Dossiermoddergat.nl
gerardtonenblogt2022, januari
Deemoed
Maandag 31 januari, Groningen
Gadverdamme, wat een vieze foto. In de Volkskrant van afgelopen vrijdag zie ik een wond die net is gehecht. Op de wond zitten nog druppels bloed. De draadjes van de hechting hangen er los bij. Het vel is strak aangetrokken. Waarom publiceert een krant zo’n foto die waarschijnlijk is gemaakt op de eerste hulp? Aldus mijn eerste indruk.
Dan pas zie ik de kop boven het artikel: Betoverende beelden onthullen kosmische chaos in het centrum van de Melkweg. Het is geen foto van een wond, het is een foto van een stuk van ons heelal. Ik lees: ‘Op een afstand van zo’n 25 duizend lichtjaar bevindt zich Sagittarius A*, een reusachtig zwart gat, ongeveer 4 miljoen zo zwaar als de zon.’ De onderzoekers voerden de ruwe meetgegevens na uitgebreid onderzoek, een grove 70 terrabyte aan data, aan een supercomputer. Die computer vertaalde ze naar dit beeld van ‘het chaotisch centrum van ons kosmisch thuis’.
De Volkskrant beschrijft beeldend waar ik naar kijk: ‘Een van die close-ups toont een schaduwachtige bol, in werkelijkheid het langzaam uitdijende overblijfsel van een voormalige supernova, de kosmische ontploffing waarmee grote sterren aan hun einde komen.’
De krant geeft ook uitsluitsel over het bloed dat ik zag. ‘Duidelijk zichtbaar op het hoofdbeeld en op een van de detailtopnamen is een vurig oranje oog, het felste voorwerp op de foto’s: dat is Sagittarius A*.’
De draadjes van de hechting? ‘Het meest mysterieus zijn zwierige strepen die als slangen over de radiofoto’s dansen. Sommige zijn ruim honderdmaal zo groot als ons zonnestelsel.’ Niemand heeft nog een idee wat die zwierige strepen precies zijn.’
De grootste uitvinding in mijn leven is ongetwijfeld het internet. De grootste vooruitgang die ik in de wetenschap heb meegemaakt, in zoverre ik dat kan overzien, vond volgens mij in de astronomie plaats. In mijn jeugd wist nog niemand van het bestaan van zwarte gaten. Pas in 1971 werd een zwart gat ontdekt. Nu weten we dat er triljoenen zijn. Het hart van de Melkweg alleen al bevat tienduizend zwarte gaten.
Het inzicht van de astronomie is misschien niet zo gegroeid. Er is meer onbekend dan bekend, het uitzicht daarentegen is veel groter geworden. Telescopen als de Hubble brachten ons verder en verder het heelal in, steeds iets dichter bij de oorsprong van het heelal.
En dan zit ik dat artikel in de Volkskrant te lezen op de bank in mijn woonkamer in Groningen. Een nietig mannetje in een overweldigende en onbevattelijke ruimte. Je zou veronderstellen dat dit uitzicht en de kennis over de ruimte de mens tot definitieve nederigheid brengt. Dat men deemoedig het hoofd buigt en de zorg voor ons kwetsbaar planeetje hoofdzaak 1 wordt. Helaas. Voor Bokito’s als Trump, in elk land zijn ze te vinden, blijven hun golfbanen en het bladgoud van hotels prioriteit 1.
Voorbij
Zaterdag 29 januari, Groningen
Gisteren zijn we voor het eerst in drie jaar weer in schouwburg Ogterop in Meppel. Goede reden: Patrick Nederkoorn treedt erop. We volgen hem al vanaf het prille begin van zijn carrière.
Ik denk dat theaterdirecteur zijn een van de meest intensieve banen is die er bestaat. Niet omdat je je in het zweet moet werken, of omdat het geestelijk zo uitputtend is. Het intensieve zit hem in de tijd. Overdag heb je een bedrijf te leiden, ’s avonds moet je er zijn uit representatieve overwegingen. Niet alleen het publiek apprecieert het als je er bent, voor de artiest is het helemaal belangrijk een gastheer te hebben. En dan heb ik het nog helemaal niet over de politieke, bestuurlijke en commerciële taken waar je mee te maken krijgt. De functie brengt je in het midden van de lokale en regionale samenleving. Dat is verrekte interessant om te doen, maar het vreet energie.
Dit betekent dat je als theaterdirecteur heel wat uren maakt, tenminste, als je het goed doet. Ik durf wel te beweren dat zowel Wyb als ik het goed hebben gedaan. We hebben ons voor 150% ingezet. En dat betekent weer dat je een bijzondere band met het bedrijf krijgt. Als je er als theaterdirecteur werkt, identificeer je je volledig met jouw theater. Jij wordt het bedrijf, anders hou je het niet vol. Al hebben wij beiden altijd beseft dat we ook passanten waren. We waren bevoorrecht dat we een periode een theater mochten leiden. We hebben het met hart en heel veel ziel gedaan. Nam niet weg dat we vanaf het begin wisten dat we opvolgers zouden krijgen.
Maar wee degene die denkt dat hij onvervangbaar is, zelfs na zijn vertrek. In mijn nabije omgeving heb ik gezien wat voor een plaag een dergelijke directeur is. Ik heb altijd gevonden dat je je opvolger niet in de weg moet zitten: weg is weg. Het is goed dat je op een gegeven moment vertrekt. Ruimte voor nieuwe ideeën.
Ik zelf ben, na mijn afscheid, nauwelijks teruggewenst in De Harmonie. Het eerste jaar had dat ook te maken met het gemankeerde vertrek van ons uit Leeuwarden. Door dat afscheid overheerste de slechte herinnering. Gelukkig sleet dat. Daarna heb ik nog een paar keer De Harmonie bezocht. Ik vond het geen genot. Je kent het bedrijf door en door. Je ziet meteen wat goed is en wat er niet naar je zin is. Maar wat je ook ziet, je kunt er niets aan doen. Wat zowel logisch is als raar. Want als een soort Pavlov-effect doemt, als je de deur door gaat, het hele gebeuren weer bij je op. Ooit zat het bedrijf onder je huid en bij terugkomst merk je dat het een afstandelijke grootheid is geworden. Het is vooral de herinnering die het speciaal maakt. Wat ook weer een beetje droevig stemt. Je hebt er zo hard voor gewerkt, en nu is het voorbij, nu mag een ander zich er druk overmaken. Daarom ga ik er liever niet heen, de huidige Harmonie botst met mijn herinnering. Ik heb er volledig vrede mee dat het achter me ligt.
‘En?’ vroeg ik aan Wyb toen we in de auto terug naar huis reden, ‘heb je spijt dat je er weg bent?’ ‘Dat niet. Maar ik voel me nog steeds verbonden. Het was ook voor de eerste keer dat ik ontspannen in de zaal zat, dat is zo heerlijk. En ik voel ook veel trots, dat ik dat heb gedaan, dat ik daar zo ongelooflijk heb gebuffeld. De opluchting dat dat niet meer hoeft, is er zeker.’ Ik knik begrijpend. Zo gaan de dingen voorbij. Je kunt terugkijken.
Dordogne 2
Donderdag 27 januari, Groningen
Dordogne 2. Eergisteren schreef ik een blog met als titel Dordogne. In dat blog vertelde ik niet alles over onze dagen daar. Meer vertellen is noodzakelijk omdat grote veranderingen op til zijn. Zoals de lezer weet, leidde de redactie van Dossiermoddergat na de verkoop van het hoofdkantoor in Moddergat een zwervend bestaan. De medewerkers van Het Dossier moesten in café’s, campers en soms zelfs in parken hun blogs schrijven. Gelukkig hebben de eigenaren van Dossiermoddergat besloten nu weer een vast hoofdkantoor te betrekken.
Het concern heeft namelijk besloten het hoofdkantoor te vestigen in Cadouin in de Dordogne, zo’n veertig kilometer ten oosten van Bergerac. En, niet onbelangrijk, zo’n vijfentwintig kilometer van onze Nichten vandaan. Zoals de lezer vast wel weet is een van de Nichten de vormgeefster van Dossiermoddergat. Op die manieren hopen de eigenaren van Het Dossier een efficiencyslag te maken, die zowel de lezer als het concern ten goede komt.
