Dossiermoddergat.nl
gerardtonenblogt2019, februari
Dystopie
Donderdag 28 februari, Lhee
Ik moet bekennen dat ik een jaar geleden nog nooit van het woord dystopie had gehoord. Een beetje dom van me want ik heb toch echt de volgende boeken gelezen: 1984 van Orwell, Brave New World van Huxley en Fahrenheit 451van Bradbury. Allemaal boeken die een dystopische samenleving beschrijven. Mijn Word corrector blijkt het woord trouwens ook niet te kennen.
Het zou me niet verbazen als dystopie het woord van dit decennium wordt. Let maar op, het woord duikt tegenwoordig overal op en ik begrijp dat goed. Het is onvermijdelijk, de tijd vraagt erom.
Voor wie niet weet het dystopie betekent. Van Dale schrijft: ‘anti-utopie, toekomststaat van verwerpelijk karakter.’
In fictie is dystopie vaak gebruikt. Wikipedia geeft aan wat een paar populaire dystopische onderwerpen zijn en dan weet je ook wel waarom je niet om het woord heen kunt:
– een maatschappij onder een totalitaire staat waarbij geen individuele vrijheid of persoonlijke levenssfeer wordt toegestaan
– een samenleving die gecontroleerd wordt door robots of computers
– verhalen over de ondergang van wereldse koninkrijken
– een maatschappij waarin alles en iedereen identiek is en waar kunstuitingen en emoties verboden zijn
– een maatschappij waar mensen slechts dienen als voedsel of als orgaandonoren
– een wereld waar de mensheid (bijna) is uitgestorven na een kernoorlog, ziekte of andere ramp
De meeste hier boven genoemde punten hangen in de lucht. We hebben een Amerikaanse president voor wie waarheid niets betekent. China is druk bezig met het invoeren van het sociaal krediet, mensen worden 24/7 met camera’s gevolgd en wie zich niet aan de wet houdt krijgt strafpunten met alle gevolgen van dien. We zijn in staat de wereld x maal te vernietigen en zo zou ik nog door kunnen gaan met voorbeelden. Er hangt onheil in de lucht, zal ik maar zeggen.
Goed dat het woord dystopie uit het woordenboek is gekropen en weer tot leven gewekt. Het kan niet anders of we moeten over het begrip nadenken. Wat voor een samenleving willen we? Wat is belangrijk, wat niet? Zijn we gelukkig met de huidige maatschappelijke ontwikkelingen? Zelf heb ik het idee dat we in de afgelopen decennia stappen achteruit hebben gezet. Optimisme maakt plaats voor pessimisme. Vijftig jaar geleden hadden we het voornamelijk over utopieën. Nu dus anti-utopieën. De toekomst kleurt donker. Als bloggertje heb je natuurlijk geen vat op de zaken. Het enige wat je kunt doen is wijzen op het woord. Dystopie.
Gevonden
Donderdag 28 februari, Afsluitdijk/Lhee
Kroeg
Woensdag 27 februari, Lhee
Ik hou niet van cafés waar mensen ’s avonds gezellig gaan drinken. Ik had een vriend die elke avond naar de kroeg ging, hij had er zelfs een eigen tafeltje waar zijn naam opstond. Een leuk gebaar van de kroegbaas. Aan de andere kant zou je kunnen zeggen dat mijn vriend er goed voor heeft betaald. Een groot deel van zijn salaris spendeerde hij daar. Als ik hem wilde bereiken, belde ik het café.
In cafés hangt gezelligheid die ik niet herken. Sterker, als ik een kroeg in stap, krijg ik altijd een unheimisch gevoel, heb meteen de neiging om rechtsomkeer te maken. Mensen die aan barren hangen snap ik gewoon niet. Hun plezier ontgaat me. Het gebaar waarmee ze de glazen nog eens laten vullen, hun vrolijkheid, het roept weerstand bij me op.
Maar misschien is het niet helemaal waar. Ook ik spendeer veel avonden in de horeca, bedacht ik gisteravond. De horeca waar ik me in begeef ligt altijd in theaters. Vooral in de theaters waar Wyb of ik werkten heb ik heel wat avonden in theatercafés doorgebracht. Na de voorstelling is het geheid napraten.
Dat napraten vindt plaats met de mensen die vaak bij de voorstellingen zijn, die je door het theater hebt leren kennen. Daarnaast zijn er de artiesten, de acteurs, de cabaretiers. Velen ken ik vanaf het begin van hun carrière. Met best veel mensen heb ik ook gewerkt. En als je elkaar elk jaar een paar keer ziet, krijg je toch een band. Die band moeten we niet overdrijven. Ik heb theaterdirecteuren gekend die er vast van overtuigd waren dat de artiesten werkelijke vrienden waren. Maar als die directeuren uiteindelijk werden begraven, waren er opmerkelijk weinig van die werkelijke vrienden aanwezig.
Gisteravond was er een voorstelling rond Spaanse poëzie, de titel: Duende. Eric Vloeimans op trompet, Eric Vaarzon Morel op gitaar, Gijs Scholten van Asschat las de gedichten.
Wyb kent Eric Vloeimans uit haar jazzverleden, in de jaren daarna programmeerde ze hem elk jaar zeker één keer.Ik ken Gijs omdat hij bij Het Zuidelijk Toneel heeft gespeeld en ik hem altijd wel heb gevolgd. Samen met Matthijs Rümke heeft hij de spraakmakende Richard III gemaakt op muziek van Tom Waits. Eric Vaarzon Morel hebben we niet zo’n band mee, Wyb kent hem van de talrijke keren dat ze hem als directeur ontving. Na zo’n voorstelling is er dan best veel te bepraten. Iedereen blijft even hangen, drinkt twee biertjes want de terugweg is nog lang, en rond half twaalf nemen we afscheid. Gijs speelt 1 juli met Toneelgroep Amsterdam, sorry, ik bedoel Internationaal Theater Amsterdam, De Kersentuin op een festival in Montpellier. We spreken daar af.
Genoeg name dropping. Ik vertel het omdat het een belangrijk onderdeel van mijn leven was. Was. Over twee weken is alles anders. Grote vraag: ga ik dit missen? Heel vaak dacht ik terwijl ik aan het social talken was: wanneer kan ik nou naar huis? Er waren ook heel wat keren dat het echt gezellig was. We zullen zien. Eerst maar eens 1 juli naar Montpellier.
Gevonden
Woensdag 27 februari, Amsterdam/Lhee
Hondje
Dinsdag 26 februari, Lhee
Ergens in 2004 of 2005 liepen Wyb en ik de Kunstuitleen in Arnhem binnen. We zagen een tegeltje waar een hondje op stond en we waren meteen verkocht. Het tegeltje was gemaakt door beeldend kunstenaar Leon Tebbe. Ik had nog nooit van hem gehoord, maar wat maakt het uit. Het tegeltje kostte €60,42, rare prijs, het staat nog steeds achterop het tegeltje. Het hangt sindsdien in ons huis en we genieten er ontzettend van. Onder dit blog zie je een foto van het tegeltje.
Het wonderlijke is dat het hondje op de tegel Dies is. Dies kan precies op dezelfde manier zitten en kijken, de overeenkomst is frappant. Leon Tebbe wist natuurlijk niet dat wij ooit Dies zouden krijgen. Wisten we zelf ook niet. Toch kan het een omen zijn, een teken, dat Dies en wij voor elkaar zijn voorbestemd. Probleem is alleen dat ik niet metafysisch ben ingesteld, dus dat omen is onzin. Het is gewoon dom toeval dat Wyb en ik al in 2004 of 2005 een tegeltje kochten waar Dies op stond.
