Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

Nieuw

Journal

 

Beestje

Vrijdag 24 januari, Delft

 

De gezondheidsapp oop mijn iPhone had al snel door dat wij waren verhuisd. Na anderhalve week meldde hij mij dat het aantal trappen die ik dagelijks beklom significant was gedaald. En met het aantal trappen bedoelt de app ook het aantal meters die ik dagelijks klom. Oud nieuws. Want als je van een berg in Frankrijk naar het vlakke land van Nederland verhuist, is dat de consequentie. Het was trouwens niet alleen dat wonen op een berg, daarnaast was ik een soort woudloper die dagelijks menig Franse heuvel bedwong.

Het is jammer dat er voor onze auto niet net zo’n app bestaat. Die zou namelijk alle alarmbellen laten rinkelen. In Frankrijk was de auto een verlengstuk van ons lichaam. Boodschappen doen: 15 kilometer rijden. Even naar de stad: 25 kilometer rijden. Naar het ziekenhuis in Périgueux: 35 kilometer. Er was zelden een dag dat de auto ongebruikt bleef staan. In een straal van vijf kilometer was er geen winkel, dus we moesten wel. Naar de dokter: 5 kilometer rijden. Nu loop ik in 2 minuten naar de dokter die in het zelfde appartementencomplex zit als waar wij in wonen.

Omdat werkelijk alles hier op loopafstand zit, een luxe die ik was vergeten, hoeven we onze auto vrijwel niet meer te gebruiken. Omdat ik altijd in de provincie woonde, is mij dat nog nooit gebeurd. Ik heb hier niet eens een fiets. Sinds we in Delft wonen doen we alles met de trein. Treinen naar Den Haag en Rotterdam rollen hier om de tien minuten binnen. Lopen naar het station: een kleine tien minuten.

Onze auto staat nu al twee weken ongebruikt in de parkeergarage onder ons appartementencomplex. Daarin hebben wij een eigen parkeerplaats, heb ik ook nog nooit gehad. Het is wennen, want onze zwarte Volvo was de afgelopen vijf jaar altijd direct zichtbaar. Hij stond altijd onder onze berg op ons te wachten. Nu lijkt hij er afgedankt bij te staan, hij zal wel denken. Waaraan heb ik dit te danken?

Begrijpelijk, want het oude beestje, inmiddels bijna 400.000 kilometer op de teller, bracht ons zo vaak naar Frankrijk en terug, en nog steeds. Die hele Frankrijk expeditie was zonder die auto ondenkbaar geweest. Hij was boodschappenauto, verhuisauto, ambulance, taxi, terreinwagen, vrachtauto, kortom een allround ding, en nu staat hij daar in een überkeurige garage.

Tot overmaat van ramp beginnen wij ook nog eens te mopperen dat het wel een duur ding wordt zo’n auto. Wanneer gebruiken we die auto nog? Om naar Frankrijk te gaan. Om naar het noorden te rijden. Maar wanneer gebeurt dat nou? De meeste tijd is hij in ruste.

Gisteren kregen we de eerste rekening van de wegenbelasting binnen. We schrokken ons rot. In Frankrijk hebben ze geen wegenbelasting. Hier blijkt dat we opeens een hele dure auto hebben. Maar natuurlijk doen we het oude beestje niet weg. Zoveel jaren trouwe dienst dient beloond. Bovendien lonken Frankrijk en het Noorden nog altijd.

Journal

 

Ochtendritueel

Donderdag 23 januari, Delft

 

Ik heb nooit om auto’s gegeven, nooit om materiële zaken en nauwelijks om geld (genoeg is genoeg). Ik moet toegeven dat ik wel om status gaf, een mooie functie, een bijzondere positie. Maar ook dat bleek uiteindelijk niets voor te stellen.

Naarmate ik ouder werd, begon ik meer en meer te beseffen dat geluk in kleine dingen zit. Zo zit mijn geluk bijvoorbeeld in het dagelijks ochtendritueel. Een van de geneugten van het pensionadoschap vind ik de ochtend. In mijn geval heb ik vrijwel nooit meer dwingende afspraken, dus de ochtend kan zich in zijn eigen tempo ontwikkelen. Al probeer ik wel met Wyb op te staan, dat wil zeggen, als ze moet werken, rond zeven of acht uur.

Met mijn verjaardag kreeg ik een badjas van Wyb en daar maak ik met plezier gebruik van. Aankleden kan altijd nog. Moet ook wel, want na negenen eist Dies zijn ochtendwandeling.

Elke dag wandel ik over een zanderig paadje dat langs het Rijn-Schiekanaal loopt. Aan de linkerkant dikke bomen die nu al decennia getuigen zijn van de geschiedenis van de stad. Daarnaast een weg en aan de overkant van de weg de oude gebouwen van de TU Delft.

Mijn eerste genieting zijn de aalscholvers aan het begin van het pad. Ze zitten op een paar ijzeren stellingen, sommige hun vleugels breed uit om zich te drogen, andere mijmeren over weer een dag duiken.

Als ik Dies loslaat op het pad, gaat hij meteen poepen. Ik ben hem aan het trainen dat hij aan de rand van het kanaal gaat zitten, zijn kont boven het water, en zijn poep in het water laat vallen. Dat scheelt mij weer een poepzakje. Het gaat steeds beter, al ben ik soms bang dat hij achterover het kanaal in kukelt. De vissen zijn er blij mee.

Dan vraagt hij of ik met stokken wil gooien. Gelukkig liggen er onder de dikke bomen altijd wel stokken. Dies stelt zich verdekt achter een boom op, ik loop veertig meter verder, gooi de stok, en Dies verandert in een torpedo. Dit herhaalt zich zo’n vier à vijf keer. Feestje voor Dies.

Op het kanaal passeren de roeiers van Laga. Zeker bij de acht met stuurman blijf ik altijd even staan kijken. Teamwork met militaire precisie. Hetzelfde doe ik als een skiff passeert, de skiff is nauwe verwant met de aalscholver.

Als ik onder de Sint Sebastiaansbrug ben doorgelopen verandert het beeld. Rechts nog steeds het kanaal. Links ligt een fietspad richting de brug. Ook op de weg langs mijn zandpad is het erg druk met fietsers. De bèta studenten uit heel de wereld zoeken hun collegezalen, tekentafels en laboratoria op om ons over vijftien jaar te verrassen met weer nieuwe uitvindingen.

Bij die afslag zit een andere wereld. Een bankje voor een kerkhof is het domein van een stuk of vier zwervers. Voor het bankje staat een gietijzeren kacheltje waar ze zich aan verwarmen, rond hen scharrelen sinds een paar weken vier kippen. Onder het bankje ligt een houtvoorraad waarmee ze de kachel brandend houden.

Vandaag zit er slechts één man, witte muts op, weggedoken in een dikke jas, de rook kringelt uit het kacheltje. Hij roept iets naar me, maar ik versta hem niet omdat hij geen gebit heeft. Ik loop vragend naar hem toe.
‘Een mooie hond, meneer,’ zegt hij.
‘Mooi getekend, hè? Het is een border collie, een tricolore.’
De man knikt, steekt zijn duim op en ik loop door.

Een eind verder poept Dies in de bossages rond het kerkhof. Hoef ik ook geen poepzakje voor te gebruiken, niemand die daar loopt. Dan terug naar huis voor het tweede kop koffie. Vervolgens een blogje schrijven met de titel Ochtendritueel.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik heb de jaren dichtgesmeerd.
Nergens een kier of scheur te bekennen.

Ik isoleerde mijn bestaan van woord
en beeld, schreef nota’s, jaarverslagen.

Een management-letter tot slot. Toch
sijpelde zo nu en dan iets uit de muur.

Bloed kruipt door beton en
stalen wanden. Rode tekens

dat ik toch bestond. Spaarzaam.
Druppels, een paar per jaar, ik bewaar ze

in een kommetje in de oude kast.
De sleutel heb ik in mijn zak, kleinood

dat ik koester. Altijd maar weer hopen.

Journal

 

Gouden Eeuw

Woensdag 22 januari, Delft

 

Wat doe je op de eerste dag van De Gouden Eeuw, een dag dus na de inauguratie van Trump? Een paar keer noemde hij die Gouden Eeuw, maar uit de woorden die hij sprak, rees bij mij toch veeleer het beeld van een Verroeste Eeuw. Ik moest aan Parijs denken, gouden medailles en na een paar weken zijn ze verroest. Het dreigt een trend te worden.

Hij heeft het natuurlijk niet over onze Gouden Eeuw, hè, laat dat duidelijk zijn. Het wordt De Gouden Eeuw van Amerika. America first. Ik geloof ook niet dat wij op de tiende, twintigste of dertigste plaats komen. Ursula von der Leyen krijgt niet eens contact met Trump en alle rechtse leiders en ware autocraten waren uitgenodigd, maar Geert Wilders moest thuis op de bank televisie kijken.

Daarna zei Wilders wel dat hij jaloers was op Trump. Al die decreten ondertekenen, een grote bek opzetten waar mensen ook nog naar moeten luisteren, dat wilde hij zelf ook wel. Daarmee was hij helder over zijn doel: dictator worden van Nederland. Ik zie het niet gebeuren, want wat voor een ervaring heeft Geert nou eenmaal? Die Trump heeft enorme ervaring in liegen, bedriegen, verkrachten, oplichten, muiten en meer van dat soort dingen. Geert leeft al jaren geïsoleerd en wordt voortdurend als een prins van her naar der gereden, lekker beschermd. Daarvoor was hij beleidsmedewerker bij de VVD, dus je kunt niet zeggen dat hij ooit met de poten in de modder heeft gestaan.

Ik ben blij dat De Gouden Eeuw bij ons al ver achter ons ligt. Ook onze Gouden Eeuw bleek bij nadere beschouwing minder goud te zijn dan ze ons wilden laten geloven. Het is maar van welke kant je het bekijkt. Voor de Amsterdamse koopman was het allemaal goud wat blonk, voor de sjouwers en de matrozen waren het barre tijden met scheurbuik.

De functie van veel historici in het verleden was het oppoetsen van de nationale trots. Het was dus een gouden vondst toen een van hen de benaming Gouden Eeuw bedacht. Al die verhandelde slaven, al die kolonies die we bestalen en uitmoordden, werden maar even vergeten, dat rijmde zo slecht met het woord goud. Toch heeft die benaming wel zijn werk gedaan. Wij blaten eeuwen later nog steeds over de VOC-mentaliteit.

Verder hing ik wat depressief op de bank die eerste dag. Ik heb zo lang het idee gehad dat er vooruitgang was. Als je naar Trump luistert, hoor je het verval, de kwaadaardigheid, niks humanitair denken, niks eerlijk verdelen, niks zorgen voor de ander of onze planeet. Drill, baby, drill. Een paar uur na zijn inauguratie stapte hij uit het klimaatakkoord van Parijs en de WHO. Domme man.

En dat alles onder het toeziend en helpend oog van de dominee en de priester. Het valt dan weer op hoe religieus die Amerikaanse samenleving is. Tijdens de ceremonie vervielen de genodigden een paar keer in gebed, de ogen vroom gesloten. Waar onrecht is, is god nooit ver weg. Max Pam schreef vandaag in de Volkskrant dat hij eerder een homoseksueel president van de VS zag worden dan een atheïst. Ik denk dat hij gelijk heeft. God bless America.

 

Journal

 

Broekzak

Dinsdag 21 januari, Delft

 

Gisteren bedacht ik opeens het volgende, stel dat ik nog jong was, een leven vóór me zou hebben, een carrière die lonkt, of sowieso, al die dingen die mogelijk kunnen gebeuren in een leven, zou ik dan met Dossiermoddergat beginnen? Over die vraag hoefde ik niet lang na te denken. Het antwoord luidt: nee. Ik zou het niet durven.

Ik denk dat een Dossiermoddergat erg slecht is voor iemand die een toekomst voor zich heeft. Stel dat je als accountant gaat solliciteren bij een van de grote accountantskantoren. Ik neem aan, zoals overal tegenwoordig -je weet nooit wat je in huis haalt-, dat er een intensieve screening plaatsvindt. Het kan niet anders of ze vinden bij mijn naam de link met Dossiermoddergat.

Ik kan me precies de reactie voorstellen na nader onderzoek van Dossiermoddergat in de sollicitatiecommissie. ‘Kijk nou eens welke gek bij ons solliciteert. Tik maar eens www.dossiermoddergat.nl in.’ De commissieleden surfen op hun laptopjes door het blog. Ze zien onbegrijpelijke gedichten, foto’s waar je niks aan hebt, recalcitrante blogjes. Ze zien een totaal onbekende, zinloze wereld. Na twee minuten zegt de voorzitter: ‘Nou, daar hoeven we niet lang over te praten, neem ik aan. Afwijzen, lijkt me. Een hamerstuk, toch?’ ‘Het is ook nog een linkse rakker,’ zegt een van hen nog. Snel door naar de volgende kandidaat.

Ik realiseer me dat ik Dossiermoddergat, voor velen een knettergek, veel te persoonlijk, veel te politiek blog, alleen kan maken omdat ik van mijn pensioen geniet. Als productief lid van deze maatschappij heb ik geen nut meer. Och, laat hem maar een beetje heen klooien, het kan geen kwaad, zullen ze bij de AIVD, als die al geïnteresseerd is, zeggen. Alleen wie niet financieel afhankelijk is, kan zich vrijheid permitteren.

Tegelijkertijd realiseer ik me hoe gevaarlijk de social media zijn voor jonge mensen. Gezien mijn jeugd had ik ook toen vast wat dwaze zaken aan het internet toevertrouwd, bijvoorbeeld als lid van Poëzie Syndicaat of als een van de demonstranten tegen kernenergie of als aankomend lid van het Socialistisch Onderwijsfront. Een jongere van nu kan zijn leven er mee beschadigen. Want probeer de dwaze dwalingen in je jeugd maar eens van de digitale snelweg te krijgen. Gaat je niet lukken.

Je zou daarmee kunnen zeggen dat internet, waarvan de oorspronkelijke intentie was om openheid en de freedom of speech te vergroten, juist heel normerend is en jongeren, als ze verstandig zijn, dwingt in de pas te lopen. Wie afwijkt, loopt gevaar. Big Brother loopt tegenwoordig gewoon met je mee in je broekzak.

 

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Wij zouden lood
en koper zoeken.

Wij zouden krassen
en lettergrepen spijkeren.

Wij zouden ons
verankeren in archieven.

Desnoods in steen.
Desnoods in zand.

Wij zouden overleven.
Maar alles werd anders.

Ik werd papier
en papier en meer papier.

Journal

 

Tafelen

Maandag 20 januari, Delft

 

Naar aanleiding van mijn blog Afantasie, een paar dagen geleden, laat een vriend weten dat zijn vader juist veel en graag verhalen vertelde. En hij vraagt zich af ‘Hoe ging dat bij jullie aan tafel?’ De vraag bracht mij meteen terug naar het verleden.

Het korte antwoord op de vraag is: wij gingen niet aan tafel. Maar dat is heel kort door de bocht. Natuurlijk zaten wij wel eens samen aan tafel, maar lang niet zo vaak als andere gezinnen. Mijn vader was een harde werker. Overdag was hij verzekeringsagent en ’s avonds hielp hij een paar horecagelegenheden als ober bij partijen en feesten. Dat laatste was zijn lust en zijn leven. Het gevolg was dat mijn vader vaak ’s avonds niet thuis at. Hij moest snel door naar zijn tweede baan.

Mijn moeder en ik vonden dat helemaal niet erg, want daardoor konden wij doen wat wij het liefste deden, ook tijdens het eten. Sterker, ik wist heel lang niet dat gezinnen het samen aan tafel gaan zo belangrijk vonden. Als mijn vader er niet was, zat mijn moeder aan de tafel met een bord voor haar te lezen en ik lag vaak op de grond of zat op de bank met een bord op mijn schoot ook te lezen. Wij vonden het heerlijk om zo ontspannen het eten te nuttigen. Overdag hadden we al zoveel tegen elkaar gezegd. Ik dacht altijd dat iedereen dat deed.

Jaren later kwam ik in mijn jeugdboeken nog de sporen van hagelslag- en jamvlekken tegen. Hier en daar een vetvlek. Het waren de sporen van het verleden en ze ontroerden me, ik moest meteen aan die heerlijke uren denken dat ik onbekommerd op de grond kon liggen lezen en eten.

Op basis van bovenstaande, en het blog een paar dagen geleden, kan de indruk bestaan dat ik helemaal geen band met mijn vader had en dat is toch ook niet juist. Hij was geen boeman voor me, en we hadden geen hekel aan elkaar. Maar we hadden geen diepe vertrouwensband zoals je met je vader graag zou willen hebben.

Op drie dingen vonden we elkaar. Mijn vader was een prima dammer en vaak zaten we aan tafel te dammen. Door hem werd ik gegrepen door het spel en werd ik in de eerste helft van mijn puberteit lid van een damclub.
Andere sport waarin hij goed was: tafeltennissen. Op de zolder van mijn opa en oma stond een tafeltennistafel en er was niemand van de familie die hem kon verslaan, eigenlijk elke familiecompetitie won hij. Pas na jaren, nadat ik na de damclub had ingeruild voor de tafeltennisclub, lukte het me hem te verslaan.

En ten slotte was er de politiek. We hebben heel wat avonden samen voor de televisie gezeten. Mijn vader keek eigenlijk nooit televisie, maar voor een politiek debat was hij altijd te porren. Hij stemde, zoals de hele familie, PvdA. Dat nam niet weg dat hij enorm genoot van het debatteren van CPN’er Marcus Bakker. Later werd ik radicaler, waardoor dat kijken een bron van conflict werd.

Doet me toch goed om op deze maandag, de derde maandag van januari, die te boek staat als Blue Monday, even wat herinneringen van vroeger op te halen. Want één ding is zeker, er is nog nooit een deprimerender Blue Monday geweest dan deze, nu uitgerekend op deze dag de inauguratie van Trump plaatsvindt.

Journal d’images

 

Tekst in de stad

Zondag 19 januari, Delft

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Ik Tarzan. Jij Jane.
Wij moeten overleven.

Kijk, onder ons
moerassen, krokodillenbekken.

Zwaai, zwaai,
van zin tot zin.

Wij vorderen, wij moeten
overleven. Wij grijpen.

Journal

 

Kaag

Zaterdag 18 januari, Delft

 

Ik mis Sigrid Kaag. ik zie haar door Gaza lopen, zich met hart en ziel inzetten voor de gevolgen van een misbaksel van een oorlog, en ik denk: waarom hebben wij niet meer zo’n vrouw? Zojuist zag ik een foto van Sigrid Kaag in Gaza, een Noorse godin in een verwoeste wereld. Ik heb haar met plezier zien opereren in Den Haag. Ik heb niet op haar gestemd omdat D’66 mij toch te liberaal is, te wispelturig en te opportunistisch. Maar dat nam niet weg dat ik haar optreden als partijleider en minister bewonderde.

Ik keek met respect naar haar rationele optreden. Eindelijk iemand die niet werd geplaagd door bedachte emotie, makkelijk populisme. Ze hield afstand tot de dingen, een verademing voor mij, irritatie voor de anderen. Hierbij werd ze ook nog eens geholpen door het tikkeltje arrogantie dat aan haar hangt. Een Noorse godin in een troebele vijver met modderige kikkers.

Every inch a lady. Zet daar een van de hoofdrolspeler van haar tijd in Den Haag tegenover, Caroline van der Plas, die zich vermomd met halssnoeren als ketenen en te lange shawls om haar minderwaardigheidscomplex te bedekken. Zet ze tegenover elkaar en het volk kiest natuurlijk voor de morsigheid. Het volk heeft nou eenmaal een hekel aan superioriteit. Wie spreekt er in godsnaam vijf talen, wat een hoogmoed. Doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg. Het rapalje noemde haar consequent heks, Geert Wilder voorop, every inch een klootzak. De hetze van de gecultiveerde domheid.

Ik vond het jammer dat ze Den Haag de rug toekeerde. Maar het toonde ook dat Kaag een autonoom persoon is. Jullie willen mij niet? Oké. Trots en zonder tranen verliet ze het slagveld waar men elkaar met X in het kruis trapt. En gelukkig dook ze meteen weer op in de hoogste diplomatieke kringen. Kwaliteit verloochent zich nooit en komt altijd boven drijven.

Ik begrijp het wel dat ze zo snel mogelijk het land wilde verlaten. Je zult maar met Dilan Yesilgôz moeten werken en altijd tegen een valse glimlach aankijken, iemand die van waarheid leugens bakt. Of met Wilders met dat nerveuze mondje. De oer-nederlandse stijfheid van Omtzigt, de overjarige Frans Timmermans. Het is geen wereld voor Noorse godinnen.

Sigrid Kaag is niet bang. Dat blijkt toen ze tegenover boerse fakkeldragers stond en tegenover de valsheid van Wilders in het debat. En het blijkt uit het feit dat ze de moeilijkste baan van de wereld niet schuwt, wederopbouwcoördinator van Gaza. Het lijkt me een helse klus na de poging van Israël om Gaza en zijn bevolking te slopen, de zoveelste Israëlische schandvlek op de geschiedenis van de mensheid.

Sigrid Kaag is een gemiste kans voor Nederland. Eindelijk iemand die op een tafel ging dansen.

609

Journal

 

Afantasie

Vrijdag 17 januari, Delft

 

Stel je voor dat je over het strand loopt bij Zandvoort. Het stormt en het is koud. Je loopt tegen de wind in en kunt nauwelijks vooruit kijken, want de wind blaast het zand striemend in je gezicht. De zee buldert. Je bent alleen op het strand; niemand durft zich er verder aan te wagen. Met afgewend gezicht worstel je je tegen de storm in.

Kun je bovenstaande beschrijving voor je zien? Ja, natuurlijk. ‘Wat een stomme vraag,’ denken de meeste mensen. Maar er zijn ook mensen die bij de vorige alinea niets voor zich zien. In hun hoofd blijft het zwart, zij kunnen het zich niet verbeelden: ze hebben geen visueel inbeeldingsvermogen en zien in hun gedachten geen plaatjes. En het gaat niet alleen om plaatjes; ze kunnen bijvoorbeeld ook niet dagdromen of geuren, texturen, smaken of geluiden inbeelden. Ongeveer vier procent van de mensen lijdt aan wat afantasie wordt genoemd.

Ik wist niet dat dit bestond, tot ik onlangs samen met Wyb naar Cadouin reed. Terwijl wij op de périphérique van Parijs reden, luisterden we naar een interview met een onderzoekster die dit fenomeen onderzocht. Iemand die geen fantasie heeft, geen verbeelding… dat moet de kwaliteit van leven enorm aantasten. Al ben je je daar waarschijnlijk niet van bewust, omdat je niet weet wat je mist.

Tijdens het interview moest ik meteen aan mijn vader denken. Ik heb altijd een vreemde relatie met mijn vader gehad. Ik gebruik bewust niet de woorden ‘gecompliceerd’ of ‘moeilijk’, want ik heb er geen last van gehad. Het woord ‘vreemd’ beschrijft onze relatie denk ik het beste.

Eigenlijk hadden mijn vader en ik nauwelijks een relatie. Ik kan me geen enkel goed gesprek met hem herinneren. Al in mijn jeugd begreep ik niets van mijn vader; er hing een mysterie om hem heen. Ik weet eigenlijk niets van zijn jeugd. Ik heb nooit een verhaal uit zijn jeugd gehoord. Sowieso was mijn vader niet spraakzaam, hij vertelde nauwelijks iets. Hij beschreef zichzelf vooral als nuchter. Moet gezegd: hij werkte keihard en was daardoor weinig thuis. Ik had een vader zonder verhalen. Het ontbrak hem volledig aan speelsheid en bevlogenheid. Dit in tegenstelling tot mijn moeder.

Mijn moeder en ik lazen ons te pletter. Mijn vader las nooit. Ik vond dat mijn vader een eendimensionaal leven leidde. Ik vond hem een man zonder verhalen. Mijn vader leefde nuchter in het nu en dat was het dan. Ik vond dat vanaf mijn vroegste jeugd heel onbevredigend. Later in mijn leven zei ik: ‘Ik heb van mijn vader veel geleerd, namelijk hoe ik niet wil leven.’

Maar op de périphérique luisterde ik vermoedelijk naar de sleutel van mijn vaders mysterie. De onderzoekster beschreef mensen die aan afantasie lijden, en ze beschreef mijn vader. Ik zal het nooit zeker weten, maar ik denk dat mijn vader aan afantasie leed.

Toen ik mij erin verdiepte, las ik dat afantasie erfelijk kan zijn. Ik ben ontzettend blij dat dit bij mij niet het geval is, mijn leven zou er zo anders uit hebben gezien. Mijn fantasie en verbeelding zijn de basis waar ik op leef, heb ik het idee.

Of mijn vader ermee is geboren, is de vraag. Afantasie kan namelijk ook ontstaan na een depressie of psychose. Ik weet dat mijn vader op het seminarie verschrikkelijke dingen heeft meegemaakt. Ik heb bij niemand kunnen achterhalen wat dat precies was, ook niet bij hemzelf. Waardoor, goed beschouwd, het mysterie van mijn vader toch nog in stand blijft. Maar de directe oorzaak van zijn gedrag zal vrijwel zeker afantasie zijn geweest.

