Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2021, februari

Journal

 

Off the grid

Zaterdag 27 februari, Holten

Ik schrijf dit blog op een ongebruikelijke plek. Vermoedelijk wel een plek waar ik in de toekomst vaker zit. Ik zit namelijk aan de tafel van onze nieuwe camperbus, een pössl 2 win Plus 5.99 met Citroën Jumper 160 pk motor. Dit alles vers van de garage. Vanmorgen hadden Wyb en ik een college van Nico, degene die hem ons verkocht. Uitgebreid vertelde hij alle ins en outs, alle tips en tricks van de buscamper. Daarna mochten we hem, na betaling, de onze noemen en reden we hem de garage uit.

Eerst reden we met twee auto’s naar Spier waar we alle spullen die we van thuis hadden mee genomen een plaats in de Pössl gaven. Voor veel spullen geldt dat het eenmalige handeling is want veel kan permanent in onze nieuwe aanwinst blijven. Ons streven is om hem altijd stand by te hebben. Mochten we zin hebben om in Dwingeloo te staan of eindelijk eens Italië van boven naar beneden te bereizen, dan moet dat mogelijk zijn.

Zoals Nico nog even liet weten toen ik de garage uitreed: ‘Echt, je hebt de vrijheid gekocht. Het is zo jammer dat mensen er vaak veel te laat mee beginnen.’ Of dat op mij sloeg, liet hij in het ongewisse, het zou zomaar kunnen.
Onwennig reed ik achter Wyb aan die in de Volvo voor me reed. Stel dat ze nu opeens moet remmen en ik boven op haar klap. Zulke gedachten schieten dan wel door me heen. In plaats van dat ik superblij ben over deze onverantwoorde aankoop, komen er zomaar weer zorgen in mijn hoofd. De mens is een tobber, ik in ieder geval. Maar ja, waaraan heb je het verdiend dat je zo’n ding je eigendom mag noemen. Luxe kan af en toe best op een mens drukken.

Nadat we de buscamper een beetje hadden ingericht, lieten we de Volvo achter en reden we richtig Holten om proef kamperen. Hier staan we op een kleine camping als vrijwel enige gasten. Een paar honderd meter verderop staan nog drie campers, dat is het dan.
Het mooie van deze buscamper: we zijn totaal zelfvoorzienend. We hebben zonnepanelen op het dak, diverse accu’s waardoor we een paar dagen volledig off te grid kunnen. Ik wist niet wat dat was, maar Esther ons nichtje vroeg of wij ook off the grid konden staan. Nadat ik haar had gevraagd wat dat was, kon ik dat bevestigend beantwoorden.

Dit proef kamperen heeft tot nu toe twee belangrijke verbeterpunten opgeleverd. Eerste is dat we een vergiet dienen aan te schaffen om de pasta af e gieten, twee dat we een powerbank moeten aanschaffen om al die digitale apparatuur van ons aan de praat te houden. Die kan namelijk niet opgeladen worden met onze zonnepanelen, daarvoor moet je 220 volt hebben. Als we zo’n powerbank hebben kunnen we echt off the grid.

Mochten de dijken in Nederland breken, dan stappen wij snel in onze camper en kunnen we als vluchteling leven in hoger gelegen gebieden. Zo’n camper is dan reuze handig, lijkt me. Voordat de dijken breken gaan we met het ding op avontuur. Griekenland, Finland, het zo zomaar kunnen. Een vriend van ons heeft zijn buscamper ooit eens naar de VS laten inschepen en er daar een paar maanden from coast to coast mee rond getrokken. Allemaal hele aanlokkelijke mogelijkheden.

Lost and found

Vrijdag 26 februari, Groningen

Park

Donderdag 25 februari, Groningen

Het stadspark waarmee ik opgroeide was het Kronenburgerpark in Nijmegen. Mijn opa en oma woonden op de Weurtseweg, niet ver daar vandaan. Regelmatig liepen wij erheen om de eendjes te voeren. Zo heb ik verschillende foto’s waarop een blond onschuldig jongetje stukjes brood naar de vele eenden gooit. Volgens mijn ouders was ik dat jongetje, dus dat neem ik maar aan. Ik weet nog dat er achter de grote vijver een soort pleintje was met allemaal volières waar de mooiste vogels zaten. Goede kans dat daar mijn liefde voor vogels is ontstaan.

Dertig jaar later gaat mijn moeder op de Veemarkt wonen en kijkt ze vanuit haar appartement schuin het Kronenburgerpark in. In die periode wandel ik er regelmatig met mijn kinderen. En zij kijken met evenveel bewondering als ik naar de hoog opspuitende fontein waarvan het water kletterend neerkomt. Onze favoriete bezigheid: het voeren van de herten.

Zo weet ik uit mijn vroegste jeugd dat een stadspark van grote waarde is. Het is een belangrijke rustplek voor mensen die in een stad wonen. Op mijn reizen naar China zie ik dat het nog intensiever kan. Een park is daar de belangrijkste sociale ontmoetingsplek. Op open plekken worden danslessen gegeven. Op de paden schrijven mannen en vrouwen met water Chinese lettertekens. Op de terrassen van de paviljoens in het park is het ontzettend druk. Mensen drinken er thee en laten hun vogeltjes uit. Op de tafels staan vele vogelkooien. Als ze naar het park wandelen, nemen ze hun vogeltjes mee. Tussen de tafeltjes lopen mannen die oren schoonmaken. Mensen maken er volop gebruik van.

In Sri Lanka zag ik dat parken belangrijke plekken zijn voor het liefdesleven daar. Onder elke boom liggen paartjes innig verstrengeld. In New York is het Central Park de stedelijke speelplaats. Overal zijn mensen aan het joggen. Kinderen rennen heuvel op en af. Er is een kermis en in de vijvers roeien mensen. Ik hou van parken, het zijn pittoreske landschapjes in een zee van stenen. Even kunnen mensen genieten van de illusie van natuur. Overal hebben parken een grote aantrekkingskracht.

