecht. Veel Nederlanders vluchten naar België en Duitsland, waar grote Nederlandse gemeenschappen ontstaan.
Wat zou ik doen in zo’n geval? Ik vrees dat het niet lang zou duren of ik zou tunnels gaan graven en vanuit Brugge raketten op Amsterdam afschieten, waar de regering van Batavierenland zetelt
Björksnäs
Dinsdag 8 oktober, Delft
Wyb en ik staan voor een balie in de Ikea. Met een verkoper nemen we door wat we nou precies hebben besteld. Hoofd aankoop is Björksnäs, een tweepersoonsbed. De beslissing om ons huis in Cadouin onaangetast te laten heeft verregaande consequenties. Het betekent dat we eigenlijk alles nieuw moeten kopen. Steeds meer voel ik me in wittebroodsweken. We zijn net getrouwd en mogen ons eerste huis inrichten. Een feestelijk gevoel, al zegt onze bankrekening ‘waarom heb je de boel niet gewoon van Cadouin naar Delft verhuisd?’ Tsja, ik zou het een wrede daad naar Cadouin hebben gevonden, een vorm van verraad.
‘En wilt u het bed door onze servicedienst in elkaar laten zetten,’ vraagt de verkoper.
‘Zeker,’ zeg ik. En ik denk aan de keer dat Wyb en ik samen een Ikea kast in elkaar wilden zetten en uiteindelijk met bebloede handen tegenover elkaar stonden. Beiden waren we met onze schroevendraaiers uitgeschoten en lukte het ons niet om maar enige vorm in de kast te krijgen. Uiteindelijk belden we een vriend of hij ons uit de brand wilde helpen.
‘Nou, laten we dat nou niet doen, Gerard. Je weet dat ik de laatste tijd best wel Ikea spullen in elkaar heb kunnen zetten. Heb nou maar vertrouwen in me.’
Ik kijk Wyb met bewondering aan. Wat een overmoed.
‘Jij hoeft echt niets te doen. Ik zet dat bed zelf in elkaar.’
Overmoed moet beloond worden, maar ik denk het er mijne van. Ik heb de neiging een weddenschap aan te gaan, maar ik wil de feestelijke aankoop avond niet verpesten.
‘Nee,’ zeg ik. ‘Bij nader inzien maken we geen gebruik van de servicedienst.
Als sinds jaren vind ik Ikea een bedrijf dat zich specialiseert in het pesten van mensen. Ik kan de organisatie feliciteren. Met Björksnäs heeft Ikea de hoogste graad van sarren bereikt.
Een paar avonden later kondigt Wyb aan dat ze het bed in elkaar gaat zetten. Ik wens haar veel succes. Ze blijft opmerkelijk lang weg. Zo te merken gaat het haar inderdaad goed af.
‘Gerard, je moet nou toch echt even komen helpen,’ roept ze vanuit de slaapkamer.
Als ik binnenkom, zie ik dat alle onderdelen van de Björksnäs nog los van elkaar liggen.
‘Ik ben al die tijd bezig geweest met dit buisje, dat ik in dit gaatje moet schuiven zodat ik deze schroef er in kan draaien.’ Zo, daar is ze dan best lang mee bezig geweest. ‘Als jij dit nou recht houdt.’
Vervolgens zijn wij anderhalf uur bezig met het buisje zo in het gaatje te schuiven dat we de schroef er in kunnen draaien. Ik hou mij goed. Ik zou veel kunnen zeggen, heel veel kunnen zeggen. Na anderhalf uur zie ik dat Wyb zelf ook moedeloos wordt, en dan durf ik het. ‘Lieve schat, we stoppen ermee, we bellen gewoon die servicedienst.’ Tot mijn grote verbazing geeft Wyb geen weerwoord.
Een dag later komt de servicedienst die van het bouwpakket van de Björksnäs in anderhalf uur een bed in elkaar tovert.
Puberbrein
Maandag 7 oktober, Delft
Een mens heeft maar één psychologische leeftijd, las ik ooit bij Harry Mulisch. Als je dat leest, vraag je je al snel af wat je eigen leeftijd dan is. Die vraag doemde in mijn leven best vaak op omdat ik over dit onderwerp met diverse mensen heb gesproken. Als ik die vraag kreeg, gaf ik altijd als antwoord 17 jaar. Ik moet toegeven dat ik een puberale geest heb. Het denken van een puber heeft nog geen vaste vorm aangenomen, zeggen gedragpsychologen, het gaat nog alle kanten op. Dat herken ik meteen. Conform het advies van Johnny van Doorn, De geest moet waaien!, blijft in mijn geest een stevige bries blazen.
Ik zeg dit allemaal om onderstaande foto te rechtvaardigen. Het is natuurlijk een buitengewoon kinderachtige, puberale foto, maar toch kan ik van dit soort zaken genieten. Het begon heel onschuldig. Wyb en ik reden op het eind van de dag van Delft naar IJhorst. Eerst zouden we nog iets gaan eten in onze oude pizzeria in Meppel. De reisde duurde echter lang door files en onze trek nam toe. Vandaar dat we bij een pompstation even stopten om te snacken.
Wyb nam een bamischijf en ik een frikandel. We besloten ze in de auto op te eten, want het werd later en later en dadelijk zou de pizzeria dicht zijn. Ik stap in de auto en om mijn autogordel om te doen, zet ik het bakje met de frikandel tussen mijn benen. En toen verscheen het beeld dat ik niet kon laten te fotograferen. Ja, het is onsmakelijk. Ja, het is puberaal. Maar toch kan ik van zo’n beeld genieten. What’s on a man’s mind, vroeg Freud zich af. Zeker in een puberale door testosteron geplaagde geest is dat altijd duidelijk. Zie foto.
Nog even een nawoord. Ik wil toch laten weten dat het echte, originele, frisse puberbrein bij me is verdwenen, moet ik als 17-jarige toegeven. Ik spreek nu liever van een enigszins verouderd puberbrein. Met het accent nog steeds op puberbrein.
Ziel
Zondag 6 oktober, IJhorst
De oplettende lezer heeft het vast al gezien. De laatste blogjes, en ook deze, zijn geschreven in IJhorst. Hè, alweer? Nee, we zijn niet opnieuw verhuisd. Wyb en ik zijn een weekendje uit. Verhuizen, een nieuwe baan, een huis opknappen, het zijn factoren die hoog op de lijst staan van zaken die een mens overspannen maken.
Maanden geleden spraken we met een oud-collega af dat we onze huizen zouden ruilen. Hij zou met zijn vrouw drie weken in Cadouin gaan wonen, wij konden dan drie in weken in hun tweede huis in IJhorst verblijven en daarmee liefst drie weken in Nederland zijn.
Natuurlijk liep alles weer anders. Wyb kreeg een baan bij Buza en we besloten terug te verhuizen naar Nederland. Ons leven op de kop. In de tijd dat we in IJhorst zouden zitten, zijn we nu aan het verven en onze inrichting bij elkaar aan het regelen in Delft.
Om overspannenheid, of, zoals dat nu heet, een burn-out te voorkomen, besloten we in de weekenden toch naar IJhorst te gaan en te genieten van een huis dat wel helemaal af is. Het huis ligt midden in de bossen en is buitengewoon smaakvol ingericht. We worden omgeven door kunst uit de Arnhemse school, die onze oud-collega’s verzamelen.
Over kunst gesproken. Cadouin was te klein om alle kunst op te hangen die we hebben. Vandaar dat een deel, met pijn in het hart, naar de zolder van Anneke verdween. Gisteren hebben we de zolder leeggehaald om het werk mee naar Delft te nemen. Wat is het toch heerlijk om het werk, dat je zo goed kent, weer te zien.
De kunst die we hebben is toch een soort anker. Tekens waardoor je weet wie je bent, waar je ook bent. Mijn ervaring is dat je steeds meer van een kunstwerk gaat houden. Met kunst bouw je je eigen geschiedenis op, het is een constante die bij je blijft. Met het verzamelen van kunst creëer je als het ware je eigen ziel. Dus ik hoop dat we de werken die we nu van zolder hebben gehaald nooit meer stiefvaderlijk hoeven te behandelen door ze op te sluiten op een zolder.
Tot zover het blogje. Waarmee ik een nieuw record vestig. Mijn oom Jan, en collega blogger, -God hebben zijn ziel, want dat zou hij vast prachtig vinden-, had voor zichzelf het criterium gesteld dat een blogje nooit langer dan 350 woorden mocht zijn. Dat vond ik een behartigenswaardig streven, dat ik nooit heb gehaald. Ook hij overschreed wel eens zijn eigen gestelde criterium, het zij hem vergeven. Maar nu, vandaag, is het me gelukt om binnen die 350 woorden te blijven, tenminste, als je deze alinea niet meetelt. Wat er dus op neerkomt dat het me opnieuw niet is gelukt. Mijn eigen, nooit uitgesproken criterium, is dat een blog eigenlijk niet langer dan 500 woorden mag zijn. Vaak lukt het me, vaker niet. Nu dus wel.
All in the family.
Duik
Zaterdag 5 oktober, IJhorst
Ik heb blijkbaar iets met huizen met uitzicht. Om de laatste drie even na te gaan. In Groningen woonden we op verdieping en keken we uit op twee studentenhuizen, het ene huis bewoond door de mannen van Vindicat, het andere door de dames van Albertus. Een fascinerend uitzicht.
En dan is er natuurlijk Cadouin. Ons mooiste uitzicht ooit, uitzicht op een vallei compleet met paarden en bij regen spontaan verschijnende riviertjes.
En nu dan Delft. Een wand van onze woonkamer is één groot raam. Het raam is, als je op een stoel zit, in zijn geheel gevuld met vergelend blad van kastanjebomen. Als je ervoor gaat staan zie je dat we aan een oude gracht wonen en onze overburen in woonboten diep onder ons wonen.