Journal

 

Noord

Donderdag 16 januari, Delft

 

Wat weet een mens nou eenmaal? Je denkt een duidelijk beeld van iets te hebben, maar bij nader inzien, door studie of een bezoekje, blijkt dat helemaal niet te kloppen. Zo ben ik tientallen, misschien wel honderden keren in Rotterdam geweest. Vooral toen ik een jaar als interim bij Theater Rotterdam werkte, dacht ik een goed beeld van de stad te hebben. Nu blijkt dat ik de helft van de stad nog nooit heb gezien.

Tijdens mijn Rotterdamse tijd – dat klinkt stoer, maar eigenlijk stelde het niet zoveel voor – verbleef ik slechts een paar maanden in een hotel. Dat vond ik zo’n treurig bestaan dat ik besloot dagelijks op en neer te gaan reizen van Dwingeloo naar Rotterdam. Dat bleek prima te doen: om kwart over zeven pakte ik de trein en om kwart voor negen was ik op kantoor. Meestal was ik zelfs de eerste. Maar goed, in die Rotterdamse tijd ging ik eigenlijk altijd dezelfde kant op zodra ik uit de trein stapte: ik nam steevast de zuidelijke ingang van het station. Ook als toerist deed ik niet anders.

In de tijd dat ik bij Theater Rotterdam werkte, merkte ik wel dat veel van mijn collega’s in Rotterdam Noord woonden. Of ik er wel eens was geweest? Nee, nooit, moest ik dan opbiechten. Gisteren namen Wyb en ik eindelijk de noordelijke ingang van het station. Wyb had een stadswandeling door het voor ons onbekende Rotterdam gevonden. Het werd de dag dat ik erachter kwam de helft van Rotterdam niet te kennen.

Wij zagen dat er de afgelopen decennia hard was gewerkt in Rotterdam. Met de volkshuisvesting zag het er best goed uit. We liepen door diverse wijken van Noord en zagen dat de meeste woonblokken prima waren opgeknapt of totaal vernieuwd. Leuk stadsdeel dat Noord, zou er best kunnen wonen. We zagen ook veel straten met oude panden, toch mooi dat die het bombardement hebben overleefd.

Eén ding wordt hier overduidelijk: de multiculturele samenleving is een feit. Er wordt door rechtse partijen nogal eens geprutteld over integratieproblemen en in rabiaat rechtse kring wordt nog wel eens gezegd dat al die buitenlanders het land uit moeten. Vergeet het. Wie daar pogingen toe doet ontketend een burgeroorlog. Hebben we in Delft de intellectuele multiculturele samenleving, hier in Rotterdam is de volkse multiculturele samenleving, en die is, zoals in zoveel steden, van een ongekende omvang. Laat dat rechts maar pruttelen, het Nederland van mijn jeugd, met keurige levensbeschouwelijke zuilen vol met witte mensen, het is definitief voorbij.

Ik vind het een feest om door die multiculturele samenleving te wandelen. Nederland is er zoveel leuker door geworden. Eindelijk is dat stijve, überkeurige, en daardoor saaie Nederland doorbroken. Nederland is levendiger, afwisselender, veelkleuriger geworden. Al die verschillende invloeden zorgen voor een nieuwe melange. Het is een soort fusion koken, het levert allemaal nieuwe en verrassende recepten op.

Fragment uit een gedicht van Jules Deelder.

Het muurtje van Coen Moulijn.
Coen Moulijn (Rotterdam, 1937 – 2011) was een bekende voetballer van Feyenoord en werd daardoor een Rotterdamse volksheld. In zijn jonge jaren woonde en voetbalde hij in de Bloklandstraat in het Oude Noorden. Het muurtje waar hij als kind een balletje tegen trapte, werd in de jaren ’70 gesloopt wegens stadsvernieuwing. In 1990 werd het vervangen door een nieuw muurtje met een voetbaldoel en bronzen plaquette, naar een ontwerp van kunstenaar Hans Citroen. Ook dit muurtje sneuvelde en werd gesloopt. In overleg met supporters van Feyenoord en gemeente Rotterdam werd er besloten een derde eerbetoon te maken. Hans Citroen tekende weer voor het ontwerp. Ook dit muurtje heeft een bronzen plaquette met een illustratie van Moulijn. Daarnaast is er ook een reeks van twaalf foto’s te zien uit zijn voetbalcarrière. In 2014 werd Het muurtje van Coen Moulijn onthuld in bijzijn van weduwe Adri Moulijn, Jules Deelder en oud Feyenoord-spelers Peter Houtman, Eddy Pieters Graafland en oud-verzorger Gerard Meijer.

Journal

 

Cinema

Woensdag 15 januari, Delft

 

Wonderlijk. Op televisie zie ik iemand die steeds de televisie aanzet als hij bezoek krijgt. Ik heb geleerd dat je juist de televisie uitzet als je bezoek krijgt, zelfs een muziekje opzetten als er bezoek is, vind ik al irritant. Maar de man die de televisie aanzet zal denken: ik zet even gezellig de televisie aan.

Even terzijde. Ik merkte dit op bij het programma Een winter vol liefde, een gewoonte van de Zweedse Jan. In eerste instantie vermeldde ik dit niet, want wie kijkt er nou Een winter vol liefde? En dan moet ik bekennen dat wij dat doen en dat is slecht voor ons imago, dus ik liet het even achterwege. Manipulatie van onze werkelijkheid. Excuus. Want alles in Dossiermoddergat dient vermeld, ook de minder fraaie dingen.

Ik zou sowieso een leuker leven kunnen hebben. Zo zitten in mijn hoofd een paar zinloze, maar hardnekkige principes. Zo zal ik overdag überhaupt geen televisie kijken, met of zonder bezoek. Op de een of andere manier vind ik dat decadent, overdag dienen er nuttige dingen te gebeuren en televisie kijken is niet nuttig. Onzin natuurlijk. Maar het heeft zich in mijn denken genesteld. Het zal een restant zijn van mijn arbeidsethos. Er was een tijd dat mijn arbeidsethiek de spuigaten uitliep. Zeven uur opstaan, rond de avond thuis even eten en pas tegen middernacht weer thuis. Televisie bestond voor mij in die tijd niet eens.

Toen we in Delft gingen wonen nam ik mij voor om overdadig van het Filmhuis te gaan genieten. Ik zag mijzelf al overdag heerlijk onderuit naar films kijken. Ik zou een filmpas kopen en zoveel mogelijk zien. Tot nu toe is er niets van gekomen. Overdag naar de film gaan blijkt voor mij toch de allerlaatste prioriteit te hebben. Lezen daarentegen mag van mij wel overdag. Lezen is werken, jezelf verrijken, televisie kijken en naar de film gaan is dus decadent. Zo beperk ik mijzelf door allerlei zelfbedachte principes.

Ik kom erop omdat ik van Peter een appje kreeg. Hij schrijft daarin het volgende:
‘Gisteren naar de ‘senioren cinema’ in ons mooie Wijchen geweest. Interessante film ‘Conclave’. Het heeft toch iets van schaamteloosheid om overdag lekker naar een film te kijken. En dat terwijl Henk en Ingrid in het zweet huns aanschijns, gesanctioneerd door Geert, hun kostje scharrelen. Hoewel pas redelijk ver na het vertonen van de eerste beelden het gebabbel wegsterft, is het goed te doen. Ontvangst met macarons en een prosecco’tje. Goede plaatsen, lekker warm. Vrouwen vormen de overgrote meerderheid van de bezoekers. Middenin de film begint mijn hoogbejaarde buurvrouw met haar oplichtende telefoon te rommelen, maar kleinigheidjes houd je toch. Er zijn zelfs twee van onze kennissen aanwezig, dus we beginnen al te integreren. Als je lid wordt van de bejaardenclub krijg je per film blijkbaar €4,- korting. We gaan het onderzoeken.’

Hij dus wel, al noemt ook Peter het schaamteloos, maar hij doet het wel. En die macarons en dat prosecco’tje is toch mooi meegenomen. En dan hebben we het nog niet over die vier euro korting. Belangrijke vraag: hoe ontdoe ik mij van dit soort principes?

608

Het huis van het weekdier

 

 

 

Vader en moeder

Mijn vader rijdt
op zijn nieuwe motor
rondjes om de flat.

Mijn moeder staat
met een microfoon
op het balkon.

’s Avonds luisteren ze
naar het scheurend
geluid van de motor
op de bandrecorder.

Een biertje, nog een biertje.
Dit is genieten. En even
later op de avond zei ze:
ik hou van jou.

Journal

 

Kwestie

Maandag 13 januari, Delft

 

Ik merk dat ik langzaam afscheid neem van wat ik lang als een ononderhandelbaar grondrecht beschouwde: het recht op vrije meningsuiting. Oftewel, iedereen moet alles kunnen zeggen wat hij wil, hoe beledigend en abject ook.

Maar meer en meer zie ik dat dit grondrecht verandert in een valkuil. Omdat we met zijn allen vinden dat het zo’n belangrijk grondrecht is, wil en durft er niemand aan te komen. Maar wat we nu zien is dat de freedom of speech wordt gebruikt door lieden die chaos, ellende en leugens verkopen. Gebruik wordt misbruik.

Ooit was de vrijheid van meningsuiting nodig omdat we dachten dat we daardoor garandeerden dat we altijd de waarheid konden vertellen. In het publieke debat, waarin nu de social media dominant zijn en in handen zijn ultra rijke particulieren, zien we niet de waarheid overwinnen, maar de leugen. Verenigde krachten van extreem rechts gebruiken het grondrecht geraffineerd om tweespalt te creëren, complottheorieën en ander soort leugens te verspreiden.
We zien zelfs dat het recht om alles te zeggen onderdeel is geworden van een cultuuroorlog tussen democratische en autocratische landen. Zo maken Rusland en China door chatbots en AI handig gebruik van onze vrije media om maar zoveel mogelijk haat en nijd in de democratische landen te zaaien en verkiezingen naar hun hand te zetten.

De ellende is dat een groot deel van de mensen die meedoen aan onze democratie slecht of helemaal niet geïnformeerd zijn. Het ongenoegen en maatschappelijk onbehagen dat ze voelen, vormt een vruchtbare voedingsbodem voor leugens. Niets vermoedend, zonder hun verantwoordelijkheid te kennen en zich hun positie te realiseren, lopen ze in de fuik van extreem-rechts. Gevolg: ondergraving van onze democratie, precies datgene waar extreemrechts op uit is. Het desastreuze gevolg daarvan hebben we al diverse keren in de geschiedenis mee moeten maken. Maar ja, wie maalt erom als je de geschiedenis niet kent…

Steeds meer rijst bij mij de vraag: wat betekent freedom of speech als mensen daarin niet hun verantwoordelijkheid nemen? Verantwoordelijkheid is dat je prudent omgaat met de waarden waarvoor we hebben gestreden. De belangrijkste daarvan is de democratie, die nu recht tegenover de autocratie staat, waar slechts één man of een kleine groep oligarchen het voor het zeggen heeft. In de geschiedenis wemelt het van autocratische staten, en het wemelt van menselijk leed in die staten.

Hoe kunnen we het misbruik van het recht op vrije meningsuiting beteugelen zonder dat dit grondrecht in zijn tegendeel gaat verkeren? Gelukkig doet de EU pogingen daartoe. Moeizame pogingen, want de grote techbedrijven, die zich inmiddels onbeschaamd tot roofkapitalisten transformeerden, hebben een sterke lobby, veel geld, en veroveren via stroman Trump zelfs de politieke macht. Ze deinzen er niet voor terug om Europa met sancties te dreigen.

Ik, ooit fel voorstander van die compromisloze vrijheid van meningsuiting, vind het een ingewikkelde kwestie. Nu denk ik steeds nadrukkelijker: neem asjeblieft maatregelen. Bestrijd de leugen, beteugel de macht van de techbedrijven, bevecht de kwaadaardigheid van diegene die eigenlijk de vijand zijn van het recht op vrije meningsuiting, die, als ze het voor het zeggen krijgen, het zullen afschaffen.

607

Journal d’images

 

Familieweekend

Zondag 12 januari, Delft

 

Dit weekend was een onvervalst familieweekend. Esmee en Arjan en de kinderen op bezoek in Delft. Ik heb het altijd jammer gevonden dat ze op Ameland wonen. Je wipt niet even langs als je familie op Ameland woont, dat vereist toch altijd een stevig reisje.
Gelukkig woonden we regelmatig in Moddergat en zagen we, als we op de dijk stonden, Ameland liggen. Door ons huisje in Moddergat was het toch vaak mogelijk om in een middag op en neer te gaan. Maar toch. Al dat water ertussen, volle boten en altijd die beperkte tijd om te blijven.

Bezoekjes zijn nu nooit eventjes. Zeker niet als we in Den Bosch, Arnhem, Frankrijk of Delft wonen. Gelukkig kan Esmee meestal een hotel regelen. Meer dan een keer sliepen Wyb en ik daarom in een bruidssuite.
Die handicap van de afstand nam niet weg dat we altijd intensief en regelmatig contact hebben. Om de zoveel tijd reizen we naar Ameland. Of reisde de familie af naar… een van die plaatsen waar we woonden. En gelukkig ontdekten ze het Franse campingleven, waardoor we elkaar langere tijd konden zien. Verder is er natuurlijk telefoon en facetime voor het tussentijds contact. Hieronder wat foto’s van een Delfts blauw familieweekend.

Goed dat we kleinkinderen hebben. Dan dan gaan we eindelijk weer eens naar een musical.

Joris verpakt in Delfts blauw.

Op jeu de boules gebied was het een trieste dag. Er waren tijden dat ik de gekroonde koning van de familie was op het gebied van jeu de boules. Dit weekend werd duidelijk wat de consequentie is van ouder worden. Wreed werd ik onttroond door mijn kleinzoon, een groot talent waar ik een diepe buiging voor maak.

Journal

 

Herinnering

Vrijdag 10 januari, Delft

 

In NRC schrijft Michel Krielaars een mooi stukje over de overleden schrijver Guus Luijters. Hierin komt de volgende passage voor. ‘Laatste brood (het laatste boek van Luijters) begint met Luijters’ herinneringen aan zijn jeugd in Amsterdam-West. “De oorlog was voorbij, maar overal aanwezig,” schrijft hij.’

Ik blijf aan die zin van Luijters hangen omdat ik negen jaar na die oorlog werd geboren en eigenlijk niets van die oorlog merkte, en dat heeft mij lang verbaasd. Dus als je negen jaar na een oorlog wordt geboren is die oorlog eigenlijk al verdwenen? Het decor was er niet naar. Ik groeide op in Nijmegen dat vreselijk gehavend uit de oorlog kwam. De geallieerden bombardeerdne de stad in de veronderstelling dat het een Duitse stad was. De ruïnes waren nog de rotte plekken in de stad. Er vielen honderden doden, het leed in de stad moet groot zijn geweest. Maar ik merkte er in mijn jeugd nauwelijks iets van.

Mijn vader en moeder hadden sowieso weinig verhalen over de oorlog. Vreemd. Want ze waren tijdens de oorlog in de puberteit. Van mijn vader ken ik geen enkel verhaal dat met de oorlog heeft te maken. Mijn vader is sowieso een man zonder verhalen. Zijn vader, mijn opa, was politieman in de oorlog, dat is het enige wat ik weet. Misschien moet ik toch eens naar het Nationaal Archief. Zo weinig verhalen uit de oorlog is bijna verdacht. Aan de andere kant werd er zo nu en dan wel gesproken over mensen die fout waren, daar klonk geen eigen schaamte in door, dus ik geloof niet dat de familie van mijn vader een fout verleden had. Maar je weet het natuurlijk nooit.

Aan mijn moederskant waren er wel verhalen. Mijn oom figureert als personage nog in de film A bridge too far als hulp van de geallieerden. Tijdens de gevechten rond de Waalbrug vluchtte mijn familie naar een familie in Overasselt waar ze liefdevol werden opgevangen. In mijn jeugd bezochten we die mensen nog wel eens. Mijn ooms deden soms koerierswerk voor het verzet, maar echt grote verhalen werden het niet.

Voor mij kwam de oorlog pas tot leven toen ik in de laatste klas van de basisschool zat en Jan van Oosterhout mijn onderwijzer werd. Hij was een machtig verteller. Levendig kon hij over zijn eigen ervaringen in de oorlog vertellen en hij wist beeldend te vertellen hoe Nijmegen er in de oorlog uitzag. Ik vermoed dat hij mede de reden is dat ik later geschiedenis ging studeren.

Op weg naar Cadouin, een paar weken geleden, hoorde ik voor het eerst op de radio over mensen die lijden aan afantasia. Maar dat is een ander verhaal waar ik in een volgend blog nog over wil schrijven. Maar toen ik er, rijdend op de périphérique van Parijs, over hoorde, dacht ik: misschien is dat wel de sleutel tot het mysterie van mijn vader, waar ik zo lang naar op zoek ben: een man zonder verhalen.

606

Journal d’images

 

Slagerij

Donderdag 9 januari, Delft

Gezien in Den Haag. Slagerij gespecialiseerd in sinaasappelen.

Journal

 

Verroest

Woensdag 8 januari, Delft

 

Trump laat weten dat hij Canada wil inlijven en van het land de 51ste Amerikaanse staat wil maken.
Trump laat weten dat hij Groenland wil kopen, of desnoods gewapender hand wil veroveren. Misschien wordt het wel de 52ste staat van Amerika.
Trump laat weten dat hij van het Panamakanaal weer Amerikaans bezit wil maken.
Trump laat weten dat De Golf van Mexico voortaan De Golf van Amerika zal heten.
Bovendien laat hij weten dat alle NATO-leden hun defensiebudget dienen op te hogen van 2 naar 5%. Wie dit niet doet, wordt niet langer door Amerika verdedigd. Wat per saldo het einde van de NATO betekent.
De tech-giganten hebben vrijspel en laten de moderatie los, wat feitelijk betekent dat de leugen vrijspel krijgt, de waarheid het onderspit delft.
De waanzin regeert.

Even overschakelen naar ons eigen continent.
De Oekraïne gewikkeld in een wanhopige oorlog om Rusland van haar lijf te houden.
De EU blinkt eigenlijk op elk onderwerp uit in impotentie. De besluitvorming duurt jaren. De verdeeldheid is maximaal.
Bovendien krijgen veel landen Trumpiaanse trekken.
En dan ons eigen land, ons krakkemikkige, amateur kabinet met halve en hele idioten. Waarvan de leider van de grootste partij eveneens Trumpiaanse ambities heeft.

Ik heb het idee dat de wereld, sinds ik op die wereld sta, er nog nooit zo slecht heeft voorgestaan. Wat moet je hiermee als Blogger? Ik heb het idee dat de dijken zijn doorgebroken, het land onder water loopt. De problematiek, de onderwerpen, zijn te groot om als Bloggertje over te schrijven.

Mijn gemoedstoestand is ambivalent. Op de eerste plaats voel ik een soort berusting, of liever, onmacht. Wat gebeurt mag mij als misantroop niet verrassen. Maar ja, ik ben altijd een half was misantroop geweest. Tegen beter weten in was er altijd toch hoop op vooruitgang, verbetering. Ik had beter moeten weten. Die onmacht zorgt ervoor dat ik denk: het zal mijn tijd wel duren, jullie redden je maar. Ik sluit de gordijnen en kruip in mezelf. De hele dag lezen en de buitenwereld vergeten.

En als de buitenwereld eens naar binnen piept, misprijzend toekijken, met mijn hoofd schudden en denken dat ik het altijd al heb geweten: er is geen mens die deugt.

Op de tweede plaats merk ik bij mijzelf het idee dat ik iets moet doen. Het is een boosheid die zegt: doe wat. ‘Maar wat?’ zegt de misantroop dan weer in mij. Ik moet denken aan al die Vietnamdemonstraties waarin ik meeliep, de antikernenergie demonstraties. Machteloze, en vooral naïeve pogingen iets te veranderen. Ik word weer moe als ik er aan denk.
Facebook opzeggen? Misschien, maar ik heb er ook mijzelf mee. Ik zie het eerst even aan. Als ik ongevraagd een Trumpiaanse propaganda in mijn tijdlijn krijg en door leugens wordt omgeven, haak ik af.
Komt er nog een tegenbeweging? En waar zou die tegenbeweging moeten ontstaan? Ik ben soixante-dix. Reken niet meer op mij, ik spreek alleen nog de taal van een verroest verleden.

Kortom. Het is verwarrend, het is verdrietig, het maakt me nog meer hardcore misantroop. Al schiet niemand, ook ikzelf, er geen ene donder mee op. Stomme berusting. Een soort van overgave.

Verder is hier alles prima. Ik heb geen klagen. De kachel brandt. We zijn net terug uit Frankrijk waar ons tweede huis staat, Wyb heeft het prima naar haar zin op haar werk en ik vermaak me met het schrijven van blogjes en lezen en het genieten dat ik geen afspraken heb. Vandaag is de lucht hier in Delft zelfs blauw.

Journal

 

Universumpjes

Dinsdag 7 januari, Delft

 

De grootste vijand van het lezen is, vind ik, het boek wegleggen en er dan een lange tijd niet in kunnen lezen. Vooral als het een moeilijk boek is, met veel lagen en personages, om er dan weer in te komen, is vaak een klus. Pak de magie van het verhaal maar eens op.

In de tijd dat ik nog een druk leven had -jezus, wat is dat lang geleden- overkwam het me vaak. Menig boek heb ik hierdoor verpest. Opnieuw beginnen vond ik ook zoiets. Dat zou een nederlaag voor mezelf zijn. Ik las dan weer drie pagina’s, maar ik kwam er niet meer in. Het boek was dode letters geworden.

Ik zit nu met hetzelfde probleem, was met Jouw afwezigheid is duisternis van Jón Kalman Stefánsson begonnen. Prachtig boek. Maar niet eenvoudig door alle verhalen die door elkaar lopen en de vele uitwijdingen. Door de feestdagen, het reizen, heb ik het boek een tijd moeten laten liggen. Ik ben midden in een verhaal gestopt dat ik toch al moeilijk kan duiden. Vandaag heb ik voor het eerst weer de tijd om te lezen en verdomd, er dreigt weer het oude gevaar: dode letters.

Maar ik neem mij voor niet te laten kisten door mijn onvolmaaktheid. Ik lees stug door, in de hoop dat het verhaal mij er weer intrekt. Gelukkig is het bij Stefánsson zo dat er een verhaal is, maar in dat verhaal vind je kleine universumpjes. Alleen die universumpjes al, motiveren je om door te lezen.

Ik heb nu weer zo’n twintig bladzijden gelezen. Het boek komt steeds meer terug, steeds meer tot leven en ik heb bij de volgende universumpjes een potloodstreep gezet.

 

Waarschijnlijk haat ik Ómar.
Wat geen goed gevoel is, niet edelmoedig, al helemaal niet verstandig, per slot van rekening vraagt jaloezie niet om het een en ander: intelligentie, rijkdom, geluk, menslievendheid, redelijkheid of rationeel denken zal haar worst zijn. Jaloezie is de mistroostige zus van de liefde, ze wil alleen heersen en nemen wat zij begeert.

Toch wil ik nog steeds geen mensen in mijn buurt hebben. Mensen worden over het algemeen overschat.

Tom Waits. Je gaat moeilijk door het leven zonder zijn gezelschap.

Uitleg vertraagt bijna alles, maakt het omslachtig, log, saai.

Wie alles weet, kan niet schrijven. Wie alles weet, verliest het vermogen om te leven, want het is de onzekerheid die de mens voortdrijft. Onzekerheid, angst, eenzaamheid en verlangen.

 

Met zulke universumpjes wil je wel doorlezen.

Het huis van het weekdier

 

 

 

                      Laten we zacht zijn voor elkander, -kind
                      A. Roland Holst

 

Weer en wind

Ik heb het
gezien

zelfs onze fietsen
houden van elkaar

ze staan
urenlang

wiel
aan
wiel

trapper
tegen
trapper

stuur
in
stuur

zacht
en teder

in weer
en wind.

Journal

 

Wereldrecord

Maandag 6 januari, Delft

 

Wyb en ik rijden ergens tussen Orléans en Parijs. We zijn vanmorgen om kwart over zeven uit Cadouin vertrokken. De zondag is bij mij verreweg de favoriete dag om dit soort afstanden te rijden: geen vrachtwagens, de rest van de wereld staat pas laat op, dus de eerste uren is er geen kip op de weg.

Nauwelijks op weg slaan we onze fourage in bij de bakker van La Douze. Hij heeft verreweg de beste croissants van alle bakkers die ik in de Dordogne ken. Naast de bakker verzamelt de jagersvereniging van La Douze zich bij het plaatselijk café. Blaffende honden in de auto’s, dadelijk gaan ze weer los.