Ik kan me voorstellen dat de lezer zich afvraagt of Dossiermoddergat nu Dossiercadouin gaat heten. Hierover is lang vergaderd. Na ampel beraad hebben de eigenaren gelukkig besloten om de naam Dossiermoddergat aan te houden. Je afkomst moet je nooit verloochenen. Maar dat niet alleen. Dossiermoddergat is inmiddels een sterk merk dat stevig in de markt staat. Het is de goden verzoeken die te veranderen.
Maar nog veel belangrijker. Het Dossier blijft als voertaal het Nederlands gebruiken, daar zijn we nu eenmaal aan verknocht. Dossiercadouin klinkt veel te frans, veel te nuffig ook. De redactie vindt zelfs dat hij een wat decadente klank heeft. Dossiercadouin, die naam past niet bij de krachtige en uitgesproken blogs van Dossiermoddergat.
En daar komt bij, en dat is vermoedelijk het allerbelangrijkste, de naam Dossiermoddergat verwijst niet alleen naar het plaatsje Moddergat, de naam is veeleer een metafoor voor het aanmodderen, het strompelen, de onvolmaaktheid, het gezoek, het gezwoeg, het vruchteloos pogen van de mensheid.
De redactie is erg blij met de beslissing van de eigenaren. De redactie verheugt zich op de werktafels in de zon, het wiegen in de hangmat om na te denken over het volgende blog, de lekkere lunches die de eigenaren in het vooruitzicht stellen, de inspiratiewandelingen door het heuvelachtige landschap, de vogels die volop rond het hoofdkwartier kwetteren.
Begonnen in een arm vissersplaatsje aan de rand van Nederland, eens getroffen door een verschrikkelijke scheepsramp, kiest Dossiermoddergat nu dus domicilie in een middeleeuws Frans plaatsje dat gebouwd is rond een abdij. Het historische plaatsje heeft zo’n driehonderd inwoners en vier restaurants. Dat wordt smullen.
Dit alles is mogelijk geworden omdat Het Blog enorm heeft geprofiteerd van de lockdowns. De omzet van Dossiermoddergat is verzevenvoudigd. Het aantal lezers is explosief gegroeid. De eigenaren van Het Dossier kunnen zich dus iets permitteren. De Blogger heeft eerlijk gezegd wel het idee dat het ook een kapitaalvlucht is, maar dat zoekt de redactie later nog wel eens uit.
Even voor de goede orde. De Blogger en De Censor hebben besloten in Groningen te blijven wonen. Al kiezen zij er wel voor om een soort parttime kluizenaars te worden. Het leven in Groningen zal worden afgewisseld met het eenzame bestaan in Cadouin. Want daar dus geen feestende studenten, geen knetterde brommertjes en af en aan rijden van thuisbezorgd.nl en Gorillas. Zo nu en dan zoeken wij de rust van het platteland op om ons volledig te kunnen concentreren op Dossiermoddergat.
Het nieuwe hoofdkantoor.
De nieuwe eetzaal van het hoofdkantoor. Moet nog wel gestyled worden.
Perspectief
Woensdag 26 januari, Groningen
Ik heb nog nooit zo vaak het woord perspectief gehoord als tegenwoordig. Mijn favoriete politieke commentator, Tom-Jan Meeus (NRC), hoorde ik zeggen: ‘Als ik het woord perspectief hoor moet ik gapen.’ Heb ik ook. Iedereen wil perspectief, wat op zich een lovenswaardig streven is in deze pandemische onzekerheid. Maar ook wel een beetje sneu.
Zo rond 2010 was ik in Eindhoven op bezoek bij de toenmalige theaterdirecteur die op het punt stond afscheid te nemen. ‘Kijk, Gerard,’ zei hij en hij haalde een dik pak papier tevoorschijn. ‘Mijn opvolger komt in een gespreid bedje. Voor de aankomende tien jaar heb ik het beleid uitgestippeld. Hij hoeft het alleen maar uit te voeren.’ Ik zei dat ik het indrukwekkend vond, dat hij de zaak op deze manier degelijk achterliet. Maar ik meende er geen niets van. Ik dacht alleen maar: wat een nutteloos werk. Als zijn opvolger enigszins ballen heeft, gooit hij het pak papier na een eerste blik meteen in de prullenbak. Aldus geschiedde.
De directeur waarmee ik sprak had oneindig lang in het Eindhovense theater gewerkt. En dan weet je twee dingen. Ding een: het wordt weer tijd dat de boel wordt opgeschud. Ding twee: de man heeft een verkeerd beeld van zichzelf gekregen. Hij denkt dat de organisatie van hem is en dat hij onmisbaar is. Een misvatting, want iedereen dient te weten dat we allemaal passanten zijn. Over de directeur die het dikke beleidsplan schreef, is weinig meer vernomen. Ik hoop dat hij zijn bestaan toch enigszins heeft kunnen relativeren. De nieuwe directeur pakte het voortvarend aan en maakte er weer een levendig theater van.
Perspectief is schijnzekerheid creëren. Met name in overheidskringen heeft men het graag over de stip op de horizon. Wie een stip zet, schept perspectief. Maar ik raad iedereen aan een punt achter een zin onder de microscoop te leggen. Hoe dichter je op die punt inzoomt, hoe minder de punt punt is. Hij verandert langzaam in een grillig landschap met zwarte inktdalen en zwarte inktbergen. De mooie ronde vorm blijkt gekarteld. Wat volmaakt leek, is veranderd in zijn tegendeel.
Zo nu en dan kijk ik toch eens naar Op1. Je kunt er vergif op innemen dat het woord perspectief valt. Als dan wordt gevraagd hoe dat perspectief eruit moet zien, blijft het antwoord schuldig. En dat kan bijna niet anders. Wie wist dat Omikron een mildere uitwerking had dan al die varianten daarvoor? En stel dat Omikron slecht een zachtmoedig prelude is op een ongekend agressieve variant? Het beste perspectief heb je als je achterom kijkt. En dan nog gaat iedereen bakkeleien of de interpretatie van de geschiedenis wel klopt.
Eigenlijk hebben we maar een perspectief: onzekerheid. En met die onzekerheid moeten we dealen. We zijn alleen ontzettend slecht in onzeker zijn. Het zelfbeeld van de mens is nog steeds dat alles maakbaar is. Wij denken dat wij de planeet zijn. Wacht maar tot de boel wordt opgeschud. En die wordt opgeschud. Er valt me nu een zinnetje in uit een lied van de vergeten popgroep Bots: Over honderd jaar zijn we allemaal dood.
Dordogne
Dinsdag 25 januari, Groningen
En opeens stopt Dossiermoddergat op 19 januari. Slechte zaak. Een excuus voor de lezer van Het Dossier is op zijn plaats. Volgende keer zal ik waarschuwen als De Blogger een paar dagen uit de lucht gaat. Ik was wel van plan om te schrijven, maar zoals ik had kunnen weten, kwam er niets van.
De Blogger en De Censor waren namelijk een paar dagen naar de Dordogne, op bezoek bij Nicht en haar vrouw. Het is trouwens lang geleden dat ik Wyb De Censor heb genoemd. Het is ook volstrekte onzin dat ik haar zo noem want de functie van censor heeft zij al jaren geleden achter zich gelaten. Ik zou haar beter De Adviseur kunnen noemen, of De Inspirator. Maar De Adviseur klinkt zo overheidsachtig en De Inspirator klinkt zo artistiek soft. De Censor klinkt veel steviger en draagt de klank van het verleden met zich mee, de tijd dat De Censor nog echt De Censor was.
Ik schreef ‘Nicht en haar vrouw’, dat klinkt weer alsof haar vrouw geen nicht is en dat is toch echt wel het geval. Meestal noem ik hen mijn Twee Nichten. Met twee hoofdletters omdat ze het verdienen. Zo. Nu hebben we de puntjes wel op de i’s gezet. Laat ik nu ter zake komen. Wyb en ik waren dus naar de Dordogne om samen met Nicht te werken aan het magistrale fotoboek Les rues de France. Nicht is namelijk al haar hele leven vormgeefster en maakt furore in Frankrijk. In de tijd dat Wyb en ik nog onze uitgeverij hadden, Uitgeverij Prinsen -de boeken zijn alleen nog antiquarisch te krijgen- werkten Nicht en ik al samen en dat leverde een aantal prachtboeken op.
