Dossiermoddergat.nl
gerardtonenblogt2016, oktober
Warme Winkel
Maandag 31 oktober, Lhee
Toch even een kleine bijstelling plegen. Regelmatig fulmineer ik in Dossiermoddergat tegen het bloedeloze toneel. Het beeld zou kunnen ontstaan dat alle toneel bloedeloos is. En dat is zeker niet het geval. Voor wie toneel wil zien dat wel spannend is, raad ik naar De Warme Winkel speelt De Warme Winkel te gaan. Toneel waar het lef van afspat. Niet dat ik denk dat mijn adviezen ten aanzien van toneel door de lezers van Dossiermoddergat worden gevolgd. Wat waarschijnlijk ook geldt voor adviezen op andere gebieden. Gelijk hebben jullie.
Waar onderscheidt zich De Warme Winkel nou van andere gezelschappen, waarom lukt het bij De Warme Winkel wel dat je op je puntje van de stoel zit? Het heeft volgens mij veel met keurigheid te maken. Over het algemeen is het Nederlandse toneel in en in keurig. Dan bedoel ik niet braaf of burgerlijk, integendeel. Het Nederlandse toneel is over het algemeen juist niet burgerlijk. Maar in zijn intellectuele benadering en vorm, is het altijd zeer verantwoord. De dramaturg en de regisseur hebben alle toeval, alle ongerechtigheden keurig geretoucheerd zodat het buitengewoon verantwoorde kunst is geworden. Helaas heeft men daarmee ook alle bloed eruit geperst.
De Warme Winkel leeft bij het gevaar. Zo hebben ze voor deze voorstelling het complete decor van Café Müller, de legendarische choreografie van Pina Bausch, 1 op 1 laten namaken terwijl men daar geen toestemming voor had. Met het gevaar dat de voorstelling überhaupt niet gespeeld kon worden, hebben ze het decor toch laten maken. Daarna hebben ze, als onderdeel van de voorstelling, het lef de choreografie totaal te dansen terwijl de choreografie nog nooit buiten het gezelschap van Pina Bausch is gedanst. Ten strengste verboden. Dan te bedenken dat de spelers in de voorstelling helemaal geen dansers zijn, nooit op een podium hebben gedanst. Het resultaat is om te janken zo goed.
Natuurlijk zitten in de voorstelling allerlei rafelranden, verrassende wendingen, onverantwoorde wendingen in dramaturgisch zin. Juist dat is volgens mij de kracht van de voorstelling en wat De Warme Winkel onderscheidt van veel andere gezelschappen. Wat zouden we van de beeldende kunst vinden als het allemaal keurig verantwoord, op een bijna academische manier werd gemaakt? Geen kip zou het interessant vinden. De schoonheid ligt niet in het gave en afgeronde, de schoonheid ligt in de weerbarstigheid, de zoektocht, in de rafels en de scheuren. Muziek die keurig in de maat en voorspelbaar is, vinden we saai, niet interessant.
Het zou misschien goed zijn als de regisseurs, maar zeker de dramaturgen, bij het toneel minder krijgen te zeggen. Het zou voor het Nederlandse toneel zo goed zijn als het allemaal wat slordiger, wat minder af, wat minder bedacht, wat minder op safe spelen zou zijn.
Stok
Zondag 30 oktober, Lhee
Elke zondagochtend als ik op bed lig, meldt mijn telefoon dat ik een email binnen krijg. Vertrouwd geluid inmiddels want ik weet dat de schrijver A.L. Snijders mij weer een ZKV (Zeer Kort Verhaal) toestuurt. Ik ben trots dat ik op zijn zogenaamde ‘graslijst’ sta en elke week zo’n ZKV mag ontvangen.
Wat overigens ook een nadeel heeft. Elk jaar kocht ik een bundeling van de ZKV’s die buitengewoon mooi worden uitgegeven. Het heeft nu geen zin meer om ze te kopen omdat ik ze allemaal al heb gelezen. Vandaag schreef A.L. Snijders het volgende ZKV:
De stok
‘Ik ben een week geleden in katzwijm gevallen van bewondering bij het zien van een aantal zigeuners die hun kamp bij Rouen hadden opgeslagen. Dit is al de derde keer dat ik zigeuners heb gezien en het was steeds weer met een hernieuwd genoegen. Het mooie is dat ze de haat van de burgerman wekken, hoewel ze mak zijn als schapen. Door ze een paar stuivers te geven heb ik een zeer slechte indruk bij de menigte achtergelaten en kreeg ik fraaie burgermanswijsheden te horen. Die haat heeft te maken met iets dat heel diep verankerd ligt, met iets heel ingewikkelds. Je komt het tegen bij alle ordelievende mensen.
Het is de haat die de bedoeïenen, de ketter, de filosoof, de kluizenaar en de dichter wordt toegedragen en er steekt angst in die haat. Ik erger me er mateloos aan, ik die altijd aan de kant van de minderheden sta. Het is waar dat er veel dingen zijn die me ergeren. Zodra ik me nergens meer kwaad over maak, zal ik als een pop waar men de stok heeft uitgehaald, in elkaar zakken.
Dit staat in de brief die Gustave Flaubert op 12 juni 1867 aan George Sand schreef. Ik moest denken aan mijn vriend Q, die ook altijd over alles verontwaardigd is. Hij is ook verontwaardigd over mijn gebrek aan verontwaardiging, hoewel ik hem al heel vaak heb uitgelegd dat ik de pop ben waar men de stok heeft uitgehaald. Hij kan dat niet geloven, hij kende me al toen ik vijftien jaar was en toen leed ik al aan hetzelfde euvel. Volgens hem moet iedereen op z’n minst een periode van verontwaardiging hebben – dat hoort bij de natuur. Hijzelf is nu vierentachtig, hij is altijd verontwaardigd geweest en hij is het nog steeds – wat een zenuwenleven.’
Ik neem zijn ZKV integraal in dit blog op opdat u er ook van kunt genieten. Andere reden is omdat het veel over mij zegt. Die zin van Flaubert: ‘Zodra ik me nergens meer kwaad over maak, zal ik als een pop waar men de stok heeft uitgehaald, in elkaar zakken,’ is mij uit het hart gegrepen. Ik ben, maar dat weet mijn lezer al lang, geen A.L. Snijder. Ik ben een Q. Ik kan me mateloos ergens over opwinden, verontwaardigd zijn.
‘Uit wat jij schrijft, spreekt altijd alsof het heel noodzakelijk is dat je het schrijft,’ zei een andere schrijver een paar weken geleden tegen me. Ik weet niet of dat nou wel of niet een compliment is. Het kan goed zijn dat hij me een overdreven drammer vindt. Zelf heb ik me erbij neergelegd dat ik een pop ben met een stok erin met een speler die nogal een heftig temperament heeft. Er zijn best momenten dat ik hoop dat die speler de stok er even uittrekt. Ik denk ook wel eens: wat een zenuwleven.
Gerrymandering
Zondag 30 oktober, Lhee
Ik heb me al diverse keren afgevraagd waarom de president van de Verenigde Staten van Democratische huize is en dat de Senaat en het Huis van Afgevaardigde zo Republikeins zijn. Het blijkt een fatale combinatie te zijn omdat er daardoor nauwelijks geregeerd wordt. Als de president iets wil, zijn de Senaat en het Huis tegen. Andersom precies hetzelfde. Laten we blij zijn dat we in ons parlement het altijd van wisselende coalities moeten hebben. Ik zou onze parlementaire democratie niet graag inwisselen voor de Amerikaanse.
Vandaag kreeg ik het antwoord op mijn vraag in de Volkskrant en ik was er best door geshockt. Het blijkt namelijk een kwestie van ‘gerrymandering’ te zijn. Nooit van gehoord? Ik ook niet.
Eigenlijk komt het er op neer dat de Republikeinen een staatsgreep hebben gepleegd. Geen idee waarom er zo weinig aandacht aan wordt besteed. In de Volkskrant staat het op pagina 12.
Eens in de tien jaar worden de kiesdistricten aangepast aan de nieuwste demografische gegevens. Tot nu toe had dat nooit grote gevolgen, door de komst van de computer, de social media en big data is tegenwoordig prima na te gaan waar potentieel Republikeinen wonen en waar potentieel Democraten. De Republikeinen hebben door hun meerderheid in de Senaat dit de afgelopen jaren kunnen doen en hebben het systeem inmiddels zo geperfectioneerd dat potentieel Democratische kiezers in zo weinig mogelijk districten worden opgesloten.
Om het eenvoudig te vertellen. Het werkt zo. Er waren, bijvoorbeeld, vier districten. Twee districten met Republikeinse kiezers en twee met Democratische. De Republikeinen hebben van de Democratische districten één district gemaakt en een van de twee Republikeinse gesplitst. Hierdoor zijn er nog steeds vier districten, maar de verhouding is totaal anders. De verhouding is nu drie tegen één. Het is nu mogelijk om met minder stemmen toch meer Afgevaardigden te krijgen. Een slimme truc van de Republikeinen die zagen dat Amerika door de toenemende diversiteit, de ontkerkelijking en de opvattingen van de jonge generatie steeds progressiever werd.
De naam gerrymandering komt van de salamandervormige contour die gouverneur Elbridge Gerry in 1812 op de kaart van Massachusetts tekende om zijn politieke tegenstanders in bedwang te houden.
Aan deze greep naar de macht van de Republikeinen, waardoor Amerika in feite geen echte democratie meer is, de stem van een Republikein weegt zwaarder dan van een Democraat, is ook een naam verbonden. Het idee is ontstaan in 2009 aan de ontbijttafel van Chris Jankowski. Terwijl hij zijn boterham smeerde, realiseerde zich hoe big data de gerrymandering konden perfectioneren. Het gevolg is dat de Democraten vrijwel zeker geen meerderheid in de Senaat en het Huis van Afgevaardigden krijgen. Voor de presidentsverkiezingen geldt deze gerrymandering niet.