Wyb en ik zetten ons verstand op nul en vreten kilometers. De tijd schiet voorbij omdat we luisteren naar Etenstijd, de podcast van Teun van der Keuken en Yvette van Boven. Al op menige tocht hebben ze ervoor gezorgd dat we de tijd vergeten en de kilometers onder ons weg rollen. Het is de beurt van Wyb om te rijden, ik zit naast haar. De route Cadouin Nederland kunnen we inmiddels dromen. Dan gaat de tingel dat ik een nieuwe whatsapp binnenkrijg. Het blijkt een app van Peter te zijn. Zijn apps nemen soms de vorm van een blog aan. die soms de vorm van een blog aan. Hij schrijft:

‘Het heeft hier gesneeuwd. Het laagje wit dat er rond 07.00 uur lag is alweer aan het verpappen. Jammer wel. Ik kan ervan genieten dat door sneeuw de wereld in een lagere versnelling gaat. Sneeuw dempt de geluiden van de auto’s en remt de snelheid. Ook de stem van de mens en zijn gedoe. Maar het is allemaal alweer zo ongeveer voorbij. In plaats van de mooie, strakke witte deken komt de smurrie waarin mensen en aangelijnde honden kleumend rondsoppen. Ik draai er Schuberts Nachtgesang bij. Het combineert geweldig. Muziek die ik graag ook draai bij schemer. Ik kan het iedereen aanraden.
Ik ken deze muziek pas sinds vorig jaar en heb bij hoge uitzondering de cd gekocht, uitvoering van het RIAS Kammerchor, directie Marcus Creed. Door die cd kan ik onthouden hoe goed dit is en wie daarvoor hebben gezorgd. Een afbeelding van Caspar David Friedrich op het cd-doosje maakt het af en brandt componist, titel en uitvoerenden in mijn geheugen. Meestal draai ik de cd, soms -waarom?- speel ik de zaak af op Spotify. Onterechte gemakzucht. In the old days moest je een elpee in je handen nemen, dan zag je de hoes, de naam van muziek en uitvoerenden. Ik onthield naar wie en wat ik luisterde. Omdat bij Spotify allerlei muziek op afspeellijsten voorbij komt, heb ik de helft van de tijd geen idee wat er afgespeeld wordt. Het algoritme is tevens zo goed dat ik geen aanleiding heb wat aan de programmering te doen. Maar in wezen is het dus vaak hetzelfde aan deze kant als aan de andere kant van het raam: smurrie.’

Podcasts en appjes zoals die van Peter vormen de troost onderweg en maakt het rijden voor ons een ontspanning. Een ontspanning, ik geef het toe, die wel te lang duurt. Elf uur ontspanning in een auto maakt zelfs ontspanning tot inspanning.

Overigens rijden we Cadouin Delft vandaag in een wereldrecord. In Parijs, geen files, soms alleen even op de rem, in Antwerpen hetzelfde. Pas na Antwerpen krijgen we last van de regen waarvan de Nederlandse radio ons al de hele dag laat weten dat die nogal heftig is.

605

Journal

 

Afdaling

Zaterdag 4 januari, Cadouin

 

Nu pas kunnen we een lange wandeling maken door de ons ze geliefde bossen, de eindeloze bossen van de Dordogne. Daarvoor lukte het niet omdat de jagers overal in het bos aan het schieten waren en hun honden blaffend en huilend door het bos renden. Eindelijk waren ze uit hun donkere hokken losgelaten en roken ze het genot van het rennen. Wij durfden ons natuurlijk niet in het bos te begeven. Wij willen niet een van de negentien mensen zijn die jaarlijks door jagers per ongeluk worden doodgeschoten.

Tot mijn geruststelling kan ik constateren dat er in het bos niets is veranderd. Het is nog steeds het bos zoals het al eeuwen is. Het jaargetijde is niet ideaal voor een wandeling want afgezien van dreigende jagers is er de modder. Met four wheel drives draaien ze de wandelpaden tot blubber. Gelukkig zijn er wat verharde paden waar we over kunnen lopen. Neemt niet weg dat we al wandelend onder de modder komen te zitten. Maar ook die modder is vertrouwd.

Het einde van het pad dat we kiezen loopt over onze eigen berg heen. ‘Zullen we eens kijken hoe ons huis en de vallei er van boven uitzien?’ stelt Wyb voor. We lopen het bos in op wat een paadje lijkt. Als we naar beneden kijken lijkt onze berg toch weer hoger dan ik dacht. Diep onder ons kijken we op het dak van ons huis. Omdat het winter is, de bladeren zijn gevallen, kijken we wijds uit over de vallei.

Ik loop verder het bos in. Als ik verder loop moet ik gaan dalen. Ik ben nog nooit van onze berg afgedaald, op sommige plekken is hij verrekte steil. Een paar keer ben ik omhoog geklommen tot het vierde terras, en dan ben ik zo hoog dat de hoogtevrees me te pakken krijgt. Benauwd ga ik terug.

Nu loop ik tot verrassing van Wyb en mijzelf door. We merken dat op onze berg smalle paadjes lopen. Ik heb nog nooit een mens op de berg zien lopen. Maar ’s nachts lijkt er toch druk verkeer te zijn van reeën, dassen en vossen. Omdat ze de makkelijkste weg van de berg zoeken, wijzen ze met hun paadjes hoe ik voetje voor voetje verder naar beneden kan lopen. Soms durf ik nauwelijks verder te gaan. Bij elke boom zoek ik steun om vallen te voorkomen.

‘Weet je zeker dat je verder naar beneden wilt?’ vraagt Wyb.
‘Ik moet toch één keer van onze berg zijn afgedaald.’ Zeventig, denk ik. Een oude man zoekt zijn weg op een steile helling. Al zoekende naar een begaanbare weg naar beneden, kom ik lager en lager. Ik voel een soort trots omdat ik nu iets doe wat ik eigenlijk niet durf. Toen ik negenenzestig was durfde ik dit niet, nu ik zeventig ben wel. Ouder worden is niet alleen maar achteruitgang, merk ik.

604

Journal

 

Doodzonde

Vrijdag 3 januari, Cadouin

 

Een ex-collega, van een theater in het midden des lands, schrijft op zijn Facebook dat hij voor het jaar 2023 bijna drie ton subsidie heeft terugbetaald aan de gemeente. Daaronder hebben enkele mensen enthousiaste commentaren geschreven. Han Ebbelaar schrijft: ‘Dus bravo.’ Ene Nico de Jong schrijft: ‘Uitstekende zaken, complimenten voor jou en je team.’

Ik denk: wat heb ik nou aan mijn fiets hangen? Dit is de wereld op zijn kop? En schrijf eronder: ‘Toch jammer van dat geld voor cultuur. Had veel moois van kunnen gebeuren.’ Oorspronkelijk stond er wat anders, maar Wyb vond dat te negatief.

Geld teruggeven aan de gemeente? Ooit schreef ik het boek De wetten van Tonen. Daarin schreef ik: ‘Geld teruggeven aan de gemeente is als theater een doodzonde.’ Andere doodzondes: altijd positief zijn, geen discussie aangaan, elkaar sparen. In totaal formuleerde ik zo’n twintig doodzondes, zo’n tien meer dus dan de katholieke kerk.

Wie geeft er nou geld terug aan de gemeente? Dat betekent in feite dat je met cultuurgeld rotondes en lantaarnpalen gaat sponsoren. En als je nou een rijke bierbrouwer of uitzendbureau bent, dan begrijp ik dat. Maar een theater is per definitie een kwetsbaar bedrijf, dat veelal balanceert op de rand van wel of niet kunnen rondkomen. En: er gaat toch al zo weinig overheidsgeld naar de kunsten.

Als je geld aan de gemeente terug kunt geven heb je mogelijk drie dingen slecht gedaan. Je hebt te weinig en te makkelijk geprogrammeerd. Vermoedelijk heb je te veel vrij genomen of je hebt alleen maar kaskrakers zitten programmeren. Dat kan, maar dat betekent dat je volgens De wetten van Tonen een slechte theaterdirecteur bent, want als goede theaterdirecteur heb je een artistieke missie uit te voeren. Volle zalen programmeren kan iedereen, maar een programmering maken met uitdagende voorstellingen, en toch zorgen dat je binnen je budget blijft, dat is een stuk moeilijker. Mijn stelling: wie goed programmeert houdt nooit geld over, maar komt ook niets tekort.

In het zeldzame geval dat je toch geld dreigt over te houden, dan ga je als een gek mooie projecten bedenken. Er is surplus in je organisatie (schouderklopje) en dat betekent dus dat je het bedrijf, artistiek gezien, op een hoger niveau kunt brengen. En daar wordt iedereen gelukkig van.

Geld overhouden als theater is levensgevaarlijk, weet ik uit ervaring, waarom zou de gemeente het budget van het theater in 2024 niet met drie ton verminderen? Het is gebleken dat het met minder geld uitkan, dus dat geld zit voor de gemeente zit in de pocket. Kan er op die gevaarlijk weg nog wel een rotonde bij.

Sowieso is de kans groot dat degene die geld overhoudt en weggeeft bezig is met een onverantwoorde bedrijfsvoering. Natuurlijk zijn er jaren geweest dat ik geld overhield. Maar ik wist dat er zeker jaren kwamen waarin het resultaat zou tegenvallen. Vandaar dat ik een heilig belang hechtte aan een goede reservepot.

Je mag geen reservepot aanleggen? Ik weet dat er met een goede administrateur en/of penningmeester, en een welwillende accountant, allerlei mogelijkheden zijn om die reservepot toch te hebben zonder dat iemand dat ziet. Maar een gemeente zou er aan moeten hechten dat een theater een goede reservepot heeft. Ik neem daarom aan dat de desbetreffende gemeente zal zeggen: ‘Hou dat geld nou voor mogelijk mindere tijden.’ Dat zou nou getuigen van goed bestuur.

Toch eens kijken of ik directeur van dit theatertje kan worden. Anders misschien kopen?

Journal

 

Vuurwerkvluchtelingen

Donderdag 2 januari, Cadouin

 

Het is pijnlijk, maar het kan niet anders. We moeten het concluderen om de boel zuiver te houden: een substantieel deel van de Nederlandse bevolking is randdebiel.
Het precieze aantal mensen ken ik niet, maar samen kopen ze voor 118 miljoen vuurwerk in. Ze rijden er voor naar Duitsland en België en kopen daar dozen vol. ‘En ja, doe er nog maar zes cobra’s bij, want je weet nooit waarvoor ik ze nog nodig heb. En een rol ducttape graag.’

Wat is de lol van een lontje aansteken? Het vlammetje volgt de weg van het lontje. En dan: klap. Of: pijltje gaat de lucht in. De lol van de simpelheid: och, kijk wat mooi. Weer veertig euro naar de knoppen.
Met het vuurwerk gaan de randdebielen los. Agenten bekogelen, hulpverleners sarren, auto’s in de fik. Het is te zielig voor woorden. Eindelijk vindt hun verveling haar uitweg. Dit gebeurt als patjepeeëjers zich vermaken. Het wordt een soort oorlog. Sommigen beroepen zich bij deze waanzin op de Nederlandse identiteit. Vuurwerk hoort net zo bij die identiteit als Zwarte Piet. Gefeliciteerd. Domheid heeft een gezicht.

Zelf zijn Wyb, Dies en ik vuurwerkvluchtelingen. Drie jaar geleden wandelden we eind december, zoals we zo vaak deden, door het Noorderplantsoen in Groningen. Her en der klonken klappen, maar gelukkig was Dies schotvast, onverstoorbaar liep hij door. We kwamen in de buurt van de muziekkoepel. Vier gastjes zaten op een bankje zich te vervelen, duidelijk gedepriveerde jongeren. Er was een periode dat dit woord tamelijk ‘in’ was, tegenwoordig hoor je het niet meer. Klinkt waarschijnlijk te elitair. Elitair mag niet meer.

Voor wie het niet weet wat het woord betekent. Op dat bankje zaten vier klootzakken. We liepen langs. De dreiging straalde van hen af. We waren nog niet voorbij of een van dat tuig gooide een Cobra 5, 6 of 7 pal achter Dies. Sindsdien bibbert Dies bij elk ontploffinkje die hij hoort en springt hij op onze schoot. Ook honden kunnen aan PTSS lijden. De debiel heeft met het aansteken van een lontje met één klap het vertrouwen van Dies vernietigd.

Maar goed, we hebben onze identiteit weer de vrije loop kunnen geven. Het gevolg: tweehonderd arrestanten, honderden uitgebrande auto’s, honderden gewonden, afgerukte handen, zwaar oogletsel, een paar doden. Politie en hulpverleners wanhopig. Maatschappelijk schade… heeft iemand dat wel eens berekend?

In negentien steden was een vuurwerkverbod. Klinkt goed, maar het is een papieren werkelijkheid. In al die negentien steden klonk geen klap minder dan in de steden waar geen vuurwerkverbod was. Een vuurwerkverbod zonder handhaving is een soort politieke masturbatie. Het lijkt alsof je beslissing neemt, voor de desbetreffende politici heel bevredigend, maar het besluit mist elke vruchtbaarheid. Aan een verbod zonder handhaving en consequenties heb je geen bal.

Wat ook bij onze Nederlandse identiteit en rituelen hoort is dat de burgemeesters elk jaar weer vragen om een landelijk vuurwerkverbod. Maar onze nep-premier liet al snel weten dat het er niet zou komen. Populisten hebben nu eenmaal per definitie geen bestuurlijke ballen. Je zou je kiezers eens tegen de haren instrijken. Volgend jaar gebeurt dus weer precies hetzelfde: de randdebielen krijgen opnieuw vrij spel.

Verder wens ik iedereen een gelukkig nieuwjaar. Zondag gaan we weer naar huis. Wie dan nog vuurwerk afsteekt, krijgt met mij te maken. Dan maar eigenrichting.

Journal

 

?

Woensdag 1 januari, Cadouin

 

?? ???? ????? ???? ?? ??????? ???? ??? ??????. ????? ?????????, ???? ?? ??? ???? ??????. ?? ??? ??? ?????? ???? ??? ??????? ?? ?? ??????? ???????, ???? ??? ??? ?? ??? ???? ?????. ??? ?? ??? ?????? ????, ?????? ?? ?? ???? ????? ???. ???? ???, ????? ?? ??????? ??? ??? ?????????? ?????? ??????? ??? ???? ??????. ?? ???? ?????????? ?? ??, ??? ?? ???? ?? ??? ?? ??????????.

??? ?? ??? ???????????? ??? ?????????? ??? ?? ??????????? ????? ??? ??????? ?? ????????????????, ??? ?????????????? ??????????, ??? ?????????? ??? ?? ????? ????? ??? ????????????, ?? ???????? ???? ??? ????? ?? ???????????? ??? ????? ???? ?? ??????? ????? ??? ??????????????. ??? ????? ???? ??? ???????? ????? ?? ?????. ??? ?????????? ??? ?? ?????????????? ????? ??? ????????? ???????. ??? ????? ??? ????????? ????? ???????. ?? ????????? ???? ?? ??????. ??? ????? ????? ??? ?? ????? ????????? ?? ??? ?????? ??? ???????????????? ????? ?? ??????????, ?? ???? ??? ???? ?? ????? ??????? ?? ??????? ?? ??????????. ????? ??????? ???? ??? ???????.

?? ???? ????? ???? ?? ??????? ???? ??? ??????. ????? ?????????, ???? ?? ??? ???? ??????. ?? ??? ??? ?????? ???? ??? ??????? ?? ?? ??????? ???????, ???? ??? ??? ?? ??? ???? ?????. ??? ?? ??? ?????? ????, ?????? ?? ?? ???? ????? ???. ???? ???, ????? ?? ??????? ??? ??? ?????????? ?????? ??????? ??? ???? ??????. ?? ???? ?????????? ?? ??, ??? ?? ???? ?? ??? ?? ??????????. ?? ????????? ???? ?? ??????. ??? ????? ????? ??? ?? ????? ????????? ?? ??? ?????? ??? ???????????????? ????? ?? ??????????, ?? ???? ??? ???? ?? ????? ????.

??? ?????????????? ??????????, ??? ?????????? ??? ?? ????? ????? ??? ????????????, ?? ???????? ???? ??? ????? ?? ???????????? ??? ????? ???? ?? ??????? ????? ??? ??????????????. ??? ?? ??? ?????? ????, ?????? ?? ?? ???? ????? ???. ???? ???, ????? ?? ??????? ??? ??? ?????????? ?????? ??????? ??? ???? ??????. ?? ???? ?????????? ?? ??, ??? ?? ???? ?? ??? ?? ??????????. ?? ????????? ???? ?? ??????. ??? ????? ????? ??? ?? ????? ????????? ?? ??? ?????? ??? ???????????????? ????? ?? ??????????, ?? ???? ??? ???? ?? ????? ????. ?? ??? ??? ?????? ???? ??? ??????? ?? ?? ??????? ???????, ???? ??? ??? ?? ??? ???? ?????.

??? ?? ??? ?????? ????, ?????? ?? ?? ???? ????? ???. ???? ???, ????? ?? ??????? ??? ??? ?????????? ?????? ??????? ??? ???? ??????. ?? ???? ?????????? ?? ??, ??? ?? ???? ?? ??? ?? ??????????. ?? ????????? ???? ?? ??????. ??? ????? ????? ??? ?? ????? ????????? ?? ??? ?????? ??? ???????????????? ????? ?? ??????????, ?? ???? ??? ???? ?? ????? ????.

?? ???? ?????????? ?? ??, ??? ?? ???? ?? ??? ?? ??????????. ?? ????????? ???? ?? ??????. ??? ?? ??? ?????? ????, ?????? ?? ?? ???? ????? ???. ???? ???, ????? ?? ??????? ??? ??? ?????????? ?????? ??????? ??? ???? ??????.

Journal

 

Geestverwant

Dinsdag 31 december, Cadouin

 

In mijn blogs noem ik mijzelf soms een taoïst. Onzin natuurlijk, want ik ben geen taoïst. Ik heb wel boeken over het taoïsme en van taoïsten gelezen, maar dan ben je nog geen taoïst. Als ik die boeken lees, begrijp ik er vaak niets van. Niet gek, want ze stammen uit een volstrekt andere cultuur van lang geleden. En toch intrigeren ze me, zit er iets in dat me aanspreekt.

Het is het onaangepaste, het prevaleren van de eenzaamheid boven het meegaan in machtsstructuren, het onuitgesproken anarchisme, het prefereren van de vraag boven het antwoord, de aandacht voor het kleine en onbeduidende, het kiezen voor de eenvoud boven het gecompliceerde. Het kiezen voor het individu boven de massa. Het prevaleren van de eigen authenticiteit boven het opgelegde pandoer. Het kiezen van soberheid boven rijkdom. De waardering voor de natuur. Het diepe besef van je eigen kleinheid in een wereld van honderdduizenden dingen en bewegingen, en daar dan toch je eigen positie in creëren en beschermen. Liever outsider zijn dan insider. De stilte boven het lawaai.

Ik gebruik dat woord taoïsme om enigszins mijn positie in de maatschappij te beschrijven. En besef dan meteen dat ik voor een eenzame weg heb gekozen. Waar kom je mensen tegen die daar enige affiniteit mee hebben? Vandaag lees ik een interview met filosoof en schrijver Marian Donner in de Volkskrant. Zij gebruikt niet het woord taoïsme. Maar volgens mij had ze dat kunnen doen. Maar ik geef toe, dat woord is aanstellerij, dat gebruik je niet snel. Wat indrukken uit het interview.

Ze vertelt een anekdote. Haar zoontje van zes valt in een toko een wildvreemde man aan. Met opgeheven banaan springt het kind richting de man en brult ‘en garde’. Marian Donner vertelt: ‘Die man reageerde fantastisch. Deed of hij geraakt was, liet zich vallen. Daarna kocht hij de banaan, overhandigde hem plechtig, en zei: “Beloof je dat je deze energie altijd zult behouden?”
De interviewer schrijft een paar zinnen later dat het een veelzeggende anekdote is. ‘Omdat de woorden van de man, in zekere zin, de oproep van Marian Donner aan de mens verbeelden: blijf spelen, pleeg verzet, pas je niet aan, wees tegenstrijdig, leef. Je zou kunnen stellen dat Donner principieel houdt van dat wat afwijkt van de kudde. Van rafelrandjes, van het ongepolijste.’

Marian Donner: ‘Ik heb weleens een lezing gegeven, ergens in België, waar ik dus een soort ruzie met de zaal kreeg, omdat ik weigerde met oplossingen te komen. Dat nam de organisatie me niet in dank af. Het is trouwens geen dwarsheid, ik ben er van overtuigd dat het zo niet werkt. Dat je ruimte moet maken voor het toeval, het onverwachte, dat wat je nog niet kunt bedenken.’

Nou ja, dit blogje is per definitie niet geschikt om de portée van zo’n interview te duiden. Maar ik zou zeggen: lees het. Ik ontmoette een geestverwant.

Journal

 

Binnenste

Maandag 30 december, Cadouin

 

Ik heb Connie aan de lijn. Connie is een partner in crime, een gepassioneerd lezer. Als we een nieuwe lees-ontdekking doen, wisselen we die vaak uit.
‘Ik heb een nieuwe schrijver ontdekt, die moet je eens lezen. Ik heb pas een boek van hem gelezen, zo goed,’ zeg ik.
‘Hoe heet hij?’
‘Het is een IJslandse schrijver, Jón Kalman Stefánsson.’
‘Maar Gerard, ik heb jou een boek van hem gegeven toen ik afgelopen zomer in Cadouin was. De titel ben ik nu even kwijt.’
‘Dat meen je niet?’ En voel me meteen schuldig, waarom heb ik het toen niet gelezen? ‘Weet je dat zeker?’
‘Natuurlijk. Ik vond hem zo goed schrijven. Je weet dat ik nooit zomaar een boek aan je geef, ik vond dat je het ook moest lezen.’
‘Hij kan op de stapel nog te lezen boeken liggen in Cadouin. Maar ik kan het me niet herinneren.’

Een paar dagen later ben ik in Cadouin en ga naar de plank nog te lezen boeken. En verdomd, daar staat het: Jouw afwezigheid is duisternis. Nu heb ik twee boeken van Stefánsson om nog te lezen. Een boek van hem dat ik uit de bibliotheek heb meegenomen en dit boek, dat ik al in mijn bezit heb.

Weer een paar dagen later sla ik het open en lees op de eerste pagina deze passage:

‘Het belangrijkste is dat de dingen die een blijvend effect op je hebben, diepgaande gevoelens, vervelende ervaringen, tegenslagen, intens geluk -beproevingen of geweld die in de samenleving of in jouw wereld erin hakken-, je zo diep kunnen raken dat ze in de genen worden geperst, vervolgens van generatie of generatie worden doorgegeven, en zodoende degenen vormen die nog niet geboren zijn. Dat is een natuurwet. Ze dragen het enthousiasme, de herinneringen, ervaringen en tegenslagen van de ene ziel over naar de andere en op die manier leven sommigen van ons verder, lang nadat wij zijn verdwenen, zelfs helemaal vergeten. Het verleden zit dus altijd in ons. Het is een onzichtbaar, geheimzinnig continent dat je soms in half wakkere toestand tegenkomt. Een continent met bergen en zeeën die een constante invloed hebben op het weer en de lichtstralen in je binnenste.’

Het kan bijna geen toeval zijn dat deze passage op mijn pad komt. Het heeft bijzondere betekenis voor me, en niet alleen voor mij. Ik zal degene voor wie dit fragment ook van belang kan zijn er op attenderen dat het op mijn blog staat.
Wat mij betreft laat de passage ook zien dat Jón Kalman Stefánsson een groot schrijver is.
Ik stuur Connie onderstaande foto.

Journal

 

Contemplatie

Maandag 23 december, Delft

 

Als de redactie van Dossiermoddergat ergens behoefte aan heeft is het contemplatie. Vandaar dat wij ons voltallig terugtrekken in de rust van de Dordogne. Wij hebben liefst twee weken vrij gekregen opdat we ons kunnen loskoppelen van de dagelijkse drukte. Twee weken lang geen blogjes. Daarvoor in de plaats lange wandelingen, copieuze maaltijden en nadenken over wat was, wat is en wat komen gaat.

Daarnaast vieren we de zeventigste verjaardag van De Blogger. Op 29 december gaan we slingers voor hem ophangen en laten we de champagneflessen knallen. Let op het woord ‘vieren’. Hij vindt het enerzijds fantastisch dat hij die leeftijd heeft bereikt, vooral als je uit een familie komt waar jong sterven eerder regel is dan uitzondering, anderzijds is het toch weer een volgende stap naar de ouderdom. Gelukkig overheerst voor hem het enerzijds.

Over knallen gesproken. We zijn best blij dat we even het land kunnen verlaten waarin men tegenwoordig het liefst met handgranaten met elkaar communiceert. Zelfs hier in Delft, toch een keurig stadje, de bèta hoofdstad van Nederland, een stad met een internationale gemeenschap die bestaat uit knappe koppen, wat dat betreft is dit een perfecte plek voor het Hoofdkantoor van Dossiermoddergat, hoor je knal na knal.

En dan dat kabinet waarmee we hier moeten leven. Wie heeft in godsnaam bedacht om een stel incompetente amateurs bij elkaar te zetten? Aanvankelijk was de redactie van Dossiermoddergat er wel enthousiast over, dat wordt smullen dachten we, een en al stof om over te schrijven, maar ze maken er zo’n puinhoop van dat de redactie het niet meer leuk vindt. Elke dag over politieke chaos schrijven is best vervelend.

Nu iets heel anders. Insecten. Op de redactie missen we insecten. Tot nu toe hebben wij in het hoofdkwartier nog nooit een insect mogen ontvangen. Dat is wennen, want in ons Franse kantoor barst het van de wantsen, de lieveheersbeestjes, muggen, wespen en spinnen. Die band met de natuur missen we enorm. Als je in Nederland leeft heb je namelijk geen idee dat je als mens onderdeel bent van de natuur. We verheugen ons erop de aankomende weken terug te schakelen naar dit fundamentele besef.

De redactie van Dossiermoddergat wenst de lezer mooie feestdagen, geniet van ze, lach met elkaar, besef het rijke bezit van familie en vrienden, zie elkander in de ogen, verspreid liefde en dan wordt 2025 vast een gelukkig jaar. Wij zijn terug in de tweede week van januari, als we tenminste tot de slotsom komen dat we er weer zin in hebben. U hoort van ons.

