Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

Nieuw

Journal d’images

 

Feest!

Maandag 18 maart, El Borge

 

Vandaag zijn de burelen van Dossiermoddergat gesloten. Want zoals altijd op 18 maart is het feest!. De Censor is vandaag 55 jaar en dat wordt uitgebreid gevierd. Het is tevens onze laatste dag in dit prachtige huis dat we morgen met weemoed gaan verlaten. Zelfs op de verjaardag van De Censor zijn we aan het pakken en poetsen. Zo dadelijk gaan we de bloemetjes buiten zetten en kan het feest beginnen.

Ain’t no mountain high enough. 55.

Journal

 

Tinto de Verano

Zondag 17 maart, El Borge

 

De afgelopen dagen verzonk ik langzaam in een buitengewoon prettige wereld. Een wereld vol zon, lekker eten en luiheid. Sinds lang heb ik mij niet zo decadent gevoeld. De moeder van Wyb en haar zus waren op bezoek en dat leverde heerlijke dagen op.

We brachten de dagen door zoals, vermoed ik, heel veel Nederlander hier hun dagen doorbrengen. We hebben ze de afgelopen dagen volop gezien. Onze dag begon met net zo lang uitslapen tot je wakker wordt. Daarna ontbijt in de zon met uitzicht over de immense vallei en op de berg die vorige week opeens voorzien werd van een sneeuwkap maar de afgelopen dagen er weer resoluut van werd ontdaan.

Daarna wandelen. Vervolgens lui lunchen in een van de rustige terrasjes op een pleintje in een pueblo blanco, of, vooral de laatste twee dagen, in een restaurant aan de kust. Een beetje Tinto de Verano drinken, visjes, salades en andere tapas-achtige dingen eten. De zon klom hoger, wij keken loom uit over zee. Af en toe gooide ik eens een frisbee voor Dies. Op het terras zong een zanger alle evergreens die er zijn.

Ik moet zeggen dat ik Dossiermoddergat met gemak vergat. De wereld was ver weg, ik had niets meer te melden. Met belangstelling keken we naar al die Nederlanders die verveeld op de boulevard langs de Middellandse Zee rondhingen. De een rende voor een goede gezondheid, de ander was achter zijn rollator bezig met zijn laatste stappen. Hun gebruinde huid is het enige wat ze gemeenschappelijk hebben.

Ondertussen werd het weer hier beter en beter. Nu zit ik aan de tafel op ons terras te tikken, 25 graden, geen wind, volop zon. De moeder van Wyb en haar zus hebben we zojuist naar het vliegveld in Malaga gebracht. Ben benieuwd of er aan mijn decadente leven nu weer een einde komt. Het is best lekker om je over te geven aan alleen maar genieten.

Ik wil niet zeggen dat er helemaal niets is gebeurd. Met veel plezier las ik De wetten van Connie Palmen bijna uit. Ik geniet volop van het boek, inclusief ambivalente gevoelens. Ik vind er van alles van. Ik hoop dat Wyb hem ook gaat lezen, dan kan ik mijn menig een beetje toetsen.

Het belangrijkste vond eergisteren plaats. De dames waren een groot deel van de dag weg om een wandeling in de bergen te maken. Dies en ik gingen niet mee omdat de beschrijving van de wandeling gevaarlijke passages meldde. Ongeschikt voor mensen met hoogtevrees, was het oordeel. Dat is verplicht thuis zitten voor mij. Ik omdat ik hoogtevrees heb, Dies omdat hij het gevaar van hoogtes niet kent. Dat betekende dat ik heerlijk alleen was.

Als de dames weer thuis zijn, ga ik nog even op stap om mijn 10.000 stappen te halen. Ik loop naar het uitzichtpunt op het eind van de bergrug waar wij aan wonen. En tijdens de wandeling kom ik op het idee van een complete roman. Zomaar. Opeens zit hij in mijn hoofd. Ik weet meteen dat het een hels karwei wordt, of het wat wordt is zeer de vraag, laat staan of ik een uitgever kan vinden. Toch ga ik er, eenmaal thuis, aan beginnen. Ik heb weer zin om een andere wereld te creëren. Nou ja, andere wereld. Het is een wereld die alles met mij heeft te maken, een mij in een laatste fase.

 

De dames Kaastra hebben waterpret.

Zo fijn dat ik met deze outfit in Spanje niet word herkend.

Journal

 

Rot

Donderdag 14 maart, El Borge

 

Het was in de jaren negentig dat ik regelmatig zei dat Nederland af was, dat er aan het land werkelijk niets meer gedaan hoefde te worden. Dat eigenlijk alles wat meer gebeurde een kwestie van overorganisatie was.

De jaren negentig liggen ver achter ons en het is ongelooflijk lang geleden dat eruit mijn mond kwam dat Nederland af is. In pak weg vijfentwintig jaar is Nederland verworden tot het tegendeel van af. Nu komt regelmatig de zin ‘Nederland is een kapot land’ in mijn hoofd op. Nederland is een beschadigd land, uit zijn evenwicht gebracht, een land dat de weg kwijt is is.

Binnenkort zal Nederland tegen de door Europa voorgestelde Natuurwet stemmen. Een actie die tekenend is voor de situatie: Nederland stelt zich hierdoor op aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Uitgerekend Nederland. Een land dat de natuur heeft gesloopt, het water vergiftigd, de leefomgeving onleefbaar gemaakt.

Volgens mij is het woord crisis het meest gebruikte woord van de afgelopen jaren. Er is een wooncrisis, een klimaatcrisis, een onderwijscrisis, een crisis in de jeugdopvang, een crisis in de zorg, een stroomcrisis, een vergrijzingscrisis, een asielcrisis en personeelscrisis. Het lukt ons niet meer om problemen op te lossen. De managersfactor in het landsbestuur is zelf aan een grote crisis onderhevig. Wie kan er nog een probleem fixen?

Daarnaast is er een mentale crisis. De kwaliteit van het leesonderwijs heeft een dieptepunt bereikt. Een krant lezen is voor een grote groep mensen onmogelijk, laat staan dat ze hun eigen overheid nog begrijpen.
Een groot deel van de kiezers is volledig de weg kwijt. Het denkt dat iemand die voortdurend haatdragende en loze beloftes twittert de oplossing voor politieke problemen is. Het gif dat hij bij voortduring in de maatschappij spuit beschouwen ze als een zaligmakend vaccin.

Zo kan ik nog wel even doorgaan. Maar hoe kan de boel zo veranderen? Wie of wat is er debet aan? Misschien wij allemaal wel. Een probleem van de mens als soort is dat het niet tegen dingen kan die klaar zijn, af zijn. Ergens tevreden over zijn, je ergens bij neerleggen, iets genoeg vinden of ergens in berusten, het lukt ons niet. Altijd meer, altijd anders, altijd vernieuwing, altijd rijker en groter, altijd dat gras dat achter de heuvel groener is. En daarbij: het slopen, het kapot maken, het zit ons in het bloed. De ene oorlog volgt de andere op.

Op een gegeven moment was Nederland af en dan komt er een gek met een boek met de titel De puinhopen van paars. Leiden in last. Andere gekken zeggen dat Nederland steeds meer op een bananenmonarchie gaat lijken en alle gekkies worden opgewonden en zien in toenemende mate alleen nog complotten om hen heen. Iedereen die een boek leest, genuanceerd onderwerpen beschouwt, van kunst houdt, woont in de grachtengordel, ook al woont hij of zij in Groningen of Heerlen. Het zijn elitaire deugneuzen. O ja, en dan al die D’66 rechters. En niet te vergeten die D’66 heks. Overal spuit het gif. Rechts heeft veel van boeren geleerd, gif werkt.

De liberalen, die ons de afgelopen twee decennia de weg hebben gewezen, maakten ons wijs dat de overheid een verfoeilijke instelling was. Alles diende geprivatiseerd en moesten we overlaten aan de markt, aan commerciële partijen. Dan zou het goed komen. En zie het resultaat: de puinhopen van de Rutte’s, de Henk Kampen en de hunnen. Een kapot land. De economie draait als een tierelier, maar de rot en het ongeluk huist in de hoeken en gaten.

496

Journal

 

Steenbok

Woensdag 13 maart, El Borge

 

Slecht nieuws voor de aarde, goed nieuws voor mij. Op de grote berg waar wij op uit kijken is na een dag de sneeuw alweer nagenoeg verdwenen. Een blog geleden schreef ik dat de sneeuw een soort hoop vertegenwoordigt, dat de opwarming van de aarde die sneeuw toch mooi niet heeft kunnen voorkomen. Het was de hoop voor één dag. Het paradoxale, voor mij is het verdwijnen van die sneeuw weer een teken dat het mooie weer is teruggekeerd.

Ik vind mij die dag terug op een hoge berg. Geheel tegen mijn behoefte in, beklim ik een steile wand naar de top van een te hoge berg. Halverwege vraag ik mij af hoe het nou komt dat ik in een dergelijke ongewenste situatie ben beland. Het antwoord is Wyb. We besloten met z’n vieren, Wyb, haar moeder en zus, te gaan wandelen. Wyb zoekt een mooie wandelroute uit.

Ik ben dan al meteen ietwat wantrouwend. Wyb is van ons de de echte fanate wandelaar. Ik wandel voornamelijk omdat ik gezond wil blijven. Eén of anderhalf uur wandelen per dag vind ik heerlijk, daarna komt de tegenzin. Komt bij dat Wyb gek is op de bergen, ik eigenlijk helemaal niet. Ik hou van de Dordogne omdat de heuvels daar voor mij zijn gemaakt. Het is best inspannend om ze te beklimmen, maar het wordt nooit spannend. Daar hou ik van.

Wyb weet mij te overtuigen dat de beoogde wandeling prachtig is. En daar blijkt ze gelijk in te hebben. De tocht begint in bounty-achtig landschap. We drinken koffie in een cafeetje aan het strand onder een strak blauwe lucht onder de palmbomen. We denken even aan Nederland, de sombere luchten, als we in gesprek komen met Nederlanders die hier elk jaar een half jaar overwinteren. Nederland in de winter, ze gruwen ervan. Anneke bestrijdt het, het wad, de Friese luchten, ze zijn prachtig. Het valt me op dat mensen uit het Noorden de winter meestal verdedigen. Dat vind ik best knap. Ik zie alleen maar de maandenlange sombere luchten boven de stad Groningen, het eindeloos gemiezer, de wind die nooit ophoudt te blazen.

Dan beginnen we aan onze wandeling. We gaan een stukje steil omhoog. Wordt mijn wantrouwen bewaarheid, vraag ik me af. We volgen de kustlijn. Prachtig. Ik begin steeds meer van Spanje te houden. En dan beginnen we aan de beklimming van de berg. Hoezo wandelroute? We zijn onvervalst aan het bergbeklimmen. Wyb geniet.

En ik moet bekennen, ik ook wel een beetje. Het klimmen gaat me opmerkelijk goed af. We komen steenbokken tegen, het dier dat mijn sterrenbeeld vertegenwoordigt. Ik blijk best iets gemeen te hebben met die steenbokken. Moeiteloos vind ik mijn weg naar boven. Mijn hoogtevrees weet ik hier en daar te overwinnen.

Dat laat onverlet dat ik ontzettend opgelucht ben als ik drie uur later de parkeerplaats in het oog krijg waar onze auto staat. Omdat ik voorop loop, stop ik bij een kapelletje om op de anderen te wachten. Ik leen wat bloemen die de gelovigen hebben neergezet. Zodoende kan ik mijn medewandelaars opwachten met bloemen. Als Nijmegenaar heeft de Vierdaagse een blijvende invloed op me.
Wat is het toch heerlijk om in een auto te rijden.

 

Journal

 

Malaga

Maandag 11 maart, El Borge

 

Goed nieuws voor de aarde, slecht nieuws voor mij. Op de grote berg waar wij op uit kijken ligt voor de eerste keer sinds jaren weer sneeuw, laat de verhuurder van ons huis weten als hij het zwembad voor de wekelijkse beurt komt schoonmaken. Dat heeft de opwarming van de aarde toch mooi niet kunnen voorkomen. De sneeuw vertegenwoordigt een soort hoop. Voor mij persoonlijk betekent die sneeuw dat het hier koud is. Overdag is het fris, ’s avonds is het ronduit koud. Fijn dat hij het zwembad schoonmaakt, maar geen haar op mijn hoofd die erover denkt een duik te nemen.

Vanaf gisteren is alles anders. Tot nu toe was ik alleen in dit huis in El Borge. Wat natuurlijk niet waar is, want Wyb is bij me. Maar het gekke is dat ik Wyb niet beschouw als een ander. Wat ik doe en wil valt eigenlijk een op een samen met wat Wyb doet en wil. Met een beetje goede wil zou je dus kunnen zeggen dat dit huis wordt bewoond door één iemand, in niets voel ik dat mijn vrijheid is beperkt, ik doe wat ik zou doen als ik alleen was. Ik kan mij volledig op mijzelf concentreren, het fijne is dat het met Wyb veel leuker is. Dit hebben we nooit naar elkaar uitgesproken, dus ik weet niet of dit voor Wyb ook zo geldt.

Gisteren maakten we eerst een lange wandeling door Malaga, tussendoor aten we op een terras met uitzicht op zee en verwonderden wij ons over de enorme hoeveelheid Nederlanders die we tegenkwamen. Op dat terras zat links van mij een Nederlands echtpaar dat op zoek is naar een appartement in Spanje. Decennia geleden had zij een half jaar in Malaga gewoond voor een cursus Spaans. Links van mij zat een Nederlandse dame, helemaal alleen, maar ik zag dat ze genoot van het gesprek dat wij hadden met het andere Nederlandse echtpaar. Zo af en toe zocht ze contact met Dies.

Mooie stad Malaga, en op deze zondag erg druk. Na onze wandeling reden we naar het vliegveld. Om kwart over zeven zouden de moeder en zus van Wybrich aankomen. Natuurlijk werd het later. Met vliegtuigen is het als met medische specialisten, afspraken worden altijd later.

Eindelijk waren ze er dan. Dies uitzinnig. Hij is een groot liefhebber van bezoek. Net als Wyb en ik. Maar hun komst brengt wel een grote verandering met zich mee. Ik en Wyb = 1 persoon bestaat niet meer. Wyb richt zich, logisch, evenals ik, nu veel meer op onze gasten. De concentratie is verbroken. En zal zeker een week lang verbroken blijven nu er vier mensen in het huis verblijven.
We rijden naar huis door een donker Spanje. Het eerste wat ik doe als we thuis zijn is het vuur in de open haard tot leven wekken. Opdat het snel warm mag worden.

Journal

 

Rozijnen

Zondag 10 maart, El Borge

 

We zijn in een andere wereld beland. De warmte is verdwenen, daarvoor in de plaats kou, storm rond het huis. Opeens ga je anders tegen de dingen aankijken. Ons huis staat op een steile berg, zoals alles hier steil is. Het huis ligt iets onder de bergkam, een paar meter maar. Boven ons huis loopt de weg die de top van de berg vormt en waarop we rijden als we naar huis gaan.

De eerste keer dat we erop reden, de verhuurder van het huis voor ons om de weg te wijzen, vond ik het knap eng. Op veel plekken is de weg nauwelijks zes meter breed en na die zes meter gaat het steil naar beneden. Iemand met een beetje fantasie ziet zijn auto al snel slippen, van de weg afraken, en naar beneden rollen, jezelf schreeuwend in een volstrekt verkeerd soort kermisattractie.

Ik krijg ook last van andere fantasieën. Het regent zo dat de grond door en door nat is. Ik zie delen van de berg naar beneden schuiven, hopelijk blijft ons huis gespaard. De weg op de bergkam vertoont sowieso ernstige scheuren, ik durf er veel op in te zetten dat hier en daar ooit delen gaan schuiven.

In China waren we het dichtst bij dit doemscenario. Wij reden door de Tiger Leaping Gorge, een beruchte plek, een wilde rivier perst zich diep onder je door het ravijn. Wij zelf zo’n tweehonderd, driehonderd meter daar boven op een veel te smalle weg. Maar het ergste is dat hier en daar de berg boven ons is gaan schuiven. Sommige delen bedekken al de weg. De auto waarin we zitten omzeild met moeite het puin en de modder. Een dag later horen we dat een bus door een aardverschuiving in het ravijn is geschoven. Reizen, je maakt wat mee.

Een paar dagen geleden, toen de zon nog scheen, zag je overal op de hellingen mensen werken in de wijngaarden. Wijngaarden is een wat groot woord, je stelt je er struiken bij voor. Maar hier zien de wijnstruiken eruit als kleine bonsai boompjes zonder bladeren. Het zijn grillige lage takken die uit de grond steken. Het zijn de struiken van de moscatel druif. In deze streek maken ze van deze druif geen wijn maar rozijnen. Overal zie je zogenaamde rozijnenbedden, grote rechthoekige stenen bakken waar ze de druiven in te drogen leggen. In elk dorp zie je wel een beeld van een stoere man met druiven op zijn hoofd of afbeeldingen van de rozijnenbedden.

Ik vond het een ontroerend gezicht. Op die enorme hellingen die kleine mensjes, gebukt over de druivenstruiken. Op elke helling is trouwens maar één man aan het werk, door de enorme ruimte bijna onzichtbaar. Ik pak mijn verrekijker om ze beter te kunnen zien. Het romantisch beeld kantelt als ik zie waar ze werkelijk mee bezig zijn. Ze spuiten insecticiden op de struik en op de grond leggen ze rond de struik wit spul, wat ook wel pesticiden zal zijn. Om ons heen dus geen biologische boeren. Opeens realiseer ik me dat ik hier nog geen insect heb gezien en dat er bitter weinig vogels zijn. En zo kiest Europa, of eigenlijk moeten we zeggen de politici die zich laten leiden door de boerenlobby, opnieuw tegen het leven.

