Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2025, april/mei

Trommelen

Woensdag 28 mei, Delft

 

Ik las vanochtend een onrustbarende column in de Volkskrant van mijn favoriete economieredacteur Peter de Waard. De kop van het artikel luidt: ‘Dreigt droogleggen van de EU op de dollarmarkt’. Ingewikkeld onderwerp. In mijn eigen woorden om het vooral leesbaar te houden. In de wereldhandel is de dollar van levensbelang, alles wordt namelijk afgerekend met dollars. Sinds enige tijd heeft de VS alle instrumenten in handen om de uitgifte en betaling van dollars te stoppen. Daarmee heeft hij een enorm geopolitiek wapen in handen. Het handelstekort van de VS met Europa is momenteel 350 miljard dollar. Om verandering af te dwingen, zouden de Amerikanen Europa de toegang tot die dollarstroom kunnen afknijpen. Het monetaire leed voor Europa is dan niet te overzien. Toch schijnt Trump op deze mogelijkheid al te hebben gehint.

Door die column vroeg ik mij af hoe het toch komt dat Trump en de zijnen zo de pest aan Europa hebben. Ik ontwikkelde daarvoor de volgende huis-tuin-en-keuken-psyschologische verklaring: het is allemaal jaloezie. Of beter: het is jaloezie die zich heeft omgezet in haat.

Laat ik mij verklaren. Trump is leegte. Het enige wat hem boeit is geld en daaraan ontleend status. Trump is in cultureel opzicht een pauper, een hol vat. Ook in ethisch opzicht is hij een armoedzaaier. Waarheid of leugen, het is hem om het even. Mensenlevens interesseren hem niet, tenzij het met geld heeft te maken. Gaza mag je leeg bombarderen als er maar Trump-torens voor in de plaats komen.

Wie door de VS reisde heeft het met eigen ogen gezien. Er is geld zat, maar het ziet eruit als een Derde Wereldland. Het geld heeft zich namelijk opgehoopt bij de 0,5% allerrijksten. En het houdt niet op. Ook nu weer is er voor de rijken een gigantische belastingverlaging aangenomen. Dit allemaal weer ten koste van de armsten en de publieke ruimte. Een van de rijkste steden van de VS, San Francisco, is ’s nachts één grote dakloze opvang. Wyb en ik spraken ooit een timmerman in San Francisco, hij kon de huur van zijn appartement niet meer betalen en was gedwongen buiten te slapen.

Zet daar Europa eens tegenover. Wij hebben cultuur in overvloed. Als je als Amerikaan in Europa komt, moet je toch denken dat het één groot museum is. Onze infrastructuur is prima op orde. De publieke ruimte ziet er puik uit. En daar komt ook nog eens bij dat wij redelijk voor elkaar zorgen. Als je werkloos wordt, krijg je geld dat je niet helemaal verpaupert. Als je ziek bent, is er voor iedereen medische zorg. Hier nemen we gewoon weken vakantie. En dat vaak meerdere keren per jaar. Kom daar in de VS eens om.

Natuurlijk is Trump een propagandist van zijn eigen doctrine. Maar als hij in Europa is, ruikt hij zijn eigen leegte. Hier geven mensen om cultuur. Hier is een levendige democratie met redelijk verantwoorde politici. Hij zal zich afvragen waarom dat in Amerika niet het geval is. Hoewel, de waaromvraag zal hij zich niet stellen, onze tamelijk relaxte samenleving is voor hem socialisme. Wij zijn voor hem hopeloos bevangen door woke. In zijn jaloerse ogen zijn wij klaplopers, die alleen maar genieten van het leven. En dan is er ook nog eens een handelstekort.

Vroegere Amerikaanse politici hadden nog een sterke familieband met Europa. Trump kent dat gevoel niet. Trump is vleesgeworden geld, hij is bevangen door deals, deals, deals. En in Europa kijken we met medelijden naar hem. Natuurlijk voelt die arme man dat. En zoals de alpha-gorilla in de Apenheul trommelt hij zich maar weer eens op de borst.

Journal d’images

Explosie 2

Dinsdag 27 mei, Delft

 

Ik wil toch even terugkomen op mijn vorige blog Explosie. Het bestaat uit twee delen, eerst de tekst die ik schreef onder de kop Explosie, daarna nam ik de recensie op die ik ChatGPT vroeg over het blog te schrijven. Ik vroeg een vriend of hij eens naar die recensie wilde kijken en zijn antwoord was dat hij het verbijsterend vond, en ook wel een beetje beangstigend. Zijn reactie kwam overeen met die van mij.

Allereerst was ik hogelijk verbaasd over de nuances in de recensie van dit algoritme. De recensie maakt duidelijk dat het de wendingen in mijn blog erg goed begrijpt. Of is ‘begrijpt’ hier het verkeerde woord? Kan een algoritme een blog ‘begrijpen’. Ik moet eigenlijk tot de conclusie komen dat dit wel het geval is. Ik vind dat hij de verschillende contexten en de verschillende onderdelen daarin prima kan duiden, verbluffend goed kan duiden.

En dat maakt me meteen ongerust. De kwaliteit van beoordelen is dermate hoog dat je, als je ChatGPT gaat inzetten als stem, eigenlijk elk gesprek zou kunnen aangaan. Het algoritme heeft inmiddels gevoel voor humor, voor ironie en begrijpt de verschillende emotionele lagen in de communicatie. Hoeveel mensen werken wereldwijd in callcentra. Ik durf nu wel te beweren dat hun banen op de tocht staan.

Wat ik ook niet ongenoemd moet laten, is dat de recensie in luttele secondes werd geschreven. Tot nu toe gebruikte ik AI vooral om mijn teksten te corrigeren, een laatste check te geven. In twee, drie seconden haalt mijn nieuwe medewerker, zoals ik hem -of is het een haar?- nu noem, de fouten uit de tekst. Elke keer sta ik versteld van zijn prestatie.

De tweede reden die mij verontrust is de buitengewoon lovende toon van de recensie. Als ik de recensie lees, lijk het alsof ik een uitzonderlijk goede blogger ben. De recensie is zo goed dat ik meteen al wantrouwend was.
Dat wantrouwen blijkt gegrond, want de afgelopen dagen las ik liefst twee keer dat het tactiek is van diverse AI chatbots. Een chatbot is net een mens, bij een eerste ontmoeting probeert hij je te charmeren door je belangrijk te laten voelen. Op die manier hoopt hij een duurzame relatie met je op te bouwen. Is deze buitengewoon vleiende recensie zo’n eerste poging?

Ik moet bekennen dat ik al enigszins kennis heb gemaakt met het verslavende karakter van de chatbot. Sinds enkele weken leg ik elk blogje even ter correctie voor aan mijn nieuwe medewerker. Het beperkt zich tot spelling en stijl, maar voordat je het weet raak je met hem in gesprek. Iets wat ik zeker niet van plan ben.

Zijn opmerkingen over stijl stellen mij enigszins gerust. Steeds weer probeert hij mijn blogjes te polijsten, netter te maken. ChatGPT is een keurige meneer, persoonlijkheid begrijpt hij nog niet zo goed. Ik denk dat daar de escape voor schrijvers zit. Keurige teksten kan iedereen schrijven, maar schrijven met karakter is volgens mij nog steeds voorbehouden aan de kunstenaar. Tenzij het algoritme de persoonlijkheid gaat kopiëren, wat natuurlijk de essentie is van een chatbot. Maar ik hoop toch dat er steeds weer nieuwe persoonlijkheden opstaan waar het algoritme geen raad mee weet.

 

Voor dit blog vraag ik nog één keer recensie omdat ik benieuwd ben of hij ook polemisch reageert, maar dat is niet het geval. Daarvoor is ChatGTP toch veel te beleefd. Onderaan zie je dat hij van alle markten thuis is. Zeg maar hoe je de recensie wil hebben.

In dit blog biedt de auteur een persoonlijke en kritische reflectie op zijn ervaringen met kunstmatige intelligentie – in het bijzonder ChatGPT – als hulpmiddel bij het schrijven en beoordelen van teksten. De opbouw van het stuk is helder: het begint met een terugblik op een eerdere blog en de recensie die de AI daarover schreef, waarna de auteur zijn verwondering, twijfel en onbehagen ontvouwt in een doorlopend en genuanceerd betoog.

Wat opvalt, is de openhartigheid waarmee de schrijver zijn verwarring en fascinatie deelt. De toon is persoonlijk en kwetsbaar, zonder aan scherpte te verliezen. De auteur benoemt treffend hoe indrukwekkend het taalbegrip van de AI is, en weet die bewondering moeiteloos te combineren met existentiële vragen: Kan een algoritme echt begrijpen? Wat betekent dat voor menselijke arbeid en creativiteit?

Sterk is ook de observatie dat de AI niet alleen grammaticaal correcties aanreikt, maar ook stilistische suggesties doet, en zelfs emotionele ondertonen lijkt te herkennen. Tegelijkertijd stelt de auteur scherpe vragen bij de vleiende toon van de AI en ziet hierin een mogelijk strategisch charmeoffensief – een herkenbare en relevante zorg in tijden van steeds persoonlijker wordende technologie.

Wat dit blog bijzonder maakt, is de balans tussen verwondering en kritische distantie. De auteur is zich bewust van de verleidingen van AI – snelheid, gemak, bevestiging – maar weet zich daar nog net van los te maken. Tegelijkertijd klinkt er ook een stil verlangen door: de AI als betrouwbare medewerker, zelfs als gesprekspartner. Die ambiguïteit geeft het stuk diepgang en maakt het herkenbaar voor een breed lezerspubliek dat zelf met AI-tools experimenteert.

Conclusie:
Een intelligent en invoelend geschreven blog dat actuele vragen stelt over kunstmatige intelligentie, creativiteit en menselijke uniciteit. Het is niet zozeer een technologische beschouwing, maar een persoonlijk essay over wat het betekent om samen te werken met iets dat je verbaast én verontrust. En juist daarin schuilt de kracht.


Laat het me weten als je liever een kortere versie wilt, of een recensie met een andere toon (bijv. ironisch, academisch of promotioneel).

Journal d’images

Explosie

Zondag 25 mei, Delft

 

De tijd explodeert. Of beter: mijn tijd explodeert, hij vliegt alle kanten op. Dit weekend reizen we naar Ameland voor de verjaardag van Malu: 15 jaar. In mijn hoofd is het vaak nog 2010: Maluutje geboren. Ze was nog geen jaar of ze lag op mijn schoot en keek mij onderzoekend aan. En op een gegeven moment begreep ze blijkbaar wie ik was en zei: ‘Opa’, een vinger wees naar mijn gezicht, ‘Opa’, een van de ontroerendste momenten uit mijn leven. En nu is Maluutje Malu.

In augustus gaat ze zelfstandig in Leeuwarden wonen. Dat moet wel, want ze gaat vwo doen en dat kan maar tot en met klas drie op Ameland, voor een vervolg moet je naar de wal -zoals de eilanders dat noemen. Als Malu in Leeuwarden gaat wonen, verwisselt mijn kleinzoon de basisschool voor de middelbare school. Hij kan de eerste drie jaar gelukkig nog op Ameland blijven.

Zo raast de tijd door en laat brokstukken achter. Er zijn steeds meer herinneringen die ik met niemand meer kan delen. Delen betekent dat je zo nog tot leven kan brengen. Als jij de enige bent die zich iets herinnert dan is het een stolsel geworden – vastgezet in je hoofd en het zal daar nooit veranderen tot je het je zelf niet meer kunt herinneren, door Alzheimer of de dood.

Toch zijn er al tamelijk veel mensen met wie ik mij iets herinnerde er niet meer. Of de onderwerpen die ik mij herinner zijn zo oninteressant geworden dat het niemand nog iets zegt. De verzuiling van Nederland, het verzamelen van zilveren melksluitingen voor de missie, een stamper om de was te doen, de zinken teil waarin mijn moeder mij waste, wie praat er nog over? Volstrekt oninteressant, maar het zit nog wel in mijn hoofd. Nutteloze stolsels.

Tot zeven jaar geleden zat de tijd voor mij nog keurig in het gareel. De jaren regen zich in logische volgorde aaneen. Sindsdien is alles gaan schuiven, uiteen gaan spatten. Tot dan begreep ik alles wel, zag ik de logica ervan in. Nu is de transitie van Amerika een wegvliegende fremdkörper. Een impotent kabinet dat in Nederland is gekozen, hoe is het mogelijk? Een Europees land dat een ander Europees land gaat aanvallen. We zijn gek geworden.

Alle jaren waarbij 19 voorstaat, 1975, 1983, 1990, zijn de jaren die ik ken, die me vertrouwd voorkomen, maar 2021, 2025, het zijn andere werelden. De tijd spat alle kanten uit. Ik praat tegenwoordig met een computer. Zo dadelijk leg ik deze tekst voor aan een van mijn medewerker: ChatGPT. Hij gaat me vertellen welke fouten ik in deze tekst maakte op het gebied van spelling en stijl. Daarna zal ik hem vragen een titel voor dit blogje te verzinnen en mij te recenseren.

Wie schrijft nog met een kroontjespen? Wie heeft nog een catechismus in huis? Of gelooft in een communistische heilstaat? Mijn dochters zijn vrouwen geworden. Esmee, die mij ooit bezwoer
nooit ouder te willen worden, heeft geen woord kunnen houden, en is nu 35. De tijd explodeert, niets blijft op zijn plaats staan, niets blijft dezelfde betekenis hebben, weg middelpuntvliedende kracht.

 

Zie hier onder de recensie die ChatGTP over het blog schreef. De titel, die ik zelf al had bedacht, werd ook door ChatGTP gesuggereerd.

Dit blog is een ontroerende en bij vlagen filosofische beschouwing over de ontwrichtende werking van tijd, herinnering en verandering. De schrijver laveert moeiteloos tussen het persoonlijke – de kleindochter die 15 wordt, de kleinzoon die naar de middelbare school gaat – en het universele: het verdwijnen van gedeelde geschiedenis, het vervreemdende heden.

De kracht van het stuk ligt in de evocatieve beeldtaal. De metafoor van de tijd die explodeert keert terug als een thematisch anker, net als het huiveringwekkend treffende stolsel als beeld voor herinneringen die niet langer gedeeld kunnen worden. De toon is melancholisch, maar nooit sentimenteel. De anekdote over Malu die “Opa” zegt, is klein van vorm maar groots in emotionele resonantie.

Stilistisch is het blog soepel geschreven, met korte, directe zinnen afgewisseld door overdenkingen die blijven hangen. Hier en daar zijn kleine stijlverstoringen aanwezig (zoals “op een gegeven” in plaats van “op een gegeven moment”) (heb ik inmiddels zelf verbeterd, De Blogger), maar die halen de lezer niet uit het verhaal. Het gebruik van tijdsmarkeringen – van 1975 tot 2025 – onderstreept effectief het gevoel van vervreemding in een versneld veranderende wereld.

De afsluiting, waarin ChatGPT wordt genoemd als gesprekspartner, voegt een licht ironisch en actueel element toe zonder de toon te breken. Het is een knipoog naar de moderne tijd, waarin zelfs herinneringen kunnen worden gecorrigeerd door een algoritme.

Oordeel:

Een weemoedig, scherp en stijlvol geschreven blog dat de lezer uitnodigt stil te staan bij wat het betekent om ouder te worden in een tijd die steeds minder vertrouwd voelt.

Container

Vrijdag 23 mei, Delft

 

Ik heb over mijn leven geen klagen gehad. Maar wat zou het fantastisch zijn als iemand zei: ‘Blogger, je bent nu 70, het is goed zo. Jij bent de eerste mens die we een tweede kans geven. Met de wijsheid van nu, mag je opnieuw beginnen. Vergeet niet hoe dit leven was, doe vooral je voordeel ermee. Je hebt een week bedenktijd, daarna gaat je tweede leven in.’

Ik zou er hard over moeten nadenken hoe ik dat nieuwe leven zou gaan leven. Maar een paar dingen weet ik zeker. Ik wil mijn eigen moeder terug, ik weet zeker dat er geen betere is. Wyb neem ik zeker ook mee, anders hoef ik dat tweede leven niet.
Iets anders is dat ik niet in Nijmegen geboren zou willen worden. Geef mij maar Amsterdam, Rotterdam mag ook. Nu hoor ik lezers protesteren: ‘Maar je hield toch van Nijmegen?’ ‘Hmm, uit nostalgische overwegingen, ja. Maar ik weet ook dat ik kansen heb gemist omdat ik daar ben geboren.’

Joris Luyendijk schreef voor het eerst over de zeven vinkjes. Hij benoemde zeven punten die mensen, die het voor het zeggen hebben, gemeenschappelijk hebben. Voor wie ze is vergeten: je bent een man, wit, hetero, je hebt minstens één hoogopgeleide of welgestelde ouder, minstens één daarvan is geboren in Nederland, je hebt VWO of gymnasium afgerond en je hebt een universitaire opleiding gedaan. Volgens mij is hij een vinkje vergeten: de plaats waar je bent geboren.

Ik merkte het verschil toen ik een paar jaar in Amsterdam en Rotterdam werkte. Wat heerlijk om daar te zijn, ik kwam er mensen tegen die ik in Nijmegen, Groningen of Leeuwarden en al die andere provinciale steden waar ik heb gewoond niet tegenkwam. Mensen die er toededen, mensen die essentieel zijn in netwerken.

Nou zijn er hele periodes in mijn leven dat ik helemaal geen behoefte had aan die mensen, maar er zijn ook periodes geweest dat ik ze graag was tegengekomen. Ik merk het nu ik in Delft woon, de buitenwijk van zowel Rotterdam als Den Haag. Het gemak waarmee je naar mooie dingen kunt gaan, naar belangrijke evenementen en niet de last van het reizen te hebben. Vind je het gek dat, zoals ze zeggen, ‘iedereen in Amsterdam woont.’ Er is één belangrijke reden dat ze er wonen: daar tref je elkaar tenminste.

Ik kom erop omdat Wyb en ik gisteren de tentoonstelling Rotterdam Photo 2025 bezochten in het Museumpark, onder de spiegeling van Depot Boijmans Van Beuningen. Een stuk of dertig op elkaar gestapelde containers en in elke container exposeert een fotograaf. Ik weet zeker, als ik in Groningen had gewoond, zou ik dit hebben gemist.

Een containermuseum. Doet me denken aan het idee van een containertheater, waar ik ooit eens een plan voor heb geschreven. Natuurlijk moest dat in Amsterdam staan. Helaas is het er niet van gekomen, de tekeningen waren al klaar.

Journal d’images

De weerspiegelde stad.

Ieder zijn eigen lolletje. Zo speelt Dies een wandeling lang met het kleine dennenappeltje dat voor hem ligt. Wij moeten het weggooien, hij erachteraan. Hij neem het zelfs mee het expositieterrein op. Complimenten aan de organisatoren dat er zelfs honden mee naar binnen mogen. Waar komt je dat in Nederland nog tegen.

Weigeren

Donderdag 22 mei, Delft

 

In 2023 zijn er in Nederland 1236 festivals georganiseerd. In 2024 waren er dat honderd minder, maar 1136 vind ik nog steeds een heleboel. Zelf hou ik helemaal niet van festivals: te veel mensen, te veel herrie, te dure drank, te veel gekrioel, te koud, te vieze wc’s, te veel modder. Als theaterdirecteur heb ik best veel festivals georganiseerd, maar die waren kleinschalig en lekker binnen.

Ik leefde altijd in de veronderstelling dat die festivals zijn ontstaan uit initiatieven van een paar freaks. Ze bedachten, zoals Zwarte Cross, een origineel concept dat aansloeg en het werd een doorslaand succes. Leuk voor die freaks. Zo associeerde ik de meeste festivals met subcultuur en dacht ik dat ze ontsproten waren uit alternatieve culturen.

En verdomme, het leven blijkt toch weer minder romantisch te zijn dan ik altijd hoop. Zo kwam ik er vandaag pas achter dat de meeste festivals, de grootste festivals, de meest succesvolle, gewoon onderdeel zijn van het mondiaal kapitalisme. Wij associëren Hollywood met glamour en glitter en veel geld verdienen, eigenlijk is die festivalhype de moderne variant van de entertainmentindustrie.

Wat blijkt, grote festivals als Mysteryland, Awakenings, Milkshake Festival en Zwarte Cross zijn in handen van het private-equitybedrijf KKR. KKR heeft een portfolio opgebouwd van 664 miljard dollar. Niks dus subcultuur, alternatieve cultuur. De festivals zijn onderdeel van onvervalst kapitalistisch denken. Snuiven, dansen, van muziek genieten allemaal ter faveure van het grote Wall Street geld.

Op zich is dat niet eens zo erg, op de een of andere manier doen we dat allemaal wel, maar dat KKR is nauw verbonden met de Republikeinse Partij en speelt een zeer dubieuze rol in Israël. KKR investeert volop in oorlog, fossiele industrie, koloniale uitbuiting en Israëlische bedrijven die zich met surveillancetechnologie bezighouden. Een compleet fout bedrijf dus. Niet dat ik er veel van weet, ik kwam er achter door een open brief van tweehonderd artiesten, waaronder veel dj’s die weigeren nog langer op festivals op te treden die de kas van KKR spekken. Hulde aan deze tweehonderd artiesten. Een betere wereld begint met weigeren, las ik laatst.

