Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

2022, augustus

Het huis van het weekdier

Woensdag 31 augustus, Groningen

 

Het afgelopen jaar stelde ik mijzelf twee doelen. Doel een was het maken van een fotoboek van de foto’s die ik in Zuid-Frankrijk had geschoten. Dat betekent eerst een selectie maken uit de honderden foto’s die ik de afgelopen twee jaar daarvoor had gemaakt. Vervolgens, samen met mijn Nicht, daar een boek van maken. Het resultaat is Rues de France. Het komt in het najaar uit.

Het tweede doel was het doorlopen van alle gedichten die ik in mijn leven heb gemaakt. Dat zijn er ook een paar honderd, waaronder heel veel slechte. Ik wilde een soort verzameld werk maken onder de titel Het huis van het weekdier, genoemd naar een van mijn gedichten. Ik wilde dat doen omdat ik wel gedichten schreef, maar er verder nooit iets mee deed. Af en toe zette ik er een op Dossiermoddergat, en dat was het. Ik heb nooit iets opgestuurd naar uitgevers of literaire tijdschriften. Ik had mijn werk, ik schreef kinderboeken, en die gedichten die ontstonden hapsnap, ik had gewoon de tijd niet om er energie in te steken. Gelukkig had ik die tijd het afgelopen jaar wel.

En inderdaad ligt er nu een ‘soort verzameld werk’. De selectie is gemaakt, de gedichten heb ik gebundeld in een volgorde zoals ik ze graag zou publiceren. Let op het woordje graag. Want de situatie rond poëzie is natuurlijk rampzalig. Veel mensen schrijven poëzie, niemand leest poëzie. Wil je gepubliceerd worden, dan moet je daar veel energie in steken en vermoedelijk lukt het dan nog niet omdat uitgeverijen en literaire tijdschriften buitengewoon afhoudend zijn. Terecht ook, want aan poëzie is totaal niets te verdienen, daar moet per definitie geld bij.

Daarom heb ik besloten mijn ‘verzameld werk’ aankomende tijd op Dossiermoddergat te publiceren. Ik blijf streven om de bundel ooit in boekvorm in mijn handen te kunnen houden, maar dat zal heel wat voeten in aarde hebben.
Het stomme is dat ik de gedichten nu achterstevoren op Dossiermoddergat ga zetten. Ik begin dus met het laatste gedicht en ik eindig met het eerste. Als dat klaar is, kan de lezer de bundel pas in de goede volgorde lezen.

Het huis van het weekdier heeft vijf afdelingen: Maliënkolder, De geschiedenis is een gammel instrument, Notitie I, Het huis van het weekdier en Noties II. Vandaag dus het laatste gedicht van de bundel. Het is een wat atypisch gedicht vergeleken met andere gedichten, maar ik vond het wel een gepast laatste gedicht. De titel: Vergeten.

 

Vergeten

De trein stopt nog altijd om kwart voor acht in Hoogeveen.
De man met aktetas leest nog altijd De Telegraaf.
En op het Journaal woedt vast nog steeds een oorlog voort.
De boomvalk bidt en bidt zijn gebeden boven een berm.

De klokken draaien door. De maan blijft schijnen in zijn baan.
De zon straalt onverminderd door en het meisje kleurt de dag.
De oude vrouw heeft nog lang haar boek niet uit, de haan
blijft kraaien, het is een lieve lust. De bloemen komen uit hun knop.

En niemand zal zich nog herinneren dat er eens een G.J.A. Tonen
door de stad liep, dat hij hield van vrouw en kind. Het was
een kort verhaal, een mooi verhaal, er was alleen geen
happy end. Wat hield hij van het leven, hij zal het nooit vergeten.

 

Les

Maandag 29 augustus, Groningen

 

Een maand geleden was Jenny onze Franse buurvrouw op bezoek. 
‘Hoe is het met je fotoboek?’ vraagt ze totaal onverwacht. Ik herinner me dat ik haar een paar maanden daarvoor heb verteld dat ik een fotoboek ga uitgeven: Les Rues de France.
Terwijl ze het vraagt, overweeg ik wat te doen. Ik heb het boek namelijk bij me omdat ik het met Ineke ga bespreken. Ik voel altijd gêne als iemand uitgebreid het boek gaat bekijken waar ik bij ben. Dan worden er allerlei opmerkingen gemaakt, positief, negatief. Van beide hou ik niet. Ik maak boeken eigenlijk alleen voor mijzelf. Leuk als iemand anders ze leest of bekijkt, maar ik houd mij voor dat het dan niet meer mijn zaak is. Iedereen heeft zijn eigen referentiekader en smaak en daar kan ik verder niets aan doen.

En eerlijk gezegd ben ik een beetje bang voor de mening van Jennie. Zij is documentaire maakster en leidt in de regio een organisatie die het documentaire leven in de Dordogne stimuleert. Ze is zelfs een ervaren beeldmaker. Zo weet ik dat ze een groot liefhebber is van het werk van Nederlandse fotograaf en documentairemaker Johan van der Keuken. Dat betekent toch dat ze een goede smaak heeft.

Even terzijde, voor de liefhebber, van 8 oktober t/m 5 februari is werk van Johan van der Keuken te zien in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam. Tot 8 januari mooi te combineren met een bezoek aan het Fotomuseum Den Haag, waar foto’s zijn te zien van dubbeltalent Willem Frederik Hermans, naast schrijver was hij ook een fanatiek fotograaf.

‘Ik kan je het boek zelfs laten zien,’ zeg ik toch. ‘Ik heb een dummy bij me, en daar zal vermoedelijk niet zoveel meer aan veranderen.’ 
Ik haal het boek. Eigenlijk vind ik dat mensen van die nuffige witte handschoentjes aan moeten als ze door het boek bladeren. Maar ja, wie heeft die nu op zak. 
Ze slaat het boek voorzichtig open. Elke foto bekijkt ze nauwkeurig. Het is nogal een dik boek, er zitten zo’n 220 foto’s in, dus dat kan laat worden als ze in dit tempo doorgaat, vooral omdat het al laat is. Soms knikt ze goedkeurend.

