Dossiermoddergat.nl
gerardtonenblogt2017, januari
Zakdoek
Dinsdag 31 januari, Lhee
Alles verandert. Zelfs wat ik doe als het snot uit mijn neus loopt. Vroeger had ik altijd een zakdoek op zak. ‘Heb je wel een zakdoek bij je?’ vroeg mijn moeder vaak als ik de deur uitliep. Vroeger had ik altijd een zakdoek bij me. Nu nooit meer. Sterker: ik heb geen zakdoeken meer.
Ik was gek op zakdoeken. Zo handig om er een bij je te hebben. Talrijke keren ben ik als jongen op mijn knieën gevallen. Voorzichtig zijn was iets voor mietjes. Gelukkig had ik altijd een zakdoek bij me om het bloed af te vegen. Er heeft wat bloed in mijn zakdoeken gezeten. En sperma natuurlijk. De zakdoek was eigenlijk het ultieme duizend dingen doekje.
De mooiste herinneringen heb ik aan de Sinterklaasavonden bij mijn opa en oma op de Weurtseweg in Nijmegen. Als iemand een plat vierkant of rechthoekig pakje moest uitpakken dan wist ik het wel: zakdoeken, het meest duffe cadeau dat ik me kon voorstellen. Zo blij dat ik nooit zo’n plat pakje kreeg. Zakdoeken waren er voor de ouderen, die dan speelden dat ze er ontzettend blij mee waren.
In de klerenkast van mijn moeder lag altijd een stapeltje zakdoeken. Altijd van die bruine, grijze of blauwe met van die dikke streep motieven. ‘Heb je een schone zakdoek bij je?’ Nee, natuurlijk had ik geen schone zakdoek. Mijn zakdoeken zaten onder het bloed en andere ongerechtigheden. ‘Dat ding moet echt in de was, zo onhygiënisch zo’n zakdoek.’ Mijn moeder nam mijn zakdoek in en ik liep snel naar de klerenkast om een nieuwe zakdoek van de stapel te nemen.
Langzaam verdween de zakdoek uit mijn leven. Decennia geleden heb ik er misschien nog een gekocht. De laatsten erfde ik van mijn moeder. Lang lagen er nog drie of vier in de kast. Wyb heeft geloof ik nooit zo veel met zakdoeken gehad. Wat aanvulling betreft hoefde ik niet op Wyb te rekenen. Een voor een verdwenen ze uit onze kast. Totdat er geen een meer in lag. Nadat de laatste was verdwenen, heb ik ze nooit gemist. Met het klimmen van de jaren nam de belangrijkheid van de zakdoek af.
De zakdoek werd vervangen door wc-papier en de tissue. Al moet ik toegeven dat ze nooit zo lekker snoten als de klassieke zakdoek. De klassieke zakdoek heeft een warmte die de tissue mist. Toch heb ik nooit de behoefte gehad om zakdoeken te kopen. Als ik verkouden was, kocht ik gewoon een pakje tissues.
Dit alles bedacht ik vorige week. Moet ik toch eens een blog over schrijven en schreef het idee in mijn notitieboekje. Notitieboekje klinkt romantisch. Om incorrecte beelden te voorkomen: mijn notitieboekje is digitaal. Zo nu en dan schrijf ik onder het kopje Blog een idee voor een blog op. Op die digitale pagina kan een idee soms maanden blijven rusten. Soms zelfs verrotten. Weg idee.
Gisteravond werd het idee opeens actueel. Ik at met een collega Italiaans. Het was tijd voor een belangrijk gesprek. Mijn collega was, net als ik, enigszins verkouden. Halverwege de avond haalde mijn collega een klassieke zakdoek uit zijn broekzak. Er waren dus toch nog mensen die gewoon een zakdoek op zak droegen. Misschien verandert de wereld toch niet zo snel als ik vaak denk. Dit wil niet zeggen dat ik zelf zakdoeken ga kopen. Als herinnering vind ik ze prima, de behoefte om ze te kopen blijft nog steeds uit.
Een laatste herinnering. Soms was je zo verkouden dat je keer op keer in je zakdoek snoot. Op een gegeven moment was zo’n zakdoek een vieze natte lap vol met snot waar je met weerzin je neus in zette. ‘Geef die zakdoek eens hier, zo word je nooit beter, het ding zit vol bacillen,’ zei mijn moeder dan.
Wereldleiders
Zondag 29 januari, Lhee
‘Mama, ik ben thuis, hoor.’
‘Wat ben je laat, jongen. Ik lig al op bed. Kom je even hier?’
…
‘Hoe komt het dat je zo laat bent? Waar ben je geweest?’
‘We hebben afscheid genomen van Ard van der Steur. Het was zo gezellig. Zo gelachen. Ard kende dertig verschillende namen voor jonge vrouwelijke studentjes. Hertje, jachtbokaal, kaasje, reetje… ‘
‘Ja, ja, stop maar. Het is wat, heren onder elkaar. Fijn dat je zo’n plezier hebt gehad. Maar ik wil wel dat je je gedraagt, Mark.’
‘Natuurlijk, mama. Kom, ik ga naar bed. Net iets te veel gedronken.’
‘Heb je gehoord dat Donald Trump moslims uit een aantal landen gaat weren? Dat is vanavond al ingegaan.’
‘Ja, typisch Trump. Koenders heeft al gereageerd.’
‘Die meneer van Groen Links…’
‘Jesse Klaver bedoel je?’
‘Ja, die Klaver wil dat jij als premier ook reageert. Alle grote wereldleiders hebben hun afkeuring al uitgesproken over de maatregel.’
‘Mama, ik wil naar bed, slapen.’
‘Ga je dat wel doen, lieverd?’
‘Als Angela Merkel daar iets over zegt, is dat toch heel anders dan dat ik daarover iets zeg.’
‘Hoezo dan?’
‘We zijn zo’n klein landje. En u weet nu hoe Donald Trump is. Voordat je het weet is hij boos en wil hij niet meer met je praten.’
‘Mark, je bent een liberaal, je bent toch voor vrij verkeer van mensen.’
‘O, mama, alsjeblieft geen principiële discussies. Ik val om. Trouwens, het gaat om moslims, terroristen, waar hebben we het over.’
‘Dat valt me nou zo tegen dat je dat zegt. Het gaat over discriminatie. Hoe hebben je vader en ik je nou opgevoed?’
‘Je mag niemand discrimineren.’
‘Precies.’
‘Maar hij neemt gewoon een anti-terrorisme maatregel, dat heeft niks met discriminatie te maken.’
‘Hij scheert alle moslims over een kam. Stel dat hij dat met joden had gedaan.’
‘Mama, doe nou niet zo flauw. Dat is toch heel anders, dat weet u ook wel.’
‘Helemaal niks anders. Dus jij had in de jaren dertig van de vorige eeuw ook niets gedaan toen Hitler maatregelen tegen de joden afkondigde.’