Niet gek dat kiezers steeds cynischer worden over de politiek. In feite wordt de democratie, waar de Amerikanen altijd zo hoog van opgeven en hele oorlogen zeggen te voeren, op twee manieren de das omgedaan. De eerste manier is dat het geen eerlijke verkiezingen meer zijn, de tweede manier is dat het geloof in politici en het democratisch proces nog verder afneemt.
Eekhoorn
Vrijdag 28 oktober, Lhee
De eekhoorn
In mijn jeugd gingen we vaak
in Drenthe op vakantie.
Ik herinner me dat eekhoorntjes
het brood uit onze handen aten.
Nu woon ik in Drenthe. Slechts
zo nu en dan waagt een eekhoorn
zich nog even uit een boom om er dan
weer snel en angstig in te klimmen.
Slim beest, de eekhoorn.
Hij heeft in die 50 jaar veel geleerd.
Hij weet nu precies -schade, schande-
wat hij aan de mensen heeft.
Matthijs
Donderdag 27 oktober, Lhee
Vandaag hebben Wyb en ik een kleine herdenking gehouden, een herdenking met allemaal lekkere spullen. De herdenking hielden we omdat het de verjaardag van Matthijs was, vandaag zou hij 62 jaar zijn geworden. Ik weet dat zo precies omdat hij slechts twee maanden ouder is dan ik, een verschil, zo heeft hij me een paar keer laten weten, dat toch altijd nog merkbaar was. Wat volgens mij volstrekt niet klopte.
Wat doe je als je Matthijs wilt herdenken? Voor ons was die vraag niet zo moeilijk te beantwoorden. In de tweeënhalf jaar dat hij ziek was, hadden we nog volop contact, bijna elke dag nog wel. Niemand was zo goed op de hoogte van ons leven als Matthijs.
Als we op reis waren, kregen we per sms bijvoorbeeld voortdurend reisadviezen door. Voordat we in een stad kwamen, had Matthijs al uitgezocht wat de meest interessante bezienswaardigheden waren. Voor mij was dat geen punt, want ik ben een verwende reiziger, ik heb sowieso altijd een privé reisgids bij me. Matthijs en Wyb hadden dus eigenlijk dezelfde hobby, het lezen van landkaarten, het uitstippelen van reisroutes en het bestuderen van reisgidsen. Af en toe moest ik Matthijs laten weten dat we het nu zelf even gingen uitzoeken. Wat hij dan zeer betreurde, hij vond het heerlijk om te doen.
Niemand dus die zo goed op de hoogte van ons leven was als Matthijs. Zo vond hij in augustus 2014 dat wij veel te hard werkten. In de sms’en die ik nog bewaar ontwaar ik zijn bezorgdheid over ons drukke leven en hij maant ons toch vooral aan elkaar te denken.
Hij vindt dat ik Wyb moet verrassen en in een sms gebiedt hij me de volgende zaken te kopen: een fles Amazone, een cacciato worstje, Blue Stilton en stuk Epoisse kaas. In die sms laat hij me weten dat dit alles op zijn kosten is omdat hij het nodig vindt dat wij rust nemen en even genieten. Ik mag niets tegen Wyb zeggen, moet haar verrassen. Aldus geschiedde. Ik haalde de spullen, ik verraste Wyb, we genoten van de heerlijkheden en Matthijs maakte later het geld over.
Ik legde de volgende verantwoording aan hem af: ‘Matthijs, het resultaat: een Amazone van vijftig euro, heel mooi. Een heerlijk cacciato worstje. De man van de kaaswinkel verkoopt principieel geen Blue Stilton in de winter. Die is van septembermelk gemaakt en volgens hem absoluut niet goed. Daarvoor in de plaats raadde hij me Arrigou Rossini aan. Heb ik geproefd, fantastisch. Epoisse had hij niet. Daarvoor raadde hij een Bois de Blond aan, een bergkaas met een paté erin die veel weg heeft van Epoisse. Tien minuten in de oven op 100 graden. Kruis erin maken, wat witte wijn erin en knoflook. Mijn vrouw zal vanavond blij verrast zijn. Nogmaals dank.’
Vandaag hebben Wyb en ik opnieuw alle spullen weer in huis gehaald en met z’n tweeën de verjaardag van Matthijs gevierd. Ik weet eigenlijk niet of je na de dood van iemand nog van verjaardag spreekt, misschien moet je praten over geboortedag. Dat laatste krijg ik niet uit mijn strot omdat Matthijs voor mij nog springlevend is. Ik heb eerlijk gezegd om niemand zoveel verdriet gehad als om Matthijs. De dood van mijn moeder was na alle ellende zelfs een opluchting, hetzelfde geldt voor de dood van mijn vader, die heel lang over doodgaan heeft gedaan. Hun overlijden had iets logisch. De dood van Matthijs ervaar ik daarentegen als iets wat nooit had mogen gebeuren, ik ervaar het zelfs als een onrechtvaardigheid die eigenlijk rechtgezet moet worden.
Vandaag dus toch een beetje zijn verjaardag gevierd, al kan ik me niet herinneren dat Matthijs daar veel aan deed. Op zijn verjaardag deed hij meestal wat hij het liefste deed: werken.
Ennui
Woensdag 26 oktober, Lhee
Zo nu en dan hoor of lees je een woord dat je niet kent. Ik kan daar verbaasd over zijn, vooral als het om een woord gaat dat van groot belang is. Zo las ik eergisteren voor het eerst het woord ennui in een gedicht van Ezra Pound, een gedicht als een mokerslag. Ennui, dat je uitspreekt als an-nwie.
Ik dacht eerst dat het een verkeer gespeld woord was, al had ik geen idee wat voor woord er dan had moeten staan. Vandaar dat ik het toch maar opzocht. Het woord heeft een prachtige betekenis, in Woordpost van het Genootschap Onze Taal lees ik: ‘Ennui wordt niet gebruikt voor zomaar een momentje van verveling, maar voor de verveling die eigen is aan het leven: algehele lusteloosheid en ontevredenheid door sleur en gebrek aan bezigheden. Het Franse ennui hoort bij het werkwoord (s’)ennuyer ‘zich vervelen’. Het gaat uiteindelijk terug op het Latijnse in odio(n) ‘met haat, afkeer.’
Dat woord had ik toch eerder moeten kennen. Ik denk dat ennui een van de grote plagen van de menselijke soort is. Ik weet niet of er onderzoek naar is gedaan, maar ik kan me voorstellen dat uit ennui veel ellende voortkomt, ik denk aan vandalisme, suïcide, oorlog en meer van dat soort ellende.
Het is misschien niet zo gek dat ik het woord niet ken. Ik vond de betekenis van Onze Taal op internet, voor de zekerheid zocht ik het nog eens op in mijn Dikke Van Dale. Tot mijn verwondering staat het er niet in. Is het een woord dat pas in zwang is geraakt? Zou kunnen. Ik zal het woord in ieder geval nooit meer vergeten en vermoedelijk vaak gebruiken. Ennui.
Over Ezra Pound gesproken. Voor mensen die hem niet kennen: Ezra Pound is in Hailey geboren op 30 oktober 1885 en gestorven in Venetië op 1 november 1972. Pound was een Amerikaans dichter, criticus, vertaler en uitgever. Hij was in de eerste helft van de 20e eeuw een van de belangrijkste figuren van de modernistische beweging.
Hij stimuleerde schrijvers als Robert Frost, William Carlos Williams, Marianne Moore, H.D., Ernest Hemingway en Wyndham Lewis door ze daadwerkelijk in hun carrière te helpen. Vooral op T.S. Eliot had Pound een diepe invloed, alsook op het werk van de Ierse auteurs William Butler Yeats en James Joyce. Op latere leeftijd werd vooral zijn episch gedicht The Cantos bekend, dat pas in 1964 volledig werd gepubliceerd.
Opdracht
Ga, mijn liederen, naar de eenzamen en de onvoldanen,
Ga ook naar de zenuwzieken,
ga naar de slaven van de conventie,
Draag naar hen mijn verachting voor hun onderdrukkers.
Ga als een grote golf van koel water,
Draag mijn verachting voor onderdrukkers.
Zeg neen tegen onbewuste onderdrukking,
Zeg neen tegen de tirannie van de fantasielozen,
Zeg neen tegen alle banden.
Ga naar de bourgeoisie die sterft aan haar ennui,
Ga naar de vrouwen in de voorsteden.
Ga naar de afschuwelijk getrouwden,
Ga naar hen wier mislukking niet te zien is,
Ga naar de ongelukkige paren,
Ga naar de gekochte echtgenote,
Ga naar de geknechte vrouw.
Ga tot hen die verfijnde lusten hebben,
Ga tot hen wier verfijnde begeerten gefnuikt worden,
Ga als een vloek over de verveling van de wereld;
Ga met uw scherpte ertegen in,
Maak de fijne snaren sterk,
Breng vertrouwen aan de wieren en de voelarmen van de ziel.
Ga met een vriendelijk gebaar,
Ga met een openhartig woord.
Ga ijverig op zoek naar nieuwe kwalen en nieuw goed,
Verzet u tegen alle vormen van onderdrukking.
Ga tot hen die de middelbare leeftijd log maakt,
Tot hen die hun belangstelling hebben verloren.
Ga tot de jongeren die stikken in hun familie –
O hoe afschuwelijk is het
De drie generaties van één huis bij elkaar te zien zitten!
Het is als een oude boom met scheuten,
En met takken die rotten en afvallen.
Ga uit en tart de publieke opinie,
Ga in tegen die plantaardige banden van het bloed,
Wees tegen elke hypotheek van het verleden.