‘Weet je,’ zeg ze opeens. ‘Ik vind eigenlijk niet dat je het Les Rues de France moet noemen.’
Zo, dat is nogal een uitspraak. Ik kijk haar vragend aan.
‘Dat Les Rues is eigenlijk te bepalend. Je suggereert ermee dat het boek een overzicht of een uitspraak wil doen over alle straten van Frankrijk. En dat is niet zo want ik zie zo dat de foto’s gemaakt zijn in het zuiden van Frankrijk in plaatsen rond de Middellandse Zee. De titel Rues de France dekt het boek eigenlijk veel beter. Dat is namelijk wat het is. Het gaat inderdaad over straten in Frankrijk, maar niet over DE straten van Frankrijk.
Natuurlijk, ze heeft helemaal gelijk. Dat ik dat zelf niet heb bedacht. Zonder dat Les is het ook veel meer zwerven, minder specifiek, veel meer dwalen. We proeven de twee titels nog eens goed op de tong. Rues de France wordt steeds beter. Ik krijg zelfs een afkeer van dat pedante Les.

Een paar dagen later bespreek ik de opmerkingen van onze Franse buurvrouw met Ineke die de Franse taal veel beter aanvoelt dan ik, ze woont er al zo lang. Net zoals ik moet ze wennen aan het idee dat het eventueel geen Les Rues de France wordt. Voorzichtig oppert ze problemen bij het vormgeven van de omslag die in feite al klaar is. Maar het is absoluut waar: Rues de France is beter. Een week later, als ik weer in Nederland ben, stuurt ze me een nieuwe omslag. Goed werk. Beter een goede buurvrouw dan een verre vriend. Ook een nicht in Frankrijk is verreweg te prefereren boven een verre vriend.

Belofte

Zaterdag 27 augustus, Groningen

 

Vorig jaar 5 juni besloten Anne, Wyb en ik eens onbeschaamd lekker te gaan lunchen. Eindelijk mochten we weer naar de horeca. We moesten weliswaar buiten zitten, maar we konden na lange tijd weer eens culinair genieten. Daar kwam bij dat we Anne een tijdje niet hadden gezien omdat Wyb en ik onszelf tamelijk streng hadden opgesloten, bang voor besmetting.

Voor die heugelijke gelegenheid besloten we naar ons lievelingsrestaurant in Amsterdam te gaan. En verdomme, het kostte wat, maar dan heb je ook wat. Het begrip copieus benaderde bij lange na nog niet de heerlijkheid van het voorgeschotelde. Tevreden, en armer, verlieten wij het etablissement.

Die avond sliepen Wyb en ik in onze camperbus op een camping in Amsterdam-Noord. Anne zou nog even langskomen met een vriendin om samen nog wat kaas te eten en te drinken. Tegen acht uur die avond kreeg ons etentje van die middag een heel ander karakter dan wij hadden gedacht. Wyb stond opeens op en zei: ‘Ik ben opeens zo ontzettend misselijk.’ En liep snel naar de wc’s die dichtbij waren. Helaas haalde ze het niet. Midden op het grasveld kwam een enorme bruine straal uit haar mond. Vervolgens rende ze door naar de wc. Na lange tijd kwam ze lijkbleek tevoorschijn. ‘Ik ben zo ziek. Dat eten van vanmiddag is helemaal verkeerd gevallen.’

Een half uur later was Anne aan de beurt. Zij doorliep hetzelfde traject: kotsen, diarree en dat in ongekende mate. Ik kom er mooi vanaf, dacht ik nog even. Fout gedacht. Weer een half uur later zei mijn lijf dat er iets in zat dat er uit moest. En hoe. Evenals Wyb en Anne ben ik de hele nacht bezig geweest om het te lozen. Het hield niet op.

De volgende dag belden wij ons lievelingsrestaurant met de mededeling dat er toch echt iets met het eten aan de hand moet zijn geweest. Ik beschreef ons ziektebeeld. De eigenaar reageerde in eerste instantie wat lauw. Hij realiseerde zich blijkbaar niet dat wij met z’n drieën ook de volgende dag nog op apengapen lagen. Daarom waagde ik er een tweede telefoontje aan dat de situatie toch wel ernstig was. Hij beloofde het eten te onderzoeken. Op het einde van de dag belde Anne hem nog om hem te laten weten dat ze honds-en-honds ziek was.

Een paar dagen daarna, wij waren inmiddels beter, kregen we een telefoontje dat ze niets in het eten hadden kunnen vinden. ‘Dat zal wel wezen,’ zei ik, ‘maar wij zijn het levendige bewijs dat er iets niet goed was.’ De eigenaar liet weten dat hij het heel vervelend vond. Om het enigszins goed te maken, zei hij toe dat we voor eenzelfde bedrag nog eens op zijn rekening mochten komen eten.
Natuurlijk was ik weer eens te laf om te vragen of hij dit zwart op wit wilde zetten. Af en toe memoreerde Anne, Wyb en ik de toezegging. Verder deden we er niets mee.

Tot vorige week. Anne werd 35 jaar. Het is dan traditie dat we goed en uitgebreid gaan eten. We spraken uit dat we wel weer eens in ons lievelingsrestaurant wilden eten. Ik stelde voor om de eigenaar te bellen en hem te herinneren aan zijn belofte. ‘Dat weet hij vast niet meer, (Wyb)’. ‘Dat lukt je nooit (Anne)’. Ik had er zelf ook een zwaar hoofd in.

Maar wonder boven wonder kon hij zich zijn belofte nog prima herinneren. En zo kwam het dat we gisterenavond buitengewoon heerlijk zaten te eten in het etablissement waar we tot dan niet zo’n beste herinnering aan hadden. De kwaliteit van het eten was als vanouds subliem, de bediening meer dan goed. 
Op naar de 36ste verjaardag van Anne.

Winstwaarschuwing

Vrijdag 26 augustus, Groningen

 

Bedrijven die minder renderen dan gedacht geven vaak een winstwaarschuwing af. Voor landen zou eigenlijk hetzelfde moeten gebeuren. Politici beginnen daar natuurlijk niet aan, want dan geef je toe dat het met je land niet zo jofel gaat. Daarom doe ik het maar: winstwaarschuwing voor de BV Nederland.

