Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2017, april

Geschiedenis

Maandag 1 mei, Lhee

 

 

 

 

De lengte van de geschiedenis

De lengte van de geschiedenis bepaalt niet het verdriet. Een woord;
Een vlek; een dood; het schuifelen van voeten over de stenen vloer:
Dat. Het verdwijnt boven ons hoofd. Het wiegt en wentelt en grijpt

Niets -vergeefs baltsen met wat blijven zou. Een stoet van mensen verwaait
Voor en achter ons als een vlucht voorbij. Buig, want wat nooit kwam, komt
Ineens. Boven ons hoofd zwaait elk moment: de lengte van de geschiedenis.

Wet

Zondag 23 april, Lhee

 

 

 

Onder onze steden liggen andere steden.
De tijd trekt alle dingen naar beneden.
Botten, scherven, resten woorden, het lijkt een wet:
onze toekomst wordt gestaag een lang verleden.

Ballast

Zondag 23 april, Lhee

 

Vroeger had ik een kamer vol boeken. In die kamer stonden ook nog eens twee archiefkasten met herinneringen, administratie, ideeën, dingen die ik had geschreven. Als je een archiefkast koopt, denk je dat die voor de eeuwigheid is. Mijn archiefkasten hebben het nog geen leven lang volgehouden.

Een kast staat achter in de schuur. Leeg. Klaar voor wie hem op wil halen. De ander is ooit weggegeven. De inhoud ligt her en der verspreid over het land in vuilcontainers. De boeken zijn inmiddels ook gereduceerd. Waarom zou je een boek bewaren als je het toch niet herleest? Bovendien: het voelde meer en meer als ballast. De afgelopen jaren heb ik me daar systematisch van ontdaan. Ik denk nu dat we zonder problemen in ons buitengewoon kleine huisje in Moddergat kunnen gaan wonen. Ruimte genoeg.

Minder ballast betekent niet minder zorgen. Er is namelijk iets anders voor in de plaats gekomen. Mijn herinneringen, administratie, ideeën en dingen die ik heb geschreven en allemaal meer van die onzin zitten nu op een harde schijf. 30 m3 gereduceerd tot een schijfje. Die 30 m3 kan ik nu in mijn tas stoppen. Mijn hele hebben en houden.

Ik heb wel eens geschreven dat als mijn computer wordt gestolen ook mijn leven is gestolen. Er zitten tienduizenden foto’s in. Tienduizenden documenten. Nou moet gezegd dat die uitspraak niet helemaal meer klopt. Als mijn computer wordt gestolen, wat god moge verhoeden, dan is er niet zoveel aan de hand. Mijn leven zit namelijk niet meer op die computer. Mijn leven zit op een ultramoderne print verpakt in een ultralicht metalen omhulseltje. Het alles weegt 10, 20 gram schat ik. Het is de harde schijf van de toekomst, shockproof, razendsnel.

Nou weet ik dat backups maken van het grootste belang is. Ooit schreef ik een paar hoofdstukken van een kinderboek. Nadat mijn kinderen op de computer hadden gespeeld waren de hoofdstukken verdwenen. Kleine rampen. Het crashen van een schijf: grote ramp.

De afgelopen tijd ben ik vooral druk geweest met het veilig stellen van mijn leven. Ik kocht een enorme externe harde schijf waarvan de verkoper zei dat het toch onvoorstelbaar is dat ze worden gemaakt. Het ding bleek echter zo langzaam om mijn leven te kopiëren dat ik zocht naar een alternatief. Zo kwam ik bij mijn ultralichte print. In plaats van 3 uur wordt mijn leven nu gekopieerd in een half uur. Niet naar die enorme extra schijf maar naar een ander ultralichte print. Veiligheid en zekerheid mogen wat kosten.

Gisteren hartstilstand gekregen omdat een van die schijven niets meer deed. Huplaké, voor de zoveelste keer naar mijn computerwinkel waar de verkopers nog liefhebbers zijn. Even doormeten, formatteren, klaar is Kees. Neemt niet weg dat ik met al die snelheid, samengebalde data en cloudbestanden soms heftig terugverlang naar mijn archiefkasten. Maar ja, zeul die maar eens mee op je rug door het hele land.

Pak

Vrijdag 21 april, Lhee

 

Ik stap om kwart voor zeven in de trein op het station van Hoogeveen. De trein rijdt me in twee uur en tien minuten naar Rotterdam. Zodoende ben ik, die bijna 150 kilometer van Rotterdam woon, toch vaak een van de eerste op mijn werk.

Een van mijn liefhebberijen als ik in de trein zit is naar buiten kijken. Met enig leedwezen spot ik files. Geen idee waarom zoveel mensen in de auto stappen. Als ik dezelfde route met auto zou afleggen, kwam ik vermoedelijk pas om elf uur met maagzweer aan.

Leve de trein. Ook al kun je wel een overdosis hebben. Tegen vijf uur neem ik niet de trein naar Hoogeveen maar naar Amsterdam. Wyb en ik hebben er ’s avonds een etentje met een vriendin. In iets langer dan een half uur rij ik met een speciale trein van CS Rotterdam naar CS Amsterdam. Allerlei moraalridders klagen dat vloggers en bloggers reclame in hun werk stoppen. Voor de duidelijkheid: deze lofzang op de trein komt helaas uit mijzelf voort. Jammer genoeg is hij niet betaald.

Laat op de avond rijden Wyb en ik samen per trein terug naar Meppel. Dit mag toch wel een rondje Nederland heten. In onze coupé zit een man met een pak. Een pak met een das. Een onberispelijk pak.
Ik voel altijd mededogen met een man in een pak. Wie een pak draagt lijdt onder ernstige afhankelijkheid. Een pak is je ik verstoppen, een pak is het symbool van conformeren.