Ezra Pound
Nobel
Dinsdag 25 oktober, Lhee
Deze maand maakte het comité dat de Nobelprijs uitreikt bekend dat Bob Dylan de nobelprijs voor literatuur won. Opschudding in het kamp van literatoren want Bob Dylan maakt weliswaar mooie liedjes, maar die liedjes hadden toch niets met literatuur te maken. Er zijn namelijk mensen die precies weten wat literatuur is en ze hebben het dan over gelaagdheid en complexiteit. Pas als een boek zes lagen heeft dan mag het literatuur heten en die mensen weten ook precies hoe een laag eruit ziet. Ik hou ook van lagen, maar dat hoeven er niet precies zes of meer te zijn.
Ik vind het meer verwonderlijk dat de nobelprijs nooit eerder naar een singer-songwriter is gegaan. Volgens mij is de bard die liedjes maakt en daarmee door de wereld trekt om ze aan een publiek te laten horen juist een van de oudste vormen van literatuur. Geen idee waarom liederen die in boekvorm verschijnen wel literatuur zouden zijn en en liederen die op muziek zijn gemaakt niet. ‘Bob Dylan schrijft wel eens slechte liedjes.’ Ja, dank je de koekoek. Als ik mijn geld terugkreeg van alle slechte boeken die ik van ‘echte’ literatoren had gekocht, kon ik nu eindelijk die cameralens kopen die ik zo graag wil hebben.
Niet dat Bob Dylan zich hier druk over maakt. Ik heb er nu al meer woorden over gezegd dan Bob zelf. Bob heeft er namelijk nog helemaal niets over gezegd. Geen dank je wel, niet dat hij trots is, zelfs niet of hij de prijs aanvaardt en komt ophalen.
Bob Dylan is namelijk sinds 7 juni 1988 met zijn Never Ending Tour bezig. En als iemand weet dat je je niet moet laten afleiden als je een grote prestatie wilt verrichten, dan is het Bob Dylan wel.
Ik ben een beetje ambivalent over het zwijgen. Aan de ene kant vind ik het mooi dat iemand zo’n prestigieuze prijs, de waardering die erbij hoort, gewoon negeert. Een prijs is maar een prijs, zoals een lintje maar een lintje is. Sommigen zegt zoiets veel, anderen helemaal niets.
Het heeft natuurlijk ook iets kinderachtigs, dat gewoon totaal negeren. Even heeft op zijn website gestaan dat hij de prijs had gewonnen, maar na een paar dagen werd het er weer afgehaald. Ik vrees dat het een faux pas was van een overijverige webmaster.
Het is trouwens ook slim dat zwijgen. Misschien heeft hij dat afgekeken van J.D. Salinger, zo’n andere held. Na vier boeken trok Salinger zich terug achter een hoge palissade in New Hampshire en naarmate hij langer zweeg hoe meer mensen hem wilden spreken. Als ik het wat kwaadaardig zou willen duiden, zou je kunnen zeggen dat het een slimme marketingtruc is. Met dat zwijgen kun je zomaar een legende worden. Mocht Bob blijven zwijgen, dan duikt dit verhaal elk jaar weer op. Wie herinnert zich nog de prijswinnaars die blij en trots waren en de prijs keurig kwamen ophalen?
Op 10 december wordt de prijs uitgereikt, dus het gaat spannend worden of hij hem wel of niet komt halen. Het zou een groots gebaar zijn als hij de prijs totaal negeert. Het zou iets terughalen van de sfeer van de jaren zestig. Schijt aan het establishment, schijt aan opgelegd pandoer, schijt aan kapitaal dat door geweld bijeen is geschaard. Misschien denkt Bob Dylan op zijn leeftijd toch vaker aan het verleden dan wij denken. De tijden zijn helemaal niet veranderd. Integendeel.
Ik heb overigens helemaal niks tegen die nobelprijs. Ik zou hem zo gaan halen. Jammer genoeg ben ik geen Bob Dylan, ik had het al lang en breed op Dossiermoddergat vermeld.
Pretpark
Zondag 23 oktober, Lhee
De laatste keer dat we naar een voorstelling in Amsterdam gingen en laat terug naar Drenthe reden, dommelde ik bijna in slaap. Wyb lag naast me al te slapen. Op de radio was het Met het oog op morgen. De kilometers raasden onder me vandaan. Het was ver over twaalf. Opeens is er even, een seconde, die slaap, die, als je geen geluk hebt, een sluipmoordenaar blijkt te zijn.
We besluiten nooit meer ’s nachts terug naar Drenthe te rijden. Voordat je het weet slaap je geen seconde maar de eeuwigheid. Gisteravond ging de nieuwe voorstelling van Jan Beuving in première, goede reden om naar Amsterdam af te reizen. Dat die première er aankwam, wisten we al twee maanden. Gezien ons nieuwe voornemen deed zich één probleempje voor: in heel Amsterdam was geen hotelkamer te krijgen, maar dan ook geen enkele.
Het afgelopen jaar is ons dat diverse keren gebeurd. Willen we naar een hotel, alle hotels vol. Dit weekend is er een goede reden voor. Die reden heet Amsterdam Dance Event (Abe). Overal in de stad klinkt de dancemuziek. In totaal schijnen daar meer dan 300.000 mensen te komen. Dat is eenderde van alle bezoekers van toneel over een heel jaar genomen. Dat neemt niet weg dat de afgelopen tien jaar in de theaterbranche geen enkele wezenlijke vernieuwing heeft plaatsgevonden, maar dit terzijde.
Het is de zoveelste keer dat we in Amsterdam geen kamer kunnen krijgen. De hotelbranche mag dan de pest hebben aan Airbnb, zonder die mogelijkheid zou het helemaal onmogelijk zijn om eens een nachtje in Amsterdam te slapen.
Na de première worstelen we ons in de tram naar het station. Zo tegen middernacht is het nog drukker dan overdag. Terwijl we door de Leidsestraat heen en weer worden geschud, realiseer ik me dat Amsterdam geen stad meer is. Amsterdam is een pretpark. Een pretpark dat eigenlijk te klein is. Waarom hebben die voorouders van ons die grachtengordel niet wat grotere gemaakt?
Midden in nacht gaan we terug naar Haarlem. Na heel veel telefoontjes, ook in de verre omtrek van Amsterdam, vonden we eindelijk een hotel waar nog één kamer vrij was. Mazzeltje, ook nog aan het stationsplein gelegen. Handig. Binnen twintig minuten ben je van Haarlem in Amsterdam.
Niet dus. Niet dit weekend. Terwijl dit weekend tienduizenden bezoekers van en naar Amsterdam reizen, heeft de NS besloten het treinverkeer tussen Amsterdam en Haarlem stil te leggen. Werkzaamheden aan het spoor. Zo komt het dat we eerst met de trein naar Station Sloterdijk gaan en vervolgens in een bus moeten overstappen. Niets aan de hand als een paar mensen dat doen. Ook op de terugweg merken we dat die tienduizenden onderweg zijn. Opnieuw sprinten we naar de bus om een plaats te bemachtigen.
‘Volgende keer rij ik mooi terug naar Drenthe,’ zeg ik tegen Wyb. Maar die wil daar niets van weten. ‘Veel te gevaarlijk.’
En minder leuk. Want zo’n première is een mooie aanleiding om zaterdag in Bloemendaal een strand- en duinwandeling te maken. Vandaag rijden we naar Bergen dat zijn naam als kunstenaarsdorp waarmaakt. Overal op straat exposeren zeer artistieke types hun kunst. Gelukkig zijn er ook bij Bergen strand en duinen en is er, net als in Bloemendaal, dat zomers zonnetje.
Olie
Vrijdag 21 oktober, Lhee
Veel voorkomende situatie. We gaan vroeg richting Meppel omdat Wyb dienst heeft en er vroeg moet zijn. Veel te vroeg voor mij want ik ben alleen maar publiek. De tablet biedt uitkomst. Van zeven tot acht uur zit ik op mijn tabletje televisie te kijken. Af en toe komt Wyb binnen om te kijken of ze er nog representatief uitziet.
Bij De Wereld Draait Door wordt over Vice gesproken. De gemiddelde lezer van Dossiermoddergat weet vermoedelijk niet wat Vice is. Vice is een grote site voor jongeren, de millenniums, zoals ze ook wel worden genoemd. Veel berichten, snelle berichten, veel lifestyle en berichten over muziek waar ik nog nooit van heb gehoord. Vice gaat nu ook een televisiekanaal beginnen.
Aan de tafel van DWDD praten ze er met verbazing over want jongeren kijken nauwelijks nog televisie. Ik weet het van nabij. Anne bijvoorbeeld kijkt nooit televisie. Ze Netflixt, ze kijkt Uitzending Gemist, ze volgt sites en doet dit alles op de laptop, maar vooral op haar telefoon, een televisie heeft ze niet in huis. Lineair kijken, op de bank gaan zitten en kijken wat een omroep op dat specifieke tijdstip brengt, is een aflopende zaak. Kijken on demand, dat is de toekomst en voor veel mensen nu al realiteit.
Als De Wereld Draait Door is afgelopen begint al snel de voorstelling. De titel van het stuk: Olie, gebracht door Het Nationale Toneel. Eerst Vice nu Olie, een grotere tegenstelling bestaat niet.
Het gaat ongelooflijk slecht met het Nederlands toneel. Ongeacht waar ik ga kijken, verbaas ik me over de beschamende bezoekersaantallen. Nu ook vanavond in Meppel. Honderd mensen, in Zwolle waren er zestig mensen. En het beroerde is dat alle thuisblijvers gelijk hebben.
Wie wil weten waarom het slecht met het toneel gaat, moet naar Olie gaan kijken. Een van de weinige gezelschappen waar het tot nu toe redelijk mee ging, was Het Nationale Toneel. Een van de reden daarvoor was dat het tamelijk consistent in de repertoirekeuze was en met een vast ensemble werkte. Het publiek wist wat het kon verwachten. De stukken waren van een prima niveau en toch redelijk publieksvriendelijk.