Het is mij nog niet gelukt om een foto van Dies te maken waarop hij zit zoals het hondje op de tegel. Ik weet zeker dat dat wel gaat gebeuren. Tot nu toe is Dies te jong om die foto te maken. Elke keer als ik mijn fototoestel pak om het vast te leggen, wordt hij nieuwsgierig wat een fototoestel precies voor een apparaat is. Dies is gek op apparaten. Ik denk dat Dies een nieuwe stap is in de evolutie van de specie hond. Hij is de eerste hond die zich interesseert voor techniek.
De afgelopen jaren hebben Wyb en ik ons niet gewaagd in kunstuitlenen of galeries. Dat komt door het gebrek aan muren. Ons huis in Lhee kan de kunst die we hebben niet bergen, laat staan dat we nieuwe kunnen kopen. Als Wyb en ik een galerie inlopen, kan het zomaar zijn dat we verliefd worden op een kunstwerk.
Ooit, lang geleden, liepen we als pas verliefd stel door Arnhem, we kenden elkaar een paar weken. Op hetzelfde moment zagen we een schilderij in een galerie hangen en, ondanks ons ongewisse staat van samenzijn, kochten we het. Daarna gebeurde hetzelfde diverse keren.
Er is weinig stoffelijk bezit dat me echt enthousiast maakt. Tot dat weinige hoort een mooi kunstwerk. En die kunst hoeft helemaal niet van gerenommeerde kunstenaars afkomstig te zijn. Ik heb een vriend die kickt op grote namen en dure werken. Ik totaal niet.
Zo ben ik een groot fan van Willem Kooijman. De lezer van dit blog heeft vermoedelijk nog nooit van hem gehoord. Wyb en ik hebben twee werken van hem. Het ene schilderij stelt een slapende kat voor. Het andere twee mannen die aan het jeu de boulen zijn. Een hondje loopt er vrolijk met een stok in zijn bek omheen. Het schilderij hang nu al een paar jaar in ons huis. En we zijn er zo verrekte blij mee.
Europeaan
Zondag 24 februari, Lhee
Ik zou zo graag in Europa willen geloven, maar het wordt me zo verrekte moeilijk gemaakt. Europa is zo’n ontzettend politiek construct, vooral gericht op handel, op het vrije verkeer van mensen en goederen voor economische doeleinden. En het subsidiëren van boeren en rotondes. Europa doet niets voor het hart. We hebben een Europa zonder menselijke factor. Zo jammer. En daar komt bij dat het construct zo impotent is, zo ongelooflijk besluiteloos door zijn verdeeldheid. Geen idee hoe ze ooit de Europeanen mee willen krijgen.
Als ik kijk naar het gehannes met het vluchtelingendrama in Griekenland, de mensonterende toestanden daar. Mijn Europa zou dat als een gemeenschappelijk probleem ervaren, meteen denken aan het oplossen en verdelen van de menselijke ellende. Maar alle leden van de ‘gemeenschap’ zwijgen, kijken de andere kant op. Mijn Europa zou doortastend en niet laf zijn.
Vorige week deed Trump een beroep op Europa om IS gevangenen in het land op te nemen waarvan ze staatsburger zijn en daar te berechten. Europa reageerde met verontwaardiging, wat dacht die Trump wel. En Europa verklaarde dat ze dat zeker niet gingen doen. Weer keek Europa weg.
Het was voor de eerste keer dat ik het met Trump eens was. Natuurlijk moeten ze opgenomen en berecht worden in het land waar ze vandaan komen. De Koerden kunnen ze daar niet gevangen houden, het zou onzin zijn om alleen Amerika hiervoor te laten opdraaien. Bovendien is Amerika een hysterisch land dat met dit soort problemen niet kan omgaan. Voordat je het weet heb je een nieuw Guantanamo Bay.
Laissez faire, zei Europa. Laat maar lopen, we zien wel. Met het gevaar dat die religieuze gekken vrij worden gelaten, gaan dwalen en ondergronds gaan. Ellende gegarandeerd.
En dan hebben we nog van die Europese leden waarvan je denkt: donder alsjeblieft op. Ik denk aan Hongarije en Polen, waar manipulators en xenofoben de macht hebben. Wie wil nou zulke vrienden hebben? Het beroerde is dat we aan elkaar geklonken zijn met verdragen, dat we elkaar niet de waarheid kunnen zeggen, laat staan sancties opleggen. Vrijblijvendheid troef dus. Een grote slappe bende.
Ik ben Europeaan. Maar het politiek construct geeft me nauwelijks basis om het me politiek en cultureel ook echt te voelen. Het is toch raar dat me het echte geloof in Europa wordt onthouden, dat technocraten en neo-liberalen me verhinderen om daar enthousiast over te zijn. Ik voel me in principe zelfs meer Europeaan dan Nederlander, alleen zo jammer dat de politiek mij in het verkeerde Europa laat wonen.
Gevonden
Montpellier
Lief
Zaterdag 23 februari, Lhee
Wyb is thuis aan het werk. Ze is in deze tijd op haar werk aan het werk en thuis aan het werk. Veel dient afgerond, afscheid nemen brengt veel gedoe met zich mee. Ook leuk gedoe, ze wordt overstelpt met kaartjes van mensen die ze niet eens kent.
Er belt een impresariaat voor definitieve prijsafspraken voor het volgend seizoen. Ook als Wyb dadelijk weg is, blijft ze nog een theaterseizoen aanwezig in Meppel met haar programmering voor het seizoen 2019/2020. ‘Ik ben hier met mijn Lief aan het werk,’ hoor ik haar achteloos zeggen.
Ik vind het altijd leuk als Wyb mij Lief noemt. Ik hou ervan om Lief te zijn. Ik word er altijd een beetje blij van, elke keer realiseer ik me weer hoe fijn het is als iemand je Lief noemt. Ik zelf gebruik het ook veel. Als ik een mailtje naar Wyb stuur, staat er meestal Lief boven. Lief is een goede benaming voor mensen die van elkaar houden.
We zeggen ook wel Schat of Schatje tegen elkaar. Maar die woorden kunnen allerlei betekenissen hebben, waaronder een dwingende, zelfs een veroordelende. ‘Schat, hoe vaak heb ik je nou wel niet gevraagd om die troep van de wastafel te halen.’ Met Schat bedoel je dan eigenlijk het tegendeel van schat. Door elkaar Schat te noemen, kun je makkelijk harde dingen tegen elkaar zeggen. ‘Schatje, luister nou eens.’ ‘Schat, daar heb ik nou helemaal geen zin in.’ En dat soort dingen.
Zo noem ik Wyb in dit blog altijd Wyb. Ik heb daar eigenlijk veel kwaad mee aangericht. Ik vind Wybrich namelijk een prachtige naam, het is een naam uit een sage, de verre Middelleeuwen. Wybrich, de naam zingt en vibreert.
Het hangt aan me, het verpesten van namen. Zo heette Lies vroeger Annelies. Iedereen noemde haar Annelies. Totdat ik haar Lies begon te noemen en nu noemt iedereen haar Lies, ze noemt zelfs zichzelf Lies. Lies klinkt krachtig, net zo als Wyb. Maar als ik het terug kon draaien, koos ik toch voor Annelies en Wybrich.
Tegenover anderen noem ik Wybrich trouwens altijd Wybrich. Maar dat helpt niet, want ze lezen of dit blog of ze horen mij voortdurend Wyb noemen en denken dat Wyb de echte naam van Wybrich is.
Dat alles neemt niet weg dat Wyb mijn Lief is. Bij de naam Lief moet ik ook altijd denken aan dat gedicht van Herman Gorter.
–
Zie je ik hou van je,
ik vin je zoo lief en zoo licht —
je oogen zijn zoo vol licht,
ik hou van je, ik hou van je.
En je neus en je mond en je haar
en je oogen en je hals waar
je kraagje zit en je oor
met je haar er voor.