Ik ben een aantal maanden in het buitenland geweest. Begin deze week kwam ik terug. Tot mijn verbazing tref ik, op zijn zachtst gezegd, een land in verwarring aan. De inflatie is niet meer te beteugelen, voor de energieprijzen geldt hetzelfde, steeds meer mensen krijgen met armoede te maken, de uitvoerende semi-overheidsdiensten zijn ontredderd, personeelstekorten overal, zelfs op zoiets eenvoudigs als de asielinstroom krijgen onze bestuurders geen vat.

Als ik Nederland binnenrijd zie ik overal van die omgekeerde vlaggen, zo deprimerend. Nou ja, overal. Viel me eigenlijk best wel tegen, in Frankrijk had ik het idee dat heel Nederland vol hing. We hebben te maken met van de pot gerukte complotdenkers en boeren die zich gedragen als verwende kinderen. Falende ouders worden geterroriseerd door hun kinderen. Wij worden geterroriseerd door een stelletje boeren. 
Het gekanker van de Nederlandse bevolking loopt de spuigaten uit. De stemming is ver beneden nul. Het is een mix van falende overheid en een bevolking die op hol is geslagen. Komt nog bij dat het CDA zich voor de zoveelste keer als belangenorganisatie van de boeren opstelt. Ze noemen zich een bestuurderspartij, maar dat is een kwestie van grove zelfoverschatting.

Winstwaarschuwing. Stel dat het kabinet valt en er komen nieuwe verkiezingen. Wat gaat er gebeuren met ons land? Laat ik mij aan een voorspelling wagen. 
De middenpartijen hebben zich door incompetent besturen, eindeloos dralen en meel in de mond uit de markt geprezen. Misschien dat de VVD zijn electoraat vasthoudt, er zijn genoeg kiezers die vinden dat hun hypotheek boven alles gaat.

Links? Bestaat nauwelijks nog. Drie splinterpartijen vinden zichzelf zo uniek dat samengaan uit den boze is. Ad Melkert was er van overtuigd dat de PvdA zijn eigen identiteit moet houden en adviseerde de partij niet te fuseren met Groen Links. Begrijp ik vanuit zijn standpunt, Ad heeft al zoveel verloren. Maar als partijtop behoor je te weten dat je de adviezen van Ad nooit moet volgen. Dat leidt altijd tot desastreus resultaat.

Blijft erover rechts, met VVD als bruggenhoofd. We weten inmiddels dat de VVD er niet voor terugdeinst om met het bruine deel van Nederland samen te werken. Rutte likte, volgens eigen zeggen, zijn vingers erbij af. Er wacht in de Tweede Kamer nu al een massief deel dat het onderbuikgevoel graag wil omzetten in kabinetsbeleid. 
Het lijkt erop dat de VVD met het sollen van asielzoekers Nederland rijpt maakt voor de onderbuiken van Wilders, Joost Eerdmans en de vleesconsulente Caroline van der Plas. Ik denk wel dat Baudet nog een stap te ver is.

Winstwaarschuwing. Laat het kabinet vallen en voordat je het weet zit de onderbuik in het Torentje.

Paarden

Woensdag 24 augustus, Groningen

 

Ik heb een hoge pet op van dieren, een hogere dan van mensen. Mensen kunnen weliswaar denken, maar het resultaat van al dat denken is toch erbarmelijk. De mens is voor de aarde een ongedierte. Voor elkaar trouwens ook.

Nou moet gezegd dat mijn hoge pet voor dieren wel een deuk opliep afgelopen weken. Voor onze deur in Cadouin speelde zich in het dierenrijk een multicultureel drama af, en dat had ik niet verwacht van dieren. Woorden als multicultureel verwacht je in de mensenwereld, je denkt dat de dierenwereld, in dit geval de paardenwereld, er van verschoond blijft, dat paarden niet naar kleur en achtergrond kijken.

Ons huis staat op een heuvel, zo’n vijftien meter boven straatniveau. Het weggetje loopt dan weer drie meter boven een soort vallei. Die vallei is volgens Wyb 1 kilometer lang en 0,5 kilometer breed. Het is een groot weiland waar een beek doorheen kronkelt. Langs die beek staan hoge bomen, majestueuze bomen. Verder is de vallei een uitgestrekt weiland met hier en daar een groepje bomen.

In het weiland liepen tot een paar weken geleden vijf paarden, twee bruine en drie witte. Het is duidelijk dat die bruine paarden iets met elkaar hebben en die witte ook. Een paar weken geleden kwam daar een zwart paard bij, een prachtig paard om te zien.

Misschien wel te mooi want de andere paarden moesten niets van hem hebben. Met lede ogen hebben we naar het drama gekeken. Soms zocht het zwarte paard toenadering tot de andere paarden, maar er was dan steeds een ellendig bruin paardje dat hem verjoeg.
Hoe hij het ook probeerde, elke keer lieten de andere weten dat hij er niet bijhoort en daarop ook geen kans maakt. Het gevolg: de twee bruine en drie witte schuilen samen onder een groepje bomen aan de ene kant van de vallei, het zwarte paard staat eenzaam onder een boom aan de andere kant van de vallei.

Als er wordt gewandeld door de paardengemeenschap doen de witten dat met elkaar, de bruinen gaan ook hun eigen weg. Het zwarte paard zoekt zijn heil onder de grote bomen, ver verwijderd van de andere.
Het gezelschap wordt gecomplementeerd, wonder o wonder, door een witte, kleine reiger. Vaak volgt de reiger, al lopend en vliegend, het zwarte paard. Maar het reigertje is een opportunist, ook bij de bruine en de witte haalt hij zijn buit binnen. Wat die buit is? Geen idee. Ik dacht dat reigers vissen aten, nu heeft een exemplaar dus het paard als bron van voedsel ontdekt.

Dit is geen allegorie of zo, het is gewoon een observatie van waar wij in die hittegolven vanuit onze veranda naar hebben zitten kijken. Ze zeggen dat het paard van alle dieren het dichtst bij de mens staat. Ik ben ervan overtuigd dat het klopt, zelfs de meest nare gewoontes nemen ze van hun meesters over. Discriminatie en haat, ze draaien hun poten er niet voor om. Ja, ja, weet ik, benen.