Journal

 

Boren

Zondag 22 december, Delft

 

‘Weet je wat het is? Het doet me zo denken aan dat schilderij bij je moeder boven de bank,’ zegt Wyb. ‘Ik bedoel niet de afbeelding, maar het feit dat er een schilderij boven een bank hangt.’

Een rake opmerking, die ons onmiddellijk in een esthetische crisis stort. Ik begrijp meteen wat ze bedoelt, met dat schilderij daar op de muur krijgt onze kamer meteen iets truttigs. Vervelend, want het is toch een van onze lievelingsschilderijen, en afgelopen week is het voorzien van een nieuwe lijst, best een kostbare aangelegenheid. En met de opmerking van Wyb vinden we beide dat hij toch niet op de ereplek kan hangen die we voor hem op het oog hadden.

Vandaag komt mijn zwager met zijn boor. We hebben de schilderijen al op de plek neergezet waar ze moeten komen te hangen. Door de opmerking van Wyb gaan we er opeens veel kritischer naar kijken. Willen we die schilderijen wel ophangen? Een van de charmes van onze huiskamer is dat het een soort loft is. Als we de schilderijen gaan ophangen, wordt het naar ons gevoel gewoon een doorsnee woonkamer.

Uiteindelijk concluderen we dat de kamer ons heeft gedicteerd dat hij niet behangen wil worden. De kamer is de kamer, het is een karakteristieke ruimte die geen opsmuk nodig heeft. Wyb en ik houden sowieso van kaal. Less is more. De kamer wint. Als mijn zwager komt, boort hij in de kamer alleen een gat voor de spijker waar Harrie Gerritz aan komt te hangen. Het schilderij hangt nu nog in Cadouin, maar als we weer teruggaan, nemen we hem mee.

Verder maakt mijn zwager van onze gang een galerie, zoals ik het steeds noem. Ik heb een soort rails gekocht die net onder het plafond wordt bevestigd en door middel van nylon draden kan ik er een stuk of vijf foto’s neerhangen.
De dag daarop, als er vijf foto’s hangen, arrangeren Wyb en ik een soort opening van de galerie. Galerie Tonen, de kunst van het tonen. Openingstijden zijn er niet. Op afspraak kan men langskomen. Op het ogenblik zijn er al zoveel aanvragen dat de galerie tot 2027 niet is te bezichtigen. Vrienden mogen natuurlijk altijd langskomen. Graag zelfs.

Verder hang mijn zwager een kapstok op. Wat is het toch heerlijk om een kapstok te hebben. Zo lang geen kapstok gehad, ook niet in Cadouin. Het kledingrek dat steeds in onze slaapkamer stond, en dienst deed als kapstok, kan ik eindelijk naar de kelder rollen. Wat een bevrijding.

Aan de muur van onze slaapkamer komen diverse Willems te hangen. Ons Waddenlandschap hangt nu op de werkkamer van Wyb, evenals een oude schoolkaart van Friesland. En zo kleden we het huis toch een beetje aan.
Met als hoogtepunt de keramiekboxen van Margie Fries, die ik nog steeds prachtig vind. Ze hangen nu tegenover de foto’s in de gang. Ik hoop niet dat iemand er ooit tegenaan stoot. Ze zijn erg kwetsbaar, maar tot nu toe hebben ze alle verhuizingen overleefd. We hebben dan ook goed voor ze gezorgd.

 

Impressie: de foto’s, de boxen en de kapstok. O ja, en dan nog die lamp, die mijn zwager ook heeft opgehangen.

Journal

 

Melden

Vrijdag 20 december, Delft

 

De laatste dagen spookt het steeds door mijn hoofd: stel dat de oorlog echt uitbreekt? En ik moet bekennen dat ik het steeds meer een aanlokkelijke gedachte vind, ik verheug me er best op. Dat bij al die jongens, en natuurlijk meisjes, van Gen Z, Gen X en Gen Y, een email op de computer verschijnt dat ze zich binnen 24 uur moeten melden in de kazerne van Assen of Oirschot. De paniek die dan uitbreekt. Wat moeten ze nu aantrekken? Kunnen ze hun badkleding meenemen, en hoe zit het met hun huispak? Nemen ze alleen hun iPhone mee of ook hun laptop? En dan de vraag of er wel gelegenheid is voor hun dagelijkse yoga.

Het zal best even wennen zijn voor het oude militaire kader. Ik hoop dat ik er bij mag zijn als de nieuwe rekruten voor het eerst op de appèlplaats aantreden en het eerste commando klinkt. Niemand die het zal horen, want ze hebben natuurlijk allemaal hun koptelefoon op of hun oortjes in. De influencers praten tegen hun camera’s en achterin zijn ze bezig met het opnemen van een live stream op TikTok. Bovendien is iedereen chagrijnig omdat er vanmorgen alleen maar filterkoffie verkrijgbaar was, niet eens een flat white, latte macchiato of een caramel waffle latte. Zo kun je toch niet voor je land gaan vechten?

Als er eindelijk wat orde is aangebracht, de iPhones en dergelijke in persoonlijke kluisjes zijn gestopt, ontstaat er natuurlijk discussie wanneer ze thuisbezorgid.nl kunnen bellen en even lekker kunnen gaan chillen. De een moet donderdag naar huis omdat hij dan een afspraak heeft met zijn transformationele coach en de ander heeft vrijdag een feestje dat hij echt niet mag missen.

Ik denk dat de oorlog niet zo erg lang zal duren. Tegen Duitsland was het best taai vechten voor de Russen, maar de Nederlanders zijn een makkie. Wat best begrijpelijk is. Schieten maakt echt veel lawaai, voordat je het weet krijg je er tinnitus van. En bij de eerste echte gevechten breekt er vast een PTTS-epidemie uit. En het meest vervelende van oorlog, je wordt er vies van, en waar kun je je wassen en opmaken? Daar hebben ze in deze oorlog allemaal geen rekening mee gehouden.

Ik denk dat de gevechten op de Grebbeberg in de Derde Wereldoorlog nog korter duren dan in de Tweede Wereldoorlog. Niemand heeft zin om daadwerkelijke te figureren in een complottheorie. En weet je wat het ook is, die Russen zijn ook mensen, hè? Het is toch niet chill om tegen elkaar te gaan vechten? En eigenlijk hebben die Russen best een beetje gelijk als je er objectief naar kijkt. Voor de boeren zijn ze ook niet slecht en een beetje meer Russen in het land is best goed voor de omzet van ons bedrijfsleven.

Ik voorspel dat de bezetting van de Russen best te vergelijken is met de bezetting van de Duitsers in de Tweede Wereldoorlog. Het grootste deel van de Nederlanders gaat gewoon gezellig collaboreren, consensus, overleg, dat zit ons gewoon in ons bloed. De Nederlandse handel zal snel opbloeien, want zowel de Russen als de landen die nog niet zijn bezet hebben behoefte aan alles en daar kun je best lekker aan verdienen. Die paar gekken die in het verzet zitten? Gekken heb je overal, gewoon niet op letten, die Russen weten er wel raad mee.

Als herinnering hebben Sterre, Storm, Tim en Fleur natuurlijk wel een vette tattoo laten zetten.

 

603

Journal

 

Vriend

Donderdag 19 december, Delft

 

Ik heb vrienden over de hele wereld en door alle tijden heen. Het zijn mensen die me dierbaar zijn en mij ongelooflijk veel genot hebben geschonken. Een paar weken geleden gaf Henk me een cadeau. Niet een echt cadeau, hij gaf me een tip die leidde tot een cadeau. Want elke nieuwe vriend is een cadeau.

Ik schreef in een van mijn blogjes dat ik van plan was, nu de verhuizing was voltooid, om eindeloos lang te gaan lezen, mij helemaal mee te laten voeren in een enorm dik boek. Als reactie daarop raadde Henk mij aan een trilogie van Jón Kalman Stefánsson te gaan lezen, een trilogie die in drie afzonderlijke boeken is gepubliceerd, maar ook in één band.

Ik had nog nooit van Stefánsson gehoord en mijn eerste reactie is dan altijd, waar ik nooit iets van laat blijken: ja, dat zal wel. Ik probeer die eerste reactie te negeren, want te vaak bleek dat die primaire reactie ervoor zorgde dat ik mooie dingen miste.

Ik zocht zijn naam op en het bleek dat hij een IJslandse schrijver is. Dat zorgde ervoor dat ik al meer geïnteresseerd raakte, want IJsland heeft mijn hart gestolen nadat wij daar een keer drie weken hebben rond gereisd. Al die eenzame dorpen aan die eindeloos koude zee, ik nam mij voor om er een winter lang te gaan wonen zodat ik kon ervaren hoe het is om er te leven en vooral hoe het is om er te leven in een tijd dat het maanden donker is.

Ik las dat Stefánsson een groot schrijver is, waarvan vermoed wordt dat hij binnenkort de Nobelprijs zou kunnen winnen. Nou weet ik als Nederlander dat dit niet zo verschrikkelijk veel zegt, want ook van Harry Mulisch werd dat decennia lang gezegd. En laten we eerlijk zijn, het is maar goed dat hij die niet heeft gekregen. Nog nooit is een schrijver zo snel weggezakt in het collectieve geheugen.

Door die suggestie van Henk werd ik maar eens lid van de bibliotheek hier in Delft. Om nou meteen een boek van Stefánsson te kopen, voordat je het weet zit je weer met een kamer vol boeken.
Ik twijfelde wel even om lid te worden, want als je de OBA in Amsterdam bent gewend en het Forum in Groningen, dan is het bibliotheekje in Delft toch een schrale bedoening.

Nam niet weg dat ze verschillende boeken van Stefánsson hadden, alleen niet het eerste deel van de trilogie. Daarom besloot ik een losstaande roman van hem te lenen met de titel Zomerlicht, en dan komt de nacht.

En het kan niet anders. Stefánsson gaat de Nobelprijs winnen. Wat een fantastisch boek, regelmatig moest ik wat stem en stijl betreft aan Gabriel Garcia Márquez denken.
Hij bespaart me veel geld, want voor een winter in IJsland hoef ik er niet meer heen. Jón Kalman Stefánsson heeft mij er in mijn geest heen gebracht. Door het boek was ik onderdeel van de dorpsgemeenschap die hij magisch beschrijft.

Zomerlicht, en dan komt de nacht, heb ik zojuist uitgelezen. Vandaag naar de bibliotheek in de hoop dat het eerste deel van de trilogie nu wel beschikbaar is, anders maar reserveren.

Henk, dan voor de tip. Ik heb er een nieuwe vriend bij.

602

Journal

 

Preppen

Woensdag 18 december, Delft

 

Preppen. Ik vind het een lelijk woord, vooral als je het op zijn Nimweegs uitspreekt. Wor jij oek un prèpper. Het is een woord dat aanschurkt tegen pijpen en prakken. ff lekker prèppen, ik kan me er veel bij voorstellen als ik de werkelijke betekenis niet zou kennen.

We moeten ons voorbereiden op oorlog, zei Mark Rutte. En meteen weet je dat die NAVO de verkeerde man als secretaris-generaal heeft aangesteld. Uit de mond van Mark gelooft niemand dat. Enerzijds omdat uitgerekend hij het Nederlandse leger heeft wegbezuinigd, anderzijds omdat hij een lachebekje is. Hij is te vrolijk en te optimistisch om dit soort woorden geloofwaardig uit te spreken.

We moeten een oorlogsmentaliteit krijgen, zei die ook nog. Dat moet je tegen Nederlandsers zeggen, het meest verwende en hedonistische volk dat de geschiedenis heeft voorgebracht. Wij en oorlogsvoeren, het is alsof je aan de Russen vraagt de corruptie af te schaffen. Wij gaan alleen ten oorlog als die parttime plaatsvindt en wij de garantie krijgen dat de oorlog in het weekend stopt en we drie keer per jaar op vakantie mogen, waarvan een vakantie een skivakantie is. En als we dan uiteindelijk ten oorlog gaan, dan willen we een personal coach mee die ons behoedt voor burn-outs en PTTS.

Mijn dochter belt met de vraag of ik geloof of er oorlog komt. Die vraag kent eigenlijk twee antwoorden. Ja, de oorlog komt, want we wonen op een continent waar altijd oorlog is geweest, lekker vechten, het zit in onze genen. We weten alleen niet wanneer, het kan over driehonderd jaar zijn, maar oorlog komt er. Maar nu niet.

Andere antwoord: ja, er komt oorlog, maar dan heb je niets aan wat prepperspulletjes. Ik woon in Delft op de meest beroerde plek als de oorlog uitbreekt. Eerst vallen er een stuk of vier atoombommen op Rotterdam om de havens uit te schakelen. Daarna twee atoombommen op Den Haag uit wraak op het Internationaal Gerechtshof. En ik woon daar tussenin. Als Wyb de vraag stelt waar dat verdomde transistorradiootje eigenlijk is, zijn we al dood.

Maar de Russen dan? Gaan die ons aanvallen? Och lieve schat, de Russen stellen niets voor. Die NAVO blaast de Russen wat op om een vijand te hebben waardoor ze onze oorlogsmentaliteit kunnen stimuleren.
Die Poetin zou in drie dagen met zijn overweldigende grote leger in Kiev staan. Inmiddels doet hij er drie jaar over en is hij blij als hij een negorij in de Donbas heeft heroverd.
De Russische economie is ongeveer even groot als de economie van Spanje. Stel je voor dat wij moeten geloven dat Spanje de rest van Europa binnenvalt.
Goed, goed, goed, we moeten één detail niet over het hoofd zien: die Russen hebben kernbommen en Spanje niet.
Vandaar dat Wyb en ik, als het enigszins naar oorlog gaat ruiken, onze biezen naar Cadouin pakken. Helpen we later Rotterdam en Den Haag wel weer op te bouwen.

601

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Klein geluk is geen geluk, schreef
Remco Campert, jong en onbezonnen.

Zowel de wijzen als de gekken
weten dat groot geluk niet bestaat.

Groot geluk is waan.
Rook in rook gehuld.

Klein geluk kun je vasthouden.
Handle with care, zegt de verpakking.

Kleinood. Twee hondenogen.
Een liefdevolle hand op je rug.

Plotseling samen hetzelfde zeggen.
Een eigen wereld in je hoofd.

Journal

 

Oog

Dinsdag 17 december, Delft

 

‘Waarom ga je niet naar Den Haag?’ vraag Wyb, ‘Is net wat dichterbij.’
Den Haag is voor mij geen inspirerende stad om te fotograferen, weet ik. Den Haag is te netjes, te braaf. Ik heb er wel eens mooie foto’s geschoten, maar het is daar zoeken naar spelden in een hooiberg. Het is gek, maar in de ene stad liggen de foto’s voor het opscheppen, in andere steden gaat het moeizaam. Neem Groningen, waar ik toch stevig mee ben verbonden, voor mij is Groningen niet fotogeniek.

Zo was de Cevennen voor mij een fotografische goudmijn. In dorpen als Sommières en Lasalle heb ik prachtige foto’s gevonden. Montpellier daarentegen fotografeerde ook niet lekker, evenals Nîmes. Mijn favoriete steden waren Arles en Avignon, daar heb ik de mooiste foto’s gemaakt.
In de Dordogne wilde het totaal niet lukken. De foto’s die ik daar nam werden altijd brave toeristische plaatjes. Een stad, een streek moet een bepaalde ruigheid hebben, liefst niet netjes en af zijn zoals Montpellier.

Vandaar dat ik niet naar Den Haag ga maar naar Rotterdam. Ik ben zowaar een beetje zenuwachtig, het is zo lang geleden dat ik op stap ben geweest voor mijn fotografie. Vandaag kan ik voor het eerst weer eens vrijblijvend zwerven. Maar ik vraag me af of ik nog wel Het Oog. Het is met fotograferen als moet voetballen en blogjes schrijven. Pas als je het vaak doet, raak je in vorm. Het is een soort fanatisme dat noodzakelijk is. Af en toe is niets.

Wyb oppert wel eens om twee of drie blogjes per week te schrijven als ik weer eens aan het mopperen ben dat het zoveel werk is. Als ik daaraan zou toegeven, weet ik zeker dat het een aflopende zaak wordt. De noodzaak van elke dag is een groot goed. Vaak heb ik geen ideeën, maar omdat het moet, flopt er weer iets naar boven. Trainen, routine, zelfdiscipline, het zijn de reddingsboeien waar ik me altijd aan heb vastgehouden.

Ik loop met mijn fototoestel naar het station en verdomd, ik zie allemaal dingen die ik zonder fototoestel niet zie. Het Oog is er nog, constateer ik opgelucht. Zoals zoveel is het een kwestie van concentratie, een bepaalde focus, en dan is het er gelukkig weer. Voordat ik bij het station ben, heb ik al vier foto’s gemaakt die ik wel eens zou kunnen gebruiken. Zou mooi zijn als Delft ook een fotostad is voor me.

Eenmaal in Rotterdam komt het verleden terug. Een jaar lang werkte ik hier, in het begin sliep ik in een hotel waar ik vandaag langsloop. Tot ik erachter kwam dat je net zo goed op een dag heen en weer van Hoogeveen en Rotterdam kunt reizen. Rotterdam maakt zijn status als fotostad weer voor me waar. Al wandelend kom ik tal van dingen tegen die ik graag op de foto neem.

Ik mis nog wel de brutaliteit, merk ik. Ongegeneerd mensen op de foto nemen durf ik nog niet, merk ik. Ik weet dat het een kwestie is van trainen, wennen aan de spanning, lef krijgen, het gewoon doen.
Het licht is beroerd vandaag. Vanmorgen stond in de krant dat het sinds 1993 is geweest dat de zon zich zo lang niet heeft laten zien. Gelukkig houd ik van donkere foto’s. Ik denk dat in de Dordogne gewoon te veel zon was voor me. Fotografisch gezien dan.

600

Journal

 

Opruimen

Maandag 16 december, Delft

 

Afgelopen zaterdag schreef ik onder de titel Soep een blog waarin ik wat jeremieerde over het verdwijnen van alle boeken en voorstellingen die je hebt geconsumeerd als je sterft. Dat hele archief dat in je kop zit: weg. Ik fantaseerde erover er een soort soep van te brouwen die je, net als een harde schijf, kon bewaren en overdragen. Belachelijk idee natuurlijk, abject idee ook. Een dag erna kreeg ik een appje van Peter, een soort corrigerend, relativerend appje. Ik vind het na Soep wel op zijn plaats in Dossiermoddergat. Mede door mijn manisch verhuizen weet ik hoe belangrijk het is alles op te ruimen.

‘Je blog van gisteren gelezen. Dank! Volgens mij zei Douwe Draaisma dat je leeft tussen je opa en oma en het overlijden van je kleinkinderen, daarna is elke actieve herinnering aan jou, je ideeën, je kennis en/of persoonlijkheid verdwenen. Dat is, zoals jij zegt, zonde. Enerzijds dan. Er zit aan de andere kant ook iets moois in: er wordt opgeruimd. Lekker door iets heengebezemd. Stel je voor dat al die albums, herinneringen aan personen, hun spulletjes en hun bibliotheken maar blijven circuleren.

Toen ik meehielp aan het ontmantelen van de bibliotheek van de broer van Bernadette voelde dat of ik zijn leven mee aan het uitwissen was. Maar dat werd alras minder. Bij het afvoeren van zijn aantekeningenboekjes zonder tal, knipsels, flyers van toneelstukken, bonnetjes van in Rome bestelde cappucinootjes en bewaarde kerstkaarten, voelde ik vooral een toenemende voldoening. Wat een bende! Weliswaar alles keurig geordend en grotendeels opgeborgen onder een soort podium waarop zijn bed stond. Hij was niet voor niets – naast houtbewerker, journalist en nog wat zaken – documentalist.

Ik vond het fijn dat het Meertens Instituut zijn dagboeken accepteerde en dat het Noord-Hollands Archief in Haarlem het door hem geredde archief van een Zandvoortse architect voor een groot deel wilde overnemen. Het bewaren had zo toch een beetje zin gehad. Maar uiteindelijk was het gevoel dat die hele opruiming voor rust zorgde dominant.

Het voorlaatste dat ik opruimde waren de fotoalbums van mijn schoonouders, ook door hem bewaard. Twee grote dozen vol, inclusief de geordende negatieven. Bernadette heeft een index bij de albums gemaakt, uit respect voor haar ouders, zodat haar zussen in tegenstelling tot zijzelf, snel door die foto’s heen konden. Ze had zich de moeite kunnen besparen. De albums met daarin alle foto’s van de reizen naar Zwitserland, Oostenrijk enzovoort. eindigden bij het restafval.

Opluchting maar ook een beetje het gevoel dat je iets uitwist. Rust, ruimte en reinheid kwamen volledig terug toen ter afronding van de hele operatie een enorme berg werk van de kunstenaar M.P., op wat kleinigheden na, de deur uitging. Bernadettes broer heeft ooit een appartement gekregen waar M.P. atelier gehouden had. Mijn zwager mocht er wonen op voorwaarde dat hij het zou opknappen want de kunstenaar had de ruimte volledig getrasht. Mijn zwager had ook nu weer elke schets en snipper bewaard. Er zat zelfs een briefje bij van een mevrouw die zo geil als boter anderhalf uur op M.P. had gewacht in afwachting van een flinke beurt. Helaas. Ze schreef ter afronding van haar smachtbriefje iets als ‘ga nu naar huis en doe het zelf wel’. Nou ja, zelfwerkzaamheid kan niet genoeg aangemoedigd worden. Vroeger en nu.’

599

Journal

 

Vermoeidheid

Zondag 15 december, Delft

 

Shit. Ik ben moe. Al een paar dagen, misschien wel een week, voel ik me overdag moe. Ik snap niet waarom, want de afgelopen weken slaap ik na een lange tijd eindelijk weer eens prima. Het is een vermoeidheid die in mijn hele lijf zit. Ik moet mezelf aan mijn haren optrekken om Dies uit te laten. Het liefst zit ik.

Het kan de terugslag zijn van een moeizame, spannende verhuizing. Het was lang geleden dat mijn bestaanszekerheid zo op de proef werd gesteld. We verlieten Cadouin met drie grote tassen zonder zicht op een huis. Gelukkig vonden we al snel een huis, maar het was een volkomen kaal huis. De eerste nacht sliepen we op een snel gekocht matras van Ikea en verder was er niets in dat huis.

Of is het heimwee? Ons appartement in Delft heeft zicht op heel veel lucht. Aan licht geen gebrek. Maar de afgelopen twee weken is die lucht grijs. Dat is wennen, want in de Dordogne kan het ook bewolkt zijn en stevig regenen, maar ik heb nog niet meegemaakt dat de lucht daar twee weken lang dezelfde sombere kleur aanhoudt, altijd breekt de lucht wel een keer en laat de zon zich even zien. Die zon, dat is toch wel een verrekt belangrijk ding voor mensen.

Het kan ook zijn dat mijn vermoeidheid voortkomt omdat ik over twee weken zeventig word. Leeftijd heeft nooit veel met me gedaan. Je kunt er weinig aan doen, iedereen wordt ouder, al realiseer je dat in je jeugd niet. Maar nu ik zeventig word is dat toch anders, nog twee weken ben ik een zestiger, daarna een zeventiger. Het is toch of je een stomp in de maag krijgt.

Je moet er niet over zeuren, aangezien mijn vader slechts vierenvijftig is geworden, weet ik dat je elk jaar dat je meer krijgt moet prijzen. Maar toch. Zeventig is toch wel de drempel naar de dood. Als je de zeventig overleeft, dan word je een tachtiger en dat betekent voor 95% van de tachtigers gekreun en gesteun en schuifelen achter een rollator.

Na lang dubben heb ik besloten om mijn zeventigste in eenzaamheid in Cadouin te vieren, zoals ik zoveel verjaardagen in eenzaamheid met Wyb heb gevierd. Al is vieren hier een overdreven woord. Meestal bestaat dat vieren uit ontzettend lekker uit gaan eten, is het een soort troosteten. Wyb en de kinderen lieten alle mogelijkheden om de verjaardag te vieren passeren. Een groot feest? Ik word depressief bij de gedachte. Naar Parijs? Dat leidt te veel af. Ik wil in alle rust diep beseffen dat ik zeventig word. En steeds meer rijpte de overtuiging dat ik mijn zeventigste het liefst wil vieren op een berg. En laten wij nou zo’n berg hebben. Cadouin dus.

598

Journal

 

Soep

Zaterdag 14 december, Delft

 

Sylvia Witteman stopt met haar column in de Volkskrant. Dat doet me weinig, want ik las haar nooit. Als Sander Schimmelpenninck of Sheila Sitalsing zouden stoppen, zou ik dat wel erg vinden. Ik begin nu over Witteman omdat ik haar laatste column las. Misschien had ik haar altijd moeten lezen, maar dat is spijt achteraf.

Na een pleidooi voor de e-reader, dan kun je altijd een hele bibliotheek onder je arm meenemen, eindigt ze haar laatste column met de volgende twee alinea’s:
‘Maar ik dwaal af. Lees voor je plezier, wil ik maar zeggen, niet omdat het moet, want het hoeft niet. Je bent een vrij mens, en een hele avond op TikTok filmpjes kijken over komkommersla of al dan niet mislukte facelifts is óók heerlijk. Laat je niet wijsmaken dat je van lezen een beter mens wordt, want dat is niet waar. Ik kan het weten.
Bovendien, je kunt nog zoveel boeken in je hoofd stouwen, je hele leven lang (bij mij zijn dat er nú al een paar duizend), maar na je dood heb je daar niets meer aan. En iemand anders ook niet. Allemaal weg. Daar moeten ze toch eens iets op verzinnen, want dat is nou ècht kostelijk zonde.’ Aldus dus Sylvia Witteman.