Zie je ik wou graag zijn
jou, maar het kan niet zijn,
het licht is om je, je bent
nu toch wat je eenmaal bent.
O ja, ik hou van je,
ik hou zoo vrees’lijk van je,
ik wou het helemaal zeggen —
Maar ik kan het toch niet zeggen.
Gevonden
Kollum
Heenkomen
Vrijdag 22 februari, Lhee
Heenkomen
Hij liep achteloos langs,
leek in gedachten verzonken.
Zijn ogen waren niet waar ze
waren, zijn oren zonder geluid.
Wij hadden het niet door.
Wij leunden lui tegen elkaar.
Wij aten zoals er altijd
gegeten had moeten worden.
Wij sliepen zoals er altijd
geslapen had moeten worden.
De wereld kwetterde onder ons
voorbij. Het leek één lome dag.
En zonder dat we het zagen,
haalde hij uit. Hij schudde het nest,
verscheurde ons huis, wij zeilden
op de grond. Gebroken. Vol vragen.
Wij vonden ons tussen keien.
Wij waren elkaar uit het zicht
verloren. De een zei links,
de ander verder naar beneden.
Iemand zei: ontheemd. We hebben
ons verloren. We worden gejaagd.
Het is gedaan met rust, de roestplekken,
einde van het schurken, jouw huid.
En hij liep gewoon maar achteloos
door en door. Destructie was
zijn spelen. Jij zei: wij zijn speelballen.
Laten we ons heenkomen zoeken.
Gevonden
Hindeloopen
Reizigers
Donderdag 21 februari, Lhee
Belangrijke vraag: wat is de reden dat we in Frankrijk gaan wonen? Hoe kan het dat je dat zomaar doet?
Volgens Pim tarten we hiermee de wet van Schopenhauer. De wet van Schopenhauer ziet er als volgt uit: de mens denkt dat hij vrij is, maar de mens is helemaal niet vrij. Elke dag gaat hij om half negen trouw naar zijn werk en om vijf uur gaat hij braaf terug naar zijn huis. Vreemd, want hij kan op weg naar zijn werk ook besluiten naar Berlijn of Londen af te reizen. Maar niemand die dat doet. De mens is een gevangene van zichzelf, van zijn gewoonte, zijn angsten, zijn zelf aangegane verplichtingen.
En dat is maar goed ook, zou ik willen zeggen, want anders zou het een flinke chaos worden.
Waarom gaan wij wel in tegen onze gewoontes, angsten (want die zijn er zeker) en zelf aangegane verplichtingen. Ik denk dat het voor een belangrijk deel karakterologisch is. Zowel Wyb als ik zijn nogal onrustig, ongedurig van nature. Als we een tijdje met iets bezig zijn, willen we graag weer eens wat anders gaan doen. Tot nu toe heb ik het na zeven, acht jaar bij een baan wel gezien, dan heb ik behoefte aan verandering en ik zie dat dit bij Wyb niet anders is. Ik vrees dat we elkaar daarin versterken.
Daar komt bij dat Wyb een reizigster is. Ik wilde eerst schrijven: daar komt bij dat wij reizigers zijn, maar dat vond ik toch te veel eer voor mijzelf. Het ligt in principe niet in mijn aard om te reizen. Pas door Wyb ben ik de smaak van het reizen gaan proeven en die smaak leidt tot genot. Ik zie ons vertrek naar Saint-Hippolyte-du-Fort eigenlijk als een reis. In plaats van een drieweekse trip in de zomervakantie gaan wij voor een paar jaar een reis naar Frankrijk maken, onderdeel van die reis is dat we een chambres d’hotes gaan runnen.
Er zijn ook beste wel andere, externe redenen om te vertrekken. Ik zit nu veertig jaar in het theatervak, Wyb vijfentwintig jaar, ik moet zeggen dat ik na al die jaren, al die voorstellingen, al die avonden in het theater zitten, al die subsidieaanvragen, het tevreden houden van subsidiegevers, representatief doen en personele problemen oplossen graag eens iets anders wil doen.
Wyb formuleerde onze move onder andere als: minder hoofd, meer handen. Vond ik wel een goede. Even een paar jaar een andere oriëntatie in werk en omgeving, totaal andere lucht inademen, het lijkt mij heilzaam, zie er naar uit.
Gevonden
Cevennen
Voetstappen
Woensdag 20 februari, Lhee
Ik loop door Nijmegen. Ik zet voetstappen in straten waar al honderden voetstappen van me liggen. Als ik mijn ogen dicht doe, kan ik blindelings door Nijmegen lopen. Keizer Karelplein, Bisschop Hamerstraat, Van Welderenstraat, Van Broeckhuysenstraat. En toch is alles anders. Vroeger kwam ik hier bekenden tegen, tegenwoordig ben ik een vreemde in Nijmegen. Niemand die mij kent, ik ken niemand. Het lijkt alsof de neutronenbom is gevallen. Alle bekende wezens overleden, het decor staat nog overeind.
Alles in Nijmegen is herinnering. In de Van Welderenstraat werkte Lies in een koffiecafeetje, ik heb daar wat zitten smachten. Even verderop zit een nachtclub. Lies en ik zijn er één keer met een groep vrienden geweest en we zagen hoe een goede bekende omgeven was met hoeren. Hij was zo ver heen dat hij ons niet herkende. Op de hoek zat een zaak die de mooiste pennen verkocht. Ik heb altijd een mooie vulpen willen hebben, jammer genoeg was mijn handschrift zo’n pen niet waard.
Ik wandel even tussen twee vergaderingen door een rondje door Nijmegen, even een luchtje scheppen. Het is ook een soort afscheid. Hoe lang zal het duren voordat ik weer in Nijmegen kom? Dan loop ik terug naar De Vereeniging voor mijn tweede vergadering, de laatste Raad van Toezicht vergadering bij de stadsschouwburg en De Vereeniging.
We hebben een bijeenkomst met de ondernemingsraad. We doen een voorstelrondje en het blijkt dat ik de enige ben die de opening van de schouwburg heeft meegemaakt. Ik was zeven jaar toen de opening plaatsvond. De koningin opende de schouwburg en verscheen voor die gelegenheid op het dak. Het Keizer Karelplein stond vol met mensen om een glimp van haar op te vangen. Ik zal toen nog geen republikein zijn geweest.
We vergaderen in De Vereeniging. In het jaar dat ik lid was van de RvT is er veel gebeurd. Niet dat het op mijn conto kan worden geschreven. Er is een uitstekende directeur die rode cijfers in zwarte heeft omgetoverd. Daarbij enigszins geholpen door de RvT die samen met Eva, de directeur, meer subsidie heeft kunnen regelen. Was ook erg nodig, zelfs de continuïteit was in gevaar. De eerste vergadering die ik meemaakte was er grote ongerustheid, nu is er een soort van opluchting, trots.
Afgelopen jaar is ook een grote verbouwing begonnen. Er wordt een heel achterhuis bijgebouwd, laadperron, kleedkamers, artiestenfoyer. We krijgen van Eva een rondleiding en voor het eerst sinds jaren zie ik het toneel weer van De Vereeniging. In de zaal van De Vereeniging deed ik mijn eerste podiumkunst ervaring op. Ik zal vijf, zes jaar zijn geweest. Mijn vader speelde bij de Postharmonie. Het orkest gaf een uitvoering in De Vereeniging en mijn vader had een belangrijke piccolo solo. Een paar jaar later betrad ik als ballenjongen van NEC als het podium met de clubvlag om de eerste promotie van NEC naar de eredivisie te vieren. Later zag ik er Joe Jackson, Ian Dury en nog wat popartiesten. Wolf Biermann. Zou die nog leven?
Na de vergadering ga ik bij Jan en Connie eten. Jan is gelukkig weer aardig opgeknapt. Er is tenminste nog één iemand die mij van mijn geboorte af kent.