‘Natuurlijk wel. Dat is zo anders. Dat kun je niet met elkaar vergelijken. Ik heb er trouwens helemaal tabak van die vergelijkingen met de Tweede Wereldoorlog. Dan maak je het meteen zo beladen. Dat weet u ook wel.’
‘Ik zie niet in waarom de vergelijking niet goed is.’
‘Ik denk dat een groot deel van mijn achterban het wel eens is met Trump. Als ik daar te veel afstand van neem, lopen ze zo naar Wilders.’
‘Soms gaat het om principes, jongen.’
‘Principes, mama, wat is er vanavond met u gebeurd? Principes staan goed besturen zo in de weg.’
‘Ik vind het heel slap van je dat je geen steviger standpunt inneemt.’
‘O, schei nou toch uit. Ik ga eerst slapen. Ik moet wel. Morgen praten we verder.’
‘Je weet in ieder geval mijn mening.’
‘En mama, echt. Ik krijg Halbe nooit mee in een ferm standpunt tegen Trump.’
‘Wie is nou de baas in jullie partij? Jij of Halbe?’
‘Dat is een goede vraag. Die ga ik morgen beantwoorden. Mag ik nou naar bed?’
‘We moeten niet naar bed gaan als we samen woorden hebben. Laten we het eerst goedmaken. Krijg ik een nachtzoen van je?’
‘Natuurlijk, mama. Oh ja, Ard zei dat ze vrouwelijke studentes ook wel matras noemden. Grappig, hè?
‘Lekker slapen, jongen.’
‘Ja, lekker slapen, mama.’
Zwerversinborst
Vrijdag 27 januari, Moddergat
Als je jong bent, maak je andere plannen dan als je ouder bent. Een paar dagen geleden hoorde ik iemand zeggen: ‘Hij is op 80-jarige leeftijd overleden.’ Tachtig jaar, dat klinkt oud en ver weg. Tegelijk kwam het besef dat ik over achttien jaar tachtig ben. Achttien jaar. Achttien jaar is niks. Wyb en ik kennen elkaar nu zeventien jaar. Zeventien jaar vliegt voorbij.
Wat ga ik in die achttien jaar nog doen? Als mij die achttien jaar überhaupt nog zijn gegeven. Ik weet maar al te goed dat het morgen voorbij kan zijn. Vandaag reden we naar Moddergat om te kijken hoe onze vernieuwde badkamer af eruit ziet. We keken er met tevredenheid naar.
We hebben ons huisje in Moddergat nu elf, twaalf jaar. Ooit hebben Duitsers het opgeknapt en het heeft tot nu geduurd voordat de laatste Duitse invloeden zijn verwijderd. In mijn fantasie is Moddergat onderdeel van een groter plan, waarbij de vraag moet worden beantwoord of wij in zo’n klein huisje als Moddergat kunnen leven.
Het antwoord daarop voor mij is: ja. Het huisje is klein, maar compleet. Ik heb best in grote huizen mogen wonen, toch mist dit huisje niets van wat ik in die grote huizen had. Oké: ruimte. Maar wat heb je aan ruimte? Ik heb die ruimte vooral gebruikt om troep te verzamelen. En nog meer troep. Het was best moeilijk om weer van die troep af te komen.
In Amerika, en in toenemende mate ook in Europa, is sprake van een Tiny Houses Movement. Ik volg die beweging met belangstelling en sympathie. Misschien is ons huisje in Moddergat te groot voor een echt tiny house, maar het komt wel in de buurt.
Zoals ik schreef: in mijn fantasie is Moddergat onderdeel van een groter plan. Ik denk dat binnen afzienbare tijd Moddergat van tweede huis ons eerste huis wordt. Door geen ander huis te hebben, houden we opeens veel geld over. Geld waar je andere leuke dingen mee kunt doen.
Ik weet inmiddels van mijzelf dat ik een zwerver ben. Ik heb een ongedurige inborst. Mijn verhuisdrift (24x) en mijn reis langs tal van organisaties bewijzen het. Ik hou er niet van om lang op één plaats te zitten. De wereld is groot, ik ben nieuwsgierig en geniet van het bewegen van de ene naar de andere plek.
Nu het nog kan wil ik die zwerversinborst alle kans geven. Over twee jaar, misschien al wel volgend jaar, kopen we een camper en gaat ons leven een ander ritme aannemen. In het voor- en najaar trekken we met onze camper door Europa. In de winter kun je ons komen opzoeken in India of China. Om bij terugkomst onze thuisbasis op te zoeken in Moddergat en daar de zomer door te brengen.
Het lijkt me een mooie invulling van de aankomende tien jaar. De lezer vraagt zich natuurlijk af wat wij, want Wyb gaat maar al te graag mee, sterker, zij is misschien wel de aanstichter van deze plannen, op die reizen gaan doen. Ik wil nu alleen maar zeggen dat de lezer zich niet ongerust hoeft te maken. Dat komt zeker goed.
Bij een latere gelegenheid kan ik daarover nog wel iets zeggen. Voor nu is de aankondiging dat wij binnen niet al te lange tijd het land regelmatig gaan verlaten de belangrijkste boodschap. Eventuele post voor ons kun je sturen naar het hoofdkantoor van Dossiermoddergat, want het hoofdkantoor is tevens onze woonstee. Voor Dossiermoddergat lijkt het me ook niet slecht, schept een beetje afwisseling. Wordt vervolgd.
Matrassen
Woensdag 25 januari, Lhee
Toen Lies en ik scheidden, heb ik vrijwel niets meegenomen. Het enige bezit wat ik nog had was een bestelbusje met boeken. Een van de eerste dingen die Wyb en ik samen kochten, was een matras. Hoefden we tenminste niet meer op de grond te slapen. Het matras was meteen onze bank in de kamer zodat we enigszins comfortabel naar ons tweede gemeenschappelijk bezit konden kijken: een televisie.
Eenmaal de boel op orde kochten we een echt bed. Een chique ding, mag ik wel zeggen. Het was een zogenaamde boxspring. De verkoopster destijds adviseerde ons toch vooral twee matrassen te nemen in plaats van één grote. Als we ooit gingen verhuizen hadden we geen last van dat hele zware matras. Het bleek het slechtste advies ever.
Als je twee verschillende matrassen hebt, vooral in een boxspring, dan gaapt er altijd een enorme spleet tussen de twee matrassen. De Grand Canyon was er niets bij. Matrassen houden niet van elkaar en proberen zover mogelijk van elkaar te liggen.
De verkoopster verkocht er een lovebridge bij, een slap stukje stof dat we over die spleet konden leggen, maar eens in de zoveel dagen viel die lovebridge in de Grand Canyon. Bij het elkaar liefhebben was die spleet een regelrechte ramp. Toch hebben we er meer dan 12,5 jaar mee geleefd. Een duur bed en dure matrassen gooi je niet zomaar weg.