Het gaat me om die laatste alinea. Daar raakt ze bij mij een teer punt, een punt waar ik al een tijde over loop te dubben: je gaat dood en alles wat je aan kunst tot je hebt genomen, is na je laatste zucht allemaal weg. Dat vind ik een vreselijke gedachte. Want inmiddels zitten er ook wel een paar duizend boeken in mijn hoofd en daar komen nog eens een paar duizend voorstellingen en concerten bij. De meeste herinner ik mij niet meer, maar toch heb ik de illusie dat al die pracht en al dat genot een soort lekkere soep in mijn hoofd hebben gebrouwen. Ik ben al die duizenden boeken en voorstellingen geworden, die hebben me gevormd tot wat ik nu ben.

En dan komt er een dom hartfalen, of een of andere enge ziekte als kanker, die alles destructief uitwissen. Wat zou het mooi zijn als al die concrete herinneringen en die soep op de een of andere harde schijf kunnen worden gezet. En dat Esmee, veertig jaar na mijn dood tegen Malu kan zeggen: ‘Oh, ik vind hier nog de herinneringen en de soep van je opa in de la. Als je geïnteresseerd ben.’

Ik heb de stille hoop dat ze dan zegt: ‘Interessant, geef maar mee.’ Maar ik vrees dat het gaat zoals met de fotoalbums van mijn vader en moeder. Je kijkt er voor de eerste keer snel naar en vervolgens liggen ze decennia te vergelen in een kast, maar je wilt ze ook niet weggooien. Tot Malu weer kinderen krijgt en zij mijn herinneringen en soep op zolder vinden. ‘Moet je hier zien wat een ouwe troep, de herinneringen en soep van onze overgrootvader. Wat doen we ermee?’ Gewoon weggooien, besluiten de kinderen uiteindelijk. ‘Ik heb er even ingekeken,’ zegt een van hen, ‘maar het is gewoon ouwe troep, heeft niemand meer iets aan.’

Journal

 

Habitat-lenigheid

Vrijdag 13 december, Delft

 

Een vriend zegt dat hij verwonderd is dat ik blijkbaar zonder moeite van de Dordogne naar Delft kan verhuizen, van de bossen en de eenzaamheid naar een drukke stad. Ik antwoord hem dat ik daar zelf ook wel verbaasd over ben. Die overgang is eigenlijk zonder problemen verlopen. De verhuizing vond ik heftig, maar het wonen in Delft totaal niet, ik doe het met veel plezier.

Misschien komt het door het feit dat we Cadouin nog steeds hebben. Over twee weken ben ik alweer in Frankrijk. Eigenlijk altijd hebben Wyb en ik een huis gehad en in de stad en op het platteland, belachelijke luxe, maar het is een feit.

Maar terwijl ik er met hem over praatte, moest ik aan kraaien denken. Zet een kraai in de stad neer, en hij redt zich. Maar als je hem op een vuilnisbelt zet of op het platteland, geen probleem. Het woord habitat-lenigheid schiet mij te binnen. Ik denk dat ik die habitat-lenigheid ook heb. Die lenigheid is bij mij langzaam gegroeid door alle verhuizingen.

Er was een tijd dat ik beweerde nooit uit Nijmegen weg te willen, ik was zo gehecht aan die stad. Maar omdat ik een mooie baan kon krijgen in Groningen, ben ik uiteindelijk verhuisd. En toen was de beer los. De ene na de andere baan volgde, en daarmee de verhuizingen. Ik merkte dat ik overal kon wonen. Waarheen ik ook verhuisde, ik voelde mij er al snel thuis. En door al die ervaringen ontwikkelde ik steeds meer lenigheid. Zo sterk dat zelfs de overgang van de Dordogne naar Delft geen enkel probleem voor me is.

En laat ik eerlijk zijn, het wordt me in Delft niet bepaald moeilijk gemaakt om te wennen. Eergisteravond gingen we naar een voorstelling van Jan Beuving in De Veste, het plaatselijk theater. Het theater ligt zo’n driehonderd meter van ons vandaan.

Ik loop dan eerst zo’n honderdvijftig meter langs de gezondheidsboulevard die onder ons appartementencompex is gehuisvest. Er passeer een oogkliniek, een bewegings- en borstvoedingscentrum, twee huisartsen en een psycholoog. Mijn nieuwe woonomgeving is van alle gemakken voorzien. Als ik oud ben hoef ik alleen maar met de lift naar beneden te gaan om bij de Alzheimer-dagopvang te komen.

Op weg naar het theater kom ik nog door een winkelcentrum met zowel een Jumbo als een AH, er is zelfs een Amac winkel en een bibliotheek. Vervolgens loop ik langs een Pathé bioscoop. En dan ben ik al bij het theater waar ik die prachtige voorstelling van Jan zag.

En dat alles in vierhonderd meter. Alleen al voor het assortiment in die supermarkten moesten we in de Dordogne vijfentwintig kilometer rijden. Ik weet niet of er überhaupt een oogkliniek is in de Dordogne. Wat ik maar wil zeggen, met zulk aanbod ben je al snel lenig. En als je er genoeg van hebt, dan droom je wat over de Dordogne.

Journal

 

Plasje

Woensdag 11 december, Delft

 

Ooit dichtte ik: ‘De geschiedenis is een gammel monument.’ Met de geschiedenis weet je het namelijk nooit. Helden worden daders en andersom. Zelfs met feiten kun je goochelen. En soms vreet de geschiedenis zelfs zijn eigen geschiedenis op.

Ik ben tamelijk goed in afscheid nemen. Als dingen klaar zijn, dan zijn ze ook klaar. Zo ga ik nooit terug naar een bedrijf waar ik heb gewerkt. Gezellig even terug om een kop koffie te drinken, ik heb het nooit gedaan. Ik weet hoe irritant het is als een oud-medewerker even voor de gezelligheid langskomt. En belangrijker, het bedrijf is nooit meer het bedrijf dat je hebt verlaten. Alles verandert in hoog tempo, en zo hoort het ook.

Bij De Harmonie heb ik mij opmerkelijk slecht aan dit principe gehouden. Sporadisch keer ik toch terug. Dat komt omdat ik een speciale verantwoordelijkheid voel voor de hardware die ik daar heb achtergelaten. Generaties zullen het moeten doen met het theater dat het management team en ik daar in een programma van eisen heb bedacht. Dat houdt de nieuwsgierigheid levendig.

Maar ik moet niet terugkeren, dat bleek maandagavond toen Wyb en ik waren uitgenodigd voor een jubileumfeest voor het personeel in de grote zaal. Het was in vele opzichten een deceptie.
De pest is, als ik naar De Harmonie ga, heb ik een checklist in mijn hoofd. Dezelfde checklist als toen ik er nog werkte. Het is een vorm van beroepsdeformatie. Ik zie alle veranderingen en feilen en heb meteen de behoefte om aan de slag te gaan. Ik krijg dan hetzelfde gevoel zoals Jezus moet hebben gehad toen hij de handelaren en de geldwisselaars uit de tempel joeg, Onzin natuurlijk, ik weet heus wel dat ik een irrelevante geest uit het verleden ben. 98% van de aanwezigen kende ik niet. Ik liep binnen als een oude man. Maar toch. Die checklist in mijn hoofd zit er nog steeds.

In de jaren dat ik directeur was, had ik een heilig principe: De Harmonie was het grootste en belangrijkste podium van Friesland en kwaliteit moest boven alles staan en in alles terugkomen. Noblesse oblige. In mijn hoofd heb ik ook altijd een klein boekje waar ik alles noteer wat me opvalt. Bij wijze van afscheid van De Harmonie zie hier mijn laatste notities. Terug thuis berg ik het samen met mijn hele geschiedenis op in een doos. Klaar is dan klaar.

 

Notities

Een bedrijf is geen familie. Het mag voelen als een familie, maar het belangrijkste is dat professionals samenwerken om een zo optimaal mogelijk resultaat te bereiken. 


Als een directeur zijn personeel toespreekt moet hij/zij zeggen wat hij/zij meent en ziel in zijn/haar woorden leggen. 


Als je een feest opent met het lied van Hazes, Zij gelooft in mij, moet dat wel gebeuren door iemand die dat echt kan.


Als een theater zelf gaat produceren, altijd kiezen voor de beste makers.


Ook een feest behoeft dramaturgie.

Bij leerlingen op een bedrijfsfeest laten optreden is dosering van groot belang. Ook jonge mensen kunnen irritant worden.


Als je een diva inhuurt als Harmonie, dan moet het de beste diva zijn en niet een versleten exemplaar. 


Een bedrijf heeft leiding nodig. Niets mag zomaar gebeuren, achter elk idee dient een visie te zitten. Een bedrijf is net een roman, geen mus mag toevallig van het dak vallen (met dank aan W.F. Hermans).


Huur altijd de beste productieleider in. 


Less is more. Je kunt beter drie mensen goed interviewen dan twintig mensen twee flutterige vragen stellen.

Vakmanschap krijgt pas werkelijk kwaliteit als het samengaat met liefde voor het vak.



De kwaliteit van een feest weerspiegelt zich ook in de borrelhapjes die je presenteert.

 

Per 1 januari treedt een nieuwe directeur aan, en dat lijkt me de hoogste tijd. En gelukkig is het ook nog een goede. Tijd voor een inhaalmanoeuvre.

Terug thuis stop ik de geschiedenis definitief in de doos Harmonie, de notities in een mapje onder de titel Het laatste plasje.

597

Het huis van het weekdier

 

 

 

Wat

Met het wad is het altijd wat
dan is het weer eb en dan weer vloed
het is ook nooit eens goed.

Journal

 

Zee

Maandag 9 december, Delft

 

In de stad waar ik ben opgegroeid is de zee altijd ver weg. Of beter: de zee bestond in mijn jeugd gewoon niet. Als we gingen wandelen, deden we dat in de bossen. Ook als we op vakantie gingen deden we dat in een bos. Als we aan het water wilden zitten, gingen we naar een strandje aan de Waal of naar de Bisonbaai. Ik heb mijn vader en moeder nooit op het strand zien zitten. Er zijn ook geen foto’s dat we aan zee waren.

De eerste keer dat ik de zee zag, was dat in Zoutelande, ik zal zes, zeven jaar zijn geweest. Mijn oom en tante en mijn nichtje gingen elk jaar kamperen in Zoutelande. Zij waren echte strandliefhebbers.
Je loopt naar zee, beklimt een duin en dan ligt daar de zee voor je. De eerste keer dat ik dat deed, was het een overweldigende ervaring. Voor het eerst realiseerde ik me hoe groot de wereld is. En eigenlijk heb ik het nog steeds. Eerst het duin, dan de zee, en dan oei, wat mooi. De zee is niet mijn habitat en dat merk ik omdat ik, ook al kom ik er nu vaker, mij een vakantieganger voel, een vreemde, even op bezoek.

Voor het eerst in mijn leven woon ik nu dichtbij de zee. Een kwartiertje in de auto of op de fiets en we staan op het strand. We doen het nu regelmatig. Maar ik voel me er altijd ietwat onwennig. Zoveel ruimte, ik ben het niet gewend. Die elementen, zon of wind, het maakt niet uit, die op je inbeuken. Nergens bomen die je beschermen.

Een strandzitter zal ik nooit meer worden. Ik vind het zelfs gewoon vies. Je kunt je kont niet draaien of je zit onder het zand. En wat kun je doen als badgast? Liggen, meer niet. Voor lezen is er te veel licht, om er te gaan spelen is het te warm. Geen idee hoe mensen die liggen te bakken het volhouden.
Dit jaar zag ik een fenomeen dat ik niet kende. Mensen hebben kleine huisjes aan de zee, waar ze de dagen doorbrengen. Sommige hebben een complete keuken, slaapkamers. Ziet er gezellig uit. Maar wat doen ze in zo’n huisje? Ik zag ze vooral buiten zitten, turend over de zee. Dat heeft wel iets, vind ik. Zitten en turen.

Eigenlijk ontdek ik nu pas de zee. Mensen zullen zeggen: maar je hebt zestien jaar aan de Waddenzee gewoond. Dat klopt, maar de Waddenzee is geen zee. Het wad is toch veeleer een moddervlakte die regelmatig onderloopt. Dat is van een heel andere charme. Een echte zee is meedogenloos, dat zag ik gisteren weer toen we vlakbij Scheveningen op het strand wandelden. De golven bulderen, over het strand ligt een deken van opgejaagd zand. Het zand striemt, de wind jaagt.

Journal

 

Kluts

Zondag 8 december, Delft

 

Het grootste gedeelte van mijn leven wist ik wat ik aan een week had. ’s Maandags begon de werkweek, meestal met vergaderingen in de Randstad. Dinsdag interne overleggen. Woensdag echt aan het werk achter mijn bureau en afspraken. Donderdag, plannen uitwerken. Vrijdag, ontspannen werkdag met weekend in het vooruitzicht. Zaterdag overdag vrij, ’s avonds naar een voorstelling. Zondag misschien naar een matinee, maar ’s avond principieel vrij. Door de week was dat niet het geval, ik moest ’s avonds vaker wel dan niet naar een voorstelling. En dat ging jaren zo door.

Daar kwam resoluut een einde aan toen Wyb en ik ons terugtrokken op een berg in Frankrijk. De dagen werden niet opgeknipt, maar regen zich ontspannen aaneen. En daar begon het eigenlijk al. Was het nu woensdag of donderdag? De verbazing dat het opeens zaterdag was. Voor het eerst in mijn leven had ik ook geen agenda meer. Geen geheime, strategische agenda, maar ook geen agenda meer waarin ik mijn afspraken bijhield. Dat was niet nodig, want ik had geen afspraken meer. Een ongekende luxe.

Nu doet zich een ander fenomeen voor en dat komt vooral door Wyb. Zij heeft een buitengewoon versnipperd rooster. Ze werkt vier dagen in de week, maar wel bij een organisatie die 24/7 in touw is. Dat betekent dat ze vroege diensten heeft, de wekker gaat om half zes en om zeven uur moet ze in Den Haag achter haar bureau zitten. Dan zijn er nog gewone werkdagen van negen tot vijf. Late diensten van kwart over twee tot elf uur en onvervalste nachtdiensten, van elf tot zeven uur ’s nachts. Al deze mogelijkheden worden zonder regelmaat door elkaar gehusseld. Om het nog meer te versnipperen. Ze werkt twee dagen thuis, twee dagen op het ministerie.

Donderdag is zoveel mogelijk haar vaste vrije dag. Verder heeft ze dan nog twee dagen vrij, die, als het kan, aan elkaar worden gepland, maar soms ook niet. Het gevolg is een totaal versnipperde week. Weg is die heerlijke landerige tijd van niets hoeven en geen afspraken. Door haar rooster raak ik de kluts totaal kwijt. Ons weekend kan zomaar midden in de week vallen. De weekdagen spelen eigenlijk geen rol meer. Ik, die totaal niets te doen heeft in feite, buig mee volgens het rooster van Wyb.

In Frankrijk kwam ik erachter dat ik toch meer autist ben dan ik altijd dacht. Ondanks dat ik geen verplichtingen had, schiep ik toch mijn eigen strakke dagschema. Opstaan. Ontbijt met krant lezen. Nog een kop koffie. Frans studeren. Blogje schrijven. Lezen. Lunch. Werken aan Dossiermoddergat. Met Dies uit voor lange wandeling. Lezen. Avondeten. Televisiekijken of lezen. Dies uit voor laatste wandeling. Ik merkte al snel dat ik het vervelend vond als dit schema werd onderbroken of een andere wending kreeg. Ik sloot mezelf op in het schema. Zoals ik me misschien altijd wel heb opgesloten in verplichtende schema’s.

Journal

 

Pretpark Erfgoed

Vrijdag 6 december, Delft

 

Door levenservaring rijker geworden, heb ik de stelling ontwikkeld dat, waar meer dan twee mensen samen zijn, het hommeles wordt. Of dat absoluut waar is, weet ik niet, maar het tegendeel heb ik tot nu toe niet mogen meemaken.
Twee mensen gaat net, al moet je dan ook van goede huizen komen om die hommeles te voorkomen, maar drie of meer, berg je. Dat wordt roddelen, kijven, scheve ogen, pesten, machtsspelletjes. Mijn lieve oudste dochter is een activistische single en zweert bij het single blijven, en ik kan haar redeneringen goed volgen. Mensen, het blijft een lastige diersoort. Communicatie is niet hun sterkste kant.

Ik begin erover omdat ik met lede ogen naar de politieke puinhoop in Frankrijk kijk. Drie blokken staan daar tegenover elkaar, niemand is de sterkste, niemand is bereid tot compromissen en de puinhoop wordt groter en groter. Niet dat het me verbaast. Frankrijk is sowieso een land in verval. Zeker 80% van het land is, economisch gezien, op sterven na dood. Het is in feite één groot pretpark, thema erfgoed, dat te weinig omzet maakt om gezond te zijn.

Acht weken per jaar gaat de deur open. De toeristen stromen binnen, de boel komt een beetje tot leven, maar als de toeristen verdwijnen, sukkelt het land weer in een diepe slaap. En de Fransen vinden dat niet erg, want ze hebben de pest aan werken. Elk initiatief om de schouders eronder te zetten ontbreekt. Sterker, als iemand een poging doet de situatie te verbeteren, trekken ze hun gele hesjes aan en staken ze of bezetten rotondes.

Op zich zou dat allemaal niet erg zijn als het alleen die gekke Fransen zou treffen. Maar let op mijn woorden: het gaat een grote weerslag op Europa hebben. We krijgen weer met Griekse toestanden te maken, maar dan in het kwadraat. Griekenland stelde niets voor, Frankrijk is de tweede economie van Europa. Een economie die zichzelf ondergraaft en zich ontwikkelt naar de status van failed state.

Arm Europa, wat vecht het tegen zichzelf. Overal onderlinge strijd, aan de oostkant landen die lonken met Rusland. In het westen landen die kiezen voor zogenaamd sterke leiders. Waarom heeft de mens toch altijd de neiging om egocentrische schreeuwlelijken en fanatische twitteraars te volgen. Mensen horen een simpele oplossing en denken: die vent of vrouw weet het. Wanneer komen mensen er nou eens achter dat niets simpel is.

In de tussentijd wordt Europa links en rechts ingehaald door Amerika en China, Europa hobbelt er zieltogend achteraan. Niet alleen Frankrijk is inmiddels een pretpark erfgoed, het geldt steeds meer voor heel Europa. Het lijkt erop dat democratie, het unique selling point van Europa, niet aan mensen is besteed. Je moet je best doen als je in een democratie leeft. Je moet je informeren, moeilijke kwesties proberen te doorgronden. Maar daar hebben mensen helemaal geen zin in.

Liever luisteren ze naar het Nederlandse levenslied en gaan ze vier keer per jaar op vakantie. Politiek, te vaak wordt het woord met minachting uitgesproken. In feite is er slechts één schuldige: de kiezer die te stupide is om het democratische spel mee te spelen. En daar kan hij niks aan doen, want de kiezer is ook maar een mens.

Oneliners, onderbuik, nare tweetjes, leve de lol, lekker barbecuen, en zo sukkelt Europa zakkerig naar de achterlijkheid. Wetenschappers, specialisten, kunstenaars, journalisten? Waarom moeilijk doen als het makkelijk kan?

Journal

 

Klaar

Donderdag 5 december, Delft

 

Het is een heugelijke dag. Vandaag leggen we echt de laatste hand aan onze verhuizing. Wyb schildert de laatste muur, de achterwand van onze slaapkamer. Ik ga de afdektape op plinten en stopconcacten te lijf. Het zit er nog allemaal op, maar vandaag clean ik de woonkamer en de gang. Vanaf vandaag durf ik te zeggen dat we een huis hebben dat echt af is.

Ik ervaar het als een bevrijding. Eindelijk heb ik het idee dat ik mijn goddelijk vrije gang kan gaan. Die achtermuur in de slaapkamer, dat tape op plint en stopcontact, het zeurde maar in mijn hoofd. Als ik iets leuks ging doen, zei een stem: ‘maar je bent nog niet klaar, die muur, die tape, weet je nog?’

Ergens vier weken geleden zeiden Wyb en ik: het is genoeg. Wij konden geen muren, vloeren en gordijnen meer zien. Die verhuizing heeft ons maandenlang opgeslokt. Zoals een hond zich bevrijdt van spanning door zich eens lekker door elkaar te schudden, zo bevrijdden wij ons van de dwanggedachte van dat verhuizen door niets meer te doen. Wyb sprak de bevrijdende woorden: ‘Och, als het maar voor de Kerst klaar is.’ Vervolgens deden we geen donder meer. Heerlijk. Tot dus vandaag.

Vanaf nu ga ik de wijde wereld weer in, heb ik mij voorgenomen. Een fototoestel heb ik sinds augustus niet meer vastgehouden. Gelukkig heb ik mijn iPhone altijd bij me waardoor ik toch nog wel eens een fotootje nam. Maar die fundamentele zwerftochten door steden, dat heb ik in tijden niet meer gedaan. Daar gaat nu verandering in komen.

Hetzelfde geldt voor mijn lezen. Ik durfde sinds we uit Cadouin vertrokken nauwelijks in een stoel te gaan zitten om eindeloos te lezen. Altijd was er de gedachte dat ik dit en dat nog moest doen. Al die klussen en klusjes, ze zorgden voor zoveel onrust. Ik denk dat ik morgen een heel dik boek ga kopen en het in één ruk uit ga lezen.

Natuurlijk zijn we nog niet helemaal klaar. Een mens is nooit helemaal klaar. Tegen de wanden in de woonkamer staan onze schilderijen al weken te vragen wanneer we ze ophangen. Maar ja, zoals de trouwe lezer van Dossiermoddergat wel weet, hebben wij totaal geen gereedschap, behalve een schaaf waarmee wij onze voordeur in Cadouin een beetje passend maakten.

Al decennia lang, zeker door al onze verhuizingen, overweeg ik een boor te kopen. Maar wanneer pakt een mens nou een boor? Zo’n ding heb je alleen bij een verhuizing nodig om de schilderijen op te hangen. Maar waarom zou dat mijn boor moeten zijn? Zondag is mijn zwager weer terug uit Thailand, waar hij al twee weken op een strandmatje ligt. Hij heeft een boor. Of anders moet ik onze Iraanse klusjesman maar bellen.

En dan hebben we nog een klein probleempje op te lossen. Zo’n twintig jaar geleden kochten we een schilderij van Frank Dekkers bij Galerie De Vis in Harlingen, een waddenlandschap. Zeker nadat we Moddergat hadden verlaten, steeg de waarde van het schilderij van ons. Het schilderij is het oerlandschap waar wij zo van hielden. Alleen. Er zat zo’n vettige zwarte lijst omheen. Zo lang wij het schilderij hadden, ergerden wij ons aan die lijst. En daar gaat binnenkort een einde aan komen en krijgt het eindelijk de lijst die het verdient.

Schilderij Frank Dekkers.

Journal

 

Brain rot

Woensdag 4 december, Delft

 

Het is een zooitje daar in Engeland. Ongelooflijk stom dat ze uit de EU zijn gestapt. En er waren de afgelopen jaren zoveel premier wisselingen dat iedereen in Engeland al premier is geweest. Dat neemt niet weg dat, als ik uit Nederland word verbannen, het liefst naar Engeland word gestuurd. Wat een prachtig land en wat een aardige mensen. En slimme mensen. Zo kozen ze onlangs een subliem woord tot woord van het jaar: brain rot. Mooi woord, zo fijn om even hardop uit te spreken. Brain rot, probeer maar eens. Volgens de Engelsen geeft dit woord het best de tijdsgeest weer.

De populariteit van het woord is, en ik citeer nu de Volkskrant: ’te danken aan Gen Z en Gen Alpha die het woord zijn gaan gebruiken uit een soort zelfspot of als een soort geuzennaam waarmee ze aangeven dat ze zelf ook wel weten dat al dat getiktok niet goed voor ze is.’

Zelf vind ik het jammer dat het ironisch is bedoeld. Ik heb twee voorstellen. Voorstel 1: haal het uit de ironische sfeer. Voorstel 2: laten we het tot woord van het eerste kwartaal van deze eeuw uitroepen. Geen woord geeft de tijdgeest van de afgelopen decennia beter weer dan brain rot.

De breinrot is overal zichtbaar, ook in ons eigen land. Kijk naar de onderwijslijstjes waarin ons onderwijsniveau wordt vergeleken met andere landen. Op alle lijstjes zijn we bezig met een vrije val. Zelfs met het basale lezen en rekenen zakken we door een ondergrens. 33% van de leerlingen die nu van de middelbare school komt is niet in staat een krant te lezen.
Overigens zie ik af van het gebruik van het Nederlandse woord breinrot. Het klinkt dan meteen truttig. Bij die uitspraak moet ik aan een oude, breiende rot denken. Brain rot is zoveel krachtiger, het is een uitspraak die veroordeelt, minachting toont.