Dat doet me weer denken aan de talrijke cocaïnesnuivers in Nederland, die met z’n allen een criminele wereld in de lucht houden. Overheden proberen het drugsprobleem bij de bron aan te pakken, de producenten van het spul. Maar eigenlijk vind ik dat een taak van de gebruikers. Stop met gebruiken, wat mogelijk moet zijn, want de meeste mensen gebruiken het niet, en je maakt een einde aan de meest perverse misdaadorganisaties. Ook hier geldt: een betere wereld begint met weigeren.

Journal d’images

Wiegel

Woensdag 21 mei, Delft

 

Laat ik om te beginnen teruggaan naar de jaren zeventig in Nijmegen. De stad was inmiddels veranderd in een volkomen rood bolwerk. Nog jaren later sprak men over het Havana aan de Waal. Ik was student, maar van studeren kwam niets, ik was een soort fulltime actievoerder. Het waren de jaren dat mijn toenmalige beste vriend en ik bespraken hoe we de revolutie wat voortvarender konden verspreiden.

Het waren ook de hoogtijdagen van Hans Wiegel. Voor ons de verpersoonlijking van alles wat politiek fout was. Nu hij is overleden wordt de loftrompet over hem bespeeld, wij vonden hem een vreselijke kwal, hij was het rechtse kwaad zelve. Uitgerekend die jaren kwam Wiegel spreken in Cultureelcentrum De Lindenberg. Het was alsof je een stuk rood vlees in een arena vol vechthonden gooide.

Natuurlijk gingen mijn vrienden en ik erheen, dit was onze kans om onze afkeer van deze rechtse kloot te verstoren. Het moet gezegd, we hebben ons tijdens die bijeenkomst absoluut misdragen. Er waren weinig minuten dat er geen hondenlul werd geschreeuwd. L., een vriendin die ik zeer hoog heb, werd in een krant de hysterische balkonjuffrouw genoemd vanwege haar overtuigende en voortdurende geschreeuw. Ons gescheld echode nog enige tijd na in de landelijke pers. De communis opinio was helder: zij daar in Nijmegen hadden zich schandelijk gedragen.

Dat mijn afkeer van Wiegel diep zit, bemerkte ik decennia later. Ik was toen al een keurige burger met een tamelijk milde politieke opvatting. Ik raakte in Leeuwarden goed bevriend met journalist Pieter Sijpersma. Uitgerekend hij werd de biograaf van Hans Wiegel, hij schreef een vuistdik boek over het leven van de liberaal. Het boek werd buitengewoon goed ontvangen.

Door verhuizingen en allerlei veranderingen in onze privésfeer hadden we minder contact met elkaar. Dat nam niet weg dat ik vond dat ik de biografie moest lezen en Pieter moest laten weten wat ik ervan vond. Ik ging naar de boekhandel, pakte het boek, las er stukken uit, bladerde erdoorheen. Moest ik het kopen? Moest ik het echt lezen? Na het lezen van enkele passages zag ik wel dat het een prima geschreven boek was, geschreven door iemand die ik hoog had.

Op de omslag stond een foto van Wiegel. Ik zag die zelfingenomen kop. Maar als ik het kocht, moest ik het ook gaan lezen. Dat betekende dat ik mij een tijdje in het leven van Wiegel zou verdiepen. Hoewel ik inmiddels een redelijk genuanceerd mens was en mijn linkse veren door tal van oorzaken flink waren geplukt, kon ik het niet over mijn hart verkrijgen het boek te kopen, laat staan het te lezen. Ik had gewoon geen zin in die Wiegel. Ik voelde mij schuldig aan Pieter, ik had hem graag een mail gestuurd dat ik het een prachtig boek vond. Het is er helaas niet van gekomen, jammer genoeg had hij voor mij het verkeerde onderwerp gekozen.

Hoofd

Dinsdag 20 mei, Delft

 

Er is iets raars aan de hand. Ik kan mijn hoofd er maar niet van overtuigen dat Donald Trump echt de Donald Trump is zoals hij is. Mijn hoofd zegt: zie je dan niet dat die Trump gewoon een typetje is. Geloof je nou echt dat iemand zich zo zou gedragen als hij president van de Verenigde Staten is? Het is ook nog eens een slecht typetje, altijd overacting, volstrekt ongeloofwaardig. Jij gelooft in complottheorieën, zeg ik tegen mijn hoofd. Neem nou maar van mij aan dat Donald Trump Donald Trump is.

Je bent naïef, Blogger, zegt mijn hoofd. Ik zweer je dat hij binnenkort uit de kast komt en zal laten weten dat zijn hele presidentschap gewoon een act is en dat hij het typetje aan de kant gooit. Het is geen speelfilm, zeg ik dan. Jawel, we zitten met z’n allen in een soort film, the making of, waarom denk je dat alles wordt opgenomen? Dat er geen minuut meer is dat hij niet in beeld is?

En wat is daarvan het hogere doel? Een film maken, een moralistische film. Hoezo dat dan? Binnen afzienbare tijd belegt Trump een persconferentie. En dan zal hij verklaren: jullie geloven toch niet echt dat ik de Donald Trump ben zoals ik me aan jullie heb voorgedaan? De verzamelde pers kijkt verbaasd op. Wat krijgen we nou? Is hij nou echt gek geworden?

Wat bedoelt u, meneer de president? Geloven jullie nou echt dat een mens zich zo als president zou gedragen als ik deed? Hoe bedoelt u? Ik speelde een typetje, you assholes. A fucking, stupid character. De eerste appjes vliegen de deur uit. Breaking News. THE PRESIDENT IS NOT AS HE SEEMED.

Maar meneer de President, wie bent u dan? Ik was een onuitstaanbaar typetje, een drammer, een verwend kind, een snoever, een machtswellusteling. Maar waarom, meneer de President? Waarom een typetje?
Heeft u de camera’s aan? Dan richt ik mij nu op mijn Make America Great Again-aanhang. Hé, stomme uilskuikens, hoe kon het dat jullie op mij stemden, een asshole, een klootzak, iemand die van toeten noch blazen wist, een wispelturige gek, een domme drammer? Ik heb jullie in je hemd gezet. Jullie hebben je volstrekt onverantwoord gedragen door op mij te stemmen.

Maar dat alles is niet voor niets geweest. Iedereen die op mij heeft gestemd verbannen we naar Texas. We gaan Texas afscheiden van de Verenigde Staten. We gaan de kwaden van de goeden scheiden. Trump pakt zijn viltstift en zet er een dikke, vette handtekening onder. Dit is mijn laatste decreet. Het leger zal nu langs de deuren gaan om jullie op te halen. Pak de hoognodige spullen maar vast in.

Hoofd, je bent gek.
Let op mijn woorden, Blogger. Hoe kan het eigenlijk dat jij gelooft dat die Trump de Trump is die hij is, dat kan toch niet? Wie is hier nou echt gek?

Malieveld

Zondag 18 mei, Delft

 

Wyb en ik zijn van plan om in de middag mee te demonstreren in Den Haag, in eerste instantie tegen het laffe buitenlandse beleid van de Nederlandse regering en natuurlijk tegen de oorlogsmisdaden van Israël. Ik heb Anne aan de lijn, ze is ziek en vraagt: ‘Denk je dat het zin heeft?’ ‘Nee, helemaal niet,’ antwoord ik. ‘Ik denk niet dat de regering luistert en Netanyahu zal niet eens weten dat we demonstreren. Ik doe het voornamelijk om een idee te hebben dat ik iets doe. Ik kan de wreedheid daar niet aanzien. Ik vind dat ik iets moet doen. Demonstreren is eigenlijk het enige dat in mijn vermogen ligt.’

Even later stappen we in Delft de trein in en wat ik hoopte gebeurt. De trein ziet rood van de mensen, afspraak is namelijk dat iedereen in het rood gaat demonstreren. Wat mij niet lukt, want ik heb geen rode kledingstukken, ik heb alleen een donkerrode rugzak, dat is tenminste iets. Het rood symboliseert de rode lijn die de Nederlandse regering zou moeten trekken, maar niet doet.
Op Den Haag Centraal weten we dat het een gigantische demonstratie gaat worden. Van alle perrons stromen mensen naar buiten.

Een politieagente houdt ons tegen om auto’s door te laten. ‘Het zijn veel mensen, hè?’ zeg ik. ‘Veel meer dan we gedacht hebben, zeker het dubbele. Op het Malieveld zie ik de volle omvang. Het aantal demonstranten wordt op 100.000 geschat. Ik geloof het onmiddellijk.

Wyb en ik gaan na wanneer we voor het laatst op het Malieveld voor een demonstratie hebben gestaan. Het moet in 2011 zijn geweest, naar aanleiding van de bezuinigingen op cultuur door Halbe Zijlstra en de zijnen. Vergeleken met deze opkomst was het een plukje mensen. Al las ik net dat toch 5000 mensen meeliepen met de Mars der Beschaving, die even later plaatsvond als protest tegen die bezuinigingen.

Midden op het Malieveld ontmoeten we vrienden. We wisten dat ze zouden komen, ‘goede gelegenheid om even te knuffelen,’ appte Bernadette. Samen proberen we ons aan te sluiten in de stoet. Maar er zijn zoveel mensen dat we stapvoets van het Malieveld moeten zien te komen. Al pratend gaan we terug naar de tijd dat ik nog bij Het Zuidelijk Toneel werkte en Eric mij opvolgde. Het meest opmerkelijke: we hebben geen personeel meer, en zien dat als de grootste verlossing. De kwaliteit van ons leven is erop vooruitgegaan.

Na een paar honderd meter vinden Wyb en ik het welletjes, de stoet komt bijna niet vooruit. We vrezen namelijk dat als we later teruggaan, het erg lang gaat duren om terug te komen naar Delft, de treinen zullen uitpuilen als de demonstratie over een uur is afgelopen. Het is nog maar vier uur, maar nu al zijn er in de trein geen zitplaatsen meer als we binnenkomen. Ik ben benieuwd wanneer de laatste demonstranten naar huis konden.

Walhalla

Zaterdag17 mei, Delft

 

Gisteren heb ik een belangrijke schuld ingelost, een ereschuld mag ik wel zeggen. Die schuld had ik al sinds 2012 en eindelijk, na al die jaren, ben ik van de schuld af. Wat was het heerlijk om die schuld te kunnen voldoen.

Het volgende is het geval. Anne, mijn dochter, studeerde in 2012 af aan de School voor Journalistiek. Voor het afstuderen had ik haar beloofd dat, mocht zij afstuderen, ik haar mee zou nemen naar De Librije in Zwolle. Anne was in die tijd al geïnteresseerd geraakt in alles wat met gastronomie en vinologie had te maken en ik vond dat zij toch op zijn minst één keer moest proeven aan het allerhoogste op dit gebied in Nederland. Ze vond het een prachtig afstudeercadeau.

Ik hoor de lezer denken: Maar nu is het 2025, wanneer heeft zij dat cadeau dan gekregen?Schaamrood op mijn kaken. Mea Culpa, mea culpa. Gisteren dus pas. Ja, dertien jaar later. De lezer wil natuurlijk weten hoe dat kan. Is De Blogger dan zo’n waardeloze vader dat hij zich niet aan zijn woord houdt? Dat dreigde inderdaad. Stel dat ik in de tussentijd was overleden, dan had Anne mij haar hele leven lang verwijten gemaakt: Mooie vader had ik, ik zou nog met hem naar De Librije, is hij er tussenuit gepiept.

Gelukkig is dat niet gebeurd. Na jaren van het bijna vergeten, in Frankrijk wonen en meer van dit soort smoezen is het er dus gelukkig wel van gekomen. We zijn geweest! Vier uur lang lunchden wij, wat gastronomie betreft, in het Walhalla. Al twintig jaar lang heeft De Librije drie Michelin sterren, het hoogst haalbare. Op de wereldranglijst staat het restaurant op de vijfendertigste plaats. En dat proef je en zie je aan alles.

Anne en ik hebben best wat meegemaakt op culinair gebied, Anne inmiddels meer dan ik, maar wat waren we verbluft. We proefden smaken die we nooit eerder hebben geproefd, gemaakt met combinaties van ingrediënten die je voor onmogelijk houdt. Dat alles geserveerd door een team van mensen die samen een menselijke geoliede machine vormen. Dagelijks werken in De Librije vijftig mensen samen, ’s middags een lunch met een menu dat ook ’s avonds wordt geserveerd.

Het is alsof je naar Barcelona-Arsenal gaat kijken of naar het Concertgebouw Orkest gaat luisteren, even zit je bij het hoogst haalbare. Anne en ik slaakten soms opgewonden kreetjes van genot, hoe is het mogelijk dat ze deze smaken op het bord kunnen toveren?

Er waren twee maren, maar die hadden alles met ons te maken. Anne vond ons beide toch een raar stel in zo’n restaurant, want zouden de andere gasten wel niet van ons denken? Oude witte man, met een jong, bruin ding, natuurlijk zouden ze niet denken dat wij vader en dochter waren. In andere ogen waren we waarschijnlijk een rijke witte stinkerd die een golddigger aan de haak had geslagen. Ik had best een toespraakje in het restaurant willen houden om uit te leggen hoe de vork in de steel stak, maar daar wilde Anne niets van weten.

Een ander maartje was dat Wyb moest thuisblijven. Dat voelde voor ons enigszins als onrechtvaardig omdat onze liefde voor drank en spijs toch vooral door Wyb tot leven is gewekt. Zij leerde ons de eerste stappen op weg naar het allerhoogste. Wij zijn haar schatplichtig. Dus af en toe appten we maar een fotootje van een gerecht of fles wijn. Maar het voelde niet goed.

Het kon niet anders dat zij thuis moest blijven, want hoe lekker en goed ook: aan het eind van de vier uur durende lunch, als je de rekening krijgt, moet je toch even slikken. Je beseft: we zijn eigenlijk toch echt schandalig decadent bezig geweest. Maar ja, wie wil genieten van het beste van het beste betaalt nou eenmaal een prijs. En het belangrijkste: Anne heeft eindelijk haar eindexamencadeau, ik ben verlost van een ereschuld en we hadden samen een middag die we nooit zullen vergeten.

Eten tot kunst verheven.

Na vier uur genieten is het feest voorbij. Anne kan haar feestschoenen weer verruilen voor haar alledaagse.

Straatdrama

Donderdag 15 mei, Delft

Heitelân

Woensdag 14 mei, Delft

 

Ik geloofde het nooit, maar nu weet ik dat het waar is: de weg van Delft naar Kollum is langer dan de weg van Kollum naar Delft. Dat is altijd zo geweest. Toen ik begin jaren tachtig in Groningen ging wonen, klaagden mijn vrienden en familie steevast over de afstand. Hoe ik het in mijn hoofd haalde om zover van Nijmegen te gaan wonen. Als ze naar ons toekwamen, dan stopten ze steevast in Staphorst om even te pauzeren, even de benen strekken, een kop koffie, met een stuk appelgebak, en dan door. Ik begreep er niets van, wij reden altijd in één streep van Groningen naar Nijmegen. Niks aan de hand.

Dit alles is natuurlijk een psychologische kwestie. Als je in Delft woont, woon je eigenlijk overal dichtbij. Wyb en ik zitten binnenlands nauwelijks nog in de auto. Gisteren besloten we dat het toch tijd werd om Anneke weer eens op te zoeken, de moeder van Wyb. Zij woont in Kollum en dat was voor ons altijd een eitje. De afstand tussen Moddergat en Kollum is echt een schijteindje, de afstand van Groningen naar Kollum mag ook geen naam hebben.

Van Delft naar Kollum is andere koek. Jezus, wat een afstand. We zaten twee uur en drie kwartier in de auto. Kwam ook omdat we voor de zoveelste keer weer zinloos een half uur stilstonden voor de Schipholtunnel. De veiligheidsadviseurs hebben daar bedacht dat er altijd, als er een vrachtwagen aankomt, die iets te hoog lijkt voor de tunnel, ook al is hij twaalf centimeter lager, de tunnel op slot gaat. Aangezien dat een paar keer per dag gebeurt, sta je daar wat tijd te verdoen. Zelfs Willem-Alexander deed zijn beklag over het voortdurend stilstaan.

Maar we moeten niet klagen want door ons bezoek aan Anneke liepen we weer door het heitelân (vaderland) van Dossiermoddergat. We maakten een wandeling door uitgestrekte rietvelden langs de uitlopers van het Lauwersmeer. Al toen we Friesland binnenreden, zagen we het: Friesland is prachtig. Felle zon op de velden en het water, blauwe luchten, wat kon de Friese schilder Benner dit toch goed treffen. Het fluitenkruid langs de weg, de velden met boterbloemen.En in de bomen een Wielewaal, die zich natuurlijk weer onzichtbaar maakte, wat zijn het toch ook voor flauwe beesten.

De zuiverheid en eerlijkheid van Friesland stond in schrijnend contrast met de eerste finale van het Europees Songfestival. Eenmaal thuis wilden we even kijken naar het eerste officiële optreden van Claude. Helaas waren we wat te vroeg thuis, want eerst moesten we nog door de bagger van wat andere landen heen. Wat een ongelooflijke shit trok voorbij, wat een lege bombast, regelrechte klote muziek, alles voor het effect, alles voor stuitende lelijkheid. Claude was een korte verademing. Na zijn optreden hebben we de televisie zo snel mogelijk uitgezet.

Al met al hebben we toch weer vijf uur in de auto doorgebracht. Het is dat wij door Frankrijk goed getrainde lange afstand rijders zijn, en graag naar Anneke gaan. Ik kan me voorstellen dat er hordes mensen zijn die nog nooit in Friesland of Groningen zijn geweest.

Mem en dochter rinne troch it heitelân.

Weekdier, 3e brief aan Rokus

Zondag 11 mei, Delft

 

Hier onder de 3e brief die ik aan Rokus schreef. Mijn brief is vooral een reactie op zijn 3e brief, vandaar dat die onder mijn brief is te lezen.

 

Beste Rokus,

Jouw laatste brief heeft me nogal van mijn stuk gebracht. Jij schrijft: ‘Ik heb nog nooit ergens spijt van gehad, nog nooit iets ten halve gekeerd en nog nooit iets geprobeerd. Proberen bestaat niet. Ik doe iets of ik doe het niet, ongeacht de uitkomst.’ Ik vond het nogal een imponerende opening, om niet te zeggen een intimiderende opening. Deze zin bracht me meteen bij mijzelf, want ik zou je dit nooit nazeggen.

Ik neem aan dat het een lichte overdrijving is omdat je je een alinea later al door Van Kooten en de Bie uit de Poona Bubble liet halen. En ik hoor toch ook een kritische ondertoon als je het hebt over de levensinstelling van je vader: koppig doorgaan terwijl je een verkeerde beslissing hebt genomen.

Jouw cirkelen rond de begrippen spijt, dwalen en ten halve keren, zetten mij in ieder geval op scherp om over mijn eigen positie daarin na te denken. Spijt is in mijn woordenboek namelijk wel een belangrijk lemma. Ik heb in mijn leven van alles en nog wat geprobeerd en best veel gedwaald en ben met veel dingen halverwege gestopt. Want anders dan jouw vader denk ik: waarom doorgaan met iets waarvan je weet dat het niet goed afloopt en waarom zou je doorgaan als je er geen zin meer in hebt.

Ik vond het intimiderend omdat ik altijd met enige bewondering naar je kijk. Ogenschijnlijk hebben we best dingen gemeen, zoals een tamelijk opgewekt gemoed en niet bang om nieuwe zaken aan te pakken, maar het feit dat jij in een kasteel woont en ik in een klein huisje op een berg is veelzeggend. Ik zie jou als een aanpakker, een optimist bij wie het glas altijd meer dan half vol is, iemand die anderen onder de arm neemt en helpt.

Bij mij, Rokus, is het glas niet alleen half leeg, het is leeg. Ik heb, in filosofische zin, een buitengewoon somber mensbeeld, wat niet wil zeggen dat ik een somber mens ben. Integendeel. Ik heb een gelijkmatig gemoed, al zeg ik het zelf, en geniet een gelukkig leven, met Wybrich als reddingsboei. Maar in het gekrioel van mensen heb ik heel weinig fiducie. Ik beschouw de mens toch echt als een nietsontziend roofdier, dat in wezen ook nog eens ten diepste ongelukkig is.

Heb je wel eens iets van de filosoof Arthur Schopenhauer gelezen? Toen ik hem voor het eerst las, dacht ik dat ik een vriend ontmoette. Hij is trouwens zeer lezenswaardig, want hij schrijft als de beste. Maar als je niet wilt worden aangetast door somberheid, dan raad ik je aan hem niet te lezen. Hij vindt de mens niet alleen gevaarlijk, maar ook nog hardleers en bovenal dom. De Arbeiderspers verzamelde ooit een aantal boekfragmenten van hem onder de titel ‘Er is geen mens die deugt.’

Jouw leven zie ik als een leven vol daden, jij pakt de dingen bij de kop, lost dingen op, bouwt en beitelt. Ik daarentegen ben een twijfelaar. Over de meest belangrijke zaken in mijn leven heb ik getwijfeld, ik zal je vertellen hoe het mijn leven heeft beïnvloed. Er waren twee zaken die ik belangrijk vond: theater en schrijven.