En dat in toenemende mate. Wyb en ik wonen nu vlakbij het Noorderplantsoen, het grote park van Groningen. Elke dag wandelen we hier met Dies onze rondjes. Het is momenteel verreweg de drukste plek van de stad. Het is vooral een ontmoetingsplek voor de studenten die op hun kleine kamertjes tegen de muren vliegen. Er wordt volop gerend, de iPhones op de bovenarm, op de gazons liggen de picknicksdekens uitgestrooid waar mensen samen eten en drinken. Daar tussendoor vliegen de frisbees en de ballen waar honden achteraan rennen. De bomen dienen als rugsteun voor studerende en lezers. Voor het paviljoen staat de hele dag door een rij van tien, twintig meter voor een koffie of thee to go.

Soms is het zo druk in het park dat Wyb en ik ons afvragen of dit wel verantwoord is. Tot gisteren kon iedereen er ongestoord gebruik van maken. Gisteren werd uiteindelijk besloten het park te ontruimen. Te druk, schijnt. Ik zeg schijnt, want op het tijdstip dat Dies en ik er meestal lopen, zat ik voor een onderzoek naar mijn ogen in het ziekenhuis. Zodoende heb ik de ontruiming moeten missen. Waar ik vooral benieuwd naar was: hoe druk moet het zijn om het Noorderplantsoen te ontruimen? Door mijn ziekenhuisbezoek heb ik dat helaas niet kunnen vaststellen.

Aan het begin van de avond lopen Wyb en ik een rondje door de stad en door het park. Opnieuw is het druk. Hier en daar klinkt hard het gedreun van hiphop. Voor het paviljoen ook nu een lange rij. Wyb en ik sluiten ons er bij aan voor een chai to go. Een park is in tijden van een pandemie helemaal goud waard.

Bankje

Woensdag 24 februari, Groningen

Zweven

Dinsdag 23 februari, Groningen

Ik snap niets van de zwevende kiezer. Met die uitspraak zeg ik dat ik de meerderheid van de Nederlandse bevolking niet begrijp. We zitten minder dan een maand voor de verkiezingen en van de 13 miljoen kiezers weet 10 miljoen nog niet wat hij gaat stemmen. Dat kan toch niet waar zijn? Ik zal het sterker vertellen. In 2017 wist 40% van de kiezer op de dag van de verkiezingen nog niet wat ze gingen stemmen.

Bij mij rijst dan meteen de vraag of je überhaupt wel competent bent om te kiezen. Een. Je hebt vier jaar de tijd gehad om de politiek te volgen. In die vier jaar moet er toch een notie zijn ontstaan met wie je het wel of niet eens bent. Als dat niet is gebeurd heb je in een hol onder de grond geleefd, ben je doof en blind, of ben je gewoon heel dom. Hoe kunnen we de democratie aan dit soort mensen overlaten? Dat moet tot brokken leiden.
Twee. Gesteld dat je in het buitenland hebt gezeten of een tijd in coma lag of in een isolatiecel in een of andere inrichting zat en je moet er uit komen om te stemmen, mee te doen met de verkiezingen, dan weet je toch waar je voor staat, wat je in het leven belangrijk vindt en welke partij daar voor staat? Nee, dus.

Misschien is dat zweven wel een goed criterium om lieden die een week voor de verkiezingen nog steeds zweven het recht van stemmen te ontnemen. Want als je gaat stemmen vind ik dat ik als medeburger mag eisen dat je wel weet wat je doet en waarom. Het gaat verdomme ook om mijn democratie. Voordat je het weet wordt die democratie een beetje verrapzakt door een stel lapzwansen die te lui zijn om zich een beetje in zo’n belangrijk goed als de democratie te verdiepen. Er zijn genoeg voorbeelden hoe domheid en onwetendheid tot ellende kan leiden.

Je mag toch verwachten dat een beetje mens weet wat hij wil en waarom hij dat wil. Ik kan me er helemaal niets bij voorstellen dat je tot de verkiezingen of op de dag van de verkiezingen nog niet weet op welke partij of persoon je gaat stemmen. Dan moet je je toch wel erg lullig voelen, lijkt me. Krijg je de vraag: ‘En? Wat ga je stemmen?’ Moet je zeggen: ‘Weet ik nog niet, ik zweef.’ Wat een zakkerig antwoord. Dat antwoord is even zakkerig als mensen die antwoorden: ‘Sorry, dat zeg ik niet want dat is privé.’ Ja? En? Schaam je je voor je keuze? Gewoon je stem uitbrengen is toch heel wat anders dan praten over je diepste seksuele verlangens.

Ik wist vier jaar geleden al waarop ik gingen stemmen. Gewoon omdat ik iets vind. Omdat er dingen zijn die ik al mijn hele leven belangrijk vind. Ik kom daar in Dossiermoddergat zeker nog op terug. Voor de zekerheid heb ik de stemwijzer.nl even ingevuld. En ik dacht het al, het kan bijna niet anders, natuurlijk kwam daar Groen Links uit.

 

Groningen studentenstad 3

Maandag 22 februari, Groningen

Mazzelpikken

Zondag 21 februari, Groningen

Hans was zo aardig om kritisch Een paradijs met zorgen te lezen. Het boek dat Wyb en ik schreven over ons avontuur in Frankrijk. ‘Maar waar ik zo benieuwd naar ben nu ik het uit heb, wat deed dit het allemaal voor jullie relatie? Daar lees ik niets over.’ En daar heeft hij gelijk in. Het stomme is: we hebben er nooit bij stil gestaan om daar iets over te schrijven. Waarom? Omdat al het gedoe, ziekte, lockdowns, financiële ellende, nauwelijks invloed heeft gehad op onze relatie. Dat klinkt braaf, toch is het zo.