Dat hebben we uiteindelijk wel gedaan toen we van Den Bosch naar Drenthe verhuisden. Met grote feestvreugde namen we afscheid van de matrassen, en de spleet. Daarvoor in de plaatst kwam een goedkoop bed van Ikea en dito matras. Weg spleet.
Omdat dat matras ook geen succes was, veel te dun, veel te hard, besloten we vorige maand nieuwe matrassen te kopen. In Moddergat hebben we de luxe situatie dat we ieder een eigen matras hebben. De mijne is wat harder dan die van Wyb. We besloten voor Lhee dezelfde matrassen te kopen.
Het is opmerkelijk dat ezels zich juist heel vaak aan dezelfde steen stoten. We hadden die matrassen nog niet op bed gelegd of het fenomeen spleet deed zich weer voor. Als Wyb richting mij rolde (of andersom), viel ze zomaar weer in een spleet. Heel onaangenaam. We waren in dezelfde val getrapt, ondanks dat die matrassen in een soort raam liggen. Jammer genoeg was er teveel speling in dat raam en keken we in een ietwat smaller broertje van de Grand Canyon. Vandaar dat we de matrassen vandaag terugbrachten naar Ikea. Er is veel over die winkel te zeggen, maar het is prachtig dat je anderhalve maand op matrassen kunt slapen en ze dan toch mag ruilen.
Klein probleempje. De matrassen zijn zo groot en lomp dat er nog niet één in ons C3’tje paste. De auto van de buren moest er aan te pas komen om ze terug naar Groningen te brengen. De buren hebben een prima auto, zo’n grote Volvo landrover, zeg maar. Zonder problemen schoven we de matrassen in de auto.
Een matras voor één persoon is echter iets anders dan een matras voor twee personen. Vol goede moed gingen we met onze nieuwe bezit naar de auto terug. Helaas. We konden het matras nauwelijks dragen en het bleek zelfs voor deze auto veel te groot. Zo liepen we opnieuw de Ikea binnen om te regelen dat het matras morgen door hun besteldienst wordt gebracht.
De slimme lezers weten nu meteen dat Wyb en ik een probleem hebben. Ons bed is ontmanteld, volledig matrasloos. Wat nu? Even overwogen we om naar een hotel te gaan. Aangezien we vandaag onze spartaanse bui hebben, besluiten we op de bank en op de vloer te slapen. Hopelijk hebben we dan morgen eindelijk een bed zonder spleet. We kijken er enorm naar uit.
Tegenactie
Dinsdag 24 januari, Lhee
Over zo’n vijftig dagen zijn er verkiezingen. Het vreemde is dat we meer met Amerika bezig zijn dan met onze eigen verkiezingen. Enigszins begrijpelijk want met verbijstering kijken we toe hoe een twittende gek het hoogste ambt in de USA over heeft genomen.
Toch snap ik niet dat Nederlandse politici nauwelijks in beweging komen. De enige die een beetje zijn best doet is Mark Rutte, al is hij zijn fingerspitzengefühl totaal kwijt. Op de dag dat partijgenoot Van der Steur wordt ontmaskerd als leugenaar, doet onze premier een dringend beroep aan alle Nederlanders om vooral fatsoenlijk en normaal te doen. Hoe je je eigen boodschap kunt ontkrachten.
Verder heb je hier in Nederland ook zo’n twitterende gek waarvan ik me altijd verbaas dat zijn voorspelbare tweetjes zoveel journalisten aan het werk zet. Het is een soort Pavlov-effect. Gek twittert, journalisten gaan schrijven. Tot nu toe lijkt het alsof de verkiezingen tussen Rutte en de twitteraar gaan.
Dossiermoddergat staat altijd voor maximale transparantie. Dus laat ik helder zijn in wat ik stem. Het NOS Journaal pretendeert objectief te zijn en dan zie je hoe objectiviteit tot domheid leidt. Wie objectief is, reproduceert de leugen. Dossiermoddergat staat daar recht tegenover. Het blog kiest partij en die partij is Groen Links.
De eerste keer dat ik stemde, 44 jaar geleden, was op de PSP, daarna heb ik eigenlijk consequent sociaal-liberaal gestemd. Nu ben ik dus terug op het oude nest. De reden is dat ik bij het stemmen niet meer compromissen denk. Ik ga dus niet op de PvdA stemmen omdat er een wedstrijdje ‘wie wordt de grootste partij’ wordt gespeeld. Als je dat doet, gaan die grote partijen elkaar gewoon vier jaar heftig opvrijen. Zie afgelopen vier jaar.
Het wordt weer tijd om de principes te laten spreken. Onze samenleving heeft een overdosis aan liberale besluiten gehad. De hele santenkraam is inmiddels vermarkt, geoutsourced en verzelfstandigd. Zelfs de verzorgenden zijn ondernemers geworden, er zijn inmiddels meer dan 1 miljoen zzp’ers, mensen zonder zekerheid en sociale backing. Het wordt tijd voor tegenactie.
Ik stem daarom op een partij die zich bewust richt tegen de mondiale ziekte, namelijk dat de vermogenden rijker en rijker worden en dat de factor arbeid steeds minder een rol gaat spelen. De ongelijkheid neemt een absurde vorm aan.
Acht mannen op deze wereld bezitten evenveel als de 3,6 miljard armste mensen van de wereld. Aanpakken die scheefgroei. Niet de inkomens ongelijkheid, waar de PvdA zich altijd op richt, is een issue. Veel ernstiger is de ongelijkheid tussen de vermogenden en de mensen die slechts hun arbeid kunnen inzetten.
Groen Links dus. Het kost me enige moeite om dit op te schrijven omdat de man waar ik nu op zou gaan stemmen zich vooral ontpopt als een epigoon van Barack Obema. Jesse Klaver is vooral met marketing bezig, is zich opzichtig aan het aanstellen door voortdurend een wit overhemd aan te hebben met opgestroopte mouwen. Doe eens normaal man. Laat je niet als een messias fotograferen tussen je apostelen. Ik moet even aankijken hoe de jonge hond zich verder ontpopt. Dat aanstellen moet niet te lang duren.
Morgen gaat het verkiezingscircus zich weer bezighouden met een bonnetje dat Fred Teeven zei ooit kwijt te zijn. Daarna loog de ene na de andere VVD bewindsman hierover. Waarom? Geen idee. Dat je je schaamt voor een slechte deal, oké. Maar dat liegen en dat doofpot-gedoe is vele malen erger. Geen haar op mijn hoofd die overweegt op de VVD te stemmen. Terwijl, ik moet het toegeven, er ooit een tijd was dat ik dat niet uitsloot.