Nicht had alle tweehonderdvijfenzestig foto’s verkleind waardoor het memoriekaarten leken. Het was de bedoeling om dit weekend de juiste volgorde van al die foto’s in het boek te bepalen. En die doelstelling is gehaald. Op een grote tafel, buiten, kreeg het boek vorm. Nicht kan nu aan de definitieve vormgeving beginnen.
Het is hierbij belangrijk om het woordje ‘buiten’ op te merken. Wyb en ik waren vijf dagen bij de Twee Nichten op bezoek en alle dagen was het ongekend mooi weer. Helder blauwe hemel, geen wolkje aan de lucht, de zon hoog in de lucht. Wat een genot. De overgang van Nederland naar Zuid-Frankrijk was schrijnend, het maakte duidelijk hoe wij ons in Nederland moeten behelpen met dat zompige weer. Vind je het gek dat Nederlanders chagrijnige zeurpieten zijn. Het kan niet anders of al die donkere wolken, dat morsige licht en die miezerige regen hebben invloed op de psyche van de mens.
Neem onze Nichten, ze zijn gelukkig, opgewekt, houden van het goede leven, genieten van de heerlijke vruchten van het Franse land, maken de lekkerste gerechten, zitten buiten in de zon te lunchen, wandelen met hun honden onder een stralende zon. Laten we ons hier in Nederland sterkte wensen, zie je maar eens staande te houden onder dat ellendige weer, die bedompte luchten.
Antigone
Woensdag 19 januari, Groningen
Ik kijk naar Beau. Vroeger keek ik altijd naar Op1, maar dat is zo’n bloedeloos programma geworden. Beau geeft kleur aan de onderwerpen door zijn persoonlijke aanpak. De presentatoren van Op1 zijn veeleer mensen die voortdurend luisteren wat anderen in hun oortjes fluisteren. Ze zijn veel te braaf, die Beau heeft iets ondeugends wat me aanspreekt.
En dan krijg ik ook nog een verrassing voorgeschoteld. Mijn verleden herleefd. Aan tafel zitten Frank Boeijen, Fons de Poel en Sinan Can. Die laatste ken ik niet, de eerste twee des te beter. Ze verhalen over hun vriendschap en hun liefde voor Nijmegen. Als de dingen anders waren gelopen, ik een heleboel afslagen niet had genomen, was de kans groot geweest dat ik daar ook aan tafel had gezeten. Hun vriendschap was lang geleden mijn vriendschap, evenals hun liefde voor Nijmegen. Ze verwoorden mijn verleden. ‘Wij komen natuurlijk gewoon uit een arbeidersgezin,’ zegt Fons op een gegeven moment. En zo is het.
En dan nog een verrassing. Beau vraagt waar ze elkaar van kennen. En dan vertelt Fons dat hij in een cabaretgroepje zat, Antigone geheten. Bij een paar van die optredens trad Frank op in het voorprogramma. Dus eigenlijk is Frank begonnen in het voorprogramma van Antigone. Toevallig zat ik ook in dat cabaretgroepje. Ik geniet van de herinnering.
De heren zitten daar omdat Frank zijn dertigste album uitbrengt. Ik was een van de weinige bezoekers die bij het allereerste optreden van Frank was, ik meen me te herinneren dat zijn debuut in Lent plaatsvond. En zo heb ik een zangerscarrière aan de zijlijn mogen volgen. Regelmatig was ik gastheer van Frank, als theaterdirecteur heb ik hem diverse keren ontvangen. Soms was dat allerhartelijkst, soms was hij erg afwezig. Ik denk dat Frank in zijn leven wel drie wietplantages heeft opgerookt.
Fons vertel dat hij leadzanger van Antigone was. Ik weet zeker dat het een begrip is dat hij pas lang naar het bestaan van Antigone aan Antigone heeft gekoppeld. Als hij dat woord toen had gebruikt, hadden we hem uitgelachen. Wat absoluut waar is: Fons kon nog enigszins zingen en ik niet. Ik deed alsof ik meezong. Frank constateert aan de tafel van Beau terecht dat Antigone vooral in bejaardenhuizen optrad. Dat wij in dat circuit zaten zegt veel over onze kwaliteit.
Antigone beleefde een beschamend einde. Wij traden op tijdens een festival in de Lindenberg in Nijmegen. Er stonden tal van grote namen op het affiche, zoals Focus, Ellie & Rikkert en meer van dat soort, inmiddels vergeten, artiesten. Neerlands Hoop trad er ook op. Via via hoorden we dat ze zeer geïnteresseerd waren in Antigone en bij een van onze optreden kwamen kijken. Diep in ons hart wisten we ook wel dat we vergeleken met hen helemaal niets waren. Wij prutsten wat heen, Bram en Freek waren onze goden.
Wij waren zo zenuwachtig van het idee dat ze dadelijk in de zaal zaten dat we -ik durf het eigenlijk niet te bekennen- besloten niet op te treden. We zullen daar vast een goede smoes voor hebben gevonden. Maar ik weet nog goed de werkelijke reden: angst om definitief door de mand te vallen. Daarna hebben we nooit meer opgetreden. Het was het roemloos einde van Antigone. Daarna ging ieder van ons tamelijk hechte vriendenclubje zijn eigen weg. Het werd nooit meer zoals het was geweest.
Volbracht
Dinsdag 18 januari, Groningen
Taak volbracht. Vandaag lever ik een tekst in voor tweeëntwintig panelen en een programmaboekje voor een tentoonstelling in Het Grachtenmuseum. Het kan zomaar zijn dat dit de laatste betaalde opdracht in mijn leven is. Aan acquisitie zal ik in ieder geval niet doen. Zin om nog opdrachten tegen betaling aan te nemen heb ik eigenlijk niet. Ik neem, zoals ik mij vorig jaar al voornam, alleen nog opdrachten van mijzelf aan.
Als er inderdaad geen opdrachten meer volgen, dan is dit het moment dat er een einde aan mijn officiële werkzame leven komt. Om dit te vieren hou ik een toespraak voor mijzelf. Een mooie toespraak, al zeg ik het zelf. Warme woorden, treffende woorden. Ik ben tot tranen toe geroerd. De koning heeft niets behaagd. Mij had het ook niet behaagd. Ik breng een toost op mijzelf uit en wij drinken een paar glazen. Ik schenk mijzelf een pen. Fijn cadeau. Daarna zijn er hapjes. Dat was het dan. Ik lever de sleutels in. Doe de deur achter mij dicht. Dag werkzaam leven.
Zo heb ik diverse soorten afscheid in mijn leven meegemaakt. De meest uitbundige was mijn eerste afscheid van De Harmonie. Een volle zaal, veel warme woorden, sketches, gezang ontzettend veel cadeaus. Waarmee ik drie maanden later mee in mijn maag zat. Wat moet je doen met al die prachtige cadeaus als je na drie maanden terugkomt? De mensen vonden dat ik ze mocht houden omdat ik toch echt afscheid had genomen. Dat ik zo gauw terugkwam wisten zowel zij als ik niet. Sommigen wilden mij weer een cadeau geven omdat ze blij waren dat ik terug was. Uiteraard weigerde ik deze buitengewoon vriendelijke geste.
Mijn tweede afscheid van De Harmonie was van geheel andere aard. Ik was zorgvuldig met pek en veren ingesmeerd. Mijn afscheid was eigenlijk helemaal geen afscheid, het was een vlucht. Een vlucht uit Leeuwarden naar Arnhem, dit alles voor een nieuwe toekomst met Wyb. Wat genoten we van Arnhem. Free at last.
Mijn leukste afscheid was ongetwijfeld bij De Warme Winkel. Totaal onverwacht werd ik meegenomen naar een kartbaan in Amsterdam. Daar hebben we een hele middag wedstrijdjes gedaan. Ik merkte daar voor het eerst dat ik oud werd. Mijn rondjes waren opmerkelijk veel trager dan de rondjes van De Warme Winkeliers. Ik moest het voortdurend afleggen tegen hun jeugdige overmoed. Met ware doodsverachting gooiden ze hun kart de bocht in.
Nu dus maar hopen dat de pensioenfondsen ABP en Zorg & Welzijn nog heel vaak maandelijks mijn pensioen kunnen overmaken. Gisteren hoorde ik een verhaal van iemand die met pensioen ging en er slechts één maand van genoot. Die nachtmerrie is gelukkig aan mij voorbij gegaan. Die AOW is natuurlijk ook te gek, al vind ik wel dat het verrekte weinig is. Koppeling met het minimumloon, dat nu wordt verhoogd, is zeer welkom. Hopelijk wint de oppositie deze politieke strijd.