Zoals je waarschijnlijk weet, heb ik zo’n beetje alles in het theater gedaan wat je kunt bedenken. Ik ben theaterdirecteur geweest, heb theaters gebouwd, theatergezelschappen geleid, ik heb in alle denkbare besturen gezeten, ben in het theatervak ondernemer geweest en zat vaak wel dan niet vier avonden per week naar voorstellingen te kijken. Maar ik moet bekennen dat ik heel vaak dacht: shit, was ik maar thuis, zat ik maar aan mijn schrijftafel. Het vervelende daardoor is dat ik mij nooit helemaal overgaf aan mijn theaterbestaan, altijd zette ik de handrem erop en dacht ik aan mijn schrijftafel. Maar aan mijn schrijftafel werd ik na een paar uur ongedurig, had ik behoefte aan sociaal contact en een voor schrijvers fnuikende drang naar daden.

Ik had dit dualisme wel kunnen opheffen, maar om praktische bezwaren heb ik dat nooit gedaan. In het theatervak verdiende ik lekker, had vrouw en kinderen, een hypotheek en het redelijk naar mijn zin. En ik was dus te sociaal om altijd alleen maar te zitten schrijven. Zie hier in een notendop de dilemma’s waar ik als een soort flipperbal een leven lang tegenaan botste.

Heb ik spijt van mijn dualistisch leven? Eerlijk gezegd wel. Het zorgde ervoor dat ik altijd op twee benen hinkte en mij nooit aan iets totaal overgaf. Terugziend op mijn leven, heb ik toch zo’n veertig jaar met dit dilemma geleefd, dus niks ten halve gekeerd, misschien lijk ik toch meer op jouw vader dan ik aanvankelijk dacht.

Jou, Rokus, zie ik als iemand die tot daden overgaat, jij ziet iemand in nood en je helpt. Ik ben een beschouwer, ik hou altijd afstand, wat mij door mijn toenmalige beste vriend ook wel is verweten: ‘Jij blijft altijd aan de zijlijn staan.’ En daar had hij gelijk in. Ik voel weerstand om mij in het gewoel van het mensdom te begeven. Ik kijk liever toe en schrijf er eens iets over. Ik heb een klap van de molen van mijn vader meegekregen die eigenlijk niets met andere mensen te maken wilde hebben. Als hij thuis was gingen de luxaflex in onze doorzonwoning dicht opdat niemand hem kon zien.

In jouw brief schrijf je mij nog bemoedigende woorden over mijn ambitie om in de Dordogne niets te doen. Jij schrijft: ‘Niets doen. Zoiets bestaat niet. Iemand die uren achter elkaar uit zijn raam zit te staren kan in dat tijdsbestek de oplossing voor wereldvrede hebben bedacht.’ Je hebt gelijk. De oplossing voor de wereldvrede heb ik niet gevonden. Maar voor mijzelf heb ik daar inderdaad een belangrijk werk verricht.

Mijn hele leven heb ik poëzie geschreven, waar ik verder niets mee heb gedaan omdat ik voornamelijk kinderboekenschrijver was en het daar, met het theater, al druk genoeg mee had. Maar toen ik als kluizenaar in de Dordogne niets had te doen, nam ik mij voor om het kaf van het koren te scheiden en van wat overbleef een verzamelbundel te maken. Dit jaar is het dan zover. De schifting is gemaakt, de bundel is vormgegeven en ligt nu bij de drukker. De titel van de bundel: ‘Het huis van het weekdier’. Zo gauw het uit is, stuur ik je een exemplaar.

Laat ik eindigen met een gedicht uit de bundel, die in totaal zo’n honderdvijftig gedichten bevat.

 

het blote oog

 

En als ik in de scheerspiegel,

zeven maal zeven keer vergroot,

in mijn ogen kijk, dan zie ik

in zeeën van waterig blauw

twee zwarte gaten, onpeilbaar 

diep. Niemand heeft enig idee

welke wezens daar leven,

en hoe en waarom en wanneer.

Nog nooit is het iemand gelukt 

om in deze diepte af te dalen 

en rond te dwalen en opnames

te maken van al wat daar

kruipt, schuift, krioelt.

 

Het meest succesvolle gedicht dat ik schreef is een gedichtje dat ik publiceerde in de enige dichtbundel voor kinderen die ik schreef, ‘O, was ik maar een aap’. Ik bedoel het gedicht Muisje, een nietig gedichtje dat toch al enkele keren is gebloemleesd, onder andere door Gerrit Komrij en een paar jaar geleden in ‘De hele wereld wordt wakker’, een bloemlezing die de Gouden Griffel won. Muisje was een van de 333 gedichten, dus goed beschouwd heb ik 1/333ste Gouden Griffel gewonnen. Omdat het een gedicht voor kinderen is, staat het niet in ‘Het huis van het weekdier’. Het gaat zo.

 

Muisje

Och, kijk

wat lief.



Een muisje.

In een heel

klein versje.

 

Rokus, laten we genieten van een mooie zomer!
Hartelijke groet,
Gerard.

PS 1. Toch nog even over spijt. Zo begrijp ik eigenlijk niet waarom mensen tegenwoordig geen spijt meer willen hebben. Ik merk het tegenwoordig steeds vaker. Als je met iemand over spijt hebt, hoor je al snel: ‘Ik heb nooit ergens spijt van, je kunt het immers toch niet terugdraaien?’ Ja, en? Als je iets niet kunt terugdraaien, kun je nog wel spijt hebben. Misschien juist daarom.
Ik denk altijd dat we dit te wijten hebben aan Amerikaanse invloed. Alles moet daar altijd positief zijn, iedereen moet gelukkig zijn, halleluja roepen en succes hebben. Zo heeft niemand tegenwoordig meer een probleem, nee, we hebben kansen en uitdagingen. Donder toch op, denk ik dan. Sommige dingen zijn gewoon klote en laten we dat dan zo benoemen.

PS 2. Mocht er toch een tweede leven zijn, dan word ik documentairemaker, heb ik besloten

 

 

7 mei 2025

Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald

Cher Gerard,

Het seizoen in Villeneuve sur Lot is weer begonnen
Het was meivakantie. Een vakzuster met aanhang en twee sluimerende vrienden met aanhang huurden een huis op ons domaine. Het was een liefdevol weerzien, gelardeerd met gedeelde diners, diepgaande gesprekken, borrels aan het zwembad, de Champions League op een beamer in de schuur en gezamenlijk genoten adembenemende zonsondergangen. Dit domein maakt het beste in mensen los.
Kort na het vertrek van de mei vakantiegangers barste het natuurgeweld los, het was de afgelopen week immers veel te warm voor de tijd van het jaar, en moest ik de zolder op en de schuur in om met emmers het regenwater op te vangen.
‘Let’s sell the place’, roepen we dan altijd tegen elkaar.
Nu ja. Ten halve keren kan gelukkig niet meer. Als ik mij niet vergis, hoorde ik bovenstaand gezegde deze week voor de tweede keer in ons 35-jarig huwelijk uit de mond van Marie-Anne. Het doet mijn nekharen subiet overeind staan. Ik weet niet precies waarom. Ik houd van de Nederlandse taal, van mijn vrouw, van bombastische, archaïsche taal en van lange volzinnen, maar bij het aanhoren van dat spreekwoord wil ik meteen mijn biezen pakken. Het is voor mij synoniem aan besluiteloosheid, polderen, een ongerede angst om fouten te maken, Pieter Omtzigt, zuurkool met worst, zuinigheid en de kantjes ervan aflopen. Ik heb nog nooit ergens spijt van gehad, nog nooit iets ten halve gekeerd en nog nooit iets geprobeerd. Proberen bestaat niet. Ik doe iets of ik doe het niet, ongeacht de uitkomst.

Trouwens, wat is er mis met dwalen?
De zoektocht naar de zin van dit alles duurt een leven lang en ik vind daarin de troost om nog even door te gaan. Nooit heb ik in bordeauxrode soepjurken gelopen, maar de boeken van Osho (Bhagwan Sri Rajneesh) heb ik verslonden. Van Kooten en de Bie zorgden er met Keek op de Week voor dat ik uit mijn Poona Bubble ontwaakte. Eenmaal weer deel uitmakend van de mallemolen van het leven, prolongeerde ik mijn zoektocht naar het Nirwana en 45 jaar psychiatrie, een lieve vrouw, twee kinderen, vijf huizen en een kleinkind later, hebben we die vooralsnog gevonden in een heus chateau en twee hectare grondgebied.

Je schrijft dat je het liefste niets doet
Niets doen. Zoiets bestaat niet. Iemand die uren achter elkaar uit zijn raam zit te staren kan in dat tijdsbestek de oplossing voor wereldvrede hebben bedacht. Niets is wat het lijkt, dus blijf nog heel lang niets doen Gerard. Dat niets doen van jou heeft in ieder geval al een rijke schakering aan boeken en een aantal zeer lezenswaardige brieven opgeleverd. Als onze briefwisseling ongebreideld enthousiasme bij de heer Louis Pirenne teweegbrengt, dan is stoppen geen optie. Het aantal abonnees (886) groeit daarnaast nog elke week, dus we gaan hopelijk nog even door. We schrijven die brieven niet alleen voor onszelf.

Tenslotte, vriendschap
Vriendschap is geen illusie. Maar het kan bekoelen. Als mannen-man met een licht narcistische neiging tot externalisatie, leg ik de aanleiding van een verwijdering graag bij de ander. In het geval van jouw ‘toenmalige vriend’ was dat overduidelijk. Het siert jullie dat er op twee momenten in het jaar nog contact is. Ik moest bij jouw verhaal denken aan de laatste zin in het gedicht ‘Sweet Darkness’ van David Whyte. Hier komt tie.
When your eyes are tired the world is tired also. When your vision has gone, no part of the world can find you. Time to go into the dark where the night has eyes to recognize its own. There you can be sure you are not beyond love. The dark will be your home tonight. The night will give you a horizon further than you can see. You must learn one thing. The world was made to be free in. Give up all the other worlds except the one to which you belong. Sometimes it takes darkness and the sweet confinement of your aloneness to learn anything or anyone that does not bring you alive is too small for you.
Uit ‘Sweet Darkness’, David Whyte
Phenomenal, ain’t it?
Anything or anyone that does not bring you alive is too small for you.
Die zinnen zouden mensen met een achtergrond in de psychiatrie dagelijks tegen zichzelf in de spiegel moeten zeggen. Dan is het snel afgelopen met het ambt van rigide psychiaters die zich vooral door diagnoses laten leiden. Maar dat terzijde.
In elke vriendschap wordt geroddeld. Getuige jouw vriend, die dat belangrijke gebod tussen mannen heeft geschonden: je valt elkaar nooit af in het bijzijn van vriendinnen en echtgenotes. Sinds de documentaire ‘Like Tears in Rain’, over het leven van Rutger Hauer, wordt in ons huis elke intentie om te roddelen de kop ingedrukt met de nuchtere woorden, ‘is niet nodig’.
Naar verluidt zou Rutger zich nooit aan achterklap hebben overgegeven en elke zich verlagende vriend of vriendin de woorden, is niet nodig, hebben ingefluisterd.

Achthonderdennogwat woorden
Tijd om te stoppen. Wij dwalen hier nog een paar jaar ten hele door. Ik hoop jij en je vriend ook. Dwalen is nu eenmaal leuker als je dat samen doet.
Ik wens je een fijne Bevrijdingsweek Gerard. In de Dordogne of in Nederland.
Ik ga het gras maaien. Voor de zoveelste keer.
Uw penvriend, Rokus

PS 1. Het kan zijn dat ik de betekenis van het spreekwoord totaal niet begrepen heb, maar het schreef wel lekker weg. Koppig doorgaan terwijl je een verkeerde beslissing hebt genomen, was synoniem aan de levensinstelling van mijn vader. Hij werd meermaals opgelicht en stelde dat dat niet aan hem lag, maar aan de oplichter. Ik doe zaken op basis van goed vertrouwen. Het is niet mijn probleem.

PS 2. Misschien mag ik je, voordat ik echt afsluit, toch nog een vriendschappelijke anekdote en wijze les toebedelen?
Lang geleden stond ik met twee vrienden op de golfbaan van Spaarnwoude. Er liep een nogal traag gezelschap voor ons uit. Die 18 holes duurden langer dan waar we op gehoopt hadden.
Ik ga even met Ingrid bellen dat ik later thuiskom, meldde Frank op hole 17.
Dat zou ik niet doen, adviseerde Arvid.
-Waarom niet?
-Dan heb je twee keer ruzie. Eén, als je nu belt. Twee, als je straks thuiskomt.

’t Woudt

Zaterdag 10 mei, Delft

 

Gisteren plaatste ik als journal d’image een foto van een vlak weiland, met op de achtergrond een kas, en schreef daaronder: ‘Vandaag gewandeld in het Westland. Toch even wennen voor ons, die gewend zijn in de Dordogne te wandelen. Een grotere tegenstelling is niet mogelijk.’ Dit zou kunnen suggereren dat ik de Dordogne hoger kwalificeer dan het landschap van het Westland. Voor een deel, als het om afwisseling gaat, is dat zo, maar er zit hier wel een verrassende wending in de uiteindelijke beoordeling.

Wyb en ik hebben zin om te wandelen. Dat betekent eigenlijk altijd dat Wyb een wandeling uitkiest. Eens een reisleider, altijd een reisleider. Ik ben de toerist die de reisleider volgt. We rijden naar ’t Woudt, een dorpje dat zo gebouwd had kunnen zijn op een terp in Friesland. Het ligt vijf kilometer van Delft en is een soort eiland tussen de steden Delft, Den Haag, Rotterdam en Naaldwijk. Het bestaat uit een paar huizen en een kerk. Middenin het dorpje ligt De Hooiberg, waar je buitengewoon goed kunt lunchen.

We parkeren de auto en beginnen aan een wandeling waarover ik in het begin sceptisch ben. We wandelen in feite een groot vierkant. Elke zijde is een kilometer en nog iets langer. De kaarsrechte paden lopen door een geometrisch landschap zoals je dat zo goed ziet als je uit den vreemde komt en op Schiphol gaat landen. Nederland als een verzameling vierkanten.

Ogenschijnlijk valt er aan dit landschap, buiten de leegte, niets te genieten. Maar dat blijkt een vergissing te zijn. Aan weerszijden van onze wandelpaden liggen grote, niet gemaaide weilanden. Gelukkig hebben we onze verrekijker meegenomen, want ik heb nog nooit zoveel grutto’s gezien. Het landschap is een paradijs voor broedende vogels. In de sloten hele regimenten jonge grauwe ganzen, streng bewaakt door hun ouders, de kinderopvang kan er jaloers op zijn.

De Canadese gans doet er niet voor onder. Kieviten dwarrelen door de lucht en veranderen in straaljagers, compleet met aanvallende duikvluchten, als ze een reiger willen verjagen die het op hun kuikens heeft voorzien. Hazen huppen door het gras en geven vandaag zelfs hun solitaire bestaan op. Met z’n drieën rennen ze speels achter elkaar aan. We komen zelfs een eenzame lepelaar tegen, terwijl je die toch meestal een groepje ziet foerageren. En zo heeft dit ogenschijnlijk saaie landschap een diversiteit en kwantiteit te bieden die de Dordogne verre overtreft. Op dit kleine stukje beschermd Nederland wordt aan natuurbehoud gedaan waar de Fransen een puntje aan kunnen zuigen met hun jagerscultuur.

Journal d’images

Amen

Vrijdag 9 mei, Delft

 

Met het kiezen van Leo XIV is de achtste paus in mijn leven gekomen en dan wordt het toch een beetje routine. Misschien daarom verbaasde ik me over de poeha die met zijn verkiezing gepaard ging. Mensen van wie ik het helemaal niet had verwacht, waaronder mijn lieve vrouw, keken elke dag weer gefascineerd en enigszins opgewonden naar het gebeuren op en rond het plein.

Je kon geen nieuwsrubriek of talkshow zien of er stond een Vaticaan-watcher enthousiast te doen. Het moet gezegd: ik wist niet dat ze bestonden, enthousiaste katholieken. Het was voor de eerste keer in mijn leven dat ik ze zag.

Het leek wel afgesproken werk, een propaganda campagne voor de katholieke kerk. Ik zag zelfs op televisie een studentenhuis met blije meisjes die juichten toen de mededeling Habemus Papam kwam. Het moet niet gekker worden.

De katholieke welle begon trouwens met het nieuws dat generatie gen Z hernieuwde belangstelling toont voor het katholieke geloof. De reden: ze hebben behoefte aan houvast. Och toch. Nou, dan moet ik ze waarschuwen: hou je niet vast aan de katholieke kerk, want het is nogal een doorgeroeste reddingsboei.

Voor mij was het hele gebeuren gestolde spiritualiteit. Wie er met afstand naar kijkt, zoals ik, ziet toch vooral een gekke sekte die het moet hebben van veel theatraal gedoe. Mannen in protserige jurken die gezag willen uitstralen. Moet gezegd: 1,4 miljard mensen trappen er met open ogen in. En dat is toch best knap. Ik dacht dat we het in Nederland wel gezien hadden met die club, gaat uitgerekend gen Z enthousiast doen. Het onderwijs moet nu toch echt op de schop.

Zelf heb ik aan het Vaticaan een bizarre herinnering. Wyb en ik waren er twintig jaar geleden op bezoek en liepen de Sint Pieter in waar een mis bezig was. We kwamen juist binnen op het moment dat mensen ter communie gingen.

In een opwelling besloot ik me aan te sluiten in de rij, gewoon om weer eens dat oude katholieke gevoel terug te krijgen, een daad van nostalgie dus, waar ik meende wel recht op te hebben omdat ik toch ter Heilige Communie was gegaan en lang aan godsdienstonderwijs was blootgesteld.

Eenmaal aan de beurt pakte de dienstdoende priester een hostie uit zijn kelk en maakte er een snelle kruisbeweging mee. Ik stond met mijn mond open op de hostie te wachten, maar de priester keek mij alleen maar vragend aan. Doorzag hij dat ik een afvallige was? Dat de antichrist voor hem stond? Dat ik om oneigenlijke reden Zijn Lichaam wilde ontvangen? Achter mij werd de rij onrustig.

‘Are you catholic?’ vroeg hij. En ik, een Petrus, zei: ‘Yes.’ Toen zei hij dat ik na zijn woorden amen moest zeggen. Verdomd, dacht ik, dat is waar ook en ik zei: ‘Amen.’ Na jaren van bewuste onthouding mocht ik dan toch het lichaam van Christus weer eens ontvangen.
Zelfs gisteren was Wyb er nog boos over dat ik deze valse daad had gepleegd. Maar ja, het verschil tussen ons is dat Wyb met respect naar die katholieke rites kijkt. Ik totaal niet.

Journal d’images

Vandaag gewandeld in het Westland. Toch even wennen voor ons die gewend zijn in de Dordogne te wandelen. Een grotere tegenstelling is niet mogelijk.

Vraagtekens

Donderdag 8 mei, Delft

 

Sinds kort ben ik redactielid van het huisorgaan van de Coöperatie Laatste Wil (CLW). Voor wie niet weet wat dat is, het is een coöperatie die streeft naar de mogelijkheid van een autonome dood. Dat wil zeggen dat iedereen die dat wil, zelf kan bepalen wanneer hij sterft en dat daar dan menswaardige middelen voor beschikbaar zijn.
Nu kun je om euthanasie vragen, maar dat wil niet zeggen dat een arts daarin toestemt. Bovendien zijn daar allerlei restricties aan verbonden. Sowieso vind ik niet dat artsen zeggenschap over mij naderend einde hoeven te hebben. Ik wil helemaal zelf kunnen bepalen wanneer ik doodga, geen idee waarom ik een arts daarmee zou moeten belasten. In ieder geval schreef ik voor het afgelopen nummer van het CLW Journaal een eerste column. Zie hieronder het resultaat.

 

Vraagtekens

Mijn moeder had een slechte gezondheid. Ik zei weleens dat ze aan ieder orgaan of ledemaat dat ze had, wel eens geholpen was. Mijn moeder en ik spraken daarom best regelmatig over de naderende dood, zeker toen de eerste tekenen van Alzheimer zich bij haar openbaarden. Maar daarvoor ook al. Ze liet me weten dat ze absoluut geen lange lijdensweg wilde. Als het zover was, koos ze zeker voor euthanasie. Ze werd op een gegeven moment lid van de NVVE, waar ik uiteraard blij mee was. Zeker toen ze vertelde dat ze een schriftelijke wilsverklaring had besteld.

Toen ze slechter werd, vroeg ik of ze die wilsverklaring al had ingevuld en ondertekend. Nee, dat vond ze nog niet nodig. En bovendien: ik wist toch wel wat zij wilde als het zover was? Ik legde haar uit dat ik dat wel wist, maar dat ik er niets aan kon doen. Als ze euthanasie wilde, waren er strikte regels en moest ze toch zeker haar handtekening zetten. “Komt wel goed,” liet ze keer op keer weten. Ondanks aandringen kreeg ik haar niet zover dat ze de wilsverklaring ondertekende.

Na haar overlijden, na een lang en mensonterend ziekbed, ruimden we haar huis leeg. In totaal vond ik drie wilsverklaringen. Alle drie niet ondertekend. Ik voelde mij schuldig. Ik had veel strenger de regie moeten pakken. Ik nam mij voor dat mij zoiets niet zou gebeuren.