Gevonden
Avec le temps
Dinsdag 19 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort
Wyb, Saint-Hippolyte-du-Fort, 2019
Wyb, Saint-Hippolyte-du-Fort, 2044
De Blogger, selfie, Saint-Hippolyte-du-Fort, 2044
Apparaten
Maandag 18 februari, Lhee
De onhandigheid is mij met de paplepel ingegoten. Als er in mijn ouderlijk huis iets moest worden gemaakt of kapot ging, dan kwam over mijn vader en moeder een soort paniek. Dus niet gek dat ik dat van hen heb overgenomen. Daar komt bij dat ik op apparaten, of alles wat mechanisch, elektrisch of digitaal is, een fatale uitwerking heb en andersom. We leven in de eeuw van de techniek, ik met al mijn babbels en woorden heb geen rol gespeeld in de afgelopen 64 jaar. Wie er toe deed waren de tech-jongens. Zij veranderden de wereld en gaven dit tijdsgewricht gezicht. Ik strompel daar met moeite door heen.
Neem de afgelopen week. Het was lijden. Vlak voordat wij naar Frankrijk afreisden, ging de afwasmachine kapot. Ik bel meteen de witgoedmonteur die het ding ook heeft geleverd. Tot nu toe is hij niet verschenen en was ik met de hand af, waar ik overigens geen hekel aan heb, ooit ben ik mijn carrière begonnen in de keuken van een bistro.
Op weg naar Frankrijk begaf mijn email het. Mijn iPhone en laptop gaven om de twee seconden aan dat de server niet kon worden gecontroleerd of zoiets. Het betekende dat ik het hele weekend tot vervelens toe deze mededeling moest wegdrukken en ik geen mail kon ontvangen. Pas na veel overleg met een webmaster heb ik het probleem kunnen oplossen.
In Saint-Hippolyte-du-Fort aangekomen bleek de kachel het niet te doen. Wyb en ik maakten een ijskoude nacht door. De volgende dag loste de huismeester met één druk op de knop het probleem op. Ik had die knop dus niet kunnen vinden. Wyb overigens ook niet.
Eenmaal weer thuis en ik de was in de wasmachine stop, weigert de wasmachine verder dienst. Natuurlijk druk ik weer wanhopig op allerlei knoppen. Het enige gevolg is dat alle lichtjes van het apparaat alarm gaan knipperen. En dat drie weken voordat wij vertrekken. Wij hebben een wasmachine in Frankrijk en in Moddergat staan. De derde, hier in Lhee, die we het hardste nodig hebben, begeeft het.
En zo modder ik aan, omgeven door en afhankelijk van allerlei apparaten ben ik volkomen machteloos als ze, om mij totaal onbekende redenen, besluiten ermee te stoppen. Ik bewonder degene die handig is, zonder hem leefde ik opnieuw in een soort stenen tijdperk. Zoals ik het Frans niet machtig ben, zo is mij ook de taal der techniek vreemd.
Ik weet precies hoe de hemel eruit ziet: alle apparaten daar doen het altijd. Waartoe zijn wij op aarde? Om hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn, vertelde de catechismus mij. In het hier zal het mij nooit helemaal lukken, er is altijd wel een apparaat in mijn omgeving dat dienst weigert. Mijn hoop is gevestigd op het hiernamaals.
Gevonden
WybWyb
Zondag 17 februari, Saint-Hippolyte-du-Fort
Je hebt de TomTom, een handige navigator die je via de meest efficiënte weg van A naar B brengt. Daarnaast heb je WybWyb die niets moet hebben van efficiënte wegen en juist houdt van pittoreske routes waar je de oorspronkelijkheid van het land maximaal ervaart en zeker geen McDonalds tegenkomt.
Zo dirigeerde de WybWyb ons ooit met een vrij grote auto een authentiek Italiaans plaatsje in. Werkelijk prachtig. Alleen: de straten werden steeds smaller. Tegen het advies van de WybWyb in suggereerde ik terug te keren, de steegjes werden wel heel nauw. De WybWyb wist van geen wijken, na de volgende bocht zou het vast breder worden en zou het dorpje nog mooier worden.
Maar er was geen volgende bocht. De auto zat vast. Aan weerskanten had ik nog één centimeter over. Ik kon niet meer voor of achter uit. Gelukkig kwamen er een paar dorpelingen die vaker mensen hadden geholpen die van een soort WybWyb gebruikmaakte. Met zorgvuldig op en neer rijden, centimeter na centimeter, veel aanwijzingen en het inklappen van de zijspiegels, wist ik me na anderhalf uur uit de benaderde positie te bevrijden.
Dit weekend hadden we in Montpellier een kleine, rode Daihatsu gehuurd. De man van de huurauto’s sprak perfect Drents, zijn neef, zo vertelde hij, nam een pompstation in Havelte over. Drie maanden geleden was hij nog in Hoogeveen geweest. Wij tekende na controle alle papieren dat er op onze auto geen krasjes zaten en accepteerden een eigen risico van €1.200.
De dag daarop besloten we de Cevennen te verkennen. Je moet tenslotte de streek kennen waar je gaat wonen. Het Dwingelderveld is mooi en groot. De Cevennen is het Dwingelderveld in het zoveelste kwadraat en dan met bergen en vele malen ruiger. Bossen vol kastanjebomen, diepe gorges, hoge cols. In zo’n landschap staat al snel de WybWyb aan. Hoe kleiner de weggetjes, hoe enthousiaster de WybWyb adviseert. En de weggetjes werden smal en steeds smaller. Wij dachten toch echt op de D798 te zijn. We hadden geen idee dat D wegen ook onverhard konden zijn. De TomTom had ons al lang in de steek gelaten, zelfs de WybWyb vertoonde twijfels. Aan weerskanten staken scherpe rotsen uit, ongeveer even scherp als de rotsen waar we over heen reden. Soms moesten we stilstaan om uiterst voorzichtig langs boomstronken en rotsblokken te manoeuvreren. Het dal waarin we rijden wordt steeds dieper. Geen teken van leven, laat staan bewoning te bekennen. De TomTom laat ons in de steek, Google, Apple, zelf de WybWyb vindt het welletjes. Onze kleine Daihatsu is veranderd in een vinnig terreinwagentjes dat vast beraden is ons uit onze wanhoop te halen, hij trotseert beekjes, stenen, takken. Het wagentje is zelfs niet bang voor de ravijnen die links en rechts naast ons opdoemen. In één keer hebben wij de aard van de Cevennen leren kennen. Wat dat betreft: de WybWyb maakt waar wat ze belooft. Elke meter zie ik onze €1.200 eigen risico uit de zak vliegen.
Het duurde anderhalf uur om uit het Italiaanse dorpje te komen. Het duurt drie uur om weer een verharde weg te vinden. Iedereen die gek op avontuur is, raad ik aan de WybWyb te gebruiken, een absolute aanrader. Ik gebruik voortaan gewoon weer de TomTom. Onvoorstelbaar dat we dat eigen risico toch in de zak kunnen houden.
Gevonden
Cevennen
Business
Donderdag 14 februari, Schiphol
Even met andere zaken bezig.
Liegen
Dinsdag 13 februari, Lhee
Eigenlijk zijn er geen betrouwbare informatiedragers. Ik kan van iedereen van wie ik een foto maak een mede-dader van de killing fields maken. Ik combineer twee foto’s en er worden twee tijdperken met elkaar gemengd die in de verte verste niets met elkaar te maken hebben. Extra reden om zorgvuldig met informatie en ‘waarheid’ om te gaan. Ik hou dan ook niet van photoshop. Ik zou de meest grappige en kitscherige foto’s kunnen maken, maar ik doe het niet. Ik hou mij liever aan de rauwe werkelijkheid. Toegegeven, zelfs die laat ik niet ongemoeid, ik maak de boel graag wat lichter of donkerder of scherper. Meer niet, de donkere kamer getrouw in Lightroom. Maar zelfs foto’s die volstrekt niet zijn gemanipuleerd of bewerkt kunnen liegen.
