Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2022, juni

Vakantie

Dinsdag 14 juni, Rialto

 

Dit blog schrijf ik terwijl wij met onze buscamper midden in de Italiaanse bergen staan ergens in de Bloemen Riviera. De maan staat als een grote gele strandbal boven ons hoofd. We fly to the moon. Drie weken lang reizen we door Italië en terug naar Frankrijk, waarbij we even onze oude streek rond Hippolyte-du-Fort aandoen. Maar eerst dus Italië.

Het betekent mogelijk dat uw leven ook iets gaat veranderen. Nee, niet meer dagelijks even naar Dossiermoddergat kijken wat De Blogger nu weer heeft geschreven. De Bloger is dus met vakantie. We komen pas 3 juli weer terug in de Franse redactielokalen.
Ik twijfel of ik deze vakantie iets moet schrijven. Het lijkt me wel goed in principe eens helemaal niet te schrijven. Soms moet het hoofd toch even leeg zijn en hopelijk gaat dat de aankomende drie weken gebeuren. Maar ja, je weet nooit. Soms zou ik niets willen schrijven, maar moet ik iets schrijven. Het schijnt een psychiatrische aandoening te zijn: schrijfdwang. Gelukkig ben ik onder behandeling van mijzelf.

Namens de hele redactie wens ik u alvast een mooie zomer en een goede vakantie. Tot ziens begin juli. 

Gijsbrecht

Donderdag 9 januari, Cadouin

 

We hebben een huis dat vraagt om een houtkachel. In onze kamer zit al een grote open haard, maar we vinden het een beetje gevaarlijk om het vuur zo open te stoken. We hebben geen idee van de kwaliteit van het geheel. Vandaar dat we op deze regenachtige dag naar Lalinde gaan om naar een kachel te kijken.

‘Bonjour’ zeggen we tegen een jongeman als we de winkel binnenkomen.
‘Welkom, kan ik jullie helpen?’
‘Ik zeg bonjour en jij hoort aan ons accent al dat we Nederlanders zijn?’ zeg ik verbaasd.
‘Nee, hoor, ik zag daar jullie Nederlandse auto.’

Zo’n kachel is niet zomaar uitgekozen, blijkt. De kamer waarin hij komt te staan is zes bij vijf, waardoor de kachel niet te groot mag zijn. Snel leren we alles over rendement en kilowatt van een houtkachel. Het blijkt dat er niet zoveel kachels zijn voor wat kleinere ruimtes. Wat is het toch heerlijk om door een Nederlander geholpen te worden. Eigenlijk zouden alle Franse winkels verplicht een Nederlander in dienst moeten nemen.

Onze Nederlander blijkt Gijs te heten, eigenlijk Gijsbrecht, maar dat kan geen Fransman uitspreken. Hij woont sinds zijn zevende in Frankrijk. En als hij de telefoon opneemt en Frans praat, begrijpen wij dat hij volledig is geïntegreerd. Een keer in het jaar gaat hij Nederland, naar familie.
‘Ik doe eigenlijk allemaal dingen die voor Nederlandse jongeren taboe zijn. Ik heb een auto met vierwielaandrijving en ben een fanatiek jager. Ik kan er eigenlijk met niemand in Nederland over praten.’
‘En dan werk ik ook nog in een winkel met houtkachels, daar moeten ze in Nederland ook niets van hebben.’

En dat begrijpt hij best. In de regio waar wij wonen, Nouvelle-Aquitaine wonen in totaal 5,79 miljoen inwoners. Die wonen op een oppervlakte van 84.000 km2. Dat is 69 inwoners/km2.
In Nederland wonen 17,44 inwoners samen op een oppervlakte van 41.573 km2. Dat is 411 inwoners/km2.
‘Ze weten daar niet wat ruimte is. De eindeloze bossen die we hier hebben: ze hebben geen idee. Dat bestaat gewoon niet in Nederland.’

