Dossiermoddergat.nl
gerardtonenblogt2022, februari
Eiland
Maandag 28 februari, Groningen
Waar moet je als Blogger in deze tijd over schrijven? Om het uur check ik het nieuws. Het nieuws rond Oekraïne heeft me in zijn greep. Vluchtende mensen, wanhopige mensen, bedreigde mensen, dode mensen, vechtende mensen. In het zuiden van ons land wordt carnaval gevierd. Geen idee hoe ze dat voor elkaar krijgen.
Vandaag gaat de Tweede Kamer kwetteren over de oorlog. Dat zal weer een bak verontwaardiging en gespeelde boosheid opleveren. In dat gremium is een overkill aan verontwaardiging. Maar wat wil je, twintig fracties, hoe speel je je in de kijker? Flink boos zijn, choquerende dingen zeggen, lekker recalcitrant zijn, voluit beledigen, schijt hebben aan verantwoordelijkheid, gewoon lekker kankeren.
Afgelopen zaterdag zag ik nog vier mensen die vrolijk waren. Het waren vier leden van Forum voor Democratie die in Groningen aan het flyeren waren. Een vrouw had een Canadese vlag om haar schouders geslagen en ze maakten met z’n vieren een uitgelaten indruk. Wat is het toch heerlijk als je de waarheid in pacht denkt te hebben en nergens aan hoeft te twijfelen. Op een folder las ik in het voorbijgaan iets over Forumland.
Forumland. Baudet streeft sinds kort naar een eigen zuil, een eigen land zelf. Een gemeenschap met eigen scholen, eigen indoctrinatie, vermoedelijk veel tribunalen en veel imitatie Trump. Zo is Trump met zo’n rood petje groot geworden, Baudet probeert het nu ook met een petje.
Ik stel voor dat we zijn streven volledig ondersteunen. Om de ellende in de Tweede Kamer te dempen stel ik voor een eiland in de Stille Oceaan te kopen. De prijs van die eilanden schijnt erg mee te vallen. Vervolgens betalen we met z’n allen voor die vijftigduizend aanhangers (ja, je leest het goed 50.000!), een enkeltje naar dat eiland. Laten we ze daar lekker Forumlandje spelen. Zij zijn verlost van de Nederlandse dictatuur en wij zijn verlost van een stel aanstellers die het functioneren van de Tweede Kamer zitten te verzieken. En Poetin heeft een plek waar hij straks asiel kan aanvragen.
Misschien is het wel een goed principe. Met het uitstoten van Nilüfer Gündogan door Volt heeft de Tweede Kamer nu twintig fracties (20!). Al die partijen, het is een plaag. Laten we het principe van mijn volle boekenkast aanhouden. Steeds als ik een boek koop, moet ik er een verwijderen. Daarom is dat eiland helemaal geen gek idee. Nilüfer erin, Baudet eruit, hup, snel naar dat eiland. Ik denk dat weinig mensen hier tegen zijn.
Tsja, waar moet je als Blogger in deze tijd over schrijven? Je gaat wat aan wensdenken doen, dromen over een mooiere wereld. Ik ga zo het nieuws maar weer eens checken. Vanmiddag zit ik in de auto naar Nijmegen, ik hoor Wilders nu al verontwaardigd zijn.
Tegenmacht
Zaterdag 26 februari, Groningen
In een interview met Bas Heijne lees ik: ‘Ik denk dat je je altijd bewust moet zijn van de voorlopigheid van je eigen opvattingen. In die zin, dat hoe je nu denkt en hoe je tien jaar terug over iets dacht, heel anders kan zijn.’
Dat kun je wel zeggen. Ik verkondig in Dossiermoddergat veelvuldig een mening, poneer ze soms met grote stelligheid. Maar ik weet al te goed dat meningen door andere meningen worden ingehaald en dat de heilige principes die ik heb met het veranderen van de tijd veel minder heilig zijn dan ik ze ooit veronderstelde. Zoals een slang zich zo nu en dan ontdoet van zijn huid, zo ontdoet de mens dat met zijn meningen.
En soms gebeurt dat met schokken. Ernstige gebeurtenissen schudden je door elkaar en door dat schudden krijgen meningen een andere plaats. In deze dagen leven we met zo’n ernstige gebeurtenis. Op zo’n 1200 kilometer van mijn huis is oorlog uitgebroken. Dat is een paar kilometer verder dan de afstand naar ons Franse huis. Al moet ik zeggen dat de Oekraïne altijd ontzettend veel verder weg voor me heeft geklonken dan de Dordogne.
De eerste keer dat ik mocht stemmen, stemde ik PSP, de Pacifistisch Socialistische Partij, dat deed ik voornamelijk voor dat Socialistische in de naam, maar ook zeker voor dat Pacifistische. Nog altijd heb ik weerstand tegen alles wat met leger en met wapens heeft te maken. En dat komt weer omdat ik oorlog een van de meest vreselijke uitvindingen van de mens vindt. Zet deze dagen de televisie aan en je ziet waarom: mensen worden uit hun huizen gebombardeerd, mensen worden gescheiden van elkaar, wanhoop overal, mensen sterven. Waarom? Bijvoorbeeld omdat een gek in het Kremlin vindt dat de oude Sovjet-grenzen moeten worden hersteld. Kan trouwens best zijn dat hij nog dwazere megalomane gedachten heeft.
Maar ik geef toe: ik vrees dat mijn pacifistisch geloof een dwaling is. Dat pacifisme is een prima einddoel, maar ik zie in dat het geen middel is om tot een pacifistische wereld te komen. Je hoeft maar een gek als Poetin te hebben die het spel niet meespeelt en je zit in de oorlogsellende. Tegen de macht van Poetin helpt maar één ding: tegenmacht. Nog nooit ben ik zo voor het ophogen door ons en alle lidstaten van het defensiebudget naar 2% van ons Bruto Binnenlands Product (BBP) geweest, zoals dat binnen de NAVO is afgesproken.
Nu bedraagt ons defensiebudget 1,17% van ons BBP. Overigens geeft dat percentage een geflatteerd beeld van de werkelijkheid. In dat percentage zitten namelijk een heleboel kosten die niet met onze militaire effectiviteit heeft te maken. Hierin zitten ook pensioenen, wachtgelden en andere bijkomende kosten. Als je die niet meerekent, komt Nederland op een percentage van 0,7% van het BBP.
Ik realiseer me dat ik met dit blogje vrienden ga verliezen. Wat is dat nou Tonen? Verander je zo snel van mening? Ja, nee, dat wil zeggen. Zie wat er gebeurt als je geen tegenmacht vormt. Je zou kunnen zeggen dat de oorlog in de Oekraïne misschien niet wordt veroorzaakt door de sterkste, maar juist door de zwakste. Stel dat wij 130.000 manschappen en groot wapentuig om de Oekraïne hadden gezet toen Rusland met de oorlogsopbouw bezig was? Nu weet Poetin dat de NAVO een uitgeklede organisatie zonder werkelijke stootkracht is. Daar komt bij dat de EU een verdeeld en besluiteloze politieke samenwerking is. De zich tsaar wanende schoft voelt zich hierdoor oppermachtig en ongehinderd. Tegenmacht lijkt me van het grootste belang.
Troost voor mijn oude vrienden. Bij de volgende verkiezingen zal ik toch weer Groen Links stemmen.
Jacuzzi & oorlog
Vrijdag 25 februari, Lhee
In het huis waar wij deze week op drie honden en twee katten passen staat aan de rand van de tuin een jacuzzi. Wyb is er opgetogen over, verheugd zich op de avond dat wij er eindelijk in kunnen. Storm, regen, regelrecht klote weer weerhoudt ons er dagenlang van om er gebruik van te maken. Gisteravond beleefden wij de eerst stormvrije avond: tijd voor de jacuzzi, zegt Wyb.
Probleem is dat ik niets heb met jacuzzi’s. Ik ben gek op een bad, elke week gaan we zeker een of twee keer in bad. Het is voor mij het ultieme ontspannen. Maar een jacuzzi, nee. Nu kun je zeggen dat een jacuzzi niks anders is dan een bad dat buiten staat. Dat klopt, en daar zit hem de kneep. Ik hou maar beperkt van buiten. In mijn hoofd zitten een aantal taboes. Een zo’n taboe is dat ik nooit overdag televisie kijk, vind ik te decadent. Ergens op dezelfde plek in mijn hersens zit mijn taboe om buiten in een bad te gaan zitten. Doe je gewoon niet. Ik ben een calvinist.
Mijn mening botst op die van Wyb. Voor Wyb is een jacuzzi het toppunt van romantiek. In je blootje in warm water zitten, het firmament boven je, glas wijn in de hand, ver weg een roepende uil. De wind is weliswaar gaan liggen, maar buiten is het nog steeds verrekte koud. Ik probeer Wyb die jacuzzi uit het hoofd te praten. Jammer genoeg is ze onvermurwbaar. Ik zeg dat ik gewoon lekker binnen blijf om naar Arjan Lubach te kijken. Ze haalt haar schouders op: ‘Oké, dan ga ik wel alleen.’