Bezoek

Woensdag 17 augustus, Cadouin

 

Hoe oud was ik toen ik voor het eerst met mijn ouders naar Italië ging? Ik weet het echt niet meer. Ik schat tien, elf jaar. Het was een onderneming, bungalowtent mee op het dak van onze Mini Cooper. Voor het eerst zag ik echte bergen, mijn moeder trouwens ook. Ze vond ze zo overweldigend dat ze moest huilen. Bergen, ze zijn te groot, te gevaarlijk, een mens heeft geen vat op bergen, vond ze, eigenlijk vind ik dat nog steeds.

Eergisteren hebben we bezoek gekregen. Mirre, tien jaar, kwam vanuit Rotterdam naar Bergerac vliegen. De tijden zijn veranderd. Ze vloog helemaal alleen. Haar moeder bracht haar naar Rotterdam en zette haar op het vliegtuig. Niet dat dat zomaar gaat. Voor de reis moesten zowel haar ouders als wij allerlei formulieren invullen. Belangrijkste was wel dat haar ouder verklaarden dat ze met hun toestemming naar Frankrijk mocht vliegen en dat ze er volledig vertrouwen in hadden dat we goed voor haar zouden zorgen.

Bergerac is wel het meest schattige vliegveldje dat ik ken. Het lijkt een sportvliegveldje. Een aankomsthal is er niet, wie mensen komt ophalen moet buiten wachten. Gebouwtjes zijn op vernuftige wijze met elkaar verbonden waardoor het een enorm rommeltje is. Neem niet weg dat je vanaf dit vliegveld naar tal van bestemmingen kunt vliegen en dat er drie keer per week op Rotterdam wordt gevlogen.

Wyb gaat naar de informatie om te vragen wat we moeten doen om Mirre te ontvangen. De man zegt dat hij degene is die de kinderen opvangt en dat we dan formulieren dienen te ondertekenen dat ze daadwerkelijk is aangekomen en dat ze met ons is meegegaan.
‘Heeft u een pen?’ vraagt de man
‘ Nee, hoezo?’ 
‘U moet dadelijk de formulieren ondertekenen.’
‘Maar u heeft daar toch een pen liggen,’ zegt Wyb en wijst naar een pen die voor hem ligt.
‘O ja, dan neem ik die wel mee.’

Mirre komt vrolijk het de uitgang uitgelopen, net alsof ze zojuist uit de bus is gestapt. Zo zal het wel, een vliegtuig is voor komende generaties een soort bus. Achter haar loopt de man met de pen. Wyb tekent de papieren en Mirre kan met ons mee.

Eenmaal bij ons thuis lijkt ze een aap die voor het eerst de natuur in mag. Binnen een kwartier beklimt ze de steile heuvel waar ons huis op is gebouwd. Ze staat hoger dan wij ooit durfde. Even later loopt ze rondjes om ons huis. Nooit geweten dat dat kon, hiervoor moet ze namelijk een hoge muur beklimmen.

Goed te vermelden dat Mirre niet voor ons op bezoek komt maar voor Dies. Ze beschouwt zichzelf als de moeder van Dies. Mirre was ons buurmeisje in Dwingeloo en was erbij toen Dies de eerste maanden bij ons was. Elke dag kwam ze wel even langs. Sindsdien kent Dies de waarde van kinderen. Altijd als hij een kind ziet, waar ook, begint hij te kwispelen. Een kind betekent spelen, met kinderen kun je tenminste een beetje ouwehoeren. Dies was op het vliegveldje dan ook uitzinnig van vreugde.

Optimist

Zondag 14 augustus, Cadouin

 

 

Vanochtend een aangename verrassing: een bewolkte lucht. Voor het eerst in een maand ziet het eruit dat de temperatuur niet boven de dertig graden komt. Even later begint het te regenen. Wyb en ik gaan op onze overdekte veranda zitten en genieten van de frisheid waarop de wereld wordt getrakteerd. De bomen maken een huppeltje van opluchting: eindelijk regen. Een duif zit hoog op een tak van een dode boom onbeschaamd te genieten. Hij spreidt zijn vleugels, hij wil zo nat mogelijk worden.

Bij de regen voegt zich even later het onweer. Misschien dat Dies het associeert met oorlog, angstig kruipt hij bij mij op schoot. Als hij vindt dat ik toch te weinig bescherming bied, vlucht hij het huis in. Flits. Klap. De warmte wordt verjaagd. Volgende week zakt de temperatuur de hele week onder de dertig graden. Heerlijk.

Op het einde van de ochtend stopt het met zachtjes regenen en wordt de lucht blauwer. Wyb besluit een lange wandeling te maken, een deel zal ik met haar meelopen. Ik uit mijn twijfel over die lange wandeling. Uit het westen komt weer dreigende lucht waarin ook nog onweer hangt.
Ik weet dat Wyb zich al weken op een lange wandeling verheugt. Mijn bedenkingen schuift ze dan ook resoluut aan de kant. ‘Eindelijk kan ik eens lekker wandelen.’

Ze lijkt gelijk te krijgen. We lopen door fris gewassen bossen. Wat een opluchting moet dat voor de beesten zijn. Geen idee waar ze de afgelopen maanden konden drinken. We blijven even staan, Wyb verwisselt haar vest voor een t-shirt. Als we tien minuten hebben gewandeld, zegt ze: ‘oh jee, ik heb mijn wandelstok net laten liggen.’ Omdat ze toch verder zou wandelen dan ik, besluit ik terug te lopen. Hopelijk ligt de stok er nog.

Als ik op de plek aankom waar de stok nog steeds ligt, heb ik uitzicht over een deel van de omgeving. En boven die omgeving zie ik donkere luchten aankomen. In die luchten, flits na flits. Ik besluit Wyb te bellen en te zeggen dat ze haar wandeling beter kan afbreken. 
‘Nee hoor, ik wil echt doorwandelen, volgens mij valt het best wel mee. Jij bent altijd zo pessimistisch. Je weet dat ik een optimist ben.’ Ik wandel rustig naar huis en lees verder in Otmars Zonen van Peter Buwalda.