Al tijdens de eerste lockdown bleek dat Wyb en ik volledig lockdown bestendig zijn. Al die totalitaire vrijheidsbeperkingen in Frankrijk leverden geen noemenswaardige spanningen tussen ons op.
Ook toen we erover dubden om te stoppen met Les Trois Comtes en uiteindelijk de beslissing moesten nemen, deden we dat in redelijk overleg. Alweer geen noemenswaardige spanning. Dus Een paradijs met zorgen moet het niet hebben van onze huwelijksperikelen. Ook ellendige zaken en ellendige beslissingen kunnen wel eens in harmonie worden genomen.

Hoe dat kan? Ik denk dat het komt omdat wij een tamelijk taoïstische opvatting hebben over dingen die gebeuren. De dingen gebeuren zoals ze gebeuren en je past je aan naargelang de omstandigheden. De foto die ik onlangs op Dossiermoddergat zette waarop ik met mijn blote piemel in een bijna leeg zwembad mistroostig zat te kijken in water waar nog wat verlepte bladeren dreven, mag hiervoor metafoor zijn. De titel: Sometimes you win, sometimes you lose. Wyb en ik zijn er tamelijk bedreven in om dat te accepteren. Wie niet waagt, wie niet wint. En aangezien wij nogal eens wat wagen, winnen we wel eens, maar verliezen we ook. All in the game.
We zijn nu ook weer niet zo taoïstisch dat we alles lijdzaam over ons heen laten komen. Natuurlijk proberen we ellende en ander onheil te keren. Maar soms sta je daar nou eenmaal machteloos in. Shit happens.

Gelukkig zijn we ook ontzettende geluksvogels. Of om dat in mijn jeugdjargon te zeggen: ontzettende mazzelpikken. Wij kwamen tamelijk berooid aan in Nederland. Wat we in Frankrijk hadden verdiend was net genoeg om nog twee maanden karig van te leven.
En wat denk je? De Belastingdienst is geprezen (alleen in dit geval), kregen we opeens een substantieel bedrag terug uit voorafgaande jaren. Konden we toch op gewone manier de winter doorkomen.
Dat was niet het enige. We waren nog niet terug of Wyb vond een baan als interim programmeur en marketeer in het theater van Winschoten. Ook al regende het hier pijpenstelen en was november deprimerend donker, de wereld werd voor ons toch zonniger.

Als klap op de vuurpijl kregen we gisteren te horen dat een uitgever ons boek Een paradijs met zorgen wil gaan uitgeven. Sometimes you win, sometimes you lose. Maar sinds we terug zijn in Nederland zijn we aan de winnende hand. We zijn gewoon de reinste mazzelpikken.

Horeca in tijden van Covid.

Ode aan de verre voorouders

Zaterdag 20 februari, Groningen

Lichtflitsen

Vrijdag 19 februari, Groningen

Vier dagen geleden kreeg ik opeens weer vallende sterren in mijn oog. Ik zie ze voor het eerst als ik de donkere gang in loop. Onregelmatig zoeven de sterren naar beneden. Als ik naar buiten ga om Dies uit te laten en door de donkere stad loop zijn ze er ook. Dunne lichtstraaltjes die zomaar oplichten.

Vorig jaar in Saint-Hippolyte waren ze er voor het eerst. Als ik een donkere kamer in liep, vreemde lichtflitsen. Vorig jaar was het erger dan nu. Nu zie ik ze in de uiterste rechterzijde van mijn rechteroog. In Hippolyte waren het veel meer vlekken, veel meer naar het binnenste van mijn oog.

Vorig jaar maakte ik mij er erg ongerust over. Op thuisarts.nl, een site waar we in Frankrijk veel aan hebben gehad, stond dat je meteen contact met de huisarts moest opnemen. Ik dacht meteen aan iets neurologisch, een hersentumor of zo, de eerste symptomen van een tia. Ik waande mij al blind, de blinde fotograaf, zul je altijd zien. Ik wachtte nog een tijdje om naar de dokter te gaan. Ik had geen zin in nog een kwaal erbij. Ik zag mij alweer in een Frans ziekenhuis liggen.

Uiteindelijk zijn we toch gegaan. De dokter, waar ik weinig vertrouwen in had, zei dat het geen kwaad kon. Als het naar een week nog niet over was, moest ik maar terugkomen. Later kregen we gelukkig madame Bonvoisin als huisarts, de beste die ik ooit heb gehad. Inderdaad stopte de lichtflitsen en heb er eerlijk gezegd nooit meer aan gedacht. Tot vier dagen geleden.

Vandaag toch maar naar de huisarts gegaan. Hij vertelde me dat het vermoedelijk niets neurologisch was, het zouden de eerste symptomen kunnen zijn van een netvlies dat loslaat. Verdomme, dacht ik, zie nou wel dat ik langzaam uit elkaar val. De ouderdomskwalen doen hun intreden. Hij regelde voor vanmiddag al een bezoek aan de oogarts.

Mijn ogen zijn nog nooit zo goed onderzocht. Volgens mij kroop ze met haar apparatuur in mijn oog. Inderdaad heeft het met de aanhechting van het netvlies te maken. In de aanhechting komen kleine kiertjes. Het zou kunnen dat het erger wordt, dat er een gat in komt en dat het netvlies dan loslaat. Het lijkt dan net alsof er een gordijn voor mijn ogen komt, wist de oogarts te vertellen. Maar daar was nu nog zeker geen sprake van, stelde ze me gerust.

Ik mag niets zwaar tillen, niet sporten, vooral rust houden. Als het goed is gaat het dan vanzelf weer over, net zo als vorig jaar. Tijdens het onderzoek merkte ze wel dat de druk op mijn ogen groter is dan gebruikelijk en dat ik een opmerkelijk dicht hoornvlies heb. Volgende week is er een vervolgonderzoek. Voor de lichtflitsen hoef ik vooralsnog niet bang te zijn. Voorlopig ben ik geen blinde fotograaf.

Maas en Waalkanaal

Donderdag 18 februari, Groningen

Toch nog even over het Maas en Waalkanaal. Van mijn achtste tot mijn zevenentwintigste speelde mijn leven zich rond het kanaal af. Letterlijk, want ik ben zo vaak over de Hatertse brug gereden. Toen ik de brug leerde kennen was het een smalle, witte brug, een soort crisis brug. De brug was van geen belang want wie van Hatert de brug overging kwam in een eindeloos landschap van weilanden dat onderdeel was van de Hatertse Vennen.