Zo’n stuk als Olie past daar volledig niet bij. Geen idee waarom Het Nationale Toneel Olie op het repertoire heeft genomen. Als het stuk eindelijk is afgelopen verlaten mensen teleurgesteld de zaal. De meest gehoorde woorden: taai, kitscherig, psychologie van de koude grond, saai, woordenbrij.
Ik vind dat een regisseur en een artistiek leider een grote verantwoordelijkheid naar zijn publiek heeft. Waarom zo’n draak als Olie kiezen? Het is bijna bewust je publiek uit de zalen jagen. Ben benieuwd wie er na zo’n ervaring nog naar een avond toneel gaat. Het is dat ik meestal tegen gereduceerd tarief naar het toneel kan, anders bleef ik thuis echt liever naar Vice kijken.
Niet gek dat er vrijwel alleen 50-plussers in de zaal zitten. Alleen 50-plussers zijn nog enigszins bestand tegen woordbrij. Ik ben mij bewust dat ik vanavond naar een uitstervende dinosaurus heb gekeken. Over vijftien jaar zal voor dit toneel absoluut geen publiek meer zijn. Zoals ook het operettepubliek ooit uitstierf zo zal ook het publiek voor teksttoneel dat maar door maalt uitsterven. Ik geloof niet dat het een groot gemis is.
Pretpark
Zondag 23 oktober, Lhee
De laatste keer dat we naar een voorstelling in Amsterdam gingen en laat terug naar Drenthe reden, dommelde ik bijna in slaap. Wyb lag naast me al te slapen. Op de radio was het Met het oog op morgen. De kilometers raasden onder me vandaan. Het was ver over twaalf. Opeens is er even, een seconde, die slaap, die, als je geen geluk hebt, een sluipmoordenaar blijkt te zijn.
We besluiten nooit meer ’s nachts terug naar Drenthe te rijden. Voordat je het weet slaap je geen seconde maar de eeuwigheid. Gisteravond ging de nieuwe voorstelling van Jan Beuving in première, goede reden om naar Amsterdam af te reizen. Dat die première er aankwam, wisten we al twee maanden. Gezien ons nieuwe voornemen deed zich één probleempje voor: in heel Amsterdam was geen hotelkamer te krijgen, maar dan ook geen enkele.
Het afgelopen jaar is ons dat diverse keren gebeurd. Willen we naar een hotel, alle hotels vol. Dit weekend is er een goede reden voor. Die reden heet Amsterdam Dance Event (Abe). Overal in de stad klinkt de dancemuziek. In totaal schijnen daar meer dan 300.000 mensen te komen. Dat is eenderde van alle bezoekers van toneel over een heel jaar genomen. Dat neemt niet weg dat de afgelopen tien jaar in de theaterbranche geen enkele wezenlijke vernieuwing heeft plaatsgevonden, maar dit terzijde.
Het is de zoveelste keer dat we in Amsterdam geen kamer kunnen krijgen. De hotelbranche mag dan de pest hebben aan Airbnb, zonder die mogelijkheid zou het helemaal onmogelijk zijn om eens een nachtje in Amsterdam te slapen.
Na de première worstelen we ons in de tram naar het station. Zo tegen middernacht is het nog drukker dan overdag. Terwijl we door de Leidsestraat heen en weer worden geschud, realiseer ik me dat Amsterdam geen stad meer is. Amsterdam is een pretpark. Een pretpark dat eigenlijk te klein is. Waarom hebben die voorouders van ons die grachtengordel niet wat grotere gemaakt?
Midden in nacht gaan we terug naar Haarlem. Na heel veel telefoontjes, ook in de verre omtrek van Amsterdam, vonden we eindelijk een hotel waar nog één kamer vrij was. Mazzeltje, ook nog aan het stationsplein gelegen. Handig. Binnen twintig minuten ben je van Haarlem in Amsterdam.
Niet dus. Niet dit weekend. Terwijl dit weekend tienduizenden bezoekers van en naar Amsterdam reizen, heeft de NS besloten het treinverkeer tussen Amsterdam en Haarlem stil te leggen. Werkzaamheden aan het spoor. Zo komt het dat we eerst met de trein naar Station Sloterdijk gaan en vervolgens in een bus moeten overstappen. Niets aan de hand als een paar mensen dat doen. Ook op de terugweg merken we dat die tienduizenden onderweg zijn. Opnieuw sprinten we naar de bus om een plaats te bemachtigen.
‘Volgende keer rij ik mooi terug naar Drenthe,’ zeg ik tegen Wyb. Maar die wil daar niets van weten. ‘Veel te gevaarlijk.’
En minder leuk. Want zo’n première is een mooie aanleiding om zaterdag in Bloemendaal een strand- en duinwandeling te maken. Vandaag rijden we naar Bergen dat zijn naam als kunstenaarsdorp waarmaakt. Overal op straat exposeren zeer artistieke types hun kunst. Gelukkig zijn er ook bij Bergen strand en duinen en is er, net als in Bloemendaal, dat zomers zonnetje.
Verenigde Staten
Donderdag 20 oktober, Lhee
Waar laat de menselijke soort nou zijn kunnen zien? Waar kan de mens nou naar wijzen en zeggen: kijk, hier toe zijn we in staat, dit hebben we toch maar geflikt? Amerika is een samenleving die daarvoor al snel in aanmerking komt. Ze hebben een mens op de maan gezet, ze hebben de smartphone uitgevonden, er heerst een tamelijk weldadige vrijheid.
Naar Europa kun je niet wijzen, dat was de afgelopen honderd jaar een slachtveld. Daar zag je de mens in zijn meest wrede hoedanigheid. En als ze elkaar niet uitmoorden zijn ze aan het kibbelen over taal, godsdienst en grenzen.
Azië? Laat de mens als mier zien. Daar weten ze wat werken en afbeulen is. Een individueel mens stelt daar niet zoveel voor. In Afrika al evenmin. Afrika laat je buitenaardse wezens zien als het mislukte menselijke experiment, vooral ook omdat het door die gasten uit Europa stevig is gesloopt.
Amerika dus. Daar kunnen we als mensen redelijk trots op zijn. Ik heb van sommige mensen best een hoge pet op. Over de menselijke soort als geheel laat ik me altijd wat pessimistischer uit. Dat pessimisme wordt gevoed door wat ik nu zie in de etalage van de mens, Amerika.
Over het onderwijs in Amerika kun je vermoedelijk best wel wat kritische opmerkingen maken. Over het algemeen mogen we het toch best als niet slecht aanmerken. Het is ook bekend dat er goede denkers wonen, dat de pers er redelijk functioneert.
Goed, het is bekend dat Amerikanen niet houden van het betalen van belasting en het zich daardoor erg moeilijk maken. Als je daar over de wegen rijdt, verbaas je je toch over deplorabele staat. Maar perfect is het tot nu toe nergens. Verder is dat land dus zo slecht nog niet.
Hoe is het dan mogelijk dat in een land dat in vele opzichten als een voorbeeld dient 40% van de mensen (huidige peilingen), en misschien wel meer, zich achter een leugenaar, een gek, een aansteller, een pias, een dombo, een narcis schaart? Het zijn verwarrende tijden. Als zelfs al in Amerika zo’n grote door ontevredenheid en rancune gedreven beweging kan ontstaan, hoe moet het dan in andere werelddelen?
Het is helemaal niet uitgesloten dat deze bewust haat en leugens zaaiende dwaas president van de Verenigde Staten wordt. Het voedt mijn pessimisme over de menselijke soort. We zijn blijkbaar meer aangetrokken tot dingen kapot maken dan beter maken.
Als we van Amerika op dit gebied al niets kunnen verwachten dan zeker niet van Europa. Een verdrag met de Oekraïne dreigt stuk te lopen omdat een kleine minderheid in een nietig landje als Nederland zin had in etteren met de democratie. Een verdrag met Canada dreigt te sneuvelen omdat een marginaal parlementje in Wallonië dwars ligt. Eigen volk eerst.
Die buitenaardse wezens moeten nog maar een paar eeuwen weg blijven. Hopelijk kunnen we dan met meer trots laten zien wat wij mensen allemaal voor elkaar weten te boksen. Vooralsnog is het een zootje ongeregeld.
Boutade
Woensdag 19 oktober, Lhee
Boutade
O land van mest en mist, van vuilen, kouden regen,
Doorsijperd stukske grond, vol killen dauw en damp,
Vol vuns, onpeilbaar slijk en ondoorwaadbre wegen,
Vol jicht en parapluies, vol kiespijn en vol kramp!
O saaie brij-moeras, o erf van overschoenen,
Van kikkers, baggerlui, schoenlappers, moddergoôn,
Van eenden groot en klein, in allerlei fatsoenen,
Ontvang het najaarswee van uw verkouden zoon!
Uw kliemerig klimaat maakt mij het bloed in de aderen
Tot modder; ’k heb geen lied, geen honger, vreugd noch vreê.
Trek overschoenen aan, gewijde grond der Vaderen,
Gij – niet op mijn verzoek – ontwoekerd aan de zee.
P.A. de Génestet
Examencommissie
Dinsdag 18 oktober, Lhee
Het voordeel van ouder worden is dat je weet dat je geen onderwijs meer hoeft te genieten. Natuurlijk zijn er ouderen die promoveren in de filosofie of kunstgeschiedenis, maar ze doen dit uit eigen vrije wil omdat ze het leuk en interessant vinden.
Het zal in mijn jeugd zijn geweest dat de term éducation permanente opdook. Je moet je hele leven lang leren en je bijscholen om verouderde kennis op te frissen en nieuwe kennis op te doen. Ik vond dat niet zo’n aantrekkelijke gedachte. Ik heb het nooit zo op onderwijs gehad. Ik was gek op leren, maar onderwijs, en daar bedoel ik de onderwijsinstellingen mee, vond ik helemaal niks. Een leven in de schoolbanken? Een gruwel gedachte.