Het is toch gek dat ik, die last heeft van hoogtevrees, het prettig vind om hoog te wonen. Door al dat verhuizen weet ik dat ik niet van straatjes hou. Mensen pal tegenover je, daar houd ik niet van. Ik voel me dan opgesloten en permanent bekeken. Hoog wonen heeft zoiets als in een observatiepost zitten. Je kijkt uit op de dingen en het menselijk gefriemel, en dat is prettig. Het geeft het gevoel dat je er toch niet echt bijhoort.
Het appartement waar we nu wonen heeft een dimensie extra voor me. We wonen, ik schat, zo’n dertig meter boven de grond. Als je voor dat grote raam staat en de zon schijnt, en dat gebeurt deze weken opmerkelijk vaak in Delft, dan ligt de gracht er zo uitnodigend bij om in te duiken. Dat moet kunnen.
Soms word ik door Facebook verleid om naar die filmpjes te kijken die nauwelijks dertig seconden duren. Reels heten ze, geloof ik. Mensen springen met van die vliegkleden van bergen. Mensen springen van rotsen in de duizelingwekkende diepte om dan met een plons in het water te verdwijnen.
Vanuit ons appartement zou dat ook prima kunnen. Ik klim het raam uit en moet mij dan hard afzetten omdat langs ons appartementencomplex een soort steiger loopt, die moet ik bij het springen overbruggen. Ik zet mij af en met een sierlijke duik verdwijn ik in de stadsgracht van Delft. Het filmpje dat Wyb daarvan maakt zal ik toevoegen aan de lawine van filmpjes op Facebook.
Het spelen met deze gedachte is al diverse keren spontaan in mij opgekomen. Maar het zal niet gebeuren. Ik heb hoogtevrees. Op veel gebieden ontbreekt het mij aan lef. En die diarree aan filmpjes op Facebook, waar je verslavend naar kunt blijven kijken, wil ik niet nog meer voeden.
Verhuismartelarij
Vrijdag 4 oktober, IJhorst
Dit is verreweg de zwaarste verhuizing die ik heb meegemaakt, en dat zijn er heel wat. Ik geloof dat de teller nu op 24 staat. Waarom doet een mens dit zichzelf aan, zal de lezer denken. De oorzaak van al die verhuizingen komt voort uit een goed hart, zou je kunnen zeggen. Als theaterman vond ik namelijk dat je boven je brievenbus moet wonen als je ergens de leiding hebt, of in ieder geval, heel dicht. En hup, daar gingen we weer, kris kras door Nederland.
Aan al die vorige verhuizingen heb ik nauwelijks herinneringen, het was elke keer weer een fluitje van een cent. Er was een huis, we verfden een muur, zetten onze meubels erin, klaar was Kees. Nu is het anders. Alles is zwaar en moeilijk. Ik vermoed dat er te veel en te grote muren zijn, de vloer heeft te.veel oppervlakte. Tenminste, daar wijt ik het aan. Maar ik heb nog wel in grotere huizen gewoond dan deze, dus dat kan het eigenlijk niet zijn. Ik heb nu in weken geen boek gelezen.
Het kan ook met ouder worden te maken hebben. Al dat regelen, dat kwasten, het is gewoon te veel voor een zeventigjarige min drie maanden. Of misschien is het de tegenstelling. We woonden daar in Frankrijk zo rustig en zorgeloos, en opeens moet ik weer werken. Hard gelag.
Al weken geen boek gelezen, schreef ik. Maar dat is niet helemaal waar. Ik hou mij op de been met de Zeer Korte Verhalen (ZKV’s) van A.L. Snijders. Ik nam slechts één boek mee van Frankrijk naar Nederland, de Libellenman van Snijders. Ik vermoedde al dat van lezen niet veel terecht zou komen.
Als ik mijn armen niet meer omhoog kan brengen, mijn hoofd overloopt, ga ik even, slechts heel even, zitten, en permitteer ik mij een, twee, drie Zeer Korte Verhalen van A.L. Snijders. Ze zijn mooier dan ooit, vind ik. Vermoedelijk omdat ze zo’n troost zijn in tijden van verhuismartelarij, zoals een vriend het noemde. Even Snijders ademen en dan stofzuig ik en verf ik weer verder.
Overigens heb ik mij voorgenomen dat het de laatste keer is dat ik verhuis. Al zal daar ook wel niets van komen. In voornemens geloof ik al lang niet meer.
55-plus
Maandag 30 september, Delft
Wie straks bij ons op bezoek komt, zal zeker lachen. Men kent ons van ruige streken als Moddergat, Dwingeloo en Cadouin en nu wonen we opeens in een appartement. En niet een gewoon appartement, men zal verrast zijn door de keurigheid van het appartementsgebouw. Voor de verschillende appartementen staan bloemen en schilderijtjes. ‘Hé, wonen jullie in een bejaardenhuis,’ hoor ik onze bezoekers al vragen.
Het is geen bejaardenhuis, maar wel een complex waar over enige tijd alleen nog 55-plussers wonen. Nu schijnen er nog gezinnen te wonen, maar als ze verhuizen komen ook daar 55-plussers voor in de plaats. Nou heb ik lang niet iedereen gezien, toch moet ik bekennen dat het meer een 75-plus dan een 55-plus complex lijkt. Veel van mijn buren lopen achter een rollator. Vandaag hielp ik nog een dame die haar rollator niet over de ribbels van de lift kreeg geduwd.
Maar waarom ga je daar dan wonen? Mijn wedervraag: wat is er tegen 55-plussers, waarom zou ik ze moeten mijden? Zelfs Wyb is inmiddels een 55-plusser. Ik kan mijn leeftijdsgenoten toch niet verloochenen?
Daarbij vielen wij meteen op het appartement, een soort loft met uitzicht op een gracht en het oude Delft. Een van de reden dat wij dit appartement konden krijgen, was juist dat 55-plus gegeven. Volgens de makelaar liep het storm op het appartement. Jammer voor de overgrote meerderheid, ze waren allemaal veel te jong. Het stikt in Delft van de studenten, wetenschappelijk medewerkers en yuppen, helaas hadden ze voor dit appartement hun leeftijd tegen. Overigens had ik, wat die leeftijd betreft, graag met ze willen ruilen.
Andere overweging: de rust. Wij konden tegelijkertijd ook in Den Haag een appartement krijgen, waar liefst 1300 mensen zich voor hadden ingeschreven. De keuze was: wonen tussen de gen x, gen y en gen z generaties, potentiële herriemakers, of rustige ouderen. Die keuze was na ons verblijf in Cadouin snel gemaakt, waar wij de weldadigheid van de rust leerden kennen.
Ik weet niet of ouderdom wel een zegen is. Mijn contact met mede appartementsbewoners is buitengewoon zeldzaam. Maar de contacten die ik had, liepen tot nu toe uit op gemopper. De mevrouw met de rollator liet weten dat ze dertig jaar in Frankrijk had gewoond in de buurt van de Alpen en dat ze nu in dit rot land moest wonen. Een andere meneer mopperde bij de containers over het gebruik van die containers van mede bewoners en liet mij en passant weten dat iedereen die hier woont gek was. Voor een blogger biedt dit alles natuurlijk perspectief. Ik ruik de stof om over te schrijven. Dat is nog wat anders dan het beschrijven van het pittoreske landschap van de Dordogne. Er staat de lezer van Dossiermoddergat nog wat te wachten
Luchtbedjes
Zondag 29 september, Delft
Omdat we tot vandaag geen koelkast hadden, is de melk zuur. Ik loop naar de Albert Heijn die zo’n tweehonderd meter van ons appartement is verwijderd. Voor het eerst sinds dagen is het een zonnige ochtend. Ik moet aan Cadouin denken. Zondag. Naar Les Moins, de bakker. De verschillen met Cadouin zijn groot. Iedereen die ik in Cadouin tegenkom, groet me. Ondenkbaar dat het niet gebeurt. Hier in Delft groet niemand me. Er zijn hier gewoonweg te veel mensen om te groeten, je zou aan de gang blijven. Ik begrijp het wel, maar toch. Cadouin.
Dan neem ik, voor mijn gemoed, een verkeerde beslissing. Cadouin zondag is croissants halen. En ik besluit in de Albert Heijn op deze zondag ook croissants te kopen. En dat geeft me voor het eerst oprecht een gevoel van groot heimwee. Met tranen in de ogen loop ik de Albert Heijn uit. Croissant in plastic. In Cadouin zitten croissant nooit in plastic, niemand die zich dat in het hoofd zou halen.
Het is een bijzondere dag. Vanochtend hebben we het bungalowpark in Noordwijk aan Zee verlaten en zijn we opnieuw met een volgepakte auto naar Delft gereden. We gaan nu definitief onze intrek in ons nieuwe appartement nemen.
Stel je daar niet te veel bij voor. Het blijft kamperen in eigen huis. De vloer wordt pas volgende week maandag gelegd en morgen komt een professionele behanger om te kijken of hij onze muren met renovatiebehang wil bekleden.
Dit was een klein tegenvallertje. Naïef als we zijn op klusgebied hadden we de muurverf al gekocht. Een kwestie van twee dagen en de boel zou zijn geklaard, dachten wij. Totdat de officiële overdracht was en de opzichter ons vertelde dat hij de muren behangklaar had gemaakt. Van zomaar verven op de kale betonnen muren kon geen sprake zijn. Er zaten te veel gaatjes in, die luchtbellen zouden veroorzaken, en nog een heleboel reden meer, eerst moesten we de muren met renovatiebehang bekleden. Daar gingen we weer. Zie maar eens een behanger te krijgen. Morgen heb ik gelukkig een afspraak.