Foto Wyb. Genomen op het terras van ons huis.

Journal

 

Wetten

Zaterdag 9 maart, El Borge

 

Ondertussen in El Borge: regen, wind, kou. Je kunt wel willen vluchten voor slecht weer, maar het haalt je altijd in. We blijven in leven door een smal elektrisch kacheltje van krap 1 meter breed dat nauwelijks warmte afgeeft. Maar goed, alle kleine beetjes schijnen te helpen. Daarnaast is er een zwarte gaskachel. Lekker mobiel zodat we hem achter ons aan kunnen rijden. Nadeel van het ding: je krijgt hem nauwelijks aan. Ander nadeel waar we mee te maken hebben, het huis is te groot. Het is onmogelijk voor deze twee warmtebronnen, die de naam nauwelijks verdienen, het huis te verwarmen.

Het gevolg is dat ik voortdurend koude handen heb, vermoedelijk een symptoom van ouderdom. Tsja, op een gegeven moment wordt het minder met die doorbloeding. Het enige wat me echt warm houdt is een dekbed van een van de zes bedden in het huis. Als ik op de bank zit, dichtbij die mobiele gaskachel, en het dekbed om mij heensla, houd ik mijzelf warm. Af en toe loop ik snel naar de keuken voor een kop koffie en kijk met weemoed naar dat prachtige terras waar wij twee dagen geleden nog naar een strak blauwe lucht zaten te kijken.

Groot voordeel van dat alles is dat ik tijd heb om te lezen. Niks wandelen, niks lui hangen in de zon. Ik ben zojuist begonnen aan een boek waarvan ik dacht dat ik het al lang geleden had gelezen, De wetten van Connie Palmen. Nog steeds weet ik eigenlijk niet of het ik nou wel of niet heb gelezen, maar ook de eerste pagina’s van het boek roepen geen enkele herinnering op. Is het de leeftijd? Of weer eens de verraderlijkheid van de herinnering? Goed mogelijk dat ik in die tijd dacht: och, dat boek lees ik zeker nog een keer. Dat het er niet van is gekomen en dat dat gegeven in mijn herinnering is getransformeerd tot: natuurlijk heb ik dat boek gelezen.

Ik zag een interview op televisie met Connie Palma en de regisseur Eline Arbo, de artistiek leider van Internationaal Theater Amsterdam, die het boek op toneel gaat brengen. Ze spraken over het boek en ik herkende niets van de inhoud. Vertwijfeling. Maar ik had het toch gelezen? Er was maar één oplossing om duidelijkheid te krijgen, herlezen. Of was het eindelijk gaan lezen? Ik download het op mijn e-reader. Wat een uitvinding toch. Zit je aan de zuidkust van Spanje, je drukt op wat toetsen, betaalt €12,99, en je kunt beginnen met lezen.

Nu weet ik dat ik het boek nooit heb gelezen. De eerste pagina’s zeggen me helemaal niets, maar smaken meteen naar veel meer. Het is ook een nuttig boek. Al op de tweede pagina lees ik: ‘Kranten lees ik nooit, ik blader er wat doorheen. Echt nieuws heeft genoeg aan de koppen en de geschiedenis van het nieuws is altijd oud en welbekend.’

Dat is zo. Anton Dreesmann, die van dat failliete warenhuis, maakte op mij ooit indruk door in een interview te verklaren dat hij alle kranten in acht minuten las. Voor de Telegraaf had hij 1 minuut nodig, voor de NRC drie minuten, en zo somde hij nog wat kranten op. Ik begreep hem meteen. Ik zou dat ook kunnen doen, maar ik ben gek op kranten lezen. Te gek. Er gaat gewoon te veel tijd inzitten, het gaat ten koste van zoveel meer. Na het lezen van de zin in De wetten besluit ik meer op zijn Anton Dreesmann’s te gaan lezen. Meer koppen snellen en de tijd die ik ermee win, stop ik in het lezen van boeken die er toe doen.

495

Journal

 

Pueblos Blancos

Donderdag 7 maart, El Borge

 

Wyb en ik besluiten naar een dorpje hier vlakbij te wandelen, Moclinejo, zo’n vijf kilometer van ons huis. En dan kom ik erachter dat afstand eigenlijk niets zegt, dat een landschap verraderlijk kan zijn. Het landschap hier ziet er vriendelijk en overzichtelijk uit. De witte dorpjes die her en der in het landschap liggen, doen me denken aan de beschrijvingen van Tolkien hoe Hobbitstee eruit ziet, een beetje kneuterig, beetje gezellig, als ik me het tenminste goed herinner.

Vijf kilometer klinkt niet ver. Maar al wandelend ervaar ik pas hoe heuvelachtig dit voorland van de Sierra Nevada is. De hellingen zijn hoog en diep en vooral steil. Normaal gesproken betekenen die vijf kilometer niets voor ons. Nu is het een krachtsinspanning. Knieën en kuiten protesteren, het hoofd van Wyb wordt steeds roder.
Het stomme is dat we Moclinenjo al snel zien liggen. Het lijkt of we er zo heen kunnen lopen, maar het blijkt dat werkelijk elk weggetje of steil omhoog of steil omlaag gaat, gewoon lekker wandelen is er niet bij.

Ook Moclinejo is een zogenaamde pueblos blanco. Ik hoorde de term gisteren pas voor de eerste keer. Wikipedia vermeldt: ‘Pueblos blancos zijn de witte steden van Andalusië, het zijn een reeks witgekalkte steden en grote dorpen in het noordelijke deel van de provincies Cádiz en Málaga in Zuid-Spanje.’

Gisteren wandelden we al door El Borge, een plaatsje van dezelfde schoonheid als Moclinejo en daar zag ik dat zowaar een straat naar Ché Guevara was genoemd. Ché is zo’n beetje de meest misbruikte revolutionair ever. Je kunt het zo gek niet bedenken of je vindt er zijn portret op: bekers, tasjes, sjaals, ondergoed, luciferdoosjes. De afgelopen jaren heb ik de meest bizarre foto’s van zijn portret gemaakt. Eigenlijk is deze straatnaam de meest waardige eerbetoon die ik heb gezien. Het zegt natuurlijk ook veel over de geschiedenis van Spanje dat in de tweede helft van de vorige eeuw ruig was. Eerst de Burgeroorlog, daarna het regime van Franco, waardoor ik pas laat Spanje ontdekte, want uiteraard deed ik mee aan de boycot, en vervolgens het democratiseringsproces.

Als we eindelijk op een terrasje in Moclinejo aan een allervriendelijkst pleintje zitten, zien we de lucht donkerder worden. Onze weer-apps kondigden inderdaad regen aan, maar niet meer dan 0,1 tot 0,2 mm. Als ik de lucht zo bekijk begin ik ze steeds minder te geloven. We besluiten maar snel terug te lopen. Het woord snel is hierbij volstrekt niet op zijn plaats. We moeten namelijk dezelfde weg terug. Als we opstaan merken we dat de aanslag op knieën en heupen nogal stevig is geweest. Rustig, we moeten wel, bewandelen we de steile weggetjes terug naar huis. De lucht wordt donkerder en donkerder, vergezeld door vreemde zeedampen. Toch lijken we droog thuis te komen.

Helaas. Honderdvijftig meter voor ons huis vallen de eerste dikke druppels. Hadden we vanmorgen nog volop zon. De middag en de avond maken we kennis met totaal ander weer. Ik zal morgen toch eens de verhuurders van ons huis bellen, hiervoor zijn we natuurlijk niet naar Spanje gekomen.

Journal

 

Berg

Woensdag 6 maart, El Borge

 

Ik spreek altijd met liefde over onze berg in de Dordogne. Als ik er ben, zie ik hem ook als berg. Maar ik moet mezelf nu corrigeren. Onze berg is toch echt een heuvel. Dat zie je pas als je vergelijkingsmateriaal hebt. Sinds gistermiddag zitten Wyb en ik op een berg bij El Borge, zo’n half uur rijden van Malaga. En ik moet toegeven dat deze berg echt een berg is en mijn geliefde berg in de Dordogne een heuvel, al doe ik het monumentale van onze berg daar geen recht mee.

Wyb en ik hebben hier voor twee weken een huis gehuurd en leven hier als god in Spanje. We hebben zelfs het perspectief van god, zo hij bestaat. Veel mensen geloven daarin, maar ik geloof er geen snars van. Tot nu toe ontbreekt het minste bewijs. Er wordt de laatste tijd wat onderzoek gedaan naar grensoverschrijdend gedrag. Ik denk dat je de verzinsels van die religies ook best grensoverschrijdend kunt noemen, het fantaseert er wat op los met de meest vreselijke gevolgen. Ik stel voor dat we Mariëtte Hamer, regeringscommissaris grensoverschrijdendgedrag, er maar eens op moeten zetten. Volgens mij kan zij wel wat klaarheid in deze kwestie brengen. Over dat onderzoek mag ze best een paar jaar doen, als er maar duidelijkheid komt. Dan hoeft niemand meer door die waandenkbeelden geplaagd te worden.

Terug naar ons huis met het perspectief van god. Ons huis ligt hoog boven het gewoel van de mensen. Mocht Hij bestaan, dan kijkt Hij ongeveer zo op ons neer. Geen wonder dat Hij totaal geen aandacht aan dat gewoel besteedt. Mensen verworden vanuit onze hoogte tot mieren die hard werken op heuvels en in dalen. Hier en daar liggen witte dorpjes. Daar tussendoor zijn huisjes als confetti over het land gestrooid. Zandweggetjes als slingers verbinden de dorpjes. De eerste week zijn Wyb en ik alleen. Aankomende zondag komt de moeder van Wybrich en haar zus om een week met ons over het Spaanse land heen te turen.

Gisteren reden we van Almería naar hier en zag ik waarom het Westland in Nederland geen lang leven meer is beschoren. Ooit was er een televisieserie over het Westland, titel: De Glazen Stad. In de serie werd het wel en wee van de tuindersfamilie Stein gevolgd. Het zal een van de eerste televisieseries van ons land zijn geweest. Gisteren zagen we De Plastic Stad. In het begin wist ik niet waar ik naar keek. We reden een bocht om langs de Spaanse kust en we zagen een zilveren zee voor ons. Alleen bleek het geen zee te zijn, het was een vlakte aan plastic kassen waar de tomaten, de courgettes en de paprika’s voor Europa worden gekweekt.

Na elke bocht was er een nieuwe Plastic Stad, het hield niet op. Ik wist meteen dat deze steden de nekslag voor ons Westland zijn. Hier is geen glas nodig, hier is geen gas nodig dat de kassen verwarmd, en hier zullen best nog veel mensen zijn die zich niet te goed voelen om de vruchten te plukken. Eens was Nederland toonaangevend in het kweken in kassen. Hier in Spanje werkt de concurrentie aan het einde van dat Nederlandse verdienmodel. Op elke vrij plekje aan de kust dat enigszins vlak is, staat weer een plastic kas.

Er zal dadelijk veel ruimte vrijkomen in de Randstad. Jammer voor de PVV. De familie Stein was in die serie nog zwaar gelovig en nu heeft ze zich overgeleverd aan een Nederlandse populist die, net als god, dingen belooft die hij nooit zal kunnen waarmaken. Nederland wordt nooit meer zoals in de jaren ’50 en ’60, wat Geert ook beweert.

Journal

 

Billenman

Maandag 4 maart, Almería

 

Wyb en ik hebben de flamingo’s in de zoutbekkens van Gabo de Gata geobsedeerd en rijden nu naar een van de vele andere mooie plaatsjes in deze streek, die, schijnt, de meeste zonuren van Spanje heeft. En dat merken we.

Wyb en ik kijken tegelijkertijd naar een vrouw in roze legging. Niet de legging trekt de aandacht, maar wel haar prachtige billen. Je ziet meteen dat het niet zo’n kunstmatig opgespoten Braziliaanse kont is. Dit is natuurlijke schoonheid pur sang. Nu ben ik er als de dood voor van misogynie te worden beschuldigd, maar ik neem aan dat de ene mens nog van de schoonheid van de andere mens mag blijven genieten.

Ik kom er recht voor uit dat ik een billenman ben. Er zijn geen andere lichaamsdelen die mij meer bekoren dan een kont. ‘Was jij je er vroeger van bewust dat je een mooie kont hebt?’ vraag ik aan Wyb. ‘Jammer genoeg niet, ik dacht dat ik een te dikke kont had.’ ‘Wat jammer,’ beaam ik. Want het mag gezegd, de kont van Wyb is nog steeds van excellente kwaliteit.
Wyb kwam er pas achter dat ze mooie billen had toen ze hoorde dat haar billen waren uitgeroepen tot de mooiste van een niet nader te noemen culturele instelling, al heb ik het nu wel over ten minste dertig jaar geleden. Al denk ik dat we dit wel als misogyne kunnen bestempelen, hoe durfden ze, hoe kwamen ze op het idee. Dit zou nu natuurlijk nooit meer gebeuren.

Ik vervolg: ‘Konten van oude mensen kunnen mij zo tegenstaan. Dan hebben ze zo’n ingekrompen kont. Dat vind ik zo onappetijtelijk.’
‘Lieve schat, ik weet niet of je het weet, maar jij hebt zelf ook zo’n kont.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Nou, die kont van jou lijkt toch echt op het fenomeen dat je zojuist beschreef. En eigenlijk is dat al een paar jaar zo.’
‘Dat geloof ik niet! Waarom heb je me dat dan niet eerder verteld?’
‘Nou ja, ik vind het niet zo van belang als jij, denk ik. Het valt me alleen op omdat je verder weinig ouderdomsverschijnselen hebt, maar die kont van jou moet eraan geloven.’

Ik ben verbijsterd. Vooral omdat ik denk dat ik nog steeds een prachtige volle kont heb. Mijn ome Jan zei altijd dat ik met zo’n kont danser moest worden. Mensen zouden er volgens hem enorm van genieten.
‘Lieve schat, ik geloof je niet. Je moet er vanavond maar eens een foto van maken dan kan ik het zelf ook zien.’

’s Avonds, als Wyb zich staat op te maken om uit te gaan eten, vraag ik of ze een foto van mijn kont wil maken. En verdomme, op het scherm niks geen mooie, volle billen. Mijn kont is in al die jaren ingestort, geïmplodeerd, mag ik wel zeggen. En ik heb daar niets van gemerkt. Wanneer kijk je nou naar je eigen kont?
‘Vreselijk,’ zeg ik tegen Wyb, ‘als je het een reden vindt om te scheiden dan begrijp ik dat.’
‘Wat er ook gebeurt, ik blijf altijd bij je.’
Ik ben gerustgesteld, als iemand zelfs bij je blijft als je zo’n kont hebt, dan moet het wel echte liefde zijn.

Journal d’images

 

Enjoy

Zondag 3 maart, Rodalquilar

Journal

 

Lebeche

Zaterdag 2 maart, Rodalquilar

 

Ik nam met enige weemoed afscheid van Valencia. In een week was ik me gaan hechten aan het kleine appartement in het oude centrum van de stad. Midden in de stad wonen heeft toch ook z’n charme. Stad en platteland, de uiteinden van deze tegenstelling blijven altijd aan me trekken. Voor de fotograaf is de stad een paradijs, voor een schrijver het platteland.

De avond voor ons vertrek ontmoetten we in de supermarkt om de hoek een Nederlander die boven ons blijkt te wonen. Hij woont in Valencia en werkt met zijn computer in zowel de Verenigde Staten als Nederland. ‘Ik heb niets meer met Nederland. Ik zou er echt niet meer kunnen wonen.’ Waarom maakt hij helaas niet duidelijk, want het zijn van die stellige beweringen die ik nauwelijks kan geloven. Maar hij vertelt ons dat een vriend van hem een appartement naast het onze heeft. Mochten wij langere tijd in Valencia willen verblijven dan moeten we maar contact met hem opnemen. Het is genoteerd.

Gisteren reden we van Valencia naar het zuiden, naar een streek aan de Middellandse Zee, Gabo de Gata. Ons doel is om precies te zijn Rodalquilar. Nog nooit van gehoord. Op weg naar het zuiden zien we de gevolgen van het toerisme. De toerist als sprinkhaan dat al het bestaande vernietigt. Langs de kust is een enorme lelijkheid uit de grond gestampt, alles ten faveure van de toerist die er tamelijk goedkoop een woning kan huren of kopen. De hele kustlijn is een verzameling lelijke instant architectuur.

Gelukkig kan ik beschikken over een gepassioneerde reisleidster. Voor de duidelijkheid: mijn vrouw. Om nog duidelijker te zijn: De Censor. Zij schept er buitengewoon genoegen in om urenlang met de computer op schoot te zoeken naar de meest ideale plek en in in die ideale plek het ideale huis of appartement. In die lange kustlijn vol wansmaak heeft ze zowaar een plek gevonden waar die lelijkheid ontbreekt: Gabo de Gata. Zo gauw we deze land uitstulping inrijden, is de toeristische infrastructuur verdwenen. Daarvoor in de plaats grillige, droge heuvels, in die heuvels en langs de Middellandse Zee authentieke witte dorpen. Alle complimenten weer aan de reisleidster.

Het ruikt hier naar hippiedom op zijn laatste poten, de boomer die nog even wil blijven ruiken aan de summer of love. Ik voel me in het plaatsje Las Negras meteen thuis. Het ligt vredig aan de Spaanse kust, qua uiterlijk hetzelfde als decennia geleden, als door een wonder gevrijwaard van de sprinkhanen. Na Las Negras rijden we naar ons appartement in Rodalquilar, ook al een plaatsje om te zoenen. De dag kan niet meer kapot.