Uiteindelijk kiezen we de Charnwood Aire 5. Mooie kachel, met een extra grote ruit om het vuur te zien branden. Wij zien ons er in koudere tijden al omheen zitten.
Gijs komt op 4 juli onze open haard bekijken en te meten of alles wel past. We vragen wanneer hij dan geïnstalleerd kan worden. Dan blijkt dat we niet de enige zijn die een houtkachel willen. Pas eind november hebben ze volgens de agenda tijd om hem te plaatsen.
‘Iedereen wil in deze tijd een houtkachel. De prijs van het gas stijgt de pan uit en hout is hier volop.’

Zo is het. We verheugen ons op de kachel. Onze buren zullen er geen last van hebben want daar hebben we er maar een van en die woont ver genoeg van ons vandaan. Bovendien heeft ze zelf ook een houtkachel, zoals bijna iedereen dus.

Als ik dit blog schrijf, moet ik aan een gedicht van Willem Hussem denken.

 

al dat hout
bij de haard
voor één vuur

warmte vergt
jaren groei.

 

Willem Hussem

 

Vive la France

Woensdag 8 juni, Cadouin

 

Vandaag was het weer zo’n dag dat je beseft dat je in Frankrijk woont en niet in Nederland. Het is een belangrijke dag omdat een aantal dingen, waar wij met smart op zitten te wachten, geregeld worden. Als het goed is, komt een meneer ons op het internet aansluiten, wat voor ons fantastisch zou zijn, eindelijk weer contact met de wereld. Daar komt bij dat de meubels voor onze veranda worden gebracht.

Voordat het zover is belt Wyb eerst met Primagaz, want onze gastank zit nog maar voor 25% vol. Het advies van Primagaz is dan: bellen om bij te vullen. Ze belt het nummer dat op al onze papieren staat als servicenummer. 
‘Nee, sorry, u moet echt een ander nummer bellen,’ krijgt Wyb te horen na tien minuten aan de lijn hangen. Het ander nummer gebeld. En na een kwartier aan de lijn hangen: ‘Nee, sorry, voor bestellingen moet u een ander nummer bellen, ik zal het u even geven.’ ‘Kunt u mij niet doorverbinden?’ ‘Nee, sorry, dat gaat echt niet.’ Het nummer dat Wyb dan belt, belt ze vandaag nog diverse keren. De hele dag wordt niet opgenomen.

Tegen 10 uur al zien we aan de overkant van ons valleitje de bestelauto van Maison du Monde komen aanrijden. Wat fantastisch, zo snel. Het vervelende is dat uitgerekend vandaag het weggetje naar ons huis aan een kant is geblokkeerd, Route Barrée. Een Parijse buurman, die daar een veel te groot huis heeft neergezet, brengt de traditionele Franse muur terug. Gelukkig kun je wel aan de andere kant ons weggetje inrijden.

We zien het bestelautootje dan ook omdraaien en verwachten hem elk moment voor ons huis. Tot onze verbazing zien we hem tien minuten later weer richting Route Barrée rijden. Wyb rent er als een gek heen, kan ze de wagen door het dorp naar ons weggetje leiden. Jammer genoeg is ze te laat, ik zie de bestelauto weer richting dorp rijden.

Tot zover de poging om ons huis te bereiken, want de bestelauto is nooit gearriveerd, onze meubels dus ook niet. Wonderlijk. De meubels waren driehonderd meter van ons huis vandaan. Even terugrijden en hij had zo voor ons huis kunnen parkeren. De chauffeur besloot echter om niet te leveren. Terugrijden vond hij waarschijnlijk net iets te veel werk.

Vervolgens zijn we een groot deel van de dag bezig om de meubels toch deze kant op te krijgen. De klantenservice van Maison du Monde neemt de hele dag niet op. De klantenservice van het vervoersbedrijf verwijst ons door naar een ander nummer waar ook niet wordt opgenomen. Vive la France.