De dreiging die van de term uitging, is uiteindelijk meegevallen. Ik had vrienden die eens een cursusje deden. Zelf werd ik een gediplomeerd reclamemaker en marketeer, maar daarmee hield die éducation permanente wel op, al bleven overheden erop hameren dat dit in de huidige samenleving een noodzaak was.
Ik heb veel geleerd in mijn leven. Gelukkig heb ik die kennis kunnen opdoen buiten onderwijsinstituten. Er zijn periodes in mijn leven geweest dat ik volop genoot van de University of the Street. Ik kwam in situaties terecht waarin ik met volle teugen al doende leerde. Collegebanken, docenten, roosters, gangen in onderwijsinstituten, ik word er altijd lichtelijk opstandig van.
Ik schrijf erover omdat ik gisteren toch weer een ouderwets examengevoel had. Een paar weken geleden schreef ik de eerste versie van een nieuw boek en gaf het aan vier mensen te lezen. Vanavond had ik een afspraak met drie van hen om over die versie te praten.
We spraken over wat ze over het boek vonden, de verhaallijn, de geloofwaardigheid, de zwakke en sterke passages, de dramaturgie, de fouten die er in stonden. Een confronterende avond want ik word op dingen gewezen die ik over het hoofd heb gezien of zelfs helemaal fout bedacht. Tijd voor nederigheid.
Gelukkig weet ik inmiddels dat dergelijke sessies van onschatbare waarde zijn. Als ik het boek goed wil hebben, is het onontbeerlijk dat ik luister naar kritiek, zelfs de hardste. Zo weet ik dat niets zo waardevol is als een goede lezer, een goede redacteur.
Ik denk dat schrijvers meer dan theatermakers tegen die kritiek zijn gehard, door hun ervaring met redacteuren weten ze hoe waardevol hun bijdrage voor een goed eindresultaat is. Vorige week waren we bij de try-out van een bekend cabaretier. Natuurlijk vroeg hij hoe we het vonden. Zeker omdat het een try-out was, dacht ik dat het goed was om voor deze keer eens eerlijk te zijn, vooral omdat ik vond dat mijn kritiek hout sneed en de voorstelling echt kon verbeteren. Met verbazing merkte ik hoe hij meteen in het defensief schoot, zijn voorstelling ging verdedigen. Luister nou, man, dacht ik. Je kunt je voorstelling verbeteren. Ook bij andere theatermakers merk ik die onwil of angst om naar kritiek te luisteren. Ik wijt het altijd aan het feit dat theatermakers autonoom zijn, nooit met corrigerende uitgeverijen en redacteuren hebben te maken. De theatermaker is de koning van het repetitielokaal en heeft vaak een voorkeur voor raadgevers die hem naar de mond praten.
Ik verlaat mijn examencommissie (Wyb, Jildou en Erik) met een dik pak aanbevelingen, opmerkingen, correcties. Ik schat zeker nog anderhalf tot twee maanden werk. Kostbare avond.
Deal
Zaterdag 15 oktober, Lhee
‘Dat meen je niet? Jezus.’
‘Alex, rustig een beetje. Wat is er aan de hand?’
‘Stil nou even. Ik heb Mark aan de lijn.’
‘Je doet zo opgewonden.’
‘Max, alsjeblieft, hou nou even je mond.’
‘Wie heeft dat uitgezocht?’
…
‘RTL? Hebben die niks beters te doen. Kunnen we daar geen staatsomroep van maken, dan hebben we ze beter in de hand.’
…
‘Dat begrijp ik ook wel. Hoe moeten we hiermee omgaan, Mark?’
…
‘Ja, dat lijkt me ook het beste.’
…
‘Ja, zullen we dan morgen weer contact hebben?’
…
‘Ja, jij groeten aan je moeder.’
–
‘Potverdorie.’
‘Alex, ga even rustig zitten, wat is er aan de hand?’
‘Dat RTL is achter de deal gekomen die mijn opa met de Belastingdienst heeft afgesproken.’
‘Welke deal?’
‘Veertig jaar geleden moesten we opeens belasting gaan betalen over het rendement op ons privé-vermogen. Mijn opa zag dat natuurlijk helemaal niet zitten, die was woedend. Vervolgens heeft hij met de toenmalige premier, ene De Jong, afgesproken dat wij daarvoor zouden worden gecompenseerd. Gaat over nogal wat geld.’
‘Wat was het toch een slimme man. Zo jammer dat ik hem niet langer heb gekend. Maar wat is daar erg aan?’
‘Max, er is de afgelopen tijd natuurlijk wel wat gebeurd. Het opkappen van die gouden koets, 1,5 miljoen euro. Dat steigertje, een half miljoen. Mijn voorlopige werkkamer, een half miljoen. Verbouwing van Noordeinde, 35 miljoen. Amalia die straks 18 wordt, 1,8 miljoen per jaar. Dan kunnen we er echt niet bij hebben dat we eigenlijk helemaal geen belasting betalen.’
‘Maar dat is toch gewoon met de regering toen afgesproken.’
‘Maar wie wist daarvan? Niemand Wedden dat ze ons weer als graaiers gaan wegzetten.’
‘En Mammie en jij, wisten jullie ervan?’
‘Max, doe niet zo dom, natuurlijk wel. Het gaat om ons eigen geld.’
‘Maar het was geheim?’
‘Zeer geheim.’
‘Nou, dan zeggen Mammie en jij toch dat jullie ook van niets wisten. Opa heeft dat met de belastingdienst afgesproken en niemand heeft jullie daarover ingelicht.’
‘Wow.’
‘Wat is er?’
‘Max, ik ben zo verdomde blij met je. Door jou hebben de Oranjes echt niets te vrezen. Kus.’
‘Nou, nou, zo slim is dat nou ook weer niet. Ligt toch erg voor de hand.’
‘Ik ga meteen Mark bellen.’
–
‘Mark, Alex hier.’
…
‘Ja, snel, hè? Ik heb de oplossing al.’
…
‘Hoe we die deal met de Belastingdienst moeten oplossen natuurlijk. Toen ik je neerlegde had ik de oplossing.’
…
‘Goed. We moeten gewoon zeggen dat Mammie en ik er niets van wisten. Dat jij er ook niets van wist. Dat het gewoon een automatisme was geworden waar niemand nog iets van wist.’
…
‘Ja, briljant, hè? Soms heb ik van die invallen. Moet jij dit natuurlijk wel overtuigend voor het voetlicht brengen.’
…
‘Ja, ja, ik weet dat we dat aan jou kunnen overlaten. Weglachen? Ja, ik weet inmiddels hoe het werkt. Maar het is wel een gave als je dat kunt, hoor. Complimenten.
…
‘Mooi. Afgesproken. Kom je dan volgende week bij ons eten? Woensdag? Prima.’
…
‘Ja, en jij de groeten aan je moeder. Zeg maar dat ze trots kan zijn op haar zoon.’
…
‘Ja, ik zal haar binnenkort eens bellen, dan laat ik dat wel tussen neus en lippen even vallen.’
Kooi
Vrijdag 14 oktober, Lhee
–
Ik liep als een pauw
door mijn gedichten
en ik brieste,
te wild, te wild.
Een vers was veel
te klein en de regels
vormden tralies.
Ik wilde ruimte, groots
en meevoerend leven.
Maar ik liep op en neer
op en neer langs
de veel te korte regels,
schuurde tegen mijn kooi.
Mijn haren sleten, ik werd kaal,
mijn pad ging van links naar
rechts van rechts naar links.
Voorbij. Nu zit ik rustig
op een stok en kijk wijs
door het gaas naar allen
die langskomen en mij voeren.
Het is voor iedereen duidelijk
dat ik een tevreden beest ben.
Ik zit zingend op mijn stok,
en mijn liederen passen keurig
in mijn kooi. Kijk, daar is ook
de oppas weer die mij aait.
Mijn kooi is mijn wereld,
bevrijd mij nooit. Laat nooit
de deuren openstaan, zet mij niet
in de wildernis tussen mijn gelijken.
Ontwricht
Woensdag 12 oktober, Lhee
Drie maanden geleden belde Anne of we met haar naar Seasick Steve wilden. Op woensdag 12 oktober zou hij optreden in Paradiso. Nou zijn er weinig muzikanten waar ik live nog heen zou willen (leve Spotify!), maar Anne wist wel dat ik hier geen nee tegen zou zeggen.
De maandag daarop ging het concert in de verkoop en ze instrueerde me hoe ik aan die kaartjes kon komen. Ik kon het best op twee computers inloggen, dan had ik de grootste kans om kaartjes te krijgen, dat deed ze zelf ook altijd. Die maandag zat ik om negen uur achter mijn computers en binnen vijf minuten had ik twee tickets. Twee, want Wyb had op de 12e een andere afspraak.
Nu heb ik nauwelijks nog de behoefte om naar concerten te gaan, zoals ik ook nauwelijks de behoefte heb om naar een festival te gaan. Het hangen, de landerigheid die erbij hoort, wachten tot de artiest eindelijk opkomt, ik heb het te veel meegemaakt. Om nog meer blasé te doen, de meeste helden heb ik ook wel live gezien: Tom Waits, The Rolling Stones, Bob Dylan en zo kan ik nog wel even doorgaan. Veel grote jazzmuzikanten, allemaal wel gezien. Maar dan ben je geen echte fan, een echte fan wil zijn idool altijd zien. Klopt. Ik hou van hun muziek, maar om nou te zeggen dat het mijn idolen zijn. Ik ben niet zo’n fanatieke muziekvolger.