Ik ben een weekhartig mens. Ik kan slecht tegen de teleurstelling van andere mensen. Met tegenzin haal ik mijn badjas, kleed mij uit en loop over een kletsnat gazon in de donkere nacht naar de jacuzzi. Uit het opgepimpte bad straalt ordinair rood licht. Gelukkig weet Wyb dat uit te zetten. Ik leg mijn badjas op een paar pallets en laat mij in het water zakken. Jacuzzi’s zijn opgeblazen baden, dat staat me ook tegen. Je moet piloot zijn om hem te kunnen bedienen. Overal knoppen, bubbels in allerlei vormen en maten, lichtshows. Wij laten de jacuzzi gewoon een bad zijn.
Daar zit ik dan in het donker in een warm bad. De weerzin verdwijnt niet, voel me eigenlijk voor lul zitten. Waarom gaat iemand in het donker, in de kou in een plens warm water zitten? We drinken twee wijn en kijken naar een knipperend groen lichtje in het bos waar we uitzicht op hebben. We hebben geen idee waar het lichtje vandaan komt, want daar woont toch echt helemaal niemand. Terwijl wij daar verscholen in bad zitten, komt er ook nog een paard en wagen langs. Geen idee waarom iemand met een paard en wagen door de beginnende nacht rijdt.
‘Ik ga naar binnen, hoor,’ zeg ik. Ik vind dat ik genoeg romantiek heb meegemaakt. Ik rijs op uit het water de kou in. Ik neem mij voor echt nooit meer in een jacuzzi te gaan zitten.
De volgende dag schrijf ik dit stukje als ik de honden heb uitgelaten en het huis wat heb gefatsoeneerd. Eindelijk tijd om even te gaan zitten. Ik pak mijn iPhone en lees Teletekst. Tot mijn verbijstering is het oorlog. Ik bel meteen Wyb die met de auto voor werk naar Nijmegen is. ‘Wyb, het is oorlog, verdomme.’ ‘Ja, joh, ik zit al anderhalf uur naar de radio te luisteren. Het is verschrikkelijk.’ ‘Maar waarom bel je me niet om het te laten weten?’ ‘Het eerste wat jij doet als je uit bed stapt is het nieuws checken.’ Daar heeft ze gelijk in. Die rot honden ook.
Voor Christina Calderón*
Donderdag 24 februari, Lhee
–
Dit zijn de laatste woorden.
Na mijn dood zal niemand ze meer verstaan.
Met mij wordt dit een dode taal.
Onder deze taal ligt mijn voorgeslacht.
Jagers,
verzamelaars, boeren, altijd in het open veld.
Zij roepen vanaf dan onverstaanbaar naar elkaar.
Ik hou van jou. Klank, alleen nog klank.
Mijn dood, dat is de harde taal: eens, maar
nooit weer. Voorbij, dichtte de dichter, voorbij.
In mijn graf klinkt de echo van wat eens was.
As. As. As. Lieve mensen, blijf een beetje van
elkaar houden. Ouden, oud, ou.
Zelfs de echo zal mij niet meer verstaan.
Al onze woorden: gewist, verdwenen.
Wij worden een herinnering zonder taal.
*Cristina Calerón was de laatste die de taal Yamana sprak. Zij is overleden op 16 februari 2022. Yamana werd gesproken in het uiterste zuiden van Chili.
Paupers
Dinsdag 22 februari, Lhee
Klassenstrijd, ook al zo’n versleten woord dat is opgeborgen in het archief van de schaamte. Wie durft het woord nog in de mond te nemen? Ook al raken woorden uit de gratie, dat wil niet zeggen dat het fenomeen dat ze benoemen niet meer bestaat.
Midden vorige jaar werd op het circuit van Zandvoort sinds mensenheugenis weer een Formule 1 race gereden. Aantal bezoekers: 70.000. De bezoekers kwamen uit het hele land. Het circuit ligt tegen een Natura 2000 gebied aan. 70.000 mensen die van verre moesten komen. Ze keken naar bolides die per race 135 tot 145 liter benzine slurpen. Het is bovendien een circus dat met complete garages van het ene naar het andere continent vliegt. Ik kan nergens vinden hoeveel stikstof dit evenement veroorzaakte, maar het moet gigantisch zijn geweest.
In Drenthe wilden de organisatoren van de het muziektheaterspektakel Het Pauperparadijs voor de derde zomer in het Gevangenismuseum de voorstelling spelen. Het plan was vijftig voorstellingen te spelen met duizend bezoekers per avond. Mooi plan, maar het gaat niet door. Oorzaak: stikstof. 20.000 kaarten zijn er al verkocht. Helaas. Omdat de locatie vlakbij een Natura 2000 gebied ligt, het Fochteloërveen, is de belasting te groot, aldus de ambtenaren die de regels handhaven. De totale uitstoot is 0,01 mol per hectare en dat komt voornamelijk door de drie- tot vierhonderd auto’s die er ’s avonds heenrijden.
Bij het ene evenement is dat totaal geen probleem, bij het andere onoverkomelijk. Bij de Formule 1 gaat het dan ook om het circuit van Zandvoort, waarvan een van de eigenaren een Oranje is (die met die bril), racen is een hobby van het old boys netwerk. Ook de VVD is er gek op. Vroemmm, Vroemmm. Niets mooier dan een bulderende motor. En och, Het Pauperparadijs, de titel zegt het al: een linkse hobby. Altijd teruggrijpen naar het verleden om het onrecht aan te tonen. Zo gaap.
Mij verbaast het totaal niet dat de voorstelling niet doorgaat. Ik was intensief betrokken bij de realisatie van de eerste voorstellingsreeks. Twee jaar hield ik mij bezig met de politieke besluitvorming hiervoor en het verkrijgen van vergunningen. Nou ja, ‘bezighouden’, ik bedoel eigenlijk: oorlog gevoerd. In totaal heeft het alleen al €100.000 aan adviezen gekost om die vergunningen te krijgen.
Natuurlijk konden wij dat als arme paupers niet opbrengen. Gelukkig wilden de politiek verantwoordelijken heel graag dat de voorstelling door zou gaan. Het was de bedoeling dat Veenhuizen op de lijst van Unesco Erfgoed kwam en daarvoor moesten ze aantonen dat het voormalige gevangenisdorp van cultureel belang was, dat het volop leefde. Die €100.000 werd dan ook totaal door de Provincie Drenthe betaald. En Veenhuizen kwam inderdaad op de lijst van Unesco Erfgoed te staan. Buit binnen. Daarna kon iedereen het weer rustig aandoen.
En nu het absurde. Politiek wilde men graag, ze hadden er ook veel geld voor over. In totaal betaalde de Provincie Drenthe tonnen om de voorstelling mogelijk te maken. Maar ambtelijk werden we op alle mogelijke manieren tegengewerkt. Werkelijk alle regelgeving haalden ze uit de kast om ervoor te zorgen dat de voorstelling niet door kon gaan. Meest van de pot gerukte eis: onderzoek naar de invloed van de voorstelling op het broedgedrag van de huismus. Kosten: €1.500. Het was één grote lijdensweg en ik heb toen ervaren dat het bijna onmogelijk is om in Nederland een locatievoorstelling te organiseren.
Nu die stikstofproblematiek er nog bij komt, kun je je afvragen hoe lang festivals als Oerol en Lowland blijven bestaan. Ik weet sowieso dat veel mooie ideeën voor locatievoorstellingen al zijn gesneuveld door inzet van een leger ambtenaren en boekwerken vol regelgeving.
Het schrijnende is natuurlijk dat de echte vervuilers, zoals de boeren, gewoon lekker door ploegen. Als tegen hen daadwerkelijk maatregelen dreigen, rukken ze met hun landbouwapparaten op naar Den Haag. Gevolg: fluwelen handschoenen.
Daarom is zo’n provincie natuurlijk ook zo fanatiek op het niet doorgaan van Het Pauperparadijs. Eindelijk houden ze een keer hun poot stijf, je hoort ze denken ‘zie nou wel dat wij handhaven.’ Flinke jongens, toch maar mooi 0,01 mol per hectare voorkomen. En ze weten ook wel dat die jongens en meisjes van de cultuur geen tractoren hebben om naar Den Haag op te rukken.
Un Oeuf
Zondag 20 februari, Lhee
‘Ik heb zo’n trek,’ zegt Wyb. We wachten op Kees en Annemiek die komen lunchen. ‘Dan neem je toch even iets op de vuist,’ zeg ik. Op de vuist? Hoe lang heb ik die woorden wel niet uitgesproken? Als ik ze tegen Anne of Esmee zou zeggen, weet ik de reactie al: ‘Wat is dat nou weer, op de vuist? Dat is weer een van die ouderwetse uitdrukkingen van je. Je gaat op de vuist. Je neemt niet iets even op de vuist.’