Nou nog even wachten tot Wyb klaar is met haar opdrachten en dan kunnen we op reis. Mensen, wat is het leven toch mooi.
Beuk en eik, al decennialang liefdevol verstrengeld in het Noord-Laarder Bos.
Fakkels 2
Zondag 16 januari, Groningen
Een paar maanden geleden, ik schreef daar eerder over, belandde ik per ongeluk in een grote wappie demonstratie. Het was een vrolijk gebeuren. De een was verkleed als konijn, een ander als clown. Er reden opmerkelijk veel scootmobiels mee, aangekleed met plastic bloemen. Er waren opmerkelijk veel mensen met gele parapluutjes met leuzen erop als ‘Nederland dictatuur’ en ‘vrijheid voor allen’. Iedereen leek elkaar te kennen, velen begroetten elkaar uitbundig. Ik kreeg het idee dat mensen vreselijk blij waren dat ze weer konden protesteren, het protest als hobby. Je bekijkt een paar filmpjes met nepnieuws op YouTube en je bent lid van de dit vrolijk gezelschap.
Hoe anders is de demonstratie waar Wyb en ik gisteravond heengingen. In Groningen zijn zo’n tienduizend mensen op de been om te protesteren tegen de erbarmelijke afhandeling van de aardbevingsschade. Twee weken geleden kwam er nog een puntje bij. In een lange rij van verbroken beloftes laat Stef Blok weten dat, ondanks eerdere toezeggingen, er toch weer meer gas uit de grond wordt gehaald. Stef Blok staat voor mij sowieso symbool van de houtje-touwtje-politiek van de afgelopen VVD-jaren. Waar de man ook aan het roer staat (huisvesting, buitenlandse zaken, economische zaken): ellende gegarandeerd. De man grossiert in bestuurlijke dwalingen.
In Groningen geen vrolijkheid. Hier geen vriendenclub. In de demonstratie loopt een dwarsdoorsnede van de bevolking rustig in een lange stoet door de stad. In het begin is de stoet verlicht door duizenden fakkels, het eind van de stoet is donker omdat de fakkels op zijn. Wyb en ik besluiten toch mee te lopen. Ik heb het dossier aardbevingsschade de afgelopen jaren tamelijk goed gevolgd en mij keer op keer boos gemaakt over het mismanagement, het falen van de overheid. Nu er een protest is, kan ik niet aan de kant blijven staan.
In de stoet houdt iedereen tamelijk goede afstand van elkaar. Al pratend wandelt men door Groningen. Nergens opgewonden standjes. Er klinken zelfs geen protestleuzen. Als oude beroepsdemonstrant uit de jaren zeventig moet ik daar even aan wennen. Ik heb een automatische neiging om weer eens te roepen: ‘Blijf daar niet zo lullig staan, kom erbij en sluit je aan.’ Maar de rust van deze demonstratie is weldadig vergeleken met die van toen. Voor de meeste mensen die meelopen zal het de eerste keer zijn dat ze demonstreren.
De stoet slingert zich door de Groninger binnenstad. Jammer dat het protest niet in de Randstad plaatsvindt, dan zou het zoveel meer aandacht krijgen. Net als de problematiek. Stel dat in een groot deel van Noord- of Zuid-Holland huizen waren beschadigd of op instorten stonden, het land zou op zijn kop staan. Hier suddert de ellende gewoon al jaren door. Groningen is een buitengewest, te weinig kiezers om je echt druk over te maken, de volksaard is ingetogen, de ellende ligt buiten het zicht van de media. Niets dus om je als politicus druk over te maken.
De demonstratie is trouwens een lust voor het oog. Al die fakkels langs de Groninger grachten. Het lijkt een middeleeuws tafereel. Voor het eerst sinds lang heeft de ME weer eens een middagje kunnen klaverjassen.
Fakkels 1
Zaterdag 15 januari, Groningen
De vraag rijst of ik vanavond ga demonstreren. Om acht uur vindt in Groningen een groot potest plaats tegen de schandalige manier waarop de overheid de aardbevingsschade afhandelt.
De lezer zal zich afvragen wat ik er mee te maken heb. Toevallig wonen wij in een huis dat weliswaar niet desastreus is getroffen door de gaswinning, maar ongeschonden is het niet. Zo lopen hier en daar dikke scheuren door muren die decennia lang onaantastbaar leken. De deur van het rommelkamertje kan niet meer dicht. De deur past niet meer in de sponning, de boel is door bevingen ontzet. Hetzelfde is het geval met het raam van onze badkamer. Het raampje gaat niet meer dicht. We kunnen het nog wel tegen het raamgat trekken, helaas pas het niet meer in de sponning. Zelfs in de stad Groningen zijn er weinig huizen die niet getroffen zijn door de aardbevingen.
Zeker, wij huren het huis, we zijn niet direct financieel getroffen. Dat neemt niet weg dat we dagelijks de schade zien en ons daardoor realiseren wat de gevolgen zijn van die gaswinning. Toch onvoorstelbaar dat de Nederlandse overheid hier zo laks op reageert. Men zou zich de ogen uit de kop moeten schamen. Tienduizenden die getroffen zijn door onverantwoorde gaswinning. Het is een enorme daad van agressie als derden ervoor zorgen dat je huis op instorten staat of zwaar beschadigd raakt.
Je gaat er dan vanuit dat jouw overheid dat begrijpt en ervoor zorgt dat het keurig wordt opgelost. Het tegendeel is het geval. Bureaucratie wordt op bureaucratie gestapeld, onverschilligheid en terughoudendheid kenmerken het gedrag van die overheid. Het enige wat ze tot nu toe heeft gedaan is dikke lagen stroperigheid creëren. Een overheid die bovendien zijn hand er niet voor omdraait om zijn burgers te bedonderen. Eerst beloven dat de gaswinning zal minderen, om hem vervolgens weer te verdubbelen. Het is de zoveelste daad van onbetrouwbaarheid.
Het is lang geleden dat ik heb gedemonstreerd. In mijn puberteit was ik een soort beroepsdemonstrant. Ik heb wat in lange stoeten mee lopen schreeuwen. Het begon met protest tegen de Vietnamoorlog, daarna kwam er voor mij een golf anti-kernenergie protesten in Nederland en Duitsland. Ik herinner me demonstraties tegen kruisraketten en tegen de bouw van een plaatselijke parkeergarage.
In mijn eerste demonstraties liep ik nog vol overtuiging mee. Het was de aangename spanning van het nieuwe. Daarna zag ik mij in zo’n stoet lopen, schreeuwend. Ik had hetzelfde onbehaaglijke gevoel als ik een vol café binnenloop. Het gevoel dat ik er eigenlijk niet thuishoor. Vandaar dat ik twijfel over vanavond. Wyb vertelde dat er ook boeren met tractoren meedoen, daar heb ik al helemaal geen zin in. Ik wil niet samen met boeren met tractoren protesteren. Laat ze die ellendige dingen gewoon thuis laten.
De reden waarom ik er vermoedelijk heenga, is omdat er foto’s wil maken. Mensen met fakkels die door een donkere stad lopen, dat zal vast een mooi beeld geven. Dan kies ik toch weer de positie van outsider. Als sluit ik niet uit dat ik een paar honderd meter meeloop. Ben ook wel benieuwd hoe dat na al die jaren voelt. En ik wil me ook niet onbetuigd laten over het gedrag van die overheid.
Stromae
Donderdag 13 januari, Groningen
Een paar weken geleden kreeg ik van Benne een mailtje met een link naar een podcast over Bob Dylan. Hij schreef daarbij ‘dat ik als kenner van Bob Dylan’ dit vast interessant zou vinden. Ik heb hem meteen teruggeschreven dat ik echt geen kenner van Dylan ben. Ik ben gehecht aan zijn muziek omdat die mij terugbrengt naar mijn studententijd. De stem van Dylan was toen overal, leek het.
Ik weet überhaupt niets van muziek. Frank Boeijen was een jeugdkennis van me en die wist alles van muziek. Hij had oudere broers die hem wegwijs maakte in de rijke popcultuur van de zestiger en zeventiger jaren. Als enig kind moest ik het doen met een vader die van Vicky Leandros hield.