Na de muzikale ontdekkingen die ik in de zeventiger jaren deed, heb ik weinig muziek meer gehoord die ik echt goed vond. Er zijn twee artiesten waarbij mijn oren zich meteen spitsten toen ik ze voor de eerste keer hoorde. De een is Amy Winehouse. Ik weet nog dat ik haar op de radio hoorde. Thuis zei ik meteen tegen Wyb en Anne: ‘Wat ik nou toch heb gehoord.’ Gelukkig waren we bij een van de weinige concerten die ze in Nederland gaf in de Heineken Music Hall. Beroerd concert trouwens.
Zo’n zelfde ervaring had ik met Seasick Steve. Hij maakt muziek die voor mij is gemaakt. Inmiddels heb ik al zijn albums. Ik zeg albums en geen plaat of cd. Zijn albums kan ik namelijk niet in handen houden. Ze hangen ergens in de cloud op iTunes en Spotify.
Vandaag zou het dus gebeuren, eindelijk zou ik die ene artiest zien die ik nog graag live wilde zien. Het was een ontwrichtende dag, dat kun je soms zo hebben.
Gisteren belde Anne op dat ze ziek was, maar hoopte morgen toch naar het concert te kunnen. Aan haar stem hoorde ik al dat dit niet zou gebeuren. Ik zei dat de afspraak van Wyb niet doorging en dat, mocht Anne morgen nog ziek zijn, Wyb mee zou kunnen. Anne was daar al lang blij om, gisteren werd ze zieker en zieker.
Gisteravond reden Wyb en ik na een avond rond Annejet van der Zijl in Ogterop naar huis. In de auto voelde Wyb zich al niet lekker. Eenmaal thuis was het duidelijk: nog een zieke. Hoge koorts, overgeven, hoofdpijn, algehele beroerdheid. Vandaag werd het niet anders.
Ik moet er niet aan denken om alleen naar zo’n concert te gaan. Sta je daar wat landerig alleen te luisteren. Gelukkig weet Anne als vrouw van de wereld hoe je met dat soort dingen moet omgaan. Via een of ander platform wist ze de kaarten nog te verkopen. Van financiële schade is dus geen sprake, altijd meegenomen.
Wyb ligt inmiddels al de hele dag op de bank in een koortsige slaap. In Amsterdam bij Anne is het volgens mij niet anders. Zo’n ontwrichte dag betekent toch dat je je even anders moet instellen. Of het door de zieken komt, of door het concert dat niet doorging, ik vond het moeilijk mijn draai te vinden waardoor het een van de weinig verloren dagen is die ik in mijn leven heb. Het leven is namelijk net iets te kort om je verloren dagen te kunnen permitteren.
Mastjaar
Woensdag 12 oktober, Lhee
Om ons huis staan vijf eiken en een beuk. Ze hebben zich als wachters rond ons huis geschaard. Mooi gezicht, klassiek Drents schilderijtje. Ik ben ook best blij met die wachters. In de zomer zorgen ze voor de schaduw waar ik zo van hou.
In de herfst verandert mijn mening over de bomen enigszins. Zo heb ik vannacht niet kunnen slapen. Op het huis daalt een regen van eikels en beukennootjes neer. Als het waait blijken de bomen ook nog in de rui te zijn en verliezen ze hun loszittende veren. De ene na de andere tak valt op het dak.
Als je in de natuur woont, moet je sowieso wennen aan andere geluiden dan in de stad. Werd ik in Den Bosch voornamelijk wakker gemaakt door lallende feestgangers en hoempamuziek, hier is het bijvoorbeeld het gescharrel van het onbekende dier dat zich tussen het plafond van de kamer en de slaapkamervloer schuilhoudt. Elke avond rond negen uur hoor ik hem wakker worden en het huis uit sluipen. Een steenmarter? Een rat? Alles is mogelijk en ik zal er waarschijnlijk nooit achter komen.
Bij het vallen van de eerste eikels schrok ik wakker. Wie probeert er op het dak te klimmen? Pas na een uur wakker liggen en met de zaklamp kijken, weet ik weer dat het eikelseizoen een bombardementje met zich meebrengt dat enkele weken aanhoudt. Zelfs aan bombardementjes wen je. Als ik van het huis naar de auto loop, loop ik over een tapijt van eikels.
Deze overdadige productie van eikels en beukennootjes heeft ook een naam, weet ik sinds vorige week. Eens in de zoveel jaar, als het weer gunstig is geweest en de bomen reserve hebben opgebouwd, dan strooien ze extra veel vruchten. Dat heet een mastjaar. Mooie naam, ik heb geen idee waar hij vandaan komt. Voor ons is zo’n mastjaar lastig, het bombardementje is extra hevig, voor de dieren is het een zegen.
Het gerol van de eikels op het dak heeft ook iets sinisters. Iemand die hier niets vermoedend slaapt, zou al snel aan horrorclowns en andere horror ingrediënten denken. Ondanks dat we afgelegen wonen, de nacht hier diep duister is, ben ik hier nooit bang. Ik ken het huis en de omgeving te goed. Bovendien heb ik wat kleine maatregelen genomen om de horrorclown de stuipen op het lijf te jagen.
Dat was anders toen ik in Nijmegen op de Westkanaaldijk even buiten Dukenburg woonde. Ook een boerderij, ook afgelegen, maar net buiten een wijk gelegen waar van die kleine klootzakjes woonden. Op een gegeven moment is er in een half jaar drie keer ingebroken en dan zit je ’s nachts bij elk geluid echt rechtop in bed. Dat onveilige gevoel is zeer onaangenaam, kan ik mij herinneren. Gelukkig heb ik er hier in Drenthe geen enkele last van.
Aankomend weekend toch maar eens wat eikels gaan rapen. Voordat je het weet heb je een gazon van kleine eikenboompjes.
Schilderij
Maandag 10 oktober, Lhee
‘Alex, wat is dat voor een schilderij?’
‘Dat is van een Indonesische kunstenaar, Raden Saleh.’
‘Vind je het mooi?’
‘Zo heb ik er nooit naar gekeken. Het hing bij mijn oma in de slaapkamer.’
‘Vreemde smaak had die oma.’
‘Mijn opa was een jager. Misschien hing het daarom daar.’
‘Maar ze sliepen toch nooit meer samen?’
–
‘Nee, Alex, ik wil dat schilderij niet in mijn huis hebben. Ik vind het zo verschrikkelijk wreed en zo donker. Schilderden ze in India altijd zo donker?’
‘De schilder komt niet uit India, hij komt uit Indonesië.’
‘Nou, Indonesië dan.’
‘Maar wat moet ik dan met dat schilderij?’
‘Zet het voorlopig maar op zolder neer.’
‘Nee, dat vind ik zonde. Ik hang het wel op mijn kamer neer.’
‘Ik snap niet dat je er tegenaan kunt kijken.’
–
‘Alex, kan dat schilderij niet weg. Ik vind het vervelend om op je kamer te komen omdat dat schilderij daar hangt.’
‘Ik vind het prachtig, Max. Al die actie. Er gebeurt tenminste wat op dat schilderij. Het is trouwens het hoogtepunt in zijn oeuvre. Ze noemen het zijn Nachtwacht.’
‘Nou praat je net of je er verstand van hebt.’
‘Ik lees wel eens wat.’
‘Wanneer dan?’
–
‘Alex, wanneer gaan we dat schilderij nou verkopen?’
‘Dat gaan we niet verkopen. Het doet me aan mijn opa en oma denken.’
‘Het is zo lelijk.’
‘Dat vind jij. Kunst is heel subjectief, hoor.’
‘Dat heb je ook zeker ergens gelezen. Er klopt niets van dat schilderij. Er staan drie tijgers op. Heb jij wel eens tijgers als wolven dieren zien aanvallen? En waarom vliegen daar linksboven varens door de lucht? Ik vind het een raar en een naar schilderij.’
–
‘Nou moet je toch eens luisteren, Alex. Vannacht wordt Amalia wakker. Ontzettend huilen. Had ze over dat schilderij op jouw kamer gedroomd. Zelfs de kinderen zijn er bang van. Ik vind dat het weg moet, dat we het moeten verkopen.’
‘Schei nou toch eens uit over dat schilderij.’
‘Ik vind dat we het echt moeten verkopen. Ik vind het lelijk, de drie A’tjes vinden het lelijk.’
‘Ik weet niet eens of het wel van ons is. Het kan best wel van de Staat zijn.’
‘Het hing toch bij je opa en oma thuis?’
‘Maar misschien hadden ze het geleend van de Staat.’
‘De Staat, de Staat, wat hebben wij met de Staat te maken. Als wij dat verkopen zullen ze dat heus wel goedpraten. En dat niet alleen, wie gaat zich nou druk maken over zo’n lelijk schilderij? Het kan best nog wel wat opleveren.’
‘Dat geld schenken we dan aan een goed doel. Dat is de gewoonte in onze familie, dat weet je.’
‘Niks schenken. Wat zijn jullie voor een watjes. Wij moeten ook leven, Alex.’
‘Daar hebben we toch niet over te klagen?’
‘Ik vind dat die steiger bij ons huis in Griekenland best wat groter kan.’
‘Ik vind het een prima steiger.’
‘Mark Rutte sprak niet voor niets over een steigertje, Alex. Als de meiden dadelijk wat groter zijn, wil ik er lekker met z’n vijven op kunnen zonnen. Van het geld van dat schilderij maken we de steiger wat groter. Staat ook veel mooier, vind ik.’
–
‘Nou, hier, moet je kijken, de krant. Je hebt je zin, hoor. Schilderij verkocht, vragen in de Kamer. Precies over de punten die ik noemde.’
‘Wat kinderachtig nou weer. Hier in Nederland hebben ze ook altijd wat te mekkeren. Kunnen ze zich met z’n allen weer druk gaan maken over een lelijk schilderij. Heb jij trouwens al opdracht gegeven om die steiger groter te maken?’
‘Natuurlijk. In november is hij klaar. Ik heb Mark trouwens gebeld. Hij zorgt er wel voor dat de verkoop wordt goedgepraat.’