Zo af en toe waagde ik mij over de brug. Ik zeg wagen omdat het onbekend terrein was. Je wist nooit wat je daar tegenkwam, kon best dat er bendes of landlopers liepen, misschien wel potloodventers. Mijn moeder waarschuwden voortdurend daarvoor. Overigens heb ik alle drie potentiële gevaren daar nooit gezien.
Het gevaarlijkste was nog zonnedauw, een vleesetend plantje. Als er een vlieg op ging zitten, klapte het blad ineen. Weg vlieg. Ooit probeerde ik er dichtbij te komen en kwam vast te zitten in een moeras. Met moeite trokken mijn vrienden mij eruit. Verderop schreeuwden hatelijk de meeuwen die met honderden in het meeuwenven broedden. Allemaal verdwenen. De mens is de natuur niet waard.

Rond mijn elfde werd de brug gesloopt en werd het de stevige brug die er nu nog is. En met de brug werd op de weilanden een nieuwe stad uit de grond gestampt. Er wonen verspreid over diverse wijken nu zo’n 22.000 mensen. Ze hebben geen idee dat ze op voormalig weiland wonen. Midden in die nieuwe wijk stond mijn middelbare school. Elke dag fietste ik er over de nieuwe brug heen.

Dat betekende elke dag twee keer flink klimmen met onze zware schooltassen op de bagagedragers. De rugzak was toen nog niet uitgevonden. Op een dag beklommen wij weer hijgend de helling van de brug. Ik fietste aan de buitenkant van de vriendenclub. Bijna boven hoorde ik een brommer achter mij bellen. Ik keek om en op hetzelfde moment kreeg ik een vuist tegen mijn kaak. Dat was mijn kennismaking met zinloos geweld.

Veel later werd het Maas en Waalkanaal zelfs mijn directe buur. Samen met Lies ging ik in een boerderij wonen die langs het kanaal stond. Op een ochtend werden we wakker door zwaailichten en veel geschreeuw. Bleek er een groot binnenschip naast ons huis te zijn gezonken. Toen we de radio aanzetten bleek dat we naast groot landelijk nieuws woonden. Natuurlijk werd het schip snel geborgen, het kanaal is van te groot economisch belang voor een blokkade.

Buscamper 3

Woensdag 17 februari, Groningen

Voor een belangrijk deel groeide ik in mijn jeugd op in Hatert, een wijk in Nijmegen. De wijk ligt naast het Maas-Waalkanaal. Aan de overkant ligt Weezenhof, waar ik ook een tijdje heb gewoond. Het Maas-Waalkanaal is een breed en belangrijk kanaal. Het verbindt de machtige Waal met de duffe Maas, een schip kan zo van het noorden naar het zuiden huppen en terug.

Door dit blog te schrijven en even te googelen kom ik erachter dat het kanaal officieel Maas-Waalkanaal heet. Wij zeiden vroeger altijd Maas en Waal kanaal en ik ben niet van plan, ondanks mijn nieuw opgedane kennis, dat te veranderen. Het Maas en Waal kanaal speelt een belangrijke rol in mijn jeugd. Regelmatig trokken mijn vriendjes en ik erheen om steentjes over het water te keilen. Wie kon zwemmen sprong er wel eens in.

Het was ook een bron van inspiratie. Met een aantal vriendjes had ik een club die De Zwarte Hand heette. Geen bijster originele naam want in de boeken van Pietje Bell heeft Pietje een club met dezelfde naam. Pietje was voor ons best een benijdenswaardig rolmodel dus onze club heette ook De Zwarte Hand.
Op een gegeven moment besloten wij dat wij de wijde wereld in wilden. Om wat voor reden dan ook besloten we dat met kano’s te doen. Wij zagen ons de kano’s al in het Maas en Waal kanaal leggen en zo richting Maas naar Frankrijk kanoën en vandaar verder naar het zuiden afdwalen. Het was dezelfde tijd dat we missionaris wilden worden.

Alle clubleden besloten afzonderlijk voor een kano te gaan sparen. Tot wij erachter kwamen dat kano’s best duur zijn. Niemand van ons kreeg ooit het benodigde bedrag bijeen. Wij besloten onze ambitie een beetje bij te stellen en voor luchtbedden te gaan sparen. Ook met die dingen kon je wel richting Maas drijven.

Als wij over kano’s en luchtbedden spraken dan kwam er in onze lichamen een opgewonden spanning. Als wij die dingen hadden, konden we zomaar de wijde wereld in, weg uit Hatert, weg uit Nederland. Van al dat fantaseren werden we zo gelukkig. Reizen, trekken, avonturen, onbekende streken. We wisten zeker dat het leven dan prachtig zou zijn. Ook voor een luchtbed kregen we het geld nooit bij elkaar.

Een kano, een luchtbed, een buscamper, het komt toch allemaal voort uit hetzelfde gevoel. Het gevoel te willen zwerven, naar onbekende streken te trekken. Het maakt niet uit of je nou zes of zesenzestig ben, de opgewonden verwachting van nieuwe avonturen, onbekende streken, nieuwe landschappen, het blijft in een lijf zitten.

Buscamper 2

Dinsdag 16 februari, Groningen

Ik weet niet meer hoe het te spraken kwam, maar in bad kregen Wyb en ik het opeens over ADHD. Bij ons rees de vraag of wij daar mogelijk aan lijden. Ik zocht op internet de kenmerken op van iemand die ADHD heeft. Laat ik voor mijzelf spreken. Zie hier onder een lijst van kenmerken en ik zal meteen proberen in te schatten of ze ook op mij van toepassing zijn.