Vandaag wordt, hoera, hoera, onze nieuwe bed gebracht, compleet met nieuwe matrassen en meer van dat slaapspul. Eindelijk lekker slapen, dachten wij. Blijkt dat je matrassen twee etmalen moeten rusten voordat je erop kunt liggen, het innerlijk van een matras moet eerst tot rust komen voordat hij een mens kan laten rusten. Het moet niet gekker worden. Wij slapen vannacht en morgen op opblaasbedjes op een kale betonnen vloer.
Vanmorgen bracht Coolblue wel onze nieuwe koelkast. We zijn er als een kind zo blij mee, ondanks dat ook een koelkast dient te rusten alvorens hij gaat werken. De koelkast gelukkig maar vier uur. De wijnflessen wij hebben wij er al ingezet, de kazen liggen klaar. De eerste contouren van een echt huis komen zo toch in zicht. Vanmiddag dus dat bed. Mondjesmaat gaan we vooruit. Nu de plinten verven.
Trouwens, voor een supermarkt in de Dordogne moesten we vijftien kilometer rijden. Dus hier is het zo gek nog niet, met een Albert Heijn en Jumbo naast elkaar. Elk willekeurig product is binnen tien minuten lopen binnen handbereik. Voor echt grote dingen moesten we in Cadouin naar Bergerac, dertig kilometer heen, dertig kilometer terug. Dus ik mag niet klagen. Maar ik doe het toch, want hier is geen weggetje waar je op een muurtje kunt gaan zitten om te kijken hoe Caroline de paarden rijklaar maakt.
Leiden
Zaterdag 28 september, Noordwijk aan Zee
Een dag nadat ik mijn rijbewijs kreeg, reden mijn voormalige echtgenote en ik naar Alicante waar wij voor een oude vrouw een maand op haar hond zouden passen. Ik zal achttien of negentien zijn geweest. Wij zaten vol sturm und drang en eigenlijk ging je dan niet naar Alicante, waar je een Kalverstraat had en een FEBO. Onze bedoeling was om de hond mee te nemen op een trip door Spanje. Daar kwam uiteindelijk niets van, want zodra je de hond in een auto zette moest hij overgeven. Zodoende brachten we een maand in Alicante door op een flatje, zes of zeven hoog, wel met uitzicht op de Middellandse Zee.
Ik vertel het omdat ik vanaf het begin van mijn rijbewijs door grote steden rijd. Die reis kruiste ik Barcelona en Valencia in een auto zonder handrem, waardoor ik al snel op heuvels stil kon staan door met mijn koppeling te spelen.
Daarna heb ik door tal van andere wereldsteden gereden, Berlijn, Kopenhagen, Milaan en niet te vergeten natuurlijk Parijs. Zo wat elke twee of drie maanden rij ik door Parijs. De periferique heeft weinig geheimen voor me. Er zijn Nederlanders die er honderden kilometers voor om rijden om maar niet over de periferique te hoeven. Ik kan ze geruststellen: het valt echt best mee.
Eén dingetje om op te letten. Tussen de rijen auto’s rijden motor- en scooterrijders met grote snelheid. Als je dat niet gewend bent, schrik je je voor de eerste keer kapot. Kamikaze, denk je als je het voor het eerst meemaakt. Het kan niet anders of dadelijk passeer je de motorrijder terwijl hij zich te pletter heeft gereden. Eenmaal op de periferique dus altijd een grote ruimte laten tussen jou en de auto naast je.
Hamburg, Stockholm, het maakt me niet uit, maar de allerergste stad om in te rijden is Leiden. Wat een vreselijke rotstad. Als ik een tip mag geven: mijd Leiden.
Wyb en ik hebben afgesproken op het station van Leiden om naar Coolblue te gaan. Wyb komt met de trein uit Den Haag, ik kom uit Noordwijk. Vol goede moed rijd ik naar het station van Leiden. Op mijn navigatie zie ik dat ik er bijna ben. Dan blijkt dat de weg er naar toe is afgesloten. Ik rij een willekeurige straat in. Van 400 meter van mijn einddoel verwijderd wordt het 2,5 kilometer. Het wordt nog gecompliceerder omdat alle wegen in Leiden afgesloten lijken. Ik ben in een stad beland waarbij men zich bij het maken van het verkeersplan heeft laten inspireren door de geschriften van Kafka.
Om het nog moeilijker te maken word je als automobilist, waar je ook rijdt, omringd door moeders op bakfietsen, het zijn er honderden, overal moeders met bakfietsen en daar weer tussendoor studenten op fietsen, dat moeten er duizenden en duizenden zijn.
De navigatie leidt mij naar het midden van de stad naar een plein waar alle wegen die mij kunnen wegleiden, verboden zijn om in te rijden.
Inmiddels is Wyb op het station gearriveerd. Het onbereikbare station. ‘Zie je een kraan?’ vraagt ze aan me. ‘Nee, ik zie alleen maar moeders met bakfietsen.’ ‘Ik sta voor het ziekenhuis.’ ‘Ik weet niet waar het ziekenhuis is.’ ‘Vlakbij het station.’ ‘Ik kan niet bij het station komen.’
Uiteindelijk, na heel veel ruzie met andere chauffeurs, vind ik Wyb bij toeval. We proberen samen nog Coolblue te vinden. Maar alle straten zijn afgesloten. Moeders met bakfietsen proberen zich voor de auto te werpen. Wij vluchten samen weg uit Leiden. Nooit meer naar Leiden. Het is een historische vergissing dat ze voor de naam van die stad de korte ei hebben gekozen.
Vandaag in Dossiermoddergat zowaar een spelletje. In het vorige blog zat Wyb in onze nieuwe huis voor een ongeverfde, gevlekte muur en velen zagen daar dieren en andere symbolen in. Vandaar nu een foto van de muur er tegenover. Ik zou zeggen: even goed kijken en puzzelen welke toevalsdieren jij op de muur ziet.
Overall
Donderdag 26 september, Noordwijk aan Zee
Lang, heel lang geleden, het was in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw, besloten Wyb en ik de primitieve keuken in ons huisje in Moddergat, wat later het hoofdkantoor van Dossiermoddergat zou worden, te vervangen door een modern, geavanceerd exemplaar.
Een schrijver die door iedereen verstaan wil worden, mag geloof ik niet meer dan vier of vijf woorden per zin gebruiken. De vorige alinea bestond uit een zin van 41 woorden. Weinigen zullen hem hebben uitgelezen of begrepen. We zijn dus onder ons.
Een oude buurjongen van Wyb trokken we aan als aannemer, want de boel moest fundamenteel op de schop. Het sloopwerk zouden we zelf doen. Nou ja, zelf. Zoals ik al vaker toegaf. Wyb en ik kunnen niets als het om klussen gaat, Wyb kan iets meer dan ik, maar ook niet zo dat Wyb kan zeggen ik sloop die keuken wel even. Gelukkig hebben we een vriend die alles kan: Erik, geprezen zij zijn naam.
Erik draagt hele koelkasten in zijn eentje trappen op en hij zet alles in elkaar wat uitklaar ligt. Ook in slopen is hij erg goed, dus Erik deed het werk dat wij zelf zouden doen. Hij deed het karwei met enorme drilboren, hamers, veiligheidsbrillen en apparatuur die ik niet ken. Op een gegeven moment gooide hij een overall naar me. ‘Hier aantrekken,’ beval hij. Ik durfde niet te weigeren. Hij zette mij een veiligheidsbril op en drukte de drilboor in handen en dwong mij het beton met het ding te breken.
Wat ik mij herinner is dat ik enorm zweette en dat we een foto maakte van mij met drilboor en dat iedereen dat een uniek plaatje vond. Ik lachte volgens mij als een boer met kiespijn, maar omdat ik die veiligheidsbril op had viel dat niet zo op.
Tot zover het verleden. Gisteren kwam ik in de gang mijn overbuurman tegen. We stelden elkaar aan elkaar voor. ‘Volgens mij staat er een pakket voor jullie beneden op de tafel,’ zei hij. Dus postbodes zetten hier zomaar pakketten op een tafel? Mijn overbuurman had gelijk. Wie wist in godsnaam waar wij woonden? Ik rende naar boven, nieuwsgierig naar de afzender.
Ik scheurde de bovenkant open. Ik zag een allervriendelijkste kaart. Afzender Erik, Jildou en Werner. Dat wist ik eigenlijk al voordat ik de kaart had gelezen want in de doos zat een overall en allerlei soorten gereedschap om eens lekker tekeer te gaan met verf.
Ik weet dat Erik mijn standpunt ten aanzien van klussen maar helemaal niks vindt. Hij vindt me gewoon een onhandige kluns. Niet dat hij dat met zoveel woorden zegt, maar uit de grappen die hij maakt, wordt het wel duidelijk. Ook dit cadeau is natuurlijk weer een aanmoediging: man, wordt nou eens handig, pak de dingen eens zelf aan.
Wie weet dat het nu gaat gebeuren. Kleren maken de man, en aangezien ik nu een overall heb, de eerste in mijn leven, zorgt dit kledingstuk ervoor dat ik handig ga worden. Omdat wij haast hadden, heb ik de overall nog niet gepast, dat kan morgen pas gebeuren. Maar ik laat mij graag fotograferen in een overall, eindelijk zal ik eruit gaan zien als iemand die een nieuw huis kan opknappen. Erik zal trots op me zijn.
We zijn geland in Delft. Klaar om te klussen.
Sleutel
Dinsdag 24 september, Noordwijk aan Zee
Gisteren zijn we weer verhuisd, dit keer van Lunteren naar Noordwijk aan Zee, van het ene vakantiepark naar het andere, van de Veluwe naar de kust van de Noordzee. Als moderne zwerver maak je wat mee. Zo ervaren we nu hoe het is om onder een vliegroute van Schiphol te wonen. Elke zoveel minuten hoor je een vliegtuig. Ze hebben net genoeg hoogte om er niet knettergek van te worden.