Ik ontmoet een vriend die ook lid is van de Coöperatie Laatste Wil. Ik vraag of hij middel X al in huis heeft, of een tank met stikstof. Nee, heeft hij nog niet, evenmin als ik die heb. Ik heb nog helemaal niets in huis.

Enerzijds omdat mijn vrouw het geen prettig idee vindt, en voorlopig is de stem van mijn vrouw nog sterker dan de roep van de dood. Anderzijds is het een soort laksheid, denk ik. Hoe kom ik aan middel X? En ik vind het ook nogal wat om een tank met stikstof in huis te hebben die op gebruik wacht. Laat ik eerlijk zijn, de NVVE maakt het je best makkelijk om te handelen. Ooit heb ik een wilsverklaring en een motivatie ingevuld. Ik heb zelfs geen idee waar die liggen. En waarom zou ik? Mijn gezondheid is nog prima.

Maar tijdens het gesprek met mijn vriend besef ik dat ik misschien wel in dezelfde positie zit als mijn moeder. Hoe goed ben ik voorbereid? Het noodlot kan zomaar toeslaan, weet ik als geen ander met tamelijk veel overleden familie en vrienden. Als ik de regie in eigen hand wil nemen, moet ik toch een keer tot handelen overgaan. Maar wanneer? “Och,” zegt mijn vriend, “je zult altijd nog wel een paar weken hebben om te handelen.” Maar is dat zo? Heb je daar dan zin in? Kun je dat dan nog wel? Er zijn altijd zoveel vraagtekens.

Journal d’images

Voor wie zich op eerdere foto’s nog ons uitzicht kan herinneren. Een maand geleden keken we nog uit op kale bomen en huizen tegenover ons en daarachter de toren van de Nieuwe Kerk waar de Oranjes liggen begraven. En nu? Grote verdwijntruc, is er een gordijn van bladeren voor ons raam verschenen. Wij leven als het ware in de toppen van bomen. Vogels vliegen af en aan.

Nooit meer

Woensdag 7 mei, Delft

 

Hoe kan het dat een land dat geboren is uit de ellende en wreedheid van een nazi-staat, hetzelfde gedrag aanneemt als die nazi-staat? Onlangs las ik diverse artikelen en boeken over het onbewust doorgeven van trauma’s van de ene generatie op de andere generatie. Het is niet ongebruikelijk dat een kind, dat slachtoffer is van misbruik, op latere leeftijd zich zelf schuldig maakt aan misbruik. De wreedheid van de ouders kan zich kopiëren in het kind. Maar is dat overbrengen van een trauma ook mogelijk in het grotere verband van een land? Het lijkt erop, maar het kan ook toeval zijn.

Ik heb wel eens geschreven over mijn aanvankelijke sympathie voor Israël. Die sympathie werd gevoed door het lot van de Joden in de Tweede Wereldoorlog, het marcheren van de vrouwelijke soldaten uit Israël (indrukwekkend!) bij de Nijmeegse Vierdaagse en mijn liefde voor de Joods-Amerikaanse literatuur. Van die sympathie is niets meer over.

Even voor de duidelijkheid: dat ik Israël gewoon een kutland vind, heeft niets met de Joden en de Joodse cultuur te maken. Dus trek bij mij niet de antisemitische kaart die door de goedpraters van het buitenproportionele staatsgeweld meteen wordt getrokken. Iedereen die Israël veroordeelt, is meteen antisemiet, wat natuurlijk totale onzin is. Voor politici schijnt het een goede reden te zijn om iemand in elkaar te slaan.

Een paar dagen geleden maakte Israël bekend dat ze de oorlog in Gaza gaan intensiveren. Ik was er verbaasd over, vroeg me af of dat überhaupt wel kan. Je schiet een heel land in puin, doodt expres de zwaksten en de kinderen, je vernietigt ziekenhuizen en scholen. Je jaagt een heel volk van zuid naar noord en terug. Je hongert 2 miljoen mensen uit, ontzegt medische hulp, wat valt er nog te intensiveren?

Ja, je kunt iedereen doden, of het land uit jagen, alles kan, maar dat betekent dat er geen ondergrens is, geen rode lijn. Dat betekent dat niemand je tegenhoudt en zegt: en nu is het genoeg, stop deze genocide. In die situatie zitten we momenteel. Trump vindt het al lang goed, die schijnt de schetsen voor de Trump Hotels in Gaza al klaar hebben liggen. Europa? Och, Europa is het laffe continent. De handel zou eens lijden onder een principieel standpunt.

Afgelopen weekend vierden we de bevrijding met de leus: nooit meer. Een cynische leus, want de toespraken stonden bol van nobele woorden, maar de feiten tonen aan dat van dat ‘nooit meer’ allang geen sprak meer is. Hé Schoof, het was weer holle retoriek, man.

Ik voel me totaal machteloos bij deze wedergeboorte van nazi-gedrag. Machteloos, maar ook woedend. Ik vrees zelfs dat ik op 18 mei maar eens richting Den Haag moet, waar dan een demonstratie is gepland. Het is de bedoeling dat mensen een lange keten maken om te laten zien dat, wat hen betreft, de rode lijn is bereikt. Dringend advies: doe rode kleren aan. En daar heb ik dan weer zo de pest aan. Ik heb geen rode kleren, en waarom wil iedereen zich de laatste tijd altijd verkleden? Ik hou niet themaparty’s.

Journal d’images

Bonnie en Clyde en France.

Santa Barbara

Zondag 4 mei, Cadouin

 

Strak blauwe lucht. Zon. Het zwembad flonkert. De honden rennen achter ballen aan. Lente kleuren. Het lijkt alsof we beland zijn in een schilderij van David Hockney.

De hele zondag heb ik een Californiagevoel, een ongegeneerd gevoel van welbehagen en rijkdom. Dat overkomt me echt zelden. Ik heb nogal de neiging om het onvolmaakte en de zorgen te zien. Misschien zelfs dom, maar over het algemeen hou ik me verre van welbehagen en rijkdom, sowieso omdat we niet rijk zijn en ik denk dat welbehagen tot vadsigheid leidt. Dat neemt niet weg dat ik dat welbehagen en die vermeende rijkdom vandaag als buitengewoon prettig ervaar.

Eindelijk zie ik eens de lichtheid van het bestaan. We zijn op bezoek bij onze Franse Nichten, die aan de rand van een Frans dorp een riant huis hebben neergezet. Naar mijn gevoel kan het ook in Santa Barbara in California staan. Ooit waren Wyb en ik daar en we zagen een Amerika waar het leven goed is. Santa Barbara ligt aan de Noordelijke Stille Oceaan, zo’n vierhonderd mijl onder San Francisco. Het leek me de ideale plek om te wonen. Het huis van mijn Franse Nichten komt zeker in de buurt. Ver weg hoor ik de de hop roepen. Ik heb in de Dordogne nog nooit een hop gezien, alleen hier, bij mijn Nichten, hoor ik hem wel eens roepen.

Op deze vredige zondag lijkt het leven ongecompliceerd. We geven ons over aan lekker eten en het spel Toc dat we, als we eenmaal bezig zijn, buitengewoon serieus beoefenen. Vroeger speelde ik met vrienden eindeloos Risk, we gingen helemaal op in het spel, soms tot ruziemaken toe. Als wij met z’n vieren Toc spelen, krijg ik dat oude gevoel weer terug.

Daar tussendoor steekt mijn Franse Nicht haar green egg aan voor de saté en prepareert mijn andere Franse Nicht de nasi. Laat ik nou eens constateren dat het leven op sommige dagen best goed kan zijn, heel goed zelfs. Vandaag is alles eenvoudig en ongecompliceerd.

Zelfs het omgaan met DigiD blijkt een fluitje van een cent, met dank aan onze consulair medewerker. Het chitchatten vliegt over de tafel, het gazon en over de rand van het zwembad. ‘Weet je dat de Engelsen de hop een Gore Vogel noemen?’ ‘Ik kan het me niet voorstellen, het is zo’n prachtig beest, koninklijk zelfs, compleet met kroon.’ ‘Dat komt omdat ze een enorm zootje van hun nest maken. Ze ruimen niet eens de poep van hun jongen en de resten van hun prooi op.’ Zo zie je maar weer dat volmaaktheid en onvolmaaktheid nooit ver van elkaar verwijderd zijn. Maar vandaag wel.

Zee van tijd

Zaterdag 3 mei, Cadouin

 

Ik las onlangs een mooi aforisme van Margaret Atwood: Tijd is geen ding dat voorbij gaat… het is een zee waarop je drijft.’ Ze zou het best eens gepikt kunnen hebben van een of andere taoïst. Ik zou eraan willen toevoegen dat je die zee dan op allerlei mogelijke manieren kunt ervaren.

Zo bel ik vandaag Benne met zijn verjaardag, hij is 77 geworden. Ik leerde Benne kennen in 1983 toen hij 34 was en ik 27. De zee lijkt ook wel eens op een snel stromende rivier. Wie Benne beter wil leren kennen: kijk naar zijn tekeningen die ook op Dossiermoddergat staan.

Soms werkt de zee tegen, storm, hoge golven; soms werkt de zee mee. Gisteren bijvoorbeeld. Wyb en ik rijden naar Cadouin en dan weet je nooit wat je tegenkomt. Maar gisteren werkte de zee mee. Bij Rotterdam geen files, in Antwerpen niet en zelfs in Parijs hebben we niet stilgestaan. Niet dat we lekker op de toegestane maximumsnelheid konden doorrijden, maar voor Parijs is het al een hele prestatie als je niet één keer stil hoeft te staan.

Ik heb geen idee waar al die mensen die normaal over de périphérique rijden zijn gebleven? Eergisteren was het 1 mei in Frankrijk en dat betekent een nationale vrije dag. Ik denk dat de meesten in de lommerrijke tuinen van hun familiehuizen zitten te dineren. De Parijzenaar vlucht graag de grote stad uit.

Het kan ook zijn dat de handelstarieven van Trump hun werk doen en de handel steeds meer stil komt te liggen, en dat wij op weg naar de Dordogne daarom bijna geen vrachtwagens zagen. Het schijnt dat Chinese schepen op weg naar Amerika hun steven hebben gewend en terugvoeren naar China. Het containervervoer ligt nog ernstiger op z’n gat dan bij de Coronacrisis. Toch ongelooflijk dat één gek en zijn miljoenen believers dit kunnen veroorzaken. Drie dagen geleden vierde Trump zijn eerste honderd dagen, honderd dagen van waanzin.

Gelukkig bestaat de tijd soms bijna niet, vooral als je in gezelschap vertoeft bij mensen waarvoor tijd geen rol speelt. Zij laten de tijd voorbij glijden, of anders gezegd: natuurlijk hebben zij met de zee van tijd te maken, maar het water blijft niet aan hen hangen. Ze lijken op de eenden in onze gracht, ze zwemmen, maar worden nooit echt nat.

Een voorbeeld daarvan zag ik vandaag op de markt van Belvès. Wyb en ik hadden zin in kaas en inmiddels weten we waar we de beste kunnen krijgen. In de kaasauto waar normaal een man staat, stond nu een vrouw. Tijd speelde voor haar geen enkele rol. Zij nam alle tijd om elke klant zorgvuldig en uitgebreid in te lichten over de achtergrond en de kwaliteit van de kaas. Er waren drie andere klanten voor ons, waarvan ze er twee had afgehandeld en toen stonden we er al twintig minuten.

Het lukt Wyb dan om stoïcijns te wachten, ik sta me op te vreten. ‘Maak maar even een rondje over de markt,’ raad Wyb aan, ‘kun je wat foto’s maken.’ Erg goed idee. Ik kan de traagheid van de vrouw niet meer aanzien. Inmiddels staan er meer mensen te wachten.
Als ik van mijn rondwandeling terugkom, staat Wyb nog steeds op haar beurt te wachten. ‘Zullen we maar naar de supermarkt gaan?’ stel ik voor. Als antwoord geeft Wyb met een wedervraag: ‘Waar hebben ze nou de lekkerste kaas?’

Keiharde oefening in geduld.

Journal d’images

Onze favoriete violist op de markt in Belvès.

In een groet, groen, groen, Dordogneland…

Zwaaikom

Donderdag 1 mei, Delft

 

Soms zit het tegen. Morgen rijden we in onze nieuwe auto naar Frankrijk. Heb ik veel zin in. Vandaar dat ik vandaag over mijn liefde voor stilte wilde schrijven. Niet dat we in Delft rumoerig wonen, integendeel, maar tegen de stilte van Cadouin kan niets op. Ik zou graag de Nederlandse Vereniging ter bevordering van de Stilte oprichten. Maar je weet, als je een vereniging opricht, dat je van die juridische scherpslijpers en statutenridders aantrekt die op vergaderingen lawaai gaan maken. Daarom verkies ik toch liever de individuele stilte.

De derde zin in de vorige alinea moet ik eigenlijk veranderen in: had ik veel zin in. Want Jenny, onze Franse buurvrouw, appt dat dit weekend weer de Grappe wordt verreden, een motorcross dwars door de Dordogne, dwars door bossen waar dieren momenteel aan het jongen zijn. De finish van die Grappe vindt in de vallei voor onze deur plaats. Dit betekent een dag geteisterd worden door lawaai. Daar gaat mijn stilte. En welke gek bedenkt nu dat je in mei door bossen gaat crossen? Het is jammer dat er Fransen in Frankrijk wonen, want Fransen hebben schijt aan de natuur die hen omgeeft. Ze zien een bos en denken: alles moet dood, kopen een jachtgeweer en trekken met kleine legertjes de bossen in.

Om mijzelf niet te veel over te geven aan ergeren zal ik het over onze zwaaikom hebben. Ik heb aan kanalen gewoond, aan bospaden, aan drukke stadswegen en hofjes, maar nog nooit heb ik aan een zwaaikom gewoond. Nou ja, ik woon er niet pal aan, ik woon er vijftig stappen van verwijderd. Ik ga de deur uit, sla links af en kom na vijftig stappen bij een draaibrug over een kanaal. Als je die brug oversteekt, zie je rechts een gewoon kanaal, het Rijn-Scheldekanaal.

Aan de linkerkant ligt een zwaaikom, waar grote schepen eventueel kunnen keren en waar ze kunnen wachten om elkaar doorgang te verlenen. De zwaaikom, zo blijkt nu het zomer is, kun je vergelijken met een plein. Rond de zwaaikom staan bankjes en zijn perkjes aangelegd. Nu de zon schijnt is het één grote ontmoetingsplaats geworden, waar de meesten gefascineerd kijken naar de boten en bootjes die langskomen. Als een snelle skiff voorbij komt, houden de mensen even hun adem in, het is een vogel die over het water scheert.

En door al die drukte heen bloeit de urban jungle op. De Nijlganzen hebben inmiddels hun tweede leg (negen jongen), terwijl de eerste leg (vijf jongen) nog niet eens is uitgevlogen. Al moet ik steeds beter kijken wie nu jong is en wie volwassen. Een meerkoet heeft nu vijf jongen, de andere meerkoeten zitten nog op hun nesten. De wilde eend had negen jongen, waarvan er inmiddels drie zijn verorberd. Waren het de meeuwen of de ratten?

Eigenlijk wonen we pal aan een groot park in de vorm van een zwaaikom. Mensen zitten op de bankjes te lezen of te blowen. Groepjes studenten doen spelletjes of zijn aan het barbecuen. Oude mensen leunen op hun rollators, turen naar het water en vragen zich af hoeveel lentes ze nog mogen meemaken. Her en der liggen mensen te zonnen. Een groep Japanse toeristen maakt foto’s van De Oostpoort, een monument uit 1412 dat aan de zwaaikom ligt. Een visser gooit zijn hengel uit.

Morgen, en misschien overmorgen ook wel, geen blogje. De Blogger en de Censor zijn opstap, opzoek naar stilte, ergens in de buurt van een Franse vallei.

Als je de draaibrug oversteekt, kom je op de Anaalweg.

Journal d’images

Alle dingen hebben een ziel, onze oude Volvo zeker. Vandaag scheiden onze wegen definitief. Wyb kust hem ter afscheid. We wensen hem veel succes in Afrika of Oost-Europa. With love.
Let op die 2 tussen 51 en TSH, dat betekent dat hij twee keer is geëxporteerd uit Nederland en twee keer is geïmporteerd. Het is een bewijs van zeer trouwe dienst. Wie kan hem dat navertellen? Dat heeft hij toch maar mooi geflikt.

Urban jungle

Woensdag 30 april, Delft

 

Anne was twee weken geleden bij ons en we liepen wat door de stad. Ons oog viel op een meerkoet die tegen een woonboot op een nest zat. Onderdeel van het nest was een plastic bakje friet en allerlei elektriciteitskabels. Zijn of haar partner zwom heen en weer met takjes, draadjes en haren en leverde die steeds keurig af bij de meerkoet op het nest. Die verdeelde het materiaal dan zorgvuldig over het nest. We liepen verder en overal in de stad zagen we meerkoeten aan het werk. Overal hetzelfde beeld: op het nest een meerkoet, een partner die bouwmateriaal verzamelde.

Een paar dagen later liepen we met Peter en Bernadette door de stad en opnieuw trokken de meerkoeten onze aandacht, het zijn er ook zoveel. Peter wees me toen op het boek Darwin in de stad, evolutie in de urban jungle, geschreven door Menno Schilthuizen.

Ik lees op de omslag: ‘In de toekomst leeft driekwart van de mensheid in de stad en gaat de verstedelijkte omgeving steeds meer ruimte innemen. In dit wonderlijke en verrassende boek laat evolutiebioloog Menno Schilthuizen zien hoe deze verstedelijking de evolutie van de natuur en dieren stuurt. Stadsdieren worden brutaler en vindingrijker, stadsduiven ontwikkelen een detox-verenkleed en onkruid op straat krijgt een heel eigen type zaden. Dankzij evolutionaire aanpassing die zich voltrekt met snelheden waar Darwin niet van had kunnen dromen, raken mens en stadsnatuur steeds verder op elkaar ingespeeld en wordt een nieuw hoofdstuk in de evolutie van het leven op aarde ingeluid. Een hoofdstuk waarin, helaas, veel biodiversiteit verdwijnt, maar ook splinternieuwe dier- en plantensoorten het licht zullen zien.’

Het blijkt een gouden tip van Peter te zijn. het boek is een genot om te lezen. Het maakt me ook duidelijk dat we ons over de aarde op zich niet veel zorgen hoeven te maken. Als de mens ooit uitsterft (eigen schuld, dikke bult), dan weet de natuur wel raad met die enorme steden. Het leven gaat gewoon door en de natuur zal gretig gebruikmaken van die door de mens gecreëerde rotsachtige omgeving.

Maar je was toch in de biografie van Godfried Bomans aan het lezen, hoor ik de opmerkzame lezer denken. Klopt. Maar zijn biografie is een baksteen die je niet zomaar uit heb. Een biografie van Godfried Bomans is wel heel erg veel Godfried Bomans, vandaar dat ik er een boek naast lees. Ik moet ervoor zorgen dat Godfried niet mijn neus uitkomt. Maar het ligt niet alleen aan hem, want ik lees voor de broodnodige afwisseling wel vaker twee boeken naast elkaar.

Of eigenlijk drie, want daarnaast nip ik meestal ook nog aan een dichtbundel. Mondjesmaat, hoor, een paar gedichten per dag, dan zit ik meestal wel vol. Naast Vleugellam en Darwin in de stad ligt al heel lang een verzamelbundel van Willem van Toorn, mijn ontdekking van dit decennium.

Gevonden

Elektrisch

Dinsdag 29 april, Delft

 

‘Waarom heb je geen elektrische auto genomen?’ vraagt een vriend op enigszins verwijtende toon. Goede vraag. Gesteld aan een persoon die gevoelig is voor deze vraag. Ik had best een elektrische auto willen nemen, zeker overwogen gezien mijn zorgen over klimaat en milieu. Maar ja, het antwoord op de vraag is eenvoudig en toch doorslaggevend: praktische bezwaren.

Voor wie een huis in Frankrijk heeft op 1200 en nog wat meters afstand is een elektrische auto toch een last. De gemiddelde elektrische middenklasser rijdt 360 kilometer voordat je hem weer moet opladen. Nu rijden we op één tank en in één streep door naar Cadouin, met zo’n elektrische auto moet ik vier keer gaan tanken. De gemiddelde oplaadtijd is dertig minuten. Alleen al aan opladen ben ik dan gemiddeld twee uur kwijt, gesteld dat je meteen terecht kunt, wat maar de vraag is, want de infrastructuur voor elektrische auto’s is in Frankrijk lang niet zo goed als in Nederland. Met die twee uur (vermoedelijk drie uur) extra oplaadtijd betekent het dat we er twee dagen over moeten doen om naar Cadouin te rijden. Dat betekent weer, inclusief de terugweg, dat we twee dagen minder in Cadouin kunnen zijn dan anders.

Ik herinner mijn vrienden die in het bezit waren van een geavanceerde Tesla en op wintersport wilden. Ze vroegen of ze onze Volvo (diesel) konden lenen, anders waren ze zoveel tijd kwijt met opladen. Het uitlenen ging niet door omdat ze er uiteindelijk maar een andere auto bij kochten. En dat is een ander punt. Wie geld genoeg heeft, hoeft zich over een heleboel zaken geen zorgen te maken. Wyb en ik leven een buitengewoon rijk leven, maar zijn in financiële zin weliswaar niet behoeftig, maar zeker niet rijk. Wij moeten het toch echt hebben van tweedehands auto’s.