Iemand met ADHD is snel afgeleid en kan niet goed luisteren. Het eerste is op mij van toepassing, het tweede niet.
Hij heeft moeite met details en maakt veel slordigheidsfouten. Klopt wel, heb ik ook.
Iemand met ADHD doet veel dingen tegelijk, maakt dingen niet af. Dat eerste klopt, dat tweede niet helemaal. Ik maak zeker dingen af, maar sommige niet. Maar dat komt omdat ik veel dingen tegelijk doe, denk ik altijd

De lijst vervolgt: vergeetachtig zijn (heb ik geen last van), spullen kwijtraken (heb ik ook geen last van), snel verveeld zijn (ja, daar lijd ik absoluut aan). Niet stil kunnen zitten (ik kan heel lang achter elkaar stil zitten en geconcentreerd bezig zijn). Constant een rusteloos gevoel hebben (dat dan wel weer). Veel praten, (vroeger zeker, heb ik naar mate ik ouder word beter in de hand). Moeite hebben met ontspannen (nee, daar heb ik geen last van.)

Het is een lange lijst. Verder staat erop.
Niet denken, maar doen. Mijn impulsiviteit is groot, maar pakt zelden verkeerd uit. Afkloppen.
Dingen doen waar je later spijt van hebt. Geldt voor mij nauwelijks.
Anderen in de rede vallen. Ik geloof niet dat ik dat doe.
Impulsief omgaan met bijvoorbeeld geld, vrienden, relaties en werk. Eerlijk gezegd denk ik wel dat dit klopt, ik ben nu eenmaal impulsief, zo erg zelfs dat ik inmiddels vertrouwen heb in mijn impulsiviteit.

Ik maak het nu snel even af, hoor. Het is zo’n lange lijst.
Geen gevoel hebben voor tijd. Onzin.
Moeite met plannen. Totaal niet.
Moeilijk in slaap vallen. Nooit last van gehad.
Prikkelbaarheid. Totaal niet.
Angstige gevoelens hebben. Zeker. Maar om met Isabel Allende te spreken: iedereen is bang.
Snel boos worden. Nee, niet echt, maar ik kan wel boos worden, het kan als een storm komen opzetten.
Sociaal onhandig. Dacht het niet. Ik denk dat mijn carrière dat bewijst.
Moeite hebben om hoofd- en bijzaken te scheiden. Nee, totaal niet.
Vaak vallen en knoeien, onhandig zijn. Absoluut.

Als ik even turf dan denk ik dat ik een halve ADHD’er ben. Onrust en impulsiviteit, zeker.
Waarom ik over ADHD begon heeft te maken met het feit dat Wyb en ik een ding hebben gekocht dat een prima vervoermiddel is om aan die onrust en impulsiviteit vorm te geven. Gisteren kondigde ik het al aan. Vandaag hebben Wybrich en ik een buscamper gekocht. Ik denk dat we onze onrust, ons reis- en avonturendwang daar prima mee kunnen bevredigen.

Ik kan.me voorstellen dat de lezer ook nieuwsgierig is naar het ADHD-gehalte van Wyb. Wij hebben deze kenmerken ook ten aanzien van Wyb bekeken. Haar score was beduidend hoger. De Censor heeft mij echter laten weten dat details in deze uit den boze zijn.

Je zou ook kunnen zeggen dat Dossiermoddergat langzaam steeds professioneler wordt. We hebben nu een mobiel redactiekantoor dat de wijde wereld ingaat. Hopelijk gaat de lezer van Dossiermoddergat er evenveel van genieten als wij. Wordt zeker vervolgd.

Buscamper

Maandag 15 februari, Groningen

Ons hoofd zit weer vol met plannen. Wij hebben daar wel vaker last van. Er rijpen dingen in ons hoofd en als ze rijp zijn willen we ze, als het enigszins kan, uitvoeren. En toegegeven, impulsiviteit is Wyb en mij niet vreemd. Er zijn mensen die alles zo lang en goed overdenken dat ze nergens toekomen. Ze redeneren en overdenken alles dood. Wij hebben daar beiden gelukkig geen last van.

Meer en meer besef ik dat ik 66 ben. Over 14 jaar ben ik 80. Op z’n best loop ik dan als oude man door Groningen. Op z’n slechts ben ik overleden. Van dat laatste zou ik niet eens opkijken want ik kom niet bepaald uit een sterk geslacht.
Dit besef zorgt ervoor dat ik weet dat ik niets moet uitstellen. Nooit denken dat doe ik later nog wel eens. De kans dat er geen later is, neemt met de dag toe. Er moet dus geleefd worden, zeker nu ik nog gezond ben. Afkloppen. En met gezondheid is het eigenlijk hetzelfde. De kans dat de ongezondheid toeslaat neemt eveneens met de dag toe. Er moet dus geleefd worden, nu, en niet met mate.

Vandaar dat Wyb en ik op het punt staan een buscamper te kopen. Morgen hebben we weer een afspraak. Voor het juiste beeld: een buscamper is niet zo’n groot wit ding dat lomp over de weg schommelt. Een buscamper is ongeveer 6 meter lang wat betekent dat je er gewoon steden mee in mag en met goed fatsoen door de bergen kunt rijden. Meegaan op ferry’s is geen probleem, je kunt gewoon mee met de personenauto’s. Toch zit er alles in zo’n ding. Een vast bed, een wc, een douche, een zithoek, een keuken en alle andere dingen die het leven aangenaam maken.

Enkele plannen die we ermee hebben: volgende winter drie maanden door Portugal en Spanje trekken. Een oude droom verwezenlijken of in ieder geval daar delen van: een reis langs de hele kust van Europa. Van het noordelijkste puntje tot het oostelijkste puntje. Maar ook eenvoudige plannen zoals weekends doorbrengen op een natuurcamping in het ons zo geliefde Dwingeloo.

Ik doe het niet voor mezelf. Laat dat duidelijk zijn. Ik heb maar één ding voor ogen: de lezer van Dossiermoddergat. Nu ik gepensioneerd ben en over tweeënhalve maand mijn AOW ontvang moet ik de lezers van Dossiermoddergat toch ergens mee vermaken. Ik moet toch iets hebben om over te schrijven. Dat hoop ik te doen door onze trektochten door Europa en onze avonturen toe te voegen aan Het Dossier. Voor de liefhebber: wij hopen dat het een Pössl 2 win plus wordt. Voor wie nieuwsgierig is moet zo’n bus maar eens googelen. Wordt vast vervolgd.