Sterker: de dag wordt een hoogtepunt. ’s Avonds eten we in restaurant Lebeche. Mooi helder interieur. Mooi, maar onze aandacht gaat bij de amuse al uit naar het eten. Hier staat iemand te koken die koken tot kunst verheft. Alles wat we krijgen is van ongekende kwaliteit. De ingrediënten zijn niet bijzonder, hij kook met eenvoudige middelen. Maar elk ingrediënt heeft de beste kwaliteit en hij weet er een touch aan te geven waarbij we verbaasd naar elkaar kijken: we eten in dit nietige dorpje bij een meesterchef, bij toeval gevonden. Op het eind van de avond omhels ik hem met veel complimenten en een handdruk.

 

India

Journal d’images

 

Planten

Vrijdag 1 maart, Rodalquilar

Journal

 

Roomdivider

Donderdag 29 februari, Valencia<

 

Het woongedeelte van ons appartement en het slaapgedeelte wordt gescheiden door een kast waarin allemaal vakjes zitten waar je dingen in kunt leggen. ‘Handig zo’n roomdivider,’ zegt Wyb de eerste dag dat we in het appartement zitten. ‘Roomdivider?’ zeg ik, ‘bestaat dat woord? Daar heb ik nog nooit van gehoord.’ Ik weet wel meteen wat ze bedoelt en ik vind het meteen een goed woord, al laat het overduidelijk zien dat onze Nederlandse taal op achterstand staat. Een ruimteverdeler bekt niet, een roomdivider is meteen hip. Maar waarom kent Wyb wel dat woord en ik niet? Dat gebeurt me vaker, de kinderen gebruiken soms ook woorden die ik nog nooit heb gehoord, of Wyb. Ergens begin ik dus dingen te missen. Maar waar? En waarom? Twee decennia geleden gebeurde me dat nooit.

We hebben erg geboft met ons appartement, het ligt precies in de goede wijk op de juiste plek. We zitten hartje Valencia. Het centrale plein met het stadhuis en de basiliek is hier vijf minuten vandaan. Het museum moderne kunst is tien minuten lopen, evenals het museum met oude kunst waar we zo dadelijk heen gaan.

Als we het straatje uitlopen, 50 meter lopen, staan we aan een drukke rondweg, waar we in het appartement verder geen last hebben. Als we die oversteken zijn we al in de Jardins del Turia, de groene long van Valencia, zo’n negen kilometer lang, een paar honderd meter breed. Dies kan er heerlijk poepen. We gooien er ook met de frisbee, maar dan blijkt het park erg druk. Constant rennen er mensen hun longen uit hun lijf, ook fietsers leven zich eruit. Zo nu en dan schreeuwt iemand dat de hond aan de lijn moet. Die weten natuurlijk niet dat wij uit de Dordogne komen en Dies vrijheid is gewend.

Inmiddels hebben we Valencia volledig doorkruisd en ik durf daarom te beweren dat het een prima plekje is dat appartement van ons. Want grote delen van Valencia zijn ook best saai. Valencia heeft spectaculaire bezienswaardigheden, prachtige gebouwen, maar daarnaast heeft het vele keurige wijken waar veel mensen wonen maar waar niets te beleven valt terwijl onze stadswandelingapp Momo ons er wel doorheen gidst. Het zijn tochten waarvan wij denken: waarom hebben we ze nou gelopen? Maar goed, het levert ons per dag meer dan 20.000 stappen op, dus dan zien we dat maar als het nut.

Onze wijk is volstrekt niet saai. Het stikt er van de restaurantjes, terrasjes, bezienswaardigheden en graffiti. Het is een feest voor toeristen zoals wij. Morgen gaan we het weer verlaten en reizen we verder zuidwaarts naar de streek Gabo de Gata pal aan de Middellandse Zee. Het plaatsje waar we en appartement hebben gehuurd heet Rodalquilar. Andere bestemming, andere sferen. We gaan terug de natuur in, eindelijk verblijven we weer eens aan de kust, slechts een paar honderd meter er vandaan. Adios, Valencia.

Journal

 

Judaskus

Woensdag 28 februari, Valencia

 

Iedere frequente lezer van Dossiermoddergat weet heus wel dat ik een tamelijk fanatiek lezer van poëzie ben. Daar ligt het dus niet aan. Maar om meteen met de deur in huis te vallen. Het gaat me om die Martin Bosma, ‘onze’ nieuw Kamervoorzitter. Hij beloofde om in 2024 – volgens hem een jubileumjaar voor de Kamer, omdat de Staten-Generaal 560 jaar bestaat – elke vergaderdag een gedicht voor te dragen. Ik vind het, om diverse redenen, een buitengewoon slecht idee.

Op de eerste plaats heeft dat met Martin Bosma zelf te maken. Iemand van wie we weten dat hij een diepe afkeer van kunst heeft. In het programma van zijn partij. Sorry, het is natuurlijk geen partij, het is het eenmansbedrijf van Geert Wilders, staat dat alle subsidies op kunst en cultuur moet worden afgeschaft en dan gaat Martin Bosma ff goede sier maken met het mooiste wat de mens heeft voortgebracht.

Ik verdenk hem er trouwens van dat hij dat helemaal niet doet om de poëzie zelf. Zoals hij voorleest, meen ik te horen dat hij dat doet ten faveure van zijn nationalistische agenda. Poëzie als carbidschieten zeg maar. Zie mij eens lid zijn van de schutterij. Zoiets. Ik vind het eigenlijk een Judaskus. Het lijkt dat hij de poëzie omarmt, maar het is verraad aan de ziel van de poëzie, die staat voor schone handen, puurheid, het zoeken naar essentie van de mens en ons denken, voor het onconventionele en het vrijdenken. Voor mij zijn het dingen waar ik Martin Bosma als laatste mee associeer.

Er is nog een andere belangrijke reden dat ik dat voorlezen anti-reclame voor de poëzie vind. Ik ben al jaren van mening dat je poëzie niet moet voorlezen, tenzij zij er voor is gemaakt. Poëzie is niet voor niets geschreven, poëzie moet je lezen. Poëzie is als goede whisky, die slurp je niet naar binnen, die moet je in alle rust in je mond houden om de smaak goed te laten rondgaan. Pas dan reageren tong en mond op de verschillende smaken en karakteristieken van de whiskey.

Zelf ga ik nooit naar poëziefestivals. Vermoedelijk zijn ze erg gezellig, maar als ik een gedicht hoor, heb ik altijd de behoefte om hem te lezen, pas dan doorvors ik de echte waarde van het gedicht.
En welke gedichten doen het goed op festivals? De cabareteske, de poëzie die er lekker inglijdt, die grappig is, want dan kunnen we met z’n allen lachen. Niet voor niets dat Bosma begon met een gedicht van Gerard Reve. Ik ben benieuwd of hij gedichten van Hans Faverey of Gerrit Kouwenaar gaat voorlezen.

Ik weet vrijwel zeker dat de meerderheid van de Kamer denkt: daar heb je die gek weer met zijn gedichtjes. Begrijp ik best. Je bent er vol van dat je dadelijk voor het front van het natie een toespraak moet houden, komt die lastpak met zijn gedichtjes de boel ophouden. In plaats van dat mensen genieten van poëzie is het een irritatie. Je gaat toch ook geen kamertoespraak houden op een poëziefestival? Je moet de dingen houden waar ze thuis horen, waar ze het beste tot hun recht komen.

494

Journal d’images

 

The photographer

Dinsdag 27 februari, Valencia

 

De afgelopen dagen fotografeerde ik een kleine serie bij elkaar. De eerste foto die ik zag was de sticker met de tekst: The photographer was here. Later die dagen ontdekte ik steeds een andere versie. Samen vormen ze bijna een klein verhaal. Lucky shots. Ode aan de bedenker en plakker van de stickers.

Journal

Calatrava

Maandag 26 februari, Valencia

 

We besloten vandaag fietsen te huren. Niet mijn idee, Wyb verheugde zich er al dagen op. Ik hou niet van fietsen door een stad. Wie wandelt ziet veel meer. Bij fietsen doet zich de vergissing voor dat je weliswaar een grotere afstand aflegt en daardoor denkt meer te zien. Als straatfotograaf weet ik dat de wandelaar veel meer ziet. De fietser bekijkt, de wandelaar ziet.

Er was wel een goede reden voor die fiets want we gaan via Jardín del Turia naar het strand van Valencia en lopend is dat toch een flink eindje. Met de fiets ook, daar getuigde ’s avonds mijn beurse kont van. Zadels, nog een reden waarom ik niet van fietsen hou.

Maar niet geklaagd, want de route die ik beschrijf, betekent dat je langs de levenswerken van de architect Santiago Calatrava Valls, kortweg Calatrava komt. Daarvoor klim je graag op de fiets. Onder de verzamelnaam Ciutat de les Arts le Ciències heeft hij vijf gebouwen op het einde van Jardín del Turia ontworpen. Totaal architectonisch spektakel. Er is een opera, 75 meter hoog, oppervlakte 40.000 m2. Evenals de andere gebouwen heeft hij alles uit de kast gehaald wat een architect maar kan verzinnen. Het resultaat: een feest voor het oog. De gebouwen lijken te exploderen. Alle gebouwen zijn wit (één uitgezonderd) en liggen tussen blauwe waterpartijen die de witheid van de gebouwen nog eens benadrukken.

Daar sta je dan als zuunige Nederlander. Ik moest aan de cultuurparagrafen van de PVV en BBB denken waar carbidschieten, schutterij en carnaval als de hoogste culturele uitingen worden bestempeld. Er kwam een boosheid over me heen. Laat ze verdomme verplicht eens naar Valencia afreizen, kunnen ze zien wat er kan gebeuren als je niet benepen denkt.

Moet ik toegeven dat Calatrava niet alleen architectonisch tekeer is gegaan, ook financieel barstte het nodige uit zijn voegen. Het hele project mocht 300 miljoen euro gaan kosten, het werden er 900 miljoen. Maar ach, de stad zal deze overschrijding er vast uit hebben. Op deze zondag bleek het Museo de las Ciencias, het wetenschapsmuseum, een soort magneet. Heel Valencia, inclusief alle toeristen, wilde naar binnen. Het toerisme is, sinds Calatrava zijn werk heeft voltooid, sowieso tot enorme hoogte gestegen. Dit wil je zien. Het woordje wil mag ook worden vervangen door moet.

Ik betrapte mijzelf bij het zien van de gebouwen wel op een ernstige beroepsdeformatie. Als ontwikkelaar en directeur van een van de meest spectaculaire Nederlandse theaters bedacht ik dat de bouw de 600 miljoen heeft overstegen, maar dat voor de exploitatie hetzelfde zal gelden. Alleen al het lappen van de ramen, de verwarming van alle loze ruimtes waar Calatrava ongelimiteerd gebruik van heeft gemaakt, zal ook de nodige kosten met zich meebrengen. En wie schildert die prachtige, gekromde daken, die enorme schelpen, als ze door het weer zijn uitgeslagen? En zo stond ik als pietlut aan de blauwe vijverpartij te denken als een Nederlands gemeenteraadslid die moet beslissen over het wel of niet bouwen van een nieuw theater. Terwijl ik er toch van overtuigd was dat ik die fase al lang achter mij had gelaten.

Palau de les Arts Reina Sofía. De opera.

Journal

 

Dwalen

Zondag 25 februari, Valencia

 

Het leven dat we deze week leiden mag wat mij betreft permanent zo blijven. We zitten in een klein appartement in het oude gedeelte van Valencia. Het is weliswaar klein, maar het heeft genoeg om er een leven door te brengen. Van dit soort appartementjes zou Hugo de Jonge en veel moeten bouwen, ideaal voor singles en twee mensen. Vanuit dat appartement ondernemen we onze tochten.

De eerste dag heb ik doorgebracht zoals een straatfotograaf wenst: dwalend. Door de stad zwerven zonder doel, de stad ontdekken en maar kijken waar je uitkomt en wat je tegenkomt. Inmiddels weet ik: waar je ook heen dwaalt, je komt altijd verrassende dingen tegen, mooie foto’s gegarandeerd. Die foto’s laat ik deze reis niet zien omdat ik mijn donkere kamer en mijn harde schijf niet bij me heb. Pas in Cadouin zullen ze tot wasdom komen. Deze weken moet de lezer het doen met iPhone foto’s.

Het is een beetje vreemd dat zich in Valencia twee dagen geleden een enorme ramp heeft voorgedaan. Een woonflat brandde totaal af en er zijn vele doden. In de stad merk je daar nagenoeg niets van. De toeristen staan gewoon in de rij voor de attracties, de Valencianen (?) doen hun boodschappen. Als we ’s ochtends langs het stadhuis lopen is er enorme oploop. Overal camera’s, gecentreerd rond iemand die ik onmogelijk kan zien. Het schijnt dat er een herdenking plaatsvindt. Ik vermoed dat de burgemeester nu een persconferentie geeft. Verder hangen bij overheidsgebouwen de vlaggen halfstok.

’s Avonds, na veel wandelen en veel kijken, is op diezelfde plaats een demonstratie voor Oekraïne aan de gang. De demonstranten rollen een lange vlag van de Oekraïne uit. Goed dat het gebeurt, maar er zijn relatief weinig mensen aanwezig. Het gros loopt door voor de zaterdagnamiddagborrel, de terrassen zitten vol.

Tussen de middag eten we weer verplicht buiten. Verplicht buiten? Als Spanjaarden ergens een hekel aan hebben dan is het honden. Nergens in Europa zijn ze daar zo consequent in als hier. We zien een leuk restaurant en willen graag binnen eten. Helaas, zoals altijd wordt ons de deur gewezen. Dies is absoluut niet welkom. Hondenbezitters, en dat zijn er best veel, dienen buiten te eten.

Gelukkig worden we geholpen door een buitengewoon vriendelijk meisje. Het valt eigenlijk best mee met de stugheid van de Spanjaarden, bedenk ik. Maar als we aan de praat komen blijkt ze uit Italië te komen.
Verder geen kwaad woord over de Spanjaarden. Na lange tijd in Frankrijk te zijn geweest is het heerlijk om met de Spaanse keuken te maken te hebben. Veel vis, veel grillen, verrassende combinaties. Je zou willen dat de Fransen wat creatiever in hun keukens werden.

Op het eind van de straat waarin ons appartement ligt Jardín del Turia. Het park is liefst negen kilometer lang, slingert zich door de stad en is een van grootste parken van Spanje. Het wordt ook wel de groene long van Valencia genoemd, het is een prachtige voorziening.
Oorspronkelijk liep hier de rivier de Turia. Maar in 1957 vond er een overstroming plaats waarbij veel mensen het leven lieten. Om die reden besloot de Spaanse regering dat de rivier niet meer door de stad mocht lopen en werd het water omgeleid. In de oude bedding legden ze het park aan. Ideaal voor ons, want het is, dicht bij huis, een ideale uitlaatplek voor Dies.

Journal

 

Cadaqués

Zaterdag 24 februari, Valencia

 

Een mens kan zichzelf in de weg zitten. Er nestelen zich soms ideeën in iemands hoofd die waarheid worden, zonder dat ze dat mogelijk zijn. Omdat het waarheid is geworden, ben je niet meer kritisch op jezelf. Het afgelopen jaar ben ik dit fenomeen diverse keren tegengekomen. Ik weet niet of dit bij psychologen een naam heeft, ik ken de vakterm die daar bij hoort in ieder geval niet. Soms gaat het bij dit fenomeen om ernstige zaken, zo ernstig dat de verhouding met mensen eronder lijdt, of je maatschappelijke positie. Soms gaat het over onbenullige zaken.

In die laatste categorie betrapte ik me de afgelopen dagen zelf op zo’n tot foute gestolde waarheid. Na het havenstadje Collioure reden we via de kust van de Costa Brava richting het zuiden. Costa Brava, op de een of andere manier had het in mijn hoofd gezet dat het daar verschrikkelijk was. Bij die naam zag ik eindeloze flats aan de kust. Toeristen die zich apathisch bruin lagen te bakken.
Ik had al beter moeten weten want onze voormalige Franse buren, die ik hoog heb, gingen af en toe naar de Costa Brava en elke keer als ze gingen dacht ik: wat heb je daar nou te zoeken. Elke keer kwamen ze weer enthousiast terug.

Ze blijken gelijk te hebben. De Costa Brava is inmiddels een prachtige kust. Via grillige bergen en kliffen volgen we de kustlijn en hebben we de mooiste vergezichten. Onder de rotsen zo af en toe een strandje. Het zal ook aan de tijd van het jaar liggen, want er is nauwelijks een toerist te bekennen. Op de rotsen is hier en daar een wit dorpje uitgestrooid, een genot voor het oog.

Ik schrijf in de vorige alinea het woordje inmiddels. Want het is niet uit te sluiten dat mijn gestolde waarheid toch eens waar was. Ik beschrijf in een app de Costa Brava aan Kees en die schrijft terug: ‘Mooi bericht heb je gestuurd: Costa Brava: alle Franco hoogbouw aan de kust is rond 2000 gesloopt.’ Kees is een groede bron want hij heeft ooit Spaans gestudeerde en volgt het land veel intensiever dan ik. Ik had echt nog nooit gehoord van deze Franco-correctie. Goed werk dus.

Halverwege de dag zetten we de auto in het stadje Cadaqués neer dat na veel bochten op de kust van een van de schiereilanden ligt. Ik roep het dorpje Cadaqués hierbij uit tot een van de tien mooiste stadjes waar ik ooit ben geweest. Alles in het stadje is in evenwicht, zoals dat bij veel Spaanse stadjes het geval is. Het dorp loopt stijl omhoog, pittoreske straatjes slingeren zich naar boven en onder kabbelen de golfjes van de Middellandse Zee tegen de kust. Vlak voor koffietentjes waar de heerlijkste koffie wordt geschonken.