In Spanje heeft men een wet aangenomen dat bedrijven binnen drie minuten moeten opnemen. Wat zou zo’n wet een zegen zijn voor de Fransen, en voor ons. Al moet in die wet dan ook staan dat iedereen die in Frankrijk aan een telefoon zit verplicht een cursus klantvriendelijkheid volgt. Het chagrijn van de Franse telefonisten is nauwelijks te beschrijven. Uit hun woorden straalt zelfs door de telefoon heen dat ze denken: hang alsjeblieft op, je stoort me, hup, snel ophangen.

Ik wil niet in mineur eindigen. Want even nadat ik de bestelauto voor het laatst zag, kwam de man van het internet, compleet met auto met liftarm zodat hij boven bij telefoonpalen kan komen. Hij levert uitstekend werk. Na anderhalf uur hebben we internet. Feest! De redactieburelen van Dossiermoddergat kunnen weer volop gaan draaien.

Hercules

Maandag 6 juni, Cadouin

 

Goed nieuws. Jules is terug bij zijn baas. Jules bleek helemaal geen Jules te heten, zijn echte naam is Hercules (uitspraak: Ercuul). Een naam waar hij overigens ook niet naar luisterde. Zijn baasje bleek een vrouwtje te zijn.

De solidariteit van hondenliefhebbers in de Dordogne is hartverwarmend. Zaterdag schreven wij op de site petalert24.fr dat wij Jules hadden gevonden. Dit bericht werd liefst tachtig keer gedeeld. Bovendien belden er nog twee andere hondenzoeksites die het  bericht wilden vermelden en ook daar is het volop gedeeld. Heel Dordogne moet dus op de hoogte zijn geweest van de verdwaalde gast.

Eerst hadden we het idee dat we er alleen voor stonden. Een dierenambulance bestaat hier niet, de dierenarts verwees ons naar de burgemeester, de burgemeester was niet thuis. Gelukkig bleek er een soort zelfhulpnetwerk voor verdwaalde honden te bestaan. Zo werden wij gebeld door Angelique van de organisatie Animaux Perdus ou Egares sur notre Dordogne. Zij bood aan met een scanner langs te komen waarmee we de chip van Jules konden uitlezen.

Dat bleek niet nodig te zijn want we werden gebeld door een mevrouw die veel rookt. Ik had namelijk het idee een man aan de lijn te hebben, maar het bleek de dochter te zijn van een mevrouw die in Brandette woont, 84 jaar oud. De dochter woonde in Bayonne, wat tegen de Spaanse grens ligt, hier dik driehonderd kilometer vandaan. Het nieuws had zich dus over heel Frankrijk verspreid. Ze wist Hercules zo treffend te beschrijven dat wij overtuigd waren dat haar moeder het vrouwtje van Hercules moest zijn.

Wij stapten snel in de auto. Ik was zeer opgelucht dat zich een eigenaar voor Hercules aandiende. Het gevaar van twee honden was daarmee geweken. Ik moet zeggen dat Brandette niet makkelijk is te vinden. Wij reden steeds dieper de bossen in, de weggetjes werden steeds smaller en uiteindelijk liep het smalste weggetje dood en kwamen wij in een soort hillbilly situatie, een ander Frankrijk.

Er stond een vervallen huis, op een weiland een tractor die al tijden stond te verroesten, rond het huis emmers en teilen met gebroken flessen, plastic en verpakkingen, sommige in brand gestoken. Verder waren op het terrein drie half ingestorte schuren vol troep en afval.
Ik klopte aan. Ik klopte nog een keer harder. Het hielp niet. Binnen blafte een hond. De deur bleek open te zijn.

‘Madame, madame, êtes-vous là ? Nous avons trouvé votre chien.’ In de belendende kamer hoorde ik een stemmetje. Gescharrel. We wachtten geduldig. Uiteindelijk kwam een oud dametje tevoorschijn. Veters uit haar schoenen, vlekken op broek en blouse. We konden haar moeilijk verstaan, vermoedelijk omdat ze Occitaans sprak. Op een gegeven moment begon ze te huilen omdat ze Hercules weer zag.