Voor muziekkennis heb ik gelukkig Wyb in de buurt. Zet haar in een popquiz en grote kans dat ze wint. Al die feitjes en muziek in haar hoofd, ongelooflijk. Gelukkig ken ik dan weer de namen van alle dichters die bij de Slimste Mens in een rijtje worden vertoond. Kennis waar je overigens niks aan hebt, want met wie kun je nou over dichters praten? Bij een pubquiz is poëzie echt nooit een onderwerp.
Dat neemt niet weg dat er soms een muzikale pijl in mijn hart wordt geschoten. Ik weet nog dat ik ergens rond 2004 in de auto zat en op de radio een nummer hoorde dat ik niet kende. Ik vond het ongekend goed en wist dat ik van die zangeres alle muziek wilde hebben. Jammer genoeg vertelde de presentator niet wie er had gezongen, dat had hij voor het nummer gedaan en toen was ik niet geïnteresseerd. Selectieve perceptie heet dat. Eenmaal thuis vertelde ik Wyb wat ik had gehoord en zij wist me te vertellen dat ik waarschijnlijk naar Amy Winehouse had geluisterd. Zij had net haar eerste album uitgebracht, dat Frank bleek te heten. Ik had geluisterd naar het nummer Stronger Than Me.
Drie jaar geleden was er weer zo’n pijl. We waren op weg naar Frankrijk en ik hoorde op de autoradio opnieuw een zanger die mij meteen intrigeerde. Het was ongelooflijk creatieve muziek die alle kanten uitging met invloeden die ik niet kon duiden. Het was ingetogen melancholische muziek, en het swingde als de tering. Sowieso wist ik niet precies waar ik naar luisterde omdat hij in het Frans zong, ik had geen idee waarover hij zong. Desalniettemin was er die pijl in mijn hart. Wyb wist mij meteen te vertellen dat de zanger Stromae heette.
Gisteravond, Wyb slaapt in Nijmegen, ik heb een glas wijn te veel op, luister en kijk ik op YouTube naar zijn muziek. Na een lange periode van stilte door een depressie is plotseling een nieuw nummer van hem verschenen, L’enfer (De hel). Het is wereldnieuws. Tijdens een interview bij het Frans journaal, strak in het pak, twee knotjes op zijn hoofd, zingt hij het nummer. Het is weer prachtig.
Door dit actuele nieuws kijk ik naar ander clips die hij maakte. Ik raak nog meer in de ban van zijn muziek. Omdat te vieren neem ik nog een glas wijn. Het wordt later en later. Voor het eerst zie ik hem dansen, want ik kijk nooit naar YouTube voor muziek. Hij heeft een lichaam dat even elastisch is als zijn muziek. Ik zou zeggen: kijk zelf even. Stromae is de naam. Laat hem over je heen komen. Geniet.
Kantoorleven
Woensdag 12 januari, Groningen
Eigenlijk leidde ik mijn hele leven een kantoorleven. Soms had ik een kamer alleen, vaker deelde ik een ruimte met collega’s. Tegenwoordig is dat niet meer het geval. Ik heb hier in Groningen een heerlijke werkkamer. Wyb heeft er zelf ook een, maar zij zit toch meestal in de huiskamer te werken. Ik vind het een genot om een eigen kamer te hebben.
Ik moet zeggen dat ik best veel plezier heb beleefd aan dat kantoorleven. Het was soms erg gezellig. Werken is vaak vervelend, maar je moet het met plezier doen. Zo was ik tamelijk vermaard omdat ik zonder aanloop op een bureau kon springen. Dus ik stond voor een bureau en met één sprong stond ik op het bureau. Dat heb ik tot in mijn vijftigste volgehouden. Nu zou ik het niet meer durven. Het was een topprestatie, al zeg ik het zelf. Wat elke keer door mijn collega’s werd beaamd.
Er waren twee andere dingen waar ik mijn collega’s mee verraste. Als leidinggevende vond ik dat je mensen soms op een verkeerd been moet zetten. Dat houdt ze scherp en voorkomt dat ze in slaap sukkelen. Zo schepte ik er een genoegen in om bij mensen die zaten te bellen de telefoondraad door te knippen. Gevolg: verbinding verbroken. Mensen zaten verbijsterd met onbruikbare hoorn in hun hand naar me te kijken. Voor de latere generaties, ik spreek hierover de twintigste eeuw, Een telefoon bestond toen nog uit een toestel en een hoorn. Die waren met een draad aan elkaar verbonden. Erg onpraktisch. Daarnaast knipte ik graag stropdassen af. Ik hing die vervolgens als trofeeën aan de muur. Zo kwamen wij de dagen wel door. Ik vond het eigenlijk onmogelijk om een werkdag lang op een kantoor actief te zijn. Wie kan er nou precies acht uur per dag werken? Er wordt wat af verveeld en gelanterfant op kantoren. Ik moest soms oppassen dat ik niet in slaap viel.
Terug naar deze tijd. Ik zit nu dus alleen in mijn kamer. Het uitzicht is ronduit saai. Ik kijk uit op ons dakterras, daarachter verschijnen de gevels van de Leeuwarderstraat en de Kraneweg. Ik zie voornamelijk kleine vierkanten ramen in spitse gevels. Ik vind dit totaal niet erg, saaie uitzichten leiden tenminste niet af.
Maar uitgerekend in het huis recht tegenover mij is een langwerpig smal raam. Hier houdt een vrouw kantoor. Vaak brandt er licht en zie ik haar als schaduw door de kamer lopen omdat aan de andere kant van haar ook een raam is. Het is een soort ultrakort wajang spel. Even voel ik dan het oude kantoorleven terugkomen. Ik zou best iets tegen haar willen zeggen. Haar vertellen waar ik mee bezig ben en vragen wat zij zoal aan het doen is.
Ik weet niet of zij heeft opgemerkt dat achter het raam recht tegenover haar ook iemand regelmatig hard werkt. Zal vast wel, ik heb een groot raam en moet voor haar goed zichtbaar zijn. In ieder geval hebben we nooit contact gehad. Wat logisch is want we zouden in gebarentaal met elkaar moeten praten. De schim die ik door het raam zie, is voor mij ook een schaduw van de vele collega’s die ik vroeger om mij heen had.
Het is goed haar daar te zien lopen. Dan realiseer ik me hoe heerlijk het is om niemand om me heen te hebben en te kunnen stoppen met werken wanneer je zelf wilt. En die tijd is nu aangebroken. Genoeg geschreven.
PS Net als telefoons met hoorns, verbonden met een draad, komen stropdassen in mijn leven niet meer voor. Eigenlijk is er alleen maar vooruitgang.
Ballen
Dinsdag 11 januari, Groningen
Er gebeurt iets tegen mijn natuur in. Misschien moet ik mij er achteraf voor schamen, zou kunnen. Maar op de een of andere manier heb ik vertrouwen in dit nieuwe kabinet. En dat gezeur over de burger heeft geen vertrouwen in het kabinet. Het kabinet mag het niet zeggen: maar ik heb geen vertrouwen in die burger. Kijk wat voor een ellendig parlement die minkukels hebben gekozen. Boeren, burgers en buitenlui, het lijkt wel een circus, een circus met gifspuiters als hoofdact.
Maar daar wil ik het niet over hebben. Ik wil het hebben over vertrouwen. Waar komt mijn vertrouwen nou vandaan? Dat moet ik voor mezelf toch helder krijgen.
Belangrijkste punt is dat Kaag een aantal ministers heeft uitgekozen die het beste ervan willen maken. Bij vorige kabinetten had ik het idee dat het carrière bestuurders waren. Wel ervaring in elkaar vliegen afvangen, poten in de klei ho maar. Neem zo’n Wiebes, een jongetjes dat de goede kant op is verdwaald, maar nog steeds niet van deze wereld is. Of Blok, de kwaadaardigheid zelve. Nee, dan Kuipers of Dijkgraaf, jongens van stavast, jongens die echt iets willen voor de goede zaak. Bovendien heeft Kaag duidelijk landjepik met Rutte gespeeld. Ze zal het nooit pikken dat onze premier weer gaat zwatelen en vlucht in zijn Rutte-doctrine van verzwijgen en mooi weer spelen. Kaag is nu de strenge moeder die Rutte nodig heeft. ‘Nederland is een onwijs gaaf landje.’ ‘Praat nou geen onzin, Mark. Ga je schamen zeg.’