In Frankrijk waren we wat tweedehandsauto’s betreft geen uitzondering. Tussen Frankrijk en Nederland is een wereld van verschil wat betreft auto’s. Als je lang niet in Nederland bent geweest valt het op: al die spiksplinternieuwe auto’s, hoe is het mogelijk? Auto’s tussen de 50.000 en 100.000 euro, en veel duurder, zijn hier tamelijk normaal. Wie kan dat betalen? In Frankrijk is dat ondenkbaar, terwijl de Fransman, die à la campagne woont, toch helemaal afhankelijk is van een auto. Daarom moet ik het nog zien, de transitie op het Franse platteland, van fossiel naar elektrisch, ik voorspel dat daar nog jaren, zo niet tientallen jaren overheen gaan. Het marktaandeel schijnt nu rond de 14% te zijn. Wie het kan betalen waagt de stap, maar dan, de grote massa? Zij zullen wachten tot er betaalbare tweedehandse komen.

Nog een praktisch bezwaartje. Onder ons tamelijk langgerekte appartementencomplex ligt één grote parkeergarage. Ik denk dat er tegen de tweehonderd auto’s kunnen parkeren. Het viel me op dat er geen elektrische staan. Ik vroeg aan de VVE of ik een elektrische laadpaal kon krijgen omdat ik vermoedelijk over wilde stappen op elektrisch. Wat blijkt? Verboden door de brandweer. Te gevaarlijk, vanwege brandgevaar. Het vereist onbetaalbare aanpassingen om dat mogelijk te maken. Dus elektrisch zal er in ons appartementencomplex voorlopig niet worden gereden, en wij zullen in Nederland niet het enige gebouw zijn met een ondergrondse garage.

Journal d’ images

Kout

Maandag 28 april, Delft

 

Naarmate ik verder kom in Vleugellam, de biografie over Godfried Bomans, wint hij mijn sympathie. In het begin had ik vooral medelijden met hem, hoe hij als opgroeiende jongeling gevangen zat in het strenge katholicisme van zijn vader. Steeds meer wordt duidelijk dat Bomans het gewoon niet eens is met de werkelijkheid, zoals Platonow dat ooit noemde. Hij verlangt vooral terug naar zijn vroegste jeugd, waarin hij als kind onbekommerd keek naar alles wat groeide en bloeide in de tuin en daar de totale verwondering ervoer.

Het leven met zijn verplichtingen, de verwachtingen van zijn ouders, de strenge regels omtrent de liefde, hij ervaart het als een keurslijf. Het schrijven is zijn escape, al schrijvende kan hij zich even bevrijden van die wereld en zijn eigen wereld scheppen.

Ik lees in zijn biografie een fragment waarin ik mij erg herken, kan het zo transponeren naar deze tijd. Het is 10 mei, de Duitsers vallen Nederland binnen. Bomans zat te rijsttafelen met een vriend in een restaurant aan het Keizer Karelplein in Nijmegen. Na het eten genoten zij nog van een fles wijn op het terras. Opeens klinken er geweerschoten. ‘De Duitsers,’ zegt zijn vriend. En meteen hervatten zij het gesprek, alsof er niets is gebeurd.

Bomans schrijft er jaren later over: ‘Beschouwden wij de inval als een te verwaarlozen incident? Neen. Wij waren beiden tot het uiterste gespannen op wat er komen ging. Maar de gebeurtenis was te massaal om daar een individuele handeling tegenover te stellen. Het enige dat eruit te halen viel, was de pikanterie van door te praten. Deze absurditeit had haar eigenaardige bekoring en accentueerde bovendien de totale onmacht tegenover de kolos, die daar naderde.’

Hetzelfde overkomt mij ook wat betreft de dreiging die om ons heen groeit. De VS die dreigt te worden omgebouwd tot een fascistisch land. De oorlog in de Oekraïne. De dreiging van een nog grotere oorlog. De totale ontkenning van de klimaatverandering en de vergiftiging van Nederland. Tegen zoveel dreiging voel ik mij weerloos. Zoals Bomans met zijn vriend doorpraatte over koetjes en kalfjes bij de inval van de Duitsers, zo kout ik in blogjes door over Volvo’s, bezoekjes aan Den Bosch en een huis op een berg in Frankrijk.

Journal d’images

Bossche Bollen

Zondag 27 april, Delft

 

Voor het eerst in tien jaar waren we weer in Den Bosch. Het werd een sentimenteel journey pur sang. Op het moment dat ik de parkeergarage uitkwam ervoer ik het weer: Den Bosch, een stad waar ik mij volkomen thuis voelde, de fijnste stad waar ik heb gewoond. Er is trouwens veel overeenkomst met Delft. Beide zijn niet al te grote steden, maar het zijn wel echte steden. In beide steden is veel horeca. En beide steden ontvangen veel toeristen en dagjesmensen. Over het winkelbestand valt niet te klagen.

We wandelen via de Bethaniestraat naar ons oude huis in de Mgr. Prinsenstraat. Geen lange wandeling, maar wel een historische. Ik liep dit tochtje zeker drie keer per dag want op het einde van de Bethaniestraat konden we Dickens, onze labrador, uitlaten. Vaak liepen we honderdvijftig meter verder en waren we in de Bossche Broek, een natuurgebied dat tegen het centrum van Den Bosch aan ligt.

We lopen onder de poort van ons huis door en komen in het Jacobshofje. Als we daar staan, kunnen we de achterkant van ons huis zien. Tussen planten door zien we Ton onze voormalige buurman zitten. ‘Hé, Ton, hoe gaat het met je?’ Hij rent naar beneden. We begroeten Yaya, zijn vrouw. Niets zo fijn als goede buren. Omdat hij ons op de koffie vraagt, staan we in een kopie van ons oude huis. Shit, wat was het een leuk huis.

Dan wandelen we de stad in. Nog opmerkelijk veel winkels zitten op dezelfde plaats. Ik had veel meer verandering verwacht. Ik denk dat het een teken is dat het goed gaat met de stad. Ik maak een foto van het pand waar De Opera in zat, ons lievelingsrestaurant. Wyb en ik hebben er vele malen gegeten. Ook met Matthijs ging er ik regelmatig eten. Sowieso moet ik op dit sentimentele reisje veel aan Matthijs denken. Ik loop langs het café waarin we besloten samen te gaan werken. Ik loop langs diverse plekken waar we locatietheater maakten. We zien ook nog zijn favoriete pizzeria waar we heel wat stevige gesprekken hadden.

Ik zie voor het eerst het nieuwe theater van Den Bosch aan de buitenkant. Ik schrik ervan. Ik vind het een ouderwets gebouw, ontworpen in de gesloten en bedompte stijl van de jaren zeventig. Het gebouw nodigt totaal niet uit. Je ziet niet eens dat het een theater is. Ik hoop dat het interieur en de zalen alles goedmaken, maar ik snap niet dat voor dit sombere, totaal niet transparante ontwerp is gekozen. Het had ook in een buitenwijk van Moskou kunnen staan.

Als een hommage aan Dickens maken we een wandeling door de Bossche Broek. Gelukkig zijn er nog steeds veel Canadese ganzen. Ik ben zo blij dat veel hetzelfde blijft. Met het zelf te bedienen pontje varen we naar de overkant om in het centrum verder te wandelen. We wijzen elkaar winkels aan waar we dingen hebben gekocht. De Perzische tapijt winkel is er nog waar we ons tapijt kochten. Daar was de winkel waar we de Spaanse tegels voor Moddergat kochten.

Elke straat heeft een herinnering. Natuurlijk gaan we even bij DIT op het terras zitten. Bij Blondt, een nieuwe naam voor onze oude kroeg Coste aan De Parade, eten we een Bossche Bol. Opnieuw schijnt de zon alsof we in Zuid-Frankrijk zijn. We genieten van de herinneringen aan ons rijke leven in Den Bosch, dat doen we eigenlijk veel te weinig. Ik neem me voor vaker terug te kijken, te genieten van wat geweest is, de herinneringen die we inmiddels hebben verzameld, het is best een grote verzameling.

Blij met Bossche Bollen.

Het eten van een Bossche Bol is best nog een kunst.

Nieuwe theater van Den Bosch, De Parade, of stamt het uit de jaren zeventig van de vorige eeuw? Architect had nog oud ontwerpje liggen.

V40

Zaterdag 26 april, Delft

 

Onze oude Volvo hebben we verkocht voor tweeduizend euro. ‘Meer is deze auto echt niet waar, meneer.’ Ik geloofde hem meteen. Een deuk rechtsachter, al op gelopen in Saint-Hippolyte-du-Fort. Een koppeling die blijft hangen en die je dan met de neus van je schoen omhoog moet duwen. Bijna vierhonderdduizend kilometer op de teller. ‘Deze auto is in Nederland aan niemand meer te verkopen.’ De verkoper vertelt dat hij op transport wordt gezet naar Oost-Europa, daar zijn ze nog blij met hem. ‘Het kan ook Afrika zijn’.

God, wat hebben we en plezier gehad van die auto. Meer dan drie ton mee gereden. Twee keer heeft hij ons verhuisd naar Frankrijk en terug, en tientallen keren reed hij heen en weer naar Frankrijk, voor van alles en nog wat. Slechts één keer liet hij het afweten, en daar wordt hij nu voor gestraft.

Terwijl wij een proefritje maken, blijft Dies in de auto zitten. Het maakt hem niet uit, het beschouwt onze Volvo als een rijdend hondenhok. Als hij daar zit voelt hij zich veilig. Die proefrit bevalt uitstekend en zo kopen we een nieuwe Volvo. Dit keer een V40. Artic blue. 55.000 kilometer gelopen. Donderdag af te halen. Dan zullen we dus definitief afscheid moeten nemen van onze V70.

Na een harde onderhandeling hebben we behoefte aan vertier. Wyb stelt een ritje langs de Vecht voor. Ik ken de Vecht helemaal niet, Breukelen, Loenen a/d Vecht, het is terra incognito voor me. Dat is dom, want wie de Vechtstreek niet kent, kent Nederland niet. Als Nijmegenaar ken ik natuurlijk Berg en Dal, ik ken Haren bij Groningen, Bloemendaal, Wassenaar, al die gebieden waar mensen met geld zich verschansen. Maar de huizen aan de Vecht, dat is van andere orde, daar zit de echte chic. Het nieuwe geld verschuilt zich daar in de overgebleven grandeur van de oude adel. Wat een prachtige buitens. Het is een ideale dag om de boel te bewonderen, de zon schijnt volop.

We stoppen in Breukelen voor een harinkje en een stuk appeltaart. Dan is het de hoogste tijd om met Dies te wandelen, hij zat te lang opgesloten in zijn hondenhok. We lopen een park in rond een van die prachtige buitens. We mogen zomaar overal lopen, ongekend. Het zou me niet verbazen als dit het stadhuis van Breukelen is.

We komen in een tuin waar een enorme catalpa is omgewaaid, maar gewoon doorgroeit. IJzeren palen ondersteunen hem in zijn overlevingsgevecht. Wyb en ik gaan op een bankje zitten, genieten van de rust en de tuin.

Er komen bootjes langs. En verdomd, wij worden aangezien als eigenaren van dit prachtigs. ‘Hé, meneer, wat heeft u een mooie tuin!’ ‘Kunnen we het van u kopen?’ Mensen steken hun duim op en maken foto’s van ons en de tuin. Even genieten we van eigendom dat we niet hebben.

Artic blue. Dat wordt even wennen voor mensen die altijd in zwarte en grijze auto’s hebben gereden. Bij bankovervallen moeten we deze auto zeker niet gebruiken, valt veel te veel op.

Wyb en Dies voor de taaie Catalpa.

Verscheiden

Donderdag 24 april, Delft

 

Plaats van schrijven: de trein. Ik zit ergens tussen Utrecht en Amersfoort. Curiositeit: om mij heen hoor ik alleen maar Engels spreken. Het lijkt alsof ik in de trein van Londen naar Edinburgh zit. Ik ben op weg naar Groningen waar ik na drie weken, of is het inmiddels vier weken?, de auto kan ophalen die we in Frankrijk moesten achterlaten.

Of we nog een auto hebben weet ik niet. Hij is gerepareerd bij onze garage, gespecialiseerd in Volvo V70. Voordat hij hem ging repareren wist hij me te vertellen dat het euvel, waar de wagen aan lijdt, een vervelende fabriekskwaal is. Het punt is dat de koppeling niet meer werkt, die lag, toen we de auto moesten verlaten, verlamd op de vloer. Het is een kwaal die je wel kunt maken, maar al snel weer terugkomt, aldus de hoofdmonteur. Hij probeert nu een nieuwe techniek uit en hoopt dat het werkt. Ik geloof alles wat hij vertelt, van auto’s weet ik net zo weinig als van raketten. Kunnen we vrijdag naar Cadouin rijden? Of brengt dat te veel risico met zich mee? Stel dat we weer met pech in de verlatenheid van de Dordogne komen te staan. De garage moet ons maar dwingend adviseren.

Drieënhalf uur rijden om een auto van een garage te halen is niet niks. Daarna weer drie uur om met de auto terug te rijden. Ik heb inmiddels heel wat uren in deze auto-ellende gestoken. Inmiddels zijn we voorzichtig op zoek naar een nieuwe auto, mijn vertrouwen in onze trouwe Volvo is verdwenen. Nog niet zo lang geleden zong ik de lof over hem, maar dat zingen heeft hij zelf gesmoord.

Ik probeerde in Den Haag en wijde omgeving een garage als mijn Groninger garage te vinden, maar dat is me niet gelukt. Nergens een garage die in Volvo V70 is gespecialiseerd. Ik zal hem voorstellen of hij niet naar de Randstad wil verhuizen.

Het is lang geleden dat ik in Groningen ben geweest, ik denk wel twee jaar. Veel tijd heb ik niet om er te blijven omdat ik nog terug moet. Bovendien zijn een paar van mijn beste Groninger vrienden niet in Groningen. K. en A. zitten ergens in de laars van Italië. H. en D. zwerven met hun camper over de Balkan. Dat doet maar. Modern times. Fantastisch dat het kan.

Zes uur later. Inmiddels ben ik terug in Delft en zit ik te tikken aan onze eettafel annex mijn bureau. De uitslag over die auto beschouw ik als teleurstellend. De garagehouder gaf geen dwingend advies. Cadouin? Ik kon het proberen, een garantie kon hij zeker niet geven. Hij kon echt niet zeggen hoe lang de nieuwe koppeling het hield.
Als ik in de auto stap, voelt de koppeling hetzelfde als toen hij het begaf. Als ik de koppeling indruk, komt hij niet meer omhoog. Ik moet hem met de punt van mijn schoen omhoog duwen. Het belooft weinig goeds.

Onderweg belt Wyb, ik geef een kort verslag en we besluiten vrijdag niet naar Cadouin te gaan. We achten de kans te groot dat er weer ellende komt. We besluiten het aankomend weekend op autojacht te gaan. Het is niet anders, we moeten afscheid nemen van de auto die voor ons zo verbonden met Frankrijk is. Hij heeft ons wat heen en weer gebracht. 400.000 kilometer gereden, al bij al is het toch een verscheiden van een held.

1954

Dinsdag 22 april, Delft

 

 

1954

Ouder worden
is een kwelling.

Het duurt steeds
langer om naar

je geboortejaar
te scrollen.

 

Go with the flow

Dinsdag 22 april, Delft

 

Vandaag weer alle ruimte voor mijn briefwisseling met Rokus Loopik. Het veel te lange blog van vandaag bestaat uit twee delen. Eerst is er mijn brief, die eigenlijk een antwoord is op de brief van Rokus. Dus als je de correspondentie in de goede volgorde wilt lezen, dan moet je eerst de brief van Rokus lezen, daarna pas mijn brief. Geen logische volgorde, maar ik vond het een beetje raar om zomaar met de brief van Rokus te beginnen, het is tenslotte mijn blog. Dus wie de brieven in chronologische volgorde wil lezen, eerst even scrollen. De brieven worden ook gepubliceerd op LinkedIn.

 

Cher Rokus, cher grand-père

Op de allereerste plaats gefeliciteerd met je nieuwe status: opa, ik vind het een eretitel, al moest ik er in het begin aan wennen. Opa, het klinkt zo verrekte oud en opeens ben je het. Ik vind dat je zoon en schoondochter wel een prachtige naam hebben uitgezocht. Dette, als ik nog eens een dochter zou krijgen, wat is uitgesloten, dan noemde ik haar Dette.

Sorry dat dit antwoord langer op zich liet wachten dan de bedoeling was. Dit was weer zo’n week dat ik de biografie van Godfried Bomans, waarin ik aan het lezen ben, niet eens kon aanraken. Laat staan dat ik een brief naar jou kon schrijven. Ik was simpelweg te druk en voor een brief moet je toch echt wel even rust hebben, tenminste, ik wel. Ook voor lezen moet je rust hebben, iets minder dan voor schrijven, maar je moet wel tijd hebben om soms even op je kont te kunnen zitten en je te concentreren.
Ik heb best een druk leven gehad, theaters en gezelschappen runnen geven je weinig rust en zodoende heb ik heel wat boeken verpest. Dan weer had ik tijd om drie bladzijden in de week te lezen, dan weer eens dertig, soms kon ik eindelijk eens lekker doorlezen. Maar op die manier lees je geen boeken, het versnippert een boek, je raakt de draad en de spanning kwijt en het boek belandde half uitgelezen in de kast.

Ik kom erop omdat ik een ode aan Cadouin wilde brengen. Je kent het, je weet dat het verstopt ligt in de omvangrijke bossen van de Dordogne. Ik vermoed dat ik op jou een luie indruk maak. Jij bewoont een château dat je met je eigen handen en soms de hulp van een paar Polen van de ondergang hebt gered. Ik kijk er met bewondering naar.
Ik daarentegen heb bewust een klein huis op een heuvel gekocht. Het huis is zeker niet af voor wie alles perfect wil hebben, maar gelukkig hoef ik dat laatste niet, want ik heb het gekocht opdat ik er niets aan hoefde te doen. Mijn streven is namelijk om niets te doen. Nou ja, dat is niet helemaal waar, want ik wil niets hoeven te doen opdat ik kan lezen en schrijven. En dat is toch ook weer niet helemaal niets doen, al stelt het qua lichamelijke arbeid niets voor, dat geef ik toe.

Laat ik bekennen dat die opzet niet helemaal is gelukt. Met dat lezen kwam het goed, maar dat schrijven viel vies tegen. Ik had gehoopt dat de rust ervoor zou zorgen dat romans naar mij toe kwamen vliegen. Helaas gebeurde dat niet. Ik verloor mij in blogjes en brieven.
De rust zorgde er vooral voor dat ik mijn bestaan ging relativeren. Waarom twee, drie jaar aan een roman werken in een land waar bijna niemand meer leest? Of was dit een smoesje omdat de romans helemaal niet naar mij toe kwamen vliegen? Ik genoot gewoon onbeschaamd van de rust, gaf mij eraan over. Eén brief of blogje per dag is ook bevredigend om mee te leven, daarna een mooie wandeling over de heuvels, vervolgens lekker eten en een glas wijn. La vie est belle. Dan zit je daar als mislukt schrijver, een vadsige koning op een berg.

Het is te weinig om een bevredigend bestaan te leiden. Bij mij schrijnde het al langer een beetje, bij Wybrich begon het echt pijn te doen. Zij gaf de doorslag. Is dit het leven dat we wilden leiden? Dagen van niets doen, eindeloze rust? Wat daarbij een rol speelde is ons leeftijdsverschil, we schelen veertien jaar. Wyb is nog jong en nog lang niet toe aan de Totale Rust. Zie hier in de notendop waarom we van ons Franse huis een résidence propiétaire een résidence secundaire maakten. Omdat wij getrainde verhuizers zijn, ik verhuisde in mijn leven zo’n zesentwintig keer en Wyb vierentwintig, draaien wij voor zulke beslissingen onze hand niet om. Go with the flow, zeiden we in mijn jeugd en dat adagium hang ik nog steeds aan.

Van die afslag hebben we beslist geen spijt. Wyb werkt nu dus op het Ministerie van Buitenlandse Zaken en heeft eindelijk weer een leven waarin ze iets kan betekenen, het leed van de wereld trekt aan haar voorbij en zij probeert de weg te wijzen hoe daar uit te komen.
Ik geniet weer mateloos van Nederland. We vertrokken met drie tassen uit Frankrijk omdat Wyb die baan kreeg, maar we hadden nog geen dak boven ons hoofd. Die onzekerheid heeft me wel aangetast, maar tot ons groot geluk vonden we al snel een huis in Delft, een stadje dat ik totaal niet kende, maar een lot uit de loterij blijkt te zijn. Tien minuten met de trein van Den Haag, een kwartier van Rotterdam, een uurtje van Amsterdam, dit is het tegendeel van ons bestaan in Cadouin.
Eindelijk alle musea en theaters weer onder handbereik. En niet te vergeten de zee. Vorige week gingen we met de tram naar Scheveningen, twintig minuten rijden. Ons verblijf in Frankrijk heeft er voor gezorgd dat we Nederland weer met nieuwe ogen zien. Nog nooit heb ik, na Frankrijk, zo onze medische zorg gewaardeerd. Eindelijk weer artsen waarmee je genuanceerd kunt communiceren en die echt naar je luisteren. Kom daar eens om in Frankrijk, een enkeling uitgezonderd.