Hercules gaf geen blijk van herkenning of blijheid. Hij sprong een paar keer tegen ons op alsof hij wilde zeggen: ik mag toch wel weer met jullie mee?
We namen afscheid van zowel de vrouw als Hercules. Met moeite draaide ik de auto. Ze stonden ons op het weggetje uit te zwaaien.

 

Quincaillerie

Zondag 5 juni, Cadouin

 

Quincaillerie is het lievelingswoord van Wyb in het Frans. Ik heb nog geen lievellingswoord in het Frans. Ik ben naarstig opzoek.

 

Jules

Zaterdag 4 juni, Cadouin

 

Ik heb vandaag iets ontdekt. Dossiermoddergat is ontstaan in de meest winderige streek van Nederland, ik mag wel zeggen de meest stormachtige. In de zestien jaar dat wij er kwamen, hebben wij maar een paar windstille dagen meegemaakt.
Sowieso is Nederland een winderig land. Altijd tegenwind, altijd bomen die waaien, gras dat plat ligt, wolken die boven ons razen. Wind brengt zoveel onrust met zich mee. Dat moet de mens toch beïnvloeden. Vandaar misschien dat wij Nederlanders zo nerveus, geprikkeld, onrustig en ontevreden zijn.

Hoe anders is het in de Dordogne. Een van de meest kenmerkende dingen in deze streek is dat het bijna nooit waait. Bij mooi en slecht weer: vrijwel geen wind. Zoals in Moddergat de windstille dagen zeldzaam waren, zo zijn dat hier in de Dordogne de dagen dat het waait. En dat geeft zo’n rust, dat is zo weldadig. Misschien dat er daarom zoveel mensen uit allerlei windstreken hier neerstrijken. Allemaal hebben ze een stap opzij gezet uit de onrust, de hectiek, landen vol wind en storm.

Toch was het hier vandaag, weliswaar in figuurlijke zin, ook stormachtig. Wyb en ik lopen met Dies naar het grasveld naast de abdij om even te frisbeeën. Dat wil zeggen, Wyb gaat dat doen, want ik ben nog steeds geblesseerd.
Gelukkig is de buscamper deze dagen bij het grasveldje geparkeerd. De frisbee ligt namelijk nog in de bus. Ik wil de bus openen met mijn afstandssleutel. Helaas. Het bekende knipperen van de lichten en het klikkende ontsluiten van de deuren blijft uit. De bus reageert helemaal niet. Is nog nooit voorgekomen.
Lang verhaal kort: we hebben de elektriciteit niet uitgezet waardoor de koelkast de accu heeft leeg getrokken. We staan bij een bus waar geen leven meer in zit. Beroerde is, de rechtervoordeur kunnen we niet meer afsluiten en de garage is pas dinsdag weer open. We hebben dus een paar dagen een niet afgesloten camper geparkeerd staan. Dom, dom, dom.

We pakken de frisbee en doen alsof er niets aan de hand is. Wyb gooit een paar keer en dan zien we een hond nerveus langs de abdij lopen, zoekend kijkt hij in het rond. We kijken of we ergens zijn baasje of vrouwtje zien. De hond loopt rondjes om het terrein heen. Even komt hij naar ons toe om daarna zijn zoektocht te hervatten.
Als dit een tijdje zo doorgaat, komen Wyb en ik tot de conclusie dat de hond verdwaald is en volstrekt niet weet waar hij heen moet. We roepen hem en hij komt blij naar ons toe. ‘Zullen we eens met hem door het dorp lopen? Misschien komen we zijn baasje of vrouwtje tegen.’ De hond laat zich gewillig meevoeren aan de riem van Dies.