We zitten nu in een vakantiepark waar op bewonderenswaardige wijze honderden huisjes op een klein stukje land zijn gepropt. Hoge heggen rond de huisjes geven enigszins een gevoel van privacy. Die huisjes, al die wonderlijke bewoners, uitstekende locatie voor een thriller, vond ik. Die. inspiratie werd stevig gevoed toen gisteravond een keihard schot klonk. Wie schoot? Wie of wat is getroffen? Even daarna dacht ik sirenes te horen, maar dat bleek op televisie te zijn.
Maar ik heb geen klagen. Vanmorgen bracht ik Wyb naar station van Hillegom. Hillegom, Den Haag, is een half uurtje treinen. Het is haar derde werkdag. Ze heeft het erg naar haar zin. Nu is ze nog in opleiding, maar de sfeer, de stof, de uitdaging spreekt haar erg aan. Dat is mooi. Want stel je voor dat deze queeste, zo zie ik het maar, geleid had tot waardeloos werk. Het is inmiddels duidelijk dat ze dadelijk de hele wereld te woord gaat staan. Voor iemand die het liefst wereldreizen maakt, is het een hele troost om in ieder geval met de hele wereld in contact te staan.
Nadat ik Wyb bij het station had afgezet, reed ik met Dies naar het strand. Eindelijk eens alleen op een strand, nou ja, bijna. Ik liep rechtsaf, links stond in de verte een eenzame visser en nog verder weg liepen twee vrouwen met hun honden. Ik was alleen met de zee. Een ervaring die te vergelijken is met alleen door de uitgestrekte bossen van Cadouin lopen.
Overigens is Noordwijk aan Zee de laatste stop op onze zwerftocht. Vanmiddag om twee uur krijgen we de sleutel van onze nieuwe appartement en kan het eigenlijke werk beginnen. Tot nu toe waren we voornamelijk bezig met het regelen van een dak boven ons hoofd. Het dak is gevonden, het inrichten kan beginnen. Dat wordt geen makkelijke klus, want al onze spullen hebben we in Cadouin achtergelaten, eigenlijk moeten we alles weer bij elkaar jutten. Ik ben benieuwd wanneer de werkelijke rust in huize Tonen Kaastra weerkeert.
Dies was in vorm. Hij sprong de frisbees uit de lucht alsof hij nog een jonge ongecastreerde hond was. Van zijn operatie is niets meer te merken, al zit de testosteron nog steeds in zijn lijf. De vloed dwong ons steeds meer richting de duinen. Ik voelde de potentiële gewelddadigheid van de zee. Zo dadelijk dus naar Delft voor de sleutel en kunnen we weer een cocon creëren.
Woeste wildernis
Zondag 22 september, Lunteren
Inmiddels lang geleden verbleef de schrijver Kester Freriks langere tijd in ons huisje in Moddergat. Hij was daar om te schrijven aan zijn later verschenen boek Verborgen Wildernis. Op de omslag van zijn boek staat de volgende tekst: ‘Nederland is door mensenhand gemaakt. De natuur is op veel plaatsen bedwongen en vaak heerst de lelijkheid. Toch is er nog ruimte voor avontuur, en klinkt op tal van plaatsen de roep van de natuur. Kester Freriks doorkruiste ons land op zoek naar de laatste ruige plekken, en die bleken in elke provincie te vinden. Hij reisde in winterse sneeuwstormen en verzengende hitte. Hij beschreef ze terwijl ze baadden in de zon, verdwenen in een mysterieuze mist of verlicht werden door duizenden sterren.’
Een van die woeste wildernissen is natuurlijk het wad, waar getijden, storm en regen ervoor zorgen dat het een vijandig gebied is voor mensen.
Vorige week, toen we in Kollum sliepen, gingen Wyb en ik even naar Moddergat. Het blijft een plek waar wij innig mee zijn verbonden. We durfden zelfs het tuinpad van het voormalige hoofdkantoor van Dossiermoddergat op te lopen omdat ons huisje weer te koop staat. Wij zagen een afgetakeld huisje. Buitenkant slecht onderhouden, het uitzicht volledig vernield door een moestuin, aangelegd door een buurman die het stuk grond van de boer erfde die er koeien en een paard op liet lopen. We keken zelfs door het raam van de woonkamer: ons gietijzeren kacheltje, verdwenen, de rest van het interieur was aangetast door slechte smaak.
Natuurlijk liepen we de dijk op. Elke keer weer verrast het landschap ons door zijn schoonheid. De zon scheen, het licht was intens. Gelukkig was het eb, dan is het gebied mooier dan bij vloed, het laat dan al zijn kaalheid zien.
De deceptie kwam toen wij door het poortje van de dijk naar het wad liepen, een poortje waar wij duizenden malen doorheen zijn gelopen, met honden. Nu lezen we: ‘Honden aangelijnd. Voorkom (graaf)schade aan de dijk.’
Ik geloof mijn ogen niet: graafschade? Ik heb in al die 20 jaar dat wij hier komen nog nooit een hond zien graven. En als een hond op deze onmetelijke vlakte graaft, wat kan een hond voor een schade aanrichten? Het ondermijnen van een massieve acht meter hoge dijk? Dit kan alleen een of andere sufkloot achter een bureau hebben bedacht die verder niets te doen heeft en uitsluitend in zijn doorzonwoning verblijft. Een woeste wildernis en een of andere gek gaat het hebben over graafschade en wil honden aan de lijn hebben.
We gooien stokken voor Dies. Lekker rennen, jongen, de dijk op en af geniet van de vrijheid. Ik raad hem aan te gaan graven, leef je lekker uit, maar Dies kijkt me aan alsof ik gek ben. Waarom zou je als hond hier in godsnaam gaan graven? Als sufkloten iets verzinnen, moeten ze zich wel ter plaatse op de hoogte stellen. Dit is woeste wildernis, man, donder op met je duffe bordjes.
Randstad
Zaterdag 21 september, Lunteren
Het dringt steeds meer tot mij door dat er geen grotere tegenstelling is qua leefomgeving dan de Dordogne en de Randstad. Het is alsof twee botsautootjes elkaar frontaal raken. Bij zo’n knal word je even flink naar achter geslagen.
Rijdende langs Den Haag, Rotterdam en Utrecht over een wegennet dat als een visnet over het landschap is uitgegooid, begin ik me steeds meer te realiseren waar we aan begonnen zijn. En dat bedoel ik niet negatief.
Het klopt dat we vaak zijn verhuisd, maar het waren goed beschouwd best brave verhuizingen. Wij bewogen ons keurig op de lijn Leeuwarden, Heerlen en iets ten oosten daarvan. Als het aan mij had gelegen waren we nog eens naar Amsterdam verhuisd, maar daar is het niet van gekomen. Een leven lang zijn we de provincie trouw gebleven, met de Dordogne als hoogtepunt.
Ik verheug me erg op Delft waarvan we aanstaande dinsdag de sleutel krijgen, zodat we echt aan de slag kunnen. Het is voor de eerste keer dat ik in de Randstad ga wonen. De drukte, het tempo, het heeft een dynamiek die een paar jaar ver van ons afstond. De Dordogne was de rust zelve. Er is nauwelijks economie, er is vrijwel geen cultuur buiten de markten en de brocantes.
Op een dinsdag kregen we te horen dat een appartement in Delft aan ons was toegewezen. En verdomd, een paar uur later kregen we ook nog een appartement in Den Haag in de schoot geworpen. Ongelooflijk geluk, want inmiddels spraken we mensen die een jaar, zelfs drie jaar op een woning wachten terwijl ze die hard nodig hebben. Welk appartement gaan we kiezen?
Het is de lijn Leeuwarden, Heerlen dat we toch voor Delft kozen. Het appartement in Den Haag zat in een groot nieuwbouwproject die een nieuwe wijk langs het spoor tot leven moet wekken. Jong, hip en ambitieus gaan daar samen leven.
Toch kozen we voor Delft, want dat vinden we een soort combinatie van Den Bosch en Leeuwarden, maar dan met een heleboel (internationale) studenten. Delft is een stadje gevormd naar het oud-Hollands denken. Den Haag is beton en efficiency, Delft is grachten en gezelligheid. In feite toch weer een provinciale keuze.
Als je bij ons appartement aankomt, heb je niet het idee dat je in feite midden in de Randstad bent. Om ons heen de grote snelwegen, luchthavens, de grote kantoren, de belangrijkste industrie, maar ook de theaters van de grote steden, museau als Voorlinden, het Haags Gemeentemuseum en prestigieuze fotomusea in zowel Den Haag als Rotterdam. Den Haag ligt 12 minuten met de trein van ons vandaag, Rotterdam een kwartier, Leiden een paar minuten langer. Het wordt smullen. Maar eerst een appartement opknappen, klussen dus, de lezer van Dossiermoddergat weet hoe ik er de pest aan heb.
Warnung
Woensdag 18 september, Kollum
Sehr geehrte Frau Ursula von der Leyen,
Wij kennen elkaar niet. Maar ik dacht: ik moet u toch even een briefje schrijven. Het wordt tijd om u te waarschuwen, want hier in Nederland maken we het erg bont. De aankomende tijd krijgt u vermoedelijk een trits Nederlandse ministers langs die bij u komen zeuren.
Zo zal vandaag of morgen ene mevrouw Faber voor u staan. U herkent haar aan de veertiger jaren look van de vorige eeuw, een mode die perfect past bij de heersende politieke opvattingen uit die tijd. Zij wil in Nederland een asielcrisis uitroepen. Wij moeten daar in Nederland erg om lachen, want er is natuurlijk helemaal geen asielcrisis. Ik raad u aan haar gejengel goed te checken.