De belangrijkste reden waarom ik er wel vertrouwen in heb, is omdat het de laatste kans van Rutte is om nog een beetje met goede naam de geschiedenis in te gaan. Dit is een soort revanche-kabinet, denk ik, hoop ik. De afgelopen drie kabinetten hebben het VVD-programma uitgevoerd. Dat heeft tot veel ellende geleid: Nederland is de weg kwijt. We hebben minder rechtsbescherming, we hebben minder overheid, met tragische gevolg voor onderwijs, zorg en politie, de samenleving is uit elkaar gespeeld omdat we een premier zonder visie hadden, die het laissez-faire in alles doorvoerde. Je weet hoe het met kinderen gaat die je de vrije hand geeft. Het levert alleen maar burgers op die geen vertrouwen in de overheid hebben.
‘Ja, maar met de economie gaat het goed,’ hoor je Rutte dan zeggen. Ja, de economie, die was zonder hem ook wel goed gegaan. Wat heeft hij er werkelijk aan bijgedragen? En de economie is slechts de economie. Samenleven is zoveel meer dan economie, maar dat wist onze premier tot nu toe niet. De afgelopen 299 dagen is hem dat ingepeperd. ‘Man, je moet ballen tonen,’ heeft Kaag tegen hem gezegd, of zoiets. Kaag is een nette dame met een diplomatieke achtergrond dus ze zal best andere woorden hebben gebezigd.
En, ik denk dat iedereen dat beseft, dit is de laatste kans voor het redelijke midden. Nog een keer slampamperen en de gifslangen krijgen nog meer ruim baan. De Wildertjes en de Baudetjes, hoor wat ze in ons parlement zeggen, hebben maar één doel: de boel destabiliseren en dan toeslaan. Hoe dat toeslaan eruit ziet? Trumpje spelen in de lage landen.
Sjoelen
Maandag 10 januari, Groningen
Opeens ligt de sjoelbak op tafel. Een verrassing voor me. We zijn bij Aniek en Jasper, onze oude buren in Dwingeloo. Ze zijn in de ban van het sjoelen. Of wij zin hebben in een potje. Natuurlijk heb ik zin een potje. Rond mijn tiende was ik professioneel voetballer, dat wil zeggen: de hele dag aan het voetballen. Rond mijn negentiende was ik professioneel sjoeler. Niet dat ik de hele dag met sjoelen bezig was, maar toch wel heel vaak. Voortdurend lag in ons huis aan de Westkanaaldijk in Nijmegen de sjoelbak op tafel.
‘O, man, dat heb ik zoveel gedaan, ik was er zo goed in,’ laat ik in Dwingeloo weten. Fout. Je moet nooit zeggen dat je ergens goed in bent. Daar kan de ander niet tegen. Het is te arrogant, te onbescheiden. Laat onverlet dat ik er inderdaad heel goed in was. Je wordt ergens echt goed in als je het tienduizend uur hebt gedaan. Toevallig heb ik het wel twintigduizend uur gedaan. Nou weet ik ook wel dat het geen enkele garantie is dat ik het opnieuw goed doe. Een sjoelbak moet je leren kennen. In vroegere dagen schoof ik met grote zekerheid de schijven in de zijkanten. Mijn tactiek: eerst zoveel mogelijk de middelste openingen vullen, daarna de schijven in de zijkanten schuiven.
Hoogmoed komt voor de val. De bak ligt op tafel en het is mijn beurt. Ik schuif de schijven onwennig naar hun doel. Maar wat ik ook probeer: ik krijg de schijven maar in de drie en de vier, de middelste gaten dus. Daar gaat mij spontaan uitgesproken hoogmoed. Hoe ik ook gooi, de schijven weigeren erin te gaan. ‘Het lijkt wel alsof die middelste gaten te nauw zijn.’ ‘Nou, dat zijn ze toch echt niet, schat,’ zegt Aniek. En dan zie ik het. Mevrouw heeft het plankje voor de middelste gaten laten zitten. Het plankje waarmee je de schijven kunt opbergen als je de plank niet gebruikt. Wat een klere streek. Zo zie je maar weer, je moet je voor de veiligheid altijd terugtrekken in bescheidenheid.
We beginnen opnieuw als het plankje is verwijderd. Ik waan me terug in veertig jaar geleden. De tijd dat we nog niet op een iPhone konden turen. Ik kreeg vanochtend de mededeling dat ik deze week gemiddeld 4,5 uur per dag op mijn iPhone had gezeten, 8% minder tijd dan de week daarvoor. Ik bedoel maar, tijd die allemaal ten koste gaat van de spelletjes die we vroeger speelden.
Een paar dagen later haalt Anneke de sjoelbak van zolder, aangestoken door ons enthousiasme. Wyb vertelt haar van mijn hoogmoed. Ze verkneukelen zich bij voorbaat: dat mannetje zullen we wel even inmaken. Ik merk dat ik mijn vorm terugkrijg. Nu er geen plankje achter de drie en vier zit, schuif ik de schijven steeds makkelijker naar binnen. Aan het einde van de competitie kan ik mijzelf huldigen als winnaar. Je moet nou eenmaal zelf de slingers ophangen op je eigen feestje.
Wyb en ik besluiten zelf een sjoelbak te kopen. We hebben de smaak te pakken. Het zal vast hard tegen hard gaan.
Chas
Zondag 9 januari, Groningen
Wijn. Eten. Vrienden op bezoek. We zitten bij elkaar, mensen in de zestig. Behalve Wyb dan, die is nog piep. ‘Als je nog een keer mocht leven, zou je dan hetzelfde beroep kiezen?’ vraag ik mijn vriend. ‘Nee, zeker niet,’ is zijn antwoord. Mijn vriend was psycholoog, coach. ‘Ik zou veel meer met mijn Spaans gaan doen, tolk of vertaler worden. Veel meer reizen.’
Ik vraag het omdat ik ter ere van mijn verjaardag een boek van Chas Gerretsen van mijn vrienden kreeg. Chas is een Nederlandse fotograaf, geboren in Groningen. Hij groeide op in een kleinburgerlijk milieu en had ongelooflijk de pest aan school. Hij leefde in de boeken die hij las en de films die hij zag. Op zijn zestiende besloot hij de wereld in te trekken om cowboy te worden. Zo ging hij al op jonge leeftijd op krokodillenjacht in Australië en werd hij inderdaad cowboy in Texas.
Uiteindelijk werd hij fotograaf. Hij reisde naar Zuidoost-Azië en fotografeerde de Vietnamoorlog. Wanneer de Amerikaanse soldaten op patrouille gingen, liep hij mee in hun rijen. Wanneer ze in vuurgevecht raakten met de Vietcong, fotografeerde hij het gevecht aan hun zijde.
Daarna reisde hij naar Chili en maakte daar de iconische foto’s die we allemaal kennen van de coup van Pinochet. Mijn beeld van Chili in die jaren kreeg ik door zijn foto’s. Al wist ik toen niet dat ze door Gerretsen waren gemaakt.
Vervolgens fotografeerde hij in Hollywood de sterren van zijn tijd, John Travolta, Jodie Foster, Nastassja Kinski, Michael Douglas. In 1976 ging hij in opdracht van Francis Ford Coppola mee naar de Filipijnen voor de opnamen van de legendarische film Apocalypse Now, waar hij de worstelingen van Coppola met de ongunstige omstandigheden en met sterspelers Marlon Brando, Dennis Hopper en Martin Sheen vastlegde. Hij was een belangrijk adviseur voor Coppola omdat hij de Vietnamoorlog werkelijk had meegemaakt.
‘En wat zou jij doen als je het mocht overdoen?’ vraag ik aan mijn vriendin. Eigenlijk weet ik het antwoord al. Mijn vriendin is regisseuse en dat is volgens mij het liefste wat ze doet. Mijn vriendin wilde vast niets anders. ‘Geneeskunde,’ zegt ze tot mijn verrassing. ‘Het liefst had ik mij ergens in gespecialiseerd. Of ik zou wetenschapper worden. Maar mijn vader wilde dat ik dat ging doen. Daarom ging ik naar de theaterschool.’