We vragen hier en daar of iemand de hond kent. Niemand. Ook de hond lijkt niets te herkennen. Wat doe je met een gevonden hond in Frankrijk? We bellen Ineke en die weet ons te vertellen dat je dan naar de Mairie moet gaan. Die zijn verantwoordelijk voor loslopende honden en die kunnen zijn chip uitlezen.

Wyb en ik rijden naar de Mairie, zes kilometer van ons huis. Natuurlijk is die dicht. We bellen een dierenarts die ons hetzelfde vertelt als Ineke. Er rest ons niets anders dan de hond, die wij inmiddels Jules hebben genoemd, mee naar huis te nemen en aan te melden bij de Facebookgroep petalert24.fr. Als er geen reactie komt, moeten we hem maar bij ons houden tot dinsdag als de Mairie weer open is. Het gevolg: drie dagen lang hebben we twee honden.

De nieuweling voelt zich opmerkelijk snel thuis. Nu maar hopen dat we ons niet te veel hechten aan Jules. Wat mij betreft duurt het niet langer dan drie dagen dat we twee honden hebben. Ik vrees dat Wyb daar al snel anders over denkt.

Muur

Vrijdag 3 juni, Cadouin

 

Ik heb weinig op met magisch realisme, zoals ik ook niet hou van het gebruik van dromen in romans. In mijn jonge jaren was dat magisch realisme in Nederland tamelijk populair met schrijvers als Hubert Lampo en Johan Daisne. Toch maakte ik gisteren iets mee wat ik als magisch realisme ervoer.

Vorig jaar reden we vanuit de Cevennen naar Ineke en Liesbeth. Even voordat we bij hen aankwamen hadden wij het plaatsje Villeréal in Lot-et-Garonne bezocht. Zoals zoveel dorpjes en steden was ook dit een bastide. Ik had nog nooit van een bastide gehoord.

Door Villeréal ontdekte ik het bestaan. Het is een dorp of stad, gebouwd in de 13e of 14e eeuw, waarin niet de kerk maar de marktplaats het centrum van het dorp is. Het meest kenmerkende is wel dat bastides gebouwd zijn zoals een dambord, eigenlijk net zoals New York. Het is een dorp met rechte straten, doorsneden door straten die er loodrecht op staan, waardoor een geometrisch patroon ontstaat.
De dorpen en steden werden gesticht in tijden van tamelijke vrede en welvaart. Het was een tijd dat boeren en burgers meer invloed kregen en de feodale en religieuze wereld juist minder. Niet voor niets dat de markt in het dorp centraal staat en niet de kerk of de abdij. Ik geloof dat we nogal enthousiast waren over Villeréal toen we bij Ineke en Liesbeth aankwamen.

‘Zullen we naar Monpazier gaan?’ stelde Wyb gisteren voor. voor. Het is een plaatsje dat zo’n twaalf kilometer van Cadouin ligt. ‘Er is vandaag markt en ik wil wel eens zien hoe het er daar uitziet. We zijn nog nooit die richting uitgereden.’ Ik vind het een prima idee.

Op weg naar Monpazier blijkt dat wij nog meer in de bossen wonen dan we dachten. Tussen Monpazier en Cadouin is het eigenlijk één groot bos. Een buurtschap rond een kruising is de enige bewoning die wij op die twaalf kilometer tegenkomen. Het zijn bossen die al eeuwenlang bos zijn, het zijn bossen zoals we die in Nederland eigenlijk niet kennen. Daar zijn alle bossen al verschillende malen door mensen op de schop genomen.

‘Hé, het lijkt wel alsof we hier eerder zijn geweest,’ zeg ik als ik de auto parkeer.
‘Onmogelijk,’ zegt Wyb.
‘Ik dacht de parkeerplaats en dat speeltuintje te herkennen.’
‘Och, al die dorpen lijken op elkaar, allemaal hetzelfde concept.’