Er zijn zeker problemen met asielprocedures, maar dat komt voornamelijk door een buitengewoon slechte organisatie. Bewust zijn opvanglocaties gesloten, bewust is een spreidingswet die was aangenomen om de mensen eerlijk te verdelen weer teruggedraaid. Op de organisatie die het asielproces moet regelen, de COA, is keer op keer bezuinigd. De reden: op deze manier wordt het Nederlandse volk opgezet tegenover asielzoekers en kunnen de VVD en PVV hun rechtse agenda uitvoeren. Verdeel en heersch, is hun motto. Als u zich in de kwestie verdiept, ziet u dat ter kwader trouw is gehandeld.
Voor wie u trouwens ook voor moet oppassen, maar dat heeft u vermoedelijk zelf al ervaren. Is ene meneer Wilders, een man met van dat lelijke witte haar. Maar nog opvallender is zijn borderline gedrag. Al jarenlang verziekt hij Nederland door mensen tegen elkaar op te zetten. Hoe meer ellende in het land, hoe meer hij daarbij gedijt. En al dat gestook heeft er toe geleid dat hij nu leider is van de grootste politieke partij. Arm land.
Dan krijgt u vermoedelijk ook nog bezoek van ene Femke Wiersma. U kent haar misschien van het televisieprogramma Boer Zoekt Vrouw. Zij komt voor diverse dingen bij u dreinen. Zij is van de politieke partij Boer Burger Beweging die de mensen in Nederland heeft wijsgemaakt dat de belangen van boeren en burgers parallel lopen, een van de grote politieke misleidingen van de afgelopen decennia. Leider van die partij is Caroline van der Plas, voormalig lobbyiste van de vleesindustrie. Voormalig is het verkeerde woord, ze is het nog steeds, maar nu in de functie van parlementariër.
Mevrouw Wiersma wil, zoals Nederlanders altijd al bij Europa hebben lopen marchanderen, verruiming van de mestregels. Niet doen, Nederland is het niet waard. Het water in ons land zit al vol met landbouwgif. Voor de boeren is Nederland één grote afvalbak.
Daarnaast bepleit ze verruiming van de stikstofregels. Ook niet doen. De natuur in ons land is al kapot. Boeren moeten gewoon een paar stappen terugdoen om ontwikkelingen in Nederland meer ruimte te geven en de natuur weer gezond te maken.
Het is een enorm gehannes in ons door boeren getergde land. We kunnen geen woningen meer bouwen, de steden barsten uit hun voegen terwijl die koeien alle ruimte krijgen. Terecht heeft de heer Draghi bepleit dat Europa sterker moet worden. Toen realiseerde ik me dat die koeien een sta in de weg zijn in Nederland. Koeien eruit zou ik zeggen, bedrijvigheid erin.
Ik zou mijn brief veel langer kunnen maken, maar ik weet dat u daar geen tijd voor heeft, dus stop ik maar. Ik hoop wel dat de waarschuwing is overgekomen. Mocht u verder met mij willen praten, dan kunt u altijd contact met mij opnemen, ik ben altijd bereid om naar Brussel te komen. Mijn telefoonnummer is: 061055023045. Fijn dat u dit even wilde lezen.
Mit höchster Hochachtung und freundlichen Grüßen
Der Blogger.
Weemoed & feest
Dinsdag 17 september, Kollum
Even terug naar afgelopen zondag. Het is kwart voor een. De auto is gepakt. Ik draai de twee hoofdkranen dicht die we hebben. Ik controleer of de lichten in huis uit zijn. Doe de metalen luiken van de woonkamer dicht. Verwarming uit. Ik doe de deur op slot. De ijzeren deuren ervoor die je alleen in Frankrijk vind.
Dies weigert in eerste instantie in de auto te springen. Hij weet precies wat er gaat gebeuren. Dit betekent weer honderden kilometers in coma liggen in de hoop dat we even stoppen en hij even achter een frisbee aan mag rennen.
Wyb en ik staan op het weggetje. We kijken samen naar het huis waar we de afgelopen anderhalf jaar hebben gewoond en in totaal drie zomers hebben doorgebracht. Het is het einde van het idee dat we hier jaren permanent gaan wonen. Het idee heeft geen stand gehouden tegen de sturm und drang waar wij aan lijden.
‘Ik ben benieuwd wanneer we terugkomen?’ zeg ik terwijl we naar het huis op de berg kijken.
‘Ik denk dat we hier toch heel vaak nog zijn,’ zegt Wyb.
‘Ik weet het niet. Ik vrees dat Nederland ons weer gaat opslurpen.’
‘We zullen zien.’
We groeten het huis, de berg en de tuin.
Er ging toch geen dag voorbij dat ik niet heel bewust genoot van de plek en het huis.
En dan rijden we in een volgepakte auto ons weggetje af. Kleren, huisgerei, zelfs twee lampen, we hebben geen idee waar we terecht komen. Het is een raar idee. Op naar Nederland, zonder een dak boven ons hoofd.
Het is mogelijk dat we maandag zekerheid krijgen, het is mogelijk dat het nog maanden gaat duren. Er is een scenario voor de laatste mogelijkheid, maar dat betekent van vakantiepark naar vakantiepark trekken en slapen bij diverse familieleden. Weg rust en regelmaat, het lot van een mislukt kluizenaar. Als we Cadouin uitrijden heb ik het toch te kwaad. Weemoed.
Op maandag bezichtigen we een appartement in Delft waar we erg enthousiast over zijn, een appartement als een loft, aan de rand van het centrum, uitzicht op een gracht en prachtige bomen. De wand naar buiten is één grote raampartij. Nadeel, het appartement is uitgewoond en moet opnieuw worden opgeknapt. Er zijn een paar gegadigden, morgen, overmorgen krijgen we te horen of het van ons is.
’s Avonds als we bij Anneke in Kollum zijn, zegt Wyb opeens: ‘We hebben een appartement in Den Haag toegewezen gekregen.’ Het is een appartement in een heel nieuw complex, twee kilometer van het Centraal Station waar we half december in kunnen trekken. We moeten voor woensdag 18 uur beslissen of we het daadwerkelijk willen. Feitelijk betekent het dus dat we een dak boven ons hoofd hebben.
Opeens zitten we in een luxe positie. We prefereren Delft, de plek en het huis vinden we prachtig en is meteen te betrekken. Nadeel: veel opknapwerk. Hopelijk krijgen we voor woensdag 18 uur uitsluitsel hierover. Hebben we dat niet, dan kiezen we voor het appartement in Den Haag. Nadeel: verder weg van het centrum, pas in december te betrekken. Voordeel: geen opknapwerk.
Aan ons dreigende zwerversbestaan blijkt gelukkig sneller een einde te komen dan gedacht. Cadouin blijft in mijn hoofd. Als cadeau was het de laatste dagen prachtig weer. Alsof Cadouin zei: zo stom dat jullie hier weggaan.
P.S. Laatste nieuws: zojuist kregen we te horen dat het appartement in Delft van ons is. Feest.
So what!
Donderdag 12 september, Cadouin
Onze eetkamer, of liever studeerkamer, zoals wij haar snobistisch noemen, is een ordinair kantoor geworden. Wyb en ik zitten hele ochtenden tegenover elkaar, laptops voor ons, op zoek naar huizen. Als er een nieuwe woning op de markt komt, krijgen we dat via verschillende kanalen binnen. Er gaat dan van alles piepen en knipperen zodat we snel kunnen reageren. Helaas heeft die huizenjacht nog niets opgeleverd. Volgende week vertrekken Wyb en ik naar Nederland en zijn daar dan feitelijk dakloos. Vakantieparken vormen voorlopig onze reddingsboei.
Gisteren kreeg ik van een zeer goede vriend het volgende appje binnen:
‘Je blog gelezen. Mijn gedachte op deze ochtend: het lijkt dat anderen, jullie ‘publiek’ gek worden van jullie verhuizen. Jullie niet; voor jullie zelf is het verhuizen een zijnswijze. So what!’
Mijn vriend kaart een leuk onderwerp aan: hoe kijkt men tegen al dat verhuizen van ons aan, al dat bewegen? Wordt er iemand gek van? Dat zouden we niet op ons geweten willen hebben. Als iemand gek wordt, ontvriendt ons, stop met lezen van Dossiermoddergat en je bent er vanaf.
Ik zelf denk dat de reactie op al ons gedoe nogal uiteen loopt. Ik schrijf mijn vriend terug:
‘Ha Vriend, gek is een typering, maar misschien is het ook wel een bron van vermaak, of van verbazing, misschien wel van verbijstering. Een enkeling zal onze beweeglijkheid misschien met enige afgunst bezien, eindelijk eens mensen die niet zijn vastgeroest. Inderdaad, zoals je schrijft: So what!
Grappig dat je het woord publiek gebruikt, want zelf denk ik nooit in termen van publiek. Er zijn mensen die Dossiermoddergat volgen, maar die zie ik als lezers, niet als publiek. Ik bekommer mij niet om publiek, dat is iets voor marketeers en Dossiermoddergat doet niet aan marketing. Ik weet niet eens hoeveel mensen Het Dossier volgen, ik heb die functie bewust uitgezet. Ik wil namelijk niet denken in termen van wat populair is of wat het lekker doet. Ik schrijf over wat mij bezig houdt, dat is het, meer niet. Hartelijke groet!’
Voor mensen die denken dat wij zelf gek worden van al dat bewegen, ik kan hen geruststellen. Niet in het minst. Met blijmoedigheid besluiten we Cadouin als maison permanente te verlaten en ons primaire woonstee in Nederland te zoeken. Wij zijn namelijk gespecialiseerd in bewegen. In een of twee dagen pakken wij spullen waarmee wij kunnen overleven en trekken er op uit.