‘We moeten hem binnenkort weer eens uitnodigen voor een etentje.’
Tijdsbalk
Vrijdag 7 oktober, Lhee
Het zal in de vijfde klas van de lagere school zijn geweest dat de meester twee evenwijdige lijnen op het bord tekende. ‘Dit is een tijdsbalk,’ legde hij ons uit. ‘Hieraan kun je de tijd afmeten. Deze balk beslaat 4,5 miljard jaar, zo oud is onze aarde.’ Hij maakte het grootste deel van de balk wit. ‘Dit is de tijd dat er helemaal geen leven op aarde was. Het duurde een miljard jaar voordat er enige vorm van leven kwam. Pas na 2,3 miljard jaar kwam er leven dat wij enigszins als leven herkennen, wezens die zuurstof nodig hadden.’
Vervolgens maakte hij de tijd van de dinosaurussen wit, dat was een stuk minder wit dan de tijd dat er geen leven op aarde was. Ik hoorde voor het eerst woorden als pleistoceen, plioceen en mioceen. Bij zulke woorden droomde je weg naar tijden dat Nederland nog een zeebodem was.
Vandaar dus dat ik in het mergel dat in de tuinen van Hatert lag zoveel fossielen kon vinden. Een flinke tik met de hamer op de steen en grote kans dat op het breukvlak van een mergelstuk een fossiel tevoorschijn kwam. Hierdoor kon ik in feite het restant van het oudste leven in mijn handen houden.
Op het einde van de tijdsbalk zette hij een heel smal streepje. We konden het nauwelijks zien. ‘Op die enorme tijdbalk, die 4,5 miljard jaar, komt de mens, de homo sapiens, net kijken. In feite is dit streepje nog veel te dik.’ Zo kreeg ik mijn eerste les in nederigheid.
Vandaag bezoek ik met Marloes BredaPhoto een groot fotofestival in Breda. Voor de liefhebber, het duurt nog tot en met 30 oktober. Als je enigszins van fotografie houdt, zeker gaan kijken. Om er te komen rijd ik heen via Amersfoort, Utrecht, Den Bosch, Tilburg, Breda. Terug ga ik via Tilburg, Den Bosch, Nijmegen, Arnhem, Zwolle. Het is zo lang geleden dat ik in het zuiden ben geweest.
Als ik zo in de trein zit, realiseer ik me dat ik in feite in vogelvlucht een sightseeing tour langs mijn leven maak. Ik rijd fysiek langs een tijdsbalk. Tilburg, 8 jaar gewerkt. Den Bosch, 8 jaar gewoond. Dukenburg, 15 jaar gewoond. Nijmegen, in totaal 27 jaar gewoond. Arnhem, 5 jaar gewoond. Meppel, 4 jaar gewoond. Dwingeloo, 2,5 jaar gewoond. En zo ben ik weer thuis. Elke woonplaats heeft zijn eigen geschiedenis, zijn eigen herinneringen.
Het is jammer dat ik vandaag in al die plaatsen slechts passant was. Even stoppen met de trein en weer doorrijden. In al die plaatsen vind ik het altijd heerlijk om te kunnen uitstappen en wat door de omgeving te dwalen, mijn vroegere biotoop. Ruiken aan het verleden. Even door de parken, bossen en winkelstraten wandelen die vroeger zo vertrouwd waren. Alles ziet er nu net even anders uit, wat niet wil zeggen dat ik het verleden toch bijna kan aanraken. Ik ben best een reiziger, gek op sentimental journeys.
Hekel
Woensdag 5 oktober, Lhee
Ik lees voor het eerst een boek van Griet op de Beeck. De titel: Kom dat ik u kus. Ik lees op bladzijde 139 de volgende passage:
‘Ik heb een hekel aan voeten. Ik blijf er ver van weg als dat ook maar enigszins mogelijk is. Een fris gewassen kleuterpootje een sandaal in wurmen, dat gaat nog net, maar zijn ze eenmaal een jaar of acht, dan krijg ik het al moeilijk. Laat staan als de volwassen blote voet zich in mijn buurt waagt.
Ik heb er meer, van die irrationele hekels. Aan tanken bijvoorbeeld, zeker als dat mechanieken niet blijkt te werken, wat meestal het geval is, het klepje dat ervoor zorgt dat je de hendel niet ingedrukt hoeft te houden. Op aan parkeren in parkeergarages. Aan fietsbanden oppompen, overschrijvingen doen, likken aan postzegels…’
En dan volgt meer dan een bladzijde lang grote en kleine dingen waar de hoofdpersoon een hekel aan heeft. Ik vond het buitengewoon nuttige literatuur, wanneer zet je nou eens op een rijtje waar je een hekel hebt, of waar je je aan ergert. Zie hier mijn opsomming.
Etensresten uit de gootsteen halen. Iemand snot uit zijn neus zien pulken. Tatoeages. Minister-presidenten die altijd vrolijk en optimistisch doen. Mensen die het woord kans gebruiken voor iets dat gewoon kut is. Mensen die het woord uitdaging gebruiken voor iets dat onmogelijk is. Onderbroeken van de HEMA. Kots opruimen van de kat. Kots opruimen van een hond. Mensen die alleen zelf aan het woord zijn en niet naar anderen luisteren. Het wegblazen van herfstblad. WC-papier dat niet sterk genoeg is. Met mijn handen in de aarde wroeten. Dingen die kapot gaan. En die vervolgens zelf proberen te repareren. Sport. Sporters. Commentatoren van sportevenementen. Eigenlijk alles wat met sport heeft te maken. Laffe popmuziek. Haren uit het doucheputje halen. Boeken die van die kleine, rotlettertjes hebben. Telefoonbomen, voor … druk 1, voor … druk 2. Mensen die traag zijn. Mensen die dingen te gedetailleerd vertellen. Mensen die dingen vertellen die iedereen al lang weet. Kamperen in een natte tent. Auto’s die stuk gaan. De tandpasta vergeten als je in een hotel slaapt. Muziek van buren waarvan ik verplicht moet meegenieten. Mensen die genieten van fouten van anderen (zijn er best veel). Mensen die altijd grappig proberen te zijn. Stand-uppers (in toenemende mate). Reclameblokken tussen films. Televisieprogramma’s over veel te dikke mensen. Televisieprogramma’s waarin mensen met elkaar daten. Mensen die serieus en met overtuiging over god praten. Gelovigen die mij hun ethiek opdringen. Mensen die serieus over een bucketlist praten. Teken. Mensen die blij zijn met een lintje. Slechte zichtplaatsen in theaters. Gewatteerde jassen. Chauffeurs die te langzaam rijden. Neusringen. Halve sokjes. Driekwart broeken. Rode broeken. Mannen die de kraag van hun poloshirts rechtop zetten. Mannen die sjaaltjes dragen (in welke vorm dan ook). Foto’s met avondluchten. Leggings. Busvakanties. Theaterdirecteuren die maar tien minuten een voorstelling hebben gezien en dan wel doen alsof ze de hele voorstelling hebben gezien. Theaterdirecteuren die maar tien minuten een voorstelling hebben gezien en dan toch een mening hebben. Lekke band. Mensen die aardig tegen je doen terwijl je weet dat ze je helemaal niet aardig vinden. Mensen die zeggen dat ze een voorstelling fantastische vonden en er eigenlijk geen kloot aan vonden. Geen brood in huis. Bodywarmers. Mensen die beter kunnen jeu des boulen dan ik. Geen wijn in huis. Mist. Het woord storytelling. Wordt vervolgd.
Mevrouw Ogterop
Dinsdag 4 oktober, Lhee
Deze week ben ik aan een nieuwe poging begonnen om een toneelstuk te schrijven. In 2018 bestaat de Meppeler schouwburg 150 jaar, waarmee hij zelfs één jaar ouder is dan Carré. Wyb heeft gevraagd of ik ter gelegenheid daarvan een monoloog wil schrijven over de founder van de schouwburg, mevrouw Ogterop.
150 jaar geleden begonnen zij en haar man, Gradus Ogterop, op de plek van het huidige Ogterop een koffiehuis. Ze begonnen dat koffiehuis omdat er niet ver vandaan het station werd gebouwd, waar even later de eerste treinen in Meppel zouden arriveren.
In en voor het etablissement vonden al snel allerlei activiteiten plaats. De andere koffiehuizen waren daar nogal boos over, maar de gemeente liet weten dat de festiviteiten voor Ogterop plaatsvonden omdat daar een réverbère stond, de voorloper van de lantaarnpaal.
Veel artiesten die van Amsterdam op weg waren naar Groningen en Leeuwarden, en met de boot de Zuiderzee overstaken, overnachtten in Ogterop. Als ze daar dan toch waren, toonden ze, om een centje bij te verdienen, hun kunsten. Zo werd het fundament gelegd voor het culturele leven in Meppel.
In 1884 overleed Gradus en stond Lammigje Ogterop er met haar vier kinderen alleen voor. Een paar jaar daarvoor was een vijfde kind op 2-jarige leeftijd overleden aan tuberculose. Ze ging niet bij de pakken neerzetten, ondanks dat ze ook nog eens concurrentie kreeg van Tivoli, een andere groot etablissement in Meppel waar culturele activiteiten plaatsvonden.
Tijd voor een tegenzet, moet ze gedacht hebben. Drie jaar na de dood van Gradus bouwde ze achter het koffiehuis een grote schouwburgzaal, die ze zelf de Nieuwe Schouwburg noemde. Het was een zaal naar model van een Weense concertzaal. Het vermoeden bestaat dat ze daarvoor op het idee kwam tijdens een reis naar Wenen. Misschien was ze daar omdat ze zelf zo van opera hield.