Maar als we de parkeerplaats aflopen, weet ik zeker dat we hier al eerder zijn geweest. Ik herken een muur die ik vorig jaar heb gefotografeerd. ‘Maar ik heb die muur gefotografeerd vorig jaar in Villeréal,’ zeg ik. Wyb herkent de muur ook.

Als we verder de bastide inlopen, moeten we erkennen dat we vorig jaar, voordat we naar Ineke en Liesbeth gingen, blijkbaar helemaal niet in Villeréal zijn geweest. Onomstotelijk staat nu vast dat het Monpazier was. Wij zijn totaal gedesoriënteerd. Hoe hebben wij ons zo kunnen vergissen?

Nou ja, één voordeel, binnenkort gaan we naar Villeréal, een bastide die we dus nog helemaal niet kennen. Het maffe is wel dat we vorig jaar dus in een dorp waren dat slechts een paar kilometer van ons huidige huis lag en dat we prachtig vonden. Een correctie is dus op zijn plaats: het begrip bastide hebben we niet door Villeréal leren kennen maar door Monpazier.

De muur die ik vorig jaar ook fotografeerde.

Gourmand

Donderdag 2 juni, Cadouin

 

Ik heb al twee keer een fransman ontmoet die vond dat wij Nederlander zoveel meer van Frankrijk hadden gezien dan de meeste Fransen. In het geval van Wyb en mij lijkt dat wel te kloppen, we zijn in zoveel verschillende regio’s geweest, op het gebied van Franse topografie hoef je ons weinig te leren. Maar schijn bedriegt.

Eergisteren werden wij wakker in de Champagne, een beetje saai gebied. Al vond vooral Wyb het zeer opwindend om tussen de wijnvelden te lopen waar al die beroemde huizen hun wijn van maken. Daarna reden we in drie uur naar de Sancerre. De wijnkenner weet dan meteen dat wij even een mini-wijntour maakten. Ontbijten in de Champagne, lunchen in de Sancerre, het leven is soms schandalig goed en dat op een dinsdag, een dag waarop we decennia lang managementvergaderingen hadden. Ik kan het me niet meer voorstellen.

Eigenlijk maken we een grote boog oostelijk om Parijs heen. Iets wat wij beiden nog nooit hadden gedaan. Vandaar dat we voor verrassingen kwamen te staan. Het begon al met de tocht naar Sancerre. We reden door het Oekraïne van Frankrijk, onafzienbare landbouwpercelen. Prachtige akkergebieden met bloeiende vlas. Dit alles van horizon tot horizon, geen dorp, geen mens te zien. Tenminste, zo stel ik mij de Oekraïne voor. De lange leegte bij Veendam is er helemaal niks bij. Naam graag inleveren.

Na de lunch in Sancerre, bij hetzelfde restaurant midden in het dorp waar wij vijftienjaar geleden ook lunchten, reden we richting Limoges. Daar geen vlaktes meer maar bos. Bos en nog eens bos. Drie uur rijden door een onbewoond stuk Europa. De Veluwe verbleekt erbij. Gebieden in Frankrijk kunnen een ongekende omvang hebben. Ook wij hadden geen idee dat je dit soort verlaten uitgestrektheid nog in Frankrijk hebt. We kennen natuurlijk de Cevennen als een ongelooflijk groot natuurgebied, maar er zijn er dus nog meer. Misschien niet zo ruig als de Cevennen, maar zeker van een andere indringendheid.

Bij het wakker worden vlakbij Limoges: regen. Tijdens onze laatste tweehonderd kilometer naar de Dordogne: regen. Totdat we bij Brive komen. Om ons te verwelkomen in de Dordogne: strak blauwe lucht, zon op volle kracht, 30 graden. Opeens is er een andere, warmere wereld.

Als we bij ons huis aankomen, zien we dat er de afgelopen vier weken van afwezigheid een explosie van groei plaats heeft gevonden. Onze tuinman heeft zijn werk prima gedaan: gras gemaaid, bossages weggehaald, waardoor de tuin voor het eerst in volle pracht voor ons ligt.