Brain rot zit overal. Bijvoorbeeld in de politiek. Welke gekken verzinnen het om 2 miljard op onderwijs en wetenschap te bezuinigen? Juist in deze tijd, die om innovatie en denkkracht vraagt. Radicaal rechts heeft sowieso de waarheid afgeschaft, zo’n Trump is eigenlijk een lopende leugenmachine. In zijn vorige regeerperiode hield The Washington Post zijn leugens bij. Het waren er tienduizenden, soms honderden per dag. Niet voor niets dat Femke Wiersma, Minister van Landbouw Lobby, de award won van Grootste Liegebeest van 2024. Ze verdraait waarheden, liegt de werkelijkheid, alles is veroorloofd om de boer zoveel mogelijk uit de wind te houden en misstanden te laten voortbestaan. Brain rot.

Kijk naar de onbenulligheid van ons televisieaanbod. Temptation Island, Ter land, ter zee en in de lucht, Hotter than my daughter. Geer. Goor. De bodem is allang, en vele malen, aangetikt. De televisiegeschiedenis bestaat uit een dikke drab van verweekte hersenen. Joop van den Ende en die meneer de Mol hebben een grote status, maar wat hebben ze de boel kapot gemaakt met hun debiel makende producties. Als de schuldigen aan brain rot ooit voor de rechter moeten verschijnen, dan zijn zij er zeker bij.

Elitair mag niet meer. Brain rot. De grootste bek geven we de meeste macht. Brain rot. Elon Musk laten we zijn gang gaan. Brain rot. Johan Derksen. Brain rot. Frau Faber. Brain rot. Wetenschap is ook maar een mening. Brain rot. Complottheorieën. Briain rot. Massa is kassa. Brain rot. Tiktok. Brain rot. Nou hou ik op, hoor.

596

Journal

 

Adoptie

Dinsdag 3 december, Delft

 

Ik heb de afgelopen jaren over de meest uiteenlopende onderwerpen geschreven. Daarom is het toch opmerkelijk dat adoptie zo weinig ter sprake kwam. Terwijl mijn leven is vervlochten met het onderwerp adoptie.

Dat begon veertig jaar geleden met het gegeven dat Lies en ik kinderen wilden. Al snel bleek dat we geen kinderen konden krijgen. De specialist was erg duidelijk: ‘Ik kan jullie wel wijzen op allerlei medische trajecten, maar laat ik eerlijk zijn, dat heeft voor jullie geen zin. Jullie kunnen geen kinderen krijgen.’ Baf. Maar helder.
Niet lang daarna gingen we over adoptie nadenken. Het was een prima alternatief vonden we: wij kregen kinderen en hielpen er mogelijk ook nog kinderen mee die anders misschien veroordeeld waren tot een leven op straat.

Een vrouw is negen maanden zwanger, wie wil adopteren deed er in die tijd drieënhalf jaar over. We kregen bezoek van maatschappelijk werk, moesten rapporten schrijven en bewijzen dat we goede ouders zouden zijn. Wij noemden het een olifantendracht. Bovendien waren we afhankelijk van de politieke situatie in Sri Lanka, waar Tamils en Singalezen met elkaar in gevecht raakten.

Na drieënhalf jaar mochten we eerst Anne ophalen, twee weken oud. Twee jaar later Esmee, één dag oud. Ook daar procedures, kinderbescherming en de overdracht van de moeders van hun baby’s aan ons. Een emotioneel moment. Maar ook een eerlijk moment. Zo moet het volgens Boeddhistisch recht, het kind moet van de ene familie aan de andere familie worden overgedragen. Wat het goede daarvan is dat we hun moeders in de ogen hebben kunnen kijken, en zij ons.

Ik zou er een boek over kunnen schrijven. Ik sla zevendertig jaar over. Mijn dochters zijn inmiddels 37 en 35, ze leiden stabiele levens. Anne zit als journalist diep in het Amsterdamse leven en kent Amsterdam beter dan menig Jordanees. Esmee woont op Ameland en won gisteren met het bedrijf waar ze werkt een nationale horecaprijs. Zelf zijn ze eigenaar van een discotheek en een restaurant. Bovendien is ze met haar man de trotse ouder van een zoon (11) en een dochter (14), mijn geliefde kleinkinderen.

Ondertussen heeft er rond het onderwerp adoptie een aardverschuiving plaatsgevonden. In Nederland is het zelfs verboden. Het is nu onmogelijk te adopteren. En dat is niet voor niets. Toen Lies en ik adopteerden heb ik nooit gedacht dat er ook maar iets niet in de haak zou kunnen zijn. Wij waren er heilig van overtuigd dat we een integere weg volgden en de mensen die ons hielpen, zowel in Nederland als in Sri Lanka, ter goeder trouw waren.

In de afgelopen decennia werd duidelijk dat wij daarin te naïef zijn geweest. Ook ten aanzien van Sri Lanka. Het fenomeen baby farming werd onthuld. Moeders werden betaald om hun baby’s af te staan, soms werden kinderen zelfs gewoon afgenomen. Papieren werden vervalst, mensen van de kinderbescherming omgekocht. In de loop van de jaren ontstond een kwalijk, donker beeld rond adoptie.

Als je mij vraagt: zou je opnieuw adopteren? Dan kan ik die vraag niet eenduidig beantwoorden. Er zijn zoveel aspecten en lagen. Als ik naar mijn dochters kijk, zeg ik: ‘Natuurlijk. Ik moet er niet aan denken dat ik ze niet zou hebben. Het is een kwestie van grote liefde en verbondenheid, ze zijn totaal onderdeel van mijn bestaan.’
Maar stel dat ik nu moest adopteren omdat ik nog geen kinderen had, dan zou ik er, denk ik, niet aan beginnen door al het vreselijks dat nu wel bekend is.

In het jaar dat we Esmee adopteerden, gingen we oorspronkelijk voor een jongetje, was ons meegedeeld. Wij hadden zelf geen voorkeur opgegeven. Op de middag dat hij naar ons toekwam, merkten we dat de moeder grote moeite had hem af te staan. Het was voor ons duidelijk: zo willen wij niet adopteren, en lieten weten dat wij deze adoptie aan ons voorbij lieten gaan, dat het jongetje bij de moeder moest blijven.
Zowel bij Anne en Esmee had ik het idee dat de moeders hen wilden afstaan, bij de geringste twijfel waren we zeker niet met hun adoptie doorgegaan. Maar ja, wat wisten wij werkelijk? Wij waren blije Europeanen die voor iedereen goed wilden doen. Misschien zagen we een werkelijkheid die geen recht deed aan de echte werkelijkheid. Tot op de dag van vandaag weten we dat eigenlijk niet.

Journal

 

Dans

Maandag 2 december, Delft

 

Vijf jaar geleden, toen Wyb en ik naar Frankrijk verhuisden, namen we afscheid van het theater. Van drie, vier voorstellingen in de week naar helemaal niks. Cold turkey. En wat ons verbijsterde, we misten het niet eens.

We dachten er wel vaak aan natuurlijk. Veertig jaar theater, in mijn geval, schud je niet zomaar van je af. Vijf jaar lang zagen we nauwelijks iets. Een enkele keer als we in Nederland waren gingen we naar een voorstelling van een bevriend cabaretier. In Frankrijk gingen we één keer met onze Franse Nichten naar een dansvoorstelling in Bordeaux. Als het vier voorstellingen in vijf jaar waren, dan is het veel.

Het spreekt voor zich dat we het er wel eens over hadden. ‘Mis jij het theater?’ vroeg ik dan aan Wyb. ‘Nou, wel een beetje, ik zou best weer eens naar een voorstelling willen.’ ‘En jij?’ vroeg ze dan. ‘Eigenlijk helemaal niet. Niet dat ik principieel niet naar het theater zou willen, maar die behoefte komt nooit echt in mij op.’

Andere vraag die we wel eens aan elkaar stelden: ‘Stel dat je nog maar één keer naar het theater kon gaan, waar zou je dan heen gaan?’ Moeilijk vraag. Theoretische vraag. Welk boek neem je mee als je naar een onbewoond eiland wordt verbannen?’ Maar al pratende kwamen we toch vaak uit op het Nederlands Dans Theater. Ik vind dans sowieso de meest interessante theaterdiscipline. Het bergt alles in zich. Het bewegen, het verhaal of juist geen verhaal, de muziek, de verrassing. Zelden dat ik me bij een dansvoortelling verveel, wat bij toneel en cabaret toch regelmatig gebeurt.

Wat de poëzie is voor de literatuur, is dans voor de theaterdisciplines. Het is vaak abstract, het prikkelt de verbeelding maximaal, het voert je weg van gebaande paden en begrippen, het is vaak duister, zoekend, raadselachtig, het grijpt het leven door juist niet te grijpen, het is heftig, geconcentreerd. Dat soort dingen.

Gistermiddag was het zover. Wyb en ik gingen naar Architecture of the Invisible, een voorstelling van het Nederlands Dans Theater. Een van de drie choreografieën was het spraakmakende Clowns van choreograaf Hofesh Shechter. Het blies me omver. Het hoort tot het mooiste wat ik ooit zag.

Het is jammer dat we bij de dernière waren, want anders zou ik op de daken gaan staan en roepen dat iedereen deze choreografie moet gaan zien. Het is verplichte kost. Ik ga en kan natuurlijk niet vertellen waar de choreografie ‘over gaat’. Dat is voor iedereen weer anders. Bovendien gaat de choreografie nergens specifiek over. Het beeld is van mensen die zich gedragen als een wolk spreeuwen die een dans uitvoeren, of een schoolvissen die door het water schiet. Het is onzin wat ik schrijf, maar niet helemaal.

Het was de tweede keer in een maand dat we naar een dansvoorstelling zijn geweest. Eerst naar Faith van Club Guy & Roni, nu dus Nederland Dans Theater met Clowns. Beide voorstellingen nagelden me vast aan mijn stoel. Volgens mij zou iemand van Generatie Z het mindblowing noemen. Als lompe boomer zeg ik: ‘godverdomme, wat mooi.’

595

Journal

 

Opblazen

Zondag 1 december, Delft

 

Het begint met een documentaire van Anthony Bourdain op Netflix. Ik had nog nooit van hem gehoord. Wyb wilde ernaar kijken omdat ze wist dat hij een kok was. Maar tijdens het kijken blijkt dat hij veel meer was. Hij begon als kok, daarnaast schreef hij romans. Hij brak door met de bestseller Kitchen Confidential, waarin hij de duistere kant van het restaurantwezen beschrijft.

Zijn leven verandert fundamenteel als hij wordt gevraagd de wereld over te reizen en op zoek te gaan naar authentieke plaatselijke gerechten. Zijn programma’s worden in de loop van de jaren steeds breder, ze gaan niet zozeer meer over gerechten, recepten, maar meer hoe hij het eten beleeft. Daarnaast vertelt hij over de politieke en maatschappelijke situatie van de landen die hij bereist.

Netflix maakte dus een documentaire over zijn leven. Titel: Roadrunner. Het is zo’n typisch Amerikaanse documentaire waar ik eigenlijk niet van hou. Ongelooflijke snelheid. 100 verschillende beelden per minuut. Opgewonden muziek. Associatief. Razendsnel. Alles ten koste van goede informatie en in schrille tegenstelling tot de rustige en weldoordachte documentaires die voortkomen uit de rijke Nederlandse documentaire traditie. Toch blijven Wyb en ik kijken. Bourdain is een fascinerende persoonlijkheid. Sympathieke gast, lijkt me. Hij zou een vriend van me kunnen zijn, bedenk ik tijdens het kijken.

We zien Anthony Bourdain zich steeds meer loszingen van zijn vroegere leven. Hij werkt zich uit de naad, 250 dagen per jaar reizen, enorme productie en populariteit. Overal en altijd wordt hij herkend. Dat neemt niet weg dat hij steeds ontevredener is over zijn leven. Relaties zijn door het werken op de klippen gelopen, zijn enige dochter ziet hij nauwelijks.
Op 8 juni 2018 hangt hij zichzelf op in een hotelkamer in het Franse plaatsje Kaysersberg. Een paar jaar daarvoor liet hij aan een vriend al weten: ‘‘I hate my job, I hate my fans, I hate my life.’

Ik zag het aankomen. Een leven dat oogt als succes. Maar ondertussen zie je hem denken: hoe kom ik hier vanaf. Langzaam blies hij zichzelf op. Misschien daarom bleef ik kijken, ik identificeer me ermee. Dat jezelf opblazen is herkenbaar, deed ik ook. Ook ik heb lang gedacht: laat het alsjeblieft ophouden. Laat me de stekkers eruit trekken. Bourdain draaide in één keer de hoofdschakelaar om. Ander mogelijkheden waren er waarschijnlijk niet, te veel verplichtingen, te veel verwachtingen.

Ik heb nooit aan zelfmoord gedacht. Maar ik had wel die enorme behoefte om met het drukke leven te stoppen. De tegenzin, die ken ik goed. De weerstand. Ik koos ervoor om stekker na stekker eruit te trekken, genoot van de toenemende rust. Bourdain vond de rust door de dood. Ik vond de rust door alle activiteiten te stoppen en vrij van alle verplichtingen te leven op een berg in Frankrijk, een groot genot.

594

Het huis van het weekdier

 

 

 

Een heldere dag

Daar is de zon
daar is de maan

hier is de aarde.

Journal

 

Hobby

Vrijdag 29 november, Delft

 

Ik heb er geen cijfers over, maar het zou me niet verbazen als Delft, na Amsterdam, de meest multiculturele stad van Nederland is. Maak een wandeling door de stad en je hoort zeker tien verschillende talen. Uiteraard Engels, maar Japans en Indiaas zijn even gewoon. Ook in mijn appartementencomplex wonen diverse expat gezinnen. Naast die hoog gekwalificeerde kenniswerkers zijn er in de stad ook diverse andere migranten. Vooral aan die laatste heb ik veel gehad, ze hebben ervoor gezorgd dat wij hier in Delft een echte woning hebben met gordijnen en een bed. Heb ik een gevoel van integratiecrisis? Volstrekt niet. Ik vier de multiculturele samenleving. Het is toch fantastisch om samen met een Indiaas gezin in de lift te kunnen staan en even een praatje te maken. En onze Iraanse klusjesman ben ik elke keer weer dankbaar als hij ons met zijn gereedschap uit de brand komt helpen.

Daarom verbaast het me zo dat, sinds wij hier zijn, de Haagse politiek alleen maar bezig is met praten over integratie, asiel en identiteit. Regeren, ho maar, dit kabinet heeft werkelijk nog niets voor elkaar gekregen. Praten over integratie, asiel en identiteit verlamd alles.

Daarom denk ik dat het woord integratiecrisis inderdaad op zijn plaats is. Alleen in een heel andere zin dan de monden van de Haagse politici bedoelen. De integratiecrisis waar ik op doel is heel specifiek. Het beperkt zich eigenlijk tot één persoon: Geert Wilders.

Als er een iemand niet is geïntegreerd dan is het Wilders. En dat is best sneu voor hem. Inmiddels wordt hij twintig jaar beveiligd. Tien jaar geleden zei hij daarover al in HP/De Tijd: ‘Ik kan me bijna niet eens meer herinneren hoe het was om vrij te zijn. Tien jaar is een hele lange tijd. Hoe het was om in mijn eigen auto te stappen, om boodschappen te doen, om spontaan alleen met mijn vrouw te gaan wandelen in het park; ik weet eigenlijk al niet meer hoe het is.’

Het is dus helemaal niet opmerkelijk dat uitgerekend hij de grootste volksophitser is als het om integratie en asiel gaat. Hij weet er gewoon niks vanaf. De man loopt al twintig jaar niet meer over straat. De man is gewoon gedesintegreerd. De bubbel waarin hij verkeert is een soort gevangenis. Zet een gevangene die twintig jaar in de bak heeft gezeten maar eens op straat.

Geert komt eens in de vier jaar buiten. Dan rijdt hij in verkiezingstijd naar Volendam en neemt een harinkje bij een visboer. Hij wordt omringd door een massa persfotografen en wat PVV-jaknikkers. Hij eet lachend zijn haring. De fotografen mogen hun werk doen en na vijf minuten is hij weg. Vervolgens mag Wilders weer vanuit zijn luie stoel, streng bewaakt, vier jaar lang het land ophitsen hoe verschrikkelijk het is dat migranten maar niet integreren.

Wilders doet er alles aan om zijn kiezers te doen laten geloven dat het verschrikkelijk is dat Nederland in een integratiecrisis verkeert. Het kost het land trouwens goudgeld las ik een paar dagen geleden. Omdat Geert en zijn jaknikkers bijvoorbeeld tegen de spreidingswet zijn, kost dat de Nederlandse staat 1 miljard euro. De opvang van gemeenten in gewone centra voor asielzoekers is vele malen goedkoper dan plekken in de noodopvang, zoals vakantiehuisjes en hotels. Een bewoner in de reguliere opvang kost €30.000 per jaar, in de noodopvang €69.400. Maar Wilders heeft geen baat bij reguliere opvang. de problemen moeten op de spits worden gedreven, anders zou eens blijken dat er helemaal geen crisis is. Die Wilders heeft een verrekt dure hobby, zou je kunnen zeggen.

592

Het huis van het weekdier

 

 

 

Reis

De wielen rollen.
De trein schudt.
De hoofden knikken.
Alles is in rust.

In mij loeit de poëzie.

Journal

 

Uitstapje

Donderdag 28 november, Delft

 

Wyb en ik maakte vandaag een uitstapje. We gaan vaker ergens heen, maar dit keer vind ik het begrip uitstapje van toepassing. Ons doel: Den Haag. De hond blijft thuis. We hoeven maar te zeggen dat we boodschappen gaan doen en Dies kruipt gelaten in een hoekje.

Sinds lang zitten Wyb en ik samen in de trein. We zijn best een beetje opgewonden, want we gaan zowaar winkelen in de grote stad. Lekker shoppen, zouden mijn dochters zeggen. Zij winkelen nooit, ze shoppen. Ik moet aan vroeger denken, de kinderbijslag was binnen en dan ging ik met mijn moeder nieuwe kleren kopen. Zo was het nu ook, behalve dan die kinderbijslag.

Want wanneer hebben Wyb en ik nu nieuwe kleren gekocht? Al zeker drie jaar doen we met dezelfde kleren. In de Dordogne kun je sowieso niet winkelen. Je kunt op de markt kleren kopen en in de Intermarché, maar dat is toch wat anders dan Vanilia en Other Stories. We hadden drie jaar geleden ook zoveel kleren dat we drie jaar lang niets nieuws hoefden te kopen. Bovendien zijn wij van het consuminderen. Ik zie om me heen hoe mensen er puik en na de laatste mode erbij lopen. Wij dragen onze kleren, als het even kan, gewoon af. Verantwoord saai.

Wyb en ik zitten in de trein alsof we kinderen zijn. We nemen de omgeving waarin we nu leven in ons op. We wijzen naar de flats waarin we nooit zouden willen wonen, het groen dat potentieel gebied is om Dies uit te laten. Al die oude industrieterreinen die nu worden gesloopt. Dat duurt niet lang, want in tien minuten zijn we in Den Haag. Er wordt slecht €1,74 van mijn OV-kaart afgeschreven.

En dan: winkel in, winkel uit. Nou weet ik weer waarom ik er zo de pest aan had. Maar ik heb me voorgenomen om vandaag blijmoedig te blijven. De zon schijnt in de straten en in mijn gemoed. We lopen voor Wyb langs honderden meters aan kledingrekken. En we vinden niets. Ik pas een blouse, en het is meteen raak. Zo gaat het nu altijd. Dat komt omdat ik aan modevernauwing lijd. Ik kleed mij al tientallen jaren hetzelfde. Het gevolg is dat ik met een tas loop van Massimo Dutti en Wyb nog niets heeft.

We gaan even lunchen, het hoogtepunt van ons uitstapje. Daarna gaan we richting station, Dies dient bevrijd. Onderweg komt Wyb de kookwinkel Oldenhof tegen. Ze wist niet dat die ook in Den Haag zat en is helemaal opgewonden, voor haar is Oldenhof het Walhalla. Eindelijk kan ze de pan Campagnard van Le Creuset kopen. Een pan waar je een leven lang mee doet, zo’n pan moet je hebben. Er staan een heleboel Le Creusets in de winkel, maar niet de Campagnard. Jammer, dan bestellen we hem via internet.
Op weg naar het station komen we nog een spijkerbroek voor Wyb tegen. Waarmee onze missie is geslaagd. Eindelijk allebei weer eens nieuwe kleren. We passen ons steeds beter aan in Nederland.

Eenmaal in Delft, op weg naar huis, kopen we ten slotte een tweedehands Gispen kapstok bij een winkel die de deuren moet sluiten. We concluderen dat ons uitstapje een groot succes is. Eindelijk zijn er winkels in de buurt waar je wat kunt kopen, en dat hebben we nu gedaan. Dies is blij dat we weer thuis zijn.

Journal

 

Crash

Woensdag 27 november, Delft

 

Maandenlang is het een fluitje van een cent om een blog te hebben. Wat kan er fout gaan, denk je dan. Maar na een paar maanden komt er altijd weer malheur. De digitale wereld is eigenlijk maar een gammel zooitje.

Het is maandagavond laat. Ik wil mijn laatste blog nog even lezen dat ik er ’s ochtends op heb gezet. Vaak vind ik, na een tijdje herlezen, nog stomme fouten die ik dan corrigeer. Ik druk op de knop dossiermoddergat.nl in de bovenbalk. In plaats van het vertrouwde beeld van het blog krijg ik de mededeling: ‘Hmm. We kunnen die website niet vinden. We kunnen geen verbinding maken met de server op dossier-moddergat.nl.’

Er ontstaat bij mij dan altijd enige paniek. Ben ik gehackt? Hoeveel moet ik nu aan gure types betalen om de site weer operationeel te krijgen? Of is misschien alles gewist door een mij onbekende vijand, iemand die zich groen en geel ergert aan al dat geschrijf en die foto’s? Zelf kan ik niets doen. Ik ben in deze totaal afhankelijk van Jeroen die in Friesland kantoor houdt en alles technisch op de rit houdt. Maar die kan ik pas de volgende ochtend bellen.

Die nacht word ik om half zes wakker en begin er toch over te malen. Stel dat de site gehackt is en ik er niet meer bij kan? Een enorme hoeveelheid werk gaat verloren. Maar of ik het erg vind? Bij de gedachte raak ik niet in paniek. Ik heb er plezier van gehad, en alle dingen gaan op een gegeven moment voorbij. Ik ben vrij goed in gelaten zijn, wat gebeurt, gebeurt.

Stel dat ik een nieuwe site moet opzetten, zou ik hem anders maken? Ik denk dat ik meer met foto’s zou gaan doen, minder met tekst. Of tekst en foto’s meer laat integreren. Ik zou hem iets luchtiger maken qua inhoud, zo dub ik nog een tijdje door.

In de ochtend bel ik Jeroen die meteen aan de slag gaat. Het blijkt dat Hostnet, de provider, een update heeft gemaakt waarbij zaken fout zijn gegaan. Volgens Jeroen komt het goed. Gelukkig maakt hij elke dag een back-up.

Hostnet weet de site weer online te brengen, ze maken gebruik van hun laatste back-up die niet verdergaat dan 11 juli. Alles daarna is gewist. Veel foto’s komen niet meer tevoorschijn. Ik zit nu met een gewonde site.

Ik schrijf een mail naar Jeroen dat hij maar zijn back-up erop moet zetten. Gelukkig ziet het er daarna beter uit. In deze back-up ontbreekt alles na 19 november. Gelukkig bewaar ik alle teksten en foto’s op mijn computer, dus die kan ik er handmatig opzetten. Hier en daar komen foto’s niet meer terug. Nu is de site weliswaar gehavend, maar toonbaar.

’s Avonds app ik met Anne en schrijf haar dat ik overweeg te stoppen. Ze appt terug: ‘Het is gelukkig opgelost. En je gaat er toch niet mee stoppen. Dat kun jij niet :p’ Ik zoek op wat :p betekent. Het staat voor het emoticon waarbij een gezichtje de tong uitsteekt.
Ik app terug: ‘Ik ben een paar keer gestopt, maar na een paar dagen begon ik weer. Ik vrees dat je gelijk hebt.’

Ik lees nu het nieuwste boek van Joris van Casteren. Titel: De mensheid zal nog van mij horen. Hij volgt een aantal fanatieke dagboekschrijvers. Ze zijn zo fanatiek dat ze manisch in hun dagboeken schrijven, op een gegeven moment leven ze meer in hun dagboeken dan in de werkelijkheid. Hierdoor wenden ze zich steeds meer af van de werkelijkheid.

Ik vind het confronterend om te lezen. Mensen die blijven schrijven, toch zielig. Ik troost me met de gedachte dat ik geen dagboek bijhoud, al heeft het er trekken van. Maar het is wel obsessief wat ik doe.

Journal d’images

 

Bergerac

Woensdag 27 november, Delft

 

Wyb en ik wandelen niets vermoedend door Delft. Opeens staan we midden in Delft, op het Doelenplein, voor een verkeerspaaltje dat de afstanden naar Parijs en Bergerac aangeeft. Is dit een teken? Zegt het bord: ‘Kom op, ga die kant uit. Wat doen jullie hier?’ Het is toch even schrikken als je zo met het recente verleden wordt geconfronteerd. Cadouin ligt zo’n twintig kilometer van Bergerac.’ Ik denk dat ik in de toekomst vaker even over het Doelenplein wandel, sweet memories.’