Ik heb geen idee of het toneelstuk gaat lukken. Diverse keren ben ik aan toneelstukken begonnen, soms had ik daarvoor zelfs een opdracht van een jeugdtheatergezelschap, maar al die pogingen zijn mislukt. In totaal zijn er twee toneelstukken van me ooit opgevoerd. Het eerste stuk heette Ambrosius en schreef ik samen met Jacques op 14-jarige leeftijd. We reisden ermee langs de bejaardenhuizen van Nijmegen. Het andere stuk schreef ik in opdracht van De Harmonie toen ik daar al een paar jaar weg was. Het duurde ongeveer een half uur en ging over een schouwburgdirecteur die uiteindelijk zijn publiek doodschoot. Waarom weet ik niet meer.
Een dramaturg bij Het Zuidelijk Toneel was er vast van overtuigd dat romanschrijvers nooit goede toneelschrijvers zijn. Volgens hem komt dat omdat het totaal verschillende manieren van denken zijn. Als toneelschrijver heb je eigenlijk alleen de dialoog om het verhaal te vertellen. Sfeerbeschrijvingen, psychologische uitwijdingen, Olympische vertellers, het bestaat voor het schrijven van toneel niet. Het schrijven voor toneel vind ik, vergeleken met het schrijven van boeken, een bijna klinische aangelegenheid. Je bent, zo ervaar ik het, veel meer aan het construeren.
Omdat ik niet weet of ik het tot een goed einde breng, ben ik er nu maar aan begonnen. Als ik vastloop, of ontevreden over het resultaat ben, kan Wyb altijd nog iemand anders vragen. Wordt vervolgd.
Kladderadatsch
Maandag 3 oktober, Lhee
Geen idee waarom je de ene columnist wel leest en de andere niet. Het is denk de macht der gewoonte. Je las ooit iemand, dat beviel, en vervolgens blijf je hem gewoon lezen. Iemand die ik elke zaterdag in de Volkskrant lees is Peter Middendorp. Elke zaterdag is hij te vinden op de tweede pagina van de Vonk bijlage. Ik vind hem een grillig columnist, soms maakt hij zich er met een Jantje van Leiden er vanaf, vaker heeft hij mooie analyses of observaties.
Afgelopen zaterdag is hij de eerste schrijver in een gerespecteerde krant die zinspeelt op een komende oorlog. Hij schrijft:
‘De eerste, de driften, worden normaal gesproken door de tweede, de beschaving in toom gehouden. Maar soms doet ze dat dus ineens niet meer en kan volgens de Duitse schrijver Kehlmann de grote kladderadatsch beginnen.
Of de geschiedenis zich kan herhalen, weet ik ook niet, maar fout zal het wel weer een keer gaan. Het is nog iedere keer gebeurd. Volgens mijn laatste berekeningen zouden we trouwens binnenkort wel weer eens aan de beurt kunnen zijn.
Als het oorlog wordt, echt oorlog, hoop ik niet dat er al te zwaar zal worden geschoten op mensen die in de val zitten, zoals in Aleppo.’
Hij schrijft op wat ik al een tijdje vrees. Het is een wonder dat ik in mijn leven geen oorlog heb meegemaakt. Zestig jaar in de menselijke geschiedenis op een klein stukje van de aarde geen oorlog, dat behoort tot de absolute uitzonderingen. Of ik dat in tachtig jaar niet meemaak, is maar de vraag.
Middendorp stelt zich nog de vraag of de geschiedenis zich herhaalt. Ik weet het antwoord daarop. De geschiedenis herhaalt zich. Met voortdurend optimisme dat het gezond verstand zal winnen, bezien we de opkomst van de populisten, van Trump tot Le Pen, van Wilders tot Orban. Dat optimisme was er ook in 1933, iedereen was er van overtuigd dat die mafkees van een Hitler nooit aan de macht zou komen. Ook mafkezen komen aan de macht, zeker als het populisten zijn. De mens wordt geregeerd door zijn onderbuik, laten we ons geen enkele illusie maken.
Vandaag lees ik in de Volkskrant: ‘Onderling geweld is wie we zijn. Nieuwe statistieken laten zien dat de mens van oudsher een zeer moorddadig zoogdier is.’
Enkele zinnen uit het artikel: ‘Dodelijk geweld heef “diepe wortels in de menselijke afstamming,” schrijven de wetenschappers in Nature. ‘Gemiddeld zijn bij zoogdieren 3 op de 1000 sterfgevallen te wijten aan moordzucht binnen de eigen soort. Bij de vroege mens waren dat 20 op de 1000 gevallen. In de Middeleeuwen schoot dit cijfer omhoog tot 120 per 1000 sterfgevallen. Inmiddels is het gezakt tot 13 op de 1000.’ ‘Onderling geweld met dodelijke afloop bij mensen zes keer vaker voorkwam dan gemiddeld bij zoogdieren. Het is gedrag dat we overnamen van de primaten waarvan we afstammen.’
Als Blogger heb ik een vervelende mededeling voor de lezer: natuurlijk komt de kladderadatsch, hij is volop in voorbereiding. De haat en de tweedracht worden al gezaaid. De onderbuik, zie de situatie rond Trump in zijn ultieme vorm, regeert. Het evenwicht is verstoord. Iedereen op het verkeerde spoor. De geest is uit de fles. Inderdaad vrees ik dat wij weer aan de beurt zijn.
En komt de kladderadatsch niet in de vorm van een oorlog, dan komt hij wel in de vorm van het opblazen van onze leefomgeving, de moord op Moeder Aarde. Het vermoorden van de moeder was al een geliefd thema in de klassieke oudheid. De geschiedenis herhaalt zich met grote gretigheid, de mens is nu eenmaal een schimmel die zichzelf niet in de hand heeft.
Centrale As
Zaterdag 1 oktober, Moddergat
Zo’n anderhalf decennium geleden legden Friese ambtenaren en ambtenaren van Rijkswaterstaat een liniaal op Friesland en trokken er een strakke lijn van noord naar zuid langs. Het was de bedoeling dat dit een weg moest worden. ‘Laten we de weg de Centrale As noemen,’ heeft ooit iemand gezegd.
Vijftien jaar later wordt die potloodstreep asfalt. Toen ik voor het eerst van die plannen hoorde, was ik nogal tegen. Waarom moet het landschap zich altijd aan de mens aanpassen en de mens nooit aan het landschap? Ik geef toe dat het niet makkelijk is om van de zuidelijke grens van Friesland naar Moddergat te rijden. Veel tweebaans wegen, veel tractors, veel kronkelweggetjes langs vaarten waar geen vangrail naast zit. Je moet wat moeite doen om er te komen, wat ik ook wel de charme vind. Moeilijke dingen zijn vaker leuker dan makkelijke dingen.
Inmiddels zijn grote delen van de weg klaar en hebben Wyb en ik er al comfortabel over heen gesjeesd. Stiekem hopen we dat de tocht van Lhee naar Moddergat wordt verkort van 1 uur en 5 minuten rijden naar 45 minuten. Dat zou mooi zijn, al kan ik me herinneren dat actievoerders tegen de weg het argument gebruikten dat die hele weg slechts anderhalve minuut voordeel zou opleveren. Wat volgens mij niet klopt, zal vast meer zijn.
Meestal gaan we nog via Kollum naar Moddergat, een beetje om, maar het rijdt beter dan die stukjes Centrale As die dan weer ophouden en ons vervolgens over opgebroken wegen leiden.
‘Zullen we eens kijken hoe het met de Centrale As staat?’ stel ik Wyb voor. En we rijden over de Centrale As van Drenthe richting Friesland. Nou valt het me op dat al die Centrale Assen 100 kilometer wegen zijn. Dus geen vluchtstrook hebben. Waarom, als je dan toch een weg aanlegt, niet gewoon een volwaardige snelweg aanleggen waar je 130 mag rijden, dat is pas echt doorrijden. 100 kilometer wegen zijn hypocriete oplossingen. Als je dan toch het landschap met asfalt verpest doe het dan goed.
Vandaag kunnen we helemaal niet over de versnipperde stukjes Centrale As rijden. Het schijnt dat een lang stuk nu helemaal klaar is en op dat stuk hebben ze een grote markt georganiseerd. Wel een grappig idee. Op de rechte weg is een negen kilometer lange markt. Dat helpt natuurlijk met het sympathiek maken van de weg. Zelfs wegen hebben spindoctors.
Af en toe hebben Wyb en ik zicht op de markt. Hij wordt goed bezocht, overal lopen mensen langs kraampjes. Op een gegeven moment zien we de weg niet meer, langzaam zijn we door wegomleggingen in streken gekomen waar we nog nooit zijn geweest. Sterker: we dachten Friesland goed te kennen, maar we zijn gewoon verdwaald.
We rijden door een gebied waar de koeien blijkbaar niet de baas zijn, primitieve weilanden met schapen en hier en daar een enkele koe. Hier geen strak tapijt van groen gras, overal groeien nog planten en bloemen waar veehouders zo de pest aan hebben. Friesland zoals het ooit was, Friesland op z’n mooist. Vermoedelijk is het land van Fryske Gea of Staatsbosbeheer.
We zoeken onze weg over weggetjes die het best zijn te vergelijken met de smalle weggetjes van Schotland. Dit is nog eens avontuur in eigen land. Goed dat dit primitieve landschap zo goed is verstopt, hopelijk duurt het even voordat mensen er weer met hun fikken aan gaan zitten.
Al bij al zorgt het ervoor dat we vandaag geen 1 uur en 5 minuten over Lhee-Moddergat doen maar 1 uur en 3 kwartier, dit alles dankzij de Centrale As. Wat mij betreft wordt de As een groot lang marktplein. Dit soort tochtjes wil ik elke keer wel maken.
Alhoewel, Tonen, niet hypocriet doen. Je kunt niet wachten tot die weg klaar is. Moet je kijken wie daar dadelijk met een vaart van 130 overheen scheurt en juichend de weg bejubelt.
Alle rechten voorbehouden © Gerard Tonen 2015