Ik heb ook tijden een pak gedragen. Met stropdas. Het symbool van onvrijheid. Een stropdas, het meest zinloze kledingstuk ooit sinds we hem niet meer gebruiken om onze neus in te snuiten. Ik droeg mijn pak met stropdas van mijn dertigste tot mijn vijfenveertigste. Het was de periode in mijn leven dat ik het minste vrij was. Ik maakte carrière, zei men.

De man zit er onwennig mee in de trein. Ik reis nu al maanden in de trein en zelfs in de 1e klas is zo’n onberispelijk pak met stropdas een zeldzaamheid. Mannen met zulke pakken mijden de trein. Vermoedelijk zijn zij het die in de files staan waar ik met een vaart van 130 langs rij.

Nog niet zo lang geleden zag ik een foto van onze fractieleiders die nu een kabinet proberen te formeren. Allen hadden ze hetzelfde onberispelijke blauwe pak aan. Totaal afhankelijk van elkaar. Met hun pak tonen ze hun wederzijdse afhankelijkheid.

De man in onze coupé heeft vast een goede dag gehad. Het pak heeft zijn nut gehad. De deal is gesloten, de target gehaald.
Eenmaal thuis is het eerste wat hij doet zijn pak uittrekken. ‘Ah, heerlijk, eindelijk thuis,’ zal hij tegen zijn vrouw zeggen.

Vleugel

Vrijdag 14 april, Lhee

 

Volgend jaar doen Wyb en ik een project samen. Eigenlijk heb ik het project al gedaan. In juni 2018 bestaat Ogterop 150 jaar en daar heb ik een monoloog voor geschreven. In die monoloog brengen we mevrouw Ogterop weer tot leven, de vrouw die 150 jaar geleden in haar herberg een schouwburgzaal liet bouwen. Voor de seizoensbrochure, waar Wyb op het ogenblik druk mee bezig is, is een foto nodig voor deze voorstelling die zes keer in de kleine zaal staat.

Daarom rijden we vandaag naar Arnhem waar de actrice woont die mevrouw Ogterop gaat spelen. Voordat we naar haar toe gaan, lunchen we in het stadspaviljoen in park Sonsbeek. Het is meer dan zomaar lunchen, het is het ophalen van het verleden.
Het had niet veel gescheeld of we waren buren geweest van dit prachtige pand in het mooiste park van Nederland. Toen we uit Leeuwarden moesten weg vluchten, vonden we een huis op de Apeldoornseweg, de straat die langs Sonsbeek loopt. Uitzicht op Sonsbeek, uitzicht op het hertenkamp, groot huis, wat wil je nog meer.

Enig nadeel: het was een bovenhuis. Ik heb ooit in een benedenhuis gewoond en sindsdien heb ik een gefundeerd wantrouwen tegen boven- en benedenhuizen. Mensen kunnen elkaar nogal tot last zijn. Bij onze zoveelste bezichtiging hoorde we dat de benedenbuurman een pianist was.
Geen probleem, de makelaar zou wel een sessie beleggen met de benedenbuurman. Wij mochten dan in ons mogelijk nieuwe huis gaan zitten, de benedenbuurman zou op zijn vleugel spelen.

Een weekje later was het zover. Wij zaten in onze nieuwe kamer en bewonderde het uitzicht. We konden tussen de bomen door zelfs de Betuwe zien liggen. De buurman begon te spelen. Waar deed hij dat? In zijn huis of in ons huis? Het maakte geen verschil.

Na de sessie dronken we nog een kopje koffie samen. Hoe lang speelde de buurman op een dag? Twee tot drie uur, hij was tenslotte beroepsmuzikant. Twee tot drie uur pianomuziek, ik moest er niet aan denken. Dag uitzicht. Dag Sonsbeek. De makelaar was teleurgesteld. Wij ook. Zorg ervoor dat je nooit een beroepsmuzikant als benedenbuurman krijgt, een van de weinige principes die ik nog koester.

Uitzicht

Zondag 17 april, Moddergat

 

In Moddergat hebben we een uitzicht dat nogal verandert. Tenminste, ons achteruitzicht. Voor is het uitzicht constant en zal niet veranderen. Daar staat een grote dijk ons tegen het grote water te beschermen. Een verdedigingslinie waardoor Nederland Nederland blijft.

Achter kijken we twee, drie kilometer ver weg op Oosternijkerk. In die kilometers verandert er nog wel eens iets. Zo verschijnt er regelmatig halverwege een boortoren. Dat smerige ding blijft drie maanden staan en trekt zich dan weer terug. We zien hem niet opbouwen en niet afbreken. Het ding lijkt een eigen leven te leiden.
De boortoren is onderdeel van een boorput van de NAM die ervoor zorgt dat er in Friesland ook aardbevingsellende zal komen. Ons huis wordt gemonitord door een bedrijf dat door de NAM wordt betaald. Alle reden om er geen vertrouwen in te hebben.

Tussen ons huis en de boorput, waar we niets van zien omdat er een dijkje omheen is gelegd, ligt het weiland achter ons huis. Ook het weiland verandert regelmatig van karakter, al moet gezegd dat het nu al jaren hetzelfde is.
Sinds vier, vijf jaar graast er een kudde koeien, de gelukkigste koeien van Nederland.
Ze hebben geen andere functie dan te grazen en hebben daarvoor een paar weilanden ter beschikking. Kalfjes blijven hier jaren bij hun moeder. Voor ons een genot om naar te kijken. Gisteren zagen we nog een kalfje een toom kippen opjagen. De kalfjes vinden ons trouwens erg leuk. Minutenlang staren naar ons gedoe in de huiskamer. Opdringeriger buren kun je je niet voorstellen.