Dan gaat de telefoon. ‘Zou je me willen ophalen, het regent nu verschrikkelijk en ik zit midden in een enorme onweersbui.’ Als pessimist had ik zo’n telefoontje al verwacht. Ik ren naar de auto want inmiddels weet ik wat ze bedoelt. Ook ons huis staat nu in een wolkbreuk die me nog het meest doet denken aan de tropische bui die wij in een dorp in Laos meemaakten. Binnen een kwartier stond er een meter water in de straten. Eindelijk hadden de kinderen daar ook voor even een privé-zwembad.

Ik rij zo hard als ik kan naar de weg die Wyb opgaf. Maar snel gaat het niet. Het neerstortende water zorgt voor een watergordijn. De straten staan blank. Beken die maanden droog stonden, kolken het water weg.

Ik rij de lange weg af waar Wyb zou moeten staan. Het is goed mogelijk dat ik haar mis omdat de regen mijn zicht beneemt. Om mij heen slaat de bliksem in. Noodweer. En in dat noodweer moet Wyb ergens staan.

Pas op het einde van de weg zie ik een figuurtje met een hond onder een boom staan. Ik geef gas. Het is een reddingsoperatie. Ik gooi de deur open. Ik zie Wyb totaal doorweekt onder de boom staan. Alsof ze met haar kleren in het water is gevallen. Als ik de deur open, schiet Dies naar binnen, zo blij dat hij eindelijk is verlost uit de ellende. Tot overmaat van ramp schudt hij zich uit in de auto. Dan sopt Wyb naar binnen.

‘Ik had eigenlijk een foto van je moeten maken toen je daar onder de boom stond,’ zeg ik als ik thuis ben.
‘Hoezo?’
‘Ik vond het wel een mooi beeld. Totaal doorweekte vrouw. Onderschrift: Hier staat een optimist.’

 

Strelen

Zaterdag 13 augustus, Cadouin

 

 

 

De schaduwen van
de olijfboombladeren
strelen huid en haar.

Genaaid

Vrijdag 12 augustus, Cadouin

 

Laat ik het beestje bij de naam noemen. Of laat ik zeggen het beest. Meestal wordt het verstopt achter economische cosmetica. Het beest verschuilt zich sowieso achter de façade van de inflatie. Het komt er op neer dat we genaaid worden. Zelden heeft zich zo’n mondiale naaipartij voorgedaan.

Het NOS Journaal formuleert het vaak buitengewoon vriendelijk: ‘Bedrijf die of die heeft door de inflatie een veel hogere winst gerealiseerd.’ Door inflatie een hogere winst gerealiseerd? Nee, bij inflatie stijgen de prijzen van grondstoffen en hierdoor staat de winst van bedrijven onder druk. Natuurlijk berekent een bedrijf die verhoging van grondstoffen door aan de consument. Dat is nou inflatie. Maar dat wil niet zeggen dat een bedrijf automatisch meer winst maakt.

De oliemultinationals samen (Shell, BP, ExxonMobil, Chevron en Total) hebben alleen al in het eerste half jaar samen meer dan 100 miljard winst gemaakt. Je zou denken dat bedrijven het prijzenleed van de consument in deze crisis zoveel mogelijk proberen te drukken. Het tegendeel is het geval. Het tuig maakt gebruik van de situatie, de prijzen stijgen flink, dus er kan ook nog wel een opslag voor extra winst bij, denken de heren. Gevolg: 100 miljard winst over het eerste half jaar.

Het is opnieuw een overheveling van bezit naar de aandeelhouders ten koste van de werkende consument. De consument wordt genaaid ten behoeve van de kapitaalkrachtigen. De overheid zou hier natuurlijk als corrigerende scheidsrechter moeten optreden. Gelukkig gebeurt dat in veel landen. Daar heffen ze een ‘bofbelasting’ of ‘mazzeltaks’ om de overwinsten te corrigeren. Voorbeelden daarvan zijn Verenigd Koninkrijk, Roemenië, Slowakije, Bulgarije en Spanje.

Goed idee, zou je denken, dat zal het kabinet natuurlijk meteen overnemen. Maar nee, opnieuw prevaleert het slapjanussen. Staatssecretaris van Rij geeft aan dat het minstens twee jaar duurt voor de belastingregels zijn aangepast, dus heeft het geen zin om het nu te doen. Wat in andere landen in een twee maanden kan, duurt hier twee jaar.

Je zou er bijna iets van gaan denken. De verlaging van BTW op groente en fruit, ook al zo’n goed idee, kan voorlopig ook niet doorgaan omdat de Belastingdienst deze verandering niet zou ‘aankunnen’. Opnieuw: slapjanussen. Het ruikt naar onwil en obstructie. Vooral als het om progressieve ideeën gaat, is er ambtelijk verrekte weinig mogelijk.

Het naaien van de consument gaat inmiddels onverminderd door. De agrarische industrie en de supermarkten hebben nog nooit zo goed gedraaid. Er wordt melding gemaakt van de ene na de andere winstverhoging.
O ja, wist je dat 1 op de 5 miljonairs een agrarische achtergrond heeft? Natuurlijk staan we als één man achter de boeren die het zo moeilijk hebben. Toch jammer dat ze vergeten zijn dat dit mede mogelijk is gemaakt door alle subsidies die ze uit Europa en Nederland ontvangen. Even goed daarbij te realiseren dat die subsidies zijn opgebracht door diezelfde genaaide consument.

Ik zou zeggen: draai die vlag maar weer om. En dank voor die boerenzakdoek, prima om mijn neus in te snuiten.

 

Gevaar

Woensdag 10 augustus, Cadouin

 

 

Ik heb met een gevaar te maken dat ik niet eerder kende. Dat gevaar heeft met ons huis te maken. Ons huis staat op een helling waarop een oud bos staat. Om het goede beeld te schetsen: eerst heb je een smal weggetje, daarna, twee meter hoger, onze tuin, achter onze tuin staat ons huis, achter ons huis het oude bos. Een groot deel van dat bos is van ons.

