Dossiermoddergat.nl

gerardtonenblogt

Museum van de vergleden tijd 1

Pofbroek

Bij deze start ik een nieuwe rubriek in Dossiermoddergat: het museum van de vergleden tijd. In deze rubriek schrijf ik over een foto uit mijn oude fotodoos. Geen foto’s die ik onlangs heb gemaakt, ik bedoel vergeelde foto’s of bijna vergeelde foto’s. Enige jaren geleden begon ik het idee onder de kop Oude doos, daarvoor schreef ik één verhaal, ook te lezen en te zien in het museum, het is het eerste museumstuk. Hopelijk is dit idee een langer leven beschoren.

Ik open het museum met een foto uit mijn vroegste jeugd: ik voer de eendjes in het Kronenburgpark, een park dat bekend werd door een lied van mijn oude jeugdvriend Frank Boeijen. Ik ben verknocht aan het park. Als kind wandelden mijn moeder en mijn opa en oma er vaak heen. Ze woonden op de Weurtseweg en van daaruit heb je een mooi wandelingetje langs de Nijmeegse Waalhaven naar het Kronenburgpark.
Voor het laatste stukje moet je onder de Hezelpoort door, voor mij vroeger een magische tunnel met veel echo. Lekker schreeuwen en de schreeuw herhaalde zich hol. Als je door die donkere, ietwat gevaarlijke tunnel kwam, zag je al snel het Kronenburgpark. Bij binnenkomst stond een haringtent, op het bankje daarbij zaten de alcoholisten te drinken, vaak luidruchtig. Ik was altijd blij als we ze voorbij waren.

De foto is voor mij iconisch. Ik kan mij niet voorstellen dat ik dat blonde engeltje ben op de foto in die malle kleren. Voor mij en na mij heeft er volgens mij nooit meer een kind in die rare pofbroeken gelopen. Hij is maar heel even in de mode geweest en uitgerekend in die periode was ik kind. Die witte schoentjes waren in die tijd erg kek. Mijn moeder was apetrots dat ik ze had, vertelde ze later.

Ik denk dat deze foto de lievelingsfoto van mijn moeder was. Ik sta er, ik ben nu aan het gissen hoor, precies op zoals ze me graag zag in die tijd. Een net, mooi jongetje, ‘een plaatje’. Helemaal in het wit, onschuldiger krijg je het niet.

Ik kan me niet voorstellen dat ik het ben met dat blonde krullende haar. Heb ik dat ooit gehad? Ik heb er alleen een herinnering aan door foto’s. Ik heb het van mijn vader schijnt. Hij had als kind ook dat blonde haar. Die blondheid verloren we toen we vier, vijf jaar oud waren. De krullen bleven.

Hoe oud zal ik op de foto zijn, twee, drie jaar? Ik geloof dat de foto, die onderdeel is van een kleine serie, is gemaakt door mijn vader die een Agfa click camera had, zo’n vierkante box waar hij best vaak mee fotografeerde waardoor ik nog veel jeugdfoto’s heb. De camera ligt nu ergens bij ons op zolder in Saint-Hippolyte.

De foto is sinds ik mij de foto bewust ben beschadigd. Er loopt een blauwe lijn van mijn heup naar het water, net alsof ik aan het vissen ben. Het is een kras van een balpen, een van mijn vroegste krassen. Zal mijn moeder niet leuk hebben gevonden.

Dertig jaar later ging mijn moeder in een flat op de Veemarkt wonen, het is het plein voor het Kronenburgpark. In die tijd wandelden we met Anne en Esmee door het park. Ik maakte op mijn beurt foto’s van de kinderen. Eendjes voeren, een favoriete bezigheid van elk kind en een geliefd onderwerp voor familiefotografie.

Fiets

 

Met sommige foto’s ben je vergroeid omdat je de foto zo lang kent, zo vaak hebt gezien. Dit is zo’n foto. Het is een gelukkig foto. Als ik deze foto zie, weet ik dat het een mooie dag was, dat ik mij gelukkig voelde. Dat zie je ook wel aan de glimlach op mijn gezicht.

Op de foto show ik mijn nieuwe fiets. Ik heb hem met Sinterklaas gekregen. We vierden Sinterklaas altijd bij mijn opa en oma op de Weurtseweg met de hele familie. Ik zal zeven, acht jaar zijn geweest. Kleurenfoto’s bestonden toen nog niet, maar ik weet dat de fiets rood en wit was. Het was een fijn ding, dat lekker makkelijk fietste.

De foto is genomen op het erf van Tante Mies. Zij woonde een paar straten van ons vandaan op de St. Jacobslaan. Ik zeg het eigenlijk fout: ik zeg ‘zij woonde’, maar zij woonde er met een heel gezin. Achter mij staat een van haar dochters. Toen de foto werd gemaakt, heette zij nog Marijke. Later, in haar puberteit, veranderde zij haar naam in Mariska, aan die naam heb ik nooit kunnen wennen.

Soms mocht ik bij Tante Mies logeren. Ik sliep dan samen met Marijke in een bed. Als enig kind vond ik dat heerlijk. Ik denk dat bij een van die logeerpartijen mijn erotisch ontwaken is begonnen.

Mariska trouwde later met een Spanjaard en woonde een tijdje in Spanje. Samen hadden ze ook nog een café in Nijmegen, bij de Waag. Hij was een aardige man, maar ten aanzien van hem voelde ik altijd een soort jaloezie. Mariska hoorde eigenlijk bij mij en niet bij hem.

Tante Mies had ook een man, Ome Geert. Ome Geert lag altijd op de bank, een flesje Grolsch binnen handbereik. Hij leefde binnen het vrolijke gezin op die bank zijn eigen leven. Ome Geert was er wel, lag altijd op die bank, maar hij speelt in geen enkele herinnering van mij een rol.

Op de foto is ook een volière te zien. Dat was een hobby van Ome Geert, hij hield kanaries. Zoals ik het nu nog heerlijk vind om naar vogels te kijken, vond ik dat toen ook al. Er hingen diverse nestkastjes in de volière waarin je kale vogeltjes om eten zag vragen.

De hond die Marijke vasthoudt, heette, geloof ik, Loesje. Het was een blafferige en felle terriër met stug haar.

In de boom helemaal rechts, een appel- of perenboom groeide een kruisbeeld. Iemand had daar ooit een kruisbeeld aan opgehangen en langzaam groeide er steeds meer schors om het kruisbeeld. Het beeldje was helemaal vergroeid met de boom.

Het huis van Tante Mies is al lang afgebroken, het is opgeofferd voor een parkeerterrein bij een grote Albert Heyn. Huis weg, volière weg, bomen weg. Zo word je verleden gesloopt, omgeploegd, geplaveid.

Alle rechten voorbehouden © Gerard Tonen 2015