De Fransen kunnen veel leren van de Spanjaarden. Op de eerste plaats hoe je goede koffie moet zetten. Op de tweede plaats hoe je kustplaatsjes met respect behandelt. Wyb en ik zijn altijd opzoek naar het ideale kustplaatsje. In Frankrijk hebben we er eigenlijk nooit een gevonden. De Fransen hebben er, zonder uitzondering, altijd troosteloze toeristenoorden van gemaakt waar patserige boten eindeloos, en ongebruikt, tegen elkaar liggen te klotsen, onder een woud van levenloze masten.

Al wandelend komen we bij een baai waaraan een ongelooflijk mooi wit huis staat. Het blijkt het huis van Salvador Dalí te zijn, die er dertig jaar woonde. Je kunt het huis bezoeken, maar er is een tijdslot waar je tijdig voor moet reserveren. Helaas. Gemiste kans. Dalí, slimme rakker, denk ik. Hier heb je dus staan schilderen aan die kitscherige plaatjes van je. Je zult wel hebben gedacht, laat de mensen maar lullen, die plaatjes zorgen ervoor dat ik hier aan die mooie baai kan wonen. Nog na zijn dood lacht hij ons uit. Wij komen hier zeker terug voor een rondleiding door dat huis en nog een uurtje aan die baai te zitten.

Costa Brava.

Wyb en Dies aan de baai van Dalí.

Journal

 

Hôtel des Templiers

Donderdag 22 februari, Begur

 

Waarschuwing voor de trouwe lezer van Dossiermoddergat. Wyb en ik zijn de aankomende maand weer on the road en dan weet je wel wat dat betekent: onregelmatig bloggen, soms zelfs met grote tussenpozen. Maar geef de hoop niet op. Eenmaal thuis gaat De Blogger er weer volop tegenaan. Al die reizen zijn noodzakelijk voor de broodnodige inspiratie. Je ziet het aan onze reis naar India in november. Nog steeds zijn de prachtigste foto’s op Dossiermoddergat te bewonderen. Met de laatste zin neem ik even de brutaliteit van Gerard Reve over. Je moet jezelf nooit onderschatten, heb ik van hem geleerd.

Gisteren sloten wij ons huis in Cadouin zeer zorgvuldig af in de hoop dat zich bij thuiskomst geen rampen zullen treffen zoals na ons verblijf in India en Nederland. Het water had toen onze badkamer gesloopt. De deur was door al dat vocht uitgezet en ik kon pas toegang tot de badkamer forceren door een ruitje van de deur in te tikken en die vervolgens met een hamer open te slaan. Laten we het beste hopen.

Wat is het toch fantastisch om te reizen. Wyb en ik krijgen nadat Covid gedoe steeds meer de smaak te pakken. ‘Wat is Frankrijk toch op veel plekken lelijk,’ zei Wyb nadat wij de Dordogne hadden verlaten. En dat klopt: als je de Dordogne als vergelijking neemt, vallen veel streken van Frankrijk door de mand.

Ons eerste reisdoel was Collioure, een havenstadje dat tussen de Pyreneeën en de Middellandse Zee ligt. Al is het nogal een aangeharkt stadje, zoals Henk zei, wat zeker klopt, toch is het in zijn toeristisch karakter een van de beteren als je het plaatsje vergelijkt met de badplaatsen in de Camargue of de Provence. Maar de haven of de toeristische bezienswaardigheden waren niet de reden waarom dit ons eerste reisdoel was.

Ons reisdoel was Hôtel des Templiers. Lang geleden, wij praten over het begin van de twintigste eeuw, was dit hotel een pleisterplaats voor kunstenaars. Henri Matisse, die ik zelf een van de beste beeldend kunstenaar vind, woonde in Collioure en hij stond aan de wieg van een nieuwe kunststroming, Les Fauves. Oftewel: de wilde beesten.

Voor wie niet weet wat het fauvisme is: het was een reactie op het impressionisme en werd gekenmerkt door het gebruik van heldere, felle kleuren en een expressieve verfbehandeling. Fauvistische kunstenaars waren voornamelijk geïnteresseerd in het weergeven van emoties en het uitdrukken van hun innerlijke gevoelens door middel van kleur en compositie, aldus Google.

Nou wilde het geval dat er nogal veel kunstenaars richting Collioure trokken. De meesten waren platzak en konden hun verblijfkosten niet betalen. Omdat de eigenaar van Hôtel des Templiers al dat geschilder wel mooi vond, liet hij zich in natura betalen. Wyb en ik trokken daar gisteren en vannacht profijt van. Door het hele hotel, van de gelagkamer, het restaurant, de gangen en de kamers, hangen meer dan tweeduizend originele schilderijen en tekeningen. Hôtel des Templiers vormt het meest informele museum dat ik ooit heb gezien, elke muur is met kunst behangen.

Het is ongelooflijk dat al die rijkdom daar zomaar hangt. Wyb en ik werden er erg hebberig van. We zagen de mooiste werkjes daar nonchalant hangen. Eerlijk gezegd werd ik er roofzuchtig vond en begon te denken hoe ik sommige werken ongezien kon vervangen en mee naar huis nemen. De lezer van Dossiermoddergat merkt het weer eens, geen slechte gedachte is De Blogger vreemd. En De Censor fantaseerde ongeremd mee. Het was een feest voor het oog.

Wanneer staan De Blogger en De Censor nu samen op de foto? Eigenlijk nooit. Dit is de uitzondering. De foto is gemaakt nadat de De Blogger vroeg of er ook een catalogus van de werken is. Volgens mij had de man nog nooit zo’n domme vraag gehoord. Ik vraag me af of iemand weet welk schilderij door wie is geschilderd. Mooie klus voor een kunsthistoricus die een levenswerk zoekt.

India

Journal

 

Crapaud alyte

Dinsdag 20 februari, Cadouin

 

Ik loop met de was achter het huis langs naar de waslijn. Ik loop dan in een soort goot die bij regen het water van de berg opvangt. Toen we hier kwamen wonen dacht ik dat er enorme plassen water naar beneden zouden komen, maar dat is absoluut niet het geval. Er staat, hoe hard het ook regent, nauwelijks water in de goot. Blijkbaar absorbeert de berg het water. De bomen die erop staan zullen de berg wel helpen de boel weer droog te krijgen.

Opeens hoor ik een vreemd geluid van de berg. Een soort seinen lijkt het, alsof iemand morse aan het overseinen is, maar het geluid is zachter, bescheiden, het klinkt zelfs teder. Ik blijf staan en dan hoor ik dat de geluidjes overal vandaag komen. Dan is het weer links van me, dan rechts, soms hoog op de berg, dan weer dichtbij. Ik luister naar een concert. Onze berg maakt muziek.

Dan weet ik weer waar ik het geluid eerder hoorde. Vorig jaar stonden we in de tuin bij onze buurvrouw. Op een gegeven moment hief ze haar vinger, zei ze dat we stil moesten zijn. ‘Hoor je dat?’ Bij onze voeten hoorden we hele zachte geluidjes, een soort morsetekens. Ze wist ons te vertellen dat het geluid van een kleine pad kwam. We zochten op de grond en daar zagen we de mini-mini-padjes zitten. Lieve kleine beestjes die buitengewoon ingehouden geluidjes maken.

Pas nu ik weer in onze goot sta hoor ik ze opnieuw. Het zullen er tientallen zijn die naar elkaar roepen. Ik hang de was op en app de buurvrouw met de vraag hoe die kleine padjes ook alweer heette. Het antwoord komt snel: crapaud alyte. Zo komen we erachter dat het om de vroedmeesterpad gaat, in Nederland ook niet onbekend, maar daar heb ik ze nooit gezien of gehoord. Ik denk dat er in Nederland überhaupt teveel lawaai is om de crapaud alyte te horen.

Mijn buurvrouw vertelt dat ze huizen in de gaten van de stenen muren op onze terrassen en in holle bomen. De vroedmeesterpad maakt niet alleen een teder geluid, hij is ook teder. Heel liefdevol draagt het mannetje de eitjes een tijdlang rond zijn poten om ze te beschermen. Zo klein, en zoveel ouderliefde.

India

Journal

 

James Webb

Maandag 19 februari, Cadouin

 

Facebook heeft blijkbaar door dat ik vaak naar foto’s kijk die de James Webb Telescoop maakt. Ik krijg er steeds vaker foto’s van te zien. Het algoritme van Facebook begrijpt me, en ik geniet er van. Er wordt wat gekankerd op algoritmes, maar ze hebben ook hun nut. Het is toch onvoorstelbaar dat ik, geboren in 1954, kan genieten van de mooiste uitzichten in de ruimte. Wie had ooit in 1954 gedacht dat we in mijn leven onze waarnemingshorizon met 11 miljard lichtjaar zouden verruimen?

En het is geen kattenpis wat we zien. Er is wat spektakel om ons heen. Sterrenspiralen. Geboortekamers van sterrenstelsels, zwarte gaten die de boel opslurpen, het grenst aan het ongelooflijke. De telescoop heeft 10 miljard gekost, maar dan heb je ook wat. Voor wie het uitzicht nog niet heeft ontdekt: ga er eens goed voor zitten en kijk eens van je af. Je hebt geen idee in wat voor werelden je terecht komt.

Maar bij alles wat nu ontdekt wordt, is de heilige graal nog niet gevonden: ander leven in het heelal. Door de James Webb Telescoop realiseer ik mij des te meer wat voor een eenzame positie wij in dat heelal hebben.

Astronomen hebben al duizenden exoplaneten buiten ons zonnestelsel ontdekt, dat zijn planeten die om een andere ster draaien dan de zon. Maar het schijnt dat slechts 12 van die ontdekte planeten zich in de bewoonbare zone van een ster bevinden en een massa hebben die ongeveer gelijk is aan die van de aarde.
Ik ben ervan overtuigd dat er ooit ander leven in het heelal wordt gevonden, voorlopig is het een speld in een veel te grote hooiberg. Ondertussen zijn er giga explosies om ons heen, het een na het ander verschijnt en verdwijnt en de aarde mag daar een paar miljard jaren doorheen draaien en ik mag er een kort mensenleven kennis van nemen. Als de zon dooft is het met ons soort gedaan.

De constatering van Arthur Schopenhauer dat de mens slechts een soort schimmel is, onderschrijf ik steeds meer. In het licht van wat er rondom ons gebeurt, trek ik voorlopig toch maar de conclusie dat de mens werkelijk helemaal niets voorstelt, dat het mazzel is dat het soort hier is ontstaan en dat het over niet al te lange tijd zal worden weggevaagd. Laten we er met volle teugen van genieten zou ik zeggen. Wat we jammer genoeg niet doen, want ondertussen maken we elkaar op grote schaal af, evenals de andere soorten waar we deze planeet mee delen.

India

Journal

 

Petitie

Zondag 18 februari, Cadouin

 

Van verschillende kanten krijg ik via Facebook de vraag of ik een petitie wil ondertekenen ter nagedachtenis aan Alexej Navalny. Sympathiek initiatief, is mijn eerste gedachte.

Maar er is toch iets wat me weerhoudt. De kern van mijn bedenking: wat voegt mijn handtekening in godsnaam toe aan dit drama? Het is zo evident dat het verachtelijk is wat er is gebeurd, dat het verdrietig is, dat Poetin een ongelooflijke schurk is, dat de moord op Navalny me boos maakt. Maar wat voegt mijn handtekening daar nou aan toe? Daar komt bij dat ik de tekst van de petitie nogal bombastisch vind. Die luidt:

“Ze hebben je vermoord.
Vandaag huilen miljoenen mensen met jouw familie mee en rouwen we ter nagedachtenis aan jou. 
Het is jouw moed die dictators het meest vrezen, jouw moed die mensen inspireert om op te staan tegen tirannie. 
En de prijs die je daarvoor betaald hebt is hoog: eerst vergiftiging, toen gevangenschap en nu de dood. 
De oorlogen in Oekraïne en het Midden-Oosten duren voort en de wereld houdt haar hart vast. Jouw nalatenschap zal ons kracht geven in deze donkere tijden. Wij zullen niet zwijgend toekijken terwijl onze democratie langzaam sterft. 
Rust in kracht,
Mensen van over de hele wereld”

Ik begrijp best dat mensen iets willen doen in hun machteloosheid, zich solidair willen verklaren. Maar ik vind het ook zoiets als de Oekraïnse vlag ophangen toen Rusland Oekraïne binnenviel. In vrijwel elke straat hingen vlaggen. Ook weer zo’n sympathiek gebaar. Maar ik vind het ook iets melodramatisch hebben. Wat voegt zo’n vlag nou toe aan de ernst, de verschrikkelijkheid van deze oorlog? Met deze vlag tonen wij onze solidariteit, zal degene zeggen die de vlag ophangt. Mooi, maar in dit communicatiegeval is er eigenlijk alleen een zender en geen ontvanger, want de ontvanger zit in de loopgraaf. Of neem Jaap Scholten en Tommy Wieringa die jeeps en militaire spullen naar Oekraïne brengen, dat is iets, dat vind ik echte solidariteit. Maar daar ben ik dan weer te lui voor.

Ik was vroeger fel tegen het bouwen van kerncentrales en ik heb zelfs nog voor de toegangspoort van een kerncentrale gelegen. Maar een button, toen erg populair, met de tekst Kernenergie nee bedankt, heb ik nooit gedragen. Vermoedelijk heeft het ermee te maken dat ik niet hou van het etaleren van solidariteit als dat feitelijk niets toevoegt aan de kwestie. Ik hou ook niet van vlaggen of symbolische gebaren zoals de rode vlag of de linkse vuist. Ik denk altijd dat mensen een vlag dragen of een button opdoen ter bevestiging, of misschien zelfs tot genoegen, van zichzelf. Kijk mij eens links zijn.

In Den Haag een weg blokkeren tegen de opwarming van de aarde, dat is iets, dat heeft direct effect, dan stap je in de frontlinie van de actie. Dat ik ooit voor die kerncentrale heb gelegen, heb ik ook nooit spijt van gehad, dat betekende werkelijk iets. Dat is toch iets heel anders dan aan mijn comfortabele bureau een handtekening zetten voor Navalny.

In tweede instantie denk ik, natuurlijk ga ik die handtekening zetten. Al was het alleen maar om mijn vrienden een plezier te doen. Maar ja, dat is toch ook eigenlijk te gek. Dat is pleasen om het pleasen. Dat heeft niets met Navalny te maken.

Ik besluit uiteindelijk niet te tekenen. De woorden van de petitie zijn te groot voor mijn handtekening.

 

 

India

Journal

 

Jager

Zatetrdag 17 februari, Cadouin

 

Ik ben een jager. Als je dat zegt, denk je meteen aan het onverzadigd versieren van vrouwen. In die zin ben ik nooit een jager geweest. Integendeel. Ik ben, één keer uitgezonderd, op dit gebied een brave borst geweest. Ik zweer het. En die ene keer heeft er toch maar mooi voor gezorgd dat Wyb en ik nu drieëntwintig jaar bij elkaar zijn.

Toen ik mijn huidige schoonmoeder een van de eerste keren ontmoette, zei ze dat ze van een vriendin had gehoord dat ik als theaterdirecteur altijd in de café’s tegenover De Harmonie zat te womanizen. Ik schoot meteen in de lach. Ik? In café’s? Ik haat café’s. En als ik daar de versierder was geweest, was ik allang geen theaterdirecteur meer in Leeuwarden. ‘Anneke, die vriendin van jou is echt de meest onbetrouwbare informant die je je kunt bedenken. Beloof me dat je, wat ze ook tegen je zegt, nooit zult geloven.’

Nee, ik jaag op punaises en muizen. Ik zal me nader verklaren. In het najaar ging er een plaag door Frankrijk. Iedereen werd overvallen door wantsen, die hier les punaises heten. Het zijn niet de bedwantsen die je ’s nachts aan het jeuken maken. Je hebt er verder geen last van, ze zien er alleen onappetijtelijk uit. Mijn Franse Nicht, die een exemplaar met bewondering kan bekijken, is het daar zeker niet mee eens, ze vindt ze prachtig. Ik daarentegen zie het als prehistorisch monsters in miniatuur. Nog ver voor de dinosaurussen moeten deze wezens op aarde hebben rondgevlogen.

Ze gaan dus niet in je bed zitten, maar wel in de spleten of geheime plekken in je huis, zoals achter boeken en potten en pannen. Het hoogtepunt van de plaag is voorbij, maar nog elke avond dood ik zo’n tien tot vijftien wantsen. Soms dood ik ze niet, zuig ik ze met de stofzuiger op, maar ook daar zal de dood op volgen, neem ik aan. Elke avond als het in huis een beetje warm is, komen ze tevoorschijn. Ik ben een wantsenjager, mijn stofzuiger noem ik mijn geweer. Veel dood ik ook met een papiertje, even knijpen en ik gooi het geheel in de wc. De wants laat zich vrij makkelijk kapot knijpen.

Verder jaag ik momenteel op muizen. In het kastje boven onze aanrecht zit in het plafonnetje een spleet die op de zolder uitkomt. Sinds een paar dagen horen we muizen in het kastje lopen.
Gelukkig heb ik vorig jaar op aandringen van Wyb een muisvriendelijke muizenval gekocht. Dat wil zeggen. Ik hang een blokje kaas aan een soort spiesje in een kooitje. Muis gaat naar kaas. Spies ontgrendelt deur die met een klap dichtvalt. De muis zit opgesloten en ik kan hem vervolgens ver van ons huis loslaten. Gisteren had ik zelfs twee muizen in één klap.