Veinzen

Zondag 14 februari, Groningen

De afgelopen week kwam ik twee keer het woord veinzen tegen. Een woord dat ik volgens mij nog nooit zelf heb gebruikt. De context waar ik het beide keren tegenkwam vond ik interessant.

De eerste keer kwam ik het woord veinzen tegen in een essay van Oek de Jong over de schrijver Frans Kellendonk. Kellendonk voelde zich altijd nauw verwant met het katholieke geloof, alhoewel hij ook wel wist dat god allang dood is. Maar katholiek opgevoed hechtte hij veel waarde en had hij veel sympathie voor de katholieke riten. Uiteindelijk koos hij voor een soort, wat hij noemde, oprecht veinzen, aldus Oek de Jong.
Oprecht veinzen. Het is bijna een nieuwe manier van geloven. Je doet alsof je gelooft, alhoewel je weet dat god niet bestaat. Misschien, zo bedacht ik, is dit wel de meest eerlijke manier van geloven. Je weet dat je jezelf voor de gek houdt, maar je doet toch gewoon mee met geloven -en dat met volle oprechtheid. Het is een geraffineerde paradox, een soort intelligent geloven. Je hebt voor jezelf door dat het in wezen onzin is, maar je gaat toch lekker door met de warmte en geneugten die geloven met zich meebrengt.

Vanmorgen las ik een lang interview met Adriaan van Dis in de NRC. Hij praat dan over de hoofdpersoon in zijn nieuwe boek KliFi (wat ik een rare, vervelende titel vind), Jácob Hemmelbahn. Hij zegt dan: ‘Als Jácob Hemmelbahn schrijft, worstelt hij doorlopend met Poema, de censor in hemzelf. Die leest nauwgezet met hem mee, sust, slijmt, corrigeert en suggereert voortdurend alternatieven waarmee Hemmelbahn de grote leider niet voor zijn hoofd stoot, en zichzelf niet in de problemen zal brengen.’
De interviewer zegt dan: ‘Pas je aan. Je moet bouwen, niet breken… Vlei en overwin.
Het interview vervolgt dan: ‘Veinzen is de smeerolie van de beschaving, zegt van Dis. Maar wanneer wordt veinzen gevaarlijk? “Veinzen wordt aanpassen. En aanpassen wordt meelopen. Waar zit de meeloper in jezelf?” In feite draait het in KliFi om de vraag: hoe moedig ben je als het er werkelijk op aankomt?’

Belangrijk vraag, ook voor mij. Ik heb in mijn professionele leven heel wat geveinsd. Inderdaad. Smeerolie van de samenleving. Het zou een paar keer flink fout zijn gegaan als ik niet had geveinsd. Fout voor mij zelf, fout voor mijn werk. Maar er zijn natuurlijk grenzen. Waarom zou je bijvoorbeeld oprecht geloof veinzen als je weet dat het in diepste geen zin heeft? Bijvoorbeeld omdat dit het meest prettig voor. jezelf voelt.

Och, niemand ontkomt aan het veinzen. Veinzen is vaak een kwestie van overleven. Maar door te veinzen kun je ook in een richting gerommeld worden waarin je in feite helemaal niet wilt gaan. En ik vermoed dat het eigenlijk geldt in alle kwesties van het leven. Veinzen prima, maar het heeft zijn grenzen.

Wad

Zaterdag 13 februari, Moddergat

IJstijd

Vrijdag 12 februari, Moddergat

De familie voor landgoed Kaastra.

Windowdressing 2.0

Donderdag 11 februari, Groningen

Wow

Dinsdag 9 februari, Groningen

Uitnodiging

Maandag 8 februari, Groningen

Moddergat

Zaterdag 6 februari, Moddergat

Geluksmomentje

Vrijdag 5 februari, Groningen

Ik kende vandaag een geluksmoment dat ik lang niet mee heb meegemaakt. Vandaag legde ik de laatste hand aan ons boek over ons Franse avontuur. De titel: Een paradijs met zorgen. Naar mijn gevoel kan ik het project nu afsluiten. 
Twee weken geleden had ik al de eerste versie voltooid. Daarna lazen Wyb en ik het boek nog een keer en redigeerden en corrigeerden we het nodige. Daarna las ik het nog een keer hardop voor mijzelf, wat ik altijd erg nuttig vind. Opmerkelijk hoeveel hobbels je er dan nog uithaalt.

De afgelopen dagen heb ik al onze wijzigingen verwerkt. Vanochtend was ik daarmee klaar. Wij vinden het nu goed genoeg om naar een aantal mensen te sturen in de hoop dat zij het nog eens kritisch willen lezen. Dit neemt niet weg dat ik het gevoel heb dat het werk is voltooid, in ieder geval het meeste werk.

En eigenlijk levert me dat altijd dat geluksmomentje op. Drie maanden consequent eraan werken zorgden ervoor dat er nu van niets een boek van vermoedelijk 160 pagina’s ligt. Ik vind dat toch altijd het wonder van het schrijven. Eerst is er niets. Vervolgens is er een nieuw van letters gemaakt universumpje. Toch een klein wonder, vind ik altijd.

Het is lang geleden dat ik een boek heb voltooid. Er waren jaren dat ik twee kinderboeken per jaar schreef, wat mij een klein oeuvretje opleverde. De afgelopen jaren schreef ik een blog en dat was het wel. Trouwens niet helemaal waar, nu ik dit zo opschrijf realiseer ik me dat er in mijn bureaula nog een roman ligt waar ik tot nu toe geen uitgever voor vond. De titel: De Plagen. Dat lekkere schrijfgevoel is gelukkig met Een paradijs met zorgen weer helemaal teruggekomen.