Midden in de tuin staat een boom waarvan wij denken dat het de Catalpa is. In april dachten we dat hij dood was. Hij stond er troosteloos bij, de bonen aan zijn takken waren verdroogd. Zwarte tranen. Niks tranen, de boom leeft, en hoe. Het is een mooie ronde boom met fris en zacht lenteblad, de eerste bloemen komen te voorschijn.

De lucht hier zit vol kruidengeuren. Jezus, denk ik, wat is Nederland toch een zoutloos land. Al die prachtige bloemen die hier in de weiden en bermen groeien heten bij ons onkruid, reden om ze te vernietigen. De Dordogne is gourmand, bourgondisch eten, Nederland is MacDonalds, fastfood.

Blessure

Woensdag 1 juni, Cadouin

 

Ik merk dat ik steeds vaker schrijf over ouder worden. Zojuist stuurden Connie en ik wat app’jes naar elkaar over grijs worden. Een app’je van mij luidde: ‘Overigens vind ik het niet erg om oud te worden, hoor. Het is alleen jammer dat er een einde aan komt.’ Ik had opeens de behoefte om dit in Dossiermoddergat te delen. Ik kan namelijk nog wel eens zeuren over grijs en dood haar en daaruit zou de indruk kunnen ontstaan dat ik het erg vind om oud te worden. Het tegendeel is het geval.

Ik vind het heerlijk dat ouder zijn, al was het alleen maar omdat ik niet meer hoef te werken, dat ik eindelijk de totale vrijheid heb. Ik vind het ook zo bevrijdend om niet meer ambitieus te hoeven zijn, of enthousiast, of fanatiek, altijd aan te staan. Ik werd er soms wel eens door opgevreten. Ik heb daar nu totaal geen last meer van. De dagen, en de dingen die ik doe, vinden plaats in weldadige rust.

Natuurlijk, als je ouder bent, heb je wel eens met lullige dingen te maken. Zo heb ik nu bijvoorbeeld last van een sportblessure. Een sportblessure? Man, jij sport toch nooit? Dat lijkt maar zo. 
Dit jaar loop ik elke dag gemiddeld meer dan 11.000 stappen. Is dat sport? Nee, vind ik geen sport. Maar ik wandel niet zonder reden. De reden is Dies, hij moet nu eenmaal worden uitgelaten. Ik ben er van overtuigd dat Dies voor mij levensreddend is, of in ieder geval mijn leven verlengt. Als ik hem niet had, zou ik voornamelijk op de bank zitten, of achter mijn bureau. Ik hou nou eenmaal van dingen waarbij je kunt zitten.

Maar nog even over die sportblessure. Tijdens het wandelen gooi ik dagelijks toch zeker twintig, dertig keer met een frisbee. Even lekker vanuit de pols het ding laten zweven en draaien. Met een stevige uithaal van mijn arm geef ik hem nog eens extra vaart. Na elke gooi komt Dies hem trouw terugbrengen. En dat gaat dus dagelijks vele malen en dat heeft me nu genekt. Ik heb een stevige peesontsteking van al dat gegooi. Ik krijg mijn rechterarm met moeite omhoog. Ik ben met dat frisbeeën veel te lang doorgegaan. Ik hou ervan om te doen, ik hou van die mooie zweefvlucht en het is helemaal mooi om te zien hoe Dies hem uit de lucht kan plukken.

Dat tweede deel van dat app’je is natuurlijk een vervelende: ‘Het is alleen jammer dat er een einde aan komt.’ Dat is inderdaad verrekte jammer. Er zijn mensen die zeggen: ‘Het is maar goed dat je doodgaat, als je altijd zou blijven leven was er ook niks aan.’ Het is een opvatting die ik totaal niet begrijp. Het eeuwige leven? Kom maar op, ik teken ervoor.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2022