Wyb is mijn jachtopziener. Als ik met mijn wantsengeweer kom, rent ze vaak naar voren om de wants diervriendelijk buiten te zetten. Gezien hun massale aanwezigheid heb ik die consideratie niet meer. Muizen moet ik van haar meteen na het dichtklappen van het deurtje naar buiten zetten. Anders is het zo zielig. Ik doe het braaf, ik ben een jager van niets. Daar is mijn schoonmoeder nu ook wel van overtuigd.

India

Journal

 

Cold turkey

Vrijdag 16 februari, Cadouin

 

Zoals de een de neiging heeft om te veel alcohol te drinken, of te veel te roken, of verslaafd te zijn aan sex, zo heb ik de neiging over-enthousiast voor iets te kunnen worden. Enerzijds heeft me dat best mooie banen opgeleverd, anderzijds heeft het ervoor gezorgd dat ik het altijd druk had en dat ik me ledig heb gehouden met de meest onzinnige projecten.
Zo heb ik samen met een collega/vriend een jaar lang aan een muziektheaterstuk geschreven over Elvis Presley. Wij waren er van overtuigd dat het een groot succes zou worden. ‘Dit is ons pensioen,’ zeiden we altijd als we er even doorheen zaten. Het stuk ligt kant en klaar op de plank. Tot nu toe is er niets mee gedaan en ik sluit niet uit dat dit zo blijft. Sinds een paar jaar kick ik cold turkey af van enthousiasme. En dat is niet makkelijk.

Ik loop met Henk in december door een somber bos in Norg en dan zegt hij tegen mij: ‘Wist je dat ik de Minister van Nutteloze Zaken ben.’
Tsja, dan heb je mij.
‘Zullen we dan een schaduwkabinet samenstellen? Want ik ben namelijk de Minister ter bevordering van Onveiligheid.’ En zo riep ik nog een aantal andere ministeries in het leven, zoals het Ministerie ter Bevordering van de Vertraging en het Ministerie ter Bevordering van Lanterfanten.

Waarop Henk mij schrijft: ‘Amice, overigens ben ik van mening dat een Ministerie ter Bevordering van het Lanterfanten wellicht iets te hoog gegrepen is. De agendering is uitstekend en noodzakelijk, maar ik zat zelf te denken aan een Staatssecretariaat bij het Ministerie van Nutteloze Zaken. Wat denkt?’

En ik schrijf terug: ‘Amice, goede opmerking. Ik denk dat je gelijk hebt. Al vind ik dan wel dat je veel macht naar je toetrekt, dan wil ik op mijn Ministerie ter bevordering van de Onveiligheid toch ook een staatsecretaris.’ En zo ouwehoeren we nog een tijdje door.

Maar dan komen we op het idee alvast de site schaduwkabinet.nl vast te leggen. Henk meldt dat die site al is geclaimd door derden en stelt voor een schaduwkabinet in ballingschap op te richten.
En dan grijpt mijn imaginaire coach in. ‘Blogger, stop? Heb je het zelf door? Je wordt te enthousiast.’ En na zijn waarschuwing zie ik mezelf al hele dagen quasi leuke stukjes voor onze website zitten schrijven. Alarmbellen schellen nu op het allerhoogste geluidsniveau.

Ik schrijf aan Henk: ‘Meen je dat nou serieus? Ik vind het grappig om met de gedachte te spelen. Maar om echt te doen? Je weet niet waar je aan begint. Man, als je dat goed wilt doen kost het zoveel werk. Bovendien wat is het profiel? En kunnen we dat wel? Zijn we leuk genoeg? Alleen al het inrichten van een website, kost het nodige. Het bijhouden, ik zie het bij Dossiermoddergat, best veel werk. Het creëren van de content, oef. Als je het goed wilt doen, moet je elke dag leveren. Hoeveel mensen werken er bij De Speld? Of gaat het niet op De Speld lijken? Is een schaduwkabinet.nl ook leuk als er niet meer wordt geformeerd. Nu is het voor ons spielerei, dadelijk wordt het misschien werk, wil je dat? Ik stel maar een paar vragen.’

En even later: ‘Weet je, ik zou er zo enthousiast over kunnen worden. Maar dat is erg gevaarlijk, weet ik inmiddels door veel schades en schandes wijzer geworden. Voordat je het weet zitten we er zo diep in dat jij niet meer met je busje Bruce Springsteen achterna kan en ik het weer als vanouds druk krijg. Laten we er genoegen in scheppen dat jij de minister van nutteloze zaken bent en ik de minister van onveiligheid, we vormen gewoon een schaduwkabinet in het geheim.,

Mijn coach roept mij even apart. ‘Het gaat goed kerel. Zie je dat je op de goede weg bent? Je gaat het leren.’ Trots loop ik terug naar mijn bureau.

India

Het huis van het weekdier

 

 

 

De nivellering

De woestijn nadert, tergend snel. Het zand
vreet door. Het huis, de boom, het beest verbrandt.
Het water trekt zich terug uit woord en daad.
Tegen droge vlaktes is geen mens bestand.

Journal

 

Modder

Donderdag 15 februari, Cadouin

 

De zon schijnt, eindelijk, en het is zowaar gestopt met regenen. De rivier in onze vallei stroomt nog steeds, maar het meer is inmiddels verdwenen. Ik schrijf wel rivier, maar eigenlijk is het een brede beek met diverse vertakkingen. Het is opmerkelijk hoe veel water er van het ene op het andere moment doorheen kan gaan stromen, de bergen lopen leeg.. Zo snel als het komt, gaat het ook weer weg. Een paar dagen geen regen en je hebt geen idee dat hier ooit beken stroomden en op het einde van de vallei een meer lag.

Wyb en ik voelen ons als koeien die na de winter voor het eerst weer in de wei mogen. Niet dat we steeds in een stal hebben gestaan, maar een paar dagen regen zorgt er voor dat we onze dagelijkse wandeling beperken tot een rondje om de vallei, en dat is een verrekt klein rondje voor ons doen.

We besluiten een lange wandeling te maken. Ik hou van wandelen, maar niet echt van lange wandelingen. Na anderhalf uur vind ik het wel welletjes. We besluiten naar Molières te wandelen, 5,5 kilometer heen en 5,5 kilometer terug. Lekker veel heuveltjes want dan hebben we ook weer onze cardio-oefeningen gedaan.

Ons lentegevoel blijkt toch iets te optimistisch. Het eerste deel van de wandeling gaat nog over een verharde weg. Daarna komen de heuvels en de zandpaden. Sommige paden blijken de afgelopen dagen beken te zijn geweest, het is één grote moddertroep. De pech is dat de zolen van mijn wandelschoenen zijn versleten. Ik lijk een schaatser, dan glijdt mijn been naar rechts, dan weer naar links. Sowieso merk ik dat mijn stabiliteit in de loop van de jaren is afgenomen. Wortels, stenen, ik moet opletten dat ik niet over ze uitglij of mijn voet verstap.

Naarmate we Molières naderen worden de heuvels hoger, de paden drassiger. Ik ben zo blij als we eindelijk zijn gearriveerd en even op het terras van het plaatselijk café kunnen zitten dat uiteraard is gesloten. Alles is hier in de Dordogne voor de lunch gesloten. Even tijd om mijn schoenen uit te doen. Broek en schoenen: alles onder een dikke laag modder.

‘Zullen we terug een ander weggetje nemen? Anders wordt het zo saai,’ zegt Wyb
‘En die weg is beter dan de paden hierheen?’ vraag ik. Daar heb ik namelijk enorme behoefte aan.
‘Ik heb geen idee. We zien wel. Het zal vast niet erger worden.’
Het eerlijke antwoord was geweest: ‘Nee, het wordt juist veel erger.’
Dit is geen wandelen meer maar glibberen.
En toen kwamen we bij die boom die het onlangs heeft begeven en over de weg ligt. We lopen op een hol pad, dus als we diep bukken kunnen we er onderdoor kruipen. Het pad is modderig en ligt op een steile helling. Ik ga als eerste. Ik doe mijn rugzak af, anders kom ik er niet onderdoor.

Ik buk me dieper en dieper en dan voel ik mijn rechtervoet wegglijden. Ik verlies mijn evenwicht. Probeer de boel te redden door mijn rechterhand in de modder te zetten. Het glijden gaat door en dan kantel ik om. Het lijkt Kamp van Koningsbrugge, zo’n afpeiger en afblaf programma voor de te stoere man en vrouw. Ik rol als een varken door de modder. Mijn broek plakt. Dan kruip je daar als 69-jarige door de modder onder een dikke boom.

‘Het zal vast niet erger worden.’ Wel dus. Even later glijden mijn voeten onder een steil pad opnieuw onder mij uit. Goed voornemen: nooit meer lange wandelingen na een periode van regen. Wyb, die achter me liep, heeft zich prima vermaakt.

India

Journal

 

Mismoedig

Woensdag 14 februari, Cadouin

 

Daar zit je dan als Nederlander in ruste in de Dordogne. Een zee van tijd. Nooit meer functioneringsgesprekken, geen vergaderingen meer over de hoogte van decorkosten in het budget van Macbeth. En nooit meer onderhandelen met acteurs die vinden dat ze zo’n bijzondere positie hebben dat ze niet meer onder de CAO vallen (en dat zijn er best veel). Hoe heette die acteur ook alweer die tijdens een onderhandeling mij toebeet: ‘Weet je wel wie ik ben.’ Mijn persoonlijke bevrijding is een feit. De Dordogne is een veilige schuilplaats.

Het gevolg van die zee van tijd is wel dat ik het gefriemel in het vaderland op de voet kan volgen. En langzaam kom ik tot de conclusie dat je misschien toch beter functioneringsgesprekken kunt voeren. Die functioneringsgesprekken leidden zo heerlijk af van het gefriemel, al had ik er de pest aan. Door al dat kijken naar het politiek gefriemel ben ik inmiddels tamelijk mismoedig. Voor wie dat woord niet kent, woorden die er aan raken zijn : bedrukt, depressief, droef, mistroostig, moedeloos, neerslachtig. Jammer dat er tegenwoordig zoveel taalkneuzen rondlopen, het proeven van taal is een genot op zich.

Omdat ik mijn woede nergens ander kwijt kan, doe ik het maar hier. Wat zijn dat voor een minkukels die Wilders nu 49 zetels in de peilingen geven? Zijn jullie nou helemaal van de pot gerukt. Wat heeft die man tijdens de formatie nou gepresteerd. Mensen die hij tot vriend moest maken heeft hij geschoffeerd en het formatieproces heeft hij kapot getwitterd.

Ik raad al die potentiële kiezers aan eens te googelen naar het gedrag van een junk. Een ding staat in dat gedrag centraal: onbetrouwbaarheid. Wat een junk ook zegt, je kunt hem nooit geloven. En Wilders is een junk, een onvervalste twitter-addict. Zonder hulp zal hij zich nooit van die verslaving kunnen bevrijden. En zoals de cocaïnesnuiver schuldig is aan de drugshandel, zo is de potentiële kiezer op Wilders schuldig aan zijn twitter verslaving.

Op papier zegt hij dat hij de media gaat beschermen. Een paar dagen later twittert hij dat hij de NPO gaat afschaffen. De NPO genoemd als NPO’66. Alles in de man is kwaadaardigheid, en onbetrouwbaarheid. En wat doet een groot deel van de kiezers: ze geven hem steun, wat minstens even kwaadaardig is, dat is willens en wetens een land mollen.

Ook de afgelopen maanden heb ik het weer moeten aanhoren: de kiezer heeft gesproken en de kiezer heeft altijd gelijk. Wat een onzin. De kiezer is zijn stem niet waard, de kiezer is de democratie niet waard, de kiezer is een kleuter met een pistool. Dat wil zeggen: een groot deel ervan.

Ooit hadden we in onze chambres d’hôtes in de Cevennen een gast die ongelooflijk zat af te geven op de Nederlandse overheid. Hij wist niet hoe snel hij moest emigreren, hij had het helemaal gehad. De man bleek een voormalige boer te zijn met in zijn manege een kudde paarden. Hij had een auto die vele malen groter was dan zijn ego en gaf aan de schaapjes meer dan op het drogen te hebben. En maar klagen en zeuren. Zijn enige hoop was Wilders. Een groot deel van de Nederlandse kiezer is een rancuneuze en verwende aap. Het algemeen belang? Bestaat niet. Er is alleen het eigen belang.

O ja, nu weet ik weer wie die acteur was. Ik zie hem nog regelmatig op televisie.

India

Journal

 

Mossen

Maandag 12 februari, Cadouin

 

Ons huis is een kameleon. Zo kijken we uit op een zonovergoten weide in een vallei, zo kijken we uit op een rivier, of liever, een snel stromende delta, water dat ongeorganiseerd een weg omlaag zoekt. Sinds drie dagen is het weer zover. Terwijl wij diep in slaap waren, is het gebeurd. Ik doe de luiken open en kijk op de stroom van een smalle rivier, onderbroken door meertjes, stukken waar het water zo gauw geen weg kan vinden.

Ik troost mij steeds met de herinnering aan vorig jaar. We verhuisden naar hier en kwamen in een soort paradijselijke toestand terecht. De eerste drie weken volop zon en wij lunchten elke dag beneden in de tuin. Daar is dit jaar geen sprake van. Iedereen klaagt steen en been, sinds jaren is de winter niet zo nat geweest. We hebben pas drie dagen buiten kunnen lunchen. Werklui klagen dat ze werk moeten laten liggen omdat het te nat is.

Wyb en ik kijken erg uit naar volgend week. Dan ontsnappen we hopelijk aan deze regens. Die overigens niet zijn te vergelijken met de verpletterende somberheid waar we de laatste drie weken in Nederland mee te maken kregen in Norg. Die weken herinner ik me als één zompige, grijze dag. Maar toch. De zwarte lucht ontbreekt hier in de Dordogne, maar de lucht is wel grijs. Om de zoveel dagen komt de zon zowaar tevoorschijn, vergeleken met Norg zijn we er best op vooruitgegaan. Maar nogmaals: maar toch, echt jofel is het niet.

Komt bij dat Wyb het weer hier in de Dordogne steeds vergelijkt met het weer in Saint-Hippolyte-du-Fort. En dat schrijnt een beetje. Daar is het al een maand lente. Weliswaar koude nachten, maar hele dagen zon en rond de twintig graden. Daar zouden wij nu voor tekenen. Wyb ging zowaar naar huizen in die omgeving kijken. Ik zei dat ze dat niet hoefde te doen want ik ging echt niet nog eens verhuizen. Nou ja, nooit. Ik ken mezelf. Als het om harde principes gaat ben ik tamelijk rekkelijk. Neemt niet weg dat er geen haar op mijn hoofd is die eraan denkt. Ik ben inmiddels buitengewoon gehecht aan onze berg en de wispelturige vallei.

Over volgende week gesproken, daar lonkt dus de escape. Wij gaan dan met een tussenstop richting Valencia, waar we een appartement voor een week hebben gehuurd. Daarna gaan we richting Andalusië, waar we drie kwartier boven Malaga voor twee weken een huis hebben gehuurd, de tweede week daarvan komen de moeder en de zus van Wyb ons vergezellen. Tussen Valencia en Andalusië zijn er nog wat tussenstoppen. Misschien zien we een mooie plek waar we volgende winter langer kunnen blijven. Spanje wordt zonniger en zonniger en misschien kunnen we daar een graantje van meepikken. We houden steeds minder van donkere luchten.

Het enige wat profiteert van deze natte dagen zijn de mossen. Het vocht doet ze zichtbaar goed. Ze worden groener en groener en hun levenslust knalt van de muren en bomen af.

 

India

Journal

 

Lanterfanten

Zondag 11 februari, Cadouin

 

Lanterfanten, ik heb het woord nooit gebruikt en ik heb het in mijn leven nooit gedaan. Toch denk ik dat ik er talent voor heb. Het is toch een raar iets gepensioneerd zijn. Zo zit je midden in drukte en verplichtingen, zo zit je in helemaal niets meer. Er waren tijden dat mijn agenda propvol was. Zeker overdag, vaak ook ’s avonds. Nu heb ik één afspraak in de week, namelijk op vrijdag 11 uur met mijn Franse leraar. En ik vind dat ontslagen zijn van verplichtingen heerlijk.

Nou is dat laatste nog iets anders dan lanterfanten. Door mijn beroepsdeformatie heb ik er toch voor gezorgd dat ik altijd iets te doen heb. ’s Ochtends lees ik eerst de kranten, daarna studeer ik Frans en schrijf ik een blogje, wat trouwens ook ’s middags kan na het uitlaten van de hond. Met dat uitlaten sla ik twee vliegen in één klap. Dies is uit en ik krijg mijn dagelijkse beweging. Het lijf moet fit blijven. Ik wandel zeker langer dan een uur waardoor ik hoop mijn tienduizend stappen te halen. Na het uitlaten is er het lezen van boeken. Dag gevuld, ’s avonds is er de televisie.

Ik geef toe dat dit met lanterfanten weinig te maken heeft. Maar ik moet ook toegeven dat het lanterfanten er steeds meer insluipt. Omdat er geen verplichtingen zijn, ontbreekt elke dwang. ’s Ochtends nog even langer blijven liggen dan de beoogde acht uur is eigenlijk al regel geworden. Een Franse les overslaan? Waarom niet? Een blogje meer of minder, och, moet kunnen. Aangezien deze productiviteit pro deo is, kan ik er ook wel eens de hand mee lichten, denk ik dan.

Zoals vanmorgen ook. Het bed wilde me niet loslaten, eenmaal op vind ik het heerlijk om rond te keutelen. Pas tegen elf uur ga ik naar mijn werkkamer, die overigens onze werkkamer is en tevens dient als eetkamer. Steeds meer proef ik het genot van het lanterfanten.