Ik heb Een paradijs met zorgen zeker niet alleen geschreven. Eigenlijk hebben Wyb en ik dit samen gedaan. Zonder haar inbreng had ik maar de helft kunnen schrijven, haar herinneringen en invalshoeken waren onontbeerlijk voor het boek en zeker ook als het om de afwerking gaat. Vandaar dat onze beide namen op de cover komen.

Zelfportret in tijden van Covid

Donderdag 4 februari, Groningen

Kapper geen essentieel beroep?

Netsen

Woensdag 3 februari, Groningen

Vorige week kwam opeens het woord netsen uit mijn mond in een gesprek met Wyb. Netsen? Wyb had geen idee waarover ik het had. Netsen is voor mij net zo’n gewoon woord als pannenkoek of koffie. Ik hoor het mijn moeder nog uitspreken als ik weer eens in een heilloze discussie met mijn vader zat: ‘Zit nou toch niet zo te netsen.’ Netsen is onaangenaam met elkaar discussiëren, een beetje plagerig en geïrriteerd.

Ik zoek het woord op in de Dikke van Dale. In de uitgave die ik heb, drie kloeke delen, is het niet te vinden. Is dit dan weer zo’n woord dat ik ongemerkt heb meegenomen uit mijn Nijmeegs verleden, of Nimweegs verleden zoals ik vroeger zei? Soms komen er van die woorden uit mijn mond die niemand kent buiten mensen die geboren zijn in de Nijmeegse volkswijken.

Om daar duidelijkheid over te krijgen heb ik gelukkig een goede bron: mijn oom Jan, de specialist in alles wat met Nijmegen heeft te maken. Hij heeft zelfs meegewerkt aan een Nijmeegs woordenboek en organiseerde decennia lang het Nimweegs dictee. Maar bovenal heeft hij Nijmegen verrijkt met een prachtig gedicht over Nijmegen. Onder dit blog is het te lezen. Ik nam het al eerder op in Dossiermoddergat, uit nostalgische overwegingen zet ik het er eens in de zoveel jaar nog eens op.

Ik vraag hem of hij het woord netsen kent. Natuurlijk kent hij het woord netsen en hij spreekt het nog eens lekker in het Nimweegs uit. Het woord netsen is namelijk veel mooier als je het met een Nimweegs accent uitspreekt. Dan wordt het een woord dat je bij iemand hard in het gezicht kunt smijten.

Ik vraag hem of het een Nimweegs woord is. Precies weet hij het niet. Jan zoekt het op in het woordenboek dat hij ooit maakte, daar staat het niet in. Waarop wij ons afvragen of het toch niet een gewoon Nederlands woord is. Ook in zijn Dikke van Dale staat het niet. Hij laat in ieder geval weten dat hij er spijt van heeft dat hij het woord niet in zijn woordenboek heeft opgenomen.

Later op de dag lees ik in zijn blog dat hij het uiteindelijk op internet heeft gevonden dat het een bargoens en Gelders woord is. Wie niet weet wat bargoens is, want ook dat zijn velen al vergeten. ‘Bargoes is een sociale taalvariatie die in Nederland tot de eerste helft van de twintigste eeuw werd gehanteerd door voornamelijk daklozen, zogenoemde landlopers, rondtrekkende handelaren, (markt)kooplieden, kermisklanten en onderwereldfiguren,’ zegt Wikipedia.

Ik bedoel maar, Jan en ik komen niet voor niets uit een Nimweegse volkswijk. Natuurlijk kennen wij het woord netsen.


Soonet feur de stad

Nimwege sprikt ‘n taol

Fan essen en fan sette

En sonder feul omhaol

Doen we op ef of fee nie lette.

Mäör ik, ik hou fan jou,

Da wil ik jou toch segge.

Ik blief je feurlopig trouw

Tot se me op Jonkerbosch neerlegge.

Nou wít ik bij mien eige

Ik blief bij jou mien lefe

Gao nooit meer aon de haol

Ik sal däör nooit mee dreige

Sellufs nie heel efe.

Ik blief hier aon de Waol.

Jan Th.A.E. Roelofs

Onomastiek

Dinsdag 2 februari, Groningen

Ik woon in de H.W. Mesdagstraat. Parallel met onze straat loopt de Jozef Israëlstraat. Het is dus duidelijk dat ik in de Schilderswijk woon. Om misverstanden te voorkomen, niet die in Den Haag maar in Groningen.

Hoe komen die straten aan hun namen? Ik denk dat het als volgt is gegaan. De buurt was in op het eind van de negentiende, begin twintigste eeuw bijna klaar en een van de ambtenaren ging naar de burgemeester.
‘Burgemeester, die nieuwe buurt naast het centrum is bijna klaar. De straten moeten nog wel even namen hebben.’
‘Heb jij een idee hoe we ze moeten noemen?’ vraagt de burgemeester.
De ambtenaar, die een enorm liefhebber is van schilderkunst hoeft er niet lang over na te denken. ‘Ik ben afgelopen weekend naar een tentoonstelling geweest van de Haagse School. Daar heb ik zulke mooie schilders gezien, waaronder ene Mesdag. Wat dacht u van de H.W. Mesdagstraat?’
‘Klinkt prima. Dan heb je vast ook wel andere namen van schilders.’
‘Wat vindt u van de Jozef Israëlsstraat?’
‘Prima. Dat is dan geregeld.’

Het was de tijd dat mensen die samenwerkten nog korte lijntjes hadden en elkaar vertrouwden. Het was de tijd dat Nederland nog niet in een moeras van overleg, commissies, raden en toezichthouders was gezakt. Door de Civid-Crisis is inmiddels duidelijk dat Nederland een impotent land is geworden. Het lukt ons niet eens om beetje door te prikken. Niet mensen maar protocollen en procedures, gemaakt door een stuk of tien commissies, bepalen het priktempo.