‘En jij?’ vraagt mijn vriend, ‘zou jij weer in het theater gaan werken?’ Daar hoef ik niet lang over na te denken: zeker niet. Ik heb een prima leven gehad, heb met veel plezier in het theater gewerkt, maar als ik het over mocht doen dan werd ik documentairemaker of journalist. ‘Geen schrijver of fotograaf?’ ‘Nee, als schrijver moet je toch een soort autist zijn en als fotograaf krijg je al snel met commerciële opdrachten te maken, mag je bierflessen of tampons fotograferen. Ik wil alleen foto’s maken die ik zelf wil maken.’
Aan Wyb hoef ik het eigenlijk niet te vragen. Zij is bij toeval in het theater terecht gekomen. Omdat ze in het restaurant in De Oosterpoort ging werken, kreeg ze de ene na de andere klus in het theater. Wat ze vol liefde heeft gedaan. ‘Makelaar,’ zegt ze. ‘In ieder geval een beroep waarin ik kan onderhandelen.’
Voor Chas Gerretsen geldt hetzelfde, hij is gewoon weer totaal iets anders gaan doen. Chas heeft drie levens in één leven geleid. Ondanks zijn roem en succes stopte hij met fotograferen en hij zwerft nu met zijn boot over de wereld. In het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam is een overzicht van zijn foto’s te zien.
Zou iedereen dat nou hebben, dat je, wat je ook hebt gedaan, op het einde van je carrière denkt: ik had toch liever dat en dat gedaan? Ik zou het niet gek vinden. Want als je iets heel lang doet, heb je het op een gegeven moment wel gezien, hoe leuk je werk ook is.
Hond
Vrijdag 7 januari, Groningen
Als Wyb en ik met Dies over de markt lopen en een kind tegenkomen, dan gebeurt het regelmatig dat zo’n kind in enige paniek een van de ouders vastpakt. Een hond, dat is eng. Het gebeurt zelfs dat een kind al bij het zien van Dies begint te huilen. Onbegrijpelijk, want iedereen die een beetje een hond verstaat, ziet dat Dies de vriendelijkheid zelve is. Ik schrijf ‘verstaat’ omdat honden, net als mensen, hun eigen taal spreken. Een taal die voor mensen goed is te begrijpen, maar je moet hem wel leren.
Het is duidelijk dat er in Nederland een scherpe tweedeling is tussen rijken en armen, dat wil zeggen: vermogenden en niet- of weinigvermogenden. Zo is er ook een tweedeling tussen mensen die van honden houden en mensen die niet van honden houden. Ik vrees dat de eerste categorie slinkende is. De mensen worden steeds sterieler, in denken en doen, en honden zijn niet steriel. Komt bij dat de mensen het steeds drukker hebben, werken, kinderen, huishouden, vakanties, sporten, het houdt nooit op. Een hond vraagt momenten van rust en uitlaten. Het gevolg is dat steeds meer kinderen bij het zien van een hond naar de broekspijpen van de ouders grijpen.
Als Wyb voor een marktkraam staat om iets te kopen, sta ik meestal buiten de drukte met Dies te wachten. Dies kent het ritueel en gaat meteen liggen. Hij gaat graag mee naar de markt. Hij komt er andere honden tegen en houdt sowieso van drukte en beweging. Als ik daar dan sta te wachten, nemen de meeste mensen geen notie van hem. Verzonken in hun eigen gedachte lopen ze langs. Behalve de hondenliefhebber. Die reageert in verschillende gradaties. De een lacht liefdevol naar Dies, de ander knikt mij vertrouwelijk toe ‘mooie hond’. Sommige zijn ronduit enthousiast: ‘Mag ik hem even aaien?’ Ik hoef nauwelijks te antwoorden want Dies verstaat de taal van de mensen en weet dat er iemand aardig tegen hem gaat doen.
Als we weer eens een kind tegenkomen dat bang voor hem is, zeg ik vaak: ‘alweer een onopgevoed, kind.’ Goed dat de ouder van dat kind het niet hoort, want die zal in het hedendaagse Nederland mij meteen voluit uit de zak geven: ‘Waar bemoei je je mee. Wat heeft een hond met de opvoeding van mijn kind te maken? Loop door, man. Gek.’ Inderdaad, waar bemoei ik me mee. Toch meen ik het wel. Wie niets van honden moet hebben, leidt vermoedelijk een steriel leven en trekt zijn kind daar in mee. Doodzonde. Want een gezin dat een hond bezit, is zoveel rijker aan liefde, warmte, troost en vrolijkheid.
Ik weet dat ik één ding in mijn opvoeding goed heb gedaan, en dat is de liefde voor honden bij mijn kinderen bijbrengen. En dat die liefde door generaties heengaat, blijkt bij mijn kleinkinderen, die houden net zoveel van honden als hun moeder en ik.
Ik las vandaag in de krant dat een hond in Spanje ook juridisch gezien als een volwaardig gezinslid wordt beschouwd. Bij scheiding dient een omgangsregeling te worden gemaakt. Gelukkig hebben Lies en ik dat al zonder juridische dwang gedaan. Met de kinderen kwam elke twee weken de hond mee, in die tijd was dat Dobber, onze zwarte labrador. Eenmaal oud en stram moest ik hem de stationstrappen opdragen. Dat heeft mijn rug geweten. Met liefde.
Hunkeren
Woensdag 5 januari, Groningen
Als je wilt dat iets mythische proporties aanneemt, dan moet je zorgen dat het zeldzaam blijft. Neem de schrijver J.D. Salinger, hij gaf nooit interviews. Over niemand is zoveel geschreven als over Salinger.
Het is een wonder dat mijn schoonfamilie mij ooit heeft opgenomen in de familie. Een van de belangrijkste gespreksonderwerpen van de familie is praten over schaatsen en de Elfstedentocht in het bijzonder. Tsjerk, mijn schoonvader, helaas overleden, reed hem diverse keren. Hij reed zelfs de moeilijkste Elfstedentocht ever, namelijk die uit uit 1963. Alhoewel ik niets met schaatsen heb, sterker, om het zelf te doen vind ik het vreselijk, ben ik de liefde voor De Tocht enigszins gaan begrijpen.
En die liefde gaat ver, heel ver. En niet alleen in mijn schoonfamilie, dat geldt voor het hele land. Het was gisteren 25 jaar geleden dat de laatste Elfstedentocht werd verreden. En wat denk je? Op de televisie doen we zonder blikken of blozen net alsof hij gisteren werd gereden.
Elk uur was er een schaatsjournaal waarin Herman van der Zandt ons op de hoogte hield van het laatste nieuws over de tocht die 25 jaar geleden plaatsvond. Ik vond het aandoenlijke televisie, een soort hunker televisie. Op de NOS-site werd De Tocht ook nog eens integraal uitgezonden, ik geloof 5 uur tot 12 uur ’s nachts. We willen iets heel graag en dat lukt niet, dan gaan we gewoon doen alsof het er toch is. Het is alsof kinderen vadertje en moedertje spelen. We doen net alsof. Onschuldigere televisie krijg je nooit meer te zien. Herman had er zelfs een hele collectie foute truien voor aangeschaft, allemaal heel lief.
Ik kan me een winterdag in 2020 in Frankrijk herinneren. Wij hadden helemaal niets te doen omdat we in lockdown zaten. De Nederlandse televisie zond voor het eerst integraal een herhaling van Elfstedentocht uit. Het was die van 1985 of1986. Nu is schaatsen sowieso erg saai, vooral als de uitslag al 35 jaar bekend is. Dat nam niet weg dat Wyb zo’n beetje de hele dag heeft zitten kijken. En van die tocht wist ze nog precies waar ze had gestaan en hoe het met Tsjerk daar en daar was gegaan.
Ik begrijp het best. De Elfstedentocht is het mooiste wat Nederland te bieden heeft. In de rijtjes staan we zelden in de top 10, zeker als het om boosteren gaat, maar wat de Elfstedentocht betreft staan we bovenaan, die heeft helemaal niemand.
De Elfstedentocht is het bovendien het enige wat Nederlanders nog samenbindt. Als de Elfstedentocht een keer doorgaat, ligt het land plat, zitten we massaal voor de televisie of hossen we in Friesland. Wie wint is de werkelijke koning van Nederland. Misschien zijn we tegenwoordig zo’n verdeeld land omdat het al zo lang gelelden is dat hij is verreden. Is onze verdeeldheid opgekropt chagrijn. Zo zag ik gisteren een beeld dat een politieagent door honderden werd toegezongen met de tekst: zorg dat je erbij komt, bij de politie moet je zijn. Waar kom je dat heden ten dage nog tegen? Ook gisteren zapte Wyb regelmatig naar de Elfsteden uitzending. Evenals 25 jaar geleden won ook gisteren Henk Angenent.