Ik geef toe. Nu is het helemaal spannend. Wij vertrekken zondag naar Nederland zonder een dak boven ons hoofd. Of misschien ook wel. Eigenlijk zouden we volgende week donderdag vertrekken (zie eerste alinea), maar nu zijn wij uitgenodigd om een appartement te komen bezichtigen op maandag in Delft. Nou, geen man overboord, dan gaan we gewoon vier dagen eerder. Zo snel gaat dat bij ons. Ik schrijf een blogje en alles is weer anders. Kwestie van onze survival spullen verzamelen, auto pakken en karren maar. Kan zomaar zijn dat we maandag dus wel een dak boven ons hoofd hebben. Zou fijn zijn, want ik wil toch echt niet in een tentje in het Haagse Bos eindigen.
Een mens is sterker dan men denkt.
Taalbeperkt
Woensdag 11 september, Cadouin
Naast het gewone journal is er nu ook een NOS Journaal in Makkelijke Taal. In eerste instantie was er bij mij verbazing over de grootte van de doelgroep voor dit Journaal. Liefst 2,5 miljoen mensen hebben moeite met lezen en schrijven. Hun vocabulaire is te beperkt om het normale NOS Journaal goed te kunnen begrijpen. In het gewone Journal wordt te snel gesproken, gebruiken ze te moeilijke woorden en voor de belichte onderwerpen wordt te veel voorkennis verondersteld.
Ik sloeg meteen een verkeerde weg in. Zie nou wel dat de kiezer te dom is om werkelijk mee te doen aan onze democratie. Je verwerft een zetel in de Tweede Kamer met ongeveer 65.000 stemmen. Als je 65.000 stemmen deelt door die 2,5 miljoen dan gaat het om 38 zetels. Dat is nogal niet wat.
Ik nam aan dat mensen die het Journaal niet kunnen volgen ook geen kranten lezen, zeker geen kwaliteitskranten, en ook geen boeken. Pikant detail, de PVV heeft nu 37 zetels, die associëren met die 38 zetels waarvoor mensen met een taalbeperking verantwoordelijk zijn, is natuurlijk vals. Maar zou daar echt geen relatie liggen? Toch de moeite waard om eens te onderzoeken.
Komt bij dat een derde van de 15-jarigen praktisch ongeletterd is. In feite zijn ook die verloren om volwaardig mee te doen aan onze democratie. Want om volwaardig mee te doen, dien je jezelf toch echt te informeren en maatschappelijke en politieke ontwikkelingen te kunnen volgen. In 2023 waren er trouwens 13.473.750 kiesgerechtigden. 10.474.750 daarvan gingen daadwerkelijk stemmen. Dat wil dus zeggen dat van allen die stemden, 2,5 miljoen mensen een taal beperking heeft, liefst 24%
Ik neem de lezer mee in mijn slechte gedachte. Want tijdens dat overdenken, realiseerde ik me dat ik zelf tot de doelgroep van de taalbeperkten behoor. Niet in Nederland, maar wel in Frankrijk. In Frankrijk ben ik even taalbeperkt als de vluchteling die inmiddels twee jaar in Nederland is. Zeer regelmatig luister ik in Frankrijk zelf naar rFI het Journal en Français Facile, het Franse Journaal in makkelijke taal. Dit is weliswaar radio, het idee is hetzelfde. Een presentator vertelt heel rustig, zodat zelfs ik het goed kan volgen. De woordgebruik is niet al te moeilijk en de onderwerpen zijn eenvoudig en to the point. Het Journal Facile speelt voor mij een belangrijke rol in het leren van Frans.
Geen kwaad woord of gedachte meer over het NOS Journal in Makkelijke Taal, Blogger, je hebt aan den lijve ondervonden dat het bijdraagt aan persoonlijke ontwikkeling, dat het een mens verder kan helpen.
Rijk
Maandag 9 september, Cadouin
Ik had stinkend rijk kunnen zijn. Bijvoorbeeld. Aan het begin van deze eeuw waren Wyb en ik in Rome. Daar las ik dat de vierkante meter prijs van woningen in Amsterdam ver onder het Europees gemiddelde lag van andere grote steden, zeker gezien de kwaliteit van de stad. ‘We moeten huizen gaan kopen in Amsterdam,’ zei ik tegen Wyb, ‘dan zijn we over vijftien jaar binnen.’ Als ik het had gedaan was ik nu puissant rijk geweest.
Ander voorbeeldje. Ik meen dat het in de jaren tachtig was. Grote crisis op de aandelenmarkt. Niemand zal het geloven, maar de AEX-index stond rond de 230 punten. Niemand wist hoe snel hij van zijn aandelen af moest. ‘We moeten aandelen kopen,’ zei ik tegen mijn toenmalige echtgenote (wat klinkt dat stijf). Nu staat de AEX rond 900 punten.
Begin deze eeuw deed ik met Dogtroep een project in de Nederlandse ambassade in Berlijn. Ik verbaasde me over de leegheid van die stad. De stad was veel te groot voor het aantal mensen dat er woonden. De huizen waren geen drol waard, veel huizen stonden leeg. ‘We moeten huizen kopen in Berlijn,’ zei ik tegen Wyb, want ik wist dat Berlijn de status van officiële hoofdstad van Bonn zou overnemen. Iedereen zou zich op Berlijn gaan richten. Als we het hadden gedaan, zwom ik nu in het geld.
In al die drie gevallen, en ik kan er meer noemen, heb ik het niet gedaan. De reden is simpel: ik ben geen ondernemer. Ik heb wel twee keer ontslag genomen om voor mezelf te beginnen en was ik formeel gezien ondernemer, maar ik ben nooit met geld bezig geweest. Het interesseerde me totaal niet. En dat is nog steeds zo. Natuurlijk vind ik geld belangrijk om te leven, om een basis te hebben. Maar geld schrapen om geld schrapen, zoals veel van mijn generatiegenoten hebben gedaan: geen enkele interesse. Luxe, grote huizen, bezit, geen interesse
Mijn drijfveer om hard te werken was idealisme. Alles voor de kunst. Ik heb mij letterlijk vaak een missionaris gevoeld voor de kunst. Met alle middelen en inzet heb ik mij voor kunst ingezet. Nu denk ik wel eens, stel dat ik al die energie en werkkracht voor mijn eigen profijt had aangewend.
Maar ik ben geen ondernemer, ook al zou ik willen. Ik heb het gemerkt in mijn buitengewoon prettige samenwerking met Wolter toen wij samen Bureau Lommerde & Tonen oprichtten. Voor het eerst werkte ik samen met een echte ondernemer. Wolter is een ondernemer pur sang. Hij denkt per definitie groot, ziet kansen waarvan ik terug schrik en gaat blijmoedig door ruiten en roeien om het te realiseren. En verdomd. Hij slaagt erin. Ik was blij dat ik op leeftijd kwam en kon afhaken, het bedrijf groeide boven mijn macht. Of moet ik zeggen zin?
Maar zie waar het toe heeft geleid. Wolter heeft inmiddels een paar spraakmakende theaterspektakels gerealiseerd, waarvan zelfs ik dacht dat het onmogelijk was. De muziektheaterproductie over Johan Cruijff, 14 de musical, stond stond twee jaar in het Afas Theater, Daarna volgde de zoveelste reprise van het Pauperparadijs. Nu legt hij verbindingen van theaterproducties met televisie- en filmproducties. Het bedrijf is inmiddels een echt bedrijf geworden. Toch ben er verrekte blij om dat de naam Tonen op een gegeven moment kon vervallen.
Muurtje
Zondag 8 september, Cadouin
Voor ons huis loopt een weggetje. Of liever gezegd: onder ons huis. Om het weggetje te bereiken moeten we namelijk een trap af. Als ik het moet inschatten ligt het weggetje zo’n tien meter onder ons huis. Het weggetje is net breed genoeg om er met onze auto over te rijden. Aan weerskanten is dan zo’n dertig centimeter over.
Het is een kwestie van goed sturen want links zijn de met stenen gestapelde muren van onze tuinen, die zo’n twee meter boven het weggetje uitsteken. Rechts is een muurtje die de weg scheidt van de vallei. Als je over het muurtje heenkijkt, ligt zo’n tweeënhalve meter onder je het weiland van de vallei. Hoe meer je ons huis nadert, hoe minder diep het wordt. Net als je ons huis voorbij bent, stopt het muurtje en gaat het over in een berm die licht glooiend overgaat in het weiland.
De avond begint een beetje gek. Wyb klimt sinds lang onze berg op, uiteraard gevolgd door Dies, die het meest geniet van de berg. Aangekomen op de hoogte van het tweede terras gaat ze in de avondzon zitten. Dies verbaasd naast haar. Het vrouwtje op de berg, dat heeft hij nog niet eerder meegemaakt.
‘Wat een prachtig uitzicht heb je toch van hier. Nu nog een glas wijn,’ roept Wyb van boven.
‘Zal ik het komen brengen?’
‘Nee, beter van niet. Het is best steil.’
Ben ik blij om, want ik ben diverse keren op de berg geklommen, maar elke keer is het steiler en hoger dan ik dacht. Het beklimmen gaat nogal, maar het afdalen is een hachelijke bezigheid.
‘Het is zo mooi hier,’ laat Wyb opnieuw weten. ‘Volgens mij zie ik op de heuvel tegenover het kerkhof reeën lopen.
Ik pak de verrekijker en loop het weggetje af zodat ik goed zicht op de heuvel heb. Het enige wat ik zie is een kraai in een boom. Als ik terug loop, zie ik hoe het muurtje overwoekerd is door uitlopers van bramenstruiken.
Terug met de verrekijker zit Wyb nog steeds op de berg. Ik ga maar vast de afwas doen, die hoogte is voor mij vandaag niet weggelegd.