Op het eerste oog hebben we niets aan dat bos. De helling is te steil om te beklimmen ondanks dat het bos op oude terrassen staat. In vroegere tijden verbouwden monniken hier de druiven voor hun wijnen. Ik zeg op het eerste oog omdat het bos zeker een functie voor ons heeft. Omdat we door allemaal bomen worden omringd, wij eigenlijk onder bomen wonen, is het in en om ons huis veel koeler dan op andere plekken.

Grappig gegeven. Onze achterburen zijn dassen. Op de top van de helling ligt een dassenburcht die volop in gebruik is. Het kan gebeuren dat Dies als een gek de helling op rent. Vermoedelijk ziet hij dan een das, een ree is ook mogelijk. Vorige week rende Dies weer de berg op. En meteen klinkt het geblaf van een ree. Geblaf van een ree? Voor mensen die dat niet weten: als een ree is gevaar is begint het te blaffen.

Het nieuwe gevaar schuilt in de begroeiing rond ons huis. Het is hier in de Dordogne namelijk kurkdroog. Wij zitten momenteel in de vierde hittegolf, het heeft al twee maanden niet geregend. Deze week ligt de temperatuur boven de 35 graden. Als we door de Dordogne rijden lijkt het hier en daar herfst. Bomen verliezen hun blad, varens begeven het, de fauna lijdt onder de hitte en de droogte.

Je hoeft niet veel fantasie te hebben om te bedenken dat het kleinste vlammetje een enorme bosbrand zal veroorzaken. Ons huis zal niet het eerste huis zijn dat bij een bosbrand in vlammen opgaat. Niemand durft in deze tijden een barbecue te gebruiken. Ik vermoed dat het zelfs verboden is.

Vandaar dat we ons rot schrikken als we een sirene horen die steeds dichterbij komt. Even later rijdt een brandweerauto met gillende sirene aan de overkant van onze valleitje. We kijken in het rond, gelukkig nergens brand te bekennen, we ruiken ook niets. Hopelijk valt het mee. Een paar minuten later komen er nog twee brandweerauto’s langs. Het valt vast niet mee, want dit betekent groot alarm.

Weer even later verschijnt voor ons huis een helikopter met een grote waterzak eronder. Hij blijkt het water uit ons plan d’eau te halen, het water waar wij regelmatig langslopen om Dies te laten zwemmen. Wyb en ik zijn genoeg sensatiebelust om eens te gaan kijken, de helikopter vliegt af en aan.

Daar horen we dat de brand acht kilometer van ons vandaan is, aan de rand van Saint-Avit-Sénieur, een prachtig middelleeuw plaatsje. Gelukkig staat er geen wind waardoor het vuur niet als een gek om zich heen kan grijpen. Na een uur stopt de helikopter met vliegen, vermoedelijk is het sein vuur meester gegeven. Ons huis is geen moment in gevaar geweest.

Even later, als we boodschappen doen in Le Buisson-de-Cadouin lezen we in een krant dat er mogelijk een pyromaan actief is in de Dordogne. Daar ga je niet rustiger van slapen. Maar even later horen we dat deze brand is ontstaan door een wagen die gegrilde kippen op de markt verkoopt. Al rijdende verloor hij nagloeiende kolen. Gevolg: 25 hectaren van het mooiste bos in vlammen opgegaan.

Garagevolk

Maandag 8 augustus, Cadouin

 

Tussen 1921 en 1954 bouwde de metselaar Simon Rodia in zijn achtertuin in Los Angeles, in de wijk Watts, vreemde surrealistische torens. Rodia leidde een teruggetrokken leven. De bouw van deze wonderlijke torens werd hem door de buurt niet in dank afgenomen, zijn buren vonden ze maar horizonvervuiling. Simon Rodia bouwde onverstoorbaar verder aan zijn ‘nutteloze’ torens.
Ik heb nergens kunnen vinden waarom hij het deed. Vond hij het fijn om aan te werken? Wilde hij iets groots nalaten? Wilde hij een daad stellen tegenover die keurige wereld om hem heen? Hij creëerde in ieder geval iets wat nog niet eerder bestond. Misschien deed hij het wel gewoon omdat het kon. The Watts Towers, zoals ze nu worden genoemd, zijn iconisch en zijn voor veel mensen reden om naar Los Angeles af te reizen.

Vorige week las ik over een professionele variant van dit ‘nutteloze’ bouwen. De Duitse kunstenaar Anselm Kiefer kocht in 1992 bij het Franse dorp Barjac een verwilderd en heuvelachtig stuk grond, La Ribaute. Op het terrein stonden restanten van een zijdefabriek, vervallen heteluchtkelders, tunnels, geraamtes van warmwaterbaden.

Kiefer ging op het terrein wonen en besloot van La Ribaute zijn atelier te maken en een kunstwerk. Van betonnen platen bouwde hij torens die ook weer uit elkaar mochten vallen, hij groef nog meer tunnels en onderaardse ruimtes. Ondergronds heeft hij zelfs een grote theater-achtige ruimte gebouwd. Jarenlang werkte hij alleen op La Ribaute dat zo’n negentien voetbalvelden groot is. Pas sinds dit jaar laat hij mondjesmaat mensen toe. Die mensen lopen door een landschap dat de mens nog niet eerder kende. Alles is verval en in metamorfose, alles is ‘nutteloos’.

De meeste extreme variant zag ik gisteren in het programma Zomergasten waar Derk Sauer te gast was. Hij liet een fragment zien uit de documentaire Garage People. In Rusland is garagevolk een begrip. In garages creëren mensen hun eigen wereld, het zijn een soort man caves waar ze kunnen ontsnappen uit de armoede en een deprimerend samenleving. Er staan nauwelijks auto’s in die garages, de aftandse ruimtes zijn plekken waar mensen hun hobby’s uitoefenen of werken aan hun geheime ambities.

De documentaire laat ons een garagemens zien dat zijn lege garage inloopt. Achter in de garage is een luik. Hij opent het en daalt af naar een ruimte daaronder. Ook daar: een lege ruimte. En opnieuw een luik. Wat blijkt, de man heeft een enorm ondergronds gebouw onder zijn garage gebouwd, metalen trappen leiden naar diepere verdiepingen. Hij is er al zijn hele leven mee bezig. Waarom? Simon Rodia bouwde de hemel in, deze man bouwde de donkere aarde in.