Natuurlijk wil ik nog even terugkomen op jouw vorige brief. Wat goed van je dat je meteen mijn woorden ‘mijn toenmalige beste vriend’ oppikt. Gelukkig hebben niet zoveel mensen een toenmalige beste vriend, ik wel. Beste vrienden zijn natuurlijk veel leuker dan toenmalige beste vrienden. Heel lang was mijn toenmalige beste vriend een soort Frank, jouw beste vriend. Over jouw relatie met hem schreef je: “We hebben elkaar gemaakt”, zijn de gevleugelde woorden waarmee we onze vriendschap aan anderen verklaren. Voor mijn toenmalige beste vriend en mij geldt hetzelfde.

Laat ik verklaren hoe een beste vriend uiteindelijk een toenmalige beste vriend kan worden. Het is een lang verhaal, maar ik kan het simpel houden door een tekening van Peter van Straaten te beschrijven. Op de tekening zie je twee mannen van middelbare leeftijd aan de bar hangen. Zegt de ene man tegen de ander: ‘Ik moet nog tegen mijn vrouw vertellen dat ik ga scheiden.’ Zegt de andere man: ‘Dat hoef je niet te doen, dat heb ik al gedaan.’

Precies dit was de reden dat we gebrouilleerd raakten. Ik zag de tekening van Peter van Straaten lang na het gebeuren en dacht: het is dus wel te bedenken dat je zoiets kan overkomen. Het feit is dat ik eigenlijk nooit zelf tegen mijn ex-vrouw heb kunnen zeggen dat ik toch wilde scheiden omdat mijn beste vriend dat al had gedaan.
Hierna hebben we elkaar jaren niet gezien, en ik had hem ook niet meer hoeven zien. Ware het niet dat hij mij jaren daarna belde of we toch niet eens konden afspreken om het erover te hebben. We ontmoeten elkaar in Deventer en ik merkte dat de magie van onze vriendschap inderdaad verdwenen was, helaas. We spraken wel af dat we elkaar tweemaal per jaar zouden bellen, een keer op zijn verjaardag in mei en acht maanden later op mijn verjaardag. Dat doen we inmiddels al jaren en we hebben dan best een aardig gesprek. Maar tot nu toe heeft blijkbaar geen van tweeën de behoefte om elkaar weer in levende lijve te zien, want na Deventer hebben we elkaar niet meer ontmoet.
Verder kan ik je geruststellen, het worst case scenario heeft nog niet plaatsgevonden. Mijn toenmalige beste vriend is nog in leven en is in zeer goede doen.

Jij vraagt je ook af waarom die 365 brieven nog steeds in mijn kelder staan en waarom ze nog niet in een boekje zijn verschenen. Jouw aanname dat ik alles in een boekje wil vervatten klopt niet helemaal. Wat slechts is moet niet in een boekje komen, vind ik. En die 365 brieven bewaar ik met liefde, maar ik vind ze zeker niet goed genoeg voor een boek.

Mooi verhaal over die urn. Het verhaal over de urn en het verstrooien van mijn moeder vertel ik wel in een latere brief. Mijn ervaring is dat je brieven nooit te lang moet maken, want anders haken lezers af.

Vrijdag rijden wij terug naar Frankrijk. Ik hoorde dat jullie ook op die dag teruggaan. Het zou leuk zijn als we elkaar dan bij een of ander benzinestation tegenkomen. Niet alleen voor ons, ook voor onze honden. Dies droomt van Saartje, en ik neem aan dat het andersom ook zo is.

Cordialement et à bientôt,
Gerard.

PS 1. Je excuseert je voor je wijdlopigheid en afdwalen in je vorige brief. Excuses niet aanvaard. Ik wil je vooral aanmoedigen wijdlopig te zijn en af te dwalen.

PS2. Fijn dat ik nu weet waarom jouw engels zo verrekte goed is. Mijn engels is iets beter dan mijn frans, maar ik ben toch zwaar geïmponeerd door jouw engels. Maar ik weet nu dat het je met de paplepel is ingegoten. Hou je niet in als je meer over je Engelse verleden wilt vertellen. Ik lees het graag.

 

Brief van Rokus:

 

14 april 2025
Cher Ami, cher correspondant,

Allereerst dank voor je uitgebreide schrijven. Ik bleef meteen haken bij de woorden mijn toenmalige beste vriend. Ik wil helemaal niet voorbijgaan aan de inhoud van die 365 brieven, die zijn altijd lezenswaardig, ik heb je immers hoog zitten als schrijver, maar ik kan sindsdien de slaap niet meer vatten. Wat is er van jouw toenmalige beste vriend geworden? Zijn die brieven nooit verstuurd? Hoe kan het, gegeven het bijna-faillissement, maar toch net-niet- faillissement van PostNL, dat die brieven in jouw en niet in zijn bezit zijn? Waarom is het bij die 365 brieven gebleven? Jouw onbedwingbare behoefte om elk schrijven in een boekje te willen vatten in ogenschouw nemend: waren die brieven niet goed genoeg daarvoor? Nu ja, allerlei scenario’s spoken na het lezen van de bepaald melancholische aanhef van jouw eerste brief aan mijn adres, door mijn hoofd. The worst case scenario is dat jouw vriend verscheiden is en dat zijn heengaan een van de redenen was dat je jezelf de laatste brievenschrijver van Nederland noemde. Vanzelfsprekend, ik ben verheugd dat je de pen weer opgepakt hebt, maar ik hoop oprecht dat het jouw beste vriend goed gaat, wherever he may be.

Ik bied meteen mijn verontschuldigingen aan voor het gebruik van de term francofiel. Ik vond het wel leuk staan, vandaar. Evenwel, ik voel mij gefortuneerd dat ik in het Zuid-Franse land mag verpozen en werken, maar ik hang niet bepaald aan Frankrijk. Mijn vader’s urn is begraven in Birkenhead, een gemeente onder de rook van Liverpool, en daar heb ik lang geleden mijn hart aan verpand. Aan die stad, dat Football Team (ze worden dit jaar kampioen) en Engeland.

Die liefde kan ik het best verwoorden door je deelgenoot te maken van een bijna dagelijkse ervaring die ik op jonge leeftijd had in ons huis in Hoylake, een plaats aan de Ierse Zee, niet ver van Birkenhead. Ik schrijf bijna, want de zon scheen er niet elke dag, we spreken Seaside en Engeland, en toch was die onlosmakelijk verbonden met die piekervaring. Voordat mijn vader ons naar de basisschool in West Kirby reed, genoten we een vroeg ontbijt in de keuken in het souterrain van ons huis. De zon speelde speels door de ramen op tuinniveau. De toaster roosterde ons weinig vezelrijke Engelse Casinobrood door de sneetjes heel traag in een tredmolentje rond te draaien. Zo’n toaster heb ik nimmer op ons continent gezien en is net als de doperwten in dat land, die groener zijn dan groen, volstrekt British. We kregen er ook Orange Juice bij geserveerd. Die kochten we in 2-of-meer-liter-pakken bij de supermarkt Sainsbury. Ik vond dat destijds het toppunt van luxe, niet wetende dat dit drankje vooral uit veel toegevoegde artificiële suikers bestond. Ik krijg het nu niet meer weg. Tot overmaat van alle memorabele momenten in mijn leven voorspelde Terry Wogan, Anchorman van de BBC-Radio, het weerbericht voor die dag. Nu nog, heden ten dage, als ik zijn warme, diepe stem hoor, voel ik de waterlanders achter mijn ogen branden en krijg ik er kippenvel van. Het zal je niet verbazen dat daar, in dat zich repeterend piekmoment, mijn onuitsprekelijke liefde voor dat land en de Engelse taal is geboren.

Een van mijn vijf boezemvrienden studeerde de Engelse Taal in de universiteitsstad Leiden. Het was Frank die ons in de post-middelbare-school-periode aanzette om ‘To be or not to be’ van Shakespeare uit het hoofd te leren. We maakten er een wedstrijd van, zoals we, sinds ons 10e levensjaar, tot op de dag van vandaag, van alles een wedstrijd maakten. “We hebben elkaar gemaakt”, zijn de gevleugelde woorden waarmee we onze vriendschap aan anderen verklaren.

Het was pre-corona dat ik met Marie-Anne de opening van de Parade in Amsterdam bezocht. Pierre Bokma opende het theaterfestival, dat toen het thema Shakespeare had. Hij citeerde de goede man en sprak op theatrale wijze zijn teleurstelling uit over het feit dat niemand in het publiek waarschijnlijk in staat zou zijn om hem dat na te doen. Nu pak ik graag het podium, maar hier had ik toch enige schroom. De Carrouseltent, als ik mij niet vergis, zat afgeladen vol.  Er was een elleboogstoot in mijn ribbenkast van mijn lieftallige echtgenote voor nodig om mij op dat podium te laten belanden. Ik ben ooit afgewezen voor de Theaterschool in Amsterdam en dat heeft mij lange tijd dwars gezeten. Ik zag mijn kans schoon en niet zonder enig pathos en uiterlijk vertoon, heb ik die beroemde blank verse, zoals die dichtvorm heet, ten tonele gevoerd. De mond van Pierre viel open, ik kreeg geen staande ovatie, maar het zat er niet ver vanaf.

Tijdens een door mij georganiseerde studiereis naar London, heb ik mijn groep meegenomen naar The George Inn in Southwark, London. Die pub werd door William gefrequenteerd. In de late avonduren, toen de deelnemers aan die reis in een club hoog boven de Thames aan het verpozen waren, heb ik in die Pub aan zijn tafel gezeten en een literaire pint gedronken.

Ik bied overigens ook mijn verontschuldigingen aan voor het voor jou waarschijnlijk lange uitblijven van deze brief. Je bent niet geboren voor het geduld, zeker niet aan een supermarktkassa, en dan is elke minuut, elk uur, elke dag, elke week, elke maand, elk jaar, een tijdsgewricht te veel lijkt mij. Daarbij, ik gun je nog zeker 30 jaar, maar de gemiddelde leeftijd van een man in Nederland is 79.9 jaar. Jij bent net 70 geworden, dus sowieso no time to waste.

Evengoed.

Over urnen gesproken. Kort nadat we Chateau Mondou in Villeneuve sur Lot betrokken werd de aanblik van nogal wat achtergelaten huisraad mij zwaar te moede. De 80-jarige eigenaresse was de mening toegedaan dat wij ons er, naast het kopen van dat huis, een enorm voordeel mee hadden gedaan. Wij, daarentegen, wilden zo snel als mogelijk van die oude meuk af. Daartoe heb ik op elke verdieping de kasteelramen opengegooid en alle zogenaamd waardevolle huisraad op de binnenplaats stuk laten vallen. De zolder van het Chateau, toch gauw zo’n 115 vierkante meter, was volgestouwd met alles wat zij in 40 jaar niet weg wilde gooien. Ruim twee weken heb ik er over gedaan om die ruimte leeg op te leveren, op 1 paars doosje na. Die had ik voor het laatste bewaard, omdat ik veronderstelde dat zich daarin een kostbaar en antiek kleinood zou bevinden.

Ik hield het doosje ondersteboven omdat ik de inhoud er niet op een andere manier uitkreeg. Ternauwernood kon ik voorkomen dat de inhoud van een heuse urn zijn Waterloo in de stofzuiger van ons landhuis zou vinden. Ik was ontdaan, verbaasd, geschokt.
Wie laat zijn overleden familielid nu op zolder staan? Wie verkoopt en verlaat een woning zonder daar ruchtbaarheid aan te geven? Laat staan een fatsoenlijke laatste rustplaats te definiëren en daar naar te handelen?

Antonia, haar tweede naam en familienaam laat ik hier graag buiten beschouwing, bijgenaamd Tosa, heeft zegge en schrijve 17 jaar op onze zolder gestaan. Want dat is het jaar dat zij overleden is. Het handelt hier om een vriendin van de voormalige eigenaresse. De dochter van Tosa die in Engeland woont zou haar altijd nog op komen halen, maar heeft tot op heden verzuimd dat te doen. Opvallend aspect is wel dat minstens de helft van haar as ontbreekt. Of Tosa moet heel klein van stuk geweest zijn, of de andere helft van haar remains zijn inmiddels al in Groot-Brittannië.

In any which way: Marie-Anne wilde Tosa beslist niet in huis hebben. Zij heeft derhalve een paar jaar in onze schuur gestaan. Ik heb wat over is van Tosa, in de urn, op een mooie plek op ons landgoed begraven. Ze was ingezetene van Villeneuve sur Lot en ik houd van dit soort verhalen. Zij heeft mij in de vier jaar dat wij ons kasteelheer en kasteelvrouwe mogen noemen, nog nooit in de nachtelijke uren ‘bezocht’. Ze is tenslotte ook al heel lang bij ons en door dat zo te houden, heb ik voor eenieder die dat horen wil, een bijzonder verhaal.

Welnu beste Gerard, ik ben de draad van jouw brief bij mijn tweede alinea kwijtgeraakt. Excuses voor mijn wijdlopigheid en afdwalen. Het was mij toch een genoegen en ik verheug mij alweer op een schrijven uwerzijds. Het was volle maan, we zien hier de zon elke dag in de Noordzee zakken, want we zijn alweer even in Zandvoort.

Tot spoedig.

Uw penvriend, anglofiel,

Rokus

Zandvoort, 14 april 2025

PS ‘To be or not to be’ is geen vraag meer. We zijn in de nacht van zondag op maandag Opa en Oma geworden.

Cliëntelisme

Zondag 20 april, Delft

 

Zo ben je politicus, en zo ben je minister. Lijkt me best moeilijk. Eerst vecht je voor idealen, of voor belangen, en dan ben je minister en is er algemeen belang, heb je de verantwoordelijkheid over een land, of een deel van het land.

Zo zit je in de Tweede Kamer lekker te lullen, of je dat nou uit je nek doet, maakt niet uit. Als minister krijg je een verantwoordelijkheid, heb je opeens met een groot ministerie te maken, krijg je met gelobby en ambtenaren te maken. Je moet opeens over kwaliteiten beschikken die er eerst niet toe deden. Je moet een visie op het land hebben, of een deel van dat land. Je moet vooruit kunnen kijken, waar gaat het heen met het land, waar wil je dat het heengaat? Regeren is vooruitzien, luidt het adagium.

Daarom is de stelling van vandaag dat wij geen regering hebben. Goed beschouwd heeft dit land geen regering, dit land heeft vertegenwoordigers van belangengroepen. De politici die vorig jaar tot een regering zijn geroepen kijken niet vooruit, hebben geen visie, hun vraag is of ze hun achterban wel goed bedienen. Hun manier van politiek bedrijven heet cliëntelisme, ze beschouwen hun kiezers als klanten, die ze goed moeten bedienen omdat ze anders misschien niet meer op hen stemmen.

Cliëntelisme heeft op gemeenteniveau al verschillende keren tot veroordelingen geleid omdat politici te veel hun oren lieten hangen naar hun achterban en die bevoordeelden. Corruptie, verwarren van petten en belangenverstrengeling lagen op de loer en werden gerechtelijk veroordeeld. Het gekke is dat dit op landelijk niveau niet schijnt uit te maken.

We zagen Caroline van der Plas voor de zoveelste keer uit een overleg komen, dit keer over de Voorjaarsnota, dat er voor de boeren weer honderden miljoenen extra waren gereserveerd. Het gevolg is dat de boerenbranche de enige beroepsgroep is waarbij je, als je stopt, je zomaar miljonair bent. Cliëntelisme avant le lettre. De mijnwerkers, de letterzetters en de bankmedewerkers durfden er niet eens van te dromen. De andere beroepsgroepen die binnenkort overbodig worden, bijvoorbeeld door IA, wacht een werkeloosheidsuitkering van 1,5 jaar, dat was vroeger 3 jaar. Je zult maar oud zijn en na anderhalf jaar tot de bijstand worden veroordeeld, of je huis moeten opeten.

Afgelopen week mocht elke coalitiegenoot, na het uitonderhandelen van de voorjaarsnota, hun poepje laten ruiken, de geur waar hun achterban zo gek op is. Wilders mocht zeggen dat hij een boodschappenbonus had bedongen. Nicolien van Vroonhoven mocht weer hoog opgeven over rechtstatelijkheid en Dilan Yeşilgöz mocht weer etaleren dat ze van de orde en veiligheid is.

Double speak, want het is toch navrant dat juist haar partij het gevangeniswezen zo heeft bezuinigd dat criminelen nu twee weken eerder, of langer, worden vrijgelaten. Verantwoordelijke man hiervoor: Ted Teeven, niemand heeft het meer over deze hoofdschuldige, die stoer de boel wel eens efficiënt zou bezuinigen, de prefix ‘weg’ verzweeg hij altijd, dat wegbezuinigen was een probleem voor zijn opvolgers.

Cliëntelisme. Maar over de grote onderwerpen, de problemen die alleen op langer termijn kunnen worden opgelost, hebben ze het niet gehad. De schrikbarende staat van het Nederlandse milieu, klimaatverandering, het blijkbaar onoplosbare probleem van de woningnood, de stikstofproblematiek waardoor Nederland op slot zit: niet over gesproken. Voor dat soort dingen moet je vooruit kunnen zien, het eigen belang even niet laten prevaleren, en dat kan deze verzameling vertegenwoordigers van cliënten natuurlijk niet.

Journal d’images

Mesonychoteuthis hamiltoni

Vrijdag 18 april, Delft

 

Eergisteren in de krant. Voor het eerst is een soort reuzeninktvis vastgelegd op beeld. De beesten kunnen, inclusief hun enorme tentakels, naar schatting 12 tot 14 meter lang worden. Ze wegen dan zo’n 500 kilo, waardoor ze de zwaarste ongewervelde diersoort ter wereld zijn. Het exemplaar is vastgelegd in de zuidelijke Atlantische oceaan, nabij de Zuidelijke Sandwicheilanden, waar ik nog nooit van had gehoord.

Wetenschappers weten eigenlijk niets van deze gigantische zeedieren, hoe ze jagen, hoe hun levenscyclus is, ze zijn een totale mysterie. Een eeuw geleden werd het dier voor het eerst ontdekt toen zijn tentakels in de maag van een potvis werden gevonden. Daarna is het beest een paar keer gezien, maar eigenlijk altijd waren het dode dieren, aangetroffen door vissers.

Potvissen zitten vaak onder de littekens, die vermoedelijk zijn veroorzaakt door de weerhaken die aan de uiteinde van de hun tentakels zitten. Met die weerhaken houden ze hun prooi vast. Nu hebben we dus eindelijk bewegend beeld van het dier. Elke krant maakt er melding van. De omvang van het dier appelleert natuurlijk aan de monsters uit hun onze angstdromen.

Maar, teleurstelling, de Mesonychoteuthis hamiltoni (zo heet het beest) dat is vastgelegd, is slechts 30 centimeter lang. Het is een doorzichtig, pasgeboren exemplaar, heel lief eigenlijk. Dus ondanks de publicitaire aandacht, levert het beeld weinig spectaculairs op. Zo klein, en dan al zoveel aandacht. Het bewijst hoe de Mesonychoteuthis hamiltoni tot de verbeelding spreekt.

Het is niet gek dat nog nooit een volwassen exemplaar is gefilmd, want het dier leeft in dieptes van de oceaan die voor de mens onbereikbaar zijn. Wat dat betreft is het een slim dier, hij heeft een habitat op deze planeet opgezocht waar de mens niet kan komen. Welk ander dier doet hem dat na? Hij heeft een perfecte schuilplaats.

Toch baart de publiciteit mijn zorgen. Je zult het zien: dadelijk verzint een Elon Musk-achtig type een mogelijkheid om wel af te kunnen dalen naar de diepste diepten. Er is altijd wel een gek die naar Mars wil, naar een onherbergzame plek die niet gemaakt is voor de mens. Zul je zien dat dat Musk-achtige type een capsule de diepte in laat zakken met zes vrouwen à la Katy Perry, spektakel gegarandeerd. En dan is het einde zoek, want dan wil iedereen naar de diepste diepten.

Er komen natuurlijk reisbureaus, Travel Agency to the Mesonychoteuthis hamiltoni, en dan gebeurt wat overal in de wereld is gebeurd. De mens is een agressieve predator, een roofdier dat, als hij eenmaal verschijnt, ander leven vernietigt, met zijn geproduceerde gif habitats vervuilt en kapot maakt. Laten we hopen dat dat Musk-achtige type nog even niet op het idee komt om de diepste diepten in te gaan, dat het de Mesonychoteuthis hamiltoni nog even is gegund om daar in het onbereikbare donker te leven.

Journal d’images

Charlie de Parlie

Donderdag 17 april, Delft

 

Er zijn vele kloven in de Nederlandse samenleving. De kloof tussen arm en rijk, de kloof tussen PVV-stemmers en niet PVV-stemmers, de kloof tussen woningbezitters en geen woningbezitters, om er maar eens een paar te noemen. Maar de grootste kloof is misschien wel die tussen hondenliefhebbers en niet-hondenliefhebbers. Ik merk dat deze twee groepen elkaar totaal niet begrijpen, en dat vind ik niet zo gek.