Barron William Trump
Zondag 22 januari, Lhee
Ik heb een paar keer gehad dat ik iemand voor het eerst zag en dacht dat het om een parodie ging. De eerste keer was bij Jaap de Hoop Scheffer. Hij was toen nog niet bekend, kwam uit het niets. Ik zag de man en dacht dat hij een typetje van Kooten & De Bie was. Niet lang daarna werd hij leider van het CDA, daarna secretaris-generaal van de NATO. Het kan raar lopen met percepties.
Het hangt een beetje aan CDA-leider, lijkt het. Een paar jaar later had ik hetzelfde met Peter-Jan Balkenende. Zo’n man kon toch niet echt bestaan, dat kon toch alleen maar een typetje zijn? Nee dus. Hij bracht het zelfs tot premier. Had ik voor onmogelijk gehouden.
De derde keer overkwam het me met Donald Trump. Ik zag hem op televisie een of andere masterclass voor managers geven. Ook toen was ik er vast van overtuigd dat de scene onderdeel vormde van een satirisch programma. Was dat maar waar geweest. Een type als Donald Trump blijkt dus echt te bestaan. Ik had nog nooit zo’n zelfingenomen, opgeblazen aansteller gezien. Op het eerste oog een eikel, op het tweede oog een regelrechte lul. Waar zijn carrière uiteindelijk in resulteerde weten we sinds twee dagen.
Er is de laatste maanden ongelooflijk veel geschreven over de man waarvan ik eerst dacht dat hij een parodie was. Over zijn persoon en het onvoorstelbare dat hij president werd, kan ik weinig toevoegen. Elk issue dat met hem heeft te maken, heb ik al vier of vijf keer voorbij zien komen.
Over één aspect heb ik geen letter gelezen: zijn zoon Barron William Trump. De jongen is tien jaar oud en blinkt voor mij uit door zijn uitdrukkingsloosheid. Keer op keer dient hij als decor opdat iedereen ziet dat Trump een goede vader en een familyman is. Barron schijnt er nauwelijks in te geloven. Hij moet daar staan, maar ik weet vrijwel zeker dat hij er geen bal aan vindt. Ik heb hem al een paar keer zien vechten tegen de slaap.
Zijn oudere broers en zussen spelen met verve de rol van glamour family. Barron, ook al is hij pas tien, kijkt emotieloos, enigszins verveeld toe. Zie ik hem zelfs met enige afkeer naar de man kijken die hij vader moet noemen? Je zult maar zo’n bal als vader hebben. Arme jongen. Of is mijn wens de vader van de gedachte?
Ik ben erg benieuwd naar de autobiografie die hij over veertig of vijftig jaar zal schrijven. Zo jammer dat ik die niet kan lezen. Ik zou zo graag willen weten hoe hij terugkijkt op dit plastic circus, vooral omdat hij zo totaal ongeïnteresseerd lijkt.
Er zijn drie mogelijkheden. Eerste mogelijkheid. Zijn ongeïnteresseerdheid is het begin van het cynisme waarmee zijn vader zo is behept. En wordt hij, net als zijn vader, geen mens maar een karakter, een vleesgeworden creatie van zijn eigen ideaalbeeld.
Tweede mogelijkheid is dat Barron over zes, zeven jaar zich in zijn puberteit bevrijdt van dit gezelschap en zijn eigen totaal eigenwijze weg gaat.
Derde mogelijkheid is dat Barron gewoon een verwend jongetje wordt, totaal blasé en verdrinkt in de rijkdom die hem ten deel zal vallen. Met dezelfde onverschilligheid waarmee hij op het podium staat zal hij zijn leven leiden.
Troosteten
Zaterdag 21 januari, Lhee
Het kan best zijn dat we na de inauguratie van Trump in een andere wereld leven. Ik heb er tot nu toe gelukkig weinig van gemerkt. Ik heb wel gemerkt dat het goed gaat met Nederland. Zeer goed.
Wyb en ik besloten vorige week de vrijdagmiddag, de nacht en de zaterdag naar Amsterdam te gaan. Doelen: een fototentoonstelling, een avond troosteten, onze vriend Vincent van Gogh weer eens opzoeken en daarna met Anne lunchen om de vakantie naar Thailand te bespreken.
Al onze doelen zijn verwezenlijkt. Al was het ene doel makkelijker te bereiken dan het andere. Fototentoonstelling in het Foam, geen probleem. Al viel de tentoonstelling erg tegen. Ik hou niet van geënsceneerde foto’s met een hoog conceptueel karakter.
Onze vriend Vincent ontving ons weer met open armen. Als gast was er een vriend van Van Gogh aanwezig: een speciale tentoonstelling met werk van Daubigny. Prachtig. De man had een varend atelier waarmee hij op het water schilderde. Hij wordt dan ook de schilder van oevers genoemd. Als ik kon schilderen zou ik ook een varend atelier willen hebben.
Met Anne nog eens haar angst voor spinnen doorgenomen en haar reisroute door Thailand. Check. Doel gehaald. Anders lag het de avond daarvoor met dat troosteten. In Amsterdam zijn tientallen, misschien wel honderden restaurants. Laat ze nou allemaal vol zitten. Ik denk dat Wyb wel twintig restaurants belde om te reserveren. Het vaste antwoord: ‘Sorry, we zitten al vol, volgende keer beter.’
We geloofden onze oren niet. Het kan toch niet waar zijn dat in al die restaurants geen plek meer is? Ja, dus. Ik moet toegeven dat we echt goed wilden eten. Troosteten betekent bij ons dat we ons culinair willen laten gaan, dus we belden niet de eerste beste Thai op de Zeedijk. Maar alles daar omheen hebben we wel gebeld. ‘Sorry, we zitten al vol, volgende keer beter.’
Gelukkig hadden we het getroffen met ons hotel waar we nog niet eerder hadden geslapen. Er was een lekker diep bad waarin je met z’n tweeën kon zitten. Ik heb al zo vaak gezegd: als je een bad koopt, altijd zorgen dat de stop, de kraan en de noodafvoer in de lengterichting zijn aangebracht. Je kunt merken dat de meeste badontwerpers zelf nooit met z’n tweeën in bad gaan. IJzerheinig zorgen ze ervoor dat er één dwarszijde is waar je kunt zitten, de andere kant verpesten ze met een stop en een kraan.
In bad checkte Wyb nog eens of we restaurants hadden overgeslagen. Of ik Gin Neo kende. Nooit van gehoord. De reviews over het restaurant verschilden enorm, de een was laaiend, de ander negatief. Omdat we geen keuze hadden en het experiment niet schuwden, reserveerden we.
Wat een mazzel dat er in die andere restaurants geen plaats was. Zelden hebben we zo goed gegeten. De jonge kok kookte zich meteen in onze top drie. We proefden smaken die we nooit eerder proefden. Wat een verrassing. De kok van Gin Neo, tevens eigenaar, weet hoe je mensen gelukkig kunt maken. Die slechte reviews begrijp ik trouwens wel. Als je een schnitzel verwacht, of een lekkere stamppot, zit je hier echt verkeerd.