Terwijl ik er met bewondering en verwondering naar kijk, realiseer ik me dat Dossiermoddergat eigenlijk eenzelfde soort bouwsel is, maar dan in de vorm van een blog. Eigenlijk is Het Dossier ook een ‘nutteloos’ ding. Het gaat alle kanten op, net als de bouwsels van Watts die opgebouwd zijn met kleurige scherven en ander nutteloos materiaal. Elk jaar wordt Het Dossier groter en groter en dient het geen enkel doel.

 

Boom

Woensdag 3 augustus, Cadouin

 

Wyb en ik hebben inmiddels best veel ervaring met het economische leven in Frankrijk. De algemene indruk daarvan is dat er weliswaar bedrijven zijn, maar dat die het leven van de klant het liefst zo onaangenaam mogelijk maken. Bij veel bedrijven is het de vraag of ze überhaupt iets willen verkopen. Het hebben van een bedrijf lijkt voldoende, waarom zou je dan last moeten hebben van klanten?

Zoals ik al eerder schreef hebben we een enorme naaldboom in onze tuin. Een echt mooi exemplaar. Zijn takken strekken zich majestueus uit. Hij is zo’n twaalf, dertien meter hoog en niets wijst erop dat hij met groeien gaat stoppen. Het vervelende is dat door zijn takken de elektriciteits- en telefoonkabel loopt, hij staat namelijk pal tegen zo’n karakteristieke, Franse stenen elektriciteitspaal. Diverse mensen hebben ons al gewaarschuwd dat dit eigenlijk niet mag en dat de burgemeester de bevoegdheid heeft in zo’n situatie in te grijpen. De rekening komt dan naar ons. Komt bij: hij neemt erg veel van ons uitzicht weg. Vandaar dat Wyb en ik besloten hem te laten verwijderen, ondanks dat we er niet van houden bomen een kopje kleiner te maken.

Maar waar vind je iemand die zo’n boom een beetje gecontroleerd kan demonteren? Onze tuinman laat weten dat hij daar niet de kennis en het materiaal voor heeft. Hier in de Dordogne staan zoveel bomen dat er best mensen zijn die dat wel kunnen.
Wat is de Franse vertaling van kappen? Zelfs Wyb weet het niet. Gelukkig is er Google die me vertelt dat dit abattage d’arbres is. Ik steun sowieso in mijn huidige leven op Google. De zoekmachine geeft mij drie namen van mensen in de buurt die zo’n boom aankunnen.

Ik besluit Mickael te bellen. Hij woont in Siorac-en-Pèrigord, mooi dichtbij. Tot mijn verrassing neemt hij meteen op. De meeste bedrijven en eenpitters krijg je pas te pakken na zeven keer bellen. Ik vertel wat wij graag zouden willen. 
‘Geen probleem,’ is zijn antwoord. ‘Ik wil wel eerst even komen kijken.’
‘Dat kan. Wanneer zou u kunnen?’
‘Nu,’ zegt de man.
‘Geen probleem. Wij zijn thuis.’ Ik val van mijn stoel. Ik heb nog nooit een Franse ondernemer ontmoet die kordaat is. Hij is echt de eerste.

Twintig minuten later staat Mickael voor de deur. Hij bekijkt de situatie en zegt dat hij voor het kappen en wegvoeren van het hout ongeveer een halve dag nodig heeft. Hij noemt een prijs. Mooie prijs, weet ik inmiddels na enige onderzoek op Google.
‘Wanneer zou u het kunnen doen?’ vraag ik.
‘Vanmiddag.’
Nu gaat zelfs een Franse ondernemer voor mij te snel. ‘Vanmiddag hebben we al een andere afspraak.’
‘Morgen dan?’
‘Prima.’

En zo staat Mickael een dag later op een ladderwagen de boom van zijn takken te ontdoen. Daarna wordt de stam meter voor meter kleiner gemaakt. Als Mickael klaar is, lijkt onze tuin 1,5 zo groot en is ons uitzicht drie zo groot geworden. Bovendien heeft Mickael mijn vertrouwen in de Franse ondernemer een enorme positieve injectie gegeven. Goede ondernemers, ze bestaan hier dus wel.

 

Doorstromen

Dinsdag 2 augustus, Cadouin

 

Er zijn in Nederland wat gouden horloges uitgedeeld als waardering voor mensen die vijfentwintig jaar in dienst waren. Ik heb een paar keer de uitreiking van die dingen mogen meemaken en de bijhorende toespraken mogen aanhoren. De jubilaris kreeg een gouden horloge, zelf was hij een gouden medewerker, aldus de sprekers. Hypocrisie kent geen grenzen. Want eigenlijk wilde de feestspreker zeggen: ‘Man, alsjeblieft, zoek nou eens een andere baan, we zijn zo op je uitgekeken.’

Dat ergens lang blijven werken niets over de kwaliteit zegt, bewijst vandaag onze minister-president. Hij is 4311 dagen minister-president en daarmee de langst zittende premier. Naarmate hij blijft zitten, neemt de waardering af -en dat is niet gek. Mensen, zowel in een bedrijf als zeker in de politiek, zijn op een gegeven moment op je uitgekeken. Een mens is in onze moderne maatschappij is ook een soort product. En ook een mens heeft een product-liftcycle. Er is een tijd van komen, maar zeker ook van gaan.

Mark Rutte schermt dan altijd met het gegeven dat 2,2 miljoen mensen VVD hebben gestemd, waarvan 1,3 miljoen specifiek op hem. Hij realiseert zich blijkbaar niet dat 11 miljoen mensen niet op de VVD hebben gestemd, laat staan specifiek op hem. En ook in de VVD hoor je steeds meer het gemopper over een partijleider die veel lacht, maar bij grote problemen afwezig is en vies is van visie. Meer en meer mensen zijn hem gewoon moe.

Ik ken het probleem van mensen die te lang op een functie blijven zitten maar al te goed uit mijn beroepspraktijk. Komt vermoedelijk omdat ik vaak aan de randen van Nederland werkte. Waarom zou je, als je in Friesland woont en in het mooiste theater van die provincie werkt, in godsnaam gaan verkassen? Veel Friezen zijn sowieso niet uit Friesland weg te branden en hoeveel keus heb je nou in Friesland als je al in het meest prestigieuze theater van Friesland werkt? Het gevolg is merkbaar, mensen blijven eindeloos zitten. Het is een bedrijfsprobleem, maar ook een maatschappelijk probleem: hoe doorbreek je deze vorm van verkalking?