Afgelopen zaterdag schreven zowel Jan als ik een blog met als titel Afscheid. Wij namen afscheid van elkaar en wisten niet of we elkaar nog, gezien de broze gezondheid van Jan, zouden zien. Ik was eerlijk gezegd ook wel erg geschrokken van zijn fysieke staat. Er zat nauwelijks anderhalve maand tussen de laatste keer en deze keer dat we elkaar zagen en het was overduidelijk dat het niet goed met hem ging.
We namen afscheid, door ons beiden in blogs beschreven. Wyb en ik liepen het tuinpad af. Ik keek achterom en zag Jan en Connie in de voordeur staan om ons uit te zwaaien. Ze hadden beiden bijna dezelfde kleur trui aan. In de tuin stond een struik met bolletjes die ook ongeveer dezelfde kleur hadden. Daar komt bij het emotionele moment. En ik besloot alsnog een paar foto’s te maken. Als je elkaar misschien niet meer ziet, moet je elkaar maar zoveel mogelijk op foto vastleggen. Daar komt bij dat Jan en ik met een fotoproject bezig waren. Met foto’s en tekst zouden we een soort biografie van Jan maken. Goed mogelijk dat we het niet kunnen voltooien. Maar deze foto’s hebben we dan tenminste.
Thuis zette ik de foto’s op mijn computer en wat blijkt: Jan ziet er helemaal niet ziek uit. Jan en Connie zien er uit als een stel dat op het punt staat een wereldreis te maken voor pensionados. Beiden stralen, gek op elkaar, zin in die wereldreis.
Er zijn twee mensen met wie ik Wordfeud, met Jan en met mijn Nicht uit Frankrijk. Per dag leggen we ieder ongeveer twee keer een woord. Soms doe ik het met grote tegenzin. Komt het Wordfeuden mij de neus uit. Maar ja, dat Wordfeuden is ook een mooi contact met de familie. Tradities moet je koesteren, er zijn er toch al zo weinig.
Na mijn afscheid van Jan legt hij geen woord meer. Zijn blog verschijnt niet op zondag en ook niet op maandag. Een keer niet verschijnen kan, twee keer niet verschijnen is ongewoon. Ik begin mij ongerust te maken.
Dinsdag zie ik dat Connie mij toevoegt aan een Whatsapp groep met de titel Update Jan. Ik weet genoeg, bel haar en krijg te horen dat Jan in het ziekenhuis ligt. Het gaat nu redelijk met hem, maar hij is zeker niet voor niets opgenomen. De foto’s hieronder liegen nog meer vind ik met terugwerkende kracht. Niet over de liefde tussen Jan en Connie, maar wel over de gezondheidstoestand van Jan.
Gevonden
Nijmegen
#metoo
Maandag 11 februari, Lhee
Ooit zei iemand mij eens dat er twee mensen zijn waar iemand die een functie bekleedde altijd op moppert: zijn voorganger en zijn opvolger. Dat eerste klopt geloof ik wel. Dat tweede niet. Dat komt omdat ik me nog nooit om opvolgers heb bekommerd. Als ik weg ben, ben ik weg en wat er met de organisatie gebeurt die ik achterlaat en waar ik met veel plezier en inzet heb gewerkt: het zal wel. Ik heb er geen invloed meer op, wil mijn opvolger niet voor de voeten lopen en laat letterlijk de boel achter me.
Vandaag ben ik bij het afscheid van mijn opvolger bij de stadsschouwburg in Leeuwarden, De Harmonie geheten. Arthur heeft het na mij liefst 17 jaar gedaan, wat wil zeggen dat ik dus al 17 jaar weg ben. Hij krijgt een groots afscheid, met veel mooie speeches en optredens. Menigeen kan jaloers zijn op zo’n afscheid.
Rijst bij de lezer natuurlijk de vraag hoe mijn afscheid was van De Harmonie. Daar is moeilijk antwoord op te geven. Ik ben namelijk twee keer directeur van het bedrijf geweest en heb twee keer op totaal verschillende wijze afscheid genomen. De eerste keer kwam aardig overeen met het afscheid van Arthur: een volle zaal, hoogwaardigheidsbekleders die lovende dingen zeiden, emotionele speeches en verrassende optredens.
Dit afscheid stond in schrille tegenstelling tot mijn laatste afscheid. Mijn laatste afscheid was een mythisch afscheid en was oorzaak van een onvervalste #metoo. Als directeur had ik mijn grote liefde gevonden. Niks mis mee, maar die liefde was toevallig een medewerker van me, iemand met wie ik in hiërarchische verhouding stond. Een doodzonde natuurlijk.
De eerste keer dat ik Wyb kuste, voor degene die van details houdt, was op 21 december, Harlingen was in een koude mist gehuld, wij liepen samen op de pier van Harlingen die als een lange arm op het wad ligt. Tijdens onze wandeling, en lang daarvoor, nam onze liefde onmetelijke proporties aan. Je had die pier en wij, verder was er niets.
Lang, heel lang hebben wij ons ingehouden. Maar die pier was te lang, de mist te mooi en terug van die pier kusten wij elkaar voor de eerste keer. En ik wist: vanaf nu is alles anders. Privé, zakelijk. De wereld op zijn kop.
Toen wij, in grote liefde en zielsgelukkig, in het treintje van Harlingen naar Leeuwarden zaten, zei ik tegen Wyb: ‘Vanaf nu ben ik geen directeur meer van De Harmonie.’ Niemand die het nog wist, maar ik wel. Drie maanden later maakten wij bekend wat wij al langer wisten en stak de storm op die ik verwachtte. Niet dat het in mijn buurt hard waaide. In het oog van de orkaan is het windstil.
Om ons heen ontstond van het ene op het andere moment een ijzingwekkende stilte. Wyb werd verbannen naar een kantoortje op een advocatenkantoor. Ik zat alleen in mijn directiekamer, keek doelloos uit het raam. Gelukkig hadden we onze aftocht geregeld. Bitter noodzakelijk anders had men mij kunnen opsluiten in een gekkenhuis. Een paar weken later kon ik ergens anders beginnen, ver weg in een grote stad waar men nieuwe levens kan beginnen.
Aan mijn laatste dag in De Harmonie heb ik geen herinnering. Vermoedelijk vakkundig verdrongen. Ik denk dat ik samen met Johanna, mijn trouwe assistente, ik ben haar eeuwige dank verschuldigd, mijn boel in dozen heb gepakt. Ik zal afscheid van haar hebben genomen en zonder verder iemand of iets goedendag te zeggen, niemand had daar behoefte aan, het pand hebben verlaten. In nog oudere tijden zou men mij buiten hebben opgewacht, met pek en veren hebben ingesmeerd en hardhandig de stad uitgerold.
Dit alles zit altijd prominent in mijn hoofd als ik naar De Harmonie ga, zeker als ik naar het afscheid van mijn opvolger ga.
18 jaar na dato durf ik er pas over te schrijven. En dat komt vooral omdat dit verhaal eindigt zoals zoveel verhalen: En ze leefden nog lang en gelukkig.
Gevonden
Dwingeloo
Boom
Zondag 10 februari, Lhee
Als we van Nijmegen terugkomen, besluiten we eerst langs het Rozendaalse Veld te gaan om Dies uit te laten. Het Rozendaalse Veld is een soort paradijs voor honden, een groot heidegebied waar ze vrijelijk los mogen lopen en een heleboel andere honden tegenkomen. Vroeger was dit gebied, onderdeel van de Veluwe, zo’n beetje onze achtertuin. Een paar keer per week lieten we hier Dickens uit die het mede een heerlijk gebied vond omdat we diverse plassen tegenkwamen.