Journal

 

Toneelschrijfwereld

Maandag 25 november, Delft

 

In mijn blogjes beweer ik zaken soms met grote stelligheid. Ik raad de lezer toch aan het allemaal met een korreltje zout te nemen. Mijn intentie is de stelligheid. Maar als het puntje bij het paaltje komt dan blijkt het altijd weer tegen te vallen, of, anders gezegd, voor de genuanceerde mens mee te vallen.

Op de een of andere manier ben ik erg slecht in het hebben van principes. Ben ik een windvaan? Dat valt toch enigszins mee want al mijn hele leven stem ik of PvdA of GroenLinks en mijn relaties duren toch allemaal minimaal vijfentwintig jaar. In veel dingen ben ik best standvastig, maar niet in principes. Zoals ik al vaker heb bekend: er is eigenlijk geen principe dat ik niet met voeten heb getreden.

Aan die lange rij kan ik nu een nieuwe schending toevoegen. Sinds ik mij uit de theaterwereld terugtrok om een chambres d’hôtes te gaan uitbaten, schreef ik diverse keren dat ik een heilig voornemen had, namelijk dat ik niet meer actief wilde zijn in de theaterwereld. Bestuursfuncties, Raden van Toezicht, vrijwilligerswerk als daartoe een verzoek kwam, had ik mijn antwoord klaar: nee. Ik vond het tijd voor andere dingen in mijn leven dan theater.

Maar al mijn heilige principes gingen tot nu toe schuiven, ook deze. Vorige maand belde Sophie Kassies op, een door mij bewonderde toneelschrijfster, en stelde, zoals ze het formuleerde, een vraag uit toneelschrijversland. Sophie vertelde dat ze al een tijd actief is in de Sectie Theaterauteurs van de Auteursbond. En dat daar het idee is opgekomen om een kleine pool op te zetten van mensen die bereid zijn klankbord/mentor te zijn voor theaterauteurs die zelf hun onderhandelingen willen doen en wat behoefte hebben aan morele ondersteuning.

Ik vroeg wat bedenktijd, terwijl ik gewoon mijn gebruikelijke nee had moeten laten horen. Maar er waren twee zwakke plekken die mij uiteindelijk ja lieten zeggen. Eerste plaats is dat mijn sympathie voor Sophie. Maar de tweede, niet onbelangrijker, is mijn bekommernis om theaterauteurs.

Jarenlang heb ik moeten aanzien hoe, binnen het maakproces van het theater, de theaterauteur verreweg de meest kwetsbare positie had, en dat in diverse opzichten. Het begint met de honorering. Goed beschouwd zijn er zoveel theaterauteurs dat producenten het voor het uitkiezen hebben. Menig theaterauteur vindt daarom dat hij of zij een zwakke onderhandelingspositie heeft en laat zich het kaas van het brood eten. In onderhandelingen is het mij een paar keer overkomen dat de schrijver mijn vertelde welk honorarium hij wilde hebben, maar dat ik het zo schandalig laag vond dat ik hem meer bood. Ik besefte dat ik daarmee alle rollen omdraaide, maar het was mijn gevoel voor rechtvaardigheid.

En als de schrijver een opdracht krijgt, wordt hij speelbal in het maakproces. Vaak komt het er op neer dat hij een tekst maakt waarmee spelers en regisseurs ‘mee aan de slag gaan’, wat betekent dat, naar hun inzicht, de tekst totaal door elkaar kan worden gehusseld. Ik heb meegemaakt dat van de oorspronkelijk tekst weinig meer over was. De toneelschrijver keek machteloos toe. In de hiërarchie van het theater is de regisseur de baas en de theaterauteur vaak een zetstuk die de openingszet doet. Neemt natuurlijk niet weg dat er auteurs zijn die voor zichzelf wel een sterke positie creëren, maar dat zijn er niet veel. Hoe anders is dat in Engeland, waar de schrijver een autoriteit is, waar zijn tekst met groot respect wordt behandeld.

Niet dat ik denk dat ik deze situatie kan veranderen, maar als ik een theaterauteur een beetje kan helpen opdat hij een beetje sterker staat, dan doe ik dat graag.

590

Journal

 

Etenstijd

Zaterdag 24 november, Delft

 

Laat ik eerlijk zijn, een groot deel van mijn leven leefde gastronomisch gezien onder een steen. Ik at omdat het moest. In mijn studententijd leefde ik op Duyvis braadpandiners en veel chili con carne, heel veel chili con carne. Omdat mijn toenmalige vrouw op een betonfabriek werkte als secretaresse moest ik vaak koken en ik maakte mij er vanaf met genoemde maaltijden. Het criterium was: hoe sneller klaar, hoe beter.

En ook toen ik in mijn carrière in de sturm und drang periode zat, was eten slechts een verplichting. Al aten we, toen de kinderen klein waren, keurig aan tafel. Lies kookte, want ik was Leeuwarden cultureel aan het verheffen met een nieuw theater en ik had nergens anders tijd voor. Rond half zes sjeesde ik naar huis om toch even gezellig aan tafel te eten en de kinderen naar bed te doen. Daarna: terug naar de verheffing.

Ik ben gastronomisch onmiskenbaar wakker gekust door Wyb. Toen ik Wyb leerde kennen was zij eigenlijk al een volleerde chef kok en zeker een volleerd sommelier. Lekker eten en drinken deed intrede in mijn leven. Ik werd opgestoten in de vaart van de fijnproevers. Zowel ik als de kinderen kregen de smaak van eten en drinken te pakken. Anne is nu een foodblogger, Esmee leeft zich uit in de restaurant- en hotelwereld. Door Wyb zijn we liefhebbers geworden.

De goede lezer zal het zijn opgevallen: over zijn eigen kookkunst vertelt hij niets. Klopt. Ik bleef vooral consument. Koken is niet mijn ‘ding’, aldus een moderne uitdrukking. Eigenlijk moet ik zeggen was niet mijn ding. In de afgelopen jaren vond je mij toch steeds vaker aan het aanrecht. Wyb was en bleef de chef kok, ik was de leerling, geef me uien en een paprika en binnen de kortste keer heb ik ze gesneden.

En dat niet alleen. Ik begon zelf te koken. In tegenstelling tot Wyb ben ik een rigide receptvolger. Ik weeg graag het aantal grammen af en volg nauw de instructies, het reduceert mijn kookonzekerheid. Zeker nu Wyb weer werkt, is het zelfs een dagelijkse bezigheid geworden. Risotto en de Hollandse keuken zijn mijn specialiteit. Ook in wokken ben ik erg goed, en niet te vergeten chili con carne.

In het verleden heb ik vrienden ook bekeerd zien worden tot de kookkunst. Vervolgens wilden ze gaan concurreren met Johnny de Boer door het aanschaffen van de meest geavanceerde keukenapparatuur en het meest exclusieve bestek. Daar heb ik geen last van. Ook in mijn koken ben ik taoïst.

Het zal duidelijk zijn dat ik uit een enorme achterstandspositie kom. Gisteren realiseerde ik mij dat pas goed. Ik moet namelijk bekennen dat ik gisteren pas voor het eerst in mijn leven kookte voor vrienden. Als er vrienden komen, kookt eigenlijk altijd de chefkok. Helaas communiceerde de chefkok nu op het Ministerie van Buitenlandse Zaken met de wereld en kookte ik voor het eerst voor anderen dan Wyb en de kinderen.

Ik had onze vrienden een eenvoudige doch voedzame maaltijd beloofd, en dat werd het. Toen ik Anne vertelde wat wij aten, moest ze erg lachen. Mensen die komen eten zet je toch geen zuurkool overschotel voor? Toch wel dus. En het was heerlijk. Voeg daarbij mijn toetje en onze vrienden ging voldaan en welgevuld naar de voorstelling van Freek de Jonge, waar ik gelukkig niet heen hoefde.

Pikant weetje. In de auto op weg naar Cadouin luister zelfs ook ik met veel plezier naar Etenstijd, de podcast van Yvette van Boven en Teun van der Keuken, waarin ze eindeloos over eten en koken babbelen. Ik word een connaisseur.

 

Toetje à la Gérard.

Journal

 

Kroeg

Vrijdag 22 november, Delft

 

Ik lees in de Volkskrant een interview met zanger en liedjesschrijver Alex Roeka. In het interview moet hij allerlei keuzes maken. Een van de vragen luidt: ‘Het café of de sportschool?’ Hij antwoordt: ‘Het café. Dat is voor mij een sacrale plek. Een meditatieplek ook. Laatst was ik in Merksem, een voorstadje van Antwerpen. Ik reed er doorheen, keek een straatje in en zag een uithangbord van een café. Ik heb mijn auto geparkeerd en moest er naartoe, ook al drink ik bijna niet meer.
Het was zo’n aangenaam, marginaal volkscafé, met een man of zes, zeven die wat zaten te zwijgen, de krant lazen of een beetje lulden met de kastelein. Ik heb daar lang gezeten, het liefst was ik er drie dagen gebleven.’

Ik moet dan meteen denken aan mijn eens beste vriend J.. Decennia lang leefde hij ook in cafés. Zijn stamkroeg was De Tempelier in Nijmegen. Als ik hem wilde spreken belde ik naar De Tempelier. ‘Met De Blogger, is J. ook bij jullie?’ ‘Momentje, ik zal hem even geven.’ Het kon niet missen. Hij kreeg er uiteindelijk een eigen tafeltje met zijn naam erop.

Er zijn een heleboel redenen waarom ik hem nu niet meer mijn beste vriend kan noemen. Maar een van de bijkomende redenen zal zeker die gewoonte van hem zijn geweest om zijn dagen (en nachten) te slijten in een kroeg.
Ik vind cafés zo’n beetje de meest trieste plekken op deze aarde. Het zijn voor mij de plekken waar de losers zich verzamelen, veel lullen, niks doen. Verveling krijgt gezicht in een kroeg. Lullen wordt uiteindelijk lallen. Vreselijk.

Op een gegeven moment luisterde ik ’s ochtends naar de radio en hoorde: ‘In café De Tempelier is de Nijmeegse wethouder J. neergeschoten.’ Ook dat nog. Dat kon maar één iemand zijn. Ik belde hem natuurlijk meteen op en hoorde dat hij het ternauwernood had overleefd. De baan van de kogel was hem terwille geweest.

Toen ik Wyb mijn liefde had bekend en mijn schoonmoeder voor het eerst ontmoette, zei ze dat ze van een vriendin had gehoord dat ik niet zo’n goede naam had in Leeuwarden. De vriendin had verteld dat ik altijd in de kroegen tegenover De Harmonie rondhing en daar vrouwen zat te versieren.

Ik liet haar weten dat die vriendin een buitengewoon onbetrouwbare bron was. Dat ze nooit meer iets van wat die vriendin zei moest geloven. Ik kon mijn nieuwe schoonmoeder vertellen dat ik, voordat ik Wyb verleidde, of was het andersom? of kwam het van weerskanten?, dertig jaar monogaam had geleefd en dat ik kroegen meed als de pest omdat ik geen treuriger plekken ken. Uiteraard heb ik met J. wel eens in een kroeg gezeten, maar als wij waren uitgesproken, wist ik niet hoe snel ik er weg moest komen.

Overigens, terugkomend op de vraag aan Alex Roeka, voor sportscholen geldt zo’n beetje hetzelfde

 

 

Journal

 

Ma

Donderdag 21 november, Delft

 

Wij hebben besloten om ons huis in Cadouin intact te laten. Dus er is voor onze verhuizing naar Nederland geen verhuiswagen aan te pas gekomen. Dit heeft wel tot gevolg dat we ons huis in Delft opnieuw moesten inrichten. Maar met Marktplaats en Ikea kom je ver. Dat neemt niet weg dat we wel een aantal dingen willen ruilen. Zo namen we vanuit Delft een aantal zaken mee voor Cadouin zodat we wat spullen uit Cadouin voor Delft kunnen meenemen. Het lijstje Mee Te Nemen van Cadouin naar Delft ziet er als volgt uit:

gekonfijte eendenbout
schoonmaakmiddel voor kookplaat
kijker
kruiden
melkpannetje
staande lamp
Tibetaanse kastje
gewichten
boeken
kookboeken
Ma meenemen
vloerkleed
scheerzeep
nachtkastje Wyb
bakblik
autopapieren
kerstboomverlichting
soeplepel

De avond voordat we weggaan houden we met onze buurvrouw een apéro. Voor wie niet weet wat dat is: een borrel met veel hapjes. Zoals zo vaak loopt ook deze apéro weer uit de hand. Het wordt laat en gezellig, de houtkachel houd ons warm.

Onze buurvrouw vertelt dat ze van het vervallen huis dat op de berg staat wel een atelier wil maken, het liefst wil ze pottenbakker worden. Natuurlijk vertel ik haar dan dat mijn ex-vrouw in Leeuwarden een buitengewoon goedlopende pottenbakkerij heeft en ik laat haar de site van Lies Keramiek zien. Van een plank haal ik de urn die Lies heeft gedraaid voor de as van mijn moeder.

Ik zie de buurvrouw schrikken. Een urn? Zomaar in huis? En slechts een deel van de as? ‘Dit zou in Frankrijk nooit kunnen, dat is hier streng verboden,’ laat ze weten. Maar ze vindt het een mooi idee, een deel van je moeder in een urn. Goed dat we het over de ambitie van onze buurvrouw kregen, want eerlijk gezegd was ik mijn moeder helemaal vergeten, niet mijn moeder natuurlijk, maar wel de urn die daar op de plank staat.

Vandaar dat ik op het lijstje Mee Te Nemen, Ma meenemen toevoeg. Natuurlijk moet mijn moeder mee naar Delft. Ik kan haar hier niet alleen in Frankrijk achterlaten. Ik heb het grootste deel van de as al zo wreed achtergelaten in Moddergat. De volgende dag plakken we de urn goed dicht zodat de as er niet uitkiepert. Als we de auto inpakken neem ik haar mee het huis uit en draag haar naar beneden de berg af naar de auto.

‘Daar ga je weer, Ma,’ zeg ik tegen haar. ‘Je weet inmiddels wel wat verhuizen is. Nu ga je mee naar Delft, volgens mij bevalt het jou daar wel. Neem maar even afscheid van Cadouin, ik denk niet dat je hier terugkomt. Het was hier wel een mooi plekje voor je, hè? Je stond daar lekker hoog op een schapje en onder je had je mooi uitzicht op ons gedoe.’
Wat zou ik er veel voor over hebben als ze nu terug zou praten. Maar het mag weer niet zo zijn.
Wyb zet de urn goed klem tussen het Tibetaanse kastje en een boekendoos. Het wordt toch weer een hele reis voor een urn.

Mijn moeder zou over twee dagen 96 zijn geworden. Voor sommige mensen is dat weggelegd, niet voor mijn moeder, daarvoor mankeerde ze al lang gewoon te veel. Ik vond het al onvoorstelbaar dat ze 81 is geworden. Jammer dat ze een dag voor haar verjaardag stierf, anders had ik kunnen zeggen dat ze 82 was geworden. Maar och, het leven is geen wedstrijd, het loopt zoals het loopt. Gelukkig kan ik zeggen dat we veel van elkaar hebben gehouden.

Mijn moeder zoals ze bij ons op het Tibetaanse kastje staat. Dat kaarsje staat erbij omdat de foto op haar verjaardag is genomen.

Journal

 

Klimgeit

Dinsdag 19 november, Cadouin

 

Mijn eerste gedachte: de berg is hoger geworden. Een absurde gedachte, want bergen worden vaker lager dan hoger. We wandelen over de berg die over de top van onze berg gaat, een pad dat we vaak wandelen. Het pad gaat op het einde van ons weggetje steil omhoog. Er liggen veel losse stenen, dus het is lastig lopen.

Anderhalve maand geleden nog had ik geen enkele moeite met deze helling. Ik was een soort klimgeit. Ik dacht dat ik alleen maar een betere klimgeit was geworden omdat ik in Delft eigenlijk meer ben gaan lopen. Omdat ik daar geen fiets heb, doe ik alles lopend. Dat zorgt ervoor dat ik veel meer stappen ben gaan maken. Mijn gemiddelde is met 500 stappen per dag gestegen, ik zit dit jaar op een gemiddelde van iets meer dan 10.600 stappen

Maar nu ik onze berg beklim, merk ik duidelijk dat ik het klimmen mij beroerd afga. Dat heb je ervan als je je stappen in Nederland maakt, alles vlak, dat stapt lekker makkelijk weg. Hier is dat wel anders, want na deze eerste helling, volgen er nog drie gemene hellinkjes die me hoger brengen. Daar draaide ik een tijdje geleden mijn hand niet voor om, nu verzuren mijn benen. Naast me loopt Wyb te hijgen, die dezelfde ervaring heeft. Ondanks alle beweging die we in Nederland krijgen, is de conditie slechter geworden. Die stappenmeter meet natuurlijk niet de kwaliteit van de stappen.

Het bos verdriet me. Ik zie dat de dassenburcht op de top van onze berg niet meer tot leven is gekomen. De mannen die de elektriciteitsdraden vrij moeten houden, hebben, heel lomp, dikke takken op de burcht laten vallen. Sommige holen zijn daardoor geblokkeerd en na de aanslag door die elektriciteitsmannen heb ik daar nooit meer verse dassensporen gezien. Neemt niet weg dat we eergisteren nog dassengeluiden op onze berg hoorden, dus vermoedelijk hebben ze een veiliger plek gevonden voor een nieuwe burcht.

Het bos is verdomme weer rigoureus klaargemaakt voor de jacht. Alle paden zijn verbreed tot snelweg zodat het leger jagers met quats en terreinwagens door het bos kan scheuren. Afgelopen zondag werd er weer stevig wat afgeknald. Elke najaar gaat een traktor door het bos met daarachter grote messen en haken om de paden te verbreden en inhammen in het bos te maken waardoor de jagers het wild makkelijker kunnen afschieten. Het is de schande van Frankrijk, vind ik. Ben benieuwd hoe lang dit zinloze geweld tegen dieren en het verrapzakken van het bos nog door kan gaan.

Journal

 

Schaaf

Maandag 18 november, Cadouin

 

Een maand geleden verliet een ex-collega met zijn vrouw ons Franse huis. Bij wijze van experiment hadden we aan huizenruil gedaan. Van ons deel van die ruil kwam weinig terecht omdat wij inmiddels ons grote project Terugverhuizen naar Nederland waren gestart. We genoten slechts één weekend van hun huis in Drenthe.

Toen zij op het punt stonden om weg te gaan, bleek dat ze onze Franse voordeur niet op slot konden draaien. De deur was door de grote regenval die laatste dagen vermoedelijk wat kromgetrokken. Ik gaf ze diverse aanwijzingen hoe ze het misschien wel voor elkaar konden krijgen, maar het bleek allemaal niet te helpen. Ik vroeg ze de deur zo goed mogelijk te sluiten, de ijzeren luiken voor de deur dicht te doen zodat het leek alsof de boel toch op slot was. Er viel niets aan te doen. Ons huis stond open, voor iedereen zomaar te betreden.

In de maand dat het onbewoond was, wij zouden pas op 14 november weer komen, deed ik verschillende pogingen om iemand er naar te laten kijken. Jenny, onze buurvrouw, kreeg het ook niet voor elkaar, evenals Laurant, onze tuinman. Ik belde een klusjesman, die beloofde zo snel mogelijk te komen, om vervolgens niets van zich te laten horen, ’typisch Frans’. Hetzelfde gebeurde met een timmerman. In tussentijd stond het huis onbeschermd open.

Ons huis is dan toch verrekte ver weg. Twaalfhonderd kilometer rijd je niet zomaar om een probleem met een deur op te lossen. Vooral, zo maakte ik mijn gemoed wijs, wie zou nou interesse in ons huis hebben. Er woont bijna niemand, mocht toch een onverlaat naar binnen gaan, wat zou hij mee kunnen jatten: veel Nederlandse dichtbundels, ik gun het hem. Oké, er hangen wat kunstwerkjes waar we aan gehecht zijn, maar och, ik wens de inbreker veel succes met de verkoop. Neemt niet weg dat ik er ’s nachts soms niet van kon slapen.

En zo bleef ons huis vier weken lang onbeheerd open staan. Om het probleem te tackelen, dacht ik, moet ik een schaaf hebben. Natuurlijk heb ik in Frankrijk geen schaaf. Ik heb nooit een schaaf gehad, sterker, ik heb nog nooit een schaaf in handen gehad, en dat had ik graag zo willen houden. Helaas, bij Hornbach kocht ik mijn eerste schaaf.

Eenmaal in Cadouin gingen we er even goed voor zitten. We keken waar de deur klemde. En voor het eerst in mijn leven hanteerde ik een schaaf. Ik en schaven, het moet niet gekker worden. Gelukkig nam Wyb het al snel over. Maar het resultaat was fantastisch. Volgens mij heb ik voor het eerst van mijn leven iets gerepareerd. Nog nooit sloot de deur zo makkelijk.

Ik schaaf. ‘Je moet je hoofd wel even omhoog houden, anders kijken ze tegen je kale kruin,’ instrueert Wyb.

Journal

 

Glijden

Zondag 17 november, Cadouin

 

Wyb en ik laten Dies voor de laatste keer uit. Dat is meestal zo tegen elf uur ’s avonds. Dies heeft er nooit zin in, met moeite wordt hij wakker en hij kijkt me met tegenzin aan. Maar één moet de baas zijn. Als we hem niet uitlaten bestaat de kans dat hij ons ’s nachts wakker maakt.

Het is volle maan, het landschap wordt verlicht door een zilverachtig licht. Het waren de nachten dat oudere volken, die het zonder elektriciteit moesten doen, nog tot laat actief konden zijn. Een maan betekende een langere dag, geen maan een langere nacht. Wij verwonderen ons erover dat die maan zo’n licht kan verspreiden.

Op de berg horen we een hard piepend geluid van een beest. We hebben het nooit eerder gehoord. Een vogel? Een vos in nood? ‘Misschien wel een das,’ zeg ik. Later, eenmaal thuis, zoek ik het op YouTube op. Onmiskenbaar een das. We turen over het weggetje, er is geen wind, geen beweging, dit is absolute rust.

Overdag is het prachtig weer, ’s avonds wordt het koud en ’s ochtends ligt er rijp op de velden. Wyb en ik zijn weer helemaal thuis in dit Franse land. Hoe kan het dat je zo snel van de ene wereld in de andere wereld kunt glijden? En dan ook nog wel volstrekt tegengesteld werelden. In Delft zitten we in het hart van de Randstad. Hier zitten we in het diepe platteland, omgeven door oneindig veel bos.

Ik twijfel soms zelfs aan mijzelf. Ik heb vooral veel vrienden die aan iets gehecht zijn, bijvoorbeeld het Groninger land. Ze moeten er niet aan denken om eens in de zoveel tijd van wereld te wisselen. Het Groninger land is hen genoeg. Ik ken Friezen die Friesland nauwelijks verlaten. Ze wonen in Friesland en ze gaan op vakantie in Friesland. Of verhuizen uit Nijmegen? Nooit. Dat vind ik best iets moois hebben. Alleen zou het mij niet lukken, op een gegeven moment word ik opgevreten door benauwdheid, vraagt mijn lijf om verandering.

Had ik mijn hele leven in Frankrijk kunnen blijven wonen? Op zich wel, als het gewoon om het wonen gaat, het simpele leven zonder afleiding. Maar ik vond wel dat de Dordogne mij te weinig medische veiligheid bood. Dat knaagde. Met moeite vonden we een arts, maar die arts kan je soms niet doorverwijzen omdat noodzakelijke specialisten ontbreken. Een tandarts waar je even langsgaat is hier in de Dordogne niet te vinden. Wij wonen ver van ziekenhuizen en mocht ik een hartstilstand krijgen dan is de uitkomst bekend. Dat soort dingen. In Delft voel ik me veiliger.

Voor Wyb gelden andere dingen. Een leven in ledigheid is ook maar een leven in ledigheid, het is luxe decadentie. Ik begreep goed dat ze iets zinvols wilde doen. Werk vinden is op dit diepe platteland tijdens het toeristenseizoen nog wel mogelijk, maar als ze weg zijn treedt De Grote Rust in. Wie werkt zoekt, dient het diepe platteland te verlaten, een enkeling uitgezonderd. Aldus geschiedde.

Dat neemt niet weg dat we nu mateloos genieten van De Grote Rust. Ik kan zo genieten van de bewegingloosheid van de streek. De natuur die als een monument hier om ons heen staat.

Journal

 

Zucht

Zaterdag 16 november, Cadouin

 

Er is veel aan te merken op Dick Schoof. Al was het alleen maar omdat hij geen echte premier is. Een premier heeft electorale basis, hij is via onnavolgbare kronkelpaden in het torentje beland, waar hij na een paar weken alweer werd uitgejaagd. Voordat men zei dat Dick de premier was, kende niemand hem. Hij was een verdienstelijk ambtenaar en die hoedanigheid gaf hem de overtuiging dat hij ook wel de kop van Jut van Geert Wilders kon worden, vermoed ik.

Waarom ik toch enige waardering voor hem heb, is dat hij zo overtuigend kan zuchten. Bij persconferenties, kamerdebatten, zit ik altijd gespannen te wachten tot hij zijn zucht slaakt. In die zucht verzamelt zich zijn wanhoop. De zucht komt als Dick er meer dan genoeg van heeft, dat hij zich opeens zijn positie realiseert -Positie Hopeloos. Als de oppositie hem op de huid zit, Wilders hem weer eens als voetveeg gebruikt of tijdens een persconferentie als die journalisten maar blijven doorvragen, dan kijkt Dick Schoof even naar beneden en komt een zucht uit het diepste van zijn binnenste.