Iemand die lang zit, heeft het zelf niet door. Die denkt: och, ik heb mij wel bewezen, zich niet realiserend dat je steeds meer meubilair wordt en dat mensen best eens met iemand anders zouden willen werken. Vers bloed, frisse blik, nieuwe ideeën.
Voor mensen die langer op een functie zitten, dreigt al snel vermoeidheid, cynisme, blasé zijn, conservatisme, plat treden van paden, ongeïnspireerdheid, en zo zou ik nog even kunnen doorgaan. Er zijn weinigen die daaraan ontsnappen, al beweert de langzitter zelf altijd het tegendeel.

Een paar weken geleden schreef het Dagblad van het Noorden er een verhaal over. De krant constateerde dat Leeuwarden inmiddels wat goede ideeën en nieuwe initiatieven betreft Groningen voorbij is gestreefd. De oorzaak: medewerkers in de culturele sector in Groningen blijven te lang zitten, er is dringend behoefte aan nieuwe impulsen. En zo is het. Het culturele leven in de stad verstart. Ik kan me totaal andere tijden herinneren.

De Zomergast van afgelopen zondag, Sandra Phlippen, hoofdeconoom van de ABN Amro, vertelde dat ze elke vijf jaar uit zichzelf ontslag neemt en dan een half jaar zichzelf leegmaakt om te bedenken wat ze dan weer wil gaan doen. Een modelwerknemer, vind ik. Maar ook een luxepaardje, je moet het je maar kunnen permitteren. 
Zelf hield ik periodes van zeven, acht jaar aan. Vijf jaar vind ik vroeg om ergens weg te gaan, maar na zes, zeven jaar, begon ik te voelen dat mijn tijd erop zat. Ik wilde zelf iets anders, en wist dat het voor het bedrijf goed zou zijn.

Doorstromen mensen, gewoon lekker doorstromen. Durf afscheid te nemen. Voor alle partijen, vooral voor jezelf, een verademing.

Hek

Maandag 1 augustus, Cadouin

 

We zijn nu twee maanden in Frankrijk en laat ik bekennen dat ik zo lui ben als een beer in winterslaap. Het goede leven heeft me volledig in de greep. Dat wil zeggen: uitslapen, rustig ontbijten, alle kranten lezen, een boek lezen, boodschappen doen, een middagdutje en ’s avonds lekker eten en eventueel wat voor de televisie hangen. Ik leid een onbeschoft makkelijk leventje, wie had ooit gedacht dat ik deze staat zou bereiken.

Voor een deel word ik daartoe gedwongen omdat we inmiddels in onze derde canicule (hittegolf) zitten. In de loop van de dag neemt de hitte je in een drukkende greep. Vooral op het eind van de middag, zo rond vier, vijf uur, hangt de hitte in alle hoeken en gaten en ontkomt niemand meer. Het beste is dan even helemaal niets te doen. Gewoon liggen. Knock-out. Wat ik overigens helemaal niet erg vind. Ik geef mij graag gewonnen. Groot voordeel van de Dordogne vergeleken met de Cevennen: ’s avonds wint de koelte weer. Wat een genot.

Dit alles neemt niet weg dat er vandaag werk aan de winkel is. En dan bedoel ik: serieus werk. Onze tuin is zo’n vijftig meter breed en zes meter diep en loopt direct over in de tuin van onze buurvrouw, waar we enorm mee hebben geboft, waardoor het lijkt alsof we een enorme lange tuin hebben. Aan dit optisch bedrog gaan we vandaag een einde maken want Dies loopt de boel te verpesten. Hij weet precies dat hij in onze tuin moet blijven. Hij lijkt een keurige hond. Alleen als hij de kat van onze buurvrouw ziet dan is hij alle keurigheid vergeten. Als een gek raast hij achter het lieve beestje aan en is hij pas tevreden als Chatchat, zoals ze heet, hoog in een boom zit. Erg irritant.

Vandaar dat we met de buurvrouw hebben besloten een hek tussen onze twee percelen te plaatsen. In onze beider tuinen staan al mooie authentiek houten hekken met kastanjelatten. We besluiten het daarom ook als erfafscheiding te gebruiken. Ideaal hek. Eén keer plaatsen, daarna hoef je er nooit meer naar om te kijken.
Die laatste zin kenmerkt trouwens onze hele tuin. Er staan grote bomen in, zoals een catalpa die ons in deze warme tijden van schaduw voorziet, twee hoge cipressen, een notenboom, een vijgenboom, een perssikkenboom, het lijkt bij ons wel een voedselbos, en een enorme dennenboom waar we vanaf willen. Daarnaast grote struiken als de vlinderstruik, een reuze rozemarijnstruik en een reuze kamperfoelie, en een grote hoeveelheid hibiscussen.  Daartussendoor is er wat gras. Het fijne van die tuin: je hoeft er geen donder aan te doen. We laten alles lekker groeien. Alleen het gras moet vier keer per jaar worden gemaaid, voor het laatst in mei want daarna stopt de hitte de groei van het gras.

We staan vroeg op. Onze buurvrouw weet echt wat werken is. Ze verbouwt in haar eentje haar huis, van ruïne tot een huis dat iedereen wil hebben. Van haar enorme kluskracht maken we graag gebruik.
Van Nederlandse vrienden heeft ze een apparaat geleend dat onmisbaar blijkt. Zo heeft ze een superzware huls van hen gekregen die je als een condoom over een paal kunt laten vallen. Slechte vergelijking want een condoom associeer je niet met een ijzeren huls van vijftig kilo. In ieder geval zwicht de paal onder de zwaarte en gaat, klap na klap, steeds dieper de grond in. Goed gereedschap is alles, dat blijkt wel weer. Eén ochtend en de palen staan in de grond, het hek is uitgerold en aan de palen vastgemaakt. Dies is gekooid.
Jezus Christus, wat is het nu warm.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2022