Dickens was een blonde labrador, een hondenras waarvan je zou verwachten dat het van zwemmen hield. Dat was bij Dickens totaal niet het geval. Als het water dieper dan zijn borst kwam, maakte hij dat hij weg kwam. Dat wil niet zeggen dat Dickens niet van water hield. Hij was er gek op. Maar dan moest het wel de vorm van een plas hebben aangenomen.
Hij vond niets heerlijker dan in plassen liggen rollen. Aangezien de plassen van het Rozendaalse Veld door de zandgrond nogal modderig zijn, hadden we regelmatig een zwarte labrador in plaats van een blonde. Dickens was nauwer verwant aan het varken dan de hond.
We zijn voor het eerst sinds jaren op het Rozendaalse Veld. Het vervult ons met weemoed. Toch onvoorstelbaar hoe periodes in je leven komen en gaan. Ze zijn voorbij voordat je het weet. We hebben vijf jaar met veel plezier in Arnhem gewoond, een stad die het meer van haar omgeving moet hebben dan van haar centrum. Je kunt niet alles hebben.
We lopen het gebruikelijke rondje op het Rozendaalse Veld. We wijzen elkaar de plassen aan waarin Dickens lag te rollen. Zijn rondje bestond er vooral uit om van de ene naar de andere plas te rennen. Op een gegeven moment verlaat ons rondje het heideveld en duiken we het bos in. We zijn benieuwd hoe het met de majestueuze boom gaat. Hij is een van de vele koningen van het bos, een eik die er al eeuwen staat, die gewoon gestaag groeit, zich niets aantrekt van het gewoel der mensheid. Zijn dikke takken strekken zich imposant uit, hij eist steeds meer ruimte, kleine boompjes krijgen bij hem geen enkele kans. Vroeger bleven we altijd even bewonderend bij de boom staan.
Ik schrijf dit in de tegenwoordige tijd. Bij de majestueuze boom aangekomen, blijkt dat ik in de verleden tijd had moeten schrijven. Onze boom is rigoureus geveld. De helft van de boom is afgebroken, vermoedelijk getroffen door een onweer. De machtige takken liggen op de grond te vergaan, overgeleverd aan mossen en insecten. De majestueuze boom kunnen we niet langer meer majestueus noemen. Alweer een vriend uit het verleden geveld. We nemen een paar foto’s ter afscheid.
Gevonden
Arnhem
Afscheid
Zaterdag 9 februari, Nijmegen
Ik moet de lezer van Dossiermoddergat misschien toch even waarschuwen en mijzelf verexcuseren. Ik had echt het heilig voornemen om elke dag trouw een blogje te schrijven. Maar het lukt me niet. Onze toekomstplannen eisen te veel tijd. 15 maart dient er geëmigreerd te worden en dat levert het nodige werk op. Er moet een bedrijf in Frankrijk worden opgericht. Inmiddels komen er reserveringen binnen. Er moeten afspraken worden gemaakt met bedrijven die Les Trois Comtes gaan verkopen. De boel moet in alle opzichten worden georganiseerd.
En dat niet alleen. Er moet ook afscheid worden genomen. Nou ja, afscheid. Het vliegveld van Montpellier ligt 45 minuten van Saint-Hippolyte-du-Fort. Dat ligt dus dichterbij dan Schiphol van Dwingeloo. Er zijn dagelijks drie retourvluchten en het is 1 uur en 45 minuten vliegen. Binnen 4,5 uur kan ik op de Dam in Amsterdam staan. Wat is afstand nog tegenwoordig.
Maar ik moet toegeven, het voelt toch anders. Emigreren is een groot woord. Een nieuw vak gaan beoefenen is ook niet niks. Het voelt als een eind van een lange periode, het begin van een nieuwe waarvan we moeten afwachten hoe lang die precies gaat duren.
Vandaag zijn we op onze afscheidstournee in Nijmegen, bij Jan en Connie. Opeens voelt emigreren rauw aan, want het gaat helemaal niet goed met Jan. We zagen Jan nog op zijn verjaardag eind december. Voor het eerst vierde hij dat ingetogen met alleen zijn naaste familie. Dat is helemaal niets voor hem. Ik ken niemand die zijn verjaardag zo consequent en met plezier vierde als Jan. Misschien was het een voorbode, een voorteken. Sinds zijn verjaardag is zijn gezondheid versneld achteruit gegaan.
Wyb en ik ontmoeten Jan en Connie in het cafeetje bij hen in de straat op de hoek. Ze sluiten net een bijeenkomst af van hun zaterdagochtendclub. Elke zaterdag ontmoet een wisselend gezelschap elkaar in de plaatselijke boekhandel. Omdat Jan daar niet meer kan komen, vinden de ontmoetingen tegenwoordig in het cafeetje plaats.
‘En hebben jullie goede gesprekken gehad?’ vraag ik Connie.
‘We hebben gesproken over de Dood & de Dingen,’ waarmee ze refereert aan de titel van een gedichtenbundel van Jan. En daarmee zegt ze veel.
Als we van het cafeetje naar hun huis lopen, veertig meter, zie ik hoe slecht Jan loopt. Voetje voor voetje schuifelen we naar de overkant. Aan de keukentafel krijgen we een precieze update van de gezondheid van Jan en die is niet hoopgevend. Zijn nierfunctie nadert de kritische waarde. Goed mogelijk dat hij dadelijk aan de nierdialyse moet. Maar het is de vraag of zijn broze door medicijnen aangetaste lichaam dat wel aan kan. Jan zegt dat de patiënten folder dan eufemistisch spreekt over een conservatief scenario.
Na een heerlijke lunch en kout die alle kanten op fladdert, zoals gebruikelijk, nemen we afscheid van elkaar. Ik zeg dat ik eind mei mogelijk graag bij hen wil logeren omdat ik dan nog een laatste verplichting in Nijmegen heb.
Jan schrijft later in zijn blog van die dag met als titel Afscheid: ‘Als neef vertrekt vraagt hij of hij in mei een paar dagen vanuit Frankrijk kan komen logeren. Ik hoop ons allebei aan deze afspraak te kunnen houden.’
Gevonden
Dwingeloo
Donker
Vrijdag 8 februari, Lhee
Donkere kamer
Wie dan ook. Waar dan ook. Bij inzoomen
valt alles uiteen in korrelig gruis. Mens
en lucht zijn gebouwd uit onzichtbare punten,
een speling van het licht. Het beeld ontstaat
door samenloop van vlekken.
In een donkere kamer sleutel ik aan
werkelijkheid waar ik het niet mee eens ben.
De dag moet zonniger. Jij mag niet verouderen.
Met een penseel dwing ik je huid glad.
Ik schep jou naar mijn beeld, dat nooit
wordt wat ik uiteindelijk vastleg. Ik herplaats
punten, vervang vlekken. En keer op keer
weet ik weer dat werkelijk niets maakbaar is.
Wie dan ook. Waar dan ook.
Gevonden
Paul
Dinsdag 5 februari, Lhee
‘Ga je vanavond mee naar de voorstelling?’ vraagt Wyb.
‘Wat is er?’
‘Paul de Leeuw.’
‘Oh, nee. Ik denk het niet.’
Ik ben nogal uitgekeken op Paul de Leeuw. Als ik hem op televisie zie, zap ik meteen door. Hij is zichzelf zo aan het herhalen. Hij is zo nadrukkelijk leuk aan het doen dat het niet meer leuk is. De frisheid van een paar decennia geleden is totaal verdwenen, altijd diezelfde maniertjes.