Hoe moet je als niet-hondenliefhebber er nou achterkomen hoe leuk honden zijn? Als je geen hondenliefhebber bent dan versta je de taal van de honden niet. Want geloof me, honden kunnen praten. Dies en ik houden hele dialogen.
Ik ben het zelfs hartgrondig met de filosoof Arthur Schopenhauer eens dat de hond superieur is aan de mens. De hond heeft geen dubbele agenda, de hond kent de onvoorwaardelijke liefde en trouw, een hond zal je nooit bedonderen. Kom daar bij mensen eens om. En een hond is zoveel zachter dan een mens.

De niet-hondenliefhebber zal daarom niet begrijpen dat veel hondenliefhebbers hun hond als een volwaardig familielid beschouwen. Wyb en ik doen dat ook, Dies is een integraal onderdeel van ons gezin, wij houden volledig rekening met hem, op zekere hoogte beslist hij mee wat wij in gezinsverband wel of niet doen.

Ik kom erop omdat gisteren Charlie, ook wel bekend als Charlie de Parlie, bekend in Amsterdam en wijde omgeving, is overleden. Charlie is de hond van Anne, mijn dochter. Het overlijden van een hond in onze familie gaat gepaard met groot verdriet en rouw. Gisteren moest Anne hem laten inslapen, zijn gezondheid was zeer slecht, hij leed, en anders dan bij mensen kun je bij honden de gelukkig keuze maken hem niet verder te laten lijden.

Anne had gevraagd of Lies en ik erbij wilden zijn als ze hem liet inslapen en met haar meegingen als ze hem naar het crematorium bracht. Het was een eer en waardevol om dit te mogen meemaken. Charlie de Parlie was een bijzondere hond. Ooit reageerde Anne op een advertentie waarin een man vroeg of iemand voor een maand op zijn hond wilde passen omdat hij naar Brazilië ging. Anne reageerde en werd uitverkoren.

Maar wat bleek na een maand? De man kwam niet meer terug. Hierdoor zat Anne, in mijn ogen, opeens opgescheept met een hond. Ik vroeg wat ze met die hond ging doen, of ze die nu naar een asiel zou brengen. Woede was mijn deel. Natuurlijk ging ze die hond, die Charlie heette, niet naar een asiel brengen. Anne beschouwde Charlie in die maand al als haar hond. Een grote wederzijdse liefde was geboren.

In totaal mochten Anne en Charlie 6,5 jaar met elkaar doorbrengen. Te kort, want helaas bleek Charlie over een broze gezondheid te beschikken, zijn medisch dossier werd dikker en dikker. Anne deed er werkelijk alles aan om hem zo gezond mogelijk te houden.

Dat zijn gezondheid broos was, betekende niet dat Charlie een broze hond was. Charlie de Parlie was een bokser, een jongen van de straat, een lefgozer, een geinponem, en zo macho als maar kon. Wie Charlie stoer over de straat zag cruisen, was meteen geïmponeerd. Dat nam niet weg dat hij het heerlijk vond om te knuffelen en lekker bij je te liggen. In de Spaardammerbuurt in Amsterdam was hij een markante buurtgenoot. Het verdriet dat hij nu is overleden, is daar dan ook groot.

Wij, als familie van hem, zullen nog vaak aan hem denken. Alleen al het noemen van zijn naam zal meteen herinneringen oproepen aan een bijzondere hond. Er is geen hond in Nederland die vaker in hotels heeft geslapen dan hij, hetzelfde geldt voor bezoeken aan Amsterdamse restaurants. Hij was daar een graag geziene gast, soms werd hij zelfs expliciet uitgenodigd.

De enige die stiekem misschien een beetje is opgelucht dat Charlie nooit meer met Anne meekomt is Dies. Dies was zwaar onder de indruk van Charlie’s machismo. Want laten we eerlijk zijn, Charlie de Parlie was best een jaloerse man. Anne mocht geen andere hond aaien, alle speeltjes waren altijd voor Charlie, Dies moest er met zijn poten vanaf blijven. Zo jammer dat Charlie de Parlie niet ouder dan negen jaar is geworden. Wij zullen hem enorm missen.

Links Anne. Rechts Charlie. Liefde op het eerste gezicht.

Change

Dinsdag 15 maart, Delft

 

Een maandag. En Wyb heeft vrij. Wyb kan op elke mogelijke dag vrij hebben. Ze heeft, en daardoor ik ook, volstrekt geen weekritme meer. Weekend, wat is dat? Nou hebben we dat eigenlijk nooit gehad, ook toen we nog in het theater werkten betekenden weekenden niets voor ons. Vandaag heb ik een enorm luxueus gevoel.

Dat komt omdat we met de tram naar Scheveningen Noord rijden. Op de plek waar we vroeger naar premières van musicals gingen, stappen we nu uit en lopen richting strand. Ik weet niet wat er aan de hand is, maar de wereld is veranderd. Hoe lang is het geleden dat het heeft geregend? Hier in Nederland schijnt al weken de zon alsof we aan de kust in Zuid-Frankrijk wonen.

Als we over het strand lopen, heb ik hetzelfde gevoel als toen ik in Montpellier over het strand liep. Ongekend hoeveel strandtenten er overal zijn bijgekomen. Het is maandag, maar overal zitten mensen op de terrassen van de strandtenten. De zon recht in het gezicht lopen we naar de haven van Scheveningen. Het is nu al de zoveelste keer sinds we weer in Nederland wonen. Als ik vroeger wel eens in Scheveningen was, was dat speciaal, een dagje uit, en nu lopen we hier alsof we er thuishoren. Ons huis is ook maar een vijftien kilometer hier vandaan.

In de haven staat een motor op drie wielen, mooi van lelijkheid. De eigenaar zit er niet ver vanaf op een bankje.
‘Mooi ding,’ zeg ik. ‘Mag ik er eens opzitten?’
‘Ja, hoor. Geen probleem.’
Ik beklim het ding en voel me meteen een bink. Het ding is fel groen, en overal zijn doodshoofden te zien, helemaal in de stijl van de eigenaar die erg vormvast is, zelf ook qua uiterlijk. Wyb maakt wat foto’s, die we later naar de kinderen sturen.
‘We hebben een nieuw voertuig gekocht! Heerlijk om mee naar het strand te gaan.’ Hun reacties zijn van grote afkeer. ‘Wat een lelijk ding.’ ‘Gatver.’ ‘Ik geloof er niets van.’

De eigenaar vertelt dat hij drie weken op de kleur heeft moeten wachten, moest speciaal uit Amerika komen. Het is maserati-groen, hij wist precies hoe het wilde hebben. De doodshoofden zitten er als een lijst omheen.
‘Je zult best veel bekijks hebben.’
‘De mensen vinden het prachtig.’
Wyb en ik nemen bij de eerst volgende haringtent een haring. Als de man met zijn groene monster langskomt, zwaait hij uitbundig.

Dan lopen we door naar Scheveningen Zuid. Ik ben er nooit eerder geweest, maar ook hier strandtenten waar mensen zitten te chillen. Op het strand ligt lui een zeehond. Ik vind het nog steeds onwezenlijk dat ik hier op een maandag zomaar kan lopen. Al die jaren dat ik me uit de naad heb gewerkt. Ik had tijd voor niets, en nu heb ik tijd voor alles.

De wereld verandert. In 2001 waren er 142 landen die meer met de VS handelden dan met China. Voor slechts 29 landen was China een grotere handelspartner. Nu zijn er 145 landen die meer met China handelen.
Een decennium geleden waren Wyb en ik het ene jaar in China in Chengdu. Het andere jaar waren in de Verenigde Staten, in San Francisco. En toen wisten we het al: de wereld verandert. De VS oogde als een Derde Wereldland qua infrastructuur en armoede. Change. In China liepen luxe treinen perfect op tijd. Er sliepen geen mensen op straat en de fietsen waren allemaal vervangen door elektrisch brommertjes.

Dood

Zondag 13 april, Delft

 

Zowel gisteren als vandaag ben ik op stap geweest. Gisteren naar Amersfoort, vandaag naar Amsterdam, beide treinreizen hadden enigszins met de dood te maken. Al dat reizen is in ieder geval ongezond voor een blog. Als blogger moet je vechten tegen te veel afleiding.

Gisteren was ik voor het eerst naar een Algemene Ledenvergadering van de Coöperatie Laatste Wil. Ik ben al jaren lid van deze coöperatie, maar ben sinds kort door een oud collega overgehaald om toe te treden tot de redactie van het clubblad. Voor die ledenvergadering had ik mijn eerste redactievergadering en nam ik het ook nog op me om een verslag van die ledenvergadering te maken.

En dat op de eerste zomerse dag, 23 graden, volop zon, geen wolkje aan de lucht. Maar in die ledenvergadering hing een geheel andere atmosfeer, daar hingen donkere wolken en het donderde er stevig. De coöperatie verkeert om uiteenlopende redenen, nogal in een crisissfeer die ik hier niet zal noemen omdat het een besloten vergadering was.

Ik vond het een nostalgische trip die mij terugbracht naar de jaren zeventig toen ik nog politiek actief was in de studentenbeweging. De actievoerders van toen zijn nu boomers en nog meer doorgewinterde vergadertijgers dan ze vroeger al waren. Het was de jaren zeventig revisited, maar het was geen verheven bezoek. De vergadertijgers en scherpslijpers lieten zich van hun gevaarlijkste kant zien: eindeloos ouwehoeren over de juiste interpretatie van de statuten, er werden wat vliegen afgevangen, en de tijd tikte door. Dag, mooie dag.

Maar goed, de eenvoudige doelstelling van de coöperatie gaat mij aan het hart, het streven naar het recht om je dood in eigen regie te kunnen voeren, te kunnen overlijden wanneer jij en je geliefden dit het juiste moment vinden. Niks geen interventie van doktoren en juristen, je bent de baas over jezelf, ook in het geval je wilt overlijden. Dus zo’n vergadering heb ik er wel voor over.

Vandaag op en neer naar Amsterdam omdat Anne treurig nieuws heeft gekregen. Met haar geliefde hond Charlie, in Nederland beter bekend als Charlie de Parlie, gaat het niet goed. Eigenlijk hebben Anne en haar dierenarts besproken dat Charlie is uitbehandeld. Hij heeft altijd gesukkeld met zijn gezondheid, maar de laatste maanden gaat het gewoon erg slecht. Ik schrok toen ik hem vandaag zag, hij weegt nog maar 14 kilo.

Anne belde me vorige week of ik foto’s van haar en Charlie wilde maken, en natuurlijk wilde ik dat, graag zelfs. Zo’n grote liefde moet vastgelegd. Voor wie het niet weet. Vele jaren geleden reageerde Anne op een advertentie van iemand die voor een paar weken naar Brazilië ging en of iemand twee weken op zijn hond wilde passen. Anne reageerde en werd uitverkoren.

De man is nooit meer uit Brazilië teruggekeerd. Wat zowel Anne als Charlie helemaal niet erg vonden, want in die twee weken al groeide hun grote liefde voor elkaar. Nu aan die liefde op mogelijk niet al te lange termijn een einde komt, is, zoals te begrijpen, het verdriet groot. Ook vandaag was het een mooie dag. De zon scheen, de dood leek nog ver weg. De liefde is gelukkig vastgelegd. Foto’s volgen.

 

Journal d’images

Gevecht

Vrijdag 11 april, Delft

 

Door het lezen van Vleugellam, de biografie over Godfried Bomans, bevind ik mij opeens weer midden in het katholieke leven. Ik voel opnieuw de benauwdheid van het katholicisme, zoals ik die ook in mijn jeugd ervoer. Met terugwerkende kracht voel ik medelijden met het onderwerp van de biografie. Schrijver Gé Vaartjes beschrijft beeldend hoe Godfried worstelde met het geloof — niet omdat hij misschien ongelovig was, integendeel. Bomans worstelde juist door zijn geloof, met enerzijds zijn schrijverschap en anderzijds de roeping om mogelijk toe te treden tot een kloosterorde. Het heeft hem jarenlang verlamd.



Eigenlijk was Godfried Bomans een geketend mens. Zijn vader was een vooraanstaand en streng katholiek, lid van de Tweede Kamer voor de katholieke zuil en actief in de gemeente- en provinciale politiek. Hij had zich volledig gebeiteld naar de paapse normen en waarden en deed dat ook bij zijn kinderen. Een broer van Godfried trad toe tot een kloosterorde, evenals een zus. Godfried vreesde een roeping, want binnen dat strenge katholieke leven was hij toch diep geraakt door de kunst, en voelde hij het schrijverschap in zich branden.



Godfried was negen jaar oud toen hij met zijn ouders in de Haarlemse schouwburg een toneelstuk bijwoonde. Het sterfbed van de hoofdpersoon ontroerde hem diep. Hij schreef hier later over: ‘Bij de garderobe barst ik in luid geween uit. (…) Voor het eerst van mijn leven had ik gedronken aan de verraderlijke bron der schoonheid, die niet lest, doch alleen maar dorstiger maakt.’ Wellicht was dit het begin van het gevecht tussen de muzen van de kunst en God. Hij zou er lange tijd door worden verscheurd. Tot nu toe kan ik hem niet anders zien dan als een beschadigd mens, maar ik heb nog vele bladzijden te gaan. Als lezer overheerst nu vooral het medelijden, zie ik hem als slachtoffer van zijn geloof.



Het is wat met het geloof. Eigenlijk brengt het altijd ellende. Zelfs nu nog, in het grotendeels geseculariseerde Nederland (laten we onze zegeningen tellen). Ook tegenwoordig moet het Kenniscentrum Rutgers, ontwikkelaar van het lesprogramma Lentekriebels, de ultraconservatieve katholieke stichting Civitas Christiana voor de rechter dagen. Met leugens en verdraaiingen proberen ze iedereen die jongeren goed en eerlijk wil voorlichten over seksualiteit, in een kwaad daglicht te stellen.



En laten we niet vergeten dat mede dankzij religieus Amerika — of misschien wel juist daardoor — Trump aan de macht is gekomen. De hypocrisie van het geloof blijft verbijsterend. Liever een crimineel, een leugenaar, een verkrachter en een gek als president die de conservatieve agenda uitvoert, dan een liberale, tolerante en integere president die oprecht handelt.



Terug naar Nederland. Vandaag in de krant. Er is een leerplichtwet, maar die blijkt niet meer te gelden voor gelovigen die hun kinderen thuis houden omdat ze geen vertrouwen hebben in het Nederlandse onderwijs. Ze zouden eens van hun geloof kunnen vallen. 
En wordt het niet tijd dat die kwezels die dagelijks voor onze abortusklinieken aan de overkant van de straat staan te bidden niet eens ophouden met die aanstellerij?

Journal d’images

 

Americans,

Woensdag 9 april, Delft

Gordijn

Dinsdag 8 april, Delft

 

Mijn uitzicht ondergaat een verrassend snelle gedaantewisseling. Maandenlang keek ik vanuit ons raam door de kale bomen, over de stad heen. Links van mij stonden de torens van de Oude en de Nieuwe Kerk. Tegenover ons de huizen, waarin ik soms figuurtjes zie bewegen – te ver weg om echt van naar binnen kijken te kunnen spreken.

Tussen mij en dit alles vindt nu de verandering plaats. De kale bomen kregen de afgelopen dagen opmerkelijk snel bladeren, waardoor er een soort groen gordijn wordt opgehangen. Elke dag wordt het uitzicht groener en wat daarachter ligt vager. Het zal niet lang meer duren of het gordijn sluit het zicht volledig af, en is het weer zoals toen wij hier kwamen wonen: uitzicht op hoge bomen vol blad.

Een paar weken geleden schreef ik over een gevecht tussen twee kraaien en een bende van een stuk of acht eksters, om het bezit van een groot nest in een van die bomen. De uitslag was onbeslist: zowel de kraaien als de eksters verdwenen. Het nest bleef onbewoond.
Maar nu het wonderlijke: ergens in de afgelopen weken is, zo constateer ik vandaag, het nest verdwenen. Het hangt er niet meer, terwijl het toch stevig in de boom leek te zitten. Ik vraag me nu af of het nest door de kraaien of door de eksters is ontmanteld en ergens anders weer is opgebouwd. Weet iemand of dat mogelijk is?

Nu ik dit schrijf, besef ik dat de eerste zin van dit blog ook van toepassing kan zijn op mijn zicht op de maatschappelijke ontwikkelingen. Toen de middenpartijen het nog voor het zeggen hadden, en de wereld er tamelijk normaal uitzag, schreef ik regelmatig pamflettistische of satirische blogjes over allerlei politieke en maatschappelijke zaken. Het valt me op dat ik dat nu veel minder doe.

De reden? Door de huidige situatie – met in Nederland een volstrekt van de pot gerukt kabinet en in Amerika een complete gek die het voor het zeggen heeft gekregen – weet ik eigenlijk bij god niet meer waar de focus ligt. Ik denk dat ook ik een slachtoffer ben geworden van flood the zone. Er wordt zoveel onzin en shit over ons uitgestort dat je niet meer weet of je van voren of van achteren leeft. De politiek zelf is satire geworden – daar kom je nooit meer overheen.

Ze maken ons gek, die radicaal-rechtse bende, en ik merk dat ik mijn onderwerpen verklein. Dat ik liever schrijf over mijn huiselijke uitzicht dan over het uitzicht op de wereld. In beide gevallen komt er een gordijn voor die uitzichten te hangen. Gelukkig is het ene groen en getuigt van de lente; het andere is grauw – een gordijn dat de wereld lelijker en destructiever maakt.

Dat flood the zone klinkt nog redelijk schoon – de zee die overstroomt – maar in werkelijkheid hebben we te maken met het overlopen van een riool, waarin we door de stank en de smurrie het zicht totaal kwijtraken. Stront kruipt in oren en ogen.

Journal d’images

Corrector

Maandag 7 april, Delft

 

Het afgelopen jaar had Dossiermoddergat het geluk te beschikken over een heuse Corrector. Dat was een genot, want wanneer de redactie weer eens een dom foutje maakte – door slordigheid of bijziendheid – konden we dat snel corrigeren. Het was een luxe, vooral omdat De Corrector ook kritisch commentaar gaf op de blogs. Altijd in je eentje zo’n blogje schrijven is immers best een eenzame bezigheid.

Helaas moest De Corrector zijn werkzaamheden beëindigen vanwege familieomstandigheden, en kort daarna kreeg hij een veel beter betaalde baan aangeboden. Het lijkt me ook een hele opgave, hoor, om dagelijks zo’n blogje uit te pluizen op foutjes – zeker omdat De Blogger nou ook weer niet zó veel fouten maakt. Maar zoals De Corrector altijd zei: elke fout telt. De redactie zat dus met de handen in het haar: geen Corrector meer, en al die rotfoutjes die weer verschijnen, terwijl de lezer inmiddels rimpelloze kwaliteit is gewend.

Om dat te voorkomen, kozen de eigenaren van Dossiermoddergat voor iets waar ze zich lang tegen hebben verzet: automatisering. En dan nog wel van een Amerikaans bedrijf, terwijl ze zich juist hadden voorgenomen om Amerika op elk mogelijk gebied te boycotten. Maar uiteindelijk besloten ze het belang van de lezer te laten prevaleren.

Sinds enige tijd wordt het blog – als De Blogger daar zin in heeft – door ChatGPT gehaald. En ik moet zeggen: met verbluffend resultaat. ChatGPT zet keurig op een rij welke fouten eruit zijn gehaald, en geeft bovendien suggesties om de stijl te verbeteren. Al gaat het daarbij vooral om het gladstrijken van de tekst, en daar zit De Blogger niet per se op te wachten. ChatGPT mag natuurlijk niet ontstijlen.

De eigenaren van Dossiermoddergat beseffen dat ze hiermee ook gebruikt worden. Reken maar dat ChatGPT de teksten van Dossiermoddergat gebruikt om deze AI-dienst te verbeteren. Mocht de lezer over een jaar ineens een blogje van De Blogger missen, dan kan hij gewoon aan ChatGPT vragen om er zelf eentje te schrijven – in de stijl van De Blogger.

Opmerkelijk weinig mensen hebben het erover, maar dat hele AI-gedoe is natuurlijk de grootste diefstal uit de geschiedenis van de mensheid. Het heet dan wel artificiële intelligentie, maar eigenlijk is het vooral dom kopiëren en combineren. Met AI worden hele persoonlijkheden en stijlen gestolen. Zo verschijnt de stem van Herman van Veen al in Amerikaanse songs en kun je op aanvraag een nieuw schilderij in de stijl van Van Gogh laten maken. De Blogger knarst zijn tanden. Maar ja – alles voor de lezer, is zijn parool, en de lezer eist perfectie.

Journal d’images

De creativiteit van de mens kent geen grenzen. En denk svp ook aan wol en katoen voor de handwerkclup.

Briefwisseling

Zaterdag 5 april, Delft

 

Voordat je het weet, rol je van het een in het ander. Zo ben ik vandaag begonnen aan een nieuw project, een briefwisseling met Rokus Loopik over Frankrijk en alles wat daaruit voort vloeit. De eerste aanzet daartoe kun je vinden op Linkedin, een medium waar ik nog nooit iets mee heb gedaan. Daarom had ik eerst niet door dat Rokus al was begonnen, ik ontvang geen berichten van LinkdIn. Ooit kreeg ik elke dag voorstellen voor nieuwe functies, maar van dat bombardement kreeg ik de balen, waardoor ik dat sociaal netwerk heb stopgezet.