‘Ma, ik heb zo’n honger.’ ‘De mensen in de oorlog hadden honger. Wij hebben trek. En als je trek hebt, neem je maar even iets op de vuist.’ Mijn moeder heeft het zo vaak tegen mij gezegd.
Het is sowieso een ietwat nostalgische dag. Het regent hier pijpenstelen (pijpenstelen, ha, ha). De bossen zijn een grote modderzooi. Wyb zit op de bank met haar laptop. Ik lees Liever op reis van Bertien Minco. Ik kreeg het te leen van Connie omdat ik binnenkort naar Krakau ga. De roman gaat enerzijds over een vrouw met Joodse achtergrond die met een gezelschap naar Krakau reist om te mediteren, anderzijds over haar ontdekkingstocht naar de geschiedenis van haar familie. Mooi boek.
Opeens hoor ik een bekende stem. Uit de laptop van Wyb komt de stem van Toon Hermans. Wyb kijkt naar een conference die hij ooit deed over een reis naar Frankrijk. Toon Hermans, hij bezorgde mij een aantal hoogtepunten in mijn jeugd. Als hij op televisie kwam mocht ik opblijven. Met z’n drieën, mijn vader en moeder en ik, zaten we opgewonden voor de televisie te wachten: zou hij net zo goed zijn als vorige keer? Natuurlijk was hij even goed als vorige keer.
Als ik naar Toon Hermans keek, wist ik dat het leven prachtig was. Dat er nog zoveel op mij stond te wachten in het leven, dat er zoveel viel te ontdekken. Ik nam mij voor eindeloos te genieten en misschien wilde ik zelf ook ooit een one-man-show maken. ik slurpte zijn woorden op, genoot mateloos van zijn liedjes en zijn conferences over niets. Ik was een ballonnetje dat danste in de wind aan een draadje naar de zon.
Ik ga naast Wyb zitten om mee te kijken en weet weer waarom ik zo van hem genoot. Eigenlijk doe ik dat nog steeds, ondanks dat Freek de Jonge en Hans Teeuwen het cabaret een geheel nieuw karakter hebben gegeven. Toon Hermans is de stem van mijn jeugd. Hij ontroert me onverminderd. Ik hoor hem zeggen in een conference over het Nederlandse woord ei en het franse woord oeuf: ‘Zoals Shakespeare al zei, ‘un oeuf is un oeuf.’
Lhee
Zaterdag 19 februari, Lhee
Eindelijk kan ik weer eens Lhee boven een blog schrijven. Na drie jaar is dit voor het eerst een origineel in Lhee geschreven blog. Deze week passen wij op bij onze voormalige buren, de eigenaren van de onvolprezen Bospub. Zij zijn met hun drie kinderen aan het skiën en wij passen op het huis, hun twee honden, twee katten en drie kippen.
Zoals Het Hijgend Hert bij iedereen in Limburg bekend is, zo is de Bospub dat in Drenthe. De twee zaken hebben een beetje hetzelfde karakter: zeer informele, gezellige eet- en drinkgelegenheid, gelegen in het bos. Iedereen voelt zich er thuis, het eten is eenvoudig, maar prima en vooral veel. Een pannenkoek is hier een echte pannenkoek, een uitsmijter is een maaltijduitsmijter en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Het huisje waar wij vijf jaar hebben gewoond is inmiddels ernstig aangetast. Bij wie ooit bij ons op bezoek is geweest, viel meteen de oude Drentse met riet bedekte schuur op. Wyb en ik vonden hem ook prachtig. Het riet was een zegen voor de vele vogels die bij ons rond het huis vlogen. Helaas heeft de vorige bewoner hem met de grond gelijkgemaakt, de onverlaat. Zo heeft hij ook de hoge taxushaag en onze andere haag, waarvan ik de naam niet ken, zonder pardon een kopje kleiner gemaakt. De vervallen paardenschuur op het einde van onze diepe tuin: gesloopt. De man, ik heb hem nooit ontmoet, was een echte vandaal, geïnfecteerd door het netheidsvirus. Mensen die het virus hebben willen alles strak, schoon en overzichtelijk hebben.
Wyb en ik hebben gelukkig geen last van het virus. En dat is maar goed ook want anders kun je geen hond hebben. Met Dies hebben we zeker een buitengewoon smerige hond in huis gehaald. Dat komt voornamelijk door zijn hobby, het apporteren van stokken en frisbees. Hij heeft de nare gewoonte om ze niet gewoon op te rapen. Door zijn fanatisme maakt hij slidings waardoor zijn poten en hele lijf door de modder of het zand gaan. Aangezien hij lange haren heeft, blijft de modder lekker plakken. Eenmaal thuis laat het vuil zich los waardoor ons huis soms een zandbak lijkt.
Dies is nu terug in het gebied waar hij de eerste maanden opgroeide. Voor hem is het een feest om hier terug te komen, vooral omdat hij dan zijn jeugdvriendin Guus weer ontmoet, een oud-Hollandse herder waarmee hij nog steeds door de bossen raust. Voor ons is het ook een feest om terug te keren. Toen ik voor het laatst de deur van het huisje dichttrok omdat we naar Frankrijk vertrokken, hield ik het, moet ik bekennen, niet droog. Het huisje zelf, de bossen, het uitzicht, het was inmiddels zo dierbaar geworden. Gelukkig kunnen we er nu weer een week lang van genieten.
De vandaal heeft het huisje als huurder inmiddels verlaten. De eigenaar heeft het voor een astronomisch bedrag verkocht. Ik vermoed dat er nog nooit zoveel geld voor een vierkanten meter is betaald. Maar zoals de makelaars altijd zeggen: het gaat maar om drie dingen bij de verkoop van een huis, locatie, locatie en locatie.
Kraamkamer
Donderdag 17 februari, Groningen
Gisteren zat ik na jaren weer eens in de grote zaal van de Stadsschouwburg in Groningen. In de jaren ’80 heb ik hier talloos veel voorstellingen gezien. Van 1983 tot 1990 was ik daar Hoofd Marketing. Al werd het beginjaar gisteren voor mij op losse schroeven gezet.
Wyb en ik zagen gisteravond de nieuwe voorstelling van Jan Beuving, Restante. Een interessante, maar ook gewaagde voorstelling. Het belangrijkste thema van de voorstelling is namelijk zijn geloof. En zoals Jan terecht constateert is praten over de islam geen enkel probleem in het huidig tijdsgewricht, maar durf als Nederlands cabaretier maar eens je gereformeerde geloof aan te snijden. Nu ik dit zo opschrijf, realiseer ik me dat het mogelijk zwaarder klinkt dan het is. Want zelfs als hardcore atheïst heb ik van de voorstelling genoten, al zag ik opeens een totaal andere Jan dan ik gewend ben. Wyb en ik volgen hem al met veel plezier sinds hij afstudeerde aan de Koningsacademie in Den Bosch.
Terug naar de eerste alinea. Voordat Jan optrad was hem gevraagd of hij een half uurtje wilde optreden bij het jubileum van Jolande, die ik vooral ken als een van de caissières van de Stadsschouwburg. Sinds ze Jan ontdekte, is ze een bewonderaar van zijn werk. Zij was, zoals Jan vertelde, nu 41 jaar in dienst. Vorig jaar was haar jubileum namelijk niet gevierd.
En nu komt het. Eén ding is zeker: Jolande en ik zijn in 1983 op precies dezelfde dag samen begonnen om voor de Stadsschouwburg en De Oosterpoort te werken. En 1983 is toch echt 39 jaar geleden. Hoezo jubileum? Ik begon opeens erg aan mijzelf te twijfelen. Al jarenlang staat op mijn cv dat ik vanaf 1983 in Groningen werkte. Heb ik mij daarin ooit vergist? Was ik daar dan eerder begonnen? Ik kon het mij niet voorstellen maar je weet nooit: het geheugen is een onbetrouwbaar instrument.
Na de voorstelling hebben Jolande en ik elkaar niet gezien aangezien Wyb en ik nog een tijdje met Jan napraatten in de artiestenfoyer. Ik kon het niet nalaten haar vandaag te bellen. Ik moest weten hoe het zat. En ik kon haar dan meteen feliciteren met haar jubileum. Gelukkig loste zij mijn mysterie op. Mijn geheugen is gelukkig betrouwbaarder dan ik vreesde. Zij bleek twee jaar eerder bij de gemeentelijke accountantsdienst te hebben gewerkt. Daarna kwamen zij en ik als ambtenaar te werken bij de Stadsschouwburg en De Oosterpoort, ze is dus 41 jaar in dienst bij de Gemeente Groningen.