‘Kom je vanavond thuis eten?’ vraag ik even later aan Wyb.
‘Alleen als jij vanavond mee naar Meppel gaat.’
‘Naar Paul de Leeuw?’
‘Ja.’
‘Oké dan.’
Ik heb er wat voor over om niet alleen te eten. Bovendien realiseer ik me dat ik het aankomende jaar, in tegenstelling tot de veertig jaar hiervoor, niet naar het theater zal gaan. Toch nog maar even gaan nu het nog kan.
Alles wat ik hiervoor zei over Paul de Leeuw is niet waar. Want tot mijn verrassing blijk ik enorm te genieten van zijn show. Toch goed om zo nu en dan even uit je zelf gecreëerde bubbel te stappen. Alle oordelen die ik over hem had gevormd door die flauwe televisieprogramma die hij presenteerde blijken niet te kloppen.
Ik zie een cabaretier die een soort onbenoemde cabaretier des vaderlands is. Het is alsof ik bij een leuke oom op bezoek ben. In de zaal zitten de meest uiteenlopende neefjes en nichtjes van hem, allen een totaal andere achtergrond, en ze zitten allemaal van hun oom te genieten. Ik ken niemand met zo’n divers publiek. Zijn liedjes zijn mooi, zijn verhalen zijn sympathiek, soms scherp, verrassend. Alles gebracht met een natuurlijke nonchalance waardoor hij een mooie intieme sfeer creëert. Volgende keer, als die keer tenminste komt, ga ik zeker weer.
Goed dat ik ben meegegaan want Patrick Neederkorn blijkt speciaal naar Meppel gekomen om afscheid van ons te nemen. Het duurt nog vijf weken voordat we uit Nederland vertrekken en ik voorzie dat het vijf weken afscheid nemen wordt. Wie we ook spreken, het gaat altijd over ons naderend vertrek. Op zo’n avond realiseer ik me hoeveel we achterlaten. De gewoonte van naar het theater gaan, veel zien, heel veel zien, het op de voet volgen van het theater. Alle mensen die we in die wereld kennen. Het is om weemoedig van te worden. Maar goed, er zijn ook een heleboel redenen om te kiezen voor de beslissing die we hebben genomen. Ook dat zal vast nog ter sprake komen.
Gevonden
Den Haag
Koffertje
Maandag 4 februari, Lhee
Over veel van mijn blogs ligt in deze periode een zweem van sentiment en nostalgie. Heeft alles te maken met het feit dat ik weer met een archeologisch project bezig ben, het graven in mijn eigen verleden, gedwongen door de aankomende verhuizing. Spullen die jaren onaangeroerd lagen, of spullen die jaren onder andere spullen vergeten lagen te verouderen, gaan nu weer door mijn handen. Ik roer door het verleden, het verleden beroert mij.
Zo kwam onder een stapel oude tassen, Wyb is een verzamelaar van tassen, dit koffertje tevoorschijn. Het koffertje staat voor een van mijn levens. Met dit curieuze ding heb ik letterlijk heel Nederland doorgereisd. Soms voelde ik mij een handelsreiziger in jeugdliteratuur. Ik weet zeker dat ik tot de top hoor van mensen die de meeste bibliotheken van binnen heeft gezien. En niet alleen bibliotheken, ook scholen. Per jaar reisde ik wel een stuk of twintig keer af om groepen kinderen te vermaken met jeugdliteratuur. Ik las voor, ging in gesprek, deed spelletjes, zette ze aan tot zelf schrijven, vormde koren waarin we scholen opschrikten met schreeuwgedichten.
Dit koffertje was mijn reisgezel. In het koffertje zaten de boeken en gedichten die ik voorlas. En niet te vergeten de boekenleggers waar ik op het einde van zo’n les mijn handtekening op moest zetten. Er waren momenten dat kinderen vochten om mijn handtekening. Ik vond dat altijd erg grappig. Benieuwd hoeveel van die handtekeningen niet in de prullenmand zijn verdwenen. In al die jaren heb ik echt wel duizenden kinderen enthousiast proberen te maken voor lezen en zelf schrijven. Ben zo benieuwd of het bij één iemand enig resultaat heeft opgeleverd.
Belangrijke vraag bij al die sessies: ‘Meneer, wat heeft u een raar koffertje. Hoe komt u daar aan?’ En dan vertelde ik dat het koffertje uit India kwam. Dat kinderen in India geen geld hebben om een schooltas of rugzak te kopen en dat alle kinderen daarom dit koffertje krijgen.
Volgende vraag: ‘En heeft u dat gekregen?’ Ik vertelde ze dan dat ik ooit op een school in India was en aan de kinderen daar vertelde dat ik een kinderboekenschrijver uit Nederland was. De Indiase kinderen wilden weten hoe de scholen er in Nederland eruit zagen. Ik vertelde ze dan over de rijkdom van de Nederlandse scholen, dat alle kinderen bijvoorbeeld een verschillende schooltas hadden. Dat dit misschien leuk leek, maar dat ze daardoor niet zo’n mooi ijzeren koffertje hadden. De kinderen in India vroegen of ik hun ijzeren koffertjes inderdaad veel mooier vond dan die schooltassen in Nederland. Veel mooier, zei ik. Waarop een van de Indiase kinderen mij zijn schoolkoffertje gaf, het koffertje dat nu hier in Nederland in de klas ligt.
Het verhaal was niet waar. Maar als fictieschrijver heb je vooral de plicht mooie verhalen te vertellen. De waarheid is dat Wyb het koffertje ooit meenam uit India omdat ze het zo mooi vond. Dat het de schooltas was van veel Indiase kinderen is absoluut waar. Maar of dat nu nog zo is, vraag ik me af. Ook in India zie ik inmiddels veel kinderen met een rugzak op naar school gaan. Zeker is dat het koffertje jarenlang mijn onafscheidelijke reisgezel was. Natuurlijk gaat het mee naar Frankrijk, het is voor mij een monumentje van een afgesloten leven.
Gevonden
Geluk
Zondag 3 februari, Lhee
Onze opslag in Meppel is leeg. Vijf jaar lang betaalden we elke maand een huurbedrag voor bezit dat we niet hebben gemist. Van meer dan de helft van de opslag hebben we definitief afscheid genomen. Zo stonden er in de opslag ongelooflijk veel boeken van de kinderboekenschrijver Gerard Tonen die hij uit ramsjpartijen had opgekocht in de tevergeefse hoop dat hij ze ooit nog eens door zou kunnen verpatsen. Uiteindelijk hebben we ze naar de bibliotheek gebracht en grote kans dat alle kinderen uit Drenthe aankomende maand een boek van voornoemde auteur rijker worden.
Een verhuizing betekent ook delven in het verleden. Lang niet alles uit de opslag gaat weg. Bij elke verhuizing vindt het ritueel plaats dat je dozen doorloopt waarin je anders nooit kijkt. Want wie weet kun je toch nog iets weggooien. En bij elke verhuizing gooi je wat dingen weg, maar de dozen vol herinneringen blijven.
Vandaag was het typisch zo’n zondag om dergelijke dozen door te lopen. Je weet het van tevoren: het wordt een dag vol weemoed en sentiment. Kijk naar onderstaande foto’s, voor niemand hebben ze betekenis, maar bij het bekijken opent zich voor mij het verleden, met alle zoete herinneringen vandien. Twee van de foto’s app ik naar Lies en schrijf erbij: geluk was toen nog heel gewoon. We studeerden, we hielden van elkaar, er lag een prachtig leven voor ons, daar waren we van overtuigd. We waren nog vogels die vrolijk in de vrije natuur rondvlogen -we zouden nooit worden gevangen.