Nog diezelfde avond belde ik Anne om te zeggen dat we de culinaire hemel hadden ontdekt. Anne is namelijk ook altijd op zoek naar culinaire hemels.
‘Waar hebben jullie dan gegeten?’
‘Bij Gin Neo, absolute aanrader.’
‘Geer, daar heb ik al twee keer gegeten en ik heb je al diverse keren gezegd dat je daar zeker moet gaan eten.’
‘O.’
‘Jij zei dat je er nog nooit van gehoord,’ zei Wyb.
‘Ja, sorry, gewoon vergeten dus.’
Anne: ‘Je luistert dus blijkbaar niet naar wat ik je vertel.’
Vrouwen.
Eind goed, al goed. Gelukkig hebben Gin Neo dus toch ontdekt.
Het gaat dus economisch goed met Nederland, dat kan niet anders als er zo massaal buiten de deur wordt gegeten. Maar nog belangrijker is dat het kwalitatief goed gaat. Een gezegend land waar zulke goede koks koken.
Tentoonstelling
Woensdag 18 januari, Lhee
Ik kwam gisteren uit Rotterdam in Hoogeveen aan en kwam in een andere wereld. In tegenstelling tot Rotterdam lag hier sneeuw en gaf rijp op de takken bomen een sprookjesachtig aanzien. Vanochtend met Wyb naar het Dwingelderveld gewandeld. We wonen hier nu bijna drie jaar. Per jaargetijde zien we het karakter van het bos en het heideveld veranderen. Ik durf wel te beweren dat ik het bos en de heide nog nooit zo mooi heb gezien. Vandaar een mini-fototentoonstelling.
Baron
Dinsdag 17 januari, Lhee
Als blogger mag je het nooit over het bloggen zelf hebben, vind ik. Is altijd een zwaktebod. Als een blogger het over bloggen schrijft, weet je dat hij geen inspiratie heeft. Een paar jaar geleden nam ik me voor dan ook nooit over het bloggen zelf te bloggen. Daarom is dit blog per definitie een slecht blog.
Vandaag schrijf ik over bloggen omdat ik wel moet. Ik heb de laatste tijd gewoon geen inspiratie meer. Ik heb het idee dat ik alles zo’n beetje heb gezegd. Ik begin me zelf een beetje te vervelen. Zo nu en dan maak ik me boos en kan ik er een blogje uitpersen. Meestal heb ik er eigenlijk geen zin in.
Neem vandaag. Ik heb echt verdomd hard gewerkt. Ik heb in mijn leven veel moeilijke klussen gedaan, maar dit is echt een lastige. Waarom ik hem lastig vind, ga ik niet vertellen, want ik heb de goede gewoonte (vind ik zelf) om niet over mijn werk in details te treden. Vind ik gewoon niet kies.
Maar goed. Hard gewerkt. Daarna een tamelijk lange reis in de trein. Ik stap uit in Hoogeveen en kom in een andere wereld terecht. Hoogeveen ziet eruit als een soort Siberië. In Rotterdam was geen sneeuw te bekennen, hier in Drenthe is alles wit.
Best een shock als je op een dag van de ene in een andere wereld stapt. Rij ik rustig naar huis kom ik in de wereld van Gijs. Die de hele dag rustig op zijn eilandje in de kamer ligt te reflecteren.
Het begrip eilandje moet ik misschien even toelichten. Een paar maanden geleden liet Wyb toevallig midden in de kamer haar shawl vallen. Ze raapte hem niet meteen op. Sindsdien ligt Gijs midden op het vloerkleed op die shawl, door ons zijn eiland genoemd.
Goed. Ben ik thuis. Een wodka. Bank. Televisie. Franse kaas. Wyb. Rust. Stilte. Jinek. Ja, pak jezelf dan maar eens beet om jezelf achter een laptop te zetten om nog een blogje Dossiermoddergat te schrijven. Dan is toch echt de kwaliteit van een Baron von Münchausen vereist die zichzelf aan zijn haren uit een moeras trok.
Ik wil ook niet stoppen met bloggen. Dat heb ik wel eens eerder gezegd en een paar dagen daarna had ik er al spijt van. Iedereen die een plicht heeft te vervullen zit er wel eens doorheen. Dus ik ga gewoon lekker door en hoop dat ik die dip snel achter me kan laten.
Ik heb wel alvast een escapeje gecreëerd. Samen met mijn Nicht uit Frankrijk (Nicht deed het daadwerkelijk werk) heb ik een nieuwe site in het leven geroepen: www.gerardtonen.com. Wie zin heeft, kan even kijken en ziet dan dat het een pure fotosite is.
Voor mij is het nu niet ondenkbaar dat ik over een tijdje het moddergat het moddergat laat en alleen nog foto’s ga maken. Momenteel vind ik dat ik genoeg woorden heb geproduceerd. De woorden hangen dezer dagen als uitgewrongen dweilen op de waslijn te drogen.
De lezer is weer op de hoogte van mijn huidige gemoedstoestand. Het is dat Dossiermoddergat zo goed betaalt, anders was ik natuurlijk al lang gestopt.
Moddermicroben
Zondag 15 januari, Lhee
Ik lees in de Volkskrant een interview met de Amerikaanse schrijfster Arlene Heyman. Ze schrijft al haar hele leven maar is pas onlangs op 73-jarige leeftijd met een verhalenbundel gedebuteerd . De titel van het boek luidt Grote Boze Sex. Saillant detail, als jonge studente heeft ze les gehad van Bernard Malamud, met wie ze vervolgens een relatie kreeg.
In het interview kom ik de volgende passage tegen: ‘Ik geloof net als Freud dat veel van wat wij doen gestuurd wordt door het onderbewuste. Dat onderbewuste is altijd bij ons, alleen weten we dat niet, we waden door de modder en hebben geen idee waar we mee bezig zijn. Als je echt wilt begrijpen wat er diep vanbinnen met je aan de hand is, dan is psychoanalyse nog altijd nuttig.’
Ik ben opnieuw tevreden met de titel van dit blog: Dossiermoddergat. De meeste lezers associëren het natuurlijk met het plaatsje Moddergat, waar inderdaad het hoofdkantoor van dit blog staat. Toch was de naam van het dorpje niet alleen de reden waarom ik dit blog zijn titel gaf. De naam heeft voor mij ook altijd de associatie met het geklungel van de diersoort mens. Het moddert maar wat aan. Eigenlijk is de wereld één groot moddergat.
Op zich is het ook niet zo gek dat de wereld een moddergat is. Donderdag lees ik in de Volkskrant onder de kop ‘Gevonden: oervader van uw cellen’ het volgende bericht.