Nog even over die artiestenfoyer. Die ziet er echt prima uit. Dat is nog eens artiesten in de watten leggen. Dat neemt niet weg dat ik er met gemengde gevoelens zat. Ooit was die ruimte het roemruchtige vlakke vloer theater Het Kruithuis. Het was de kraamkamer van diverse generaties theatermakers. Theatermakers uit alle disciplines zetten hier hun allereerste stappen. Wie het nieuwste interessante theateraanbod wilde zien, moest naar Het Kruithuis, geprogrammeerd door de onvolprezen Guus van der Kraan.
Nog altijd vind ik het onvoorstelbaar dat iemand heeft besloten Het Kruithuis te sluiten en er een artiestenfoyer van te maken. Zeker, het was een klein rottheatertje. Er konden maar iets meer dan honderd mensen in en de maten van het toneel waren zeer beperkt. Maar een kraamkamer is een kraamkamer en er is in Groningen, die ooit vermaard was om die kraamkamer, niets voor teruggekomen. Wat mij betreft wordt voor die artiestenfoyer een andere ruimte gevonden.
Vinkjes
Dinsdag 15 februari, Groningen
Op mijn 67ste ben ik weer ouderwets aan het studeren. Ik ben bezig met het edele stampwerk: woordjes leren, grammatica bestuderen. Nu we vaak in Frankrijk zijn, probeer ik de situatie te vermijden waar ik in Saint-Hippolyte-du-Fort mee te maken kreeg. Namelijk dat ik in feite doofstom was.
Mijn Frans was te slecht om een gesprek te voeren, mijn luister- en spraakvaardigheid schoten eenvoudig tekort. In onze chambres d’hôtes was dat niet zo erg. Omdat we veel internationale gasten hadden, kon ik mij prima redden in het Engels. Ook de meeste Franse gasten die we ontvingen spraken Engels. Pas toen ik ziek werd, en alleen in een Frans ziekenhuis lag, voelde ik mij totaal hulpeloos. Frankrijk is prima, maar als je daar veel bent, moet je wel de taal machtig zijn, weet ik nu. Vandaar dat ik elke ochtend zo’n anderhalf uur Frans studeer.
Ik sprak in de vorige alinea over ‘weer ouderwets studeren’. Onzin, ik heb nooit ouderwets gestudeerd. Eigenlijk had ik enorm de pest aan school en ik heb er ongelofelijk met de pet naar gegooid. Ik heb mijzelf goed onderwijs onthouden. De school leek niet voor mij gemaakt. Ik werd er ongedurig en obstinaat van. Pas als je in een Frans ziekenhuis ligt, weet je hoe dom het was om een hekel aan Franse les te hebben.
Onlangs verscheen van Joris Luyendijk een boek met de titel De zeven vinkjes. De zeven vinkjes staan voor de kenmerken die mensen die macht hebben gemeenschappelijk hebben. Wie die zeven kenmerken niet kan aanvinken, heeft aanzienlijk minder kans de top te bereiken. Daarmee laat Luyendijk tevens zien hoe beperkt de elite is geselecteerd. De ervaringen van mensen die een totaal andere achtergrond hebben, worden, vindt hij, in de top dan ook node gemist.
De zeven vinkjes zijn: je bent man, hetero, wit, academisch geschoold na een vwo- of gymnasium-opleiding, je hebt welvarende en hoger opgeleide ouders, van wie er een tenminste Nederlands is.
Als ik die vinkjes-theorie op mijn eigen leven toepas, dan is het resultaat niet om naar huis te schrijven. De eerste drie vinkjes vormen geen probleem, ik ben man, hetero en wit. Daarna begint het te haperen. Ik heb geen vwo- of gymnasium-opleiding. Ik heb HAVO gedaan en mijn hoogst genoten onderwijs is het HBO. Omdat ik dat in de zeventiger jaren heb gedaan, heb ik er niet eens een hoge pet van op. Welvarende of hoger opgeleide ouders? Niks daarvan. Mijn vader was postbode, later verzekeringsagent. Mijn moeder was huisvrouw en maakte hier en daar schoon. Zowel mijn vader als moeder hebben hun middelbare schoolopleiding niet af gemaakt. Tegenwoordig krijgen kinderen volop bijles, ouders helpen hun kinderen naar een hoger niveau. Ik kan me niet herinneren dat mijn ouders zich daar ooit druk over hebben gemaakt. Ze hebben me werkelijk nooit geholpen, ze konden me niet eens helpen. Wat ik ze nooit kwalijk heb genoten, bij ons in de straat was dat de standaard. Op het einde komt het gelukkig weer goed: ik heb zelfs twee ouders die in Nederland zijn geboren.
Van die zeven vinkjes heb ik er dus slechts vier. Heb ik daar in mijn carrière last van gehad? Zeker. Ik weet nog dat ik bij een grote organisatie solliciteerde. De sollicitatiecommissie werd bevolkt door onvervalste lidmaten van het old boys netwerk, ik zal geen namen noemen, maar de heren hadden meteen door dat ik niet een van hen was, zoals ik meteen doorhad dat ik daar niet thuishoorde.
Dat mijn carrière uiteindelijk toch wat vorm kreeg, was er mede aan te danken dat ik van de straat was. Ik wist van aanpakken, was tamelijk straight en omdat ik uit de tegencultuur kwam, kon ik een brutaliteit en verrassing meebrengen die in sommige situaties erg van pas kwam. Ik denk dat ik die eigenschappen mee kon brengen juist omdat ik geen zeven vinkjes kan zetten. Neemt niet weg dat ik ze best graag had gehad. Helaas heb je niet alles in eigen hand. Maar och.
Krakau
Maandag 14 februari, Groningen
Annemiek ging met haar dochter een lang weekend naar Brussel. Toen ik dat hoorde, kreeg ik enorm de behoefte ook eens een lang weekend met Anne en Esmee weg te gaan. Niet met z’n drieën, dat is gezien de familieverhoudingen onmogelijk. Ik bedoel een lang weekend met Esmee en een lang weekend met Anne, ieder apart. Als ze dat tenminste leuk vinden, moet je ook maar afwachten. Ikzelf ben nooit met mijn moeder of vader een weekend weggeweest. Het is zelfs nooit in mijn hoofd opgekomen dat ze het zouden kunnen vragen. Daar sta ik nu pas bij stil.
Stel dat mijn moeder het had gevraagd: ‘Goh, Gerard, wat dacht je ervan om samen eens een lang weekend weg te gaan?’ Wat zou ik verrast zijn geweest. Maar of ik het leuk had gevonden? Mijn eerste reactie zou verbazing zijn geweest. Tweede reactie: ‘Ma, waarom? Lijkt je dat leuk?’ ‘Ja, dat lijkt mij nou erg leuk. Jou niet?’ ‘Ja, dat weet ik niet, hoor. Misschien wel.’ ‘Weet je, denk er maar even rustig over na. Ik hoor het wel.’ Ik weet zeker dat ik het uiteindelijk erg leuk had gevonden. Met mijn moeder op stap, wat een tof idee eigenlijk. Helaas is het nooit gebeurd.
En met mijn vader? Och. Toen ik zeventien was kreeg hij te horen dat hij nog maar een jaar had te leven. Uiteindelijk werden dat tien jaren. Maar goed beschouwd is hij nooit meer beter geworden. Zijn leven werd een lijdensweg. Het idee om samen met mijn vader een lang weekend weg te gaan? Ik kan mij er niets bij voorstellen. Het zou wel goed zijn geweest. Hadden we elkaar misschien wel goed leren kennen.
Esmee was meteen enthousiast. ‘En waar gaan we dan heen?’ ‘Dat mag jij zeggen. Waar zou je heen willen?’ ‘Oeh, moeilijke vraag, ik zal er even over nadenken, oké?’ Even daarna belt ze alweer op. ‘Ik weet het! Ik zou wel naar Tromsø willen.’ ‘Tromsø? Waarom dat dan?’ ‘Het is daar ontzettend kou, altijd donker in deze tijd van het jaar en het is de hoofdstad van het noorderlicht.’ ‘Maar lieve schat, ik hou niet van kou. Waar ligt het eigenlijk?’ ‘In Noorwegen. Het is zo mooi en Arjan wil er met mij niet heen. Dan we gaan we op een hondenslee rijden en lange wandelingen in de kou maken.’ Ik kreun. ‘Hondenslee rijden, dat vind ik zo eng, is echt niets voor mij.’ Ik maak mij er vanaf door te zeggen dat ik er nog eens over na zal denken. Ik heb uiteindelijk gezegd dat zij mocht kiezen.
Een dag later laat Esmee gelukkig weten dat ze ook wel naar Stockholm wil. Een uitstekend idee vind ik. Gered! Weer een dag later belt ze echt enthousiast op: ‘Nu weet ik het zeker, ik wil heel graag naar Krakau en dan Auschwitz-Birkenau bezoeken.’ ‘Mees, het is dat ik geen bucketlist heb, maar anders zou het er zeker opstaan.’