Mooi woord trouwens. De dikke Van Dale is er wat summier over, hij geeft als verklaring: ‘zijn tijd verbeuzelen, synoniemen leeglopen, straatslijpen.’ Dat levert mij meteen drie andere mooie woorden op: verbeuzelen, leeglopen en straatslijpen. Dat laatste woord is nieuw voor me, maar ik begrijp het meteen.

Op de site van het Meertens Instituut lees ik nog over lanterfanten: ‘Ook andere benamingen verwijzen naar het werkeloos door de straten dwalen. Een straatslijper, vroeger ook wel zerkenslijper genaamd, loopt zo vaak door de straat heen en weer dat de stenen er glad en geslepen van zijn worden. De lanterfant of lanterfanter trok oorspronkelijk bedelend door het land: het woord gaat terug op de samenstelling land-trouwandt, waarin trouwant een Frans leenwoord is dat ‘bedelaar, vagebond’ betekende en verwant is met trawant ‘bediende, handlanger’. Synonieme benamingen waren rondloper, kaailoper (‘kadeloper’) en schansloper (schans was de naam voor de stadswal).’

Van Dale stelt als laatste nog de vraag: ‘hoe kun je het toch uithouden, zo de hele dag te lanterfanten?’ Een beetje een domme vraag, alsof dat moeilijk is. Probeer het eens, zou ik zeggen, het is heerlijk.

Misschien toch ook maar het Ministerie van Lanterfanten toevoegen aan mijn schaduwkabinet.

 

India

Journal

 

Scheut

Zaterdag 10 februari, Cadouin

 

Ik heb Franse les. Met mijn leraar praat ik over een boek dat hij heeft vertaald en dat ik, als manuscript, momenteel lees. Het is geschreven door Robert Badinter. Ik had nog nooit van hem gehoord, maar hier in Frankrijk is hij een van de bekendste politici, een homo universalis pur sang. Hij was minister van justitie, advocaat, professor, essayist, politicus en schrijver. Het boek dat ik lees heeft als titel Idiss, het is de naam van zijn grootmoeder wiens leven hij beschrijft.

Idiss is Joods en woonde in een sjtetl aan de westgrens van het Russisch keizerrijk. Zoals zo vaak in de Joodse geschiedenis moest zij vluchten en kwam uiteindelijk in Parijs te wonen. Ik ben nu op eenderde van het boek, maar ik vrees dat deze Joodse geschiedenis eindigt zoals zoveel Joodse geschiedenissen: in een concentratiekamp.

Ik vind het een sympathiek boek, lees het met plezier. Mijn Franse leraar vertelt dat hij het naar diverse uitgeverijen heeft gestuurd maar overal nul op het rekest kreeg. Hij vertelt mij dat hij een paar keer contact met Robert Badinter heeft gehad, wat hij een grote eer vond.

Als mijn Franse les is afgelopen ga ik naar buiten waar de man van mijn Franse leraar in de tuin werkt. Hij vertelt me dat Dries van Agt is overleden. Het nieuws bezorgt me toch een schokje, Dries van Agt is zo verweven met mijn verleden als toeschouwer van het politieke spel. Wie Dries van Agt zegt, zegt toch ook Joop den Uyl. En als aanhanger van de laatste heb ik die Van Agt toch vaak vervloekt.

Als we zo in de tuin aan het praten zijn, komt mijn Franse leraar naar buiten. ‘Je raadt het nooit,’ zegt hij. ‘We hadden het net toch over Robert Badinter? Zojuist is bekend geworden dat hij is overleden, 95 jaar oud.’ Dan vertelt zijn man dat Van Agt ook is overleden. Twee ministers van justitie, ze zullen elkaar hebben gekend.

’s Avonds kijk ik naar Op 1 waar Dries van Agt wordt herdacht. Een mooi programma, een stuk van het verleden dat ik heb meegemaakt wordt opgediept met beelden en mooie anekdotes. Ik moet het toegeven, Dries van Agt wordt voor mij hierdoor een stuk sympathieker. Jammer dat ik dat, door de politieke bril die ik toen op had, nu pas op waarde kan schatten. Door de oude televisiebeelden kan ik genieten van zijn taal. Hebben Van Agt en Gerard Reve elkaar eigenlijk gekend? Is mij niet bekend. Maar de taal van Van Agt is onvervalst Reviaans, zowel stilistisch als in zijn ironiserende werking.

Ondertussen krijg ik app’jes van Henk die vertelt dat hij bij een voorstelling van Joost Oomen is geweest in De Oosterpoort over Johnny van Doorn. Hij schrijft: ‘En hij jutte het publiek écht op zodat ‘een magistrale stralende zon…’ uiteindelijk dwars door de zaal bulderde. Henk en ik zijn beide fan van het werk van Johnny van Doorn. Ik app hem terug dat het spijt dat ik er niet bij ben geweest en dat zijn app’je mij een scheut van heimwee bezorgt. Waarna hij terug appt: ‘In die scheut van heimwee ligt wellicht een onverwacht blog verscholen.’

India

Journal d’images

 

Baas en hond

Vrijdag 9 februari, Cadouin

Baas en hond groeien steeds meer naar elkaar toe. Op een gegeven moment gaan ze zelfs op elkaar lijken.

Journal

 

Aanleiding

Donderdag 8 februari, Cadouin

 

Och, Omtzigt. Onhandige man, weifelende man, introverte man. Dat terugtrekken van hem was een schoolvoorbeeld van onhandigheid. Je vraagt je af of die man spindoctors om zich heen heeft. Wie helpt die man om zonder kleerscheuren door de politieke arena te lopen?

Maar ik begrijp hem wel, die Omtzigt. Hij is verdwaald. Wie had nou gedacht dat die Dilan Yesilgöz de deur naar die Wilders zou openzetten? Zitten ze daar gevangen in een fuik (de kiezer heeft gesproken!) aan een tafel met lelijke bloemstukken.

Meestal zit hij tegenover die Mona Keizer. Neemt hij voor zijn verjaardag een Twentse krentenwegge mee, gaat die Mona het brood aansnijden en vraagt ze of die journalisten ook een stukje willen. Opdringerige vrouw, ordinair ook. Een echte Hollandse. En dan die Volendamse tongval. Jammer genoeg niet weg te branden uit de Nederlandse politiek. Ze is zo blond dat het hem irriteert. Als ze aan het praten zijn, schemert er aan de overkant van de tafel altijd een witte vlek. Je zult haar man zijn.

Dan zit naast haar die Caroline van der Plas. Ja, wat moet je daar nu over zeggen. In haar hoofd heeft ze maar twee dingen: koeien en varkens. Zelfs als een losgeslagen boer parlementariërs staat te bedreigen voor brandende autobanden en asbest op een snelweg, dan verdedigt ze zo’n boer nog. Een vrouw zonder stijl.
En dom. Een paar dagen geleden hadden ze een discussie over een tekort in de zorgsector. ‘Och, Pieter, het tekort is maar een miljoen,’ had ze gezegd. ‘Daar komen we heus wel uit.’ ‘Caroline,’ had hij minzaam gezegd, ‘je vergist je, het tekort is een miljard. Een miljoen schrijf je met zes nullen en een miljard met negen nullen. Hier staat negen nullen achter de 1.’ ‘Even tellen,’ had ze gezegd, ‘ja, ik geloof toch dat je gelijk hebt.’ En daar moet je dan mee formeren. ‘Ik geloof dat je toch gelijkt hebt.’ Wanhopig kon hij ervan worden.

En ja, dan de roverhoofdman aan deze formatietafel. Wilders. Every inch een intrigant. Een Twitter-addict, vilein tot op het bot. Jarenlang gif spuiten met die tweetjes van hem. In het parlement heeft hij hem zoveel mogelijk proberen te vermijden, en nu is hij gedwongen met die man aan een tafel te zitten. Hij heeft zijn NSC opgericht om Nederland weer integer, transparant te maken, een goed bestuur te geven. Alsof dat ooit gaat lukken met die man die er genoegen in schept om anderen te schofferen en geen middel schuwt. Hij heeft voor deze formatie een ijskast uitgevonden waarin hij al zijn infame ideeën stopt. Tot nader order. Alsof hij niet weet waar die Wilders op uit is. Katholieke gluiperd, dat vergeet je niet zomaar.

En dan die Yesilgöz, hysterisch type. Als hij ooit premier zou worden, maar daar moet hij niet aan denken, dan wist hij het wel: functie elders. De reden dat ze hier allen met weerzin zitten is die Yesilgöz. Wie zegt nou dat je die Wilders niet meer uitsluit? Dan is er toch een steekje los bij je. De manier waarop ze lacht, nooit gemeend. Als hij thuis is hebben zijn vrouw en hij het altijd over Het Secreet. Soms heeft hij er zo spijt van dat hij die NSC toch heeft opgericht.

Zelfs als ze het over rechtstatelijkheid hebben, betrapt hij zich erop dat steeds diezelfde vraag door het hoofd spookt: hoe kom ik hier op een redelijke manier weg? Een aanleiding, er moet een goede aanleiding zijn, en als die zich voordoet dan is hij zeker weg.

India

Journal

 

Reality tv

Woensdag 7 februari, Cadouin

 

Tegen half acht ’s avonds komt het nieuws dat de formatiepoging is mislukt. Omtzigt houdt het voor gezien. Zo’n avond kan voor mij niet meer stuk. Dat wordt genieten. TV-programma’s worden omgegooid, parlementair verslaggevers gaan duiden en later die avond zullen enkele hoofdrolspelers in beeld komen. Hier kan geen B&B vol liefde of Married at the first sight tegenop. Zo’n tv-avondje is voor mij gemaakt.

Laat er geen misverstand over bestaan: ik geniet enorm dat het alweer mislukt is om een kabinet te bakken waar rechts zijn vingers bij aflikt. Al die hoofdrolspelers van deze formatie, die altijd verontwaardigd op hoge poten de anderen terecht wijzen dat ze niet doortastend zijn: mislukt. Dat rechtse kabinet lag voor het opscheppen, het zou een fluitje van een cent zijn, de kiezer had gesproken.

En dan staat Plasterk weer te zwaaien met zijn handjes. Altijd als ik hem zie denk ik dat Plasterk in wezen een onzekere man is. Met zijn handen wil hij de luisteraar afleiden van zijn woorden. Zijn gezicht trekt hij in de meest onmogelijke plooien, nog een afleidingsmethode. Ga lekker in alle rust weer het laboratorium in. Zo jammer voor hem dat hij door politieke ambitie wordt gedreven. Hij maakt het zichzelf zo moeilijk. Ik heb altijd een beetje medelijden met hem.

Vreemd eigenlijk dat er zo weinig aandacht is besteed aan het feit dat juist een PvdA’er een rechts kabinet moet smeden. Stel je voor dat een PVV’er formateur werd van een links kabinet. Rechts zou er gehakt van maken. Niemand uit eigen geleding kunnen vinden? Wat een teken van interne non-kwaliteit.

Ik geniet gisteravond van de pogingen om ieder ander de schuld te geven van deze mislukte formatie. Drie hoofdrolspelers laten zich niet zien, samen met hun spindoctors twitteren ze hun vingertoppen blauw. Onvoorstelbaar. Verbazingwekkend. Totaal onverwacht, zijn de kernwoorden. Ik lees: paniek, paniek.

Prima uitvinding dat Twitter (tegenwoordig X). Impulscommunicatie. X is een van de reden dat deze formatiepoging is mislukt. Die Wilders is totaal geconditioneerd op het grijpen naar zijn mobieltje om er weer eens een lekkere vette tweet tegenaan te gooien. Elke keer als hij op de verzendknop drukt, zie je het onderling vertrouwen afnemen. Je wilt vriendje met iemand worden en dan noem je hem een katholieke gluiperd. Ook al is het waar, dan is het nog wel dom.

Het meest medelijden heb ik met Caroline van de Plas. Parlementariër is het enige baantje dat je kunt krijgen bij bewezen ongeschiktheid. De afgelopen weken liep ze steeds sloffend langs de camera’s zonder dat ze iets wilde zeggen. Snap ik wel. Ze wil natuurlijk zo snel mogelijk naar de rookpaal buiten bij de ingang. Even lekker een paar hijsjes nemen. Bovendien wordt er over financiën gesproken. Och financiën, er wordt toch alleen maar naar de kosten gekeken. Dan liever een sigaretje. Daarna, thuis, een glaasje gratis bier, zoals altijd.

De enige die uitgebreid op tv verschijnt is Omtzigt. Is hij nu wel of niet opgestapt? Hij heeft er veel woorden voor nodig. Wikken, wegen. Uiteindelijk begrijp ik dat hij best verder wil praten met ‘partijen’. Maar door die kluns van Plasterk, die een paar mailtjes over financiën voor hem achterliet, beschouwt hij deze formatie als mislukt.

Ik heb me ook weer heerlijk geërgerd aan de parlementair verslaggevers Thomas van Groningen (Op1) en Elodie Verweij-Sauter (RTL). Beiden de nieuwste lichting parlementair duiders, altijd de verkeerde vragen stellen, geen interesse in de inhoud. Beiden zien de politiek als spelletje. Ik zelf gisteravond trouwens ook. Top-tv. Ik verheug me nu al op de volgende mislukte poging. Reality tv avant la lettre.

India

Journal d’images

 

De grijze dagen

Dinsdag 6 februari, Cadouin

India

Journal

 

Blessure

Maandag 5 februari, Cadouin

 

We kregen Dies in de zomer van 2018 van een zwerver. We hadden geen idee dat hij een border collie was. We wisten wel dat er border collie bloed in zat, want van zijn ouders zagen we eerst de vader. Hij rende een café binnen en ging meteen pleasend aan de voeten van Wyb liggen. Hij vond het heerlijk om geaaid te worden. Maar opeens stond hij weer op en rende hij het café uit naar een zwerver die tegenover het café tegen een muur zat te drinken.

Even later kwam er een andere zwerver aan die een theedoek droeg met iets kostbaars. Hij deed er zo voorzichtig mee. Er bleken twee puppy’s in te zitten. Hij had ook een hond bij zich, een mooie hond, een bruine. Puppy’s hebben een magneetwerking op Wyb en mij. We gingen meteen een praatje maken. De hondjes bleken één dag oud te zijn. De twee honden die erbij waren, bleken de moeder en de vader te zijn.

Wyb en ik zagen meteen dat die ouders goede honden waren. Vriendelijk, stabiel, trouw. Op die middag besloten Wyb en ik in een split second dat we weer een hond wilden en vroegen de zwerver of hij de hondjes al kwijt was. Een had hij al aan iemand beloofd, de bruine beloofde hij die middag aan ons. Met een glas wijn bezegelden wij de belofte.

De plaats van handeling was het plaatsje Die in de Drôme (Frankrijk). Wij woonden in die tijd nog in Nederland en de afspraak over het hondje betekende dat wij negen weken later opnieuw van Dwingeloo naar Die moesten rijden, 1300 kilometer heen. En 1300 kilometer terug.
Eerst kregen we geen contact meer met Matthieu, zoals de zwerver heette. We hadden zijn telefoonnummer gekregen, maar hij nam niet op. Via het café maakten we uiteindelijk voor 1 oktober om elf uur een afspraak, we zouden elkaar zien op het terras van het café. Zelfs om elf uur die eerste oktober was het de vraag of wij een hond hadden. Om elf uur: geen Matthieu. Pas tegen kwart voor twaalf kwam hij aanlopen, het kopje van een pup stak uit zijn rugzak.

Wij gingen naar huis in de vaste overtuiging dat we een straathond hadden. Een border collie was zwart-wit, wisten wij, en zijn moeder was bruin. Eigenlijk was ik blij dat het geen volbloed border collie was. Ik had verhalen gehoord van hun niet te verzadigen energie.

Het drong pas tot ons door dat Dies een border collie was toen we thuis in Dwingeloo het bos uitliepen en, surprise, surprise, ons exact hetzelfde hondje als Dies tegemoet liep. Wij vroegen of ze hun hondje ook uit Frankrijk hadden gehaald, mogelijk dat er daar meer van dit soort hondjes rondliepen. De mensen moesten lachen toen wij zeiden dat Dies een straathond was. ‘Hoe komen jullie daar nou bij. Ik kan jullie verzekeren dat jullie een volbloed border collie hebben. Border collies zijn niet alleen maar zwart-wit, jullie hebben, net als wij, een tricolor. Hier in Drenthe zit een fokker die erin is gespecialiseerd. Onze hond heeft een chique stamboom, die van jullie niet, maar geloof ons, jullie hebben echt een border collie.’

Toen ben ik maar eens wat boekjes over border collies gaan lezen. Die bruine moeder bleek inderdaad een tricolor te zijn. Uit alles bleek, het karakter, het gedrag, de bewegingen, dat we inderdaad een border collie hadden. Ik las ook dat border collies nogal blessure gevoelig zijn. Ook dat kwam uit. Door zijn fanatisme, zijn geren door velden en bossen is Dies regelmatig geblesseerd. Zijn rechter poot blijkt zijn zwakke plek te zijn.

Dat komt vooral omdat hij, als hij naar een stok rent, met zijn voorpoten een soort sliding maakt. In die sliding tilt hij met zijn voorpoten de stok op om hem zo in de bek te nemen. Eens in de zoveel maanden zitten we dan met een hond die mank loopt. Vervelend, want dat betekent dat we minder ver met hem kunnen lopen. Die tienduizend stappen per dag kunnen we dan vergeten. Dies zelf vindt het ook verschrikkelijk, waar moet je als border collie nou met je energie heen als je bent geblesseerd?