Even terzijde. Je kunt je toch niet voorstellen dat mensen onder de vijfendertig vrijwel geen kranten meer lezen. Als ik geen krant las, zou ik zoveel dommer zijn, zoveel minder weten. Natuurlijk snaait die jonge generatie het nieuws van internet. Maar daar vinden ze vooral wat ze zelf zoeken. Een artikel waar ik nu uit citeer, komen ze echt niet zomaar op internet tegen.
‘In de bubbelende vulkaanpoeltjes van Yellowstone Park en de stinkende modder diep onder de zeebodem leeft een geheimzinnige familie microben waarvan alle planten, dieren en mensen afstammen. De onzichtbare kleine wezentjes vormen het levende bewijs dat we geen apart ‘domein’ van leven vormen, maar dat we gewoon zijn gemaakt van opgevoerde moddermicroben, schrijft microbioloog Thijs Ettema van de Universiteit van Uppsala in Nature.’ Daarna volgt een exposé hoe het mogelijk is dat deze moddermicroben zich tot complexere wezens evalueerden.
Zo krijgt de oorzaak van ons bestaan opeens een verrassend gezicht. Tot nu toe geloofde de mensheid dat een of andere god daarvoor verantwoordelijk was. Die god had een lange baard en woonde in de hemel. Gezeten op een troon bestierde hij de aarde. Soms moest hij zelfs zijn zoon naar de aardkloot sturen om orde op zaken te stellen. Niks dus. Al zal geen gelovige het geloof afzweren nu de wetenschap erachter is gekomen dat het wat anders in elkaar zit. Het zou voor hem ook een te grote schok zijn dat god helemaal geen man met een lange baard is maar een uiterst nietig creatuur dat door de modder kruipt.
God heeft de mens naar zijn evenbeeld geschapen, dat vond ik altijd een curieus standpunt van het christelijk geloof. Die bewering zorgde er ook voor dat ik al snel begon te twijfelen aan het bestaan van die god. Als wij zijn evenbeeld zijn, dan kon ik van die god geen hoge pet op hebben.
Nu wetenschappelijk vaststaat dat we uit de modder komen, begrijp ik die uitspraak wel. Het was natuurlijk een metafoor: god was de personifiëring van de schepping, de schepping begon in de modder. Eigenlijk is god dus een moddermicroben.
Belvédère
Zaterdag 14 januari, Lhee
Belvédère
Mijn vader en ik zijn hier langs gegaan.
Mijn zoon ziet nu het wapperen van de vaan.
Dadelijk komen zij die niemand nu nog kent.
Och, alleen de toren zal hier blijven staan.
1e klas
Vrijdag 13 januari, Lhee
Het liefst reis ik tweede klas, daar is het meeste te zien. De prijs is natuurlijk ook een argument. Als ik ’s ochtends naar Rotterdam rij, kan ik geen gebruikmaken van mijn kortingskaart. Dan kost een enkeltje in de tweede klas €24,50. In de eerste klas betaal ik €41,70. Een verschil om rekening mee te houden, vind ik.
Vroeger, toen ik alles nog kon declareren, reed ik altijd eerste klas. De belastingbetaler betaalde, al had hij er geen weet van en ik dacht daar verder niet over na. Kom ik nog op terug. Sinds de reiskosten uit mijn eigen zak moeten, reis ik tweede klas. Het gaat gelukkig niet ten koste van het plezier, want mijn plezier in reizen is toch voornamelijk gebaseerd op het bekijken van mensen en landschappen.
Het feit is dat ik de laatste tijd steeds harder moet werken daar in Rotterdam. Heb ik vaker gemerkt, hoe langer je ergens zit, hoe harder je gaat werken. Ik zal vast iets fout doen. ‘Och, het voordeel van met de trein reizen is dat je lekker door kunt werken,’ hoor ik mezelf vaak zeggen. Klopt niet. Op de een of andere manier komt er toch weinig uit mijn handen in zo’n trein.
Vorige week wist ik opeens hoe het kwam. In die tweede klas is gewoon te veel afleiding. Er zijn een paar plagen die, als ik niet hoef te werken, helemaal niet erg vind. Eerste plaag wordt gevormd door scholieren. Deze plaag doet zich vooral ’s ochtends voor. Met honderden tegelijk nemen ze bezit van de coupés.
De ergste plaag wordt gevormd door de aso. De aso sjokt onverschillig de trein binnen, laat zich op de bank vallen, legt zijn voeten op de stoel tegenover hem en zet keihard zijn iPod aan. Soms vind ik het zo jammer dat we niet dezelfde wapenwetten hebben als in Amerika.
De derde plaag wordt gevormd door groepjes vrouwen van middelbare leeftijd die samen op stap gaan. Het is de meest voorkomende plaag. Ik wist niet dat er zoveel vrouwen waren. Zet vrouwen van middelbare leeftijd bij elkaar en ze denken dat ze op schoolreis zijn. Het giechelt, het giert, het praat te hard. Op dat moment neem ik me voor illegaal een wapen te kopen.
Omdat ik deze week echt veel moest doen, besloot ik de plagen achter me te laten en eerste klas te gaan reizen. Ik wist niet wat me overkwam. Het was lang geleden dat ik eerste klas had gereisd en daardoor zag ik het misschien scherper. Ik stapte een andere wereld in.
De tweede en de eerste klas worden gescheiden door slechts twee deuren. Er zit een wereld tussen. De eerste klas is het domein van het oude Nederland. Het stukje trein van blank en hardwerkend Nederland. Eindelijk vind ik de rust terug waarin je zo lekker kunt werken. Maanden niet zoveel gedaan in de trein. Het is trouwen wel een rust die betaald wordt door de belastingbetaler want om mij heen zitten vele ambtenaren die eerste klas rijden omdat ze het kunnen declareren, of van hun werkgever een bedrijfspas meekrijgen. Ze zitten daar dik te doen, maar allemaal op kosten van anderen. De eerste klas is de plek voor de elite waar het volk zo tegen te hoop loopt. De mensen die het land runnen, die hard werken, hun best doen, geen lawaai maken.
Ik ben een paar tientjes armer, maar ik heb een productiviteit die veel meer waard is. Ik hoor geen gedreun van house uit iPods. Er zijn geen kwebbelende vrouwen. Scholieren laten zich al helemaal niet meer zien. Ik ben weer bekeerd. De tweede klas is leuk, als je voor je plezier kunt reizen. Voor mij is een trein een kantoor, een plek waar ik me productief moet maken. Ik weet weer waar ik thuis hoor: in de eerste klas.
Natuur
Zaterdag 7 januari, Lhee
In het sterrenbeeld Zwaan, op 1.850 lichtjaar afstand hier vandaan, bestaat het object KIC9832227 uit twee sterren. De twee draaien in iets minder dan elf uur om elkaar heen. Ondertussen raken ze elkaar continu, zoals, schrijft de Volkskrant, als een echtpaar dat zoenend over de dansvloer walst.