Ik vind dat een sympathieke zucht omdat de zucht laat zien dat hij geraakt is, er helemaal de balen van heeft. Dat zuchten maakt hem ook kwetsbaar, want het verraadt wanneer hij zwak is. Dick ontlaadt door te zuchten, Rutte ontlaadde door te lachen, altijd maar te lachen. Hondsirritant, maar daardoor zag je nooit zijn zwakte, hij lachte zich overal doorheen. De handicap van Schoof is dat je je niet ergens doorheen kunt zuchten.

Het enige wat we van Schoof weten is dat hij van marathons houdt, rennen is zijn passie. Verder weten we niets van hem, behalve dat hij af en toe heel diep moet zuchten. Is Schoof religieus? Waar houdt Schoof van? Is Schoof extreemrechts zoals Wilders en zijn hulppieten Omtzigt, Yesilgöz en Van der Plas? Wat zijn zijn waarden en normen? We weten het niet. Schoof staat zich erop voor dat hij een uitvoerder is van het Hoofdlijnenakkoord, waarvan tot nu toe nog niets is uitgevoerd. Kort samengevat zou je kunnen zeggen dat Dick Schoof een neppremier is, een man zonder eigenschappen, die nog niets voor elkaar heeft gekregen. Het enige aanknopingspunt wat we hebben is dat zuchten.

En over dat zuchten zou ik meer willen weten. Zucht Schoof ook als hij thuis is? En om welke dingen zucht hij dan? Is Schoof zich überhaupt bewust van dat zuchten? Op welke leeftijd is dat zuchten begonnen? Zucht hij ook als hij alleen is? Ik zal voorlopig naar hem blijven kijken om dat zuchten verder te kunnen duiden, dat zuchten van Dick is een fascinerend fenomeen.

Journal

 

Sekte

Vrijdag 15 november, Cadouin

 

Omdat Marie-Anne en Rokus zo op bezoek komen, zet ik de auto op een zijpad van ons weggetje. Dan kan ons bezoek de auto voor ons huis parkeren, waar maar plek voor één auto is. Dies staat al voor de auto om mee te mogen. Elk klein ritje pikt hij mee. De auto staat nu vlakbij het huis van onze Engelse buren die niet thuis zijn. Zoals niemand in onze vallei thuis is. Zelfs Jenny, onze buurvrouw, is weg.

Ik loop met Dies terug naar huis en geniet van de zon, het heldere licht op ons weggetje. De bomen in de vallei, de berg, ons huis. Alles is zo scherp afgetekend door het licht. Ik begrijp wel waarom veel Nederlandse schilders uiteindelijk in Frankrijk gingen werken. Ondanks dat het de afgelopen weken prachtig weer was in Nederland, bestaat daar dit heldere licht niet. Nederland is een wolkenland, zoals je ziet aan de Nederlandse schilderkunst. Frankrijk is het land van het licht.

Wyb daalt van de berg af en wacht me op op het muurtje langs onze weggetje. Ik ga naast haar zitten en we koesteren ons als katten in de zon. Gewoon zitten in de zon, niks hoeven, niks willen, ik geloof dat ze dit zijn in het moment noemen. Tao ten top.

Door die gedachte staat de oude hippie in mij op. Waarschijnlijk de laatste stuiptrekkingen. En ik begin Let the Sunshine te zingen. Ik zwaai met mijn armen om de zon te aanbidden.
‘We moeten een sekte beginnen,’ zeg ik tegen Wyb, ‘dat kunnen we vast.’
Wyb lacht wat.
‘We verzinnen wat mooie gedachtes, we aanbidden de zon en volgens mij heb je binnen de kortste keren hier tientallen volgelingen in optocht over ons weggetje lopen. Hier in de omgeving beginnen we een leefgemeenschap van onze sekte.’
Ik geloof niet dat Wyb het een goed idee vind.

Even later komen Marie-Anne en Rokus en vertel hen het idee. Ik merk dat Rokus geïnteresseerd is in het spelen met de gedachte. Hij bekent lang geleden met een sekte te maken te hebben gehad. Hij weet hoe het werkt en hoe je aan een sekte moet ontsnappen. Zou sekteleider een duobaan kunnen zijn?

Als het bezoek weg is, realiseer ik me natuurlijk meteen dat het idee van een sekte volstrekt niet des Tao is. Bij een sekte gaat het meteen om geloven, leiderschap, aanbidding, volger of gevolgde zijn. De ware taoïst zweert dat juist allemaal af. Voor de ware taoïst is dat allemaal gedoe. De ware taoïst zit het liefst alleen op een muurtje in de zon, dat is de ware taoïst genoeg.

Nou zie je het maar weer. Was ik een moment op dat muurtje een taoïst en dan laat ik mij weer afleiden door wilde ideeën en organisatie drukte. Wanneer leer ik dat nou eens af. Ik een sekteleider, al die mensen om mij heen, ik moet er niet aan denken. Gelukkig sterft een groot aantal van mijn ideeën alleen al bij het denken eraan een mooie, vroege dood.

Journal

 

Tweede etappe

Donderdag 14 november, Cadouin

 

Plaats van schrijven: auto. Positie: ergens tussen Orleans en Limoges. Wyb rijdt, ik zit met de laptop op schoot. Er moet toch worden geblogd. We zijn bezig met de tweede etappe van onze reis naar Cadouin.

De eerste etappe vond gisteren plaats. Wyb moest tot kwart over vijf werken, gelukkig deed ze dat thuis in een speciaal daarvoor ingericht kantoor, waarmee wij een soort dependance van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in huis hebben. Terwijl Wyb werkt, maak ik ons reisklaar.

Even wat schoonmaken, wat dingen regelen, tanken, inpakken. Zo gauw Wyb klaar is gaan we naar beneden en rijden we de auto uit de garage. Ja! Die hebben wij tegenwoordig. Ik druk op een afstandsbedieninkje en een garagedeur opent zich automatisch en ik rijd een grote ondergrondse garage uit waar tientallen auto’s staan, één parkeervak is van ons.

We rijden tegen half zes weg en dan weet je wat dat betekent. We wonen een paar honderd meter van de snelweg die de rest van de Randstad naar Rotterdam voert. Zo gauw we invoegen: file. Stoppen, optrekken. We zijn het niet gewend. Dit zul je elke dag moeten doen. Ons doel: vandaag tot Aéroport Charles de Gaulle komen. Daar een hotel nemen. Dan volgende dag door naar Cadouin.

Doel wordt gehaald. We slapen in Eklo, een hotelketen waar we in Lille vaak slapen. Altijd gezellig, altijd leuke gasten. Piepkleine kamertjes, maar spotgoedkoop. Maar zo gezellig de mensen in Lille zijn, zo chagrijnig zijn ze hier. Het is de laatste keer dat we hier zijn.

Het hotel ligt pal aan de de aéroport. Volgens mij wordt er ’s nachts aan de vliegtuigen gesleuteld, want soms klinkt opeens keihard het geraas van een vliegtuigmotor zonder dat er iets opstijgt. Veel heb ik er niet van gemerkt, want het bed slaapt prima.

Om zeven uur zitten we al in de auto voor de tweede etappe. We hebben op dit soort tochten een strakke discipline. Elke twee uur wisselen Wyb en ik elkaar af. Dies ligt in coma. We rijden weg en Dies ligt al te slapen om niet meer wakker te worden. Halverwege zo’n reisdag weet hij dat het een kwartier tijd is voor een frisbee of een bal en matten we hem af.

En dan, half drie, rijden we de Dordogne in. Alles is zo bekend, voelt zo als thuis. De zon schijnt. Even later opwinding. We rijden ons weggetje op. Tegen de heuvel ligt ons huis. We openen de autodeuren en ruiken de herfst, horen de stilte van Cadouin. In de vallei grazen de paarden. We verenigen ons met de ons vertrouwde spullen. Delft is ver weg.

In plaats van een wantsenplaag hebben we dit jaar een lieveheersbeestjesplaag. Ik zuig er met de stofzuiger honderden op die in de oksels van de kamers hun winterrust dachten te vinden.

Nous sommes arrivés.

Journal

 

Grens

Dinsdag 12 november, Delft

 

Ik ben in een grensstreek geboren. Hoe ver ligt Nijmegen van Duitsland af? Ik vermoed zo’n acht, negen kilometer. Als we gingen wandelen bij Beek of Wylermeer, kon het zomaar gebeuren dat we opeens in Duitsland liepen.
In mijn beginnende puberteit hadden mijn ouders een caravan staan op een camping in Well, Limburg. Daar gebeurde eigenlijk hetzelfde, we gingen wandelen en opeens bleek dat we in Duitsland waren.
Ik vond dat altijd spannend. Stel nu dat de grenspolitie kwam, wat moesten we zeggen? We hadden geen paspoorten bij ons, het zou een heleboel gedoe geven. Maar de bossen waren uitgestrekt, de vlaktes oneindig. We wandelden gewoon terug naar Nederland. Nooit een overheidsdienaar gezien.

Maar gelukkig wordt per 9 december alles anders. We krijgen nu een echte grens! Bewaakt, gecontroleerd! Mensensmokkelaars, illegalen, die verdomde asielzoekers en al dat andere inferieure volk, ze krijgen geen kans meer om ons land binnen te komen, de grens gaat dicht. Als Frau Faber, ‘onze’ minister van Asiel en Migratie dat aankondigt, kijkt ze er zoals altijd vastberaden bij. Haar manier van glimlachen naar haar aanhangers.

Eerlijk gezegd dacht ik dat ze een grap maakte. Als jongen uit de grensstreek weet ik dat er zelfs in de tijd dat er officieel nog een grens was, die grens wel was getekend op een kaart, maar als je door het landschap wandelde, zag je hoogstens een verdwaald grenspaaltje, als je geluk had.

Frau Faber, Her Masters Voice en hun hongerende aanhangers zullen vast het idee hebben dat ze ferm optreden, dat er eindelijk iets gebeurt om die instroom te beperken. De marechaussee schijnt er klaar voor te staan.
Of er ook geld bijkomt om het te effectueren? Nee, dat dan weer niet. Arme marechaussee, ze mogen meedoen aan een schijnspel, het spel van flink doen en doortastend zijn. Stoer doen, maar er geen cent voor over hebben. Maar ja, hongerende aanhangers moet je af en toe toch een stuk vlees toewerpen.

Ik zeg dat er geen mensensmokkelaar wordt gepakt. Wedje maken? De mensensmokkelaar die ze wel pakken is geen knip voor zijn neus waard. Eventje een telefoontje naar een bevriende crimineel en die weet je zo wat geitenpaadjes te vertellen. De grens is nog lekker dan mijn vergiet. Ik vermoed dat er meer grensovergangen zijn dan marechaussees.

Het is trouwens het eerste beleidspunt van Frau Faber dat wordt geëffectueerd. Nou ja, geëffectueerd, in naam dan, op papier, de werkelijkheid van Den Haag. Als een ambtenaar het maar heeft genotuleerd, als het maar in de krant staat, als er aan een talkshowtafel maar over wordt geluld, als de hongerende aanhangers maar geloven dat ze vlees eten.

 

Journal

 

Verandert

Maandag 11 november, Delft

 

Alles verandert. Dies deed het tot nu met een rode plastic drinkbak en een metalen om uit te eten. Wyb heeft daarvoor in de plaats twee identieke keramiekbakken gekocht. Die lelijke rode van plastic is zelfs nog van Dickens geweest. Zijn laatste spoor is nu ook gewist. Ons huis is weer een beetje netter geworden.

Ik hang kotsend met mijn hoofd boven de toiletpot en kijk tussen het kotsen door naar mijn armen. Het vel hang erbij als van een oude man.

Eerst ben ik dit weekend diep verontwaardigd dat donderdagnacht na een voetbalwedstrijd een pogrom tegen Israëlische supporters heeft plaatsgevonden.
Dit weekend verandert het beeld enigszins. De Israëlische supporters zijn ook als barbaren door de stad getrokken. Het wordt gefilmd door een 16-jarige youtuber, Bender, die met zijn broer, Tommy B. en een vriend, Frits-Willem V. achter de horde aangaat. Terwijl de professionele journalisten op bed lagen, laat Bender zien wat er ook plaatsvond toen ze lagen te slapen.
Zowel Geert Wilders als Femke Halsema namen het woord pogrom in de mond dat in mijn hoofd is blijven hangen. In het ziekenhuis meldden zich vijf Israeliërs voor mishandeling. Schande. Maar is dat een pogrom? Het zijn schofterige daden van vermoedelijk Marokkaanse klootzakjes op scootertjes. Maar een pogrom?

Gisteren waren Wyb en ik voor het eerst in misschien wel twee jaar in Amsterdam. We schrokken van het aantal toeristen en het niveau van het toerisme, zo te zien is het een paradijs voor hoerenlopers, drugs- en zuipliefhebbers geworden. Zelfs de Haarlemmerstraat valt langaam ten prooi aan de toeristencultuur. De ene na de andere mooie winkel is verdwenen. Daarvoor in de plaats winkels vol containertroep uit China en coffeeshops. Weg winkeldiversiteit. En overal waar je in de stad loopt de stank van wiet. Woensdag gaan we gelukkig weer naar Cadouin.

Eindelijk eens regen in Nederland, wanneer kun je dat nog zeggen, meestal is het andersom.

In een bundel van de dichter Jan Emmens, gekocht in een kringloopwinkel, lees ik twee regels die me raken:
Hoe komt wie vliegt ooit tot bedaren,
en wie niet vliegt ooit van zijn plaats.

Ik moet markeren waar ik in de bundel van Emmens ben gebleven, een bladwijzer kan ik zo snel niet vinden en pak een reclame van Sushipoint, 25% afhaalkorting. Ik weet dat ik Jan Emmens daarmee eigenlijk beledig. Had ik vroeger nooit gedaan. Mijn gevoel voor eerbied is blijkbaar ook aan erosie onderhevig.

Het huis van het weekdier

 

 

 

__

Een dichter heeft
maar één stem.

De andere
klinken niet.

Journal

 

Snoepwinkel

Zondag 10 november, Delft

 

Goed beschouwd ben ik in een snoepwinkel komen wonen. Rotterdam, kwartiertje met de trein, en ik heb toegang tot de mooiste theaters, concertzalen en musea. Den Haag, tien minuten met de trein, idem dito. Na Cadouin, twee uur rijden met de auto naar Bordeaux, is dat toch een enorme luxe. Tot nu toe hebben we weinig gebruik gemaakt van die snoepwinkel, verhuisperikelen hadden prioriteit.

Maar afgelopen vrijdag was het dan zover. We gingen naar een dansvoorstelling van Club Guy and Roni, Faith. Wyb was de hele dag aan het werk in Den Haag, ik ging tegen zes uur met de trein richting Den Haag zodat we voor de voorstelling nog iets konden eten. Het werd een Vietnamees tentje, prima eten.

Daarna Faith. Overdonderend prachtig. Euforisch kwamen we de voorstelling uit. Dit is geen snoepwinkel, dit is Le Grand Boeffe. Wie verpletterd wil worden, raad ik aan te gaan.

Samen met de trein naar huis. Niets aan de hand.
Dat veranderde die nacht. Ik kwam moeilijk in slaap. Had het opmerkelijk warm. Dan een vaag gevoel van misselijkheid. De slaap kwam uiteindelijk met moeite. Werd wakker en voelde meteen dat het de verkeerde kant uitging. Een kwartier later stond ik gebukt over de wc-pot en zal de details besparen. Omgekeerde peristaltische bewegingen namen mijn normale motoriek over.

Toen eindelijk alles eruit was, was ik gevloerd. Ik kon nog maar één ding: liggen. En dat heb ik de daaropvolgende vierentwintig uur gedaan. Liggen, soms naar de wc voor wat naweeën.

Het was extra balen omdat Esmee en Arjan ons voor deze zondag hadden uitgenodigd voor een lunch in Amsterdam. De vraag was of ik dat zou halen. Ik weet dat een voedselvergiftiging heftig is, maar dat, als het gif uit je lijf is, het ook snel over kan zijn. Aldus geschiedde. Wij gaan ons nu opmaken om richting Amsterdam te gaan. Amsterdam, een uur en een paar minuten met de trein, dat mogen we toch best een ander onderdeel van de snoepwinkel noemen.

Journal

 

Skiff

Vrijdag 8 november, Delft

 

Ik heb in Nijmegen zo’n zeven jaar langs het Maas-Waal Kanaal gewoond. Ik vond het een genot om naast het kanaal te wonen. Het is een van de drukst bevaren vaarroutes van Nederland en het stampen van de bootmotoren vormde in die tijd de achtergrondmuziek van ons bestaan.

Even een terzijde. Op een nacht werden wij wakker van veel lawaai. Bleek er pal naast ons huis een schip gezonken. Zo zaten we de dagen daarna op de eerste rang om te zien hoe het schip werd geborgen.

Een van de geneugten van het kanaal was dat er schuin achter ons een roeivereniging was gevestigd en zo waren we regelmatig getuigen van het gedisciplineerd roeien van, bijvoorbeeld, de acht met stuurman en de ritmisch instructies van de stuurman.

Dit komt allemaal terug omdat wij nu vlakbij de Schie wonen. We wonen aan een gracht die uitkomt op de Schie, maar onze gracht is meer een woonstraat voor woonboten. Er is veel verkeer van futen, zwanen en wilde eenden, maar ik heb er nog geen boot zien varen. Niet gek, want het is een doodlopende straat.

Dat is anders bij de Schie. Als ik de deur uitga, linksaf sla en dertig meter loop, sta ik aan de oevers van de Schie. En, geluk, ook daar is een roeivereniging gehuisvest. Een vereniging met veel leden vermoed ik, want wanneer ik ook langs loop, er worden altijd wel boten in het water gelaten.

Mijn lievelingsboot is de skiff. Het is een smalle, eenmansroeiboot, speciaal gemaakt om zo min mogelijk weerstand van het water te hebben. Ze snijden door het water heen. De roeier of roeister heeft nog het meest weg van een vogel die met lange vleugels uit het water wil opstijgen. Met grote halen glijdt de skiff voorbij. Elke keer als ik er een zie is het genieten, een skiff is schoonheid.

Zeker op deze frisse ochtenden. Het gaat maar niet regenen in Nederland, dat neemt niet weg dat de ochtenden herfstfris worden. Al een paar keer dacht ik: ik moet vandaag toch echt handschoenen kopen. Volgende week gaan we echter naar Cadouin en daar ligt een paar handschoenen voor me in de kast te wachten. En op zo’n mooie herfstochtend, de lucht fris en schoon, zie je dan een skiff voorbij glijden. Vanmorgen gleden er zelfs vier achter elkaar. Een vlucht skiffs. Geen idee hoeveel skiffs zo’n vereniging eigenlijk heeft. Ik kijk ze na tot ze achter de brug zijn verdwenen.

Journal

 

Lawine

Donderdag 7 november, Delft

Aan het begin van de middag wandel ik met Dies langs de Schie. Daar is een lange, smalle groenstrook, net breed genoeg om Dies het idee te geven dat hij daar lekker kan rennen. We zijn halverwege als Anne belt, ze heeft nog steeds veel zorgen over Charlie, haar hond. Als ik zo loop voel ik mij steeds lichter in het hoofd worden. Ik zal hier dadelijk toch niet op de grond flauwvallen? Anne hangt op en ik keer meteen terug naar huis.
Ik ben net op tijd terug, want eenmaal thuis voel ik mij ongelooflijk moe. Ik kan alleen maar zitten. Dan krijg ik het opeens koud, rillen, mijn tanden klapperen. Voor mij het teken dat ik koorts heb en ik duik het bed in. Eindelijk warmte. Verder heb ik niets. Geen hoofdpijn, keelpijn, buikpijn, alleen die vermoeidheid. Wyb, die vandaag thuis werkt, zegt dat ik verder niets meer moet doen. Gewoon rustig blijven liggen. Volgens haar is het de weerslag van de spanning en drukte van de verhuizing.
Maar dan had ik daar toch veel eerder last van moeten hebben. Wat spanning en drukte betreft zijn we alle grenzen al gepasseerd. Als ik zo lig bedenk ik dat ik misschien een vorm van het Syndroom van Stendhal heb. Voor wie niet weet wat het Syndroom van Stendhal is. Het is een psychische aandoening die iemand krijgt als hij volledig wordt overrompeld door de schoonheid van kunst. Lichamelijke verschijnselen zijn een versnelde hartslag, duizeligheid, verwarring en flauwvallen.
Nou heb ik de laatste tijd verrekte weinig kunst gezien, dus dat kan het niet zijn. Ik zei niet voor niets: ‘een vorm van het Syndroom van Stendhal’. Ik denk dat ik lijd aan een teveel aan woorden. De afgelopen tijd ben ik bedolven onder een lawine aan woorden. Er is niemand die het aantal woorden bijhoudt dat mensen produceren, maar ik weet zeker dat rond de verkiezing van Trump nog nooit zoveel woorden zijn geproduceerd.
Een sneeuwlawine kan dodelijk zijn, een lawine van stenen en modder is vernietigend, en ik denk dat ook een lawine van woorden niemand onberoerd laat. Je kunt zeggen, och woorden, die staan gewoon op papier, die doen niemand kwaad. Maar vergeet niet dat woorden ertoe doen, ze bedriegen, ze kunnen pijn doen, schokken, beroeren, je in de zevende hemel laten belanden. Maar wat gebeurt er als je er te veel van binnenkrijgt?
Ik denk dat het bij mij het geval is. Al die woorden, ik heb ze bijna allemaal geconsumeerd. Het duizelt me, het maakt me mateloos vermoeid. Alle aspecten rond die Amerikaanse verkiezingen, ik heb het allemaal tot mij genomen. Ik ben bedolven onder een lawine van woorden. Mijn lichaam biedt weerstand, zegt: ‘Man, stop eens met het vreten van al die woorden.’ En het lichaam dwingt mij tot rust door me in bed te leggen.
Wyb zegt nog eens dat het vast de spanning en de drukte van de verhuizing is. ‘Nee,’ zeg ik, ‘ik lijd aan het Nimis Multi Verba Syndrome, het syndroom van een teveel aan woorden.’ Daar moet een mens voor oppassen, soms wordt het gewoon teveel.’

Journal

 

Zwart

Woensdag 6 november, Delft

 

Gisteren, eind van de middag, wandelde ik naar het pleintje in Delft waar het Filmhuis is gevestigd. Toen we vorige week naar de The Apprentice gingen, zag ik daar op de muur groot Wees Blij staan. Ik dacht: mooie foto voor onder mijn blog als Kamala Harris wint.

Voor niks, dacht ik vanmorgen toen ik tegen vijf uur wakker werd, de telefoon pakte en zag dat Trump op de overwinning afstevent. Ik wilde dit blogje vandaag zwart maken. Helaas wist ik niet hoe ik dat moest doen, vandaar toch maar wat woorden.

Tsja, wat moet ik eigenlijk zeggen? Ik vind het onbegrijpelijk dat meer dan de helft van de Amerikanen op iemand stemt waarvan je na vijf minuten luisteren weet dat het een sychiatrische patiënt is. Het is een trieste dag voor de restanten van mijn hippie verleden toen ik nog een naïef geloof in mensen had. All together now! Peace and love! Dat geloof ligt allang in gruzelementen.

Het is natuurlijk een mooie dag voor me als misantroop. Van hippie naar misantroop, een grote stap, maar dan heb je wel iets. Ik rook het eigenlijk al van grote afstand aankomen. Als je denkt dat het niet erger kan, wordt het toch altijd erger. Als misantroop haal ik toch mooi mijn gelijk: met de specie mens wordt het nooit iets.

Wie denkt dat ik somber word van dit soort ontwikkelingen die heeft gelijk op rationeel niveau. Maar mijn opgeruimde inborst wordt gelukkig niet aangetast. Het is een voorrecht om een observator te zijn en het gedoe van mensen op afstand te bekijken. Maar je zult er middenin staan, je zult een overtuigd Amerikaanse democraat zijn die zich het schompes heeft gewerkt om Trump te bestrijden en te vechten voor Kamala.

Ik kreeg gisteren een app’je van een vriend die schreef: ‘Misschien help het als we ons vasthouden aan de Stoa. Die leert dat er twee soorten problemen zijn: problemen waar je iets aan kunt doen en problemen waar je niks aan kunt doen. Aan het eerste soort kun je werken. Het tweede soort moet je onmiddellijk loslaten omdat je er toch niks aan kunt veranderen. Ik ga vannacht toch een uurtje of wat tv kijken.’

Ik antwoordde hem: ‘Ja, die Stoa. Het is een mooie theorie, maar dat stoïcisme past zo slecht bij mijn karakter. Ik zou best koel en met afstand naar dingen willen kijken waar ik geen invloed op heb, maar het lukt me niet. Ik wind me altijd op, word boos en krijg een overdreven dadendrang die uiteindelijk toch verzandt in toekijken. Ik had gehoopt dat dit met de jaren minder zou worden, maar aan woede, onmacht en opwinding heb ik nog niets aan kracht ingeboet. Fuck Trump. Fuck Wilders. Fuck Musk. Die veel te dure auto’s van hem zijn voor mij totaal besmet. Geen cent zal die lul aan mij verdienen. Zie je, het lukt me weer niet om stoïcijns op te reageren.’

De foto die ik gisteren maakte, zet ik hier toch maar onder. Ik draag hem op aan alle misantropen: wees blij, jullie gelijk is weer eens bewezen.

alle rechten voorbehouden © gerard tonen 2024