‘Ik kom naar beneden,’ hoor ik Wyb even later zeggen.
Ik ga naar buiten want als ze van de berg glijdt, kan ik haar enigszins opvangen. Met moeite, voetje voor voetje, hier en daar een tak vasthoudend, schuifelt ze naar beneden.
‘Laten we nog even beneden op het muurtje gaan zitten,’ stelt ze voor, ‘nu kan het nog.’
We dalen de trap af en gaan op het muurtje zitten, zoals we wel vaker doen, om van de stilte te genieten. Niet ver van ons vandaan grazen de paarden. Langzaam komen ze onze kant op. De avond valt. Achter de bomen verschijnt het sikkeltje van de maan.
‘Laten we genieten van deze avond. Ik weet zeker dat we in Den Haag nog vaak zullen denken aan onze avonden op dit muurtje,’ zegt Wyb.
Ik weet het wel zeker.
Een paard snuffelt aan de voeten van Wyb die over het muurtje bungelen.
Biografie
Zaterdag 7 september, Cadouin
Beknopte biografie
Broerdijk, Nijmegen
Larvenhof, Nijmegen
Nijenrodestraat, Nijmegen
Meijhorst, Nijmegen
Weezenhof, Nijmegen
Westkanaaldijk, Nijmegen
Beijum, Groningen
Bernouilleplein, Groningen
Groningerstraatweg, Leeuwarden
Slotleane, Marsum
Pasteurweg, Leeuwarden
Nijlânsdyk, Leeuwarden
Pelikaanstraat, Leeuwarden
Holwortel, Leeuwarden
Prumelaan, Arnhem
Jac. van Looystraat, Arnhem
Monseigneur Prinsenstraat, ’s-Hertogenbosch
Geleenstraat, Heerlen
Gasgracht, Meppel
Bosrand, Dwingeloo
Rue de Blanquerie, Saint-Hippolyte-du-Fort
De Oere, Moddergat
H.W. Mesdagstraat, Groningen
Chemin de la Condamine, Cadouin
Ezelsveldlaan, Delft
Bosrand, Dwingeloo
Trainingsjack
Vrijdag 6 september, Cadouin
In het voorjaar heb ik verschillende keren geschreven over onze catalpa, dat ik mij zorgde maakte omdat de bladeren maar niet tot wasdom kwamen en de boom er futloos bijstond. Ik wil toch even laten weten dat het helemaal goed is gekomen. Uiteindelijk stond de catalpa er even potent bij als voorgaande jaren. Het is een boom om van te houden, want ons zomerleven speelt zich voor een deel rond en onder de boom af. Een cactalpa is de ideale schaduwgever, daar kan geen parasol tegenop.
Al zie ik nu met lede ogen dat de catalpa op het punt van zijn jaarlijkse instorten staat. Hij zit nog vol in het blad, maar als je goed kijkt, zie je opmerkelijk veel gele bladeren. Veel bladeren hebben zwarte punten. Het lijkt me wat vroeg in het jaar, maar hier in de Dordogne hangt toch licht de herfst in de lucht. Al een paar dagen zie ik dat het in Nederland mooier weer is dan hier. Toch een opmerkelijk gegeven, gebeurt niet vaak. ’s Nachts is het hier zelfs erg koud. Zie als boom dan maar eens stand te houden.
Het is trouwens de slechtste zomer geweest van de drie die we hier hebben meegemaakt. Het voorjaar was helemaal pet, de zomer kwam nooit echt goed los. We hebben nauwelijks van die heerlijke zwoele zomeravonden gehad. Ik vrees dan ook voor onze vijgen. De eerste zijn geoogst, maar mondjesmaat krijgt er een die mooie paarse kleur van rijpheid. Tot nu toe waren we van die lekkere grote vijgen gewend, nu zijn het kleine bolletjes, de meeste nog groen.
Het is wel fijn om een beetje te mopperen op het weer en de naderende herfst. In de gangen staan namelijk vuilniszakken met kleren die we wegdoen, de eerste tekenen van de naderende verhuizing. Vanmorgen stonden Wyb en ik voor onze kledingkast: wat nemen we mee, wat blijft achter, wat kan weg? Het is een weemoedige dag.
Een verleden kwam langs. Het eerste trainingsjack dat ik met Wyb kocht heeft de opruimwoede weer overleefd. Als conservator van het Wyb Archief kan ik het niet weggooien, voor mij is het een pronkstuk. Ik kan me nog herinneren dat we het samen in Haarlem kochten. Ik was smoorverliefd en dat trainingsjack stond haar zo goed, het ontroerde mij zelfs. Toevallig liepen we twee weken geleden nog langs de winkel waar we het kochten. Het is goed dat de conservator de collectie zo goed bewaakt.
Mijn kleren zijn niet onder de hoede van een officieel museum. Vandaar dat een groot deel van de vuilniszakken zijn gevuld met versleten en verschoten kleren van mij. Ik zag er wel persoonlijk op toe dat mijn bruine corduroy jasje, dat we in dezelfde staat als het trainingsjack van Wyb in Londen kochten, ook weer mee mag naar Den Haag. Toevallig liepen we in mei in Regent Street langs de winkel waar we het kochten, toen een degelijke Engelse klerenwinkel, nu een snoepwinkel. Daar heeft geen Brexit aan geholpen.
Waarheid
Donderdag 5 september, Cadouin
In de biografie over Theo van Gogh, De Bolle Gogh, kwam ik een interessante passage tegen. Die gaat als volgt: ‘Ook weidden hij (van Gogh) en Holman graag uit over het fenomeen ‘de waarheid liegen’: een verhaal over een gebeurtenis op zo’n manier vervormen dat je dichter bij de essentie ervan komt. Volgens Theo was het een kernkwaliteit die elke goede schrijver moest bezitten.’
De waarheid liegen. Laat ik een voorbeeld geven uit mijn eigen praktijk. Wyb, Esmee en ik waren in de woestijn van Ratsjastan. Het was bloedheet en we zochten een hotel met zwembad op. We hadden ongelooflijk veel zin in dat koele water.
Toen we het zwembad betraden, schrokken we even terug. In het water zaten liefst dertig Arabisch uitziende mannen. Alle ogen richten zich meteen op Esmee en Wyb in hun bikini’s. Ik durf er vergif op in te nemen dat die mannen nog nooit een vrouw in bikini hadden gezien.
‘Ik zie dit niet zitten, hoor,’ zei Wyb. ‘Al die ogen die me uitkleden.’
‘Ik heb zin om te zwemmen,’ zei Esmee, ze liep naar het zwembad en dook erin.
‘Weet je, ik ren er wel snel in,’ zei Wyb en trok een sprintje.
Maar net voordat ze het water bereikte, gleed ze onderuit, haar benen spartelden onhandig in de lucht.
Uit het zwembad, bulderend gelach. De mannen hadden ook wel gezien dat Wyb zo snel mogelijk aan hun ogen wilde ontsnappen. Ze stond snel op en dook alsnog het water in, net alsof er niets was gebeurd. De mannen hadden nog steeds het grootste plezier.
Dit verhaal is inmiddels een klassieker in onze oeuvre familieverhalen. Ik heb het nu ongestoord kunnen opschrijven, maar als ik het had verteld waar Esmee of Wyb bij waren, dan hadden ze me zeker geïnterrumpeerd. Een van hen zou zeggen: ‘Er zaten helemaal geen dertig Arabieren, het waren er maar tien.’ Vervolgens zouden we een discussie krijgen hoeveel het er precies waren. Ik zeg altijd dertig, terwijl ik ook wel weet dat het er stuk of vijftien waren. Maar door dertig te zeggen, wordt het verhaal voor mij pas echt overtuigend. Zowel ik als verteller, als de luisteraar hebben daar plezier van. Ik kan mijn verhaal met overtuiging vertellen, waardoor de luisteraar er meer van geniet.
Eerlijk gezegd is het een truc die ik vaak gebruik. Soms moet je de waarheid modelleren om de waarheid duidelijker naar voren te laten komen. Ook waarheid is onderhevig aan esthetische regels. Het Sri Lankaanse spreekwoord luidt niet voor niets ‘dat een goed vertelde leugen meer waard is dan een slecht vertelde waarheid’. Al begin ik daarbij toch te steigeren, het gaat een grens over, de waarheid moet voorop staan. Als je van de waarheid een leugen maakt, wordt het abject. Groot voorbeeld daarvan is Trump die afgelopen jaar met vuur 30.000 leugens vertelde. Bij hem wordt waarheid per definitie een leugen.
De waarheid liegen is best moeilijk. Het is een precaire kunst. Het zelfstandig naamwoord staat in deze zin centraal. Het werkwoord is slechts een hulpmiddel bij het zelfstandig naamwoord, meer niet. Waarbij ik het woordje slechts misschien moet weglaten, om de waarheid voor het voetlicht te brengen is dat liegen namelijk vaak onontbeerlijk.
Boerencoup
Woensdag 4 september, Cadouin
Ik heb verdomme geen tijd om een writer’s block te hebben. Er is te veel waanzin in Nederland. Vandaag het nieuws: ‘Streep door natuurbeleid vorige kabinet, huidige stikstofaanpak provincies van tafel.’ Oké, nieuw kabinet, nieuwe plannen, so what, zal de oppervlakkige lezer denken.
Maar het punt is, die plannen zijn nagenoeg klaar. Deadline: 1 oktober aanstaande. Twee jaar lang ging de politieke en bestuurlijke discussie over de aanpak van stikstof. Ondanks die moeizame discussie ging het plannenmaken toch gewoon door. En nu, een maand voordat ze klaar zijn, lees: één maand, wordt het hele proces afgeblazen.