Maar het einde van deze verkleving en bestuurlijke hart- en vaatziekte is nog niet in zicht. Zo kreeg ik van Erik, die ik meteen tot vaste medewerker van Dossiermoddergat heb benoemd, een oproep van de Gemeente Westerkwartier. Ik citeer even:

‘Straatnamen ontstaan niet zomaar. Deze moeten worden bedacht. Daarbij worden aan deze namen allerlei eisen gesteld. Zo moeten de namen bijvoorbeeld bruikbaar zijn in de spreektaal en uniek zijn. Daarom heeft de gemeente een commissie straatnaamgeving ingesteld. De commissie adviseert het college en heeft de volgende taken
– Toekennen van straatnamen op basis van een goede historische, geografische en biologische onderbouwing.
– Hierbij worden uitgangspunten als vindbaarheid, systematiek, het vaststellen van de juiste schrijfwijze, antecedentenonderzoek bij gebruik van persoonsnamen, aardrijkskundige- en geschiedkundige onderzoek gehanteerd.
- Verdelen van de gemeente in wijken en buurten.
– Het behandelen van ingediende verzoeken door derden (inwoners, organisaties, belanghebbenden)’

Nou wist ik niet eens dat in de Gemeente Westerkwartier huizen stonden. Ik rijd er wel eens door maar dan zie ik alleen maar lange sloten en eindeloze velden met voederbieten. Belangrijke vraag: waarom moet een gemeente waar misschien zes of zeven huizen staan in godsnaam een commissie straatnaamgeving hebben? Die, niet te geloven, ook nog eens wordt benoemd voor vier jaar. Wordt daar een wereldstad uit de grond gestampt?

En wat is er nou moeilijk aan straten een naam geven? Waarom moet daar eindeloos over gedelibereerd worden? Het is zo simpel als wat. Als je de straten nou bijvoorbeeld eens noemt naar boeren die er hebben gewoond. Dan heb je zomaar de Bakemastraat en de Marengastraat. Niks mis mee. Of noem het naar de gewassen die op de akkers groeiden. Dan heb je de Voederbietenstraat, de Roggestraat en de Vlasstraat. Ook niks mis mee. Ik hoef daar geen vergoeding voor te hebben gebaseerd op artikel 3.4.1 lid 1 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Mocht een lezer van Dossiermoddergat toch interesse hebben in deze commissie. De kwaliteiten die de Gemeente Westerkwartier aan de leden stelt:
– Je hebt een aardrijkskundige, naamkundige (Onomastiek), geschiedkundige en/of biologische achtergrond of hebt grote interesse op één of meerdere van deze gebieden;
– Je beschikt over de nodige contactuele en schriftelijke vaardigheden;
– Je toont initiatief en bent daadkrachtig.
Voor vragen kun je contact opnemen met teamleider/coach Frits Moorlag.

Als bêta denk ik toch dat ik opteer voor de Commissie Huisnummering. Waarbij ik er vanuit ga dat ook die commissie een vergoeding krijgt gebaseerd op artikel 3.4.1 lid 1 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

Onomastiek

Dinsdag 2 februari, Groningen

Ooit begon ik met het invullen van het woord leraar op officiële papieren als mijn beroep werd gevraagd. Dat duurde niet lang. Zo’n drie maanden. Daarna werd het acht jaar marketeer. Vervolgens werd het een paar decennia directeur. Als bijbaantje gaf ik vaak het beroep van schrijver op.
Sinds een paar jaar zou ik straatfotograaf moeten invullen maar dat heb ik nog nooit gedaan. Blijkbaar hoef ik steeds minder officiële papieren in te vullen. Iedereen klaagt in deze Covid-Tijd dat hij het moeilijk heeft. Begrijpelijk. Al denk ik dat straatfotografen het momenteel wel heel zwaar hebben. Wat hebben straatfotografen nog te fotograferen als er bijna niemand meer op straat loopt, het toerisme tot stilstand is gekomen, de winkels gesloten.

Het belangrijkste voor een straatfotograaf is dat hij een beetje kan zwerven. Een straatfotograaf moet door een stad kunnen dwalen, naar andere landen afreizen, camera bij de hand. Reizen is nauwelijks meer mogelijk, binnenzitten is de regel. Wat moet een straatfotograaf met binnenzitten?

Mijn foto’s raken daardoor een beetje op. Er valt zo weinig te fotograferen. Trouwens niet alleen door die lockdown maar ook door het weer. Door Frankrijk was ik vergeten dat onze winterdagen geteisterd worden door slecht licht, wekenlang. In Frankrijk was het weer ook wel eens beroerd maar dat duurde nooit langer dan twee, drie dagen. Daarna, wist je, krijg je weer blauwe lucht, zon aan de hemel. Een Nederlandse straatfotograaf is best gehandicapt. Al dat modderige licht hier, er is geen eer mee te behalen.

Twee oorzaken waardoor mijn fotografie op een lager pitje staat. Van ellende verword ik van straatfotograaf tot landschapsfotograaf, al heb ik veel minder met landschapsfotografie. Het is toch altijd een beetje hetzelfde, spectaculaire zonsondergang, mooie berg, ruw landschap of juist leeg landschap. Landschapsfotografie mist de psychologie, het sociale element waar ik in de straatfotografie zo gek op ben.

Wat moet je fotograferen als je niet kunt zwerven? Je vrouw, je hond, ik fotografeer ze graag, al ligt eenzijdigheid al snel op de loer. Gelukkig wandelen Wyb en ik nog tamelijk veel waardoor ik zo nu en dan nog een landschap zie.
Ik besef nu pas hoe rijk het leven in Frankrijk is voor straatfotografen. Veel licht, veel niet gepolijste mensen, steden en dorpen waar de muren nog scheuren hebben, de huizen haveloos en schuren in verval mogen zijn. Wat straatfotografie betreft mis ik Frankrijk nog het meest. Er is weinig lol aan om in Nederland straatfotograaf te zijn. Er is gewoon een te veel aan keurige straten en mensen, die nou eenmaal niet zo interessant zijn om te fotograferen.

Het morsige licht hier, die lockdown, voor schrijvers is het daarentegen ideaal. Ik denk dat ik op officiële papieren toch beter schrijver kan gaan invullen. Ik mis alleen die straatfotografie zo.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2021