Anne ziet het ook helemaal zitten om samen een lang weekend weg te gaan. Waarheen kan ze zo gauw niet verzinnen. Ze is er sowieso niet helemaal bij met haar gedachte. Ik vraag het een dag voordat ze voor een maand naar Colombia afreist. Terwijl ik dit schrijf, loopt ze een vijfdaagse voettocht door de jungle van Colombia naar een verloren stad. Die kinderen doen maar.
Ik heb best intensief contact met Anne en Esmee. Omdat we zo ver weg wonen van elkaar vooral telefonisch. We zien elkaar op verjaardagen en andere feestelijkheden. Ik krijg er steeds meer zin in om weer eens met z’n tweeën langere tijd samen te zijn, te wandelen en in cafés en restaurants te zitten. Onze levens schieten zo alle kanten uit.
Woordkoorts
Zaterdag 12 februari, Groningen
Kan een dichter die geen groot dichter is wel een groot kunstenaar zijn. Ja, dat kan, want ik ken er een: Johnny van Doorn. Ik besef dat ik mijzelf moet verklaren. Er bestaat geen misverstand over dat Johnny van Doorn een dichter is. Ik heb zijn verzamelde gedichten in mijn boekenkast staan. Ik was en ben een bewonderaar van de performing poet Johnny van Doorn, ook wel bekend als Johnny The Selfkicker. In mijn jeugd keek ik naar zijn optreden in Carré waar hij het gedicht Kom toch eens klaar klootzak ten gehore gebracht. Met dat gedicht trad hij in dialoog met de de starre tijdgeest, met zijn woorden bevrijdde hij velen. Als performer was hij een groot kunstenaar. Maar als ik zijn Verzamelde Gedichten probeer te lezen dan kom ik niet ver.
In een van zijn gedichten las ik het woord woordkoorts. Ik vond het een treffende typering van zijn papieren poëzie: woordkoorts. Maar ik las het woord fout. In zijn gedicht stond wondkoorts. Maakt niet uit. Ik had een woord gevonden om de dichter Van Doorn samen te vatten. Johnny van Doorn lijdt zelfs aan heftige woordkoorts, er zoveel koorts dat je door de woordkoorts de zin niet meer kan lezen. En daarmee is hij geen groot dichter.
De logische vraag is dan wat een kunstenaar is. Wanneer mag je je wat mij betreft kunstenaar noemen? In mijn definitie ben je een kunstenaar als je een filosofisch, maatschappelijk of kunsthistorisch statement maakt. En dat statement bedoel ik niet in pamflettistische zin, maar in de zin van dialoog aangaan met het leven. Zo kan een pottenbakker die potjes draait nooit een kunstenaar zijn. Hij kan een goede ambachtsman zijn, maar hij wordt pas kunstenaar als hij met zijn potten iets doet. Hij iets zegt in filosofische, maatschappelijke of kunsthistorische zin. Een kunstenaar heeft zeggingskracht, een ambachtsman beheerst een bepaalde techniek. Ik waardeer het een niet meer dan het ander. Maar ik ben wel in kunstenaarschap geïnteresseerd en veel minder in ambachtelijk werk.
De meeste mensen kennen Johnny van Doorn als dichter, weinige kennen hem als prozaschrijver. Als prozaschrijver heb ik Johnny van Doorn zeer hoog. Sinds enige tijd staan zijn verzamelde verhalen in mijn boekenkast. Een paar jaar geleden heb ik daarover al eens geschreven. Tot nu toe heb ik die verhalen nooit allemaal gelezen. Op de helft ben ik gestopt, vermoedelijk omdat ik weer in een of ander druk productieproces zat, daar heb ik wat tijd van mijn leven mee verknald. Maar ik wist dat die bundel daar stond en dat ik er ooit weer eens aan zou beginnen. Ik had er al die jaren zelfs zin in.
Gisteren ben ik aan de tweede helft begonnen. En ik vind, wat ik jaren gelden ook al vond, Johnny van Doorn is een rasverteller die past in de Hollandse traditie met schrijvers als Bob den Uyl, Nescio, Joop Waasdorp en J.M.A. Biesheuvel. In zijn proza is zijn woordkoorts verdwenen en vertelt hij helder en absurdistisch realistisch -wat een contradictie!- met de nodige weltschmerz over het leven. Johnny van Doorn is in zijn proza een groot schrijver en een groot kunstenaar. Zijn verzamelde verhalen hebben als titel Wij houden contact. Dat is een ding wat zeker is. Ik doe afstand van veel boeken, maar Johnny van Doorn gaat altijd met mij mee.
Couwenbergstraat
Vrijdag 11 februari, Groningen
Een van de redenen waarom ik een mooie jeugd had, komt omdat ik opgroeide in een wijk die grootschalig in aanbouw was. Niemand maalde toen nog om veiligheid. Nu zijn bouwprojecten afgezet door hekken en staan op de hoeken camera’s opgesteld. Ik mocht leven in de tijd dat de Nijmeegse wijk Hatert uit de grond werd gestampt. Hele straten waren in aanbouw en wij konden ongehinderd elk huis in en uit. Wij beklommen huizen waarvan alleen nog de betonnen muren overeind stonden.
Voor ons was het een soort oorlogsgebied. Wij waren soldaten die onze weg zochten in kapot geschoten huizen. Wij bespioneerden de vijand. Zo zaten wij soms in een huis in de Assumbrugstraat. Wij hielden daar de vrouw aan de overkant in de gaten die het overdag deed met een jonge stratenmaker, zo ging de roddel. Wij zagen de straatmaker inderdaad regelmatig naar binnengaan, waarop de gordijnen boven dichtgingen.
De nieuwbouw verschafte ons ook de wapens. Uit de huizen haalden wij de dunne pvc-buizen waarmee wij onze pijlen afschoten. De meeste jongens draaiden behendig uit de Televizier of de VARA-gids hun puntige pijlen. Hard blazen, en de pijlen schoten gemeen jouw richting uit. Zelf was ik erg onhandig met het draaien van die pijlen. Die trouwens niet ongevaarlijk waren. Van horen zeggen, wisten we dat er jongen was wiens oog was uitgeschoten.
Mijn specialiteit lag in het gooien van kluiten. Die lagen in overvloedige mate naast ons huis aan de Couwenbergstraat. De aannemers gebruikte dat terrein voor het parkeren van zand. Hierdoor ontstond een bergachtig landschap waar wij, ridders, onze strijd. met elkaar uitvochten, vuurtje stookten en holen groeven. Wat hadden wij kinderen geluk dat een dergelijk terrein daar lag. Het was het ideale decor voor onze fantasieën.
Een paar jaar later waren de bergen verdwenen en werden er twee boomstammen in de grond gezet en was het ons voetbalterrein. Opnieuw een ideaal decor. Wij hadden maar één doel: George Best of Johan Cruijff worden. Wij oefenden dagelijks en geen haar op ons hoofd die bedacht dat wij niet bij NEC of Manchester United zouden gaan voetballen. Het was gewoon een kwestie van veel trainen.
Tot mijn ontzetting bleek bij mijn laatste sightseeing aan Hatert dat er nu flats op ons speelterrein staan. Ik weet dat het een misdaad tegen de jeugd van Hatert is. Wij moesten er toch niet aandenken dat wij hadden moeten voetballen in die Johan Cruijff voetbalkooien of moesten spelen in keurig ingerichte speeltuinen met van die zachte tegels zodat je je niet bezeert. Wij waren geen mietjes: wij waren ridders, cowboys. Onze paarden stuurden wij over de bergen aan de Couwenbergstraat. Dan weer staken we de Couwenbergstraat over om in de ruwe huizen onze moderne oorlogsvoering uit te vechten. Toen de nieuwbouw klaar was, stonden er keurige huizen. De bouwactiviteiten verdwenen uit onze wijk. Het was een groot gemis.
Ik moet eraan denken omdat ik nu in een oude wijk woon en weer vaak het geluid van steigerbouw hoor. Ik hou van dat geluid, Het brengt me terug naar mijn jeugd. Wij renden over de steigers, hingen er aan zoals Tarzan aan de lianen slingerde. En als het nodig was roetsjen wij, brandweermannen, aan de stangen naar beneden.
6,4%
Donderdag 10 februari, Groningen
Houd u hart vast. Veiligheidsgordel om? Hopelijk beschikt u over airbags.
Mijn oom Jan, geboren op 22 december 1945, overleden 21 oktober 2021, heeft in de menselijke geschiedenis de mooiste en vredigste tijd ooit meegemaakt. Geen generatie voor hem had dit geluk. Hij maakte geen oorlog mee, hij groeide op in een tijd van voorspoed en groei. Zijn vader was bakkersknecht, hij studeerde. Hij maakte een soort culturele revolutie mee waarin we de emancipatie van de arbeidersklasse zagen, de vrijheid in de samenleving ongekende vormen aannam. Met de economie ging het crescendo.