Zoals de dijk ons huis voor verdedigt, zo moeten we een verdedigingslinie oprichten tegen de koeien. We kennen koeien vooral gevangen in megastallen, in ons weiland zie je koeien zoals ze werkelijk zijn en dan zie je dat ze nieuwsgierig en ondernemend zijn.
Eerst hadden we een laag hekje om ons achtertuintje staan. Geen probleem voor een koe. Een koe kan best over hoge hindernissen stappen, weten wij nu. Toen zetten we een heg om de tuin. Aten ze de heg op. Vervolgens zetten we een steviger hek om de tuin en afgelopen winter hebben ze het samen met de wind vakkundig gesloopt.

Tijd voor een nieuw verdedigingsmiddel. Het is een meidoornhaag geworden. Het schijnt dat koeien meidoorn niet eten door de doornen die er aan zitten. Ik moet het nog zien. Onze tuinleverancier had, zo adviseerde hij ons, nog wel een probaat middel tegen koeien. Eerst plaatste hij stevige palen, daar tegenaan zette hij dan een ijzeren raster en daarachter kwam dan de meidoornhaag. Hij liet ons een voorbeeld zien. Zag er goed uit.

Twee weken geleden heeft hij de nieuwe verdedigingslinie geplaatst. Eergisteren zagen we hem voor het eerst. Wat blijkt: hij heeft aan de kant van de koeien de meidoornhaag geplaatst en daarachter het ijzeren raster. Dat zou toch echt andersom zijn. De koeien hebben nu alweer zitten knabbelen aan de meidoorn, daarvoor zijn het koeien. Altijd in voor nieuwe ervaringen.

Aankomende week zal hij het hek herstellen. Hopelijk staat de heg dan als een dijk en wordt ons huis dan inderdaad een onneembare vesting voor koeien. Verder geen kwaad woord over onze koeien. Ik heb ze vele malen liever dan dat lelijke maïs, vijand van elk uitzicht, of die saaie pootaardappelen.

Privé-ruimte

Zaterdag 15 april, Moddergat

 

Een mens heeft een gezicht en een bepaald gedrag en een ander heeft daar, zo blijkt uit onderzoek, al vaak na een paar seconden een oordeel over.

Klopt dat oordeel ook? Ik denk het niet. Achter een gezicht en gedrag heeft elk mens een ruimte die van hem is, die hij alleen bewoont. In die ruimte leeft een mens zijn echte leven, daar is hij zoals hij werkelijk is. Die ruimte blijft ook altijd een soort constante, denk ik. De ruimte wordt door van alles beïnvloed, verdriet, zorgen, geluk, voorspoed, tegenspoed. Toch blijft de mens in die privé-ruimte altijd zo’n beetje dezelfde.

Naar buiten toe heeft iemand vele gezichten. Het gezicht dat hij gebruikt, hangt af met wie hij praat, in welke rol hij zit. Praat hij met zijn ouders? Praat hij met een vriend? Praat hij als leidinggevende? Praat hij als ondergeschikte? Bij elke rol verandert dat gezicht een beetje, soms heel erg. Dat kan omdat een mens weet dat achter al die verschillende gezichten, in die privé-ruimte zijn echte ik zit. De echte ik regisseert, meestal onbewust, de gezichten.

Soms moet die ik lachen om de rol die zijn publieke alter ego aanneemt. Soms wordt hij er verdrietig van. Gelukkig weet die ik dat het alter ego altijd weer terugkeert naar die privé-ruimte, waar al die gezichten worden afgezet en een mens zijn constante vindt.

Door die privé-ruimte houdt een mens zijn stabiliteit, vermoed ik. Zonder die ene plek waar al die zaken wonen die werkelijk voor iemand van belang zijn, is een mens stuurloos. Rent hij van gezicht naar gezicht, van rol naar rol en raakt hij in zichzelf verloren.

Ik kijk eigenlijk altijd van die privé-ruimte naar mezelf. Ik ben de observator, de commentator van mijzelf. Ik heb zo vaak gezichten opgezet waar ik de pest aan had, een rol gespeeld waar ik eigenlijk niets mee te maken wilde hebben. Het belangrijkste vond ik altijd terug te keren naar die privé-ruimte waar ik mezelf ben.

Ik heb vaak geschreven dat ik eigenlijk een kluizenaar ben. Niemand die het geloofde. Iemand die zo druk is, zo voluit voor de dingen gaat. Die kluizenaar woont in die privé-ruimte en kijkt altijd met enige minachting door wat spleten naar de buitenwereld. Ik denk dat ik veel last heb gehad van die kluizenaar. Geen idee hoe hij tot kluizenaar is verworden. Misschien wordt niemand iets in zo’n privé-ruimte, is hij gewoon wat hij is, van begin af aan.

Ik denk dat ik last van hem heb gehad omdat hij zich eigenlijk altijd wil terugtrekken. Is hij volop met iets bezigs, heeft hij weer de behoefte om met niemand iets te maken willen hebben en zich op te sluiten in die privé-ruimte. De kluizenaar kan zo moe worden van mensen, zo’n hekel aan ze hebben. Dat neemt niet weg dat hij met enige jaloezie kijkt naar mensen die zonder terughoudendheid, vol overtuiging geloven in wat ze doen. Die kluizenaar ziet in alles, vermoedelijk in veel te grote mate, de betrekkelijkheid van de dingen. Er zijn weinig dingen, zeker ook in het sociaal verkeer, waarin hij gelooft. Veel van wat hij ziet, vindt hij onzin, opgelegd pandoer, schijnheiligheid, blaaskakerij. En in plaats van mee te doen, trekt hij zich weer terug.