India

Journal d’images

 

Slapen in India

Zondag 4 februari, Cadouin

Journal

 

Vertraging

Zaterdag 3 februari, Cadouin

 

Zondag slaagde het door Elon Musk opgerichte bedrijf Neuralink erin een hersenimplantaat bij een mens te plaatsen. Met die operatie wil het bedrijf verlamde mensen weer laten lopen, blinden zien en psychiatrische aandoeningen, zoals depressies, genezen. Nobel doel, dacht ik in een eerste instantie. Daar kunnen we niet tegen zijn.

Maar een dag later lees ik dat Musk verder wil gaan. Hij vindt dat de mens eigenlijk te gebrekkig communiceert. Praten gaat te langzaam, al dat formuleren is te moeizaam. Dat moet sneller kunnen. Uiteindelijk streeft hij ernaar dat we gesprekken, kennis, teksten in één flits naar elkaar kunnen overbrengen. Zo. Toe maar, dacht ik toen. Het inzetten van dat implantaat blijkt slechts een eerste stap te zijn.

Even een citaatje van Musk & kompanen: ‘Ons uiteindelijke doel is het menselijke brein laten versmelten met artificiële intelligentie.’ Hij wil onze hersenen een andere, nieuwe intelligentielaag geven die hij vervolgens aan computers wil koppelen. De mens, zo hoopt hij, kan hierdoor de steeds versnellende kunstmatige intelligentie bijhouden. De strategie: if you can’t beat them, join them.

Het zal hem worst wezen, maar Musk en ik staan hier lijnrecht tegenover elkaar. Wat versnellen? Ik ben juist een aanhanger van de vertraging. Niet de versnelling, maar de vertraging helpt de mens. De mensen lopen nu al hun benen onder hun lijf vandaan en zie wat er gebeurt door die verhaasting. Druk, druk, druk, en het gevolg is meer chagrijn, meer onhebbelijkheid, depressie. Ook meer domheid. Er is geen tijd om na te nadenken, geen tijd voor reflectie, om te ontspannen, een boek te lezen of je eens lekker te vervelen, alles moet snel en efficiënt. Wat leidt tot oppervlakkigheid, vervreemding en ongelukkige mensen. Het uiteindelijk doel van Musk is om kleine geldmachines van ons te maken. We mogen aan niets anders denken dan geld genereren.

Zoals ik al eerder schreef, ben ik met Henk een schaduwkabinet aan het formeren. Wij willen de huidige ministeries afschaffen en daar andere voor in de plaatsstellen. Als ik over de ambities van Musk lees, zou ik dat proces graag willen versnellen. Henk en ik hebben al een paar ministeries in het leven geroepen. Zoals het Ministerie van Nutteloze Zaken, waarvan Henk zelf de leiding gaat nemen. Ikzelf wil graag het Ministerie ter Bevordering van de Onveiligheid gaan leiden. Voor het Ministerie ter Bevordering van de Imperfectie voeren wij momenteel gesprekken met kandidaten.

Nu Musk helemaal losgaat stel ik voor daar nog een Ministerie ter Bevordering van Inefficiency aan toe te voegen en ook een Ministerie ter Bevordering van Verveling & Mijmering lijkt me geen overbodige overbodige luxe. En laten we het bestaande ministerie van Algemene Zaken vervangen door het Ministerie ter Bevordering van de Vertraging in het Algemeen. Op naar een nieuwe wereld.

India

Journal

 

Nicht

Vrijdag 2 februari, Cadouin

 

Laat ik eerlijk zijn. Ik ben eigenlijk best zelfingenomen met de site van Dossiermoddergat. De site in deze vorm bestaat nu bijna negen jaar en ik vind hem nog steeds mooi. Ik denk eigenlijk nooit dat hij qua vormgeving is ingehaald door de tijd. Dat had ik bij mijn vorige site, die zeven jaar heeft bestaan, in toenemende mate. Ik vind de huidige vormgeving nog steeds top. De lezer zal begrijpen dat ik inmiddels gehecht ben aan het fenomeen Dossiermoddergat, wat onlosmakelijk is verbonden met hoe de site eruit ziet. Het is toch een soort persoonlijk museum geworden.

Als iemand ooit op de gedachte is gekomen dat die Blogger toch verrekte handig is met computers, dat hij dat toch maar mooi flikt, dan heeft diegene het volstrekt mis. Ik schrijf elke dag mijn blogje, daarnaast fotografeer ik veel, maar de opzet, de vormgeving van Dossiermoddergat komt volledig uit de geest van mijn Franse Nicht. Zij was degene die bepaalde hoe de tekst eruit zou zien, hoe de foto’s geplaatst kunnen worden, kortom, zij bepaalde de opzet en uiterlijk van Dossiermoddergat.

Zij gaf mij instructies hoe ik die tekst en die foto’s dan op de site kan zetten. Ik ben niets anders dan een trouwe opvolger van haar instructies. Ik ben gewoon een domme kracht die productiewerk doet, want het is best nog wat werk om die site een beetje bij te houden. Zet maar eens al die teksten die ik op de pagina Nieuw zet over naar het archief. Dat gaat niet automatisch, daarvoor moet ik heel wat plakken en knippen. Soms doe ik iets fout en dan weet ik mij geen raad, dan neem ik meteen, bevangen door enige paniek, contact op met mijn Nicht. Mijn Nicht is het brein achter de site. Zij weet er dingen over die ik volstrekt niet weet. Zij weet hoe WordPress werkt, hoe je dingen daarin kunt aanpassen, updaten, moderniseren. Ik vaar blindelings op haar.

Vorige week waren we bij mijn Nicht en haar vrouw op bezoek toen Dossiermoddergat ter sprake kwam. Dat gebeurt niet vaak, hoor, meestal hebben we het over belangrijkere dingen. Of spelen we het spel Toc. In ieder geval had mijn Nicht al snel door dat ik op een prehistorische wijze aan de site werkte. Ze vertelde dat je tegenwoordig een veel snellere manier hebt om in zo’n site te werken, dat er een soort Visual Builder bestaat. Of ik daar dan nooit van had gehoord. ‘Nee, lieve schat, op dit gebied ben ik volstrekt dom. Ik volg nog steeds trouw de instructies die jij me negen jaar geleden gaf.’

En zo gebeurde het dat ik gisteren bij mijn Nicht op cursus was. Ze leerde me hoe ik veel prettiger met de site kan werken, het lijkt wel toveren, en ik besefte hoe vervelend het eigenlijk is als je, wat computers betreft, zo dom bent als ik. In een uur zorgde mijn Nicht ervoor dat ik per maand uren van gepriegel kan besparen. Wat een genot! Hulde aan mijn Nicht.

India

Journal

 

Zon

Woensdag 31 januari, Cadouin

 

Ik dacht dat er nooit een einde aan zou komen. Voor ons begon het nadat we terugkwamen uit India en nog drie weken in Nederland verbleven. We kwamen in de zondvloed terecht. Drie weken lang: regen. Het bos in Norg was daarvoor al veranderd in één grote blubberzooi. De wolken hingen laag over de bossen, grijs, zwart, donker. Zelfs als we overdag wandelden, liepen we door een soort mistige schemer heen. Het kon niet anders of Nederland werd ergens voor gestraft.

We waren opgelucht dat we eind december Nederland konden verlaten. Ik was vergeten dat het zo’n somber oord kon zijn. Maar terug in Frankrijk was het beter, maar niet veel beter. Iedereen klaagde over de natte winter. In onze vallei verschenen keer op keer beken die een paar dagen bleven en dan weer oplosten. Onze berg was door en door nat, dat zagen we wel. Verschil met Nederland: hier hield het regenen nog wel eens op en verscheen er, om de mensen te troosten, soms zowaar even iets als een blauwe lucht. En, ook een belangrijk verschil, de wind is hier aanzienlijk vriendelijker. Maar om er nou echt blij van te worden? Nee.

Maar deze week is alles anders. Er zijn zelfs dagen bij dat er geen wolkje in de lucht is, alles is strak blauw. De thermometer kroop gisteren zelfs naar 18 graden. Wyb en ik hebben al twee keer in de tuin geluncht. Na de lunch keren we onze gezichten naar de zon en genieten van haar eerste zonnestralen.
Het weer heeft me nooit een donder kunnen schelen, door al dat gewerkt vergat ik, blijkt nu, vrijwel alles. Pas nu begrijp ik waarom al die pensionades als het kan naar de zon vluchten. De zon is gul, hartverwarmend, een moeder voor de mens. Zij hoeft alleen maar weldadig te schijnen, als zij ons gaat geselen, en dat doet zij als zij de veertig graden nadert, dan hoeft het voor mij ook niet meer. Alles onder die 40 graden vind ik een geschenk. Een mens is veeleisend.

Wyb en ik zitten inmiddels weer volledig in de leesstand. Wyb heeft de luie stoel al onder de capalca gezet en raast door Schemerleven van Jaap Robben heen. Ik lees een roman van de Indiase schrijver Pankaj Mishra. De titel: Heen komen. 
Ik kan me zo goed voorstellen dat oude volkeren de zon als godin aanbaden. Als iets ons weldadigheid en, letterlijk, warmte geeft, dan is het de zon, die heerlijke zon. Dat zij deze winter nog veel mag schijnen.

India

Journal

 

Mem

Dinsdag 30 januari, Cadouin

 

Ik ben afgesneden van het vaderland. Als we nu, zoals we regelmatig doen, in één dag naar Nederland willen rijden, dan is dat onmogelijk. Als ik de kranten mag geloven, loopt er een muur van tractoren door Frankrijk, is er geen doorkomen aan. Parijs is belegerd, ondanks dat de Franse regering concessie na concessie doet, weten de boeren van geen wijken. En zij niet alleen, taxi- en vrachtwagenchauffeurs doen driftig mee.

Toen wij vijf jaar geleden richting Frankrijk vertrokken, kwamen we midden in het protest van de gele hesjes. We konden geen rotonde nemen of er stonden mensen met gele hesjes te barbecueën, omringd door revolutionaire leuzen. Eigenlijk is het sinds die tijd onrustig. De post staakt, er wordt geen brandstof aan de pompstations geleverd, barricades op de snelwegen, we hebben het allemaal meegemaakt. Nou ja, meegemaakt is een groot woord. Hier in de Dordogne heerst, zoals altijd, een bezadigde rust.

Op de een of andere manier is het boerenprotest in Frankrijk mij sympathieker dan in Nederland. De situatie van de Nederlandse boer heeft hij vooral aan zichzelf te danken, hij heeft zich laten naaien door de Rabobank en de agrarische industrie. Sterker, het protest in Nederland was geëntameerd en gefinancierd door die agrarische industrie. De Nederlandse boer is, gelokt door geld, geld en nog meer geld, met open ogen in de fuik van de grootschaligheid gezwommen. En dat ze nu klem zitten, dat hadden ze echt zelf kunnen voorzien. Komt bij dat ik geen medelijden met ze heb. Verkoop de boel en je bent miljonair. Er zijn weinig mensen die zo’n goede afvloeiingsregeling hebben.

De overgrote meerderheid van de Franse boeren heeft zich niet door de agrarische industrie laten verleiden. Ze zijn blijven kiezen voor kleinschaligheid. Hier grazen nog kuddes koeien op de hellingen, prachtig om te zien. Hun lot is de armoede. Elke dag plegen twee boeren suïcide.

Het probleem met zowel de boeren in Nederland als in Frankrijk is dat ze afhankelijk zijn van subsidies en door de politiek gegeven privileges. Ze schelden wel op die overheid, maar ze zijn er totaal van afhankelijk. Ze hangen aan de mem van die overheid, of die overheid nou Europa, rijksoverheid of provincie heet. De boer is feitelijke geen ondernemer meer. Hij is een man die hard werkt om nog zoveel mogelijk zelf geld binnen te harken, maar zijn hand moet ophouden om echt rond te komen.

Eigenlijk zou de boerenbranche totaal op de schop moeten, is sanering noodzaak. Het huidige verdienmodel is niet eens meer een verdienmodel. Veel van hun producten worden elders op de wereld veel schoner en goedkoper geproduceerd. Maar ja, kom er maar eens mee aan bij die boerenbranche. Voordat je het weet staan ze met trekkers en fakkels voor je deur. Je ziet het nu in Frankrijk. De politiek trekt de ene na de andere maatregel in om de boeren maar tegemoet gekomen.

Arm land. Want de overheidsschuld gaat alle proporties te buiten. Als dit land Argentinië of Zimbabwe zou heten was het al failliet verklaard, las ik onlangs. Door de macht van de boer en zijn lobby is Europa gegijzeld. Sartre schreef al dat Europa een lek schip was. Inmiddels heeft het zoveel water gemaakt dat zinken dreigt. Het lek kan alleen gedicht worden door het aanpakken van de landbouw, ze nemen qua landoppervlakte in Nederland veel te veel ruimte in en de subsidies aan de boeren zijn onbetaalbaar, zie Frankrijk. Benieuwd of er politici zijn die het lef hebben dit probleem nou eens echt aan te pakken.

India

Journal d’images

 

Kliekjes dag

Maandag 29 januari, Cadouin

 

Vandaag is het kliekjes dag. Maar niet zomaar, het zijn wat lukraak probeersels van een nieuw fototoestel dat ik heb gekocht, de Canon Eos R8, een systeemcamera. Dus ik hoef voortaan niet meer met een zware Canon te sjouwen. Deed ik trouwens steeds minder, want de foto’s van de afgelopen tijd zijn eigenlijk allemaal gefotografeerd met Fujifilm X100v met een vaste 35 mm erop. Het voordeel van mijn Canon, nu kan ik ook weer mijn zoomlenzen van Canon gebruiken. Overigens heb ik bij die R8 ook een 35 mm gekocht. Voor straatfotografie gebruik ik eigenlijk altijd een 35 mm lens. Ander voordeel van de R8, het is een fullframe camera, dus ik kan nu meer croppen. Voor wie niet weet wat dat is, zoek maar even op. Dit alles voor de liefhebber. Vreemd eigenlijk dat ik het zo weinig over fotografie heb, terwijl dit blog toch barst van de foto’s. Hieronder snapshots uit het dagelijks leven om mij  de camera een beetje eigen te maken. Het eerste gevoel bij deze kennismaking, het is een lekker ding die R8.

Eerste foto met de nieuwe camera. Dankbaar onderwerp.

Regelmatig doel van een wandeling, Poquelin in Molières. Maar heel vaak, nu ook, is het café nog niet open. Dan maken we gewoon gebruik van het terras om wat te rusten.

Over wandelen gesproken, hier zijn we bezig met zo’n wandeling. De communicatie met de buitenwereld gaat dan gewoon door.

De Censor at work.

Zoekplaatje. Zoek de hond.

Journal

 

Berg

Zondag 28 januari, Cadouin

 

‘Een stel gaat op een berg wonen, met het doel om niets uitzonderlijks te beleven.’ Het is deze zin die meteen raakt als ik de boekenbijlage van de NRC scan. Het is de eerste zin van een recensie van een boek van de Ierse schrijfster Sara Baume. De titel: Weken maanden jaren.

Nog even wat zinnen uit de recensie. ‘Iedere schrijfdocent zou een verhaal dat alleen over gelukkige mensen gaat ten zeerste afraden.’ ‘Sara Baume beschrijft zeven jaar van het leven van een stel, Bell en Sigh, die met twee honden in een oud afgelegen huis aan de Ierse kliffen gaat wonen. Ontsnapt aan de drukte van de stad wensen zij verder niemand te zien en niets uitzonderlijk te beleven. Het leven is simpel en wordt geleefd van dag tot dag, van het ene seizoen in het andere, ontdaan van plannen en dromen. Het bestaat uit rommelen in de tuin, schoonmaken, groenten verbouwen, onderhoud om en in het huis, zwemmen, wandelen, koken (.) en een zeldzaam uitstapje naar de supermarkt als het echt moet.’

Verdomme, een boek dat genoeg heeft waarmee ik me kan identificeren, lijkt me. Kopen, denk ik meteen. Maar dan volgt een zin waardoor ik meteen ga twijfelen. ‘Dit alles komt tot ons via een bijzondere verteller: de berg waar hun huis op uitkijkt.’ Tsja, een literaire truc, dat is jammer. Dat vind ik dan weer geforceerd, was er geen ander vertelperspectief mogelijk?

Maar die zin zet me wel aan het denken over onze berg. Wij kijken dan wel niet uit op onze berg, onze berg ligt hoog achter ons. Hoe kijkt onze berg naar ons? Onze berg kijkt niet naar ons. Hoe kijk ik naar onze berg als persoon? Ik zie hem als een grote moeder die ervoor zorgt dat ons huis veilig in de luwte ligt bij stormen uit het Noorden en veel regen voor ons opvangt. Ik zie de berg als bescherming, een machtig gegeven. Ik denk wel eens: stel dat al die stenen en bomen naar beneden komen rollen en schuiven en ons verpletteren. Maar dat zie ik onze berg gewoon niet doen.

Vaak als ik thuis kom kijk ik even naar boven, niet iedereen heeft een bos boven zijn hoofd. Als kroon op die berg is er een dassenburcht. Als ik in de kamer de luiken opendoe, kijk ik altijd met bewondering naar de berg. Een berg waar ooit de monniken op zijn terrassen wijn verbouwden. Nu verwilderd. En ik heb geen enkele behoefte om onze berg te ontdoen van zijn verwildering. De berg is zoals zij is. Ze kijkt niet naar ons. Onze berg doet wat alle bergen doen: zwijgen.

Dat boek Weken, maanden, jaren, ga ik toch kopen. Het gegeven raakt aan ons verblijf hier, vermoed ik.