In hun geval neemt het danstempo alsmaar toe. They shoot horses, don’t they? In de afgelopen vijftien jaar is de omwentelingstijd ruim een seconde korter geworden. En die afname gaat sneller en sneller. Als het zo doorgaat, en het gaat zo door, zullen de twee sterren over vijf jaar op explosieve wijze met elkaar versmelten.
De ster wordt tussen de zomer van 2021 en het najaar van 2022 in korte tijd tienduizend keer zo helder. Een paar weken lang straalt de ster voor ons op aarde even fel als de sterren in de Grote Beer. Dit zal slechts enkele weken duren, daarna zal hij voor ons doven. Er is dan een nieuwe ‘versmolten’ ster ontstaan, te zwak om zonder telescoop te zien.
Bijzonder? Nee. In het heelal met zijn miljarden sterren komt zo’n versmelting regelmatig voor. Het enige bijzondere is dat de astronomen dit voor de eerste keer kunnen voorspellen.
Miljarden sterren. Oneindig veel sterrenstelsels. Zwarte gaten. Zonnen die op elkaar botsen en samengaan als waterdruppels op een raam op een regenachtige herfstdag. Bij het lezen van het artikel besefte ik weer de buitengewoon nietige positie die wij in het bolletje lucht hebben dat wij aarde noemen.
De aarde. Wat stelt het voor? De speling van de natuur zorgde ervoor dat wij mensen ons konden ontwikkelen in een luchtbelletje dat binnen afzienbare tijd, in kosmisch perspectief gezien dan, weer zal verdwijnen. Opgebrand, verdamd, bevroren, verdroogd, of hoe ons einde er ook uit zal zien. De astronomen zien het al aankomen en kunnen het beschrijven.
En dan zitten we met z’n allen op dat planeetje. Als drenkelingen op een vlot je op de Grote Stille Oceaan. Je zou hopen dat iedereen onze nietigheid realiseerde en er het beste van ging maken. Is volstrekt niet het geval. In het belangrijkste land van de wereld zit dadelijk een gefortuneerde eigenaar van hotels en golfressorts, bij minderheid tot president gekozen, elke nacht zijn tweets uit te braken.
In Nederland doet de partijleider van de grootste partij, als we de peilingen mogen geloven, niet anders. Met zijn tweets, een soort infuus, druppelt hij het gif in onze samenleving. Gevolg: haat, nijd, wantrouwen, afgunst.
Een paar blogs geleden schreef ik zoiets als ‘als de bruinhemden weer aan de macht komen’. Wyb vindt zulke zinnen helemaal niks. Te somber, te overdreven. Ik weet ook wel dat ze geen bruine hemden zullen dragen, het kwaad kleedt zich altijd perfect naar de laatste dresscode. Bruinhemden of maatpakken, het is zeker dat de rustige, vredige en welvarende periode die wij nu zo’n zeventig jaar in dit land kennen voorbij gaat. De wereld kent namelijk geen rustige, vredige periodes die eeuwig duren. Altijd weer dient de strijd, de oorlog zich aan, zijn mensen bereid andere mensen te doden.
Over vijf jaar voorspellen de astronomen het kosmisch spektakel van het object KIC9832227. De geschiedenis leert ons dat er altijd weer haat wordt gezaaid en dat uit die haat altijd oorlog en massamoord voortkomt. Het zijn de wetten van de natuur. Onze natuur.
Zwaar te moede
Vrijdag 6 januari, Lhee
Vandaag moet ik een blog schrijven over de woorden zwaar te moede. Ik zeg moet omdat ik niet anders kan, de drie woorden zeuren al de hele dag door mijn hoofd. Op de eerste plaats omdat ik het rare woorden vind ‘zwaar te moede’. Wie gebruikt ze nog? Zou er nog iemand zijn die zegt, ik voel mij zwaar te moede? Ik denk het niet. Op de tweede plaats omdat ik me zo voel: zwaar te moede.
Nou weet ik eerlijk gezegd niet precies wat het betekent. Ik denk dat ik het weet, maar de combinatie van woorden klinkt me ook vreemd in de oren. Hoe vaker je het zegt, hoe vreemder het klinkt. Als betekenis van het woord moede zie ik op internet de volgende verklaringen staan: 1)Afgemat 2)Afgetobd 3)Beu 4)Beu van 6)Mat 7)Moe 8)Slee 9)Uitgeput 10)Vermoeid. Prima woorden om mijn stemming de laatste dagen weer te geven. Mat, moe en dan ook nog zwaar mat en moe.
Het komt door een griep die niet door wil breken. Al een week moet ik verschrikkelijk hoesten en zit mijn hoofd vol snot dat er niet uitkomt. Het zeurt en dreint. Ik heb geen koorts, dus doe gewoon mijn werk. Maar dat werk kan ik alleen doen als ik me voortsleep.
’s Ochtends opstaan lukt me met heel veel moeite. Mijn lijf zegt dat ik gewoon moet blijven liggen. Rationeel weet ik dat ik geen enkele moeite met opstaan heb, dus waarom nu wel? Hup, zeg ik tegen het lijf, eruit. Krakend en hoestend sta ik op.
Gisteren moest ik naar Rotterdam. De reis heb ik vooral gebruikt om in mijn stoel te hangen en naar buiten te kijken, gedachteloos raasde het landschap voorbij. Eenmaal in Rotterdam heb ik mijn best gedaan. Echt. Wat was ik blij dat ik terug kon. Weer lekker in de stoel hangen, daarna op de bank in slaap vallen. Mijn ledematen zijn zoveel zwaarder dan anders.
Het enige wat ik kan doen, is wachten tot de hoest voorbij is en het snot uit mijn kop. Ik hoop dat het snel gebeurt. Zo zwaar te moede zijn vind ik maar niks. Alleen al de klank van de woorden: zwaar te moede. Door het uitspreken van die woorden ga je moe en uitgeput in een stoel hangen.
Komt bij dat Wyb ook al zwaar te moede is. Ook zij wordt geteisterd door een zwaar hoofd en onbestemde pijntjes. Het zit ons niet mee, kun je gerust stellen. De zwaartekracht claimt ons meer dan anders. De lichtvoetigheid is uit ons lijf gezogen. Een iemand die zwaar te moede is, dat kan nog wel. Twee mensen die zwaar te moede zijn is heel erg zwaar te moede.
Terwijl ik dit schrijf is Wyb al diep weggezakt in haar zwaar te moede. Ze ligt op de bank in diepe rust. Ik kijk naar het aantal woorden dat ik heb geschreven. 486. Genoeg. Dan vind ik het voor mezelf te verantwoorden om te stoppen. Iemand die zwaar te moede is, is echt niet in de stemming om eens een lekker blog te schrijven. O, de teller staat nu op 522. Nu mag ik echt stoppen en mij eindelijk laten wegzakken in mijn eigen zwaar te moede.