Proces

Woensdag 19 april, Lhee

 

Met een team van vijf mensen proberen we tot een theatertekst te komen. Dat is niet makkelijk. Hoe schrijf je samen een stuk? Eerst maakten we een outline, we verzonnen zestien scènes waarin we het verhaal dat we wilden vertellen kwijt konden. Daarna gaan we apart of in paren scènes schrijven. Die scènes worden vervolgens weer plenair besproken.

Al bij het eerste gedeelte komt duidelijk naar voren dat iedereen op zijn geheel eigen wijze door een creatief proces gaat. Ik ben bijvoorbeeld erg van de precieze stroming. Dat wil zeggen: ik zet het liefst een lijn uit en volgens die lijn ga ik werken. Als je die lijn gaat invullen, kom je tal van creatieve mogelijkheden tegen.
Een ander werkt meer rekkelijk. Als de lijn is uitgezet, is die ander nog voortdurend aan het wikken en wegen en heroverwegen of de lijn überhaupt wel goed is. Voor hem maakt het niet uit of het concept nog een keer over de kop gaat.

Ik kan daar bijvoorbeeld niet zo goed tegen. Ik weet dat je elk verhaal op duizend manieren kunt vertellen. Alleen al na elke zin heb je duizend keuzemogelijkheden. Daarom werk ik liever volgens een eenmaal uitgezette lijn. Dan is er in die zee van keuzemogelijkheden tenminste één constante.

Als ik een boek schrijf, maak ik altijd eerst een schema. Ik verzin de verhaallijn, zet een outline op. Die outline bestaat uit het maken van hoofdstukken. Bij elk hoofdstuk zet ik een of twee zinnen waar het hoofdstuk over moet gaan. Soms noteer ik slechts een of twee woorden, als ik het hoofdstuk maar kan typeren. Met zo’n opzet ga ik de outline invullen.

Wie denkt dat dit een makkelijke invuloefening is, heeft het mis. Met het daadwerkelijk vertellen van het verhaal kom ik voortdurend verrassingen tegen en kom ik op de meest onverwachte vondsten. Een genot om mee bezig te zijn.

Nu we in een groep werken, zitten we elkaar soms in de weg door die verschillende manier van werken. Daar staat tegenover dat door een idee van iemand de ander op een nog veel beter idee komt. De groep bestaat trouwens uit de meest uiteenlopende types. De meesten kenden elkaar niet eens voordat we hier aan begonnen, Wolter en ik zijn de enigen die iedereen kenden. Ieder heeft zijn specialisme: de een is componist, de ander is goed in het verzinnen van grappen, een ander kan goed dialogen schrijven, weer een ander weet alles van marketing en het produceren van voorstellingen. Het ultieme doel is ons pensioen verdienen. Ik weet het, een tamelijk ambitieus doel.

Of dat ooit lukt is de vraag. We genieten van de weg die we tot nu toe lopen. De ideeën flitsen over de tafel heen, in die ideeën komt steeds meer lijn, ondanks dat iemand zo alles weer op losse schroeven kan zetten. We zijn aardig voor elkaar omdat we weten dat we met een experiment bezig zijn. Kun je in gemeenschappelijkheid een theaterstuk schrijven? We zullen zien.

Much to do

Vrijdag 14 april, Lhee

 

In zijn blog van gisteren moppert mijn oom over mensen die zich te druk maken om de wereld. Mensen mogen wel een mening hebben, maar hij vind het minder goed dat zij die via de moderne media aan de meer of minder grote klok hangen. Ik heb geen idee waarom, maar het is in ieder geval een duidelijke mening over de moderne media. Mooi dat ze er zijn, maar je hoeft ze niet te gebruiken om over de wereld te schrijven.

Zijn irritatie over mensen die over Trump en panda’s schrijven zit vermoedelijk in de volgende zin, of liever, de volgende veronderstelling. Hij schrijft: ‘Heb niet het idee dat de wereld zit te wachten op wat ik van die grote wereldgebeurtenissen vind. Bovendien heb ik niet het idee dat mijn commentaar ook maar een millimeter invloed heeft op Trump, de formatie of de beide in quarantaine zittende Rhenense panda’s beroert.’

Nou ben ik toevallig wel een blogger die soms over Trump, de formatie of over panda’s schrijft. Heb ik het idee dat ik invloed op deze onderwerpen heb? Voor geen millimeter. Maar waarom veronderstelt mijn oom dat degene die daarover blogt wel invloed denkt te hebben? Wie schrijft er überhaupt om invloed te hebben?

Ik in ieder geval niet. En wie zou dat nog durven? In Rotterdam werk ik toevallig samen met een paar zeer geëngageerde kunstenaars. Hebben zij het idee dat ze dingen kunnen veranderen, invloed hebben? Volstrekt niet. Wie schrijft of theater maakt is per definitie onmachtig. Zoals vrijwel alles en iedereen onmachtig is. Maar dat is toch geen reden om je mond te houden, er niet over te schrijven?

Ik schrijf niet over Trump omdat ik denk een greintje invloed op hem te hebben. Of op wie dan ook. Ik schrijf over Trump omdat ik omgeven wordt door alles en iedereen die het over Trump heeft. Ik wil mij daar graag toe verhouden en ik vind Trump een interessant verschijnsel. Waarom zou ik daar niet wat over mee kunnen stamelen?