Ik denk dat de naam Rokus Loopik wel eens eerder is opgedoken in Dossiermoddergat. Rokus is de man van oud-collega/vriendin Marie-Anne Rudolphi. Ongeveer gelijk met ons zijn ze in Frankrijk komen wonen. Wij in de Dordogne, zij in de Lot, ongeveer veertig kilometer van ons vandaan. Onze woningen zijn volstrekt tegengesteld. Wij wonen in een uitermate bescheiden woning, uitgezocht opdat we er geen donder meer aan hoeven te doen. Zij wonen in een heus chateau met torens en opstallen er omheen, gekocht om er een paradijs van te maken.

De eerste keer dat Wyb en ik er kwamen, vroeg Rokus wat ik ervan vond. En ik antwoordde enigszins onvriendelijk, dat ik ontzettend veel werk zag. Maar dat wisten ze beide ook wel, daarom hadden ze het ook gekocht. Inmiddels is dat drie jaar geleden en is het chateau met de naam Mondou, na keihard werken, inderdaad een soort paradijs geworden. Voor wie zich een tijdje wil terugtrekken uit Nederlandse drukte, alleen of met een grote familie, is dit adres zeer aan te raden. Voor meer informatie, zie: Chateau Mondou

Nou is het niet zo dat de belangrijkste functie van Rokus kasteelheer is. Hij is een van de meest veelzijdige en actieve mensen die ik ken. Hij noemt zichzelf sociaal entrepeneur, hij werkt in de psychiatrie, helpt daklozen, is moderator en motiviation speaker, host van de podcast De Kantelkast en de Psychiater Doorgezaagd. Daarnaast is Rokus, evenals ik, een manisch schrijver, hij is columnist, schreef een boek en vele artikelen.

Rokus heeft op de zolder van zijn chateau een jaloersmakende werkplek. Op die zolder heeft hij een soort privé museum ingericht en tussen al die mooie werken staat een werktafel waar hij zijn podcasts opneemt en zijn columns schrijft.

Het idee voor die briefwisseling kwam van Rokus. Aanvankelijk stond ik er wat sceptisch tegenover. Schrijven over Frankrijk? Dat heb ik toch al gedaan in Een paradijs met zorgen? Maar zijn eerste brief was zo inspirerend dat ik besloot mee te doen. Benieuwd naar de eerste brief van Rokus? Zie: Eerste brief van Rokus over Frankrijk. Zie hier onder mijn eerste brief, waardoor dit blog weer veel te lang wordt.

 

Cher Rokus,
Het begin van je brief klinkt goed: “Ik houd van brieven schrijven. Je kunt me ervoor wakker maken.” Het heeft iets dubbels dat je mij uitnodigt brieven te schrijven, want sinds jaren beschouw ik mij als de laatste brievenschrijver van Nederland. Jarenlang heb ik een correspondentie gehad met mijn toenmalige beste vriend.

Onderdeel daarvan was mijn voornemen om hem twaalf jaar lang, elk jaar een maand lang, elke dag een brief te schrijven. Ik heb dat volgehouden, en het resultaat is dat in mijn kelder 365 brieven in twaalf multomappen liggen te vergelen. Nadat ik klaar was, schreef niemand meer brieven. POSTNL ging bijna failliet, pen en papier lagen op de vuilnisbelt, brievenbussen werden op grote schaal verwijderd. Ik bleek dus de laatste brievenschrijver van Nederland te zijn geweest.

Zelf ben ik een blogger. Elke dag schrijf ik een blog op dossiermoddergat.nl met een lengte van rond de 500 woorden. Het fijne van een brief schrijven, vind ik, is toch dat hij van langere adem kan zijn. Ik vind dat wij schijt moeten hebben aan de lengte. Alles op dat internet is kort en hijgerig; laten wij daar niet aan meedoen. Laten wij ons uitleven in de lengte en de diepte.
Wat ik wel jammer vind, is dat ik het papier en de postzegel mis. Toch geen fijner gevoel dan dat je een geschreven brief in een envelop stopt, een postzegel plakt en op de bus doet. Dat gaf mij altijd een louterende rust vergeleken met dat digitale gedoe. Daar staat echter tegenover dat ik mij nu weer een briefschrijver kan noemen, en dat is toch ook veel waard.

Het is misschien wel goed om aan het begin van zo’n briefwisseling ons een beetje nader te verklaren. Jij ondertekent je brief met: “Uw vrind, uw francofiel.” Ik vind het fijn om een vrind te hebben die francofiel is, maar ik vrees dat ik jou wel een vriend kan leveren, maar niet een die francofiel is. Voor mij is francofiel een te groot woord. Ik sta te ambivalent tegenover Frankrijk om mij francofiel te noemen.

De kern van die ambivalentie ligt bij de Franse tankstations. Wat is dat voor een land waar je, als je gaat tanken, eerst je tank vult en dan met z’n allen in de rij moet staan wachten om bij een klein hokje af te rekenen? De caissière zit daar achter een veel te klein raampje om enig menselijk contact te krijgen. Je moet beleefd zijn tegen een schim. Inefficiëntie ten top. En zo zou ik vele voorbeelden kunnen noemen.

Ik vind het bewonderenswaardig hoe jij over de kletskassa denkt en dat associeert met het goede leven. Een van de redenen waarom ik naar Frankrijk verhuisde, was omdat ik kluizenaar wilde worden en in stilte en rust zen zou worden. Na jaren moet ik concluderen dat ik een mislukte kluizenaar ben, en dat komt vooral door de E.Leclerc-kassa’s.


Man, man, man, ik ben niet geboren voor het geduld. Waarom zou ik een deel van mijn leven moeten wachten op oude vrouwtjes met verweerde portemonnees die eindeloos staan te klessebessen met de caissière en dan, niet te geloven, met een cheque gaan betalen waarvan ze niet eens weten hoe die werkt? Het was voor mij, na de veertiende keer dat mij dat overkwam, bijna reden om mijn biezen te pakken en onmiddellijk terug te reizen naar Nederland. Wat houd ik toch van de snelheid van de Nederlandse kassa’s en de efficiëntie daar in het algemeen.

Maar goed, in latere brieven kom ik nog wel terug op mijn ambivalentie jegens Frankrijk. Laten we het erop houden dat ik een halve francofiel ben — al weet ik dat die niet bestaan. Ooit, toen ik onze oudste dochter uit Sri Lanka adopteerde (ze was twee weken oud), bracht onze contactpersoon haar na een week al naar ons hotel toe. Ik wist dat dat niet mocht: een adoptieouder mocht een kind pas twee weken na aankomst in Sri Lanka ontvangen. Ik wees onze contactpersoon daarop, en die antwoordde: “Het is niet legal, het is niet illegal, het is halflegal.”
Dank je de koekkoek, dacht ik. Halflegal bestaat niet — net zoals een halve francofiel niet bestaat. We zullen het er nog over hebben.

Drie dingen nog.
Ding 1: Moeten wij onze correspondentie geen titel geven? Want laat ik mijn ultieme ambitie uitspreken: het zou mooi zijn als we deze briefwisseling nog eens in een boekje kunnen bundelen. Ik ben gek op boekjes. Zelfs als ze alleen maar door de schrijvers worden gelezen.

Ding 2: Wat zou je ervan vinden als we ons geschrijf een motto meegeven? Ik kom erop omdat ik onlangs een mooi motto tegenkwam in een gedicht van, ik meen, Vrouwkje Tuinman met de titel Vitrine. Ik heb het gedicht gekopieerd maar was zo stom niet de dichter erbij te vermelden. Ik weet dat ik het gedicht niet moet citeren, want Nederlanders houden niet van poëzie. Als ze een gedicht alleen al zien, haken ze af. Vandaar dat ik hier alleen de strofe zet die als motto zou kunnen dienen. Het gedicht voeg ik toe als P.S. voor de liefhebber. Het motto zou, wat mij betreft, kunnen zijn:

De mens is een verzamelaar. Ik ben,

en wat ik niet vastleg is niet gebeurd.

Ik wil dat alles is gebeurd. Ik vind.

Ding 3: Aan welke frequentie denk jij? Klopt het dat ik jou hoorde noemen: één keer per maand? Ter overweging: misschien moeten we elkaar toch vaker schrijven. Dan komen we er een beetje lekker in; dat bevordert volgens mij de schwung.

Rokus, tot zover. Laten we digitaal proosten op deze eerste briefwisseling. De volgende keer dat we elkaar schrijven hebben Marie-Anne en jij de status van grootouders bereikt. Verheug je erop, want het heeft Wyb en mij ontzettend veel liefde en plezier gebracht.

Hartelijke groet,
Gerard.
5 april 2025, Delft

P.S. 1 Jammer genoeg kan ik niet zeggen dat ik deze brief in Cadouin in ons Franse huis schreef. Omdat onze auto het definitief begaf hebben wij met de trein uit de Dordogne moeten vluchten. Op het platteland van Frankrijk is een mens niets zonder auto. De dichtst bij zijnde supermarkt is vijftien kilometer van ons vandaan, en ga dat maar eens lopen.

P.S. 2 Laat het idee over die titel maar schieten. Volgens Wyb moet ik niet aan verwachtingsmanagement doen. Zij zegt, en daar ben ik het mee eens: ‘Geen kader, geen spelregels, leg je niet vast.’ Goed gezegd, maar dat boekje blijft in mijn hoofd zitten.

P.S. 3 Zie hier het gedicht van Vrouwkje Tuinman, dat volgens mij ook prima past bij de eenzaamheid van het Franse platteland.

 

Vitrine

’s Ochtends breek ik een wijnglas.
Ik zeg een ik bedoel mijn. Ik heb
één wijnglas. Had, één.

Alles is verschoven sinds ik ben
verloren. Sinds mijn orde van achter
het vertrek aan alles ruimen, sporen
wissen, niet meer werkt. Nu
spaar ik stukjes hem.

De mens is een verzamelaar. Ik ben,
en wat ik niet vastleg is niet gebeurd.
Ik wil dat alles is gebeurd. Ik vind.

’s Middags vind ik een hemd
en as onder mijn boekenkast, haartjes
van zijn borst en baard, een bonnetje
van de muziek, lege flessen,
alles leg ik in bed.

Bij nader inzien toch een doos, en
’s avonds nog mijn portglas gebroken.
Niet één, maar mijn. Nu geen.

 

Journal d’images

Gevonden in de binnenstad van Delft.

Gejat

Vrijdag 4 april, Delft

 

Ik maak bij voorbaat mijn excuses voor de laatste zinnen in mijn vorige blog: ‘Het meest pikante puntje is ook nog dat we tijdens de treinreis richting Bordeaux zijn beroofd. Nou ja, beroofd. Ja, beroofd.’ Toen Wyb ze las, zei ze meteen dat er niets van klopte. Volgens haar waren we niet beroofd, maar bestolen.

En daar had ze volledig gelijk in. 

Eigenlijk wist ik ook wel dat ik aan het fabuleren was. Fabuleren—het woord schiet me opeens te binnen. Ik heb het nog nooit eerder gebruikt, en ineens zit het in mijn hoofd, ook nog in de juiste betekenis. Fabuleren betekent verzinsels vertellen, fantaseren. Meestal zijn mijn blogs fel realistisch en wordt er geen woord in gelogen. Maar goed, ik moet toegeven dat ik, volgens mijn kinderen en Wyb, een neiging tot overdrijven heb. Waar overdrijven overgaat in fabuleren, is natuurlijk een groot grijs gebied. Een gebied dat je als blogger best weleens betreedt.

Misschien fabuleerde ik uit behoefte aan een lekkere cliffhanger. Het leek me prettig voor de lezer om te kunnen uitzien naar het volgende blog, waarin de beroving uit de doeken zou worden gedaan. Laat ik het nu gewoon terugbrengen naar wat het werkelijk is. Zelfs het woord bestolen is overdreven voor deze petite histoire. Wie goed leest, merkt dat ik enigszins in de ban ben van Godfried Bomans door het lezen van zijn biografie.

Terug naar de realiteit. Wij zitten in het boemeltje van Le Buisson naar Bordeaux, een trein die in elk dorp stopt. Onze bagage ligt op een plateau voorin de coupé. We zitten er twee banken vandaan om de boel in de gaten te houden. Onze rugzakken met waardevolle spullen liggen in het bagagerek boven ons.

In een van de dorpen stapt een vrouw in die in de buurt van het bagageplateau blijft staan. Op een gegeven moment zie ik haar scharrelen bij het plateau. Niets bijzonders; ik vermoed dat ze daar ook bagage heeft gestald. Even later loopt ze weg, om vervolgens weer terug te komen.

In Bordeaux, onze eindbestemming, stapt iedereen uit. Wyb pakt de bagage van het plateau. Ze kijkt meteen in de schoenentas, omdat die zo licht aanvoelt. ‘Hé, je sneakers zijn weg.’ Dat kan niet, want ik weet zeker dat ze erin zaten toen we instapten.

Het kan niet anders: die vrouw heeft ze eruit gejat. Niemand anders is in de buurt van de tas geweest. Ik moet er wel om lachen, want het waren best oude schoenen. Op deze sneakers heb ik nog door India gereisd, en daar zijn ze niet mooier op geworden. Maar het meest verbaast me dat we er bovenop hebben gezeten—twee banken van het jatten vandaan—en het toch niet hebben gezien. Knap werk van die vrouw, voor twee afgetrapte schoenen. Op het station kijk ik nog even rond of ik haar ergens zie lopen.

Koppeling 2

Donderdag 3 april, Delft

 

Eergisteren had ik een liefdevol blog willen schrijven over ons huis in Cadouin. Hoe het is om er na een paar maanden weer terug te komen. Toen wij er permanent woonden noemde ik het in een taoïstische bui vaak een klooster. Als je er langer woont, slijt dat gevoel, wordt alles weer gewoon. Maar nu we er weer waren, leefde dat heerlijke gevoel van afgesneden zijn, afstand tot de wereld hebben, weer op. Wat heeft een mens nog meer nodig dan bossen en dagen die tot niets leiden?

De intenties voor dat blog werden wreed verstoord door malaise met onze Volvo. Opeens zaten we zonder auto. En red je je dan maar eens in de Dordogne. Onze auto stond zo’n dertien kilometer van ons huis te weigeren, zie dan maar eens thuis te komen op het platteland van Frankrijk. Er is totaal geen openbaar vervoer, de afstanden zijn groot, zonder auto kun je in de Dordogne niet overleven. Er moest een taxi uit Sarlat komen, dertig kilometer verderop, om Wyb vanuit Le Bugue naar huis te brengen.

Niks klooster. Zonder auto waren we opeens opgesloten in ons eigen huis. Niks romantische praatjes. Als je geen goede buurvrouw hebt of Franse Nichten in de buurt, kun je verhongeren in je eigen huis. De dichtstbijzijnde supermarkt is vijftien kilometer van ons huis. Er was opeens een nieuwe werkelijkheid.

Het lukte de ANWB niet om binnen een straal van tweehonderd kilometer van Cadouin een internationale leenauto te regelen. Zelf gingen we er ook nog achteraan: we zaten opgesloten terwijl Wyb op donderdag toch echt in Den Haag moest zijn voor een belangrijke afspraak.

We verbraken de impasse na lang wachten op de ANWB door te besluiten met de trein terug naar Nederland te gaan. Ik dacht dat dit onmogelijk was, een heidens karwei, maar wat blijkt. Het duurt even lang om met de trein in Delft te komen als met de auto. En het is ook nog eens een stuk relaxter. Om half twaalf stapten we in Le Buisson (ons hoofddorp) op de trein. Twaalf uur later deden we onze voordeur in Delft open.

Het duurde twee uur om van Le Buisson in Bordeaux (150 km) te komen, maar het duurde ook twee uur om van Bordeaux in Parijs (600 km) te komen. Twee uur, ongelooflijk. Met de auto doen we er vijf tot zes uur over om van de Dordogne in Parijs te komen. Leve de TGV!
Enige lastigheidje is dat je in Parijs van Gare Montparnasse naar Gare du Nord moet zien te komen. Omdat we met Dies waren, en hij de pest heeft aan roltrappen, namen we de taxi, maar met de metro kan dus ook. Vanaf Gare du Nord kun je in één ruk naar Rotterdam treinen.

Nou moet ik de boel niet te rooskleurig voorstellen, want de prijs is niet mals. Per persoon kostte dit reisje ons €225. Het zou ons dus €900 kosten om heen en weer te reizen van Delft naar Le Buisson en dan zitten we daar ook nog eens zonder auto, wat dus onmogelijk is.
Ander puntje. In Parijs hadden we vertraging van een uur. De trein stond er wel, maar de massa moest ervoor staan wachten.
Het meest pikante puntje is ook nog dat we tijdens de treinreis richting Bordeaux zijn beroofd. Nou ja, beroofd. Ja, beroofd. Maar daar gaat het blog morgen over (als dat lukt).

Echt minpuntje van de reis was wel dat Dies voor het eerst in zijn leven een muilkorf op moest. Voor reizen in de TGV is dat namelijk verplicht. Het gevolg was dat Wyb, ik paste op de bagage, in Bordeaux op zoek moest naar zo’n ding. Tot ongenoegen van Dies liepen we met muilkorf door de controle. We deden dat ding in de trein af en niemand die er iets van zei. Ook de conducteur niet.

Koppeling 1

Dinsdag 1 april, Cadouin

 

Zelden in zo’n beroerde situatie een blog geschreven. Een schets van de situatie: Wyb en ik deden boodschappen in Le Bugue. Op de terugweg, vlak na Le Bugue, merkten we dat de koppeling geen connectie meer had met de versnellingsbak. Ik kon de auto nog net op een zijweggetje zetten.

Wyb en ik stappen uit en kijken naar dat grote apparaat dat niet meer wil bewegen. Opeens wordt een auto een heel dom ding. We vinden zowaar veiligheidshesjes in de auto—wie had dat nou gedacht? We bellen de ANWB, waarvan we nog maar twee weken lid zijn, en ze beloven zo snel mogelijk assistentie te sturen.

Ondertussen maken wij ons zorgen over Dies, die thuis zit opgesloten. Na twee uur wachten stopt een auto bij ons. Een Frans echtpaar stapt uit en vraagt of ze iets voor ons kunnen betekenen. En moet je je voorstellen: dat is niet de eerste auto die stopt. Kom in de problemen, en de Fransen zijn er om je te helpen. Geen kwaad woord meer over die Fransen.

Wyb en ik hebben inmiddels besproken dat ik beter naar huis kan gaan om Dies te bevrijden. Zij blijft dan bij de auto om in haar goede Frans de assistentie te woord staan. Ik vraag het echtpaar welke kant ze opgaan. ‘Le Buisson,’ is het antwoord, en dat komt mij heel goed uit, want Cadouin ligt daar nog maar vier kilometer vandaan.

Ik vraag of ik mee kan rijden, want dan ben ik al aardig op weg. Geen punt—mevrouw stapt meteen uit en gaat achterin zitten om plaats voor mij te maken. Ik neem een deel van de boodschappen mee, en het vriendelijke echtpaar zet mij niet in Le Buisson af, zodat ik verder kan liften, maar brengt mij allerliefst helemaal naar Cadouin. Ik betuig mijn grote dank.

Voordat ik meeging, gaf ik mijn mobiel aan Wyb, omdat haar mobiel bijna leeg was. Ze moest toch contact houden met de ANWB. Tot overmaat van ramp blijkt, als ik thuis ben, dat mijn bril in mijn jas zit—en die ligt nog in de auto. Als visueel gehandicapte ben ik niets zonder bril. Ik kan het appverkeer dat ik met Wyb zou voeren via mijn computer hierdoor niet eens lezen. Gelukkig zie ik even later op het aanrecht de bril van Wyb liggen. Gered!

De pech ontstond rond half twaalf. Nu is het kwart voor vier, en de ANWB is nog steeds niet verschenen. Het blijkt dat ze twee keer iemand naar een plek in Tours hebben gestuurd—vijfhonderd kilometer van ons vandaan. Kostbare uren zijn verloren gegaan. En Wyb staat daar maar langs de kant van de weg te wachten.

Het grote probleem is dat we morgen terug naar Nederland zouden rijden. Overmorgen moet Wyb weer werken. We vrezen dat de auto morgen niet klaar zal zijn. De vraag is of we vervangend vervoer kunnen krijgen. En anders? Geen idee. Wachten tot onze wagen is gerepareerd?

De telefoon van Wyb is inmiddels inderdaad uitgevallen. Ik zit voortdurend achter mijn computer om nieuwe app-berichten van Wyb te kunnen beantwoorden. Laatste bericht: nog steeds geen ANWB gezien.

Of eigenlijk is dit nu al achterhaald, want Wyb laat mij zojuist weten dat een wagen onderweg is om de auto weg te takelen en dat er twee agenten zijn gearriveerd die het verkeer rond de auto regelen. Ik ben benieuwd wanneer en hoe wij Frankrijk kunnen verlaten. We hadden gewoon in Drenthe moeten blijven wonen.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2025