De generatie die nu studeert, of pas heeft gestudeerd, noemt zich de pechgeneratie, getroffen als ze zijn door een van de potgerukt systeem van studiefinanciering. Als zij de pechgeneratie zijn, behoort mijn oom tot de geluksgeneratie. Ik zelf behoor daar voor een groot deel ook toe, maar mijn leven is nog niet afgelopen om daar definitief conclusies over te trekken.
Als lid van die geluksgeneratie had ik jarenlang het idee dat we in een stabiele samenleving leefden: wij hadden, in tegenstelling tot een groot deel van de wereld, de boel goed voor elkaar. Dat nu is, in mijn beleving, stevig aan het schuiven. Ik acht het niet uitgesloten dat de studenten die zich nu pechgeneratie noemen nog veel grotere pech krijgen. De boel wankelt.
Laat ik voor de afwisseling eens bij de geopolitiek beginnen. Europa is niet meer het Europa waar ik in ben opgegroeid. Europa is te groot om effectief te zijn, het is een reus op lemen voeten. Alle productiemiddelen heeft het ‘vrije westen’ naar lage lonen landen gebracht, zoals China. Het gevolg is dat China onze productiemiddelen in handen heeft en dat wij van producten en leveranties afhankelijk zijn van China.
En ik heb het met eigen ogen gezien. Hier in het westen bestaat nog steeds een onderschatting van het land. Niks derde wereld land, China is inmiddels een geoliede machine. Het is welvarender dan wij denken. En dan komt daar nog een ontembare machtslust bij.
Vergelijk dat met de Verenigde Staten, heb ik ook met eigen ogen gezien, een gehavend, aftands land omdat belasting daar een vies woord is. Een land met een paar walgelijk rijke lieden, een kwetsbare middenklasse en met een enorm leger aan in de steek gelaten mensen. Komt bij een democratisch systeem dat zichzelf dreigt te vernietigen.
Europa wordt zonder essentiële grondstoffen en door geëxporteerde productiemiddelen meer en meer naar het tweede plan gedrukt. Het kijkt naar de mondiale ontwikkelingen en is ten diepste verdeeld.
Ander rampje. Laatste inflatiecijfer voor Nederland: 6,4%. Houd u hart vast. Een paar dagen geleden wist Klaas Knot ons te vertellen dat de inflatie nog tot diep volgend jaar aanhoudt. Een paar maanden geleden wist hij ons te vertellen dat de inflatie slechts een incident was. Ontstaan door de opkrabbelende economie na de coronacrisis. Klaas Knot is een konijn dat met open ogen naar de koplampen van een aanstormende auto kijkt. Hij voorspelt iets opdat wij de indruk krijgen dat men vat op de zaken heeft. Slechte nieuws: economische voorspellingen komen opmerkelijk vaker niet dan wel uit.
De Europese Bank blijft met het opkopen van staatsschulden, injecteren van geld in de economie en het ongekend laag houden van de rente de inflatie stimuleren. De armere Europese landen hebben daar baat bij. Hierdoor kunnen ze hun staatsschulden blijven financieren. Als de Europese Bank voor een ander beleid kiest, krijgen we namelijk opnieuw Griekse toestanden.
Daar tegenover staat het belang van de rijkere Europese landen die hun rijkdom door de inflatie zien verdampen en een bevolking die met de rug tegen de muur komt te staan. Het lijken twee onverenigbare grootheden die, gezien de zwakke positie van Europa, enorm economische gevolgen kunnen hebben. Of Europa daar een oplossing voor vindt? Ik heb inmiddels mijn veiligheidsgordels om. Hopelijk werkt mijn airbag.
Dickpic
Dinsdag 8 februari, Groningen
Dan ben je bandleider van een televisieprogramma. Of een bekende zanger. Of regisseur. Of dan ben je directeur van de grootste voetbalclub van Nederland. En dan besluit je je broek naar beneden te doen, de onderbroek tussen je benen te hangen. Je pakt je iPhone en maak je tijdens een geile bui een foto van je piemel. Je zoekt het Whatsapp contact op van de vrouw die door je hoofd spookt. Je zet de foto in de app en met een druk op de knop stuur je de foto naar haar toe.
Ik ben zo benieuwd wat je dan verwacht. Was er één vrouw op de wereld die op zo’n appje antwoordde met de woorden: ‘Jee, wat een mooi ding, echt te gek, ik word er zo geil van.’ Want laten we eerlijk zijn, niets ten nadele van de piemel, ik heb er veel plezier van, maar het is toch een raar ding. Ik kan er geen enkele schoonheid aan ontdekken. Het blijft toch een onhandig wormvormig aanhangsel. Als de penis slap is, heeft hij zelfs iets meelijwekkend, dan is het toch een soort mondstuk van een leeggelopen lachgasballon. Ooit gingen wij op vakantie naar een naturistencamping en zag ik bij die mannen al die piemeltjes mee zwabberen op hun lopen. In slappe vorm vind ik hem eigenlijk alleen maar aandoenlijk.
In stijve stand vind ik hem niet veel beter. Het ding neemt dan de vorm aan van een afgeknotte wortel of een mislukte paddenstoel. Slap of stijf bij mij is nog nooit het idee opgekomen om er een foto van te maken. Terwijl ik toch best een fanatiek fotograaf ben. Het is niet voor niets dat we een piemel in een onderbroek wegstoppen. Wie ooit een naturistencamping bezocht, weet dat dat voor iedereen beter is.
Goed. Je hebt op de knop verzenden gedrukt. En denk je dan na over de reactie van de vrouw die zo’n morsige foto ontvangt? Voor mannen die ooit van plan zijn om een dickpic te versturen, zet ik hier wat gedachten van vrouwen op een rij als ze het appje openen: De eerste gedachte bij alle vrouwen: ‘Wissen. Nu.’ Het kan zijn dat bij een enkeling nog het volgende door het hoofd speelt: ‘Gadverdamme, daar staat hij dus altijd mee te plassen. Wat moet ik ermee?’ ‘Zou hij hem vanmorgen wel hebben gewassen?’ ‘De toren van Pisa is opwindender.’ ‘Wat ben je toch een sneu mannetje, Marc Overmars. Kleine mannetje, klein piemeltje.’
Ik ben niet van smetten vrij. Ook ik heb natuurlijk mijn heimelijke fantasieën. Maar van alle fantasieën is de dickpic wel de treurigste. Als het al een fantasie is. Snel even naar de wc, fotootje maken, versturen. De ontvangster zal er zeker niet opgewonden door worden. De verzender wel? Wat is überhaupt het doel van de dickpic? Zelf geil worden? Iemand imponeren? Een soort vissen, je werpt een hengel uit en je ziet wel of je iemand aan de haak slaat?
Beste mede-mannen die dickpics versturen, weten jullie wel dat jullie andere mannen hiermee in diskrediet brengen? Het is zo’n dom gedoe dat het zijn weerslag heeft op andere mannen. Als je zo’n foto ontvangt dan neem je een man toch nooit meer serieus. Afgesproken dat we dat nooit meer doen? Hoe groot je piemel ook is, een piemel is een piemel en zeker op een foto is het gewoon een heel gek ding.
Cybersteun
Maandag 7 februari, Groningen
Vorige week gingen onze minister-president en onze minister van Buitenlandse Zaken op bezoek naar Oekraïne. Een curieus bezoek. Op de eerste plaats moesten ze een dag wachten om op audiëntie te mogen bij de president van de Oekraïne, Zelensky. De Nederlandse delegatie moest een dag in de wachtkamer zitten omdat Boris Johnsons voorrang kreeg. En terecht. Boris had wapentuig bij zich. Niemand wist wat Rutte en Hoekstra precies kwamen doen.
De meeste staatslieden die hen voorgingen hadden iets in de pocket meegenomen, veelal defensief wapentuig. Erg nuttig, want een paar meter voor de grens staat het halve Russische leger klaar. Waarvoor? Het kan zijn om het imago van Poetin even op te poetsen, kan ook zijn dat een invasie aanstaande is. Dus steun aan de Oekraïne is gewenst, zo niet noodzaak.
Rutte en Hoekstra kwamen met niets. In de persconferentie na de ontmoeting met Zelensky liet Rutte weten dat ‘Agressie van Rusland zeker consequenties’ zal hebben. Zo. Die zat. Dat had hij toch maar mooi gezegd. Hij keek of hij zijn steentje had bijgedragen. Poetin sidderde in zijn paleis op het Rode Plein.
Hij liet ook weten dat Nederland niet direct zal bijdragen met defensief militair oorlogsgerei. ‘Dat gaan we nu bestuderen en zorgvuldig overwegen en dat zal nog wel even wat tijd vergen.’ Of woorden van die strekking. Nou, dan weten wij het wel in Nederland. Dat wordt niks. Het onderwerp zal langzaam wegzinken in Het Grote Haagse Moeras. Commissies en een horde ambtenaren zullen het onderwerp in de modder laten smoren.