Misschien mag ik wel stamelen van mijn oom, maar dan liever niet via de moderne media. Het mooie van die social media is juist dat elke Jan Lul voor zichzelf een podium kan scheppen. Doet die Jan Lul dat voor anderen omdat hij denkt dat zijn mening daardoor over de wereld galmt? Veel Jan Lullen doen dat omdat ze daar plezier in hebben, net zo als mijn oom er plezier in heeft om over zijn boodschappen naar Albert Heijn of het zwemmen in het Sportfondsbad te schrijven.

Je schrijft over wat je bezig houdt, allemaal heel particulier en klein, zelfs als je over de wereld schrijft. De een wil wel nota nemen van dit soort gepruttel, de ander pakt snel een boek van A.F.T. van der Heijden. Zo klooien we met z’n allen wat aan. Ik heb trouwens helemaal geen hoge pet op van het menselijk geklooi.

Die boeken van A.F.T. van der Heijden bijvoorbeeld kan ik ook niet meer uitlezen, merk ik. Te veel woorden, te bombastisch, het allemaal te mooi willen maken. Waar meer schrijvers last van hebben. Een beetje meer lelijkheid, een beetje meer schrijnen, een beetje meer rafels en lef, vind ik interessanter dan al dat keurige afgeronde, zogenaamde excelleren. Het is maar een privé-meninkje, hoor. Niemand hoeft er verder iets mee te doen.

Panda’s

Woensdag 12 april, Lhee

 

Consternatie in Nederland. Vanaf vandaag leven er twee panda’s in Nederland. Voor even is het groter nieuws dan de blunders van Trump en het trage gedans rond de kabinetsformatie.

Na zestien jaar lobbyen, slijmen, in de kont kruipen en steeds minder kritisch zijn op China mag een miljonair eindelijk voor vijftien jaar twee panda’s leasen. Leasekosten: 1 miljoen per jaar.

Rhenen, waar de panda’s in de plaatselijke dierentuin worden gehuisvest, ziet het schip met geld al binnen varen. De plaatselijk middenstand heeft enorme hoeveelheden pandparaplu’s besteld, pandaplacemats, pandakoektrommels en meer van die rotzooi.

Voor wie die twee panda’s ooit wil gaan bekijken: niet doen. Toevallig ben ik in het pandacentrum in Chengdu geweest, de broedplek waar al die beesten vandaan komen. Het is een wat morsige dierentuin waar miljoenen mensen op af komen om panda’s te zien. Waarom? Geen idee.

Panda’s zijn de saaiste beesten uit het dierenrijk. In welke kooi ik ook keek, altijd zat zo’n dier depressief voor zich uit te staren. Ze zijn nog te lui om te neuken, met moeite komt er af en toe eens een nieuw pandaatje bij.

Per jaar is een vrouwtjes panda slechts 24 tot 72 uur vruchtbaar. Het hele jaar door wordt zo’n vrouwtje intensief getemperatuurd. Als het eindelijk zover is mag er een mannetje bij dat meestal meteen op zijn luie kont bamboe gaat zitten eten. Mooi dat ze even bij elkaar kunnen zitten, want verder hebben mannetjes en vrouwtjes de pest aan elkaar. Naast lui zijn ze ook nog chagrijnig en egocentrich. Ze zijn te beroerd om een beetje sociaal naar elkaar te doen, zelfs dat kost ze te veel inspanning.

Eigenlijk leidt het hele leven van de panda om de bamboe. Wat chips zijn voor de vadsige Nederlander is bamboe voor de panda. Zo’n beest eet liefst 40 kilo bamboe van die plant die al even saai is als de panda zelf. En maar kauwen, en maar depressief in een hoekje zitten.

Goed beschouwd zijn die twee panda’s gewoon verwende nesten. De twee, met de namen Xing Ya en Wu Wen, kunnen kiezen uit liefst veertien verschillende bamboesoorten. Speciaal voor hun komst is een verblijf gebouwd dat miljoenen kost. Ene Marcel Boekhoorn, een man in bonus, blijkt daar het geld voor over te hebben. Mensen hebben de meest wonderlijke hobby’s. Hij wordt daarbij ook nog geholpen door onze koning en Mark Rutte die die panda’s voor hem naar Nederland hebben geluld.

De panda heeft één geluk: ze hebben hun uiterlijk mee. In alle opzichten voldoet hun uiterlijk aan onze knuffelbehoefte. Je kijkt naar zo’n beest en meteen voel je sympathie. Ten onrechte want ondanks hun vriendelijke en goedmoedige uiterlijk zijn het dus narrige chagrijnige beesten die niets van mensen moeten hebben. Wat overigens weer voor ze pleit. Misschien zijn ze toch slimmer dan we denken.

Dit blog is vooral bedoeld om de lezer de teleurstelling van een bezoek aan Rhenen te besparen. De lezer kan beter naar een speelgoedwinkel gaan, twee stoffen pandaberen kopen en daarmee knuffelen. Heb je meer aan dan die twee die daar in de hoek bamboe zitten te vreten. Meer zie je niet. Durf ik alles om te verwedden.

Xing en Wu verdienen ons medelijden, dat wel. Je zult maar een beer zijn die van Chengdu naar Nederland verhuist. In Chengdu altijd heerlijk weer, hier die sombere luchten met hun regen. Al die bleekkoppen die zich aan je gaan vergapen. Je zult het maar moeten meemaken.
Niet voor niets zullen ook deze beren verzinken in luiheid en apathie. Het kan niet anders of panda’s hebben een ongelooflijk rijk innerlijke belevingswereld om zich te kunnen afkeren van al dat toeristisch gedoe. Puur escapisme. Samen met bamboe eten de enige manier voor ze om te overleven.

Verzamelen

Zondag 9 april, Lhee

 

 

 

Meld u bij het hoofdkwartier

Ik bewaar de dingen die zijn vergaan.
De sneeuw van mijn opa.