Onzichtbaar
Woensdag 4 januari, Lhee
Een van mijn mislukte projecten afgelopen jaar was een interviewboek met vroegere klasgenoten van de zesde klas lagere school. De reden dat het mislukte: de helft was onvindbaar. Ik verkeerde in de naïeve veronderstelling dat vrijwel iedereen op internet was te vinden. Mis. De helft van mijn generatiegenoten bestaat niet op internet, bleek.
Een deel van de mensen die ik vond hielp mee met zoeken. Maar ook deze geïntensiveerde zoektocht leverde niets op. Mijn zoektocht leverde helaas wel het trieste nieuws op dat een meisje dat bij mij in de straat woonde, en waar ik zo nu en dan hevig op verliefd was, in 2015 is gestorven. Ik neem niet aan dat de overigen ook zijn gestorven en daarom niet te vinden. Ik ga er vanuit dat ze gewoon nog helemaal geen sporen op het Wereld Wijde Web hebben achtergelaten. Ik denk dat mijn generatie de laatste is waarvan de helft aan het internet kon ontsnappen.
Met oud en nieuw ontmoette ik Ton weer. Ton is voor een klein deel van het jaar brugwachter, daarnaast reist hij met zijn vrouw Anna de wereld over. Pratende over mijn mislukte project vertelde hij me dat hij zelf ook niet actief is op social media. Hij leest mijn blog, zoekt op internet naar informatie, maar van Facebook of Instagram moet hij niets hebben.
Terwijl hij naast me zit probeer ik hem te googlen. Inderdaad. Zoekresultaat: 0. Zijn naam komt niet op internet voor. We zitten naast elkaar, toch is een grotere tegenstelling niet mogelijk. Als ik mijn naam intik, krijg ik 552.000 resultaten. Ik heb mijn privacy, de lezer van dit blog weet dat maar al te goed, volledig opgegeven. Tik mijn naam en mijn doopceel is gelicht.
Ton heeft zich één keer moeten aanmelden bij Twitter omdat het de enige mogelijkheid was om op een van zijn reizen met een vliegtuigmaatschappij te communiceren. Toen die communicatie ten einde was, heeft hij de account meteen gewist. Dat heeft hij blijkbaar snel gedaan, want ook dat account kom ik op mijn zoektocht op google niet tegen.
Ik zelf begrijp eigenlijk niet waarom mijn generatiegenoten zo huiverig voor social media zijn. Sommigen die ik spreek zijn er trots op dat ze niet vindbaar zijn en er nooit wat mee doen. Ze presenteren het als een kwaliteit. Is het dat ook? Zou best kunnen. Ik sluit niet uit dat, als de bruinhemden aan de macht komen, het ontzettend fijn is als je zo min mogelijk traceerbaar bent. In de meeste landen in de wereld is bloggen een gevaarlijke bezigheid. Menig blogger is vermoord of heeft door gelovige landgenoten (god is liefde) zweepslagen ontvangen.
Ton vertrouwt me even later wel toe dat Facebook misschien best wel handig is. Hij kan nu niet met mensen communiceren waar hij best mee zou willen communiceren. Uit de manier waarop hij het zegt, maak ik op dat het niet uitgesloten is dat hij binnenkort een account aanmaakt. Of is de weerstand toch te groot? Ik ben benieuwd of ik hem op Facebook kan volgen als ik hem volgend jaar weer ontmoet.
Ik weet zeker dat bij de generatie van Anne (29 jaar) een uiterst kleine minderheid niet op internet is te vinden. De terughoudendheid van mijn generatie staat in schril contrast met de totale overgave van haar generatie. Ik denk dat met mijn generatie de laatste onzichtbare mensen op internet verdwijnen. Het netwerk ontrolt zich over onze samenleving in nooit eerder vertoonde snelheid en totaliteit. Ik geniet er mateloos van.
Oog om oog
Dinsdag 3 januari, Lhee/Nijmegen
Vandaag geen blog van mezelf. Ik schenk de ruimte aan mijn bloggende oom die vandaag een blog schreef dat me ontroerde. Als je meer blogs van mijn oom wilt lezen: www.roelofs.eu. De volgende woorden zijn van Jan.
In onze familie waart al sinds jaar en dag een vreemd gebruik rond. Een gebruik dat nu nog steeds levend wordt gehouden door mijn bloggende neef en mij zelf. Neef heeft er zelfs een rubriek op zijn website (www.dossier-moddergat.nl) aan gewijd. Oog om oog. Wij hebben de rare gewoonte om wat ook maar enigszins mogelijk in onze oogkas te klemmen. Die tic is ooit ontstaan op de toen nog rumoerige verjaardagsfeestjes, aanleiding voor de nodige hilariteit, toen iedereen nog een borrelglaasje probeerde vast te zetten, het liefst twee in iedere kas een. Zelfs werd er geprobeerd om gevulde eieren vast te klemmen. Ging minder, maar een vierkant toastje met boursin kon op ieders bewondering rekenen. Maar de familie stierf langzamerhand uit, de feestjes werden minder rumoerig en het oogklemmen werd een hobby van mij en mijn neef. En ik moet zeggen dat wij daar een hoge graad van perfectie in hebben bereikt. Ik verwijs weer kortheidshalve naar de overigens ook om andere redenen zeer de moeite van het bekijken waard zijnde website van mijn neef. Daar prijken nu tientallen foto’s van hem en van mij op. Vanochtend stuurde ik hem de laatste aanwinst, een foto van mij, met haast onzichtbaar de doorzichtige dekseltjes van peper- en zoutvaatjes onder de titel ‘less is more’.
Nu zou je kunnen denken dat in die uitstervende familie van mij dit fenomeen niet voor de eeuwigheid is. Alles gaat tenslotte voorbij. Maar kort geleden verschijn er in neefs ogenrubriek een foto van zijn kleindochter die naast twee theelepeltjes, een in iedere oogkas ook nog een derde lepeltje aan haar neus hing. Het is een geruststellende gedachte dat dit toch wat opzienbarende familiegebruik voor de toekomst geborgd lijkt te zijn. De kleindochter en ik schelen ruim 60 jaar en het doet mij goed te weten dat in 2077 er waarschijnlijk nog iemand zal zijn die kan vertellen dat haar grootvader en diens oom, net als zij, voorwerpen in hun oogkassen konden klemmen.
Jan Th.A.E. Roelofs
Oog om oog
Less is more.
Stof
Dinsdag 3 januari, Lhee
Stof
Onherbergzaam? Zie het massief van Zwitserland.
Op het hoogste punt is trots een vlag geplant.
Maar weet dat wind en water bergen breken:
rotsblokken, stenen, grint, ten slotte zand…
Alle rechten voorbehouden © Gerard Tonen 2017