Op zich zou ik niet schrijven over dit onderwerp. Business as usual: de kool en de geit sparen, geitenpaadjes zoeken om maar niet op de hoofdweg te hoeven wandelen, stel dat je daar wordt beschoten, dat kost vast geld. Handel boven alles. Ik schrijf erover omdat Rutte toch een konijn tevoorschijn toverde: hij bood tot mijn verrassing cybersteun aan. Hij zei bereid te zijn een pelotonnetje hackers te sturen die de voortdurende Russische haakaanvallen op de Oekraïne een lesje zou leren.
Cybersteun? Wij? Als wij daar zo goed in zijn, waarom merken we daar dan zelf niets van? We hebben een Belastingdienst bij wie het niet eens lukt om de BTW op groente en fruit van 21% BTW op 6% te zetten. Daar hebben ze twee jaar voor nodig. Het lukt ze niet eens om het systeem zo in te stellen dat er belasting op vermogen wordt geheven. Als enige land in Europa gaat vermogen hier fiscaal vrijuit, de machtsovername van de VVD is compleet. Het lukt de ict’ers van de Belastingdienst niet eens greep te krijgen op de algoritmes die door racistische ambtenaren zijn ontworpen.
Ik zou zeggen: alle jongens en meisjes die een beetje handig zijn met computers, mooi in Nederland blijven. Eerst orde op zaken stellen in eigen huis. Eerst die vermogenden hun steentje aan het land laten bijdragen, zijn we nou helemaal betoeterd. Laten wij maar een paar tanks en bazooka’s naar Oekraïne sturen, maar die hackers blijven hier. Hup, snel naar die Belastingdienst.
Van Oldenbarnevelt
Zondag 6 februari, Groningen
Door mijn klus bij het Grachtenmuseum ben ik opeens gegrepen door de zestiende en zeventiende eeuw, het ontstaan van Nederland. Uit de nalatenschap van Jan kreeg ik van Connie een biografie van Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619), geschreven door Ben Knapen. De titel: De man en zijn staat. Sinds lang lees ik weer eens een historisch werk.
Vijftig jaar geleden studeerde ik geschiedenis aan de lerarenopleiding. Ik deed dat met veel plezier. Over de eeuwen waarin ons land ontstond heb ik nauwelijks iets meegekregen. In de jaren zeventig lag het accent op sociale en contemporaine geschiedenis. De Gouden Eeuw en alles wat er mee verband hield was verdacht, rook naar nationalisme en daar wilden wij als linkse strijders natuurlijk niets van weten. Wat een dom standpunt. Nu merk ik dat ik daardoor veel interessants heb gemist.
De biografie lezende moet ik soms denken aan een verkiezing in 2004 van de grootste Nederlander aller tijden, georganiseerd door de KRO. En wat denkt u wie dat werd? Pim Fortuyn. Het bewijs dat Nederlanders een debiel volkje is. Pim Fortuyn, een charlatan die een boekje schreef, De puinhopen van paars. Wie heeft het ooit nog ingezien? Oké, de man was neergeschoten, duizenden stonden langs de weg bloemen naar zijn lijkwagen te gooien. Maar grootste Nederlander aller tijden? Een historische vergissing.
Als iemand die titel verdient dan is het Johan van Oldenbarnevelt. Als man van eenvoudige komaf smeedde hij een versnipperd land meer en en meer tot het Nederland dat we nu kennen. Een wonder, want om Nederland heen lagen allemaal despotische monarchieën en hier, in die natte delta, ontstond een republiek. Het woord bestond nog niet omdat er nog nooit een republiek was geweest. Al tastend zocht men naar een nieuwe staatsmodel. Daarbij probeerde men beetje bij beetje de versnippering van de lage landen teniet te doen. Al die zelfstandige stadjes, provincies en graafschappen probeerden men te verenigen, zowel goedschiks als kwaadschiks. En Van Oldenbarnevelt gaf daar al onderhandelend, marchanderend en oorlogvoerend leiding aan. In 1588 resulteerde dit in de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
Voor wie onze geschiedenis nog een beetje kent, zal nu zeggen dat er toch ook Prins Maurits was in die tijd. Was die niet belangrijker dan de burger Johan van Oldenbarnevelt? Nee. Prins Maurits was vooral legeraanvoerder. Hij deed keurig wat de regenten, bij monde van Johan van Oldenbarnevelt, hem opdroeg.
Een diepe kras op hun aanvankelijke goede relatie ontstond toen Van Oldenbarnevelt Prins Maurits in een onverantwoord avontuur stortten om de Vlaamse steden te heroveren, die nog in handen van de Spanjaarden waren. Dat kreeg zijn hoogtepunt in de Slag bij Nieuwpoort. Door vele historici bezongen als de grootste overwinning in de vaderlandse krijgsgeschiedenis. In feite was het een dubbeltje op zijn kant dat door geluk de goede kant opviel. De overwinning had nauwelijks nut en werd al snel teniet gedaan.
Tijdens het Twaalfjarig Bestand brak in de Republiek een religieus conflict uit. Maurits en Van Oldenbarnevelt kwamen tegenover elkaar te staan. Maurits koos de kant van de orthodoxe calvinisten. Van Oldenbarnevelt was te wijs om streng te gaan doen. Uiteindelijk kwam er een machtsovername en Van Oldenbarnevelt werd onthoofd. Maar zo ver ben ik nog niet in de biografie.
Lees dit boek en je weet dat we ons belachelijk hebben gemaakt met die uitverkiezing van Pim Fortuyn.
Pad van de Veroordeling
Donderdag 3 februari, Groningen
Ik schrik. Vanmorgen hebben we het definitieve koopcontract getekend van ons nieuwe huis in Frankrijk. Op het contract zie ik ons adres staan: Chemin de la Condamine. Als ik gelovig was, of bijgelovig, zag ik misschien af van de koop. Wyb en ik wonen binnenkort, parttime, in de Nederlandse vertaling, aan het Pad van de Veroordeling. Ik weet zeker dat sommige mensen nu denken: zie nou wel.
Ik geloof niet dat we een nummer hebben aan het Pad van de Veroordeling, zal de postbode niet echt nodig hebben. Er woonden in 1866 nog 692 mensen in Cadouin, in 2011 is dat aantal geslonken tot 318. Dat zullen er nu vermoedelijk nog minder zijn, als postbode heb je dan geen huisnummers nodig, vermoed ik.
Er zullen vast mensen zijn die geen huis willen kopen op de Chemin de la Condamine. De naam van het weggetje zal voor sommige te heftig zijn, te zwaar klinken. De naam verhoudt zich totaal niet met de liefelijkheid van het eenrichtingsweggetje.
De naam noopt mij tot enig reflecteren. Is het terecht dat een eventuele god mij daartoe veroordeelt? Ik google de Tien Geboden voor deze gelegenheid, loop ze met de lezer graag even door om te kijken hoe het er met mij voorstaat. Ik zal volstrekt eerlijk zijn.
1. U mag geen andere goden aanbidden dan Mij.
Ik aanbid überhaupt geen goden, zelfs Hem niet. Ik weet zeker dat Hij mij dat zwaar aanrekent. Ik lees: ‘Ik, de Here, ben een jaloerse God, die de zonden van de vaders toerekent aan de kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen van hen die Mij haten. Maar Ik ben liefdevol voor hen die van Mij houden en mijn wetten gehoorzamen.’ Wraakzuchtig mannetje toch die god.
2. U mag geen beeld of afbeelding maken van wat boven in de hemel of beneden op de aarde, noch van wat in de wateren onder de aarde is. U mag niet voor dergelijke beelden neerknielen, noch van wat in de wateren onder de aarde is.
Tsja, ik ben fanatiek fotograaf, dus ik heb heel wat afbeeldingen gemaakt. Sommige beelden vond ik zo mooi dat ik er in mijn hoofd voor ben neergeknield.
3. U mag de naam van de Here, uw God, niet zonder goede reden gebruiken, want de Here zal degene die dat wel doet, zeker straffen.
Ik heb wat gevloekt. Dus ook op dit punt zal ik aan de hemelpoort geen wit voetje halen. Als leraar kwam er zelfs ooit een leerling naar mij toe met de vraag of ik wat minder wilde vloeken.
4. Onderhoud de sabbat als een heilige dag.
Shit. Ga ik weer. Als theaterdirecteur en als schrijver was werken op de sabbat eerder regel dan uitzondering.
5. Eert uw vader en uw moeder.
Mijn vader heb ik veel te weinig geëerd. Maar met het eren van mijn moeder heb ik dat ruimschoots gecompenseerd.