De namen van de vrienden, van mij,
van mijn ouders, mijn grootouders.

Het lachen van mijn ooms, de rook
in de kamers van de opa en de oma.

De slaapkamers in de burcht
van het ouderlijk huis. En liefst alle meubels.

Ik zat in mijn pyjama voor de televisie:
de eerste beelden. Op de bank met mijn moeder.

Zo step ik door mijn jeugd: verzamel,
verzamel de geur van de lijsterbes.

Met schoolkrijt tekende ik de naam.
Het stof van het krijt, de spons die het wiste.

Ik verzamel zuchten, stemmen, zorgen.
En dan: alles wat is gegaan. Snippers, splinters.

De brokken, fragmenten, scherven van de kinderstoel,
klodders, spatten van het kooksel van mijn moeder.

Ik ben bereid om alles aan te kopen. Veilinghuizen,
scharrelaars, sprokkelaars, meld u bij het hoofdkwartier.

Erf

Zaterdag 8 april, Lhee

 

Vandaag zijn wij druk geweest op en rond het erf. Ik vind het heerlijk omdat te zeggen. Dat klinkt toch veel beter dan ‘we zijn in de tuin bezig geweest’. Ik heb de pest eraan om in een tuin te werken. Op een erf wil ik zo nu en dan best iets doen.

Het mag een wonder heten dat ik, als stadsjongen, nu beschik over een erf. Had ik zelf nooit gedacht. Mijn vorige schoonmoeder zei eens: ‘Zorg jij er maar eens voor dat je een huis hebt waar je omheen kunt lopen.’ Ik vond het een vreemde uitspraak omdat ik rond een huis kunnen lopen nooit had gezien als een speciale kwaliteit. Als stadsjongen ben je daar niet mee bezig.

Ik heb vandaag voor het eerst het gras gemaaid. Klopt niet helemaal, het was meer het omver maaien van bergen. In de winter hadden alle mollen van Drenthe besloten om hun jaarvergadering in onze tuin te houden. Hierdoor was onze tuin veranderd in een soort Madurodam van het Karst Gebergte. Met het gras heb ik ook deze heuvels een kopje kleiner gemaakt.

Verder kan ik laten weten dat de buizerd die ik een paar maanden geleden langzaam zag sterven nog steeds onder de dennenboom ligt waar hij nu al die maanden zijn laatste rustplaats heeft gevonden. Hij is nog ongeschonden. Ik neem aan dat hij van binnen wordt opgegeten door al die nuttige dieren die daarvoor zijn gemaakt, van buiten slinkt hij nog keurig in tact verder in. Wat zou het mooi zijn als ik hem over een paar maanden daar als skelet kan zien liggen.

Na gedane arbeid is het goed luieren. Ik ben erg goed in luieren. Wyb wat minder. Wyb moet altijd dingen doen, dat wil zeggen bewegen, iets realiseren, iets nuttigs doen. Ik las in de Volkskrant vandaag dat er een boek uit is met de titel ‘Het nut van het nutteloze’, ga ik zeker kopen.

Terwijl de avond valt wandelen Wyb en ik een rondje rond de Es, het landbouwgebied waar wij op uitkijken en ligt tussen ons huis en Dwingeloo. De avond is nog nooit zo heftig gevallen. Het lijkt alsof het Dwingeloo in brand staat. De dalende zon zet de aarde meedogenloos in de fik. Goed dat ik mijn fototoestel mee heb genomen.

Al moet ik zeggen dat ik een steeds grotere pest krijg aan foto’s met ondergaande zonnen erop. Ik geef toe dat de verdwijnende zon een indrukwekkend spektakel kan opleveren met veel kleur. Je ziet dergelijke afbeeldingen alleen zo vaak. Elke dag weer worden duizenden en duizenden van die plaatjes geschoten omdat mensen diep onder de indruk zijn.

Terug thuis brengen we Franka terug die met ons mee heeft gewandeld. In de Bospub drinken we twee glazen wijn. Dom. Ik weet dat ik dat vroeg op de avond niet moet doen. Eenmaal thuis lig ik weer half te pitten voor de televisie. Elke dag drink ik zeker wel twee of drie glazen alcohol van het een of ander, wodka, gin, wijn, het maakt eigenlijk niet uit. Maar dat doe ik pas op het einde van de avond. Een kwestie van gewoonte. Daarvan afwijken betekent een avond verloren laten gaan.

Haren

Vrijdag 7 april, Lhee

 

‘U bent toch nog geen 65, hè?’ vraagt de kapster die me zojuist heeft geknipt.
‘Nee, hoe weet u dat?’
‘Dat zie ik aan uw kleren. U ziet er netjes uit, dat betekent vermoedelijk dat u nog werkt.’

Oei. Hier worden een paar pijnlijke dingen gezegd. Impliciet zegt de kapster dat ze me ook best 65 schat. Mijn kleren moeten me redden.
Mijn toekomst is dus blijkbaar slonzigheid. Kapsters hebben scherpe blikken. Als je 65 bent, niet meer werkt, zien kapsters dat aan je. Blijkbaar treedt langzaam een soort verloedering in.

‘Ik ben 62.’
‘O, dan heeft u geen recht op korting.’
Dat is wel een voordeel van ouder worden, op een gegeven moment krijg je korting. Die van de NS, in de vorm van wat vrije dagen reizen, mag ik al ontvangen.
‘Maar ik krijg wel altijd korting,’ zeg ik.
‘Ja, u bent een vaste klant, hè?’
Zodoende hoef ik maar €13,75 af te rekenen.