India

Journal

 

Johanna

Zaterdag 27 januari, Cadouin

 

Net als ik afscheid neem van mijn Franse leraar gaat mijn mobiel. Ik zie dat Johanna belt. Ik neem niet op omdat ik eerst het afscheid wil afronden. Ik popel om op te nemen, want Johanna is mijn oud secretaresse. Aan het eind van de vorige eeuw hebben we een paar jaar intensief samengewerkt. We konden goed met elkaar opschieten, werkten perfect samen. Na onze samenwerking spreken we elkaar sporadisch, maar het is altijd leuk om elkaar aan de lijn te hebben.

Ik stap in de auto, rij het dorp uit en parkeer mijn auto op een landweg. Als ik terug bel, neemt Johanna meteen op. Door ons gesprek ben ik meteen terug in de tijd dat ik in Leeuwarden werkte. Het was zonder twijfel de drukste tijd van mijn leven. Mijn leven bestond voornamelijk uit werken, thuis wachtten Lies en de kinderen. Gelukkig woonde ik dicht bij het theater. Een minuutje fietsen en ik was op mijn werk. Die luxe heb ik daarna nooit meer mogen ervaren.

Ik weet waarom Johanna belt. Toen Wimie Wimhelm overleed heb ik haar gebeld met de vraag of zij wist of er nog ergens een integrale opname was van Rolbrug, een van de meest bijzondere toneelproducties waar ik aan mee werkte. Het duurt even voordat we bij dat onderwerp komen. Herinneringen hebben voorrang, evenals de huidige situatie van De Harmonie (crisis, heb ik in de krant gelezen!) die ik met zoveel liefde heb gebouwd. Nou ja, ik. Met heel veel anderen. Johanna herinnert zich hoe ik altijd op bureaus sprong. Dat was een grote prestatie want uit staande toestand sprong ik in één beweging op een bureau. Ik was daar zeer geoefend in.

Pas op het einde vertelt ze wat ik vermoedde omdat ik zelf Omrop Fryslân en de NPO al had gebeld: er bestaat geen integrale registratie van. Verdomme, wat stom dat we die niet hebben gemaakt, maar ja, in die tijd was dat nog niet gewoon. Het laat weer eens zien dat theater een vluchtig medium is. Er wordt ongelooflijk veel gemaakt, en er wordt ongelooflijk veel vergeten.

Met een weemoedig gevoel hang ik op. Ik heb me in mijn leven met veel plezier uit de naad gewerkt. Het is toch wonderlijk dat ik nu een leven leidt met maar één afspraak in de week, namelijk met mijn Franse leraar. En ik vind het heerlijk. Hoe heeft dat zo kunnen gebeuren? Wanneer heeft de omslag plaatsgevonden? Was er een kantelpunt? Ik denk het niet, het zal langzaam zijn gegroeid.

Het gebeurde denk ik halverwege de vijftig. Elke dag in het theater, een leven lang dezelfde gesprekken, het begon me tegen te staan. Het kernwoord dat me daarvoor altijd te binnen schiet, komt uit het Engels: fed up. Het definitieve afscheid van het theater was toen Wyb en ik een chambres d’hôtes in Frankrijk begonnen. Langzaam, of niet eens langzaam, dreef mijn netwerk van mij af. De tijd van De Harmonie en het leven in Cadouin, er is geen grotere tegenstelling.

India

Journal d’images

 

Wasdroger

Vrijdag 26 januari, Cadouin

Zo fijn dat onze wasdroger het weer doet.

Journal d’images

 

Lucky me

Vrijdag 26 janauri, Cadouin

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Een aantekening, op snipper, snel geschreven,
Met inkt, door andere boodschappen heen verweven.
Vergeefs. Het werd door niemand ooit gelezen,
Het waaide weg. Schat, ik ben slechts even…

Journal

 

Teken

Donderdag 25 januari, Cadouin

 

Ik vermoed dat het spannend gaat worden. Ik ben benieuwd of Nederland over een paar jaar nog het land is dat we nu kennen. Het eerste teken van verandering geeft de Gemeente Westland. Ik weet niet of je daar wel eens bent geweest, maar Westland is verreweg de lelijkste gemeente van Nederland. Benauwde weggetjes, kassen die de mens hebben overwoekerd, ’s nachts altijd een oranje lucht, donkerte bestaat er niet.

Het is een gemeente die geen asielzoekers opvangt. De mensen die zorgen dat de kassen winst opleveren, de Polen, de Bulgaren, worden elke avond uit de gemeente geweerd, die moeten hun heil in Den Haag en Rotterdam zoeken in veel te dure, vieze kamertjes. De ondernemers in Westland nemen, wat wonen betreft, en een heleboel andere dingen, geen enkele verantwoordelijkheid voor hun medewerkers. Westland zou wel eens het bewijs kunnen zijn dat een lelijke omgeving, lelijke mensen baart. Wat is je referentiekader als je in Westland woont? Kale kassen, kunstlicht, het enige wat ze goed kunnen is plukken.

Maar het gaat me om het volgende. De Spreidingswet was nog niet aangenomen, of de Gemeente Westland liet weten dat ze die wet verwerpen en er niet aan zullen meedoen. De essentie van de wet is juist dat elke gemeente goed overlegt met naburige gemeentes. In dat overleg bepalen de gemeentes wie wat kan betekenen. En het is de bedoeling dat iedere gemeente een bijdrage levert aan de opvang. Een gemeente die alsnog weigert iets te doen, kan dan worden gedwongen asielzoekers op te nemen. Wilders, de mogelijke nieuwe premier van Nederland (je moet er niet aan denken), was er als de kippen bij om de Gemeente Westland te steunen.

En die dynamiek zou wel eens een nieuw Nederland kunnen opleveren. Daarom valt het woord rechtstatelijkheid tegenwoordig zo vaak. De gemeenteraadsleden van Westland durfden zelfs het woord dictatuur in de mond te nemen. Hoezo dictatuur? Het besluit om de Spreidingswet in te voeren werd met een grote meerderheid door de Eerste Kamer genomen. Precies zoals democratie werkt. Maar wat gebeurt als een gemeente, een provincie of de Rijksoverheid een wet niet uitvoert? Wat als we het principe gaan volgen dat je mensen volgens de weg niet mag oplichten, maar dat we ons daar geen ruk van aantrekken. Leerplicht? Verkeersregels? Belasting betalen? Bekijk het.

Voortdurend merk je dat Wilders & Co het lastig vinden dat er wetten zijn, bindende afspraken in Europa, verdragen in VN-verband. Dat is de reden waarom Wilders het heeft over Nexit, die afspraken en verdragen, hij wil er gewoon van af. Hij suggereert zelfs de Spreidingswet onder een nieuwe regering niet uit te voeren.

Ik durf wel te stellen dat de rechtstaat in gevaar is. We hebben gezien hoe de Wildersen in de Verenigde Staten, Polen en Hongarije hebben gewerkt, keer op keer zie je ze de rechtstaat verder ontmantelen, proberen ze van rechters hun politieke verlengstuk te maken. En hier in Nederland zal het niet anders gaan. Ik geef toe, het is een waarschuwing van een totaal nietig bloggertje. Maar realiseer je: wie het laatst huilt, huilt het hardst.

 

India

Journal

 

Ascetisch leven

Woensdag 24 januari, Cadouin

 

Ik heb al diverse keren ons huis in Frankrijk vergeleken met een klooster, met mijzelf daarin als monnik. Belangrijkste reden, het huis ligt in afzondering, eenzaamheid is er troef, de stilte alom. Waar tref je dat nog? Precies: in een klooster.

Ons huis is de afgelopen tijd nog meer veranderd in een klooster. Nadat het werk van Wyb ophield, ben ik niet meer de enige monnik. Wyb is bij mij ingetreden. We zouden nu kunnen spreken van een kloosterorde.
Wij zouden de dagen slempend en als ontaarde slapers kunnen doorbrengen. Doen we niet. De wekker gaat hier zeker om acht uur. Geef toe dat we meestal om half negen het bed uitkomen. Het wordt ook wel eens negen uur. Dus strenge kloosterregels zijn er niet.

Er zijn kloosters waar zwijgen de regel is. Daar doen we ook niet aan. Elk woord dat we willen spreken, mag er uitkomen. ‘We houden het toch opmerkelijk goed uit zo met z’n tweeën in deze eenzaamheid,’ zei ik gisteren tegen de Wyb op de bank terwijl we Married at first sight keken, het zoveelste dating programma.

Het was eigenlijk de eerste keer dat ik stilstond bij ons leven dat nu al maanden aan de gang is. Wij leven in een vredig klooster. De kloosterregels zijn nergens beschreven, maar hebben zich als het ware als vanzelf om ons leven heen geweven en ze passen ons als een jas. In de eerste alinea gebruikte ik het woord eenzaamheid, maar ik geloof niet dat dit het goede woord is, want eenzaam zijn wij volstrekt niet. Wij zien weinig mensen, om ons heen is er weinig ander vermaak dan de natuur. In die tamelijke afzondering vermaken wij ons prima. En och, de ene reis is nog niet voorbij of de volgende is gepland, wat zullen wij nou zeuren.

Toch heeft ons klooster de afgelopen weken nog meer het karakter van een klooster aangenomen. Ascetisch leven heeft bij ons zijn intrede gedaan. Tot nu toe leefden wij een Bourgondisch leven, altijd lekker eten, altijd lekkere wijnen. Eigenlijk waren we een soort culinair klooster. Maar die tijd is (voor even?) voorbij.

Wyb heeft besloten om 66 dagen niet meer te drinken. Die 66 dagen zijn gebaseerd op wetenschappelijke bevindingen. Wij waren, Wyb meer dan ik, best overmatige drinkers. Elke dag gingen er wel een paar glazen in. Gelukkig merkten we dat we nog net geen alcoholisten waren, daarvoor voldeden wij aan geen enkel criterium. Dat was meegenomen, maar dat nam niet weg dat we volgens de classificerig wel overmatige drinkers waren.

We stelden paal en perk. Wyb is zelfs geheelonthouder geworden. Hè, Wyb? Ja, Wyb. Om haar te ondersteunen leven we elke avond op druivensap (zonder alcohol). Matigheid is de maatstaf. Als Wyb naar bed is, schenk ik incidenteel wel eens een whisky in. God, wat heerlijk. Half maart zijn die 66 dagen voorbij en zijn we, Wyb meer dan ik, helemaal clean. Ben benieuwd wat er dan gebeurt. Voor die gebeurtenis zal ik vast een paar mooie flessen wijn in huis halen. Een klooster kent ook zijn vieringen.

P.S. De Censor vindt het voor de waarheidsvinding wel noodzakelijk dat ik hierbij de opmerking maak dat we nog steeds lekker eten. Haar geheelonthouding ziet ze als een vakantie voor haar lever. Waarvan akte.

India

Journal

 

Aanklooien

Maandag 22 januari

 

Vandaag treurig nieuws in de Volkskrant. De kop: ‘Leeftijd eerste seks blijft stijgen: jongeren voelen meer druk, minder ruimte voor ‘aanklooien’. Het nieuws raakt me mede omdat ik zelf een groot liefhebber was van aanklooien. Arme jongeren, de helft van hen heeft pas met 18,7 jaar geslachtsgemeenschap. In 2017 was dat nog 18 jaar en in 2012 17 jaar.

Een van de reden is, zo denken de onderzoekers, de druk die jongeren ervaren om het de eerste keer perfect te laten zijn. Tsja, alles moet tegenwoordig perfect zijn. Nergens mag meer een krasje opzitten, alles dient glad als plastic te zijn. Het lijf idem dito. De sixpack dient aanwezig, de borsten in perfecte vorm, evenals de lippen en de kont. Het is de Instagram- en TikTok-terreur denk ik. Ik ken een jonge vrouw, een leuke vrouw, een mooie vrouw, maar als ze een foto op Instagram zet dan bewerkt ze die foto zo dat ze niet meer herkenbaar is, maar wel voldoet aan de normen die iemand instagramable maken.

En er wordt niet alleen met photoshop verbouwd. Men zwoegt in sportscholen naar de perfecte vorm en dan zijn er natuurlijk de ‘dokters’ die fysiek kunnen verbouwen. Resultaat foeilelijke lippen, onnatuurlijke borsten. Arme kinderen. Ik gun ze zo het schijt hebben aan.

Vorige maand liep ik met Henk door een somber, regenachtig bos in Norg. En we bespraken dat het eigenlijk hoogtijd wordt voor een schaduwkabinet. Een kabinet met nieuwe ministeries, zoals het Ministerie van Nutteloze Zaken, het Ministerie ter Bevordering van de Onveiligheid. Het lijkt me goed daar het Ministerie ter Bevordering van de Imperfectie aan toe te voegen. Een Ministerie ter bevordering van het Aanklooien lijkt me ook geen overbodige luxe.

Zelf was ik een enorm voorstander van het aanklooien. Als het stil was dan hoorde je bij mij de testosteron door het lijf gieren. Gaf me de Wehkamp gids, afdeling lingerie en de testosteron deed zijn werk. Zo zie je maar weer dat verwennerij niet gelukkig maakt. De jeugd van tegenwoordig heeft de hele porno-industrie ter beschikking. Ik dacht dat dat vooruitgang was, wat had ik daarvan genoten. Ik zou niet van het beeldscherm zijn weg te slaan. Ik moest me behelpen met die gids, een incidenteel beeld van een actrice die eens uit haar kleren ging op tv en natuurlijk mijn fantasie. Leve de fantasie. Laten we er ook een Ministerie ter Bevordering van Fantasie tegenaan gooien. Fantasie maakt een mens pas echt gelukkig. Maar die arme kinderen van tegenwoordig hoeven die bron niet aan te boren, alles krijgen ze op een presenteerblaadje.

Ik zal zelf zestien, zeventien jaar zijn geweest toen ik voor de eerste keer De Daad verrichtte. Ik vond dat zelf al vervelend laat. Mijn hele lijf schreeuwde om De Daad. Gelukkig had ik allerlei vriendinnetjes in de buurt die ik liefdevol mocht bevoelen. Maar ja, De Daad was iets anders, dat was de Heilige Graal. God, al weet ik niet of hij de ideale persoon is om aan te roepen, laten we de jongeren toch vooral het aanklooien gunnen. Het maakt complete mensen. Vallen, opstaan, en weer heel vaak doorgaan. Nu begrijp ik waarom jongeren vaak zo depressief zijn. Degene die niet aanklooit, heeft een imperfect leven.

 

494

Journal

 

Twee werelden

Zondag 21 januari, Cadouin

 

Ik leef in twee werelden. Dat bedoel ik niet psychologisch, ik bedoel het fysiek. Mijn huis op de berg, midden in de bossen, met uitzicht op de vallei, kent in feite uit twee werelden. Overdag zie ik wat ik zojuist beschreef, dat is mijn wereld. ’s Nachts, als de zon het voor gezien houdt, het donker intreedt, wordt het een andere wereld.

Ik realiseerde het me omdat het wel eens gebeurt dat Dies, midden in de nacht, keihard waaks begint te blaffen. Hij blaft nooit, en dat maakt zijn blaffen extra opmerkelijk. De eerste gedachte is dat onbekende mensen het erf opkomen, maar dat is nooit het geval. Er zijn hier helemaal geen mensen. Pas de ochtend na zijn blaffen zie ik de reden van zijn opwinding. Vlak voor ons huis is de grond van de vallei omgewoeld. Een troep zwijnen heeft daar vannacht naar voedsel gezocht.

Het stikt in de bossen om ons heen van de zwijnen. Je ziet het aan de overal omgewoelde grond. Maar het gekke is, ik heb hier nog nooit een zwijn gezien. Gisteravond laat liet ik Dies uit en hoorde toen duidelijk een troep zwijnen knorren. Ik haalde Wyb op, we pakten onze verrekijker en zo slopen we opeens door een ijskoude nacht. Het mooie heldere licht van de maan hielp ons. Onze verrekijker kan dat soort donker wel aan.

Maar verdomd, we zagen voor de zoveelste keer helemaal niets. Die andere wereld is zo gemaakt dat wij worden buitengesloten. De bewoners daarvan willen niets met ons te maken hebben. Het gebeurt ook vaak dat ik ’s nachts Dies uitlaat en in het licht van de zaklamp de ogen van een ree worden gereflecteerd. Even maar. Want een ree weet dan genoeg. Mensen? Wegwezen.

Het is een wrede wereld, die nachtwereld, wat dat betreft verschilt ze weinig van mijn wereld. Vorige week schreef ik dat ik overdag een vos zag lopen. Ik vermoed dat er momenteel veel vossen in de buurt zijn. Soms hoor ik ze ’s nachts keffen. De afgelopen maanden verdween Chacha zomaar. Het was de kat van onze buurvrouw, een lief beest dat met onze buurvrouw meeliep naar haar werk hier in het dorp. Na een nacht is Chacha nooit meer gezien. Het werk van een vos, vermoedt ze.

Vorige week kwamen Wyb en ik terug van een wandeling. Op de wei bij het klooster, waar de kinderen altijd spelen die in de jeugdherberg slapen, zagen we een dode hond liggen, of lag hij te slapen? Wyb hield Dies vast en ik ging kijken wat er aan de hand was. Het bleek een das te zijn. Zijn hele buik was weggevreten, de rest van zijn lijf was nog gaaf. De vos zal die nacht zijn werk weer hebben gedaan.

Zo gebeurt er wat om ons huis waar wij geen weet van hebben en ook geen zicht. Op het einde van de zomer burlen de herten rond onze vallei. Een imposant geluid, waar ik graag ooggetuige van zou willen zijn. Maar elke poging daartoe is tot nu toe mislukt. De twee werelden, de lichte en de donkere, ze zijn strikt gescheiden.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2023