Bij het zien van de foto’s komen de oude herinneringen terug. Onze studententijd, ons huis op de Westkanaaldijk met uitzicht op het Maas- en Waalkanaal en de Hatertse Vennen, onder ons de verkenners, het huis dat zo koud was dat regelmatig de dekens bevroren waren door onze adem. En altijd bezoek. We hielden een gastenboekje bij en er staan echt honderden mensen in. In mijn herinnering zijn we uit Nijmegen gevlucht door het onaflaatbare bezoek dat we hadden.
De foto’s zijn gemaakt in Luik. Het zal in 1974 of 1975 zijn geweest. We waren er met een vriend die ook een fanatiek fotograaf was. Die man met al dat haar is geen jonge Russische anarchist uit het begin van twintigste eeuw, het is ook niet een aap die opmerkelijk veel menselijke trekken heeft. Die man met dat haar ben ik. Ongeknipt naar de laatste mode, gebaseerd op revolutionair denken, sterke hippie invloeden en een beetje artistiek doen. Ja, lach maar. Das war einmal. Geluk was toen nog heel gewoon. Zelfs met zo’n outfit.
Gevonden
Schetsboekjes 2
Zaterdag 2 februari, Lhee
En natuurlijk hebben we nog zo’n kunstenaar waarvan de meneer van Hollands Promotion uitroept dat hij ‘economie’ is, een kunstenaar die velen in hun hart hebben gesloten: Vincent van Gogh. Op het Museumplein zijn Rembrandt en Vincent buren geworden. Ze hebben bovendien veel gemeen: enorme gedrevenheid, gecompliceerd leven, totale fixatie op hun werk.
Ik denk dat Vincent van Gogh de eerste kunstenaar is die ik leerde kennen. Mijn moeder was namelijk gek op hem, ze vond zijn werk fantastisch. En ik moet bekennen, ik ook. Al heel jong kreeg ik boeken over zijn werk en leven. Er is een periode dat ik zijn werk gewoon te vaak gezien had en ik hem wel heel erg een koekjestrommelkunstenaar vond. Gelukkig is die periode voorbij en kan ik weer volop genieten van zijn werk.
Velen vinden Rembrandt Nederlands grootste kunstenaar, ik kies toch voor Van Gogh, als ik zou moeten kiezen. Gelukkig hoef dat niet.
Twee dagen geleden schreef ik in een blog over schetsboekjes. De directeur van het Van Gogh Museum liet bij Jinek een paar prachtige facsimile-uitgave van de schetsboekjes van Van Gogh zien. Ze zijn zo goed nagemaakt dat het bijna lijkt alsof je Van Gogh zelf in je hand houdt. Ik begon meteen te watertanden en schreef: ‘Ik zou die boekjes graag willen hebben, toch eens informeren wat ze kosten.’
Uiteindelijk hoefde ik dat niet te doen. Van Leo Pot kreeg ik de volgende mail: ‘Ha gerard,
Enthousiast gemaakt door jouw blog dacht ik: “zo’n schetsboekje ga ik kopen!” Helaas valt de prijs een beetje tegen: € 5.950,- Als alle duizend verkocht worden is dat een omzet van bijna 6 miljoen. Daar kun je wel wat boekjes voor laten drukken… Groetjes, Leo.”
€5.950,-, alsjeblieft. Ik heb zelf ook nog even gekeken, geloofde hem nauwelijks. Maar het klopt. Je krijgt er voor dat geld ook nog een stijlvol, maar pronkerig bewaarmeubel bij. Zo’n meubel dat ik echt niet in mijn huis wil hebben. Ik zou zeggen: ‘Doet u mij alleen maar die schetsboekjes, dat meubel mag u houden. Wat scheelt dat in de prijs?’ Het zal weinig schelen want er is natuurlijk geen enkele verhouding tussen de verkoopprijs en de kostprijs. We hebben hier te maken met marketing, fondswerving, merchandising. De industrie rond volkskunstenaar Vincent van Gogh wordt mede bekostigd door dit soort geile uitgaven die een beroep doen op het hogere consumentensegment.
Als ooit de wederopstanding plaatsvindt, worden zowel Vincent als Rembrandt totaal gek als ze zien wat ze hebben veroorzaakt. Met ongeloof en verbijstering, en ik vrees zelfs met afkeer, zullen ze zien wat er met hun werk is gedaan. Ik vrees ook dat de meneer van Holland Promotion best voor zijn leven mag vrezen. De beide heren waren fanatieke mannetjes. Rembrandt zal zeker een percentage van de totale historische opbrengst willen hebben. Ik vermoed dat Vincent meteen weer een einde aan zijn wederopstanding maakt.
Gevonden
New York
Ogen
Vrijdag 1 februari, Lhee
Afgelopen week werd het Rembrandt jaar geopend door Prinses Beatrix in het Mauritshuis. Bij die gelegenheid hoorde ik iemand van Holland Promotion roepen dat Rembrandt ‘geld’ is, ‘economie’. Rembrandt vertegenwoordigt een onschatbare waarde voor de BV Nederland. De weinige keren dat je politieke en bestuurlijke elite enthousiast ziet zijn over kunst is als het over Rembrandt gaat. Rembrandt is inmiddels gesettelde VVD-kunst. De VVD omarmt kunst alleen als er goed geld mee te verdienen valt. Het is ook CDA-kunst geworden. Veel bijbelse taferelen, keurige figuratieve kunst en Rembrandt symboliseert de nationale trots. Niet voor niets wil dit kabinet alle jongeren naar het Rijksmuseum hebben.
Het staat in flagrante tegenstelling tot wie Rembrandt eigenlijk was. Rembrandt was een recalcitrante, nukkige, onmaatschappelijk kunstenaar. Op jonge leeftijd floreerde hij, werd aanvankelijk stevig omarmd door de Amsterdamse elite. Maar daarna trok hij zich weinig aan van de christelijke huwelijksmoraal en de artistieke mode. Rembrandt schilderde steeds eigenzinniger, steeds persoonlijker. Was de mode glad schilderen, Rembrandt was een soort pre-impressionist. In zijn werk introduceerde hij misschien wel voor het eerst in de geschiedenis de vrijheid, de werkelijke artistieke, humanistische ziel. Niet langer was god het middelpunt van de kunst, bij Rembrandt werd hij zelf, het individu het middelpunt van de kunst. Niet voor niets schilderde hij tientallen zelfportretten.
Rembrandt raakte tamelijk aan lager wal. De Amsterdamse elite keerde hem de rug toe en hij ging failliet. Hij moest zijn prachtige atelier aan de Jodenbreestraat verlaten. Hij trad in dienst van het bedrijf van zijn zoon opdat hij niet totaal werd leeggeplukt. Zijn werk werd zo eigenzinnig dat zijn tijdgenoten hem nauwelijks nog begrepen. In zijn schilderijen, maar vooral in zijn tekeningen, werd hij steeds autonomer.
En laat dat nou de reden zijn waarom we Rembrandt de grootste van zijn tijd vinden, een monument in de kunstgeschiedenis. Juist zijn onaangepastheid, zijn onmaatschappelijkheid, zijn schijt aan conventies zorgde ervoor dat hij een menselijk stem werd in zee van opdrachtkunst en godsdienstconventies.
Rembrandt is ingelijfd door keurig Nederland. Nippend aan hun glaasjes vierde het bij de opening van het Rembrandtjaar dat Rembrandt een merk is, een geldmachine. Houzee voor de BV, juichend als er weer een stukje nieuwe Rembrandt wordt ontdekt, vermenigvuldiging van de goudmijn.
Ik vier elk jaar Rembrandt door langs zijn zelfportretten te lopen en hem in zijn droeve ogen te kijken.
Jammer dat al die keurige burgermannen en -vrouwen niet beseffen dat keurigheid en in de pas lopen nog nooit een Rembrandt heeft voortgebracht.
Gevonden
Nes, Ameland
alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2019