Hoe anders waren vroeger de tijden. Er gingen decennia voorbij dat ik nooit naar de kapper ging. Ik had een weelderige bos met pijpenkrullen, de beeldnis op de sigarendozen van Elisabeth Bas was er niets bij. Onder die weelderige bos stak een smal gezichtje.
Als het echt te bont werd, zette Lies de schaar erin. Elke pijpenkrul die op onze houten vloer viel, voelde als een verlies. Ik heb altijd moeite gehad om van mijn wilde haren afscheid te nemen.

Voordat ik bij de kapster afrekende, heb ik tien minuten in de spiegel mogen staren. Van dat smalle gezicht is niets meer over. Mijn gezicht heeft de proportie van een man van 62. Van die weelderige bos is al helemaal niets meer over.

Rond mijn 26ste maakte de schaar een einde aan de lengte. Een decennium later begon de tijd met mijn haar te spelen. Na elke douchebeurt lagen er opmerkelijk veel haren rond het afvoerputje.
De kleur veranderde, het haar werd grijzer en grijzer. Daar had ik niet over te klagen want mijn vader was als twintiger al grijs. Ik heb er altijd rekening mee gehouden dat ik vroeg grijs zou worden. Gelukkig lijk ik ook in dit opzicht meer op mijn moeder.

Ik kijk in de spiegel. Het haar boven op mijn hoofd, het wordt dunner dan dun. Nog een paar jaar en de zijkanten zullen nog bedekt zijn en ben ik boven echt kaal. De kapster houdt een spiegel aan de achterkant van mijn hoofd.
‘Keurig zo?’
‘Ja, hoor.’ Ik zeg maar niet dat ik eigenlijk een hekel heb aan keurig. Dat zou tot te veel vragen leiden en mijn bezoek aan kappers houd ik het liefst zo kort mogelijk.
In haar spiegeltje zie ik een soort monnikenhoofd. Vol nog aan de slapen. bovenop een cirkel van het dragen van een keppel. Ik zie mijzelf het liefst niet aan de achterkant. Ook de voorkant zie ik steeds minder graag.

Ze veegt de haren uit mijn nek. Ontdoet me van de kapperspij. We lopen naar de kassa. De maandelijkse confrontatie met mijn spiegelbeeld zit er weer op.

‘U bent toch nog geen 65, hè?’

Geweten

Woensdag 5 april, Lhee

 

Ik ben best blijmoedig. In gezelschap kan ik soms uitgesproken vrolijk zijn, uitbundig zelfs. Verder ben ik gelijkmoedig. Ik laat me zelden leiden door buien en grillen. De mensen met wie ik samenwerk zeggen dat ze precies weten wat ze aan me hebben. Op mijn werk kun je zelfs regelmatig met mij lachen.

Deze blijmoedigheid staat haaks op mijn filosofische en culturele overtuiging. In filosofisch opzicht ben ik een ras pessimist. Ik heb een buitengewoon somber mensbeeld. De menselijke soort beschouw ik als een van de meest agressieve soorten die er op deze aardbodem rondlopen. Voor de mens is niets veilig, zelfs niet zijn soortgenoten. Of juist niet zijn soortgenoten. In relatie met andere mensen is de mens tot alles in staat.

In de jaren ’60 en ’70 dachten we naïef dat alles wel goed zou komen met wat educatie en voorlichting. Met een beetje inspanning was de maatschappij en de mens best maakbaar.
Alleen die gedachte was al een bewijs van de enorme domheid van de menselijke soort. De mens wil niet leren, kan niet leren, valt keer op keer terug op zijn agressie en domheid. Zoals Schopenhauer al zei: ‘De inhoud van de geschiedenis zijn de Europese vechtpartijen.’

Iets geleerd? Kijk om ons heen. In Amerika hebben ze een incompetente gek tot president gekozen. In Rusland is een man die over lijken gaat president. En in Turkije is een andere dwaas president, een gek die, zoals dat vaak gaat met dit soort zogenaamde sterke leiders, om nog meer mandaat vraagt.

Mijn inktzwart mensbeeld werd gisteravond nog zwarter ingekleurd door de theatermaker George van Houts die een interactieve lezing over de 9/11 gaf onder de titel Kom Plot. Hij zette zoveel vraagtekens bij het instorten van de Twin Towers, hij liet zoveel beelden en interviews zien dat hij tot de conclusie komt dat 9/11 helemaal niet voortkwam uit de geest van Osama Bin Laden. De werkelijke daders zijn volgens hem de Amerikaanse geheime diensten die het land klaar wilden maken voor de oorlogen in het Midden-Oosten.

George voert een kruistocht voor de waarheid in het theater. Inmiddels zijn er tienduizenden mensen die meedoen met diezelfde kruistocht: architecten, piloten, brandweermannen, mensen die de waarheid boven water willen hebben omdat ze dingen hebben gezien die bij een aanval van terroristen onmogelijk zouden zijn geweest.

Hoe kwam het dat de Twin Towers totaal verpulverden, verwerden tot stof? Totaal niets van de inhoud,  geen nietmachine, geen bureaustoel, geen wc-pot is teruggevonden.
Hoe kan het dat de torens zo snel in brand vlogen, dat de temperatuur zo hoog werd dat zelfs het staal van de gebouwen begon te smelten?
Waarom is er niets van de neergestorte vliegtuigen teruggevonden?
Hoe kan het dat een verslaggeefster van CNN live vertelde dat Gebouw 7 ook was ingestort terwijl op de achtergrond het gebouw er nog stond en dat pas twintig minuten later het gebouw wel instortte?
Zijn het de vliegtuigen die gekaapt waren die in de torens en het Pentagon vlogen of waren ze in de lucht inmiddels vervangen door drones en kruisraketten?