6. U mag niet doodslaan.
Cruciale vraag: geldt dit ook voor vliegen en wespen? Zo ja, dan heb ik veel gedood. Als het om mensen gaat ben ik vrij van schuld.
7. U mag geen overspel plegen.
Ai. Ik heb monogaam geleefd. Dat wil niet zeggen dat ik geen overspel heb gepleegd. Wyb en ik zijn onze relatie begonnen met het overtreden van dit gebod.
8. U mag niet stelen.
Naar eer en geweten kan ik verklaren dat ik nooit heb gestolen. Zelfs geen snoepjes. Dat heb ik wel tegen mijn vroegere biechtvaders gezegd maar dat loog ik omdat ik anders niks te biechten had.
9. Beschuldig niemand op valse gronden.
Ik geloof niet dat ik dat heb gedaan, ik heb er in ieder geval geen actieve herinnering aan.
10. U mag het huis van uw naaste niet begeren en ook zijn vrouw niet, zijn slaaf, zijn slavin, zijn rund en zijn ezel of iets anders dat het eigendom is van uw naaste.
Ik heb tamelijk veel begeerd, vrouwen zeker, maar ook wel eigendom van mijn naaste. Maar geen slaven, slavinnen, runderen en ezels. Ik verdien hier wel een half puntje vind ik.
Als ik dat zo op een rij zet, begrijp ik waarom ik nu op het Pad van de Veroordeling woon. Zes geboden heb ik flink overtreden. Twee geboden heb ik voor de helft overtreden. Slechts twee geboden heb ik niet overtreden. Aan de hemelpoort zal ik vast een 3 scoren. Ik hoop zo dat die hemelpoort inderdaad niet bestaat. Tot die tijd zal ik op het Pad van de Veroordeling leven. Mea culpa, mea culpa, mea maxima culpa.
Hondenbrokjesgeur
Woensdag 2 februari, Groningen
Nu bijna twee jaar, op een maand na, heb ik te maken met mondkapjes. Dat is langer dan de gemiddelde Nederlander want ik liep in Frankrijk eigenlijk al meteen na afkondiging van de lockdown met een mondkapje. Bijzonderheid; iedereen droeg meteen een mondkapje en deed dat zonder morren. In Nederland discussieerde men vervolgens een jaar lang voordat een kleine meerderheid, met veel mokken en roepen dat Nederland een dictatuur is, toch de waarde van het mondkapje inzag.
Dat wil niet zeggen dat ik blij ben met die dingen. Ik heb er een haat-liefde verhouding mee. Ik zie het nut van ze in, ik vind dat ik me solidair moet opstellen, neemt niet weg dat ik ermee in mijn maag zit. Mijn grootste probleem is dat ik niet weet waar ik die dingen laat. Ik moet ze altijd bij me hebben, maar ik heb geen handtasje waar ik zo’n kapje in kan meenemen.
Gevolg: ik stop ze in mijn broekzak. En laat ik eerlijk zijn, mijn broekzak is niet de meest hygiënische plek van mijn kleren. Ik draag wat mee in mijn broekzakken. In mijn rechterbroekzak zit altijd een sleutelbos en een zakmes. In mijn linkerbroekzak mijn cardhouder en poepzakjes voor de hond. In beide broekzakken stop ik ook wel eens hondenbrokjes om Dies mee te belonen. Daar zit een groot probleem, hondenbrokjes en mondkapjes gaan moeilijk samen.
Pas als ik voor een winkel sta, realiseer ik me dat ik zo’n ding om moet. Ik pak het mondkapje dat dan meestal verward is met mijn sleutelbos. Altijd gehannes. Hoe vaak ik wel niet heb gedacht: dat klote ding. Als ik de boel heb ontward en hem omdoe, merk ik pas dat ik een soort hondenvoerbak om heb gedaan. De geur van de brokjes zit in het hele mondkapje. Hier en daar zwerven nog stukjes van de brokjes.
Er zijn alternatieven. Zo zijn er mensen die een mondkapje permanent aan hun oor laten bungelen. Dat vergt echter een manier van bewegen die ik mij nog niet eigen heb gemaakt. Na even bungelen kan ik hem van de grond oprapen. Ik hou trouwens niet van oorbellen. Anderen houden hem om de pols gebonden, vooral vrouwen hebben daar een handje van. Dat staat niet alleen oncharmant, het doet me ook denken aan een gezwel. Hetzelfde geldt voor dat ding onder de kin laten hangen, wat erg veel mensen doen. Staat totaal debiel.
Vandaar dat ik hem tot nu toe in mijn broekzak bewaarde, met alle nadelen van dien. Sinds vorige week heb ik de oplossing. Ik heb een duurder exemplaar gekocht, een FFP 2. Ze zijn twee euro per stuk maar dan heb je ook wat. Geen virus die zich erdoor naar binnen kan wurmen. Het nadeel, je loopt rond met een soort snavel. Het is echt geen gezicht. Ik heb net zoveel mondkapjes gekocht als ik jassen heb en ik bewaar ze nu in de binnenzak van die jassen. Eindelijk ben ik verlost van de hondenbrokjesgeur.
Ik kocht mijn FFP2 masker bij Kruidvat bij ons in de buurt. Ik zag alleen de blauwe chirurgische masker hangen, type 1, die nu afgeraden worden, en vroeg aan een medewerkster of ze ook andere had. ‘Zeker,’ antwoordde de dame. ‘Ik heb nog hele mooie stoffen maskers.’ ‘Maar die zijn verboden,’ zei ik. ‘Weet ik,’ gaf de dame toe, ‘maar ik probeer ze toch te verkopen. Het is toch geld, hè?’ Kijk, dat is nou Nederland ten voeten uit: geld, alles draait om geld. Geld gaat zelfs boven gezondheid. ‘Heeft u ook FFP2 maskers?’ vroeg ik. Ze knikte. En haalde een paar exemplaren uit een la waar niemand ze ooit kon zien.
Kaarslicht
Dinsdag 1 februari, Groningen
De buurt waar ik woon is rond 1900 gebouwd. De huizen zijn gebouwd door de beter gesitueerden van die tijd. Dat kan niet anders, want de stichters hadden het geld om zich veel ruimte te permitteren. Jammer genoeg hebben de afgelopen decennia huisjesmelkers de particuliere eigenaren vervangen. Veel ruimte betekent veel studentenkamertjes kunnen timmeren. Het karakter van deze eens sjieke wijk is daarmee volledig veranderd. Alleen de prachtige gevels getuigen nog van vroegere tijden.
Tegenover ons huis zijn twee studentenhuizen. In het rechter wonen studenten die lid zijn van Vindicat, in het linker wonen studentes die lid zijn van Albertus. Hier wonen een stuk of dertien meiden. De huisjesmelkers weten er wel weg mee. Het is onontkoombaar, maar omdat wij er recht tegenover wonen, zijn de huizen een soort poppenhuizen voor ons. Als we naar buiten kijken, zien we in de diverse kamers zich het studentenleven voltrekken.
Belangrijkste activiteit van de studenten is drinken. Regelmatig rijdt de bierwacht voor die een toren van volle buurkratjes aflevert en de lege meeneemt. De gemeenschappelijke ruimte van het dameshuis ligt precies voor ons slaapkamerraam. Zoals in zoveel studentenhuizen knipperen daar onafgebroken vrolijk gekleurde lichtjes. Eens in de zoveel tijd doffen de dames zich op, de gordijnen gaan dicht en dan vindt er een swingend feest plaats. Erg veel last hebben we er niet van. De muziek horen we niet. Het vervelende is dat er soms midden in de nacht mensen buiten staan te roken. Hun praten galmt dan door de straat.
Ik begin hierover omdat sinds enige tijd in het raam linksonder een studente woont die buitengewoon ijverig is. Achter de ramen zie ik zelden mensen studeren, maar deze dame zit hele dagen achter haar bureau te werken. Soms leest ze een boek, dan zie ik haar weer aantekeningen maken of op een laptop werken. Al werkend steekt ze soms haar haar op. Vandaag zit ze met haar hoodie op, misschien heeft ze gisteravond net iets te veel gedronken.
Het mooie is dat ze altijd studeert met twee kaarsen op haar bureau. Ik vind dat een romantisch gezicht. Studeren bij kaarslicht. Die traditie gaat terug tot in de verre oudheid. Misschien studeert ze helemaal niet, maar schrijft ze een roman die over een paar jaar de literaire ontdekking van deze eeuw blijkt te zijn. Ik ben er dan de stille getuige van geweest.
Denk niet dat ik een voyeur ben, dat ik dagen voor het raam de bewegingen in de huizen volg en voortdurend naar het meisje met het kaarslicht zit te turen. Wat ik ook doe, koffie haal, even met Dies speel, een boek pak, als ik uit het raam kijk zie ik haar zitten. Gestaag werkt ze door aan haar roman, of dissertatie, weet ik veel. Ik bewonder haar discipline en geniet van het kaarslicht.
alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2022