Al heb ik niets met schaatsen, ik heb wel mijn steentje eraan bijgedragen. In 1997 was De Harmonie het communicatiecentrum van diverse omroepen. Het was een komen en gaan van mensen. In de foyer sliepen ’s nachts schaatsers die geen onderdak konden krijgen. Op basis van die ervaring besloten wij een draaiboek te schrijven. Mocht de Tocht der Tochten weer plaatsvinden, dan wisten we op basis van deze ervaring wat wij moesten doen.
Tot nu toe is dat zinloos werk gebleken. Het papier zal vergeeld zijn. Nog grotere kans dat het draaiboek jaren geleden in de prullenbak is verdwenen. Neemt niet weg dat ik ervan overtuigd ben dat ooit iemand weer een draaiboek zal maken op basis van zijn of haar ervaring. Het is allemaal onderdeel van het hunkeren, hunkeren omdat de Tocht der Tochten zo zeldzaam is en wij er zo van genieten.
2022
Dinsdag 4 januari, Groningen
2022
2021
2020
2019
2018
2017
2016
2015
2014
2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
1999
1998
1997
1996
1995
1994
1993
1992
1991
1990
1989
1988
1987
1986
1985
1984
1983
1982
1981
1980
1979
1978
1977
1976
1975
1974
1973
1972
1971
1970
1969
1968
1967
1966
1965
1964
1963
1962
1961
1960
1959
1958
1957
1956
1955
1954
Naastenliefde
Maandag 3 januari, Groningen
Gisteren wapperden weer duizenden demonstranten in Amsterdam de straat op om te protesteren tegen de coronamaatregelen, tegen dat vreselijk gevaarlijk vaccin waarin chips zijn verstopt, tegen de dictatuur in Nederland en tegen de mondiale pedofiele netwerken van de elite. De demonstratie was weliswaar verboden, maar schijt. Vrijheid boven alles.
Ikke, ikke, ikke. Nou ben ik na een bezoek aan een fototentoonstelling wel eens in zo’n demonstratie beland. Het leek een vrolijke festivaloptocht. Mensen waren verkleed, droegen gele parapluutjes met zich mee en waren vooral blij, blij, blij. Zo leek knuffelen een belangrijk onderdeel van het festivalgevoel. Eerlijk gezegd kreeg ik vooral het idee dat de demonstratie voor de deelnemers een uitje was. Gezellig weer eens samen demonstreren. Veel mensen begroetten elkaar enthousiast, het clubgevoel was groot. Demonstreren als hobby.
Ik zag vooral een optocht van egoïsten. Zij lekker knuffelen en de mensen in de zorg maar buffelen, redden wat er te redden valt. Onlangs las ik een artikel, weet jammer genoeg niet meer wie het schreef. In het artikel werd tegen het begrip naastenliefde het begrip naastenhaat gezet. Ook de optocht van gisteren vond ik weer een demonstratie van naastenhaat. De mensen die daar vrolijk liepen te doen zijn er de oorzaak van dat de horeca, de theaters, de kappers enz. enz. nog steeds dicht zijn, dat onze samenleving voor een belangrijk deel op slot zit, dat zorgmedewerkers en politie zich het schompes moeten werken. Het is stuitende naastenhaat onder het mom van opkomen voor vrijheid. De vrijheid met het eigen ik als middelpunt. Hoe het zit met de vrijheid van de ander is daarbij volstrekt onbelangrijk, bijvoorbeeld de vrijheid van de ander om gezond te blijven.
Als ik zo’n demonstratie zie, moet ik steeds denken dat de verkeerde mensen aan het demonstreren zijn. Het is toch schrijnend dat de 14% die zich niet laten vaccineren de grootste bek heeft. Eigenlijk moet de 86% die zich wel liet vaccineren de straat opgaan. Protesteren tegen die 14% die hen gijzelt. Wie heeft nu het meeste recht om verontwaardigd te zijn? De zelfknuffelaars of die grote meerderheid die wel gemeenschapszin heeft en zich keurig aan de regels houdt?
Makkelijk
Zondag 2 januari, Groningen
‘Is het de moeite waard om de noordwest kust van Frankrijk te bezoeken?’ vraagt Kees als we terug zijn. Dat is een moeilijke vraag, het is afhankelijk van wat je verwacht, wat je zoekt. Alles moet tegenwoordig fancy, cool en gaaf zijn. Als je dat zoekt moet je daar niet wezen. Als je houdt van vergane glorie, vergankelijkheid, Europa dat met moeite op zijn benen blijft staan en troosteloze boulevards, dan moet je daar zijn. Ik hou daar van. Maar het is goed te begrijpen dat de kustplaatsen aan de Middellandse Zee de kustplaatsen van het Noorden totaal hebben weggeconcurreerd. Nog nooit zoveel achterstallig onderhoud gezien.
Ik snap ook niet waarom bestuurders ooit toestemming gaven voor zulke lelijke nieuwbouw in steden als Berck, Ault en Le Treport die van origine prachtig waren. Aftandse architectuur uit de jaren zeventig en tachtig domineren de steden. Alle vrolijkheid is uit de stadjes geperst.
Aan de overkant van deze treurigheid zien we desalniettemin de prachtige krijtrotsen van Dover lonken. Het lijkt een afstandje van niets. Ik kan me zo goed voorstellen dat vluchtelingen met kleine bootjes de overgang wagen. Engeland ligt onder handbereik, lijkt het. En dan ben je al snel blind voor de vele mammoettankers die het kanaal bijna in file passeren. De zeehondjes die veelvuldig onder de kust opduiken trekken zich van dit alles niets aan. Vrolijk spelen ze hun spel. Even voor de duidelijkheid: Wyb en ik hebben genoten. Zo’n omgeving is perfect voor de fotografie die ik wil maken. Bovendien: wie denkt dat het leven een party is, heeft het mis.
Het plaatsje waar we verbleven, Montreuil-sur-Mer was daarentegen prachtig. Het is een oud vestingplaatsje, waarvan de vesting nog volledig intact is. En hoe. De muren zijn zeker tien meter hoog, voor mij, die hoogtevrees heeft, een crime. Ik zag Dies al spelende van de muur storten. Het plaatsje kijkt superieur uit over het omringende land. In de middelleeuwen moet men zich hier volledig veilig hebben gevoeld.
Sowieso heeft de reis ons gebracht waarvoor we vertrokken. Op de eerste plaats bracht het verandering van lucht. Op de tweede plaats hebben we Dies gered van het vuurwerk. We hebben werkelijk geen klap gehoord. De Fransen pakken oud en nieuw echt beter aan. Eerst gaan ze buitengewoon copieus eten en uitgebreid alcoholisch genieten. Daarna wenst met elkaar een Bonne Année en gaat men rustig slapen. Geen afgerukte handen en geen uiteengespatte ogen, geen ergernis.
De derde reden om naar Frankrijk af te reizen was de boosterprik voor Wyb. Die kreeg ze niet in een grootschalig opgezette loods of aftands partycentrum met lange rijen. Ze haalde de prik in de praktijk van de thuisverpleging aan het dorpsplein. Wachttijd? Zero. Andere mensen die wachtten? Nul. Het hele dorp was al gevaccineerd.
De thuisverpleegster die haar vaccineerde vroeg nog wel waarom ze zich in Frankrijk liet vaccineren. Wyb vertelde dat Nederland de prikken die ze eerder in Frankrijk kreeg niet in de Nederlandse administratie kan zetten, waardoor in de QR-code niet zichtbaar wordt dat ze drie prikken heeft gehad. De verpleegster geloofde het niet. Ze vertelde dat het een fluitje van een cent was, ze had het al zo vaak gedaan, een buitenlandse prik in de Franse administratie omzetten. Wyb haalde verontschuldigend haar schouders op. Nederland hè, bureaucratische protocollen. Bij mij kwam de volgende gedachte op: wat makkelijk is wordt moeilijk in Nederland en wat moeilijk is doen ze makkelijk over.
alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2022