Intrigerende vragen. Complotdenken pur sang, zegt de Amerikaanse overheid en heeft al snel alle onderzoek naar de werkelijke toedracht stopgezet. Hoe dan ook, het is zeer aan te raden om naar het verhaal van George van Houts te gaan kijken en luisteren. Het levert in ieder geval een boeiend avondje jongleren met waarheden op.

Zouden geheime diensten tot zo’n enorme gewetenloze operatie in staat zijn? Daar hoeven we niet over te twijfelen. De geheime diensten van Amerika waren op de hoogte van de aanval op Pearl Harbor. Maar die aanval kwam ze goed uit omdat het er voor zorgde dat de Amerikanen zich in een keer in de Tweede Wereldoorlog zouden willen storten. En al die doden in Pearl Harbor? Och. Voor dat moment noodzakelijk.

In de tijd dat ik op aarde rondloop, zijn miljoenen mensen opgeofferd, vermoord, gemarteld, omdat overheden, dictators dat buitengewoon nuttig vonden. Zonder scrupules, zonder enige kritisch tegengeluid zijn miljoenen gestorven in de concentratiekampen van de Sovjet-Unie, China, Chili en Afrika. Men zegt dat mensen een geweten hebben, volgens mij is het een fabel om de moed erin te houden.

Dromen

Maandag 3 april, Rotterdam

 

Elke dag geniet ik van het blog van Jan, mijn oom. Hij schrijft prachtig over alledaagse onderwerpen. Mijn oom wordt ouder en is slecht ter been, waardoor zijn acceradius steeds kleiner wordt. Voor mijn blog zou dat rampzalig zijn, een groot percentage van mijn blogs gaan over het verplaatsen van mijzelf, het ergens anders zijn. Jan gaat boodschappen doen bij Albert Heijn of gaat naar een van zijn vele vriendinnen, mijn oom is gek op vriendinnen, en dan schrijft hij er een mooi blog over. Zou ik ook wel willen.

Vandaag heb ik hem aan de lijn. Mijn neef Jochem, zijn zoon, gaat trouwen en Wyb en ik zijn uitgenodigd voor de bruiloft. Wij hebben de datum al lang in onze agenda’s geblokt, maar natuurlijk zijn we weer zo laks dat we op de uitnodiging niet hebben gereageerd. Het is zo jammer dat zowel Wyb als ik zo slordig zijn als het om attent gedrag gaat. Bij deze bied ik mijn excuses aan iedereen die daar wel eens last van heeft gehad. Het is echt een gebrek in mijn opvoeding.

In ons gesprek hebben we het over onze blogs. Jan zegt dat ik weer eens een gewoon blog moet schrijven en niet van die gedichten die niet rijmen. Mijn oom is gek op rijmen en is daar wat rigide in. Ik hou ook van rijmen, gelukkig ben ik daar wat minder rigide in.
‘Heb jij mijn blog van een paar dagen geleden gelezen waarin ik over die executie schreef? Hoe vond je dat?’ vraagt hij mij.
Pijnlijke vraag. Ik durf te beweren dat ik alle blogs van mijn oom heb gelezen. Ik volg hem elke dag trouw. Alle blogs lees ik altijd met veel plezier uit.
‘Connie vond het een heel gaaf blog.’
Nog pijnlijker. Want uitgerekend dat blog heb ik niet uitgelezen. Niet omdat het niet goed was geschreven. Het kwam omdat Jan in dat blog een droom beschreef die hij tussen slapen en waken had gekregen. In die droom beschrijft mijn oom een executie.

Ik heb totaal niets met dromen. Dromen lijken interessant, sommige mensen beweren zelfs dat je ze kunt duiden. Ik geloof er niets van. Een droom is het gevolg van hersens die in ruste zijn en die kunnen dan zonder gevaar voor de eigenaar van die hersens op hol slaan. Lekker laten hollen, zou ik zeggen.

Zo gauw ik in een boek bij een passage kom waarin een droom wordt beschreven, stop ik met lezen en lees ik verder op de plek waar de droom eindigt. Dromen zijn een hulpmiddel voor een schrijver om een boek dikker te maken. Of interessanter te laten lijken.

Dilemma. Moet ik eerlijk tegen mijn oom zijn en zeggen dat uitgerekend dit blog het enige blog is dat ik niet heb uitgelezen? Door al die slechte voorstellingen die ik in mijn leven heb gezien, ben ik daar steeds harder in geworden. Een kunstenaar mag ook wel eens de waarheid horen. Zo ook mijn oom. In eerlijkheid biecht ik hem op dat het blog niet tot mijn favorieten behoorde.
En och, op ieder blog is wel iets aan te merken. Waar de een vindt dat het moet rijmen, vindt de ander dat juist niet. En wat de een vindt rijmen, is voor de ander ongerijmd.

Bank

Zaterdag 1 april, Lhee

 

 

 


Ik zoek een bank
en een uitzicht
om op te liggen.

Niet meer bewegen.
Kijken, het hoofd schudden.
En de koffers, die koffers.

Leven als een kat
met de ogen dagen
dicht, niet bestaan.

Naar het verkeer kijken,
vliegtuigen die komen en
gaan, koffers vol

herinneringen vergeten.
Een man zonder bagage.
Een man met een bank.

Uitzicht op een bakstenen
muur, een landschap
zonder doel of betekenis.

U kunt een boodschap
inspreken na de piep.
Een gesloten telefoon.

Een gesloten hoofd.
De koffers worden
verbeurd verklaard.

De verbinding is verbroken,
evenals de ogen en de stem
en het vergeten vuil.

Ik zoek een verbroken man.
Een afgesloten bank, uitzicht
zonder doel of betekenis.

Alle rechten voorbehouden © Gerard Tonen 2015