Twee jaar lang zijn hier honderden ambtenaren mee bezig geweest. Ook boeren en natuurorganisaties dachten volop mee. Het idee achter dit Programma Landelijk Gebied (NPLG) was dat de provincies het beste zelf een samenhangend ruimtelijk plan konden maken om alle milieudoelen te halen. Afgelopen week lieten de provincies nog weten het belangrijk te vinden dat het in een of andere vorm wel doorgaat.
En nu: einde NPLG. Weg integraal beleid. Op zich al waardeloos, want de natuur wordt hiervan natuurlijk de dupe, maar zou iemand stilstaan bij de kapitaalvernieting die dit betekent? Gaat iemand kwantificeren hoeveel manuren hiermee gemoeid waren, hoeveel advies- en onderzoekskosten hiermee annex zijn? Vermoedelijk niet, want minister Wiersma van landbouw (BBB) heeft daar geen belang bij. Wat niet weet, wat niet deert. Hopelijk maakt de Algemene Rekenkamer hier werk van, maar och, het kwaad is dan al geschied. En de politiek, laat staan de kiezer, heeft geen geheugen.
In de provincies klappen ze nu de laptops dicht. Wat nu? Nieuwe plannen zijn er vooralsnog niet. Die Wiersma heeft al laten weten dat ze wil kijken of er nog uitzonderingen te bedingen zijn op Europese afspraken. Daar gaan we weer, gaap!, altijd hetzelfde smoesje. Uitkomst is al bekend: want als één land zich nooit aan afspraken op het gebied van landbouw heeft gehouden, dan is het Nederland. Europa zal gek zijn om Nederland weer eens tegemoet te komen. Het maakt er altijd een potje van. De enigen die van dit alles voordeel hebben zijn de boeren. Opnieuw profiteren ze van het uitstel en kunnen ze hun vervuilende bedrijfsactiviteiten voortzetten. En zo is het ook bedoeld.
Het oprichten van dat BoerBurgerBeweing is een van meest slimme marketingtrucs van na de oorlog geweest. Met het oprichten werd verondersteld dat er geen tegenstelling bestaat tussen boeren en burgers. Mede door het toenmalige volkssentiment haalde de partij een enorme overwinning bij de provinciale verkiezingen. Bij de Tweede Kamer verkiezingen stelde BBB al weinig meer voor. Maar omdat ze sterk zijn in de Eerste Kamer door die provinciale verkiezing en hun rechtse signatuur mochten ze mee doen met dit kabinet.
Het nieuws van vanochtend maakt weer eens duidelijk dat er een scherpe tegenstelling is tussen boeren en burgers. De burger heeft dringend behoefte aan een schoon milieu en meer ruimte voor woningbouw en bedrijfsactiviteiten. De boeren hebben belang bij handhaving van de status quo, dat ze ongestoord kunnen boeren, hun gif kunnen blijven lozen en de helft van de zeldzame grond in Nederland in bezit houden.
De boerencoup is voorlopig geslaagd. Ben benieuwd of die bestendig is.
Writer’s block
Dinsdag 3 september, Cadouin
Ik heb een writer’s block. Ik heb werkelijk geen idee waarover ik moet schrijven, erger: de lust ontbreekt volledig. Dat ik nu toch aan het schrijven ben, beschouw ik maar als therapie. Het schijnt dat je je niks van een writer’s block moet aantrekken, dat je je er gewoon doorheen moet schrijven. Ik weet het niet, het vuur ontbreekt, inspiratie nada.
Het kan komen omdat ik vannacht voor de zoveelste nacht beroerd heb geslapen. Dat haalt de scherpte en de lust uit de mens. Sinds ik niet meer professioneel werk heb ik daar last van. Misschien omdat mijn nachten te lang zijn. Vroeger ging ik rond een uur ’s nachts naar bed en sliep ik tot zes, zeven uur als een blok. Nu ga ik om twaalf uur naar bed en slaap ik tot half negen, een paar uur daarvan lig ik te woelen. Misschien is het dus een luxe probleem.
Het kan ook komen omdat de rust in mijn hoofd is verdwenen. Afgelopen zomer vond ik heerlijk, rust en regelmaat, daar doe ik het als blogger goed op. Maar ja, dan weet ik ook weer dat de onrust komt, dat ik wil bewegen. Die beweging is nu volop gaande. Wyb begint 23 september aan een nieuwe baan in Den Haag en dat betekent dat we voor die tijd moeten verhuizen. Maar we hebben nog geen huis. We hebben alternatieve scenario’s bedacht, maar vooral veel lijnen uitgezet. Het zou zomaar kunnen dat we vandaag te horen krijgen dat we een huis hebben. Het kan ook zomaar gebeuren dat we te horen krijgen dat het niet doorgaat. Zie dan maar eens je schrijffocus te behouden.
En verder vind ik dat alles aan het schuiven is. Ik heb de neiging om heel politiek te gaan schrijven, maar dat is ook weer zo uitgekauwd. Iedereen schrijft al over politiek. De nazi’s in Duitsland richten zich weer op. In Amerika loopt een gek elke dag tig leugens te verkondigen en zijn ego op te blazen. Ik lees nu Vos in de VS van Michiel Vos, een boek uit het hart van de Amerikaanse politiek. Ik lees het met plezier, maar het bevordert de moedeloosheid.
Dan hebben we hier nog dat mallotige kabinet, gesteund door vier leipo’s, ik bedoel fractievoorzitters: een eeuwige twijfelaar en huilebalk, een borderliner en schreeuwlelijk die van geen ophouden weet, een mevrouw waarbij je je gelukkig mag prijzen dat het je tante niet is en een aartsleugenaar die het land richting de ellende heeft geduwd. Eén voordeel: ze kunnen elkaar niet luchten of zien. Grote kans dat ze snel bonje krijgen en de boel gaat barsten.
Van niks zie ik momenteel de poëzie. Tot overmaat van ramp regent het hier in de Dordogne al de hele dag pijpenstelen. Ik heb geen enkele focus. Zojuist vermaakte ik me met van die domme honden- en kattenfilmpjes van Facebook, die dingen waar je zo lamlendig van wordt.
Nou ja, ik heb mijn plicht gedaan, er zijn vierhonderd woorden geschreven met een writer’s block. Ik hoop niet dat de lezer er een reader’s block van krijgt. Ik hoop op betere tijden, vanavond maar eens een slaappil gebruiken.
Een dagje naar het strand
Zondag 1 september, Cadouin
Vorige week waren we in de prettige omstandigheid dat we in Haarlem konden logeren bij de broer van Wyb. Hij zelf paste op een van die prachtige huizen in Bloemendaal. Op de laatste avond gingen we bij hem op bezoek en stond ik zomaar voor een echte Hussum, in een hoek hing bescheiden een Asger Jorn, Alsof het niks is.
Door het logeren in Haarlem leerde ik eigenlijk nu pas het strandleven kennen. Voor wie in Nijmegen wordt geboren is de zee en het strand verrekte ver weg. Mij duurde het dus 69 jaar.
Daar kun je een kanttekening bijzetten, want we hebben toch zestien jaar een huis in Moddergat gehad, pal aan de rand van de Waddenzee. Maar de Waddenzee, vind ik, is in geen enkel opzicht te vergelijken met de Noordzee. De Waddenzee is toch een soort modderpoel die om de zoveel uur vol water loopt. Er is geen strand, er zijn geen strandtenten en er zijn ook geen strandhuisjes. Hoogstens vind je hier en daar een zonnebader tussen de schapen op de dijk.
Ik ben gek op de zee. De luchten, de ruimte, het water. Maar ook hier een kanttekening. Wyb heeft vaak romantische ideeën. Zo vindt ze het heerlijk om te picknicken en middagen aan koele rivieren te liggen. In Haarlem kwam ze op het idee een dagje naar het strand te gaan. En dan bedoel ik niet even lekker wandelen langs de kustlijn en vervolgens op het terras van een strandtent lunchen en een beetje mijmeren en kijken. Ze stelde voor om echt op het strand te zitten, op een handdoek.
En zo ploegde ik door het mulle zand achter haar aan. Het zand kroop in mijn schoenen, waardoor ik op mijn blote voeten verder moest. We liepen langs rijen zwetende badgasten. het klassieke beeld dat ik voor ogen had, en voor vreesde. Wyb stelde zo’n dagje strand voor en ik wil dan niet meteen een spelbreker zijn. Maar eerlijk gezegd had ik er een zwaar hoofd in. Om nog eerlijker te zijn, ik wist meteen dat het helemaal niets voor mij is.
Op de eerste plaats heb ik ontzettend de schurft aan dat strandzand. Het gaat overal in en aan zitten. Op de tweede plaats ben ik gek op de zon, maar wel gezien vanuit één positie: de schaduw. Een dagje naar het strand betekent het combineren van die twee, zand en zon.
We gooiden even met een frisbee op en neer. Iets wat ik graag doe. Daarna gingen we op een handdoek zitten. Gewoon zitten. Lezen ging niet want de zon was te fel. Niet alleen voor mijn boek, ook voor mijn hoofd. Terwijl Wyb in het zeewater spetterde, waar ik ook al niet van hou, zat ik met een handdoek over mijn hoofd op de handdoek. De mensen die om mij heen zaten zullen vast hebben gedacht dat ik depressief was, en daar hadden ze ook wel een beetje gelijk in.
Gelukkig zag Wyb dat ik toch andere opvattingen heb over romantiek en zochten we snel Parnassia op, een strandtent waar ik graag ben. Prachtig uitzicht over de zee, de badgasten als confetti op het strand. Vooral de ijskoffie is daar excellent.
’s Avonds ging ik onder de douche en waste ik het zand met moeite uit mijn oren, haren, oksels en bilnaad. Het fijne zand werd in de douche een mini-strand rond mijn voeten. Alle vooroordelen waren